Hoofdstuk 6
Afdeling Defensie
Kara hield haar gouden sleutel klaar in haar bevende handen. Er ging een rilling van zowel opwinding als angst door haar heen. Het onbekende was angstaanjagend, maar tegelijkertijd opwindend. Het was als een enorme achtbaan die wiebelde en kraakte en ieder moment uit elkaar kon spatten. Deze nieuwe afdeling was geheim, had David gezegd. Een gevoel van trots welde op in haar borst en ze moest onwillekeurig glimlachen. Misschien was dit haar kans om het Legioen voor eens en voor altijd te bewijzen dat ze zuiver was; dat ze een echte engelbewaarder was, trouw aan de zaak, dat ze klaarstond en bereid was om stervelijke zielen te redden.
De liftdeuren zeiden ting terwijl ze open gingen. De stokoude primaat op de liftbediendestoel zat zo voorovergebogen dat zijn hoofd de zitting bijna raakte. Zijn vacht was helemaal wit. Zijn ellebogen en knieën waren droog en de huid was gebarsten en schilferig. Zijn gezicht was zo gerimpeld dat Kara nauwelijks zijn vochtige roze ogen kon zien die verborgen zaten in de lagen. Hij had een ronde monocle die comfortabel in zijn rechter oogkas rustte. Zijn enorme lippen waren opeen geperst tot een harde lijn.
“Welke verdieping, juffrouw?” zei de witte primaat met raspende stem, alsof hij voor het eerst sinds jaren sprak.
Kara zag zijn lippen bewegen en realiseerde zich dat hij geen tanden had. “Eh...vijfde verdieping alstublieft.”
De oude aap keek Kara onderzoekend aan. “En heeft u daar de sleutel van, juffrouw? Alleen degenen met een gouden sleutel kunnen naar de vijfde verdieping gaan.”
“Dat was ik haast vergeten... hier.” Kara overhandigde de aap haar gouden sleutel.
Hij hield de sleutel vlak voor zijn monocle. Hij onderzocht hem nauwkeurig, alsof Kara een valse sleutel had gemaakt. Toen hij tevreden leek te zijn haalde hij hem door een dunne gleuf onder het bedieningspaneel. Er scheen gouden licht uit de kleine opening en de lift schudde lichtjes heen en weer terwijl de deuren dichtschoven. Toen drukte de oude primaat op de koperen knop bij het nummer 5 op het bedieningspaneel en schoot de lift met een ruk omhoog.
Kara voelde zich opgewonden. Ze was nog nooit op de vijfde verdieping geweest en volgens David scheen het iets heel belangrijks te zijn. Ze hoopte inwendig dat het hele gerucht dat ze getekend was eindelijk uit de weg geruimd was.
Waarom zouden ze haar toelaten tot zo’n geheime groep als ze eigenlijk geen geloof in haar hadden? Ze beet op de binnenkant van haar wang en besloot dat ze haar tot op zekere hoogte wel moesten vertrouwen. Er welde een vonkje van opwinding in haar op. Ze dacht dat haar beste kans om haar moeder te vinden waarschijnlijk op deze nieuwe afdeling lag. Ze had er nog geen idee van hoe ze het klaar zou spelen. Maar op de een of andere manier wist ze dat de kans heel groot was dat het zou lukken.
Even later schoven de liftdeuren weer open en werd er een enorme ronde kamer zichtbaar ter grootte van een honkbalveld. Metalen trappen liepen naar een tweede en derde verdieping waar honderden kantoren waren, allemaal gescheiden door glazen muren. Honderden engelbewaarders liepen de trappen op en af of zaten aan bureaus, met hun vingers druk in beweging op toetsenborden.
Ze vestigde haar blik op grote holografische schermen die op bewegend behang leken. Ze keek hoe de EB’s de schermen aanraakten en beelden lieten verdwijnen en andere beelden ervoor in de plaats lieten verschijnen.
Er stond een groot rond bureau op een podium in het midden van de grote ruimte. Er zat een groep engelen rond het bureau, die argumenteerden over de betekenis van de holografische beelden. Er zat een grote man in deze groep. Hij had kort bruin haar dat in de war zat, en hij had een lichtbeige huid. Zijn strakke zwarte Tshirt omsloot een gespierde borst. Kara kon zien dat hij een zwarte cargobroek aan had, die veel weghad van een legerbroek. Ze realiseerde zich direct dat dit Aartsengel Cassiël moest zijn. Hij was groot, maar toch lang niet zo groot als Gabriël.
