2
De reis van Londen naar Bramley was uitputtend en duurde vier
dagen. De wegen waren slecht en ze moesten vaak stoppen om schapen
te laten oversteken. Claire's moeder klaagde onophoudelijk. Haar
vader en haar zusje speelden het ene kaartspel na het andere, tot
Claire het wel kon uitschreeuwen. Niemand besefte kennelijk het
belang van het feit dat ze voor het eerst een bezoek aan Schotland
brachten.
George Willoughby keek slechts één keer op van zijn kaarten en zei
dat hij het landschap maar kaal vond.
'Hoe kunt u dat zeggen?' riep Claire verontwaardigd uit. 'De hei
staat in bloei. Weet u niet wat er op deze plek in 1735 is gebeurd.
In dat jaar...'
Ze stopte toen haar vader begon te gapen.
Sarah Ann keek haar brutaal aan en zei: 'Ik wed dat Harry alles
weet van Bonnie Prince Charlie en wat er verder in Schotland is
gebeurd. Of had je geen tijd voor je verhalen omdat je het te
druk had met vrijen?'
Claire, moe en nerveus als ze was, haalde uit naar haar zus, maar
het kind slaagde er zelfs in de nauwe ruimte van de huurkoets in de
klap te ontwijken.
'Hou op met dat geruzie,' zei Arva. 'Ik krijg er hoofdpijn van. En,
Sarah, je mag Harry niet bij zijn voornaam noemen. Je moet hem
aanspreken met "mylord'
'Uwe Excellentie,' verbeterde Claire geërgerd.
'Ik heb u alweer verslagen,' zei Sarah vervolgens tegen haar vader.
'Moeder, mijn lieve zus wil dat u weet dat Harry Uwe Excellentie
moet worden genoemd. Ze wil dat u weet dat ze veel boeken over dat
onderwerp heeft gelezen en van alles en nog wat op de hoogte is.
Maar ü hebt niets gelezen, dus ii kunt onmogelijk iets over
Schotland of over iets anders weten.' Brat wierp haar moeder een
onschuldige, vriendelijke glimlach toe.
'Dat heb ik helemaal niet gezegd,' riep Claire uit. 'Het
enige...
Maar Arva wilde niet naar haar oudste kind luisteren. 'Claire, ik
besef dat je me frivool vind. Je hebt nooit een kans voorbij laten
gaan om me te laten weten wat je denkt van mijn pogingen om een
positie in de hogere kringen te krijgen, maar ik ben je moeder en
dat betekent dat je respect voor me moet hebben. We kunnen met
allemaal weten wat jij weet. We kunnen niet allemaal. .'
Luisterend naar haar moeders bekende gezeur keek Claire naar Brat.
Voor de miljoenste keer vroeg ze zich af of haar zusje zo geboren
was of dat ze vlak na haar geboorte op haar achterhoofd was
gevallen. Hoe dan ook, Sarah Ann vond het heerlijk haar oudste zus
het leven zuur te maken.
'Het is jouw beurt om te delen, Brat,' zei George hartelijk tegen
zijn dochter. Terwijl Arva geen idee scheen te hebben hoe haar
jongste in elkaar zat en niet kon begrijpen waarom haar man en
Claire haar uitgerekend Brat noemden, wist George precies wat het
kind deed. Soms maakte het Claire razend dat haar vader dat niet
alleen wist, maar ook nog waardering scheen te hebben voor de nare,
achterbakse streken die zijn jongste dochter uithaalde. Hij vond
Brat even amusant als Claire haar irritant vond.
Tegen de tijd dat de familie Willoughby op Bramley arriveerde, was
het bijna middernacht. Het was donker en ze konden het huis, dat
een van Claire's bezittingen zou worden, niet goed zien. Alleen de
afmetingen ervan. Het was een groot huis van minstens vier
verdiepingen, maar de hoogte viel in het niet bij de breedte. Het
zou een pittige wandeling zijn om van het ene naar het andere eind
te lopen.
Claire keek naar haar moeder, die vrijwel met haar hele bovenlijf
uit het raam van de koets hing. De grootte van het huis had het
onmogelijke bewerkstelligd: Arva Willoughby was sprakeloos!
