VIJFTIEN
Onderweg naar huis begon Stroma dingen te vragen over Jack. Heel vreemd.
In het begin had ze dat veel gedaan, met een harteloos soort nieuwsgierigheid, alsof het haar niet zoveel kon schelen dat hij dood was, maar ze gewoon wel van de feiten op de hoogte wilde zijn. De hele tijd dat pap en mam in Frankrijk waren en ze elke avond belden met van die treurige stemmen die probeerden niet te veel te zeggen maar het dan allemaal zeiden door net voor ze neerlegden te gaan huilen. De hele tijd dat ze weg waren en ik voor volwassene probeerde te spelen, vroeg Stroma me de hemd van het lijf.
Hoe was hij gestorven? Waar was hij naartoe? Bleef hij groeien? Zouden we hem terugzien? Kon hij ons zien? Werd hij begraven of verbrand? Waar?
Ik dacht dat ik er gek van werd.
Toen sliep ik ook niet. Ik weet niet hoeveel ik geslapen heb toen we met zijn tweeën waren. Ze hadden me nog nooit alleen gelaten, om op het huis te passen. Godallemachtig, in die tijd voelde ik me nog niet eens op mijn gemak in het donker. Ik geloof dat ik heb beweerd dat alles prima was toen we pap en mam gedag zeiden, want wat voor keus hadden we nou helemaal? Maar die eerste avond, toen het licht minder begon te worden en de kamers donker werden en elk geluid me op de een of andere manier vreemd voorkwam, te hard en min of meer dreigend, wist ik wat ik kon verwachten.
Stroma sliep natuurlijk, at als een wolf en liep door het huis te kwekken over kleurboeken alsof alles normaal was. Ik haatte en bewonderde haar zo’n beetje tegelijkertijd. En ik probeerde antwoord te geven op haar vragen, ook al had ik het gevoel dat mijn stem ergens van buiten mezelf kwam, en dat mijn hart en de binnenkant van mijn hoofd eruit gelepeld moesten zijn, alleen maar om het gevraag te kunnen verdragen.
Misschien had iemand anders het mooier verpakt, maar ik gaf het Stroma nogal recht voor zijn raap. Ik vond dat ze daar recht op had. Trouwens, ik ben niet zo goed in dingen mooi verpakken. Pap en mam hebben ons zo niet grootgebracht. Je krijgt mij niet in de rij voor een huilend beeld, of voor een vrouw die zieken door handoplegging kan genezen, of voor het gelaat van Jezus op een tortilla. Ik heb nooit geloofd dat Jack vanuit zijn nieuwe huis op een wolk op ons neerkeek, of ergens op het punt stond wedergeboren te worden als toekomstige vroedvrouw in India, of als geitenhoeder in de Andes.
Ik geloof wel in wonderen, aardse wonderen, dingen die elke dag gebeuren en niet worden opgemerkt. Mogelijke wonderen, zoals het feit dat je als jezelf geboren wordt en niet als heel iemand anders.
==
Pap rekende Jack en mij een keer het sommetje voor. ‘Twee mensen kiezen elkaar uit een mogelijke 6,5 miljard andere mensen, van wie er elke dag meer bij komen,’ zei hij. ‘Ze vrijen ontelbare keren met elkaar, en op één bepaald moment bij al die keren verwekken ze een kind.’ (Ik giechelde om dat vrijen, maar alleen omdat Jack me met zijn elleboog zat te porren.) ‘Om een bevruchting tot stand te brengen, moet een van de vijfhonderd miljoen spermadeeltjes (giechel) bij een van de vierhonderdduizend eitjes (grinnik) zien te komen, die willekeurig gekozen zijn en in het lichaam van de vrouw aanwezig zijn vanaf het moment dat ze zelf nog in de baarmoeder van haar eigen moeder zat. Via celdeling begint vervolgens de productie van een uniek en onreproduceerbaar mens om aan die 6,5 miljard toe te voegen.’
