28
Astrid en Zoë hadden besloten de openingsreceptie te geven in het eetcafé twee deuren verderop omdat er in de winkel te weinig plaats was om alle gasten te ontvangen. Uiteraard was de winkel tijdens de receptie ook open en werden de gasten aangemoedigd om met hun kortingbonnen de delicatessenwinkel te verkennen. De beeldschone dochter van een vriendin van Astrid was omgekocht om achter de toonbank te staan en de op Pimm’s getrakteerde klanten te bedienen.
Astrid en Zoë keken een laatste keer de pub rond. De dienbladen met hapjes stonden klaar, net als de kannen met Pimm’s, wijn, bier en frisdranken.
‘Het punt is,’ zei Astrid, die niet blij was met de regeling, hoewel ze geen andere keus hadden, ‘dat het niets met ons te maken heeft. Het zou voor elk ander feest hier kunnen zijn.’
‘Het is een chique pub,’ zei Zoë. ‘Maar ik begrijp wat je bedoelt. Het gaat om de opening van de winkel en dat vind je niet terug in de aankleding.’
‘Die cateringdienbladen met de canapés zijn wel erg onpersoonlijk,’ zei Astrid.
‘Je hebt gelijk. Ik zal die grote oude dienbladen uit de winkel ophalen. Dan leggen we de hapjes daarop. Dat geeft een bijzonder mediterraan sfeertje.’
‘Maar die staan op het hoge schap,’ wierp Astrid tegen. ‘En Tilly komt pas over een halfuur.’
‘Ik vind het niet erg om de ladder op te moeten. Ik zet hem ertegenaan en klaar.’
Zoë wist hoe ze het ging aanpakken. Ze zette de ladder zo neer dat ze de borden in een mand kon doen die ze boven aan de ladder hing, zodat ze niet telkens met het kostbare servies in haar hand naar beneden hoefde. Astrid had erop gestaan dat ze haar mobiel in haar beha zou doen; in geval van nood kon ze altijd bellen om hulp. Ze kon niet mee om Zoë te helpen, omdat de eerste gasten elk moment konden arriveren.
Zoë had voorzichtig twee schalen in de mand gelegd en reikte net naar de derde iets verder op de plank, toen ze een bekende stem haar naam hoorde roepen vanuit de deuropening.
In paniek klom ze omhoog in plaats van naar beneden en voor ze het wist stond ze op de rand van het onderste schap terwijl ze zich aan het bovenste vastgreep. ‘Ik wil niks met je te maken hebben, Gideon!’ zei ze. Haar mond was zo droog dat ze nauwelijks kon praten.
Ze hoorde hem beneden haar lachen. ‘Ik vrees dat je geen andere keus hebt.’
Zoë sloot haar ogen. Het leek haar veiliger als ze hem niet zag. Even vroeg ze zich af of hij een hallucinatie was van haar overspannen brein. Net voordat ze de tweede schaal pakte had ze toevallig even aan hem gedacht, omdat haar oog op een olijfolieblik was gevallen waarvan ze nu wíst dat het door zijn bedrijf was geïmporteerd.
Ze hoorde dat hij naar voren liep zodat hij haar gezicht kon zien. Ze hield haar ogen stijf dicht.
‘Zoë, alsjeblieft, luister naar me. Laat me het uitleggen. Ik probeer al weken met je in contact te komen. Niemand wilde me vertellen waar je was.’
‘Mooi zo.’ Haar familie en vrienden hadden in elk geval gedaan wat ze had gevraagd. ‘Hoe heb je me dan gevonden?’ Nu ze hem niet zag, kon ze hem wel een paar vragen stellen.
‘Ik logeer bij vrienden hier in de buurt. Hij is culinair journalist en las het persbericht. Toen ik de croquembouche zag, begreep ik meteen dat jij hem gemaakt moest hebben. Ik ben onmiddellijk hierheen gegaan.’
Met haar ogen nog altijd gesloten zuchtte ze diep. Hoe romantisch zou het geweest zijn als het echt iets tussen hen had kunnen worden. Wat dacht hij te bereiken door haar hier te komen opzoeken? Hij was getrouwd! Nee, ze moest haar poot stijf houden.
‘Zoë, wil je alsjeblieft naar beneden komen? Het is lastig praten tegen je rug en witte knokkels.’