Ze stopten voor het midden van het huis. De koetsier klopte op de
deur. Het leek een eeuwigheid te duren voor er iemand kwam
opendoen. Intussen had Arva de macht over haar stem weer terug en
maakte luidkeels haar mening kenbaar over het feit dat niemand hen
stond op te wachten.
'Je zou toch denken dat ze iemand op de uitkijk hebben gezet
om ons te verwelkomen,' zei Arva. 'Uiteindelijk wordt mijn
dochter hertogin.
Denken ze soms dat we een stelletje zwervers zijn, op
zoek naar onderdak? Misschien is Harry's moeder boos omdat zij
niet langer hertogin zal zijn als mijn dochter dat wordt.
Misschien is ze...'
Claire kon het niet langer verdragen en snauwde: 'Ze blijft
hertogin, moeder. Ze wordt douairiere, maar dat neemt niet weg dat
ze hertogin blijft.'
Daarop zei Arva snuivend: ik weet niet alles wat jij weet, lieve
kind. Ik heb jouw voorrechten niet gehad. Maar ik heb ze jou wél
gegeven, nietwaar?'
'Moeder, ik..." Claire zweeg, omdat de grote eikehouten deur
eindelijk werd geopend door een vriendelijk uitziende, slaperige,
oudere man in een kamerjas.
Arva duwde hem opzij en beende de hal in, waarna ze orders ging
uitdelen voor het verspreiden van de bagage. Er waren twee koetsen
vol hutkoffers en kisten. In een derde koets zaten Arva's
kamermeisje, Georges lijfknecht en Brats gouvernante. Een verlegen,
kleine vrouw die doodsbang was voor het jonge kind dat aan
haarzorgen was toevertrouwd. 'En mijn oudste dochter, mijn dochter
die de hertogin zal worden, heeft een kamermeisje nodig. Haar eigen
meid is ervandoor gegaan en met een Engelsman getrouwd,' zei Arva
met een verontwaardigde klank in haar stem.
De man, van wie Claire vermoedde dat hij de butler was, had zonder
een greintje belangstelling naar Arva staan luisteren. 'Tja, over
smaak valt niet te twisten,' zei hij zacht met zijn Schotse accent.
Of Claire hem als enige had gehoord of niet, zij was wel de enige
die lachte. De man keerde zich om en glimlachte tegen haar.
Ondanks Arva's aansporingen duurde het een uur voor ze naar hun
kamers werden gebracht. Claire kleedde zich snel uit. Daarna zeeg
ze neer op het enorme bed. Voor ze de deken over zich heen kon
trekken, was ze al in slaap.
Maar ze sliep niet lang. Rillend van de kou werd ze wakker. Er lag
slechts één deken op het bed en in de open haard brandde geen vuur.
Met klapperende tanden ging ze uit bed en op zoek naar de badkamer.
Tevergeefs. Ze kon ook geen lichtknopje vinden. Na een poos door de
donkere kamer te hebben gelopen, vond ze lucifers en kaarsen. Ze
stak een kaars aan en hield die boven haar hoofd om de kamer te
kunnen bekijken. Maar het enige wat ze zag, was een reusachtig bed
en zware, eikehouten meubels die tegen de muren stonden. Aan een
wand hing een levensgroot schilderij van een vrouw. Claire had het
gevoel dat de vrouw haar begrijpend toelachte.
Ze opende de deur van een grote, oude kast en grijnsde toen ze zag
dat deze vol kleren hing. Terwijl ze sliep, moest iemand haar
bagage hebben uitgepakt. Maar bij een tweede blik zag ze dat
de kleren in de kast niet de hare waren. Ze haalde er een jurk
uit die, zo te zien, minstens vijftig jaar oud was.
Ze bibberde. Dit was niet het moment vooreen verkenningstocht. Als
ze niet snel haar katoenen nachthemd voor een stel kleren
verwisselde, zou ze sterven van de kou!