Er is ons nooit wijsgemaakt dat er een leven na de dood was, alsof het leven dat we hadden gekregen op de een of andere manier niet voldoende was. Maar dat had Stroma er duidelijk niet van weerhouden om het te checken. Misschien is een volledig en totaal vertrouwen in het bovennatuurlijke gewoon iets wat je hebt als je klein bent en later weer kwijtraakt.
Een van Stroma’s woorden uit die tijd was ‘mogelijk’. Ze wist dat de aarde rond was en dat de zwaartekracht ons belette eraf te vallen omdat ze dat had geleerd van mevrouw Hall, haar onderwijzeres, en alles wat mevrouw Hall zei, was onfeilbaar. Maar ze bleef zeggen dat de aarde en alle planeten wel eens kruimels in de zak van een reus konden zijn – dat was ook nog steeds ‘mogelijk’.
==
‘Denk je dat er ergens een klein beetje van Jack is overgebleven?’ vroeg Stroma me onderweg naar huis. Mijn hoofd zat vol met Bee en hem, hem en Bee.
‘Wat bedoel je?’ vroeg ik.
‘Nou, ik weet dat hij dood is en zo, omdat ik niet helemáál achterlijk ben,’ begon ze, ‘maar ik dacht gewoon dat er ergens nog een stukje van hem zou kunnen zijn.’
‘Waar bijvoorbeeld?’
‘In zijn kamer of zijn foto’s of in dat “Sorry Stroma”-stukje op mijn cassettebandje.
‘Wat voor stukje?’ vroeg ik.
‘Mijn cassettebandje,’ zei Stroma. ‘Heb je het niet gehoord?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Dus je blijft niet wachten tot ik slaap wat je altijd zegt dat je doet.’
‘Kan zijn, Stroma. Waar heb je het over? Wat is “Sorry Stroma”?’
‘Het is Jack,’ zei ze. ‘Het is bij Winnie de Poeh en bijna aan het eind van kant één, geloof ik, misschien van kant twee, en dan zeg ik: “Jack” maar dan zo: “Jaaaaack”, en mijn stem is van toen ik nog heel klein was, en hij zegt: “Sorry Stroma”. En dan komt Winnie de Poeh weer en ik wil weten of dat echt een stukje van Jack is wat ik heb, omdat het echt zijn stem is en zo.’
‘Het is mogelijk,’ zei ik, omdat het voor haar zo’n fijne gedachte was en ik niet kon wachten om Jack te horen. Ik zei dat als ze de tape voor mij zou afspelen, ik haar een foto zou laten zien waar ook een beetje van Jack in zat.
‘Heb ik al gezien,’ zei ze.
‘Nee, dat heb je niet,’ zei ik. ‘Het is er niet een van mam. Het is een andere.’
‘Ja, hij staat onder je bed en ik heb hem gezien,’ zei ze en toen besefte ze dat ze dat niet had moeten zeggen en maakte ze dat um-geluidje, en haar ogen werden heel groot en ze wendde haar hoofd af.
‘Je mag niet zonder vragen in de kamer van andere mensen komen. Wanneer ben je in mijn kamer geweest?’
‘Toen jij in die van Jack was,’ zei ze, alsof ze dat antwoord had voorbereid, getest en waterdicht bevonden.
We zwegen een tijdje terwijl ik heen en weer schommelde tussen haar vrijuit laten gaan en een slot op mijn deur zetten. Toen zei Stroma: ‘Er zit echt iets van hem in, geloof ik.’
‘De foto waarvoor je in mijn kamer hebt ingebroken?’
‘Ja, het is een goede foto.’
‘Bee heeft hem genomen,’ zei ik, en Stroma: ‘Huh?’ Ze raakte even uit de pas. ‘Je hoorde me wel. Bee heeft hem genomen.’
‘Jouw Bee? Mijn Bee? Die Bee?’
‘Jacks Bee,’ zei ik. We klonken als een van haar Dr. Seuss-boeken.
