Intermezzo: 1953
Als het etenstijd is, zit hij waar hij hoort te zitten. Hij maakt nooit meer dezelfde vergissing als de eerste avond. De andere jongens zeggen, Kijk, daar heb je Twitter. Victor haat ze maar zegt niets. Sommige jongens proberen zijn toetje af te pakken. Hij maakt ruzie en uiteindelijk wordt iedereen berispt. In plaats van zijn toetje af te pakken, steken ze hun vingers erin, of snuiten ze hun neus in zijn melk. Victor vecht met ze. Iedereen krijgt ervan langs.
Dokter Worthe zegt Ik begrijp niet waarom jij altijd in die stoel zit. Je moet ophouden met vechten. Ik wil je niet meer straffen. Dat ben ik beu.
Simon is het ergst. Simon knijpt hem onder de tafel. Hij bindt Victors veters aan elkaar zodat Victor valt en een kapotte lip krijgt. Iedereen moet lachen. Victor vecht met hem, maar Simon is veel groter en het is nutteloos. Simon lacht, zijn adem ruikt naar de vuilnisbak. Hij zegt Twitter je bent een stuk stront. Victor weet dat je geen stuk stront wilt zijn. Twitter waarom kijk je altijd naar de grond? Wat is er mis met je Twitter? Er zijn nog meer jongens die niet praten en die krijgen ook een pak slaag van Simon. Maar hij heeft het vooral op Victor gemunt. Twitter ik ga je ballen afsnijden als je slaapt. Victor begrijpt niet waarom iemand zoiets zou doen, maar hij is wel bang. ’s Nachts slaapt hij met zijn handen over zijn ballen. Soms probeert Simon Victor te stompen en dan gaat Victor in de foetushouding op de grond liggen gillen tot er een onderwijzer komt. De onderwijzer probeert Victor op te tillen, maar Victor hapt naar hem, hij kan er niets aan doen. Ze brengen hem naar het kantoor van dokter Worthe, waar hij ervan langs krijgt, of anders krijgt hij een prik zodat hij in slaap valt.
Twitter met wie praat je toch? Er is niemand.
Victor negeert hem. Hij probeert zijn huiswerk te doen.
Geef op. Simon scheurt zijn huiswerk aan stukken.
Victor bespringt hem, en samen rollen ze over de grond. Iedereen juicht. Simon zegt in Victors oor Ik ga je ballen eraf trekken, stuk stront dat je bent. Victor bijt Simon in zijn kin en Simon schreeuwt het uit. Hij draait Victor op zijn rug en drukt zijn armen op de grond met zijn knieën en stompt Victor op zijn borst en in zijn maag. Victor moet overgeven. Hou daarmee op zegt de onderwijzer. Nu meteen.
Ze brengen hem naar het ziekenhuis. Hij houdt van het ziekenhuis. Er is geen havermout. Het enige wat hij doet is in bed liggen tekenen. Hij tekent stoelen en gezichten. Hij tekent landen. Sommige zijn echt en andere zijn verzonnen. Hij speelt met het verband op zijn neus en de zusters zeggen nee.
Wanneer hij terugkomt, is Simon kwaad. Simon is gestraft en nu wil hij Victor vermoorden. Wacht jij maar af. Op een keer word je ’s morgens wakker en zijn je ballen eraf.
De jaren verstrijken. Victor is veertien. Hij en Simon vechten dikwijls, maar ze leren het stiekem te doen zodat niemand hen kan straffen. Victor wordt het beu. Hij vindt het niet leuk om te vechten, maar hij vindt het nog minder leuk om gestraft te worden. Van dokter Worthe mag hij niet meer naar de bibliotheek. In de bibliotheek zit hij plaatjes uit boeken na te tekenen. Er is een atlas waarin hij dikwijls kijkt. Hij put al zijn geluk uit de bibliotheek, dus vecht hij liever stiekem dan dat recht kwijt te raken. Simon kan het niets schelen als hij niet meer naar de bibliotheek mag, hij wil alleen Victor in elkaar slaan.
Ze gaan naar een andere tafel omdat ze nu ouder zijn. Sommige jongens zijn vertrokken. Sommige jongens blijven achter aan de vorige tafel. Mensen komen en gaan. In het voorjaar komt er een nieuwe jongen op school. Hij heet Frederick. Hij is groot, groter dan Simon, maar wel magerder. Hij heeft zwart haar en een lang, puntig gezicht en een heel grote mond. Eerst is hij zwijgzaam maar soms knipoogt hij. Het kost hem geen moeite een plaats aan de tafel te vinden. Hij gaat vlak bij Simon zitten en Simon zegt Ik moet jouw taart.
Frederick geeft geen antwoord. Hij eet zijn taart. Simon steekt zijn hand uit en Frederick zet zijn bord buiten handbereik.
Geef me je taart.
Frederick houdt op met eten. Hij kijkt Simon aan. Hij zegt Goed. Hij geeft Simon zijn taart. Simon eet hem met zijn vingers op.
Die avond ligt Victor in bed wanneer hij iemand door de slaapzaal hoort lopen. Hij legt zijn handen op zijn ballen, bereidt zich voor op een gevecht en krult zich op in een hoekje. Hij wacht af. Het is Frederick. Hij glimlacht. Hij fluistert.
Victor.
Victor kijkt hem aan.
Ik heet Freddy.
Victor zegt niets.
Ik zal je eens wat zeggen, Victor. Die eikel zal je voortaan met rust laten.
Victor gaat behoedzaam weer gewoon liggen.
Weet je wat ik bedoel?
Victor schudt zijn hoofd.
Freddy glimlacht. Daar kom je nog wel achter.
Bij het avondeten zegt Simon tegen Freddy Geef me je pudding.
Best.
Die avond wordt Simon misselijk. Ze horen allemaal dat hij naar de wc rent. Ze horen natte geluiden. De onderwijzer komt poolshoogte nemen en Simon spuugt bloed. Dat zeggen de andere jongens.
Freddy zegt tegen Victor Wat naar voor hem hè?
Victor glimlacht.
Freddy en Victor worden vrienden. Freddy komt vaak in moeilijkheden, maar hij komt er altijd ongestraft van af. Hij is veel slimmer dan Simon. Simon zegt dat hij Freddy zal vermoorden, maar Victor kan wel zien hoe bang Simon in werkelijkheid is. Hij slaat andere jongens niet meer zo vaak in elkaar en laat Victor met rust.
Freddy zegt Ik heb tegen hem gezegd dat hij maar beter kan ophouden.
Victor is dankbaar. Hij maakt een tekening van een zonnebloem voor Freddy.
Die heb je voor mij gemaakt, hè, Vic? Freddy noemt hem Vic. Niemand anders noemt hem zo. Victor vindt hem mooi. Asjemenou. Hij is erg goed.
Victor laat hem de rest van zijn tekeningen zien. Inmiddels zijn er te veel voor de lessenaar, dus verstopt hij ze boven op een plank in de bibliotheek. Hij gaat op een stoel staan om ze te pakken. De doos is heel zwaar. Er zitten tekeningen in van bloemen en sneeuwvlokken, van mensen en dieren en van kaarten met namen die hij heeft verzonnen door andere namen samen te voegen.
