Hoofdstuk 8

Gedurende het weekend van 14 en 15 augustus werd een filiaal van de Société Générale op het Ile St.Louis in Parijs beroofd. De inbraak was een exacte kopie van de kraak in Nice.

De bende was binnengekomen via de riolen. Vanuit het riool hadden ze een tunnel negen voet gegraven naar de muur van de kluis, en toen een gat gemaakt in het gewapend beton van de muur. Om de lucht in de tunnel vers te houden hadden ze precies zo'n zelfde rookafzuiger gebruikt als in Nice. Ze gebruikten een laser om de kluisloketten open te maken. In totaal braken ze honderddertig van de honderdeenennegentig loketten open.

Er was echter een alarmsysteem in deze kluis, en dat ging ook inderdaad af. Als reactie daarop schoten twee bewakers toe. Toen ze niets bijzonders zagen, dachten ze dat het alarm vanzelf af was gegaan, en deden verder niets.

Het ironische bij dit incident was, dat de verzekering sinds de kraak in Nice een nieuw contract had afgesloten met de Société Générale maar dat contract zou pas op 28 augustus ingaan.

Twee detectives werden vanuit Nice naar Parijs gestuurd om de politie van de metropolis te komen helpen. Parijs was ervan overtuigd dat beide klussen door dezelfde bende waren uitgevoerd, en ze drongen er op aan dat Albert Mouray met zijn arrestaties zou wachten terwijl zij de zaak uitplozen.

Naarmate het onderzoek vorderde, bleek echter dat de theorie dat één bende beide klussen had uitgevoerd, steeds minder houdbaar begon te worden.

De Parijse bende was slordig geweest. Verschillenden van hen waren gezien, en getuigen konden hen identificieren aan de hand van het politie dossier met foto's van bekende misdadigers. De rovers uit Nice hadden geen enkele aanwijzing achtergelaten, maar in Parijs was dat heel anders. De gereedschappen die in Nice waren gebruikt, waren voor het merendeel dingen geweest van dertien in een dozijn, zoals hamers en beitels, maar in Parijs was er een laser gebruikt (In dit stadium wist de politie nog niet dat Spaggiari wel een laser had gekocht, maar hem niet had kunnen gebruiken.)

Dan was er ook de kwestie van de psychologie van de zaak. De bende in Nice was er vandoor gegaan met een buit van volgens de laagste schatting 6,2 miljoen dollar (dit is de schatting van de bank. Om redenen die later uiteen gezet zullen worden, moet dit als een minimum worden beschouwd) was het wel waarschijnlijk dat ze hun nek zouden riskeren bij een tweede kraak vóór ze de tijd hadden gehad om dat geld uit te geven?

De discussie sleepte zich voort. Het kon geen kopie van de misdaad zijn, zei Parijs, want zij had precies vier weken na de kraak in Nice plaatsgevonden, en die tijd was niet voldoende om dit soort berovingen te plannen. En het was erg lastig aan te nemen, dat hetzelfde briljante idee ongeveer tegelijkertijd was opgekomen in twee volledig verschillende misdadige breinen.

Maar Albert Mouray begon steeds nerveuzer te worden. Elke dag die verstreek maakte het waarschijnlijker dat een van de mensen die hij liet schaduwen het waren er inmiddels meer dan veertig zou merken dat ze hem volgden en alarm zou slaan. En dan zouden de vogels gevlogen zijn.

Tenslotte verrichte Parijs een arrestatie. Ray mond Brisacier, eigenaar van een garage, werd gepakt toen hij probeerde een van de gouden staven te ve rkopen die uit de bank op het Th e St. Louis waren gestolen. Men lette scherp op een mogelijke reactie van de verdachten in Nice. Het gebeurde leek hen koud te laten. Waaruit volgde dat het twee afzonderlijke bendes waren.

Parijs gaf nu zijn fiat, en Mouray stelde een nieuwe datum vast: 26 oktober.

Gedurende dit uitstel van twee maanden, bracht Spaggiari zijn tijd door met reizen.

Eerst ging hij naar Guatemala. Daarna naar de Verenigde Staten. Hij zocht een hotel of restaurant dat hij kon kopen. En terwijl hij daar was, nam hij contact op met de CIA.

(Dit lijkt misschien vreemd voor Europeanen, want je kunt eenvoudig niet zomaar gewoon contact opnemen met een nationale spionage organisatie. Weinig gewone mensen weten zelfs maar waar de hoofdkwartieren van het Deuxième Bureau of Ml5 liggen. In de V.S. echter, kun je even gemakkelijk contact opnemen met de CIA als met het electriciteitsbedrijf; en als je de Geheime Dienst belt, dan nemen ze gewoon de hoorn op en zeggen: 'Geheime Dienst'.)

Spaggiari had aangeboden om voor de CIA te gaan werken. 'Met mijn organisatie kan ik elke klus opknappen,' pochte hij. 'Waar dan ook, of wat dan ook. Ik kan elke kluis openkrijgen, elke ambassade binnenkomen ...'

Amerika's spionnen waren in die tijd een nerveuze groep. Tijdens het Watergate schandaal had de pers hen door de mangel gehaald. Ze vroegen Albert hoe ze konden weten of hij geen halve gare was, of zoiets.