‘Je kunt mijn witte knokkels helemaal niet zien! Trouwens, ze zijn niet eens wit. Ik heb absoluut geen last van hoogtevrees.’ Ze had echt geen hoogtevrees, maar praten met Gideon terwijl ze aan een paar schappen hing was op zijn zachtst gezegd iets om zenuwachtig van te worden. Het zou al schelen als ze diep in haar hart niet blij was hem te zien. Ze wist dat het onverstandig was, maar ze kreeg kriebels in haar buik van opwinding en verwarring. Haar hart en haar lijf waren vastbesloten haar te verraden.
‘Alsjeblieft?’
Dat klonk aardig beleefd voor iemand die gewend was bevelen te geven in plaats van toestemming te vragen of anderen iets te verzoeken.
‘Nee.’ Ze wilde niets liever dan ja zeggen, niets liever dan uit haar – letterlijk en figuurlijk – verheven positie te kunnen afdalen, maar ze moest sterk zijn.
Ze kon hem niet zien maar wel horen zuchten. ‘Het spijt me dat ik me zo bazig opstel, maar ik moet ingrijpen.’
Zoë voelde dat ze bij haar knieën werd vastgepakt en naar achteren werd getrokken. Ze bleef zich aan de schappen vastklampen om in evenwicht te blijven, waarna hij zich naar voren draaide zodat hij tegenover haar kwam te staan. Het volgende moment hing ze over zijn schouder.
‘Gideon!’ zei ze zo streng als ze kon. ‘Zet me neer!’ Ze probeerde niet hysterisch te klinken, maar ze kreeg bijna geen lucht meer. Als er nu maar geen gasten binnenkwamen. Het was een weinig waardige houding. Hoe durfde hij haar zo ruw te behandelen?
‘Wat is er allemaal aan de hand?’
Zoë’s oog viel op Astrids goudkleurige glitter-FitFlops. ‘Help! Ik word ontvoerd!’
‘Ja, schat, maar zie je ook door wie?’ Ze klonk als een slechte imitatie van Leslie Phillips. Waarom schoot Astrid haar niet te hulp? Had Gideon tijd gezien haar naar zijn kamp te laten overlopen?
‘Ja! Gideon! Zet me neer! We zijn een feestje aan het organiseren. Ik ben aan het werk!’
‘Ik geef je de rest van de dag vrij,’ zei Astrid prompt. De verraadster.
‘Heeft hij je omgekocht? Hoe denk je die receptie in je eentje te doen? Dit slaat nergens op!’
Niemand luisterde naar haar. Ze werd vanuit de winkel de straat op gedragen. Ze had nu zo’n rood gezicht dat ze niet eens meer kon blozen. Ze staakte haar verzet. Het zou er alleen maar nog idioter uitzien.
Gelukkig stond Gideons auto voor de deur geparkeerd. Ze hoorde hem de portieren automatisch ontgrendelen met zijn sleutel. Toen legde hij haar op de achterbank. Ze krabbelde overeind.
‘Doe je gordel om,’ zei hij. ‘Alsjeblieft.’
Zoë zuchtte diep. De auto rook heerlijk vertrouwd. Ze deed haar gordel om.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg ze boos.
‘Naar een plek waar we kunnen praten.’
Ze zuchtte weer en leunde achterover in het versleten leer. Wat zou hij haar in hemelsnaam te vertellen kunnen hebben dat alles weer in orde maakte om het tij ten goede te kunnen keren?
Ze overwoog hem te vragen te stoppen zodat ze naast hem kon komen zitten; het voelde een beetje ongemakkelijk, zo alleen op de achterbank. Maar toen bedacht ze dat het toch niet zo’n goed idee was. Als ze te dicht bij hem in de buurt kwam en hij weer zou proberen haar te verleiden, kon ze hem misschien niet weerstaan. Ze moest niet aan hem toegeven, vooral niet nu ze zo haar best had gedaan hem te vergeten. Als ze zijn armen weer om zich heen zou voelen, zou ze verder van huis zijn dan daarvoor. Maar stel dat hij haar kwam vertellen dat het hem speet? Dat hij van hun tijd samen had genoten en dat hij hoopte dat ze zich niet door hem gebruikt zou voelen? Het zou netjes van hem zijn als hij haar dat persoonlijk wilde zeggen, maar dan nog had ze het liever niet.
Na ongeveer een kwartier in stilte te hebben gereden, parkeerde Gideon de auto op een open plek aan de rand van een bos. Iets verder op het pad stond een bankje bij de rivier. De takken van de bomen raakten bijna het water en het zonlicht legde een gouden gloed over de omgeving. Het zag er vreselijk romantisch uit. Hoe ironisch, dacht Zoë.