Moet je nou toch eens kijken, zegt Freddy. Niet slecht, Vic.
Het regent vaak en dan sluipen hij en Freddy naar de zolder. Die zit op slot maar Freddy heeft de sleutel. Ze zitten onder de dakspanten en kijken naar de wuivende kruinen. Victor maakt aantekeningen over het weer. Hij wil zijn momenten met Freddy nooit vergeten, dus schrijft hij alles op in een boekje dat hij voor Kerstmis heeft gekregen; mevrouw Greene stuurt hem er elk jaar een. Wanneer ze op zolder liggen, praat Freddy over zichzelf. Victor houdt van de klank van Freddy’s stem.
Ik weet het niet, Vic. Misschien blijf ik hier wel een tijdje. Ze zeggen dat ik weg moet wanneer ik zeventien word, maar dat weet ik nog zo net niet. Misschien weet ik wel een manier om weer terug te komen. Er zijn hier lui die nog ouder zijn, dus ik zie niet in waarom ik niet. Ze denken dat ik dom ben. Ze hebben me een paar toetsen laten doen en die heb ik allemaal verknald, want ik wist dat ze me hierheen moesten sturen. Ik weet wat goed voor me is. Ik vind het hier beter dan in sommige andere tehuizen waar ik ben geweest. Het eten is goed. Snap je wel? Ik vind het hier niet erg. Ik ga het zo lang mogelijk rekken.
Niemand weet van hun plekje op zolder. Ze gaan er altijd alleen heen. Freddy praat en Victor luistert. De tijd verstrijkt. Victor is vijftien. Ze gaan naar de zolder en Freddy zegt Kijk. Hij laat Victor zijn geslachtsdelen zien. Die zien er anders uit dan die van Victor. Op Freddy’s geslachtsdelen zit haar. Hij zegt Jouw beurt. Victor maakt zijn broek open. Freddy lacht en Victor schaamt zich. Hij probeert zijn broek weer dicht te doen maar Freddy zegt Ho nee, ik lachte je niet uit. Hij haalt Victors handen van zijn kruis weg. Ik vind hem gewoon geweldig. Asjemenou. Weet je hoe je hem moet laten groeien? Freddy zet zijn mond aan Victors geslacht. Het zwelt op en dan zegt Freddy Je hebt hem zeker nog nooit zien lekken, hè? Misschien ben je nog niet groot genoeg. Ik wel hoor. Hier. Victor zet zijn mond aan Freddy’s geslachtsdelen. Nu moet je op en neer bewegen. Victor beweegt op en neer. Freddy voelt aan Victors nek. Het kriebelt. Victor is dol op zijn vriend. Hij is dol op Freddy. Freddy zegt Moet je kijken. Victor kijkt en er springt spul uit Freddy’s geslacht. Melkachtige druppels rollen over zijn pols. Er vliegen er een paar door de lucht die op Victors voet landen. Hij raakt ze aan. Ze voelen als olie.
Victor is gek op Freddy. Hij vindt het niet erg om naar de zolder te gaan. Hij herinnert zich de huisonderwijzer, maar nu vindt hij het niet erg. Ze trekken al hun kleren uit en houden elkaar vast. Als het koud is omhelzen ze elkaar om warm te blijven. Op de grond worden ze vies.
Een keer krijgt Victor een spijker in zijn been. Freddy zegt Stil, wil je dat ze erachter komen? Hou op met huilen. Victor kan niet stoppen. Hij houdt van Freddy en hij wil wel luisteren maar het doet zo’n pijn. Hou op verrekte huilebalk. Stoppen. Freddy geeft Victor een klap. Victor houdt op met huilen. Freddy zegt Godallejezus. De volgende morgen is het bloeden gestopt en weet Victor dat Freddy hem terecht heeft geslagen. Hij zal hem niet teleurstellen.
Heb je ooit op een paard gezeten?
Victor schudt zijn hoofd.
Ik wel toen ik klein was. Mijn opa had een paard. Dat vond ik best leuk. Een keer gaf hij mijn opa een trap zodat zijn arm brak. Freddy glimlacht. Dat had je moeten zien. Het bot stak eruit. Heb je dat ooit gezien, Vic? Botten hebben spul vanbinnen. Je gelooft je ogen niet. Ze moesten zijn hele arm eraf halen want hij genas niet goed. Het was toch een klootzak. Jammer dat het paard niet zijn hele kop eraf had getrapt. Maar paarden vind ik geweldig. Ze zijn nobeler dan wij. Weet je wat nobel is?
Victor schudt zijn hoofd.
Dat zijn paarden. Freddy krabt zijn blote billen. Hij geeuwt. We moesten maar eens naar beneden gaan voordat de les voorbij is. Hé, moet je dit zien. Ben ik effe brutaal. Wedden dat jij wel weet wat je hiermee moet doen, hè Vic?
Victor weet wat hem te doen staat.
Mensen komen en gaan. Simon vertrekt. Andere jongens komen. Victor slaat geen acht op hen. Hij heeft alleen maar oog voor Freddy, denkt alleen maar aan hem. Hij schrijft mevrouw Greene niet meer. Ze blijft hem toch boeken en brieven sturen. Eén keer krijgen alle jongens met Kerstmis een schaakbord. Er zitten ook damstenen bij. Freddy houdt niet van schaken. Hij houdt van dammen. Hij en Victor dammen samen op zolder. Ze kussen en knuffelen en betasten elkaar en dammen. Victor maakt tekeningen voor Freddy. Hij is gelukkig.
Victor is zeventien. Freddy zegt Ze schoppen me eruit.
Victor barst in tranen uit.
Maak je geen zorgen, ik kom wel terug.
Maar hij komt niet terug. Victor denkt elke dag aan hem. Hij schrijft, maar Freddy schrijft niet terug. Voordat Freddy wegging, gaf hij Victor de sleutel van de zolder, maar als hij daarheen gaat, wordt hij treurig. Dus bidt hij. Hij onderhandelt met God. Hij sluit deals en wacht tot ze verzilverd worden. Hij bezeert zichzelf en zegt Nu komt hij vast wel. Ze treffen hem bloedend aan en sturen hem naar een stille kamer. Hij bezeert zichzelf opnieuw en ze geven hem pillen waarvan hij misselijk wordt. Ze geven hem elektroshocks waardoor hij dingen vergeet. Vroeger voelde hij zich wel eens eenzaam, maar dit is nieuw. Hij wil dood. Hij begint aan een landkaart in de hoop dat hij Freddy daarin zal vinden. Hij zal tekenen tot hij hem vindt.
Dokter Worthe zet zijn bril af en wrijft in zijn ogen. We kennen elkaar nu al een hele tijd, niet dan?
Victor zegt niets.
Ik hoor dat je niet eet. Is dat zo, Victor? Je ziet eruit alsof je bent afgevallen. Wat heb je te zeggen?