Zonder er bij na te denken stapte Kara de lift uit en zette haar voeten op de grijze betonnen vloer.
“Ahum.” De witte primaat stak een lange magere arm uit. Hij wees naar haar met de gouden kaart. “Vergeet uw kaart niet, juffrouw.”
“O ja.” Kara deed een stap terug en greep haar kaart. Ze keek even naar de sterren die erin gegraveerd stonden en stopte hem toen in haar zak.
“Dank je...”
De liftdeuren gingen vlak voor haar neus dicht.
“Dat is nou weer echt iets voor die apen,” siste Kara boos. “Je zou denken dat ze wat vriendelijker zouden zijn...maar nee. Gewoon maar een stelletje idiote apen...”
“Tegen wie heb je het?”
Kara deinsde achteruit en draaide zich om. Een fijn gebouwd tienermeisje met een paars rattekopje staarde haar aan. Haar grote groene ogen waren omrand met zwarte koolpotloodlijnen en paarse oogschaduw. Ze was mooi met scherpe gelaatstrekken. Ze glimlachte naar Kara. Ze ging precies zo gekleed als de aartsengel Cassiël, behalve dat haar truitje paars was. Haar glimmend gepoetste paarse legerlaarzen glansden in het zachte licht dat afkomstig was van de neonlichten aan het plafond. Het rattekopje is kennelijk gek op paars.
Ze begon zich een beetje onaangenaam te voelen onder de vorsende blikken van het rattemeisje. Ze draaide haar hoofd naar de lift. “Eh...niemand. Ik bewonderde enkel maar de…graveringen op de deuren,” loog ze en durfde haar niet in de ogen te kijken.
“Is het heus,” lachte het meisje. Ze trok haar wenkbrauwen op. “Jij bent me een rare. Welnu; jij bent dus de beroemde Kara.” Ze glimlachte nog breder. Ze vond het amusant dat Kara zich niet op haar gemak voelde onder al die aandacht en stak haar hand uit. Haar nagels waren versierd met paarse nagellak. “Ik ben Jenny Harris.”
Na een korte aarzeling schudde Kara haar hand. “Aangenaam, Jenny.”
“Ook zo.” Jenny stak haar handen de lucht in. “Welkom bij de DUA.”
“DUA?” Gabriël en David hadden niets gezegd over die afkorting.
“DUA-Demonen Uitroeiings Afdeling,” lichtte Jenny haar vol trots in. “Wij sporen demonen op en roeien ze uit.” Ze draaide zich om en wees naar de holografische schermen. “Van hier uit houden we de aarde in de gaten. En zoeken we naar demonische activiteit.”
“Demonische activiteit? Wat voor demonische activiteit? Zoals wanneer ze ons aanvallen, of als ze proberen een ziel op te eten?” vroeg Kara. Ze herinnerde zich het nieuwe soort demon dat Toms levensbron opzoog als een ontbijtshake en vroeg zich af waarom de DUA niet was meegekomen met David en de anderen.
Jenny knikte. “Ja. Maar we zoeken voornamelijk naar openingen.”
“Openingen?”
“Zwarte gaten die veroorzaakt worden door veranderingen in de magnetische velden van de aarde. Jullie noemen het waarschijnlijk portalen of deuren. Demonen reizen heen en terug van hun rijk naar de aarde door openingen; hoe meer openingen ze maken, des te meer demonen er op aarde rondlopen. We sporen ze op en roeien ze uit.” Haar gezicht stond ernstig.
Er kwam Kara een beeld van een hogere demon voor ogen. Ze huiverde. “Dus... hoe zit het met de zielen? Die kunnen we wel redden, denk ik?”
“Als we dat moeten,” zei Jenny. Haar puntige gezicht verstrakte. “Maar hier in de DUA gaat het om de openingen. We maken de aarde veilig zodat de engelbewaarders rustig hun werk kunnen doen zonder aangevallen te worden.”
Kara dacht aan haar moeder. “Dus het is ons werk om stervelingen en engelen veilig te houden. Dat vind ik fijn.”
“Goed zo. Kom maar,” zei Jenny, “ik ben verondersteld om je een rondleiding te geven.” Ze gebaarde met haar arm dat Kara mee moest komen.
Jenny sprong en draaide door doolhoven van bureaus, glazen muren en holografische schermen terwijl Kara naast haar liep. Ze was zich bewust van alle ogen die op haar gericht waren maar ze was dankbaar. Ze schenen ervoor op te passen dat ze niet naar haar staarden en keken snel weer voor zich.