‘We zijn er.’ Hij opende het portier en liet haar uitstappen.
Zoë’s voornemen om sterk te zijn verslapte even, maar ze herstelde zich meteen weer. In de stilte van de auto had ze besloten dat ze het beste luchtig met de situatie kon omgaan. Hij hoefde niet te weten wat hij met haar deed of hoeveel pijn hij haar had gedaan.
‘Dit is het moment dat je een fles champagne tevoorschijn moet toveren, of een picknickmand met gesteven tafellinnen en kwarteleitjes,’ zei ze. Het moest luchtig klinken maar dat lukte haar niet helemaal.
Hij schudde zijn hoofd. ‘Helaas, ik heb niets in mijn mouw. Ik wist niet of ik je zou zien, en toen ik dat persbericht las…’ Hij glimlachte. ‘Ik ben als een gek naar de winkel gereden.’ Hij leek ineens nerveus, alsof hij onzeker was over zichzelf of over haar. Zoë was blij dat ze hem eindelijk eens op die manier zag.
Maar toen ze zijn vertrouwde scheve lachje weer zag, zat ze meteen weer in een emotionele achtbaan: haar maag draaide zich om, haar hart schoot in haar keel; het gaf haar een misselijk gevoel en haar knieën knikten van verlangen en duizeligheid.
‘Laten we een eindje gaan lopen,’ opperde hij. ‘Mooie jurk heb je trouwens aan,’ voegde hij eraan toe.
Het compliment bracht haar van haar stuk. Ze droeg een eenvoudig mouwloos jurkje met wijde hals, dat ontworpen leek om er ook onder een schort nog een beetje leuk uit te zien. Niets bijzonders. Ze verdacht hem ervan haar te willen paaien. ‘Vind je?’
‘Ja!’ Hij stak haar een hand toe, die ze opzettelijk negeerde, haalde zijn schouders op en zei toen: ‘Kom.’
‘Ik ga niet ver lopen, hoor. Deze schoenen zijn niet geschikt voor in de modder.’ Ze klonk als een verwend kind, maar ze was nu eenmaal niet in de stemming. Ze moest Astrid helpen met de opening. Ze had geen tijd voor een boswandeling.
‘Het pad is prima en we lopen tot aan het bankje. Ik heb je zoveel te vertellen.’
‘Ik moet Astrid helpen. We moeten nog heel veel doen. Ik kan niet zomaar de winkel uit lopen.’
‘Astrid redt zich wel. Bovendien ben je de winkel niet uit gelopen maar uit gedragen.’
Zoë besloot dat ze het kon. Ze zou hem aanhoren. Ze raakte al weer aan zijn gezelschap gewend en haar gevoel voor humor kwam terug. ‘Klopt, en dat heeft ze nog gezien ook.’
‘Ze leek het anders behoorlijk aan te moedigen.’
‘Ja, omdat ze een onverbeterlijke romanticus is.’ Zoë schudde haar hoofd. ‘Ze liet me als een Sabijnse maagd ontvoeren.’
Hij zweeg even, alsof hij het zich herinnerde. ‘Ik betwijfel of het zo ging. Volgens de film Seven Brides for Seven Brothers werden de Sabijnse maagden met honderden tegelijk geroofd.’
‘Je begrijpt wel wat ik bedoel.’
Hij bleef staan en keek haar met samengeknepen ogen aan, alsof hij de kleine lettertjes van haar geest wilde lezen. ‘Wat ik niet helemaal zeker weet is of jij niet vrijwillig meewerkte toen ik je ontvoerde.’
Zoë hapte naar adem. Hopelijk wist hij niet dat ze, ondanks haar goede voornemens, al die tijd al hopeloos verliefd op hem was en dat ze de zijne zou zijn als hij niet getrouwd was. Maar dat mocht hij niet weten. Ze moest voorkomen dat hij haar aanraakte. Hij had echter een zekere schroom over zich, die het sprankje hoop weer deed oplaaien. Maar waar hoopte ze dan op? Dat hij haar voorgoed met rust zou laten? Of dat er aan het huwelijk of zijn jeugdliefde plots een einde was gekomen?
‘Ik weet niet wat ik moet zeggen.’ En ook niet wat ze dacht of voelde. Ze wilde in elk geval niets toegeven.
‘Het ligt nogal ingewikkeld,’ zei hij.