Victor zegt niets. Het kan hem niets schelen. Het voelt alsof hij half in slaap is. Hij praat amper nog met iemand, zelfs niet om alsjeblieft en dank je wel te zeggen, wat hij altijd doet omdat mevrouw Greene hem heeft geleerd dat het welgemanierd is om iemand recht aan te kijken en die dingen te zeggen. Hij droomt van Freddy en wordt wakker met een zoute smaak in zijn mond. Onder de dekens verbeeldt hij zich dat zijn hand Freddy’s mond is. Het is behelpen.
Hij loopt weg. Hij vertrekt in de nacht wanneer iedereen slaapt. Nu hij ouder is, slaapt hij in een kamer met vier andere jongens, in plaats van op de zaal waar alle jonge jongens slapen. Hij wacht tot iedereen slaapt, dan trekt hij zijn schoenen aan en loopt stilletjes de trap af. Het is zomer. Buiten vormen insecten een laag watten om de oranje lampen. Hij steekt het gazon aan de achterkant over. In het grote huis brandt nog licht. Achter het raam ziet hij het silhouet van een man die een halter heft. Het is de gymleraar, meneer Chamberlain. Hij kijkt niet Victors kant op, maar die trekt zich toch terug in de schaduw langs de omheining. Hij komt bij de poort. Hij komt zelden verder. Soms maken ze een uitstapje. Eén keer zijn ze naar een honkbalwedstrijd geweest en een keer naar het circus. Ze gingen met bussen.
De poort zit op slot. Hij klimt over de omheining, valt in de struiken en haalt zijn arm open. Wanneer hij langs de weg loopt, trekt hij een spoor van bloeddruppels. Hij trek een van zijn sokken uit en bindt die om zijn arm. Daarna trekt hij zijn schoen weer aan en loopt verder.
Freddy woont in een stad die Yonkers heet. Victor heeft die in de atlas gevonden, maar weet niet welke kant hij op moet. Hij loopt urenlang, tot hij blaren krijgt op de voet waarvan de sok ontbreekt. Hij maakt de bebloede sok los. Die is korstig. De snee doet zeer, maar bloedt niet meer. Hij trekt zijn sok weer aan en loopt door tot hij over een brug komt. Het is pikkedonker en benauwd. Hij ziet de sterren. Hij ziet een heleboel vreemde en mooie dingen maar heeft geen tijd te verliezen, hij heeft een bestemming.
Wanneer het lichter wordt, komen er een paar vrachtwagens voorbij. Hij ziet huizen, winkels en geparkeerde auto’s. Hij ruikt gebakken brood en zijn maag knort. Een jongen met een mand vol kranten fietst langs. Victor ziet een man in een auto slapen. Hij tikt op het raampje en de man beweegt. Hij veegt de condens van de raampjes, tuurt naar Victor en draait er een omlaag.
Victor zegt Busstation.
De man wijst. Die kant op. Dan ziet hij Victors arm. Tjonge, makker.
Victor zegt Dank u wel en loopt verder.
De bus naar Yonkers vertrekt pas om kwart over acht, dus wanneer hij een kaartje heeft gekocht, gaat hij op het station zitten wachten. De klok staat op kwart voor zeven. Victor telt zijn geld. Hij heeft nog tweeentwintig dollar en negentien cent. Een deel van het geld heeft hij in de loop der jaren opgespaard van wat hij van de man met de snor kreeg. Een deel is geld dat mevrouw Greene hem op zijn verjaardag heeft gestuurd. Hij is blij dat hij het besteedt aan een kaartje om Freddy op te zoeken. Voor het eerst in maanden heeft hij het gevoel dat hij leeft. De honger bespringt hem als een wilde hond. Aan de overkant is een winkel waar mensen zitten te eten. Op het bord staat pip’s. Victor gaat het station uit, steekt over, gaat naar binnen en neemt plaats. Mensen lezen van een stuk papier tegen een vrouw en die brengt hun voedsel. Ze komt naar hem toe. Ze kijkt naar zijn arm.
Jeetje. Wat is er met jou gebeurd?
Hij zegt niets.
Ze kijkt hem bevreemd aan. Wat zal het zijn?
Hij weet niet wat hij moet zeggen.
Luister, jongen, ik heb niet de hele dag.
Hij pakt het stuk papier en wijst.
Wil je biefstuk voor het ontbijt?
Hij voelt dat hij een fout heeft gemaakt. Hij wijst opnieuw.
Komt eraan.
De vrouw brengt hem een kom havermout. Hij neemt er geen hap van. Vlakbij gaan twee mannen zitten en zeggen Eieren met spek tegen de vrouw. Wanneer Victor het eten ruikt, krijgt hij spijt.
Wat is er?
Hij kijkt naar de vrouw.
Niet goed?
Hij wijst naar het andere tafeltje.
De vrouw haalde haar schouders op. Moet ik dat weer meenemen?
Hij schuift de kom weg. Ze neemt hem mee en komt terug met eieren en spek.
Zoiets heeft hij nog nooit geproefd. Hij geniet van elke hap. Het spek is te vet, maar de eieren doen hem aan Freddy’s mond denken. Hij eet ze op en bestelt nog een bord maar dan alleen met eieren. Ze komt ze brengen. Hij bestelt nog een bord.
Tjonge, wat hebben we een trek.
Halverwege zijn vierde bord eieren denkt hij aan de bus. Hij holt weg zonder te betalen en rent naar de overkant. De vrouw roept hem na.
Op het station vraagt hij naar de bus naar Yonkers.
Die is al weg. De volgende gaat vanmiddag.
Victor gaat op de bank zitten en legt het hoofd in zijn handen. Hij heeft een vreselijke fout gemaakt. Hij is net zo dom als ze altijd zeggen. Wanneer het tijd wordt om te lunchen durft hij niet meer naar de overkant. Hij wou dat Freddy er was om hem te helpen. Hij telt zijn geld; hij heeft nog steeds tweeëntwintig dollar en negentien cent.
Daar is hij.
Daar zijn een politieagent en dokter Worthe, en nog een paar mensen van het tehuis. Ze nemen hem mee. Hij stribbelt tegen. Ze zetten hem in het busje en hij valt in slaap.
Hij wordt wakker in de stille kamer. Hij probeert uit bed te komen, maar ze hebben hem vastgebonden. Hij schreeuwt en ze komen binnen en hij valt weer in slaap.
Als hij opnieuw wakker wordt, zit dokter Worthe naast zijn bed.
Wat moeten we toch met je, mijn jongen?
Hij blijft een hele poos in dat vertrek en dan mag hij weer naar zijn gewone kamer. Zijn kamergenoten zeggen Welkom terug, Twitter.
Hij loopt weer weg. Ze hebben zijn geld afgepakt, dus kan hij niet met de bus. Hij gaat liften. Freddy heeft hem over liften verteld en een van zijn klasgenoten zei dat hij een keer naar Miami en terug is gelift. Victor loopt naar de snelweg en steekt zijn duim op. Het eerste voertuig dat stopt is een politieauto. Victor holt weg. Hij springt van de weg en verstopt zich in een schuur. Ze vinden hem en brengen hem weer terug. Ze geven hem injecties en pillen en schokken. Ze zetten hem weer in die kamer. Hij staakt zijn pogingen om weg te lopen.