Ze had het gevoel of ze op de brug van de USS Enterprise liep. Ze realiseerde zich dat de EB’s hier allemaal gekleed gingen in uniformen die bedoeld waren voor specifieke taken; zwart, kaki-groen of marineblauw. De engelbewaarders in kakigroen zaten rond bureaus en bedienden computers. Die in het blauw hadden hun eigen kantoren en sommigen gingen trappen op en af met mappen in de handen. Kara kon zien dat alle EB’s in het zwart rond de grote ronde tafel zaten. Ze luisterden allemaal aandachtig naar wat Cassiël hen te vertellen had.
Jenny nam Kara mee naar de rand van de ronde kamer. Ze stond stil bij een kubusvormig bureau waar een holografisch scherm boven zweefde. Kara liep er wat dichter naar toe en kon vijf verschillende beelden zien van gebouwen en bruggen in steden.
“Kijk hier,” zei Jenny, en ging op een bureau zitten. Ze raaktte het scherm aan met haar wijsvinger. Direct vulde het beeld dat ze aanraakte het hele scherm en verdwenen de andere beelden.
Kara knipperde met haar ogen en staarde naar een donkere steeg aan een straat die ze niet herkende. “Wat is dit?”
“Dit,” zei Jenny terwijl ze het scherm weer aanraakte en Kara het duidelijker zag worden, “is een opening.” Jenny wees naar de bakstenen buitenmuur van een gebouw.
Kara spande zich in om iets te kunnen zien. “Ik zie nergens een deur. Weet je zeker dat er een is?” Ze deed een stap naar voren en hield haar hoofd schuin.
Jenny glimlachte, duidelijk geamuseerd door Kara’s onvermogen om een deur te onderscheiden. “Kijk nog eens, en probeer een golfachtige beweging te onderscheiden langs de stenen. Zoals een hittegolf.”
Kara hield haar gezicht nog dichterbij. Ze zag een kleine beweging in het beeld; een minieme golfachtige beweging, alsof een plek op het beeld opeens heet was geworden.
“Ik geloof dat ik het nu zie. Het lijkt op een hittegolf.” Met haar vinger raakte Kara de opening aan. Het beeld werd nog dichterbij gebracht.
“Zo ziet een deur naar het demonenrijk er dus uit.”
“Inderdaad.” Jenny keek op en klikte met haar vingers. Een engelbewaarder met een kakigroen uniform aan kwam haastig naar hen toe.
“Scott-ga Jules halen en zeg tegen haar dat er mogelijk een opening zit op deze locatie.” Jenny wees naar het scherm en Kara zag het adres in grote witte blokletters: 54 Piazza del Colosseo, Rome, Italië.
Kara verschoof haar gewicht naar haar andere voet. “Wauw-te gek zeg.” Ze bleef naar het holografische beeld staren. Als DUA openingen kon vinden, dan zouden ze toch gemakkelijk een engelenziel kunnen opsporen. Dan zou ze haar moeder kunnen redden.
“Die holografische schermen...kunnen ze daar andere dingen mee opsporen, zoals...zielen misschien?” vroeg Kara, terwijl ze haar best deed haar stem in bedwang te houden.
Jenny sprong van het bureau af. “Zielen?” Ze keek Kara aandachtig aan. “Nee…waarom?”
“Daarom. Ik vroeg het me alleen maar af.” Kara deed haar best om haar teleurstelling niet te laten blijken.
Jenny keek haar even aan. “Die holografische schermen,” ze hief haar armen op en gebaarde door de zaal, “vertegenwoordigen alle verschillende locaties rond de aarde. We sporen openingen op in iedere stad en continent op de wereld. We stellen vast waar ze gelegen zijn en sturen dan teams uit om ze te vernietigen. Maar we slagen er niet altijd in.”
“Wat bedoel je?”
“Nou,” antwoordde Jenny, “soms is iets dat er uit ziet als een opening alleen maar een flakkering in de aardlagen en soms blijven de deuren niet lang genoeg open om de juiste locatie vast te stellen.”
Kara bleef naar het scherm staren. “Hoe lang ben je nu al bij de DUA?”
Jenny’s gezicht klaarde op. “Ongeveer een jaar nu,” antwoordde ze. “Ik had er geen idee van dat deze plaats bestond totdat ik hier aankwam.”
