Albus Perkamentus over
“Knabbeltje Babbeltje en de
Schaterende Stronk”

Het verhaal van “Knabbeltje Babbeltje en de Schaterende Stronk” is in veel opzichten het meest ‘realistische’ Vertelsel van Baker, in zoverre dat de magie in het sprookje in vrijwel alle opzichten strookt met de ons bekende toverwetten.

Via dit verhaal kwamen velen van ons erachter dat toverkracht de doden niet tot leven kan wekken – en wat was dat een schok en teleurstelling, overtuigd als we in onze kinderjaren waren dat onze ouders een dode rat of kat weer eenvoudig wakker zouden kunnen laten worden met één zwaai van hun toverstok.

Er zijn zo’n zes eeuwen verstreken sinds Baker dit Vertelsel neerschreef, en hoewel we in die periode talloze manieren hebben bedacht om de illusie in stand te houden dat onze overleden dierbaren nog bij ons zijn,’ hebben tovenaars nog steeds geen methode gevonden om lichaam en ziel weer te herenigen als de dood eenmaal is ingetreden.

Zoals de eminente toverwijsgeer Bertrand de Pensées-Profondes schrijft in zijn beroemde werk Een Studie naar de Mogelijke Omkering van de Fysieke en Metafysische Aspecten van de Natuurlijke Dood, met Bijzondere Nadruk op de Reïntegratie van Ziel en Materie: ‘Laat maar zitten. Het lukt toch niet.’

Het verhaal van Knabbeltje Babbeltje bevat wel een van de eerste literaire verwijzingen naar Faunatisme, aangezien Babbeltje de wasvrouw het zeldzame magische talent bezit om zich in een dier te kunnen veranderen.

Slechts een miniem deel van de toverbevolking bestaat uit Faunaten.

Een volmaakte, spontane transformatie van mens in dier vergt enorm veel studie en oefening en veel heksen en tovenaars vinden dat ze hun tijd wel beter kunnen gebruiken.

Bovendien is het nut van een dergelijke gave beperkt, behalve als iemand er dringend behoefte aan heeft om zich te verbergen of vermommen.

Om die reden staat het Ministerie van Toverkunst erop dat er een register van Faunaten wordt bijgehouden, want het lijdt geen twijfel dat dit soort toverkracht vooral van pas komt als iemand zich bezighoudt met geheime, clandestiene of zelfs criminele activiteiten.2

Of er ooit werkelijk een wasvrouw heeft bestaan die zich in een konijn kon veranderen valt te betwijfelen.

Sommige toverhistorici menen dat Baker het personage van Babbeltje gebaseerd heeft op de befaamde Franse tovenares Lisette de Lapin, die in 1422 te Parijs wegens hekserij veroordeeld werd.

Tot verbijstering van haar Dreuzelbewakers, die later zelf berecht werden omdat ze de heks geholpen zouden hebben te ontsnappen, wist Lisette op de vooravond van haar terechtstelling uit haar kerker te ontsnappen.

Hoewel nooit is bewezen dat Lisette een Faunaat was die zich in dierengedaante door de tralies voor haar celraam wist te wurmen, werd kort daarna wel een groot wit konijn waargenomen dat het Engelse Kanaal overstak in een toverketel met een zeil, en een soortgelijk konijn werd later een van de belangrijkste raadgevers van koning Hendrik VI.3

De Koning uit het verhaal van Baker is een dwaze Dreuzel die toverkracht vreest, maar er ook naar hunkert.

Hij gelooft dat hij een tovenaar kan worden door simpelweg wat spreuken uit zijn hoofd te leren en met een toverstok te zwaaien.4

Hij heeft er geen flauw benul van wat toveren werkelijk inhoudt en slikt daarom de belachelijke suggesties van zowel de oplichter als Babbeltje voor zoete koek.

Zoiets is inderdaad typerend voor de denkwijze van bepaalde Dreuzels: omdat ze niets van toverkunst weten, zijn ze bereid in allerlei onmogelijks te geloven, bijvoorbeeld dat Babbeltje nog kon denken en praten nadat ze zichzelf in een boom had veranderd.

(Het is opvallend dat Baker het idee van een pratende boom gebruikt om te laten zien hoe onwetend de Dreuzelkoning is, maar ons tegelijkertijd wil doen geloven dat Babbeltje kon praten terwijl ze een konijn was.