De tijd verstrijkt.
Victor is negentien en Freddy komt weer terug. Victor huilt van geluk. Zijn gebeden zijn verhoord. Zie je wel, zegt Freddy. Ik zei het toch.
Victor tekent niet meer aan de landkaart waaraan hij telkens heeft gewerkt wanneer hij niet te slaperig was van de medicijnen. Het leven is weer goed. Hij en Freddy gaan naar de zolder, ze maken wandelingen over het terrein en vinden stille plekjes waar ze zich kunnen verstoppen om elkaar tussen de bladeren te omhelzen. Freddy is altijd heel teder, alleen krabt hij Victors dijen wel eens. Dat doet pijn en hij bloedt, maar dat vindt hij niet erg.
Freddy zegt De volgende keer sturen ze me niet meer hierheen. De volgende keer willen ze me in de bak gooien.
De dagen vliegen voorbij. Victor is twintig. Hij wordt eenentwintig en tweeëntwintig en drieëntwintig. Ze maken een foto en op die foto staat Freddy naast hem. De fotograaf zegt Zeg eens ‘cheese’. Dan wordt hij vijfentwintig en wordt het leven anders.
Dokter Worthe zegt Je hebt bezoek, Victor.
Victor heeft die man nog nooit gezien. Hij heet meneer Wexler. Hij lijkt niet veel ouder dan Victor, maar draagt een stropdas en een pak en heeft donkere ogen en zijn gezicht hangt en wanneer hij Victor ziet, zegt hij O hemeltje.
Meneer Wexler stelt Victor vragen over het tehuis. Hij lijkt ontevreden over de manier waarop ze Victor behandelen. Dokter Worthe blijft zich maar verontschuldigen. Meneer Wexler blijft maar zeggen Nu is het afgelopen.
Victor vindt dat niet leuk klinken. Hij heeft het al eens eerder gehoord en wil helemaal niet dat er iets is afgelopen.
Dokter Worthe zegt tegen Victor dat hij hem zal missen. Je bent hier heel lang geweest, mijn jongen. Ik wens je het allerbeste.
Victor wil niet weg. Hij zegt het tegen dokter Worthe, maar die zegt Meneer Wexler zal voor je zorgen.
Victor wil niet worden verzorgd. Hij wordt al verzorgd. Hij heeft zijn kamer en de zolder en zijn tekeningen en de bibliotheek en Freddy, hij heeft Freddy die hem was afgepakt maar is teruggegeven. Nog veel erger dan iemand verliezen is iemand twee keer verliezen. God haalt trucjes met hem uit. Hij haat Hem. Toch blijft hij bidden. Hij bidt de rozenkrans. Hij onderhandelt. Als U me hier laat blijven, dan. Als U maakt dat hij mee mag, dan. Als U van gedachten verandert, dan.
Op een ochtend in de herfst komen ze hem halen. De hele rit staart Victor naar buiten, naar stapels brandende bladeren. Af en toe moet hij huilen. Als de auto gas terugneemt, wil hij eruit springen. Het enige wat hem ervan weerhoudt, is wat Freddy voor zijn vertrek tegen hem heeft gezegd. Maak je geen zorgen, Vic. Ik ga hier wel weg en dan kom ik bij jou wonen. Let maar eens op. Geen gekke dingen doen en jezelf nog meer problemen op de hals halen.
Victor kan zich niet voorstellen dat het ooit nog goed zal komen, zo erg voelt het. Maar hij gelooft in Freddy, en Freddy heeft gezegd dat hij de man moet gehoorzamen.
Meneer Wexlers voornaam is Tony. Hij zit samen met Victor in de auto. Hij zegt dat ze naar de stad New York gaan. De reis duurt een eeuwigheid. De bomen buiten zijn oranje en goud, maar Victor ziet alleen hun vorm, hun vertakkende uiteinden en tere uitlopers. Hij wilde dat hij ze aan Freddy kon laten zien. Hij zal ze tekenen zodat hij ze later aan Freddy kan tonen. Hij zal papier moeten hebben. Hopelijk hebben ze papier in New York.
New York raast. Victor heeft nog nooit van zijn leven zoiets gezien. Hij ziet gebouwen zo hoog als een berg en straten vol auto’s vol mensen. Hij ziet felle neonreclames. Hij ziet negers. Hij ziet jongens met een bezemsteel tegen een bal slaan. Hij ziet mannen met een helm op. Een trein verdwijnt in de grond. Tony vraagt Heb je ooit in een trein gezeten? Victor is argwanend tegenover Tony. Tony praat tegen hem alsof hij een kleuter is. Maar hij is geen kleuter. Hij begrijpt het best. Hij begrijpt dat hij dom is, en dat hij het altijd is geweest. Daarom is hij anders dan een kind. Hij wil het tegen Tony zeggen, maar kan de juiste woorden niet vinden.
Ze rijden een brug over. Tony zegt Dit is Queens. Er zijn mannen met een blauwe jas. Er zijn gele en zwarte auto’s die eruitzien als torren. Ze rijden door een drukke straat vol wandelende mensen die karretjes met papieren zakken achter zich aan trekken. Mannen staan op de stoep te roken. De damp slaat van de straat. Victor is overweldigd. Hij herinnert zich de stad van toen hij klein was. Hij herinnert zich Albany van de tijd dat hij wegliep. Maar geen van die steden is zo indrukwekkend als New York.
Ze slaan een zijstraat in en rijden een heuveltje langs een park met schommelende kinderen op. Ze komen bij een aantal hoge gebouwen van baksteen. Het zijn er een heleboel die de felblauwe hemel opensplijten. Tony zegt Hier is je nieuwe huis.
Victor kan zich zo’n groot huis niet voorstellen. Het is groter dan het slaaphuis, wel honderd keer zo groot. Hij maakt zich zorgen. Hij wil niet zo’n groot huis hebben. Maar dan ziet hij andere mensen naar binnen gaan en naar buiten komen. Misschien is het toch wel een slaaphuis. Hij begrijpt er niets van. Er gebeuren te veel dingen tegelijk. Hij wil gaan liggen en zijn hoofd in Freddy’s schoot leggen. Freddy zou het wel begrijpen. Freddy kon het hem uitleggen.
Tony gaat hem voor door het doolhof. De gebouwen zijn zo hoog dat ze zich naar elkaar toe buigen alsof ze elkaar willen kussen. Victor voelt zich verloren. Hij wil een kaart. Hij wil zijn tekeningen. Hij vraagt ernaar maar Tony begrijpt het niet. Hij zegt tegen Victor dat ze zijn bagage later zullen brengen. Maar hoe zit het dan met de doos in de bibliotheek. Hij probeert het uit te leggen. Tony zegt Als je iets bent vergeten, bellen we dokter Worthe wel en krijgen we het alsnog. Maar dat stelt Victor niet gerust.