'En als ik jullie eens vertelde dat ik de Kraak van de Eeuw heb gepleegd de beroving van de Société Générale bank in Nice? Zou dat voldoende zijn?'

Net als alle spionnen, was ook de CIA niet al te kieskeurig over het gehalte van de personen van wie ze hun inlichtingen konden krijgen. Maar net als de bende uit Marseille, het Commando Delta van de OAS, en Pierre Lagaillarde wantrouwden zij Albert Spaggiari. Het was het thema verhaal van zijn leven.

Echter, ze speelden netjes het spelletje van de Frans Amerikaanse samenwerking, en stuurden een verslag van het onderhoud naar Interpol. En in de loop van september gaf Interpol het rapport routine getrouw door aan de politie van Nice.

En die deed niets.

En dit is dan het tweede mysterie met betrekking tot het onderzoek van de politie van Nice over deze zaak.

Later zei een woordvoerder van de politie: 'Er was geen enkel hard bewijs. En trouwens; in die periode werden we overspoeld met informatie, waarvan het merendeel vals was.'

Dit is een belachelijk excuus. Spaggiari had twee lange gevangenisstraffen uitgezeten, en hij was ervan verdacht, nog bij verscheidene andere misdaden betrokken te zijn geweest. De politie van Nice kreeg hier een bekentenis onder getuigen op een presenteerblaadje aangeboden. Toch lieten ze Spaggiari niet oppakken; ze ondervroegen hem zelfs niet om te zien of hij een alibi had; ze zetten hem niet op de lijst van te schaduwen verdachte personen; en ze arresteerden hem niet bij de grote razzia van 26 oktober. Met betrekking tot Albert Spaggiari schenen ze blind en doofstom te zijn.

Bovendien gingen juist in deze periode Spaggiari en zijn vrouw op reis naar Japan, samen met de Burgemeester van Nice.

Deze Burgemeester, Jacques Médecin, was tevens Minister van Toerisme in de regering van Giscard d'Estaing. Onder zijn toezicht organiseerden de steden Nice, Cannes en de staat Monaco een reizende tentoonstelling die Japan moest aandoen en daar reclame maken voor de Cöte d'Azur. Ze namen kunstschatten met zich mee uit de plaatselijke musea: schilderijen van Chagall, Matisse, Léger en Fragonard; beeldhouwwerken van Giacometti; glaswerk van Biot. Ook mee gingen verscheidene voorbeelden van plaatselijke produkten, zoals Proven Waalse wijn en olijfolie; plus een groep mannequins om de Franse haute couture te tonen. Er werd een Boeing 707 gecharterd, maar die was groter dan men nodig had. De extra plaatsen op die reis werden dus verkocht voor zevenduizend francs per stuk een gok. Spaggiari kocht er twee van.

Médecin had een paar weken later moeite om uit te leggen dat de Spaggiari's als aparte groep hadden gereisd, en met de reizende tentoonstelling niets te maken hadden. Hij zei, dat hij Spaggiari in het vliegtuig zelfs niet gezien had, en dat het echtpaar had verblijf gehouden in een ander hotel dan de officiële groep. Spaggiari deed bij deze gelegenheid geen dienst als fotograaf van de Burgemeester. Deze voegde eraan toe: 'Het ligt in de aard van een intelligent misdadiger om zijn ware aard te verbergen achter een masker van eerlijkheid.'

Het vliegtuig vertrok op 6 oktober, en vloog via Parijs en Anchorage naar Tokio. De officiële groep verbleef in het Keizerlijk Hotel, en de Spaggiari's lieten zich inschrijven in het Hilton. Een van de journalisten, die was meegereisd zei: 'Het waren enthousiaste toeristen, en ze gedroegen zich alsof ze op huwelijksreis waren. Albert lette goed op Audi, zorgde ervoor dat ze nooit ergens alleen heen ging, en gaf haar altijd cadeautjes. Ze leken veel van elkaar te houden.'

Op 16 oktober gingen ze verder naar Hong Kong, waar ze verbleven in het Mandarin Hotel. Albert kocht drie pakken voor zichzelf en een halssnoer met zwarte parels voor Audi. Drie dagen later gingen ze naar Bangkok, waarbij ze onderweg over de Mekong Delta vlogen. Spaggiari kreeg een gevoel van heimwee naar zijn dagen als parachutist in Vietnam. 'Al die vier jaren in Indochina kwamen bij me terug,' zei hij later. 'Ik voelde een brok in mijn keel en tranen in mijn ogen.'

Ze zonnebaadden aan het zwembad van het Siam Intercontinental Hotel, en bezichtigden honderden pagode's met duizenden Boeddha's. Ze bezochten antiekwinkels, juweliers en kooplieden in zijde.

Op 24 october keerden ze terug in Nice via New Delhi, Teheran en Tel Aviv.

Had Spaggiari een of ander duister motief voor deze reis? De Japanse krant Mainichi liet doorschemeren dat hij in Tokio goud en juwelen had verkocht, en met het geld kunstvoorwerpen had aangeschaft. En inderdaad, als hij gestolen juwelen uit Frankrijk had willen krijgen, dan was wellicht zijn beste kans: het vermijden van het gebruikelijke onderzoek door samen te reizen met de Burgemeester van Nice.

Twee dagen na Spaggiari's terugkeer naar Nice kwamen Albert Mouray en zijn mannen uit de lucht vallen.