‘Dat is ook een manier om te zeggen dat je getrouwd bent,’ mompelde ze.
Ze kwamen bij het bankje aan. Zoë had graag nog een stukje verder gewandeld, maar haar schoenen werden vies en ze kon nu niet meer beweren dat dat haar niets uitmaakte.
‘Laten we gaan zitten,’ zei hij, en hij trok haar voorzichtig naast zich.
Ze staarden allebei naar de rivier. Hij was zo breed en ondiep dat je hem bijna zonder rubberlaarzen kon oversteken. Zwaluwen scheerden over het water en kwikstaartjes hupten over het pad. Ze deden Zoë denken aan een gedicht dat ze als kind had geleerd. Dieper in het bos zong een vogel. Ze zou het hier heerlijk gevonden hebben als ze niet zo uit haar doen was. Hij was haar komen opzoeken, maar waarom? Ook al zou hij zeggen dat hij van haar hield, het zou nooit meer goed komen.
‘Ik was getrouwd, maar binnenkort ben ik een vrij man,’ doorbrak hij de stilte. ‘Mijn scheiding is volgende maand een feit.’
Zoë zuchtte diep. Het stel dat ze op de afterparty had gezien gedroeg zich niet alsof ze op het punt stonden te gaan scheiden. Ze hadden eruitgezien als een stel dat nog steeds van elkaar hield.
‘Ik snap dat het voor jou moeilijk is om dat te geloven,’ vervolgde hij. ‘Omdat, zoals je me al eerder voor de voeten hebt geworpen, iedere man die zijn vrouw bedriegt zoiets zegt als “We zijn alleen nog in naam getrouwd,” of “Ze begrijpt me niet.”’ Hij zweeg even. ‘Maar toch is het zo. Je ging ervandoor zonder me de kans te geven het uit te leggen.’
Weer voelde ze de hoop oplaaien. Meende hij wat hij zei? Hij klonk ernstig en begrijpend, maar schilderden sexy mannen zichzelf niet altijd braaf af om te krijgen wat ze wilden? Ze schoof een stukje van hem vandaan. Het deed pijn zo dicht naast hem te zitten.
‘Zoë, wat is er? Je lijkt zo nerveus.’
‘Dat ben ik ook!’
‘Waarom? Ben je bang voor mij?’ Hij klonk geschokt.
‘Natuurlijk niet! Niet voor jou maar…’
‘Waarvoor dan?’ Hij fluisterde bijna. De bezorgdheid en tederheid in zijn stem maakten haar bijna aan het huilen.
Ze sloot haar ogen, liet haar hoofd achterover zakken en probeerde zich op de fluitende vogel te concentreren. ‘Ik probeer je elke seconde van de dag te vergeten sinds we elkaar voor het laatst zagen.’
‘Maar ik wil niet dat je me vergeet. Ik wil dat we samen zijn.’
Zoë draaide zich gefrustreerd naar hem toe. ‘Maar je bent getróúwd. En los van wat je zegt over je scheiding, je leek nog erg goed met je vrouw te kunnen opschieten.’
‘We kúnnen ook goed met elkaar opschieten. Ze is een knuffelig persoon…’ Hij zweeg, in het besef dat hij het er alleen maar erger op maakte. ‘Wat ik probeer te zeggen – op een onhandige manier, dat geef ik toe – is dat we altijd op een heel prettige manier met elkaar zijn omgegaan, maar dat er absoluut niets meer tussen ons is. Ze woont al jaren in de Verenigde Staten. Wat kan ik doen om je te overtuigen?’
‘Waarom is ze je komen opzoeken?’ zei Zoë.
‘Ze wilde dat ik naar Amerika zou komen om een kookwedstrijd te leiden. Ze is daar televisieproducent. Weet je nog dat ik halverwege de wedstrijd naar New York ben geweest? Dat was om het idee door te spreken met haar en haar team. Ze kwam naar Londen om te zien of ik…’
Zoë onderbrak hem voor hij zijn zin kon afmaken. ‘Waarom heb je het niet gedaan?’
Hij beet op zijn lip. ‘Ik wilde weten of er ook een baan voor jou in zat. Maar die was er niet. Het duurde even voordat ik dat had uitgezocht. Ik heb er erg mijn best voor gedaan. Maar als jij niet mee zou kunnen, dan wilde ik ook niet. Rosalind is teruggekomen om me over te halen het toch te doen. Ze zegt dat het de kans van mijn leven is, maar ik wil bij jou blijven.’