Tony laat Victor een bord zien waarop kornalijn staat. Hier ga je wonen. Victor weet wat kornalijn is. Dat heeft hij in de almanak gelezen. Tony houdt de deur voor Victor open. Binnen drukt Tony op een knopje in de muur en een deur glijdt open als een tovermond. Zoiets heeft Victor nog nooit gezien. Hij is bang en verbaasd.
Kom op, zegt Tony. Tenzij je elf trappen op wilt.
De deur gaat met een plof dicht. De vloer duwt omhoog en zijn voeten voelen zwaar. Dan klinkt er een belletje en de mond gaat weer open. Tony zegt Okidoki.
Het is stil op de gang. Er ligt tapijt op de grond en de muren zijn wit. Daar zijn we. Tony doet een deur voor Victor open. De kamer is net zo groot als zijn kamer in het slaaphuis, maar in plaats van vier bedden staat er maar één. Er staat een potplant op de vensterbank en er staat een platte, metalen plaat verbonden met een stopcontact in de muur. Er is een gootsteen en een wc. Het is stil en schoon. Hiervandaan kun je de brug zien. Tony wijst naar buiten. Is dit niet beter?
Beter dan wat? Victor kijkt naar de aarde in de diepte. De mensen zien eruit als peperkorrels.
Hier zul je gelukkig zijn. Daar is de telefoon. Als je iets nodig hebt kun je mij bellen. Hier heb je mijn nummer. Ik kom af en toe langs om een kijkje te nemen. Vraag maar als je iets nodig hebt. Hier is wat geld. Om de paar weken stuur ik je een bedrag. Je zult niets tekortkomen, dat beloof ik je. Wil je nu iets? Heb je honger?
Ze gaan de mond weer in en Victor kijkt hoe het moet. Hij leert de hele tijd.
In de winkel die restaurant heet vraagt Victor om eieren. Tony drinkt koffie. De vrouw brengt alles en Victor eet. De eieren smaken heerlijk.
Dit moet een hele verandering voor je zijn. Tony wacht en kijkt hem aan. Dan zegt hij We zullen alles goedmaken. Je mag doen wat je wilt. Je kunt naar buiten gaan, naar het museum of naar het park. Je kunt naar het honkbal gaan. Je kunt alles krijgen wat je wilt.
Victor wil nog een bord eieren.
Zo veel als je wilt. Tony neemt een slok koffie. Vlakbij zijn winkels. Wat heb je nodig?
Victor denkt na. Hij zegt Papier.
Er is een winkel die kant op. Nu zijn ze waarschijnlijk dicht, maar ik laat je wel zien hoe je moet lopen en dan kun je kopen wat je maar wilt. Ik geef je wel wat extra geld. Wil je nog een toetje?
Ze lopen naar de winkel. Op straat verkoopt een man met een wagentje pinda’s. Het ruikt heerlijk en het water loopt Victor in de mond. Hij wil wel pinda’s, maar hij wil Tony niet storen, want die praat over alle mogelijkheden die er nu voor Victor openliggen.
Victor onthoudt waar de pindaverkoper staat. Hij onthoudt plekken die er interessant uitzien. In zijn hoofd tekent hij een kaart. Later kan hij die wel op papier zetten.
De papierwinkel is dicht, maar in de etalage ziet hij aantrekkelijke stapels papier en potloden. Hij weet niet hoeveel geld Tony hem heeft gegeven, maar hopelijk is het genoeg.
Ze maken een wandeling door de buurt. Tony laat hem zien waar hij eten kan kopen. Het wordt donker en koud en Victor rilt. Tony zegt Je hebt een nieuwe jas nodig.
Daarna lopen ze weer naar huis. Victor loopt naar de verkeerde deur en Tony zegt Nee, dat is niet de onze. Dan begrijpt Victor dat het huis toch wel iets van een slaaphuis heeft. Hij is teleurgesteld. Hij had de andere kamers wel willen zien.
Tony brengt hem naar de juiste kamer. Victor leert de weg zo goed mogelijk uit zijn hoofd. Morgen wil hij potloden en papier gaan kopen en een paar enveloppen, zodat hij Freddy kan schrijven.
Denk je dat je het hier vannacht wel redt?
Hij knikt.
Morgen kom ik terug. Als je voor die tijd iets nodig hebt, bel je maar.
Victor is alleen. Hij kijkt naar buiten en denkt aan Freddy. Hij haalt de kleren uit zijn koffer en legt ze netjes in het bureau. Hij vult een kop met water en drinkt. Hij is heel dorstig en drinkt nog wat. Daarna kleedt hij zich uit en gaat op bed liggen. Hij denkt aan Freddy. Hij speelt met zijn geslachtsdelen en daarna valt hij in slaap.
Meestal gaan zijn ogen met zonsopgang open, maar de volgende morgen slaapt hij door tot hij wakker wordt omdat er op de deur wordt gebonkt. Hij staat op en trekt zijn broek en overhemd aan net wanneer er een sleutel in het slot wordt omgedraaid. Het is Tony. Hij kijkt bezorgd en hijgt.
Je deed niet open.
Victor zegt niets.
Alles goed?
Victor knikt.
Je moet me niet zo laten schrikken hoor, Victor.
Victor weet niet wat hij heeft gedaan om Tony aan het schrikken te maken.
Tony heeft een opgevouwen jas onder zijn arm. Hier.
Victor trekt de jas aan. De mouwen komen tot voorbij zijn vingertoppen.
Dat moeten we laten maken. Heb je al wat gegeten?
Ze gaan weer naar het restaurant. Victor eet eieren. Tony drinkt koffie.
Ik zie dat je van eieren houdt.
Victor praat niet met volle mond; dat heeft hij van mevrouw Greene geleerd. Hij knikt.
Je kunt thuis eieren leren klaarmaken. Dan kun je ze eten wanneer je maar wilt. Zal ik het je leren?
Tony leert Victor hoe hij het kookplaatje moet gebruiken. Ze bakken eieren, die niet zo lekker smaken als die in het restaurant, maar Victor wil niet onbeleefd zijn. Hij zegt Dank je wel. Maar hij is ongeduldig, want hij wil naar de papierwinkel voordat die dichtgaat. Hij wil niet nog een dag wachten.
Wanneer je klaar bent, was je de pan af. Hebben ze je dat geleerd?
Ja.
Maar Tony wil met alle geweld kijken hoe Victor het doet. Goed zo, zegt hij, alsof Victor een kind is. Victor besluit dat Tony niet te vertrouwen is. Wanneer Tony weg is, holt Victor naar de winkel.
In het begin komt Tony dikwijls langs. Hij komt met cadeautjes of geld of om hallo te zeggen. Hij neemt Victor mee naar de dokter en die zegt Hoesten. Tony neemt Victor mee om kleren en schoenen te kopen, dingen die Victor niet wil. Hij vertelt Victor over de interessante bezienswaardigheden van New York. Hij neemt Victor mee naar het Vrijheidsbeeld. Hij neemt hem mee naar het Museum of Natural History en naar het park in Flushing. Victor zegt Dank je wel, maar eigenlijk wil hij thuisblijven bij zijn tekeningen en de stilte en het uitzicht op de brug. Buiten wordt er te veel getoeterd, te veel getimmerd, Victor krijgt er hoofdpijn van en dan wil hij zijn ogen dichtdoen. Hij verduurt de uitstapjes met Tony omdat hij een nieuwe afspraak met God heeft gemaakt. Als hij voldoende lijdt, zal Freddy eerder komen. Dus zegt hij niets; hij verwelkomt de eenzaamheid die hij voelt.