“Ja, het is een groot geheim. Een vriend van me wil hier ook graag komen, maar hij wordt hier om de een of andere reden niet toegelaten.” Kara vroeg zich af wat David nu op dit moment aan het doen was.
“Nou…ik weet wel dat ze heel kieskeurig zijn wie ze hier binnen laten.” Jenny tuitte haar lippen. Ze barstte uit in een gegiechel. “Ik heb er nog steeds geen idee van waarom ik hier ben.” Ze sperde haar ogen wijd open. “Maar ze zeggen dat iedereen uitgekozen wordt om een bijzonder talent dat hij heeft. We weten allemaal wel wat het jouwe is.”
Kara zuchtte. Het scheen dat de hele afdeling dacht dat ze een ongelooflijk talent bezat. Iedereen had van haar gevecht met Asmodeüs gehoord. Iedereen verwachtte bijzondere dingen van haar. Wat zou er met haar gebeuren als ze zich realiseerden dat ze haar macht niet in bedwang had? Zou ze dan ontslagen worden?
Kara schudde haar hoofd. “Ik weet niet wat ze van me verwachten. Wat dit talent ook is dat ik heb, ik weet niet eens hoe ik ermee moet omgaan. Misschien heb ik het niet eens meer.”
Jenny draaide een stukje paars haar tussen haar vingers. “Nou, dat zal wel meevallen. Ik weet zeker dat je het wel zult kunnen.”
Jenny’s aandacht werd afgeleid door iets anders. Ze keek op. “O, ze zitten klaar voor ons; kom.” Jenny leidde Kara naar de grote tafel; naar Cassiël en de veertig bewaarders die rond de tafel zaten en haar aankeken alsof ze een buitenaards wezen was.
Cassiël schoof zijn stoel achteruit en stond op toen Kara en Jenny er aankwamen. Hij had hazelnootbruine ogen met dunne wenkbrauwen er boven. Hij had een knap gezicht, zoals alle aartsengelen, maar een lang litteken onder zijn linkeroog verried dat hij bij een gevecht betrokken was geweest. Kara vroeg zich af of hij nog andere littekens onder zijn kleren had zitten.
“Welkom Kara, bij de afdeling Defensie.” Cassiël strekte zijn armen uit in een omhelzing.
“D-dank u,” stamelde Kara. Dat ik dat nou zeg, ik ben toch zo’n idioot.
Cassiël klapte in zijn handen. “Goed. Ik ben blij dat te horen. Ik ben bijzonder blij met een engel met zulke bijzondere talenten in mijn team. Ik weet zeker dat je het heel goed zult doen bij DUA.” Er kwam een warme glimlach op zijn gezicht.
Kara ontspande zich wat meer. Cassiël scheen niet zo imponerend of arrogant te zijn als de andere mannelijke aartsengelen die ze ontmoet had. Rafaël was de enige aartsengel die bijzonder vriendelijk voor haar was geweest en zij was misschien wel iets te moederlijk geweest.
“Dank u,” glimlachte Kara breed, maar deed haar mond direct weer dicht toen ze besefte wat een stomme indruk ze wekte. Ze keek tersluiks naar Jenny die haar zelfgenoegzaam aankeek.
Cassiël ging verder: “Nou laat me je dan voorstellen aan de Veldafdeling.” Met een armgebaar wees hij naar de groep mensen die rond de grote tafel zaten, “Hallo allemaal, dit is jullie nieuwe lid Kara Nightingale.”
De meesten glimlachten en heetten haar welkom, maar Kara merkte op dat er een groepje was met argwanende gezichten, een duidelijk teken dat ze bij hen niet welkom was. Ze fluisterden tegen elkaar en keken af en toe op met vuile blikken. Kara’s keel werd dichtgeknepen. Ze zette een dapper gezicht, forceerde een glimlach en knikte naar de groep.
Cassiël merkte haar ongemak op en staarde even over zijn schouder. Hij bestudeerde de groep die aan het fluisteren was. Zijn wenkbrauwen gingen omlaag. Maar toen hij Kara weer aankeek was er geen spoor van boosheid op zijn gezicht te zien.
“Kara, jij zult deel uitmaken van de veldafdeling in de DUA,” zei Cassiël; zijn stem schalde door het vertrek.