Ze opende beide kastdeuren en zocht naar iets warms. In de kast
hingen mannenen kinderkleren. Ook vrouwenkleren. De vrouwen moesten
minstens tweehonderdvijftig pond hebben gewogen! Helemaal achterin
vond ze rijkleding. Een lange, stevige rit te paard zal me wel warm
maken, dacht ze. Het jasje was een beetje vreemd, met grote mouwen
en een verhoogde taille. Claire zag dat het te kort voor haar zou
zijn, maar het was van wol en met een beetje moeite zou het wel
passen.
Ze vond laden vol geel, muf ruikend ondergoed. Voldoende om haar
huid tegen de ruwe wol van het jasje te beschermen. Er lagen ook
een paar gebreide kousen in.
'Schoenen,' mompelde ze. Ze kreeg schik in het avontuur. Als kind
had ze het heerlijk gevonden zich in haar moeders kleren te
verkleden en dit was net zoiets.
Zoals verwacht, vond ze ook een paar schoenen. Hoge, zwartleren,
versleten puntschoenen, waar ze haar voeten net in kon wurmen.
Toen ze eindelijk was aangekleed, bekeek ze zichzelf in een oude
penantspiegel en giechelde om haar spiegelbeeld. In de donkere
kamer, met zijn hoge plafonds en zijn muren die schijnbaar met
roodbrokaat waren bedekt, leek ze op iemand uit het verleden. Toen
ze de deur uit wilde gaan, zag ze nog een kast. Ze maakte hem open.
Er lagen handschoenen en een paar hoeden in. Ze zette een zwierig
hoedje scheef op haar hoofd, trok een paar leren, te grote
handschoenen aan en vertrok.
Ze had een uitstekend richtinggevoel en herinnerde zich dat ze door
drie gangen moest lopen en dan twee kleine trapjes af om bij de
voordeur te komen. De deur zat niet op slot. Aan het roestige
sleutelgat te zien, was de deur in geen honderd jaar of meer op
slot geweest.
Ze nam aan dat de stallen zich achter het huis bevonden en begon te
lopen. Tien minuten later liep ze nog steeds. Ondanks de
handschoenen moest ze haar handen tegen elkaar wrijven om ze warm
te krijgen en ze was bang dat haar tenen zouden bevriezen. Toen ze
ten slotte de hoek van het huis bereikte, sloeg ze linksaf en
vervolgde haar weg. Al met al kostte het bijna dertig minuten om
bij de stallen te komen. 'Had ik maar een badkamer met een
toilet kunnen vinden,' mompelde ze, toen ze bij de stallen was
gearriveerd.
Het was nog vrij donker buiten. In de stallen kon ze het licht van
een lantaarn zien. Ook kon ze stemmen horen.
Er kwam een jongeman uit de stallen, die bijna tegen haar opbotste.
Hij keek of hij een geest zag. Claire kon zich voorstellen dat ze
daar in haar ouderwetse kleren enigszins op leek.
'Hallo,' zei ze. 'Mag ik een paard hebben? Ik zou graag een
rit
willen maken.'
De man zei niets, maar knikte en liep terug naar de stallen. Even
later kwam er een oudere man naar buiten en vroeg of ze een
mannenof een dameszadel wilde en of ze wel kon rijden.
'Ik kan èlk paard berijden. Zoekt u er maar een uit,' zei Claire
zelfverzekerd.
Ze stond op de keisteentjes van het stalerf te wachten, terwijl het
paard werd gezadeld. Geleidelijk aan kwamen alle mannen die in de
stallen werkten naar buiten en staarden haar met onverholen
nieuwsgierigheid aan. Claire begon het gevoel te krijgen dat ze een
circusartiest was die kwam optreden. Ze keerde zich om en wierp de
mannen een flauw glimlachje toe. Daarna wendde ze haar hoofd weer
af.
Ten slotte werd het paard naar haar toe gebracht. De oudere man
hielp haar met opstijgen. Hij keek kritisch toe, tot hij zag dat ze
stevig in het zadel zat en stapte toen achteruit.
'Er is een pad naar het oosten,' zei hij. Bij wijze van dank gaf
Claire hem een knikje. Voor ze vertrok, zwaaide ze vrolijk naar de
mannen die vol bewondering stonden te kijken. Ze glimlachten en
sommigen zwaaiden terug.