Weldra is het te koud om nog naar buiten te gaan. Tony komt minder vaak. Hij zegt Ik wil dat je onafhankelijk wordt. In plaats daarvan belt hij. Hun gesprekken zijn kort. Hallo en Hallo en Heb je iets nodig en Nee dank je.
Op een dag krijgt hij zijn voordeur niet open. Er zitten twee sloten op en die moet je in tegengestelde richting draaien. Hoewel hij het blijft proberen, wil de deur niet open. Misschien is hij naar de verkeerde kamer gegaan. Maar nee, het is de goede, hij herinnert zich het nummer. Hij weet niet wat hij moet doen. Uiteindelijk krijgt hij het slot wel open en kan hij naar binnen. Hij gaat op het bed zitten. Hij is zo bang dat hij de hele nacht niet kan stoppen met sidderen.
Maar meestal gaat het goed met hem. Soms ziet hij andere mensen op de gang. Ze kijken hem bevreemd aan. Hij wandelt door de buurt. Hij koopt potloden en papier. Hij koopt een paar pennen en markeerstiften en ontdekt dat hij die ook leuk vindt. De man achter de toonbank biedt hem verf en schetsboeken aan. Victor zegt Nee dank u. Hij houdt van het papier in grote stapels. Hij koopt vijf stapels en de man vraagt of hij een boek schrijft. Op weg naar en van de winkel blijft hij altijd even staan om pinda’s te kopen.
Hij gaat naar het restaurant. Hij wil weten waarom zijn eieren anders smaken dan die van het restaurant en dus gaat hij aan de toonbank zitten zodat hij de koks met hun papieren muts kan gadeslaan, wier voorhoofd zweet wanneer ze uien hakken. Hij ziet dat ze melk bij de eieren doen. Dus koopt hij melk en probeert hij zelf eieren te maken. Maar ze branden aan en de melk gaat na een paar dagen stinken, dus die spoelt hij door de wc. Hij gaat wel naar het restaurant.
Om de twee weken komt er een brief van Tony. De man aan de poort geeft die aan hem. Er zit wat geld in. Hij gebruikt het geld om te kopen wat hij nodig heeft, maar het merendeel blijft over. Het geld groeit aan. Hij spaart het op.
Hij stuurt brieven naar Freddy. Hij stuurt tekeningen. Hij tekent de brug en het water. Hij tekent vogels en bloemen. Freddy schrijft nooit terug, maar Victor weet dat zijn moeite niet voor niets is. Hij weet precies wanneer Freddy een brief krijgt, maakt niet uit hoe ver weg hij is. Vanbinnen hoort hij hem de envelop openscheuren.
De seizoenen wisselen. Omdat mevrouw Greene hem geen boeken meer stuurt, koopt hij er zelf een om het weer in op te schrijven. Hij schrijft alles op, zodat hij het aan Freddy kan vertellen wanneer die komt. Hij zal zeggen Dit heb ik gezien toen je er niet was. Hij bidt. Hij gaat naar de kerk. Hij onderhandelt en biecht. Er gaat een hele tijd voorbij. Dan geeft de man aan de poort hem op een dag twee enveloppen. De ene is van het crèmekleurige papier dat Tony gebruikt. De andere is dun en blauwachtig. Victor scheurt hem open.
Beste Vic. Ik kom eraan.
Victor is opgewonden. Hij besluit een cadeau voor Freddy te kopen. Hij pakt zijn geld en gaat naar een winkel. Daar blijft hij een hele poos staan nadenken over wat Freddy leuk zou vinden. Freddy hield ervan om af en toe glazen flessen tegen een boom te gooien en ze te horen breken. Wat nog meer? Nadenken over wat hij voor Freddy moet kopen is het moeilijkste wat hij ooit heeft gedaan. De man in de winkel zegt Kan ik iets voor u doen?
Victor zegt Een cadeau.
De man laat Victor dameshandschoenen en handspiegels zien. Hij laat Victor een paar sjaals zien. Victor gaat weg zonder iets te kopen.
Dagenlang dwaalt hij door de buurt en kijkt hij in etalages. Hij is erg nerveus omdat hij niet weet wanneer Freddy komt, dat schreef hij niet. Hij moet zo gauw mogelijk een cadeau zien te vinden; hij wil thuis zijn wanneer Freddy komt. Hij gaat van de ene winkel naar de andere, loopt er haastig doorheen en slaat geen acht op de winkeliers wanneer die proberen iets tegen hem te zeggen. Hij heeft bijna zijn keus op een wollen muts laten vallen, wanneer hij het mooiste ziet wat hij tot dan toe is tegengekomen: een paard van goud en zilver. Het glinstert en heeft zijn hoofd nobel naar achteren geworpen. Victor vraagt de man hoeveel het kost en die kijkt argwanend. Honderdvijftig dollar zegt hij. Victor rekent af en neemt het paard mee.
Wanneer Freddy komt, fluit hij. Moet je toch eens kijken. Hij zet zijn koffer neer en loopt naar het raam. Victor beeft. Hij wil zijn hand uitsteken en Freddy aanraken, maar dat durft hij niet. Kolere, Vic, jij hebt het voor elkaar. Hij knipoogt naar Victor en er trekt een scheut door zijn kruis.
Ze hebben me verteld dat je een rijke neef hebt of zo. Mij heb je nooit iets over een rijke neef verteld. Wat heb je nog meer, heb je een auto?
Victor schudt zijn hoofd.
Nou, toch vind ik je een bofkont. En mezelf ook, hè? Hij lacht. Wat kijk je, Vic? Nou? Heb je me gemist? Kom ’ns hier. Laat eens kijken. God-allejezus, je hebt een stijve. Freddy lacht. Goddomme wat een grote.
Victor is gelukkiger dan hij ooit is geweest. Elke seconde dat hij heeft geleden is de moeite waard geweest. Hij heeft zijn eigen kamer, hij heeft eten en papier en hij heeft Freddy. ’s Morgens wordt hij wakker en ziet hij Freddy’s borst op en neer gaan. Freddy heeft licht haar op zijn borst, dat van Victor is dik en zwart. Soms tekent hij Freddy slapend. Soms draait Freddy zich om, of hij wordt wakker, en dan is de tekening niet af.
Wanneer hij wakker wordt, zegt hij tegen Victor dat hij zijn geslacht in zijn mond moet nemen. Soms wil hij dat midden in de nacht ook en maakt hij Victor wakker en zegt hij Hup. Dat vindt Victor niet erg. Hij is verliefd.
