Hoofdstuk 12
Inspecteur Roth, die ooit nog rallyrijder was geweest, volgde, achter het stuur van een Volvo 1983, de grote bronskleurige bmw, die de zijbaan van de Italiëlei opreed en de richting van de Noorderlaan insloeg. Naast Roth zat eerstaanwezend inspecteur D'Hondt die de radio bediende. Er was voor dergelijke routinezaak geen tweede team beschikbaar. Lenaerts en Bourry hadden een dag vrijaf gekregen om uit te slapen.
'Toffen bak, waar dien doktoor mee bolt. Kost meer dan twee miljoen,' zei Roth, die van mooie wagens hield en er veel van afwist. Hij was slank, had donkerbruin krulhaar en winter en zomer een 'teint basané'. Zijn bijnaam was de Zigeuner. Hij was er trots op, want hij wist dat hij een mooie jongen was.
'Rich people,' zei D'Hondt flegmatisch.
'Het schijnt dat Freddy hem vanmiddag bijkans kwijt was.'
'Hoe hard gaat onzen bak eigenlijk?'
'Met honderdzestig krijgt 'm de jimmy als een oud wijf dat klaarkomt.'
'En zo'n bmw?'
'Tweehonderdtwintig chrono op z'n sokken.'
Ze volgden de bmw met tachtig per uur naar de E19 richting Breda.
'Kalmthout,' zei D'Hondt, 'voor wat wedden we?'
'Afrit Sint-Job-in-'t-Goor.'
'Ge zijt een genie.'
De bmw nam inderdaad de afrit Sint-Job-in-'t-Goor en sloeg linksaf naar Essen-Kalmthout. Ze volgden hem op een tweehonderdtal meter. Opeens zagen ze de stoplichten van de bmw aanflitsen, de rechtse richtingwijzer begon te knipperen en hij reed de parking van een manége op. Roth en D'Hondt waren er net op tijd bij om te zien dat Kremer uitstapte, zijn wagen op slot deed en ijlings in een witte Honda Prélude stapte, waarin een vrouw achter het stuur zat. De Prélude reed zonder een seconde te dralen achteruit en nam de richting Antwerpen. Het gebeurde allemaal zo snel dat Roth nauwelijks de tijd had om adequaat te reageren. Hij reed door en keerde de Volvo met twee handige manoeuvres. Full speed stoof hij achter de Prélude aan.
'Da was godverdomme een rappe teef,' zei Roth, 'hebt ge gezien dat z'een Franse plaat heeft?'
'Nul zes, Azurenkust,' zei D'Hondt, die de meeste Franse departementen van de autokentekens kon aflezen.
'En op de gas duwen kan z'ook.'
'Zijn dat nerveuze bakken?' vroeg D'Hondt.
'Het is een van die laatstenieuwe zestienkleppers elektronische injectie. Sportwielen. Formule 1-ophanging. Een droom.'
Bij de oprit naar Antwerpen hadden ze de Prélude ingehaald, maar hadden moeite om hem bij te houden. D'Hondt had het nummer genoteerd en doorgestuurd naar de centrale post voor identificatie via Interpol. Ze reden honderdveertig, maar toen de Ring begon, voorbij Merksem, waar de maximumsnelheid honderd is, begon de Prélude onverwacht gas te geven en Roth moest alles uit de motor halen om 'm bij te houden. Ze reden constant op de linkerbaan. Zelfs met honderdzeventig, waarbij het stuur van de Volvo gevaarlijk begon te trillen, werd de afstand tussen hen en de Prélude steeds groter. Ze zagen 'm in de verte in het donkere gat van de Kennedy-tunnel verdwijnen. Op de linkeroever konden ze nog net zien dat hij de linkerkant aanhield naar Gent.
'Kunt ge nie harder?' vroeg D'Hondt die door de radio had gemeld wat er aan de hand was.
Verstuyft had geen commentaar op het bericht gegeven.
'Ziet ge wat ik zie?' zei Roth effen en loerde in de achteruitkijkspiegel. D'Hondt keek op.
'Godverdomme!'
Een witte Volvo met een rode streep en een blauw zwaailicht op het dak naderde snel, knipperde met de lichten, kwam vlak naast hen rijden en een rijkswachter met een blauw mutsje op gebaarde dat ze de pechstrook op moesten rijden. D'Hondt meldde het door de radio. Hij hoorde Verstuyft luid vloeken.