Weer kwam ze met dat ‘Huh?’
‘Jack en Bee waren samen,’ zei ik. ‘Vriendje en vriendinnetje.’
‘Net als jij en Harper?’
‘Nee, niet net als ik en Harper. Wij zijn gewoon vrienden. Verder niet, niet echt.’
‘Nóg niet,’ zei Stroma en ik dacht: mijn god, ze weet meer dan goed voor haar is, ze is verdomme veel te wijs.
Ik gaf haar een duwtje, niet te hard, meer van: hou je kop.
‘Hoe weet je dat van Bee?’ vroeg ze.
‘Gewoon.’
‘Maar hoe dan? Heeft ze je het verteld?’
‘Zo’n beetje. Ik kwam erachter.’
‘Hoe?’
‘Ik vond een ansichtkaart van Jack aan Bee. Ik heb het haar gevraagd.’
‘Waar heb je die kaart gevonden?’
‘In een boek op haar kamer,’ zei ik.
‘Ha!’
‘Ja, oké, Stroma, dat gedoe over kamers is niet aan de orde. Daar gaat het nu niet om.’
‘En brieven?’ vroeg Stroma. ‘Zijn die wel belangrijk? Geeft het niet als je die in een kamer vindt die niet van jou is?’
‘Brieven?’
‘Ja. Brieven aan Jack. Maar ik kan ze alleen nooit lezen. Ze zijn heel slordig opgeschreven en op van die stukjes papier en sommige zijn piepklein.’
‘Waar?’ vroeg ik. ‘In Bees kamer?’
Ze luisterde niet. ‘Schrijf jij brieven aan Jack? Denk jij dat je nog kan lezen als je dood bent?’
‘Stroma!’ zei ik. ‘Ik krijg wat van je. Wat voor brieven?’
‘Die bij Jack onder de vloer. Weet je waar?’
Dat wist ik. Daar verborg hij zijn wiet, op de plek die mam nooit had ontdekt. Hij had het me een keer laten zien. Ik had er niet aan gedacht om daar te kijken, geen idee waarom niet, het was gewoon niet bij me opgekomen. Misschien omdat ik een volslagen idioot was.
‘Krijg ik straf?’
‘Tuurlijk niet.’
‘Mevrouw Hall zegt dat er overal stukjes Jack zijn, net als stof. Ze zei dat brieven een goed idee waren, dat ze dat ergens had gelezen.’
‘Heb je er tegen iemand anders iets over gezegd? Aan pap en mam bijvoorbeeld?’
‘Duh!’ zei Stroma, waaruit ik afleidde dat ze die kon vertellen dat ze met een marsmannetje ging trouwen en naar de maan zou verhuizen en dat ze haar dan nog niet zouden horen. Daar had ze een punt.
==
Pap stond buiten te wachten toen we thuiskwamen. Hij zei: ‘Je moeder is thuis, maar ze doet niet open.’
Ik vroeg of hij het zeker wist omdat ik dacht dat ze die morgen weg zou gaan, en ik probeerde grote ogen op te zetten en er heel onschuldig uit te zien terwijl hij mijn gezicht bestudeerde of ik niet stond te liegen.
‘Ik hoor de tv,’ zei hij.
Stroma zei: ‘Die heb ik aan laten staan voor de vissen.’ Ze had twee goudvissen, Dikkop en Oranje, die ze vanaf de dag dat ze ze had gekregen, geen blik waardig had gekeurd. Ik was bijna vergeten dat ze bestonden en ik dacht zij ook.
De leugen had effect. Ik schrok nogal van de gelikte manier waarop ze dat deed. Hij roefelde door haar haar, nam haar in de houdgreep en liep met haar naar de auto. Halverwege zei hij: ‘Weet je zeker dat je niet mee wilt, Rowan?’
‘Nee, dankjewel. Ik heb huiswerk.’
Hij had zich alweer afgewend en wuifde met de rug van zijn hand terwijl Stroma ondersteboven hangend naar me opkeek van ergens bij zijn kontzak en naar me grijnsde.