Misschien is dat gewoon dichterlijke vrijheid, maar het lijkt me aannemelijker dat Baker alleen van Faunaten had gehoord en er nooit echt een ontmoet had.

Dit is namelijk het enige punt in het verhaal waarop hij afwijkt van de wetten van de toverkunst.

Faunaten kunnen niet praten in dierengedaante, hoewel ze hun menselijke denk- en redeneringsvermogen behouden.

Zoals ieder schoolkind weet, is dat het fundamentele verschil tussen Faunaat zijn en jezelf Transformeren in een dier.

In het laatste geval wordt de persoon in kwestie volledig dier, met als gevolg dat hij geen magie meer beheerst en zelfs niet meer weet dat hij ooit tovenaar is geweest, zodat hij de hulp van iemand anders nodig heeft om terug te keren tot zijn oorspronkelijke gedaante.)

Het is heel goed denkbaar dat Baker, toen hij beschreef hoe zijn heldin zich ogenschijnlijk in een boom veranderde en de koning bedreigde met pijn als een bijislag, geïnspireerd werd door bestaande magische tradities en praktijken.

Bomen met hout van toverstokkwaliteit zijn altijd fanatiek beschermd door de toverstokkenmakers die ze verzorgen, en iemand die zo’n boom omhakte om het hout te stelen liep niet alleen het risico om aangevallen te worden door de Boomtrullen5 die in de takken nestelden, maar ook om getroffen te worden door de beschermende vloeken die de eigenaar van de boom had aangebracht.

In de tijd van Baker was de Cruciatusvloek nog niet illegaal verklaard door het Ministerie van Toverkunst6, en zou deze precies de pijn veroorzaakt kunnen hebben waarmee Babbeltje de koning bedreigt.

 

1 {Toverfoto’s en toverportretten bewegen en (in het geval van portretten) praten precies zoals de mensen die erop zijn afgebeeld. Andere zeldzame voorwerpen, zoals de Spiegel van Neregeb, tonen soms ook meer dan een statisch beeld van een overleden dierbare. Geesten zijn doorzichtige, bewegende, pratende en denkende versies van overleden heksen en tovenaars die, om wat voor reden dan ook, verkozen hebben op aarde te blijven. JKR}

2 {Professor Anderling, schoolhoofd van Zweinstein, heeft me verzocht om duidelijk te maken dat zij louter en alleen Faunaat werd als gevolg van haar diepgaande studies op het gebied van Gedaanteverwisseling, en dat ze haar vermogen om in een cyperse kat te veranderen nooit heeft gebruikt voor clandestiene doeleinden, afgezien van haar legitieme werk voor de Orde van de Feniks, waarbij vermomming en geheimhouding essentieel waren. JKR}

3 {Dit zou heel goed bijgedragen kunnen hebben aan de wijdverbreide opvatting dat deze Dreuzelkoning niet helemaal goed bij zijn hoofd was.}

4 {Zoals intensieve studies op het Departement van Mystificatie al in 1672 hebben aangetoond, worden heksen en tovenaars geboren en niet geschapen. Hoewel in zeldzame gevallen soms een ‘onverklaarbaar’ toververmogen wordt aangetroffen bij personen van schijnbaar niet-magische afkomst (al blijkt uit latere studies dat in een dergelijk geval altijd wel ergens in de stamboom een heks of tovenaar voorkomt), kunnen Dreuzels niet toveren. Het beste – of ergste – waarop ze kunnen hopen zijn willekeurige en onbeheersbare effecten, veroorzaakt door een authentieke toverstok die, als instrument dat het toververmogen kanaliseert, soms nog een residu aan kracht bevat dat het op onverwachte momenten afvuurt. Zie ook de voetnoten over toverstokkenleer bij ‘Het Verhaal van de Drie Gebroeders’.}

5 {Zie Fabeldieren en Waar Ze Te Vinden voor een uitgebreide beschrijving van deze merkwaardige kleine boombewoners.

6 In 1717 werden de Cruciatus-, Imperius- en Avada Kedavravloeken Onvergeeflijk verklaard en werden aan het gebruik ervan uiterst strenge straffen verbonden.}