15

De regen roffelde tegen de luiken; het was aangenaam in de ka­mer, die ver verwijderd leek van de buitenwereld. Chavasse ontspande zich, voelde de gloed van het vuur warm op zijn blote borst, en keek toe hoe Katja thee zette bij de open haard. Hoffner beluisterde hem met een stethoscoop, een geconcen­treerde uitdrukking op zijn gezicht. Na een poosje ging hij rechtop staan en schudde zijn hoofd. 'Je zou eigenlijk in het zie­kenhuis moeten zijn, Paul. Je bent lichamelijk in een zeer slechte conditie.'

'Mijn conditie zal er beslist niet op vooruitgaan, als ik hier nog langer rond blijf hangen,' zei Chavasse. 'Wat ik nodig heb, is iets dat me een tijdje op de been houdt. Kunt u iets voor me doen?' Hoffner knikte, "t Is maar een lapmiddel.' Hij draaide zich om naar zijn zwarte tas en haalde er een kleine ampul en een injec­tienaald uit.

'Hoe lang werkt dat?' vroeg Chavasse.

'In normale omstandigheden vierentwintig uur,' zei Hoffner, 'maar gezien de staat waarin jij verkeert, kan ik dat niet met zekerheid zeggen. Ik kan je deze dosis geven en dan nog een. Hooguit twee dagen. En dan stort je in.'

'Maar dan ben ik wel veilig aan de andere kant van de grens, in Kasjmir.'

Hij voelde de naald amper naar binnengaan en toen deze terug­getrokken werd, kleedde hij zich snel weer aan. Katja draaide zich om en gaf hem gloeiendhete thee in een porseleinen kom. Hij bracht de drank naar zijn lippen en dronk gulzig. 'Wanneer wil je weg?' vroeg ze.

Hij fronste. 'Wanneer wil ik weg? Maar we gaan allemaal.'

Ze legde een hand op zijn knie en zei ernstig: 'Jij moet proberen om het land uit te komen, dat begrijp ik, maar de dokter is er te oud voor. Het is meer dan tweehonderd kilometer van Chang­zhou naar de grens, over woest terrein. Dat haalt hij nooit.' 'Ik heb op de binnenplaats een legerjeep staan met een volle tank,' zei hij. 'We kunnen vanhier naar de andere kant van Ru- dok rijden, de jeep aan de voet van de Pangong Tso-pas laten staan en de laatste vier, vijf kilometer te voet afleggen.' 'Maar zijn hart is niet bestand tegen de hoogte,' hield ze vol. Hoffner trok haar overeind en legde zijn handen op haar schou­ders. 'Katja, ik móet weg. Dat moet je begrijpen, maar ik zou het liefst hebben dat je met ons meegaat.'

Chavasse knoopte het gewatteerde uniform dicht en ging staan. 'Ik wil jullie eraan herinneren dat we niet veel tijd hebben. Ze komen er op zijn laatst binnen een halfuur achter dat ik er niet meer ben.'

Ze schudde haar hoofd. 'Ik begrijp er niets meer van.' Hoffner keek even met opgetrokken wenkbrauwen naar Cha­vasse en Chavasse knikte. De oude man keek op haar neer en zei zacht: 'Ik vrees dat we niet helemaal eerlijk tegen je zijn ge­weest, lieve kind. Je moet begrijpen dat ik een ontdekking van betekenis heb gedaan. Een belangrijke, nieuwe bijdrage op het gebied van de ruimtevaart.'

'Om het maar eens heel zacht uit te drukken,' zei Chavasse. Hoffner negeerde hem. 'Deze ontdekking betekent dat ik plot­seling een belangrijke figuur ben geworden, niet alleen voor mijn eigen land, maar voor de hele westerse wereld.' Er viel geen enkele uitdrukking op haar gezicht te lezen, maar in haar ogen was een zweem van een gekwelde blik te lezen. 'Waarom hebt u me dat niet eerder verteld? Vertrouwde u me niet? Beteken ik dan zo weinig voor u?' Ze keek Chavasse aan. 'Voor jullie beiden?'

'Het is te veel gevraagd,' zei Hoffner, 'om je tegen je eigen volk te keren. Om de rest van je leven tussen vreemden te leven.' Ze pakte zijn hand en hield die tegen haar wang. 'U bent mijn volk.' Ze draaide zich om en glimlachte tegen Paul. 'U en Paul. Wie heb ik verder nog op deze wereld?'