Toen ze stilstonden, stapte één der rijkswachters uit terwijl de andere aan het stuur bleef zitten. Heel langzaam, zijn prachtig leren jack glad strijkend, met glanzende rijlaarzen aan, een zware revolver in een speedholster, kwam de rijkswachter, een grote kerel met een zwarte snor, naar hen toe.
'Die heeft te veel naar "Highway Patrol" gekeken,' zei Roth, die zijn dienstpenning klaar hield. Hij draaide het raampje omlaag.
De rijkswachter salueerde.
'Meneer, hoe hard reed u?' vroeg hij rustig.
Roth zei niets, maar toonde zijn penning.
De rijkswachter begon te lachen.
'Zate gijlie achter die witte Prélude aan?' vroeg hij.
'Affirmatief,' zei Roth sarcastisch. 'En nu zijn w'hem kwijt. Bedankt.'
'Een Franse plaat. Heeft het soms iets met terrorisme te maken? In dat geval kunnen we assistentie verlenen.'
'Da's vriendelijk, maar het is spijtig genoeg gewone routine,' antwoordde Roth.
'Zijt gijlie van Antwerpen?'
'Ja.'
'Een beetje verder staat een Multanova. Negen kansen op tien hebben z'hem geflitst.'
'Daar zijn we vet mee.'
'Als ne Prélude doorblaast, zou ik toch liever iets anders hebben om hem bij t'houwe,' zei de rijkswachter met een medelijdende blik op de Volvo.
'Heeft die kar van ullie een turbomotor?' informeerde Roth.
'Wat dacht ge?' zei de rijkswachter en begon hartelijk te lachen.
'Gullie stikken van 't geld. Ik kom bij de Rijkswacht.'
'Welkom,' zei de rijkswachter, 'veel succes nog,' salueerde, liep op zijn dooie gemak naar de Volvo en stapte in. De wagen ging er als een pijl vandoor en verdween uit het gezicht.
'Zover staan we dan weer,' zei D'Hondt met een bokkig gezicht, 'nu schijt Freddy ne veloeren aap.'
Roth startte de motor en reed door, nam de eerste afrit en keerde terug naar Antwerpen. Voor ze de Kennedy-tunnel in reden, kregen ze een order van Verstuyft, de bmw van dokter Kremer op de parking van de manége visueel te gaan bewaken.
'Als ze kome, volgen jullie de Prélude,' zei hij kortaf, 'ik arriveer binnen een kwartierke en hou me met den bmw bezig. Out.'
Roth nam de microfoon en zei: 'This is Bravo, ik zou maar iets rapper kiezen dan een Nissan zestienhonderd, over.'
Hij giechelde.
De radio zweeg.
De eigenaar van de manége wist niet van wie 'dien dikken bmw' was - hij had 'm trouwens nooit tevoren gezien - en zei dat hij er geen bezwaar tegen had dat de mensen van de Gerechtelijke Politie hun werk deden. Hij trakteerde met koffie. Ze stelden hun wagens verdekt op met hun neus naar de uitrit en wachtten in het donker. Om elf uur sloot de eigenaar zijn café, kwam hen nog welterusten wensen, vroeg of ze niets nodig hadden en ging slapen. Om kwart voor één kwam de witte Prélude heel langzaam, met gedoofde lichten, de parking oprijden. Ze zagen Kremer uitstappen, als een dief naar zijn wagen lopen, waarna de Prélude geruisloos vertrok, gevolgd door de bmw. De Prélude was naar rechts afgeslagen, de bmw naar links.
Zonder problemen schaduwden Roth en D'Hondt de Prélude tot in Kalmthout, waar hij de villa in de Douglaslaan binnenreed. Einde van de opdracht. Ze meldden het aan Verstuyft, die evenmin problemen had met de bmw, die op z'n gemak naar Antwerpen reed en in de Lange Leemstraat parkeerde. Dokter Kremer stapte uit en liep de Sint Jozefstraat in. Verstuyft volgde hem te voet en zag hem zijn huis binnengaan. Hij bleef aan de overkant van de straat staan kijken en hield de ramen van de tweede verdieping in het oog. Tien minuten nadat Kremer het huis was binnengegaan, ging er licht achter twee ramen aan, het bleef enkele minuten branden en ging weer uit.
Verstuyft liep naar de Lange Leemstraat, bleef bij de bmw van dokter Kremer staan en inspecteerde 'm. Op het dashboard brandde een rood lampje, een teken dat het alarmsysteem aan stond. Verstuyft stapte in zijn wagen, reed naar huis en kroop tussen de lakens.