“Het is de gevaarlijkste afdeling in het hele Legioen. Hier sporen we vijandelijke openingen op en maken de weg vrij voor onze mede-engelen. We redden levens en zorgen voor de toekomst van de aarde.” Hij reikte in zijn broekzak en haalde een zwart leren etui tevoorschijn. “Hier...gebruik dit. Het is je identificatiepas. Je kunt je gouden sleutel er in doen.”
Kara pakte het etui aan. Het ging makkelijk open. Er was een gouden schild aan de binnenkant bevestigd, zoals een politiepenning. Er waren piepkleine lettertjes op geëtst, in een taal die Kara niet kon lezen. Nu voelde ze zich helemaal als een CIA-agente. Er speelde een glimlachje rond haar lippen.
Cassiël keek haar even aandachtig aan. “Nu moet je je uniform aantrekken.” Hij draaide zich om en wuifde naar Jenny. “Jenny, wil je Kara’s uniform even voor haar halen?”
“Jawel commandant,” antwoordde Jenny direct. Ze draaide zich om en struinde naar de achterkamer. Kara kon metalen kastjes met deurtjes onderscheiden, zoiets als kluisjes. Even later kwam Jenny terug met een stapel zwarte kleren tegen zich aangedrukt. Aan haar vrije arm bungelde een paar zwarte legerlaarzen.
“Je kunt je daar verkleden.” Jenny overhandigde Kara de kleding en de laarzen en wees naar iets wat op een paskamer leek.
Kara pakte de kleren aan en liep naar de paskamer. Binnen twee minuten had ze een zwarte cargobroek met allerlei extra zakken en een zwart Tshirt aangetrokken en propte ze haar voeten in een paar glimmende legerlaarzen. Het verbaasde haar hoe licht ze waren. Ze bewoog haar tenen. Uiteindelijk trok ze een kort vliegeniersjack aan. Dat voelde eerst heel zwaar aan. En toen kwam ze er achter hoe dat kwam. In de binnenzakken zaten een polshorloge, twee korte dolken en drie zilveren knikkers.
Kara trok een vies gezicht. “Wat zijn dat voor dingen in ’s hemelsnaam? Ik geloof niet dat je daar een demon veel kwaad mee kunt doen.” Ze deed ze terug in haar jaszak. Ze liet haar oude kleren op een houten bankje achter en ging weer naar de rest van de groep.
Het vriendelijk stemmengemurmel dat bij Field Division te horen was werd opeens onderbroken door een plotselinge dringende kreet van een engelbewaarder. Er rende een mannelijke engelbewaarder in een marineblauw uniform rakelings langs Kara en rende op Cassiël af.
“Er komt een rapport binnen van afdeling NA-212,” kondigde de engel aan. “Het komt van Catherine, meneer. Ze heeft er een van dat nieuwe soort in het vizier gekregen!”
Cassiël ging naar het midden van de grote tafel. “Snel, breng het op het scherm, Steven!” Hij leunde voorover met zijn handen stevig op tafel gedrukt.
Steven had lang blond haar dat hij bij elkaar gebonden had in een staartje, hij had een dikke nek en vierkante kaken. Zijn vingers vlogen over een toetsenbord aan de rand van de tafel. Kara vond dat hij er uitzag als een jonge gladiator. In een flits schoot er een hologram omhoog van een vrouw, verkleind tot ongeveer een halve meter, uit een gat in het midden van het bureau. Er kwam licht uit het gat dat het hologram omlijstte, zoiets als een semitransparante cylinder. Kara zette een stap vooruit. Ze realiseerde zich dat de vrouw in doodsangst zat.
“M-m-meneer,” hoorden ze een krassend stemmetje zeggen, alsof het uit een oude radioluidspreker kwam. “We worden...aangevallen. Het nieuwe soort doodde...” De stem brak en was opeens verdwenen. Catherines mond bewoog nog maar er kwam geen geluid uit.
“Catherine!” schreeuwde Cassiël. “Catherine, we horen je niet meer!”
Het hologram scheen even wat minder fel, alsof er een golf doorheen ging en kwam toen terug, samen met Catherines stem.
“…allemaal dood…kon er niet tegenop...” zei Catherine met een angstig gezicht. Er kwam stralend licht uit de vele wonden die ze had opgelopen. “-te machtig...” Ze keek achter zich alsof ze iets had gehoord. Ze trok haar zwaard. Maar ze was niet snel genoeg.
Catherines lichaam werd met angstaanjagende kracht naar achteren gegooid. Kara hoorde een afschuwelijk geschreeuw. Toen kwam er niets meer.
Het hologram bibberde en verdween.