Chavasse trok haar tegen zich aan en toen hij haar kuste, was haar gezicht nat van de tranen. Ze glimlachte gelukkig terwijl ze naar hem opkeek en toen bestierf de glimlach op haar lippen. Hij voelde een koude windvlaag uit de hal langs zijn nek strijken en er ging een rilling over zijn rug. Hij duwde Katja van zich af en draaide zich langzaam om. Kapitein Tsen stond in de deur­opening en Hoffners Chinese huisknecht stond naast hem, met een machinepistool in zijn hand.

Tsens gezicht straalde een duivelse vreugde uit en zijn tanden glansden in de gloed van het vuur. 'Dus de waarheid komt ein­delijk aan het licht, meneer Chavasse? Je moet het met ons eens zijn dat ons plannetje goed doortimmerd was, maar nu is het toneelstukje afgelopen.'

Hij had het moeten weten, bedacht Chavasse bitter. Het was allemaal te gemakkelijk gegaan. Kolonel Li, die wist wat voor vlees hij in de kuip had, had op zijn ontsnapping gerekend. Ge­woon de volgende zet in de partij en de zet had het gewenste resultaat gehad.

Hoffner deed een stap naar voren en duwde Chavasse opzij. 'Een ogenblikje, kapitein,' begon hij. 'Blijf waar u bent, alstublieft,' zei Tsen koel tegen hem. De ogen van de bediende flitsten heel even naar Hoffner en meer had Chavasse niet nodig. Hij gaf Katja een duw die haar buiten gevaar bracht en zocht met een duik dekking in de scha­duwen achter een oorfauteuil.

Terwijl de bediende het machinepistool een boog liet beschrij­ven en het meubilair doorzeefde, rende Katja naar voren en schreeuwde: 'Nee, Paul, nee!' Ze gilde en viel op de grond. Ze lag op het schapenvel voor de haard en er stroomde bloed over haar gezicht uit een wond op haar voorhoofd. Chavasse hurkte neer naast de stoel en wierp snel een blik om de hoek. De huisknecht en Tsen stonden nog steeds in de deuropening en Hoffner had zich over Katja gebogen. 'Je kan niet ontsnappen, Chavasse,' riep Tsen. 'Kom hier met je handen boven je hoofd.' Chavasse kroop op zijn buik achter een antieke sofa en pakte voorzichtig een klein Chinees beeldje van het tafeltje naast hem. Hij woog het even in zijn hand.

'Mijn geduld begint op te raken,' riep Tsen. Chavasse gooide het beeldje met een boog door de kamer naar de schaduwen in de verste hoek. De bediende draaide zich om en loste snel achtereen twee schoten. Chavasse kwam overeind, deed drie passen naar voren en sloeg hem met de zijkant van zijn hand hard in zijn nek. Hij greep het machinepistool dat uit zijn krachteloze vingers gleed.

Tsen had zijn automatische pistool nog maar net kunnen trek­ken. Hij liet het wapen schielijk vallen. Chavasse bukte zich, raapte het pistool op en liet het in zijn zak glijden. 'Er is maar één ding dat je nu in leven houdt,' zei hij. 'En dat is het feit dat ik je toevallig kan gebruiken. Goed, maak je riem los en draai je om.'

Tsen deed wat hem gevraagd werd, met haat en angst in zijn ogen, en Chavasse bond zijn polsen op zijn rug bij elkaar met de riem en duwde hem in een stoel.

Hij liep naar Hoffner en Katja en boog zich over hen heen. De oude man had zijn zwarte dokterskoffertje gepakt en veegde nu voorzichtig het bloed van haar gezicht. 'Wat is het?' vroeg Chavasse.

'Ze heeft geluk gehad,' antwoordde Hoffner. 'Het was maar een schampschot. Ze zal nog een tijdje buiten bewustzijn zijn en wanneer ze bijkomt, heeft ze vast en zeker een shock en ver­moedelijk een lichte hersenschudding.' 'Kan ze reizen? Dat is nu de belangrijkste vraag.' Hoffner haalde zijn schouders op en begon verband af te rollen. 'Dat zal wel moeten, we kunnen haar niet hier laten na wat er gebeurd is.'

Chavasse legde het machinepistool naast zich op de grond. 'Ik ga de kleren en andere dingen die we nodig hebben uit de slaap­kamers halen. Ik laat het machinepistool bij u, voor het geval onze vriend hier besluit om u het leven moeilijk te maken.' Toen hij vijf minuten later terugkwam met een paar leren jassen en gewatteerde jacks in zijn armen, had Hoffner net Katja's hoofd verbonden en was hij bezig haar een injectie te geven. Hij knipte zijn tas dicht en ging staan. 'Goed, meer kan er niet voor haar gedaan worden.'