‘O.’ Zoë sloot haar ogen om de tranen tegen te houden die tussen haar oogleden dreigden te sijpelen.
‘Misschien wilde je helemaal niet mee, maar ik moest het weten.’
Zoë durfde hem nog altijd niet aan te kijken. Alles wat hij zei gaf haar meer hoop, maar ze moest het zeker weten. ‘Waarom ben je niet eerder gaan scheiden? Ik bedoel, zodra je besefte dat je niet gelukkig was in je huwelijk?’
Gideon zuchtte. ‘Ik moet je eigenlijk alles vertellen. We waren heel jong. We hebben elkaar ontmoet op de universiteit, toen we er nog maar net zaten. We rolden erin. Het was vriendschap en lust en destijds voelde het als liefde.’
‘Is dat dan geen liefde?’
Gideon keek haar indringend aan. ‘Dat denk ik niet. Liefde is als je zonder die persoon niet echt van het leven kunt genieten, als je constant aan die ander denkt en je bereid bent je arm af te hakken als die ander daar profijt van zou hebben.’ Hij maakte een geluid dat het midden hield tussen een lach en wanhoop. ‘Eigenlijk wat ik voor jou voel.’ Hij pakte haar hand vast en kuste haar pols, alsof hij zich niet bewust was van wat hij deed. Ze trok haar hand niet terug.
In haar hart herkende Zoë elk woord als waar. Dat is liefde! Dat is precies wat ik voor je voel, wilde ze zeggen. Maar ze kon zich niet veroorloven hem te zeggen wat ze voor hem voelde voordat ze alles had gehoord. Hij had nog niet uitgelegd waarom ze zo lang getrouwd waren gebleven. ‘Maar waarom ben je getrouwd als je niet… als je niet echt verliefd was?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘We hebben het hier onlangs nog over gehad en denken dat het te maken had met druk van de familie, het feit dat we zo goed met elkaar konden opschieten en dat we allebei erg ambitieus waren. Zij kreeg een geweldige baan aangeboden. We wisten dat we niet samen naar Amerika konden gaan als we niet getrouwd waren. Laat ik zeggen dat we het destijds een goed idee vonden.’ Hij zweeg even. ‘Naarmate de tijd verstreek gingen we steeds meer onze eigen weg. Maar we bleven vrienden en vergaten op een of andere manier te scheiden. Tot nu toe maakte dat ook niet uit. Sterker nog, en ik geef toe dat het niet in mijn voordeel spreekt, ik vond het soms wel handig als ik kon zeggen dat ik getrouwd was.’
Zoë moest er niet aan denken hoeveel harten kapotgeslagen waren op de rotsen van zijn onverschilligheid.
‘Maar nu…’ Gideon zweeg.
‘Maar nu wat?’
‘Nu maakt het wel uit, omdat ik jou heb ontmoet. Dus toen ik naar Amerika ging, heb ik Rosalind laten weten dat ik de scheiding in gang wilde zetten. Dat was een van de andere redenen dat ze in Londen was: om me te vertellen dat we binnenkort allebei single zullen zijn.’
Zoë’s hart begon te zingen, maar sloeg toen weer over. ‘Ik heb een zekere Sylvie ontmoet – waarschijnlijk herinner je je haar niet meer – die zei dat je verliefd was op iemand anders, iemand uit je jeugd.’
‘Ik herinner me Sylvie wel. Ik ben niet zo’n casanova, hoor. Maar ze zat ernaast wat die jeugdliefde betreft. Ik was gewoon altijd op zoek naar de ware.’ Hij keek haar aan, en weer viel Zoë de verlegenheid op, die ze niet van hem gewend was. ‘Of klink ik nu als een tienermeisje?’
Zoë probeerde een glimlach te onderdrukken. ‘Een beetje wel.’
‘Sorry. Niet goed voor mijn imago.’
‘Jouw imago is prima.’
‘Oké, dat is een begin. Maar ik wil dat de rest ook prima is. Wat ik vooral wil is dat je me weer vertrouwt.’ Hij grinnikte opeens. ‘En als je nog steeds op me valt… Nou ja, dan kunnen we van daaruit verder gaan.’
Zoë merkte dat ze ook glimlachte en dat haar glimlach van een krullende mondhoek in een paar seconden in een stralende grijns veranderde. Ze vloog hem om de hals en voor ze wist wat er gebeurde waren ze lachend aan het zoenen en knuffelen. En toen omhelsde hij haar zo stevig dat ze geen lucht meer kreeg.