Toen ze het erf was afgereden, spoorde ze het paard aan het tempo
te versnellen. Ze durfde nog niet in galop te gaan, want ze kende
het pad niet en was bang voor scherpe bochten en laaghangende
boomtakken. Eenmaal in het bos gekomen, stapte ze af en deed haar
behoefte achter een boom. Daarna ging ze op een boomstronk staan en
klom weer op het paard.
Langzamerhand begon de zon op te komen en kon ze goed voor zich uit
kijken. Ze reed tussen de bomen door en bereikte een lang,
overzichtelijk pad, dat eigenlijk een landweg was. Nu was het
veilig om te gaan galopperen.
'Kom op, jongen,' zei ze tegen de grote ruin. 'Laten we
lekker warm worden!' Ze gaf het paard de sporen. Het dier
spurtte weg, kennelijk even blij als zij om eindelijk écht in
beweging te komen.
Claire boog zich voorover en spoorde het dier aan tot een snelheid
waarmee ze een race had kunnen winnen. Ze voelde zich heerlijk.
Vrijer dan ze zich had gevoeld sinds het oversteken van de oceaan,
toen alles ineens was veranderd. Juist op het moment dat ze de top
van een heuveltje bereikte, stapte er rechts van haar een man
tussen de bomen vandaan. Om de een of andere reden scheen hij het
paard niet te hebben horen aankomen.
Paard, man en vooral vrouw schrokken zich een hoedje. Het paard
steigerde. Claire vloog door de lucht en belandde hard op haar
linkerarm. Het paard stormde naar wat een modderpoel leek te zijn.
De man bracht zijn arm omhoog om zich te beschermen tegen de
flitsende hoeven en liep naar de vrouw.
'Vlug,' bracht Claire er met moeite uit terwijl ze overeind
probeerde te gaan zitten. 'Grijp het paard vóór het dat moeras
bereikt.'
De man stond even doodstil, alsof hij de taal die ze sprak niet
verstond.
'Rennen!' zei Claire, met een gebaar naar het paard. Haar linkerarm
ondersteunend, probeerde ze op te krabbelen. Ze wreef over haar arm
en keek toe, terwijl de man de stok die hij bij zich had op de
grond liet vallen en achter het paard aan begon te rennen.
'Rennen kun je het niet noemen,' mompelde Claire voor zich heen. De
man liep mank en kon amper zijn rechterbeen bewegen. Aan de houding
van zijn schouders meende Claire te zien dat elke stap die hij deed
pijnlijk was. Even voelde ze zich schuldig omdat ze een oude,
kreupele man achter haar paard aan had gestuurd, maar toen ging er
een pijnscheut door haar arm. Ze drukte hem tegen haar borst.
Ze zag hoe de man de teugels van het paard greep en erin slaagde
het dier te kalmeren. Met een van pijn vertrokken gezicht liep
Claire de man en het paard tegemoet.
Toen ze zo dichtbij was dat ze de man goed kon zien, besefte ze tot
haar schrik dat hij ziek was. De man had zijn blik op het paard
gericht, dus kon ze zijn ogen niet zien. Maar alleen een erge
ziekte kon iemand er zo doen uitzien: zijn huid had een
afschuwelijke groengele kleur.
'Het spijt me,' begon ze. 'Als ik had geweten dat u...' Ze zweeg
abrupt. Wat kon ze zeggen Dat ze hem niet zou hebben gevraagd haar
paard op te halen als ze had geweten dat hij doodziek was''
De man wilde zijn mond opendoen, maar ineens werd zijn gezicht
lijkbleek. Hij rolde met zijn ogen en zwaaide op zijn benen. Vol
afschuw besefte Claire dat de man op het punt stond flauw te
vallen. 'S... sir!' stamelde ze, maar hij zakte al door zijn
knieën.
Snel rende ze naar hem toe en stak haar rechterarm uit om hem op te
vangen. Maar hij viel voorover tegen haar aan. Ze wankelde a
:hteruit onder zijn gewicht, terwijl ze haar pijnlijke linkerarm
opzij hield. Daarna zette ze haar voeten uit elkaar, in een poging
om zich schrap te zetten, en keek om zich heen voor hulp. Het enige
wat ze zag, was het paard, dat rustig stond te grazen.