De tijd verstrijkt. Freddy blijft bij Victor, maar niet elke nacht. Soms verdwijnt hij twee, drie dagen achter elkaar en dan maakt Victor zich zorgen. Hij bidt en onderhandelt. Of dan verdwijnt Freddy wel voor een week of een maand en valt Victor ten prooi aan de ergste wanhoop die hij ooit heeft gekend, erger dan vroeger omdat hij nu weet wat geluk is. Freddy weigert te zeggen waar hij heen gaat, of Victor van tevoren te waarschuwen. Het ene moment is hij er nog, en dan is hij opeens verdwenen. Victor komt thuis uit het park, waar hij bomen heeft getekend, of van het restaurant of van de winkel waar hij brood koopt om boterhammen voor de lunch te maken en dan is het stil in het appartement. Het is een andere stilte dan wanneer Freddy even weg is om een wandeling te maken of een fles bier of whisky te kopen. Dan wordt Victor gek. Hij vloekt, en dat hoort helemaal niet, hij scheurt kussens stuk en gooit kopjes kapot. Als het voorbij is, is hij moe, is het een troep en is Freddy er nog steeds niet. Dan gaat Victor onderhandelen. Hij gaat bidden.
Wat dondert het waar ik heen ga? Ik kom altijd weer terug. Wat kan het jou verrekken? Hou op met dat vragen, je werkt godverdomme op mijn zenuwen. Je kunt een echte zeikerd zijn, weet je dat? Wanneer Freddy’s stem zo klinkt, is Victor bang. Hij wil Freddy niet ongelukkig maken. Hij zou met alle liefde zijn eigen handen afhakken als Freddy dat leuk zou vinden. Hij zou zijn ballen nog afsnijden.
Moet je dit zien. Dat is toch hopeloos. Freddy pakt een kussensloop met een donkere vetvlek waar Victors hoofd elke nacht ligt. Doe eens een keer de was godverdomme.
Victor weet niet hoe hij de was moet doen. Freddy neemt hem mee naar de wasserette. Je stopt er een muntje in, je stopt er zeep in. Nu hoef je niet meer als een beest te leven. Freddy lacht. Victors hart zwelt van dat geluid. Maar een ander deel van hem weet niet wat het moet voelen. Aan de ene kant wil hij dat Freddy glimlacht. Aan de andere kant voelde hij zich daarnet zo somber over zichzelf dat het hem nu moeite kost om blij te zijn. Hij is één grote hutspot, zoals mevrouw Greene altijd zei. Nu ze samenwonen – in hetzelfde bed slapen, samen eten en het grootste deel van de dag dezelfde lucht ademen – ziet Victor dingen aan Freddy die hij nog niet eerder heeft gezien. De wijze waarop zijn stemmingen veranderen. Die lange boze preken. Dan weer complimenten als vanuit het niets. Victor begrijpt het niet. Hij probeert nog een ander geschenk voor Freddy te bedenken. Dat zal hem gelukkig maken.
Freddy weigert ook naar de kerk te gaan. Victor kan hem niet overhalen. Hij gaat alleen en bidt voor twee.
De tijd verstrijkt. De seizoenen dansen. Dingen veranderen. Freddy komt en gaat. Victor leeft en sterft duizend doden. De spanning doet pijn. Hij wil dat Freddy blijft en nooit meer weggaat. Dagen worden nachten worden dagen en Victors ogen worden wazig.
Hou op met huilen. Kappen.
Victor kan niet stoppen.
Je bent soms nog erger dan een wijf. Wat mankeert je godverdomme? Ik zweer het je, ik zou je een pak op je sodemieter moeten geven, dan zou je wel begrijpen wat ik bedoel. Hou je kop godverdomme. Godverdomme, ik ga er echt nog eens vandoor en je hebt geen idee hoe hard. Ik hoef hier geen minuut langer te blijven. Ik heb genoeg mensen waar ik heen kan. Dacht je soms dat je de enige bent die ik ken? Mooi niet dus. Je hebt geen idee. Soms kun je zo verrekte stom zijn, weet je dat? Hoe komt het dat je zo achterlijk bent? Je weet geen reet van de wereld, je weet niet eens wat er vlak onder je neus gebeurt. Je zit daar maar als een chimpansee te krassen. Geef me geen plaatjes, ik wil goddomme geen plaatjes meer. Je maakt me zwaar pissig. Nu op dit moment maak je me pissig. Ik zweer het je, op een keer ram ik godverdomme je gezicht in. Geef hier dat ding godverdomme. Geef terug.
Victor gooit de fles uit het raam. Hij zeilt omlaag en spat uit elkaar.
O, nou zal ik je krijgen. Dat zal ik je betaald zetten. Je bent een nono, als ik je uit het raam gooi ben je een vlek op de stoep die ze sneller opruimen dan een kwak duivenstront. Je dacht zeker dat het een slimme zet was, die fles was nog halfvol, lelijke klootzak die je bent. Freddy drukt met zijn knieën Victors armen op de grond. Hij maakt zijn gulp open en zijn geslacht valt eruit. Victor probeert zijn mond om het uiteinde te stulpen maar Freddy geeft hem een klap. Afblijven, godverdomme. Heb het lef. Freddy trekt aan zijn geslacht en zegt Godverdomme, godverdomme. Dan is Victor nat. Freddy ontspant zich, het bloed trekt uit zijn gezicht. Hij zegt Oké.
Victor is zevenentwintig. Het is de week van Onafhankelijkheidsdag en een zomerse hoosbui heeft gemaakt dat de slingers rood, wit en blauw in de goot uitlopen. Victor staat voor het raam. Freddy is al twee dagen weg. Victor probeert niet meer te voorspellen wanneer Freddy terugkomt, en terwijl de regen strepen op het raam trekt, bereidt hij zich voor op een lange, eenzame periode.
De sleutel wordt omgedraaid in het slot. Daar staat Freddy druipend in de deuropening. Geef ’ns een handdoek.
De volgende paar dagen is Freddy stiller dan anders. Hij ligt het grootste deel van de dag op bed. Victor denkt dat het misschien van de hitte komt. De regen maakt de warmte erger. Hij heeft het allemaal op schrift. Hij houdt het weer elke dag bij. Hij is ermee begonnen en is niet van plan te stoppen. Het helpt hem de ene dag van de andere te scheiden.
Het houdt op met regenen. Freddy gaat rechtop in bed zitten. Ik ga naar buiten.
Anderhalf uur later komt hij terug met kranten. Victor slaat hem gade wanneer hij ze leest. Hij bladert ze ongeduldig door; dan gooit hij de krant op de grond en valt in slaap.
De volgende dag gaat hij weer naar buiten en komt hij opnieuw met kranten thuis. Deze keer stopt hij bij een bladzijde en zegt Shit zeg.
Victor kijkt naar de krant. Er staat een foto van een jongen in. Zijn naam is Henry Strong. Hij heeft kort piekhaar. Hij lijkt een beetje op een eekhoorn.
Freddy zegt Waarschijnlijk was hij toch niet zo sterk, hè? Dan lacht hij. Hij kijkt naar buiten. Het regent. Ik denk dat het zo blijft.
Victor knikt.
Freddy slaakt een diepe zucht, rekt zich uit en gaat liggen.
Victor bewaart de foto van de jongen.
Een maand later komt Freddy weer met een krant thuis. Victor probeert mee te kijken, maar Freddy geeft hem een duw en zegt Niet over mijn schouder lezen. Victor begrijpt niet wat het probleem is maar hij gehoorzaamt. De volgende morgen wanneer Freddy slaapt neemt Victor een kijkje. Hij ziet weer een jongen. Die heet Eddie Cardinale. Victor houdt die foto ook.
De zomer maakt plaats voor de herfst en die voor de winter. Gedurende die maanden neemt Freddy af en toe een krant mee naar huis en Victor leest ze. In San Francisco heeft iemand een vrouw vermoord. In Hanoi laten ze bommen vallen. Freddy heeft vaak rare buien. Hij gaat dikwijls ’s avonds laat naar buiten en dan zwerft hij urenlang rond en komt pas terug wanneer de zon boven de bakstenen gebouwen opkomt. Victor hoort hem dikwijls vertrekken en dan kan hij de slaap niet meer vatten. Hij gaat voor het raam zitten tot hij Freddy’s silhouet de binnenplaats ziet oversteken. Pas dan doet Victor zijn ogen dicht.
Hij wil Freddy volgen op zijn omzwervingen, maar durft het niet. Hij kan zich wel voorstellen wat Freddy dan zou zeggen. Ga terug naar huis. Ga terug, stuk stront dat je bent. Freddy’s stemmingen maken dat hij lelijke woorden gebruikt en hij heeft niet in de gaten dat hij diepe deuken in Victors hart slaat. Victors verdriet maakt Freddy alleen maar nog bozer. Victor heeft geen woorden om te beschrijven wat er tussen hen gebeurt, maar er zijn dingen veranderd. Hij mist de goede oude tijd toen ze uren bij elkaar konden liggen en Freddy hem vertelde over de dingen die hij had gedaan, de geintjes die hij had uitgehaald en nog ging uithalen. Hij merkt dat zijn lichaam Freddy nu weerzin inboezemt. Hij probeert Freddy niet meer te betasten, en als Freddy in bed ligt te woelen en zijn benen breeduit over het matras spreidt, valt Victor eruit en slaapt hij op de grond.
Stompzinnig stuk stront dat je bent. Waardeloze eikel.
Freddy’s stem wordt die van Victor, een stem die Victor constant met zich meedraagt. Die zegt Victor dat hij dom is en dat hij iets fout doet en dat is altijd. Al zegt die stem dingen die Victor pijn doen, hij heeft hem toch liever dan stilte.
Op een avond komt Freddy thuis met een andere man. Hij is klein en heeft dikke, rode lippen. Kijk eens wat ik heb opgeduikeld. Freddy lacht hinnikend en de man trekt Freddy’s shirt uit. Ze kussen elkaar en Victor gaat op de rand van het bed zitten. Hij heeft het warm. De man zakt op zijn knieën en maakt Freddy’s broek open. Freddy kreunt. Victor kijkt niet. De man gaat weg en Freddy is boos. Wat is er? Heb ik iets van je aan? Heb je ergens moeite mee, vuile flikker? Hij geeft Victor een oplawaai en dan moet hij lachen. Hij valt op bed en Victor stopt een kussen onder zijn hoofd.
Een paar weken later komt Freddy in een zeldzaam goed humeur thuis. Hij houdt een blik havermout omhoog. Weet je nog? Vroeger aten we die rotzooi elke dag bij het ontbijt. Niet te geloven hoeveel ik hiervan heb gegeten. Nou, laten we het maar opeten, ter ere van de goeie ouwe tijd.
Victor heeft grondig de pest aan havermoutpap, maar zijn liefde voor Freddy is sterker, dus koken hij en Freddy op het kookplaatje havermoutpap voor het ontbijt. Dan doen ze een week. Dan zegt Freddy Zal ik je eens wat zeggen, ik heb de pest aan die troep. Hij gooit het blik weg en het is afgelopen met de havermout.
Kort daarop komt Freddy weer met een krant thuis. Hij laat Victor een foto van een jongen met lichtblond haar en een hoekige neus zien. Hij heet Alexander Jendrzejewski; Victor krijgt al hoofdpijn van die naam als hij ernaar kijkt.
De tijd verstrijkt. Freddy komt en gaat. Victor leeft en sterft duizend doden. Nog twee keer laat Freddy Victor een foto zien. Victor bewaart ze allemaal. Hij wil Freddy vragen wat ze betekenen, maar hij begrijpt dat ze een cadeau zijn, ze zijn bijzonder en vragen is de verrassing bederven.
Hij is jaloers op de jongens. Freddy praat vaak over hen en over het weer. Wie zijn ze? Victor wil het weten maar vraagt het niet.
Op een dag zegt Freddy Ik heb geld nodig.
Victor gaat naar de doos waarin hij het geld bewaart dat Tony stuurt. Hij geeft er zo weinig van uit dat hij inmiddels een bundel zo dik als zijn vuist heeft. Hij geeft het allemaal aan Freddy, die Godallemachtig zegt.
Freddy komt nooit meer terug. Er gaat een maand voorbij, twee maanden, een half jaar, een jaar, twee jaar. Victor bidt, smeekt en biecht. Hij bezeert zichzelf. Hij kreunt en bidt en onderhandelt. Als U dit, dan zal ik dat. De tijd verstrijkt. De eenzaamheid daalt over hem heen als stof. Hij is zo eenzaam dat hij de telefoon pakt.
Tony Wexler.
Victor zegt niets.
Hallo?
Victor hangt op.
Dan doet hij zijn moedigste bod tot dan toe. Als U, dan zal ik. Hij schudt God de hand en dan brengt hij al zijn tekeningen, doos voor doos, naar de kelder, waar hij ze in de verbrandingsoven stopt. Hij moet huilen wanneer hij dat doet, maar hij doet het toch. Alles wat hij de afgelopen vijf jaar heeft getekend gaat het vuur in tot er niets meer over is. Hij neemt de lift naar zijn kamer en wacht tot God Zijn kant van de transactie nakomt.
Maar Freddy komt niet opdagen.
Victor voelt zich verloren. Hij eet niet. Hij komt niet buiten. Hij wordt ziek. Hij heeft dromen. Hij ziet Freddy op de bus stappen en wegrijden. In zijn dromen wil Freddy hem niet aankijken. Victor wordt drijfnat wakker. Drie weken lang droomt hij elke nacht hetzelfde, en uiteindelijk staat hij op om een douche te nemen. Hij gaat naar het restaurant. In zijn broekzak heeft hij nog elf dollar die hij was vergeten aan Freddy te geven. Hij eet langzaam, want zijn maag doet zeer. Met het resterende geld gaat hij weer naar de winkel en hij koopt een heleboel nieuw papier en een paar nieuwe viltstiften en potloden. Hij brengt alles naar zijn appartement. Dat valt niet mee omdat hij zo zwak is. Maar hij speelt het klaar en daarna gaat hij zitten om een nieuwe landkaart te tekenen.