‘Ik heb je zo gemist! Ik had veel eerder achter je aan willen gaan, maar ik vond dat ik eerst alles tussen Rosalind en mij geregeld moest hebben voordat ik naar je op zoek ging.’
‘Waar zou je gezocht hebben?’ zei ze tegen zijn overhemd, waarvan nu een paar knoopjes openstonden.
‘Ik was al op Somerby geweest, bij je thuis…’
‘Ze hebben me moeten beloven je niet te zeggen waar ik was.’
‘Nou, daar hebben ze zich dan goed aan gehouden. Je moeder was heel aardig.’
‘Heb je je charmes bij haar in de strijd geworpen?’ zei ze beschuldigend.
‘Ja, maar ze wilde het me toch niet zeggen. Ik heb haar zelfs mee uit lunchen genomen.’ Hij lachte naar haar. ‘En ik heb haar eens goed bekeken. Als je er later net zo uitziet als zij, dan is je langetermijnprognose zeer positief.’
‘O ja? En heb jij ook een vader die ik aan een studie kan onderwerpen?’
‘Jazeker! Hij heeft bijna al zijn haar nog, dus je mag je handjes dichtknijpen.’
Ze nestelde zich tegen zijn borst en zuchtte gelukzalig.
‘Waar denk je aan?’ vroeg hij na een korte stilte.
‘Ik vroeg me af of ik nog steeds van je zou houden als je kaal was,’ zei ze.
‘Boefje! Natuurlijk hou je dan nog van me!’
Het duurde even voordat ze uitgekibbeld waren, maar toen ze gearmd terug naar de auto liepen, zei hij: ‘O ja, ik heb trouwens ook nog een zakelijk probleempje opgelost.’
‘O? Wat dan?’
‘Cher en de foto’s.’
Zoë schrok. Die vervelende foto’s. Hopelijk hoorde ze er nooit meer iets van.
‘Ik kan me niet voorstellen dat ze de foto’s vrijwillig heeft vernietigd. Ik heb me er wel zorgen om gemaakt.’ Ze wilde zelfs nu nog niet zeggen dat ze zo vol van hem was geweest dat Chers chantagepogingen bijna onbelangrijk hadden geleken.
‘Het was anders heel simpel. Ik ben met haar iets gaan drinken. Ze ging graag op de uitnodiging in. Ik heb haar gezegd dat als ze iets met die foto’s zou doen, het televisieprogramma niet zou doorgaan en haar doorbraak nog heel lang op zich zou laten wachten.’
‘Dus ze heeft de foto’s ter plekke gewist?’
‘Yep. En ook van haar laptop.’
‘Maar misschien heeft ze er nog kopieën van.’
‘Ik deed nogal geheimzinnig over mijn connecties. Ik merkte ook dat ze allesbehalve handig is met computers. Het is dus mogelijk, maar zeer onwaarschijnlijk. En ook al heeft ze kopieën, dan nog is het dreigement dat ze niet zal schitteren in een kookwedstrijd op primetime genoeg om haar de mond te snoeren.’
‘Godzijdank. Ik vind het jammer dat ik de wedstrijd heb laten lopen, maar op dat moment had ik het gevoel dat ik geen andere keus had, vanwege onze beider carrières.’
‘Ik weet dat je ook aan mijn carrière dacht. Dat was een van de redenen waarom ik zo boos was. Maar eerlijk gezegd zijn de opnamen al aan een select clubje getoond. Men was zeer te spreken over jou. Ik weet zeker dat iemand je wil steunen met een deli, als je dat nog steeds zou willen.’
‘Natuurlijk wil ik dat nog. Ik vond het erg leuk om te doen met Astrid. Over Astrid gesproken, ik moet terug.’
Hij kuste haar op haar kruin. ‘Dan ga ik ook terug en kom ik straks met mijn vriend naar de opening. Hij geeft een populair kooktijdschrift uit en zal een goed contact zijn voor Astrid. En daarna boek ik de meest luxueuze hotelkamer in de Cotswolds, waar ik je na de opening mee naartoe neem. En daar zal ik je precies vertellen en laten zien hoeveel ik van je hou…’
‘En hoe vaak ga je dat dan doen?’ Ze giechelde.
‘Lieve hemel! Kun jij echt alleen maar aan seks denken?’
‘Maar dat is poëzie! En soms denk ik aan koken.’
‘Fijn om te horen. En ik kan je vertellen dat je in allebei uitblinkt.’