Wat nu?' vroeg ze zich hardop af. De man lag als een dood gewicht
tegen haar aan. Zijn armen hingen langs haar lichaam. Zijn gezicht
drukte op haar schouder.
Met veel moeite en heel langzaam lukte het haar op de grond te
zakken. Eerst op de ene knie en toen op de andere. Ze probeerde
tegen de man te praten en gaf hem zelfs een klap op de wang, maar
toen ze voelde hoe mager die wang was vel over been hield ze op met
slaan.
Ondanks het feit dat hij niet veel vlees aan zijn lijf scheen te
hebben, was de man groot en breedgeschouderd. Daarom kon ze hem
niet met haar goede arm naar beneden duwen. Uiteindelijk slaagde ze
erin haar benen uit te strekken. Nu zat ze, terwijl de man tegen
haar aan lag. Zijn hoofd op haar borst. Zijn lichaam tussen haar
benen. In stilte bad ze dat er niemand langs zou komen en haar zo
zou zien. Al haar krachten verzamelend, rolde ze hem van zich af en
legde hem op zi jn rug.
Op het moment dat hi j naast haar lag, merkte Claire dat ze hijgde
van inspanning. 'Sir,' riep ze een paar keer, maar hij bewoog zich
niet. Ze legde haar hand op zijn hals om zijn hartslag te voelen,
biddend dat ze hem niet had gedood. Hij leefde! En het leek of hij
niet bewusteloos maar vast in slaap was.
Claire slaakte een diepe zucht. Wat moest ze nu doen ? Ze durfde
niet weg te gaan en hem alleen achter te laten. Naar haar weten
zwierven er nog steeds wolven door de Schotse bossen. Terwijl ze de
man bezorgd opnam, zag ze dat hij rilde.
Met een diepe zucht trok ze haar oude, wollen jasje uit. Heel
voorzichtig, om haar arm geen pijn te doen. Na het jasje over hem
heen te hebben gelegd, streek ze zacht het vochtige haar van zijn
zwetende voorhoofd en bekeek hem nog eens goed.
De man was waarschijnlijk een jaar of zestig. En gezien de kleur
van zijn huid had hij niet lang meer te leven. Op zijn wangen
zaten twee oude littekens. Op elke wang een. Lange, gruwelijke
littekens. Ze vroeg zich af wat voor vreselijks dergelijke
littekens had veroorzaakt. Zacht streelde ze eroverheen.
Ondanks zijn leeftijd had hij een dikke bos donker haar en een
grote, donkere snor. Ze zag dat zijn lippen nog vol waren.
'Vroeger moet u behoorlijk knap zijn geweest,' fluisterde ze tegen
hem terwijl ze opnieuw het haar uit zijn gezicht streek. Daarna
liet ze haar blik over zijn lichaam dwalen. Hij was lang,
waarschijnlijk langer dan Harry. Maar niet zo gebouwd als Harry.
Deze man was minder gespierd en minder stevig. Hij had brede
schouders en slanke heupen.
Terwijl Claire zo zat te kijken, moest ze glimlachen, want de man
was even raar gekleed als zij. Hij droeg een oud hemd. Een hemd dat
veel te dun was voor een koude ochtend als deze. Ze kon zien dat
hij er niets onder droeg, omdat de afgrijselijke kleur van zijn
huid onder de dunne stof te zien was. Zijn benen waren gehuld in
een vieze, vettige, versleten geiteleren broek, die op diverse
plaatsen was gescheurd. Het soort broek waarin een edelman uit het
begin van de eeuw wellicht naar zijn club was gegaan. Vreemd genoeg
droeg hij de mooiste laarzen die Claire ooit had gezien. Ze
herkende kwaliteit van kleding altijd meteen en deze laarzen waren
inderdaad van topklasse.
Misschien is hij een edelman die in financiële moeilijkheden is
geraakt, dacht ze. Hij rilde opnieuw. Zij ook! Ze keek op en zag