Chavasse tilde haar voorzichtig op en Hoffner stak haar armen in de mouwen van een jack en van een van de zware jassen en trok vervolgens de capuchon over haar hoofd. Chavasse droeg haar naar de jeep, terwijl Hoffner zich klaar­maakte voor de reis. Buiten regende het nog steeds en er stond een koude wind. Hij maakte het haar zo gemakkelijk mogelijk op de achterbank en liep snel weer naar binnen. Hoffner stond midden in de kamer, gekleed in een lange leren jas, met een bontmuts met oorkleppen op zijn hoofd en het ma­chinepistool in zijn rechterhand. Hij zag er vreemd uit in deze uitrusting, leek niet op zijn plaats.

Hij had een lichte frons op zijn voorhoofd, maar die verdween plotseling en hij liep door de kamer naar zijn bureau, deed een van de kastjes open en haalde er een versleten, leren aktentas uit. 'Dit moet ik zeker niet vergeten.'

'De papieren?' De oude man knikte en Chavasse zei: 'Verder nog iets?'

Hoffner liet zijn blik door de kamer gaan. 'Zoveel jaren.' Hij schudde verdrietig zijn hoofd. 'Ik geloof dat ik alles precies zo achter wil laten. Ik heb er nooit in geloofd om dingen van senti­mentele waarde tot memorabilia te verheffen en ik ben te oud om daar nu mee te beginnen.' Hij pakte zijn dokterskoffertje. Tsen zat nog steeds in zijn stoel weggedoken en keek hen met een kwaadaardige blik aan. 'Dit lukt nooit.' 'Vast wel,' zei Chavasse, terwijl hij hem overeind trok, 'want jij zit naast me wanneer we door de poort rijden.' Tsen zag er opeens uit of hij niet goed werd, maar Chavasse dacht aan Joro en voelde geen enkel medelijden. Hij zond hem met een harde duw struikelend de gang in en volgde. Toen ze bij de jeep kwamen, ging Hoffner achterin bij Katja zitten en Cha­vasse kroop achter het stuur, met Tsen naast hem. Er was geen ziel op straat tijdens hun rit door de stad. Toen ze bij de poort kwamen, haalde Chavasse het pistool uit zijn zak en hield dat op zijn schoot.

'Vergeet niet wat je moet zeggen,' waarschuwde hij. Er was geen wachthuisje en de schildwacht die onder de lan­taarn bij de dichte poort stond, maakte een diepongelukkige in­druk in de slagregen.

Chavasse ging langzamer rijden en de soldaat kwam op hen af, met een machinepistool dat glansde in het licht van de koplam­pen. Tsen boog zich uit de jeep en schreeuwde: 'Doe de poort open, ezel, ik heb haast.'

De man gaapte hen ontsteld aan, draaide zich onmiddellijk om en tilde de zware balk op waarmee deze vergrendeld was. Hij trok de deuren snel open en deed een stap opzij. Chavasse reed met gebogen hoofd langs hem, de klep van zijn militaire pet diep in zijn ogen. Hij keek één keer om en zag dat de deuren weer dichtgingen; daarna schakelde hij in de hoogste versnelling en reed vol gas de duisternis in. Ze volgden de weg die uit het dal voerde en lieten Changzhou in de donkere vallei achter.

Na twintig minuten stopte Chavasse en draaide hij zich om naar Tsen. 'Uitstappen.'

'Mijn handen zijn nog gebonden," zei Tsen smekend. 'Hoe kan ik zo de hele weg terug lopen?'

'Ik zei uitstappen!' herhaalde Chavasse op koude toon. Tsen klauterde naar buiten en begon terug te lopen over het pad. Chavasse stapte uit aan zijn kant en ging hem achterna. 'Kapitein Tsen!' riep hij. 'Ik ben iets vergeten. Iets wat ik je uit naam van mezelf en vele anderen verschuldigd ben.' Terwijl Tsen zich vermoeid omdraaide, haalde Chavasse het pistool uit zijn zak en schoot hem twee keer van dichtbij door het hoofd.

Hij bleef een ogenblik over het lijk gebogen staan. Toen liep hij terug naar de jeep en reed, zonder acht te slaan op de geschokte uitdrukking op Hoffners gezicht, verder de nacht in.