Ik liet mezelf binnen en keek waar mam was. De tv stond vrij hard, maar daar was ze niet dus zette ik hem uit. Ik vond haar in bad met de deur open. De stoom kwam de gang in en vormde dikke wolken in het licht.
‘Pap was aan de deur,’ zei ik.
‘Heb hem niet gehoord,’ zei ze terwijl ze met haar voet de warme kraan opendraaide.
Ik vroeg me af hoelang dit nog kon duren voor alles uit elkaar viel en pap erachter kwam, omdat de leugentjes niet voor eeuwig zouden blijven werken.
Ik trok de deur dicht omdat ik niet wilde dat mam me Jacks kamer in zag gaan. Ik liep recht naar de vloerplank onder zijn bed vlak bij de rechterachterpoot, tegen de muur. Op mijn buik kroop ik ernaartoe. Een groot deel van mij stak onder het bed uit en ik moest mijn oren openhouden of mam uit bad kwam, want ze mocht me niet betrappen.
De kapotte vloerplank was ongeveer dertig centimeter lang. Ik moest het ene eind met mijn vingernagels omhoog peuteren en hard met mijn elleboog op het andere eind duwen en toen hij omhoog sprong, schoot mijn hoofd bijna klem tussen de plank en de veren aan de onderkant van het bed. Ik tastte rond met mijn linkerhand en vond een stapeltje papier en een zak wiet waarvan ik dacht die maar eens aan Carl te geven. Toen tijgerde ik weer onder het bed vandaan en rende de trap af naar mijn kamer voordat mam het water uit kwam.
Er waren drie brieven van Stroma, allemaal op hetzelfde soort papier, dat bol stond van de stickers. Een en al toverfeeën en ‘doe een wens...’ en niets donkerder dan lila. Jack zou haar erom uitgelachen hebben en twee vingers in zijn keel hebben gestoken, maar nu kon ze net doen of hij het mooi vond. Het was weer dat opnieuw verzinnen van Jack, dat spel waarbij je van hem iemand maakte die je wilde, want waar was hij om je dat te beletten. Ik vroeg me af of ik dat deed, welke delen van hem ik aan het gladstrijken was.
Er zat ook een brief van mij bij, een hele oude met excuses ergens voor. Ik weet niet meer voor wat. Het verbaasde me dat hij die bewaard had. Ik had een portret van hem getekend waarop hij aan het huilen was, met zijwaarts spuitende tranen als fonteinen en waar ik SORRY zei in een spreekballon. Ik had het gevoel alsof hij van iemand anders was. Ik herkende mijn handschrift niet, mijn manier van tekenen niet, of wat dan ook. Alsof de leeftijd van acht of negen, of hoe oud ik toen was, uit een heel ander leven stamde. Wat ook zo was.
Mijn brieven en de brieven van Stroma waren niet de eerste die ik las, omdat ik de andere brieven wilde zien. Ik denk dat ik nog voor ik ze zag wist dat ze van Bee zouden zijn. En ik heb maar naar één, misschien naar anderhalve brief gekeken, voor ik ben gestopt en ze in mijn tas heb gedaan om ze aan haar terug te geven, omdat het voelde als gluren.
==
He J x x x
Ja ja ja laten we vrijdag ergens naartoe gaan. Ik wil die lichamen in Brick Lane zien die helemaal afgestroopt zijn en tentoongesteld worden. Ik wil zien hoe een echt hart eruitziet. Of we kunnen naar mijn huis want Carl is naar zijn werk en in plaats daarvan kan ik naar jou kijken. Mmm. Of misschien alle twee maar welke eerst?
Heb je het boek al gelezen? Lezen! Het is heel belangrijk. Het zegt dat je je leven niet over kan doen en zelfs als dat zou kunnen, zou het PRECIES hetzelfde zijn, want dat is het PUNT. Wij hebben het niet voor het zeggen. God mag weten wie wel (niet God, je snapt me wel).
Dus wacht ik met een glimlach tot vrijdag
x x x B
O, en Carl zegt dat ik er ANDERS uitzie en vraagt of ik een VRIENDJE heb. Ik zei NEE ALLE JONGENS ZIJN ZAKKEN. Heel erg sorry xxx Hij wil kennis met je maken maar maak je geen zorgen want het is een SCHAT. Hij is te gek. x x x
==
Bee nam nog steeds niet op, dus ging ik naar haar toe en las onderweg een van Stroma’s brieven.
==
Lieve Jack
Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed.
Mam is nog verdrieteg en Ro is nog baazig.
Mevrouw Hall zei stuur een ballon maar daar moet je gas voor heben en toen zei ze stuur een breif.
Ro zegt dat jij niet meer jij bent. Weet je nog dat ik me onder jou bed mogt verstoppen int geheim en dat niemant me heeft gevonden? Ik wel.
Ro is beter met koken maar niet met pure en ei. Nog veel erger.
Ik brobeer om heel goet te helpen.
Tot ziens. Schijf trug.
Van Stroma xxx
==
Carl deed de deur open. Aan zijn gezicht kon ik zien dat hij wist wat ik wist en zo, maar hij zei er niks over. Hij zei alleen maar dat ze op haar kamer zat en raakte even mijn schouder aan toen ik doorliep.
Bee zat te lezen en ik vroeg welk boek ze aan het lezen was en ze zei: ‘Op dit moment ben ik een kort verhaal aan het lezen over een Eskimomeisje dat haar minnaar verliest. Daarom maakt ze een kopie van hem van walvisvet.’
‘En dan?’
‘Dan smelt ze hem om en maakt er nog een. Ik heb het nog niet uit. Maar ik speel niet met de gedachte om het uit te proberen.’ Ze haalde haar schouders op en lachte zachtjes.
Ze legde het boek neer en maakte ruimte voor me. Ik zat op de rand van het bed met mijn tas op schoot en vertelde haar dat ik iets gevonden had. ‘Wat?’ vroeg ze en ze schuifelde naar het hoofdeind van het bed en sloeg haar armen om haar benen.
Ik haalde de stapel brieven tevoorschijn en Bee liet haar wang op haar knieën rusten en stak haar hand uit. Ik had ze allemaal samengebonden met een schoenveter zodat ze niet uit elkaar konden raken in mijn tas. Haar vingers trilden toen ze aan de knopen peuterde. Ik vroeg me af of ik er goed aan had gedaan.
‘Heb je er wat van gelezen?’ vroeg ze zonder me aan te kijken.
Ik zei dat ik er een gelezen had. Dat het me speet.
‘Nee, nee, geeft niet.’
Bee spreidde de brieven voor zich uit op het bed. Ik liet haar ook Stroma’s brieven zien en we lazen er een van. Hij kon niet ouder zijn dan een paar weken. Ze lachte en veegde tegelijkertijd haar ogen af.
==
Aan Jack
We deden Jack en de boonestaak bij het voorlezen met de koe en de tooverboon en de reus boven. Alle teekeninge die ik heb gemaakt waren van jou. Een jongen Max zei dat mijn wolklen heel goet waren. Het geheim is watten.
Als je trugkomt is mam weer blij en komt pap trug en is het een goet idee en lueker net als vrooger. Het eenige leuke is dat Ro een friend heeft die heel leuk is met een bus waar je in kan woonen. Hij heet Harper en hij is nog grooter dan jij.
Sgrijf snel trug
Van Stromaxxx
PS mijn lievtste kaddootasje is
kaugom met colasmaak
een harmoonika
een gum dat op geld lijkt
een sleutelhanger met iets van Simsons
tweeling babiesgaapjes van Silvaania
haarband of armband of alebei.
En die van jouw?
Pps dag!
==
Bee greep naar een doos onder haar bed en kiepte de inhoud boven op de rest: Jacks brieven, sommige op afgescheurde stukjes papier, sommige pagina’s lang in een envelop, en overal zijn handschrift. ‘Mijn god,’ zei ze, ‘moet je dat allemaal bij elkaar zien’, en ze pakte een handvol papier en liet het weer vallen, alsof ze kaarten schudde.
Ze vroeg waar ik ze had gevonden en ik vertelde haar over de vloerplank.
‘Ik zou het best willen zien,’ zei ze en ik dacht dat ze het gat in de vloer bedoelde, maar ze had het over Jacks kamer, omdat ze er nooit was geweest.
Ik zei dat ze nu meteen kon komen, of wanneer dan ook, wat ze maar wilde, maar ze zei: ‘Vandaag niet. Vandaag ga ik deze bekijken en ze op volgorde leggen.’ Ze streek met haar handen over alle brieven die daar op haar bed lagen. Ze glimlachte.
Ik dacht dat ik misschien weg moest gaan en dat zei ik, maar ze hoorde me niet echt. ‘Wil je alleen zijn?’ vroeg ik.
Bee keek niet op. Ze knikte alleen maar en zei: ‘Vind je het erg?’
Ik ging de kamer uit en sloot de deur achter me.
‘Dankjewel, Rowan,’ zei ze vanaf de andere kant.
==
* * *
==
Carl zat in de keuken en kwam overeind toen ik langsliep. Ik gaf hem de zak met wiet. Ik zei: ‘Die was van Jack.’
Hij zei: ‘Wil je een kop thee?’ en eigenlijk wilde ik niet, maar ik bleef voor één kop vanwege de manier waarop hij het vroeg, alsof ik hem een dienst bewees.
Hij zei niets terwijl hij water opzette. Sonny deed de koelkastdeur open en dicht, steeds opnieuw, al pratend in zichzelf. Ik voelde me een beetje opgelaten, terwijl ik aan tafel zat en naar mijn handen keek. Toen hij de mok voor me neerzette, nam ik een miniem slokje, ook al was hij te heet, omdat ik niks anders omhanden had.
‘Ze heeft het je dus verteld,’ zei hij en ik knikte. Ik had mijn tong aan de thee verbrand en nu zat er zo’n gevoelloos ruw plekje aan het puntje. ‘Ik ben blij dat je het weet. Het spijt me dat we er nogal lang over hebben gedaan. Alles goed met jou?’
‘Met mij?’ vroeg ik. ‘Ja hoor, prima, ik had er geen idee van, maar het is goed zo.’
Carl liet een grote, lange zucht ontsnappen. Hij wreef met zijn handen door zijn haar alsof hij het aan het wassen was. Hij pakte Jacks zak met wiet en zette hem weer neer. Hij vertrok zijn mond tot een strak, ongemakkelijk glimlachje.
‘Het was een fantastisch joch,’ zei hij. ‘Hoorde bij de familie.’ Ik zei dat dat goed was om te horen. ‘Jij en Bee leken zoveel op elkaar,’ zei hij, ‘met die dappere gezichten van jullie en dat maar doorgaan.’
Ik dacht aan mam. Ik wou dat ze ’s morgens opstond en zich aankleedde. Ik wou dat ze lachte en praatte en aan de slag ging net als de rest van ons. Ik begon Carl te vertellen over het zwarte gat waar mam in zat en dat het, als ik er te veel over nadacht, voelde alsof het mij ook naar beneden trok, net als wanneer je je hand voor de mond van de stofzuiger hield. Dat vertelde ik allemaal en ik dacht er pas over na nadat ik het had gezegd.
‘Ik heb geen tijd om in te storten,’ zei ik en Carl lachte, maar ik had het niet grappig bedoeld.
‘Je bent een grote hulp voor haar, dat weet ik zeker,’ zei hij en ik wist niet of hij mam, Bee of Stroma bedoelde. ‘Kom gauw terug,’ zei hij toen ik opstond om te gaan. ‘Jullie hebben nog veel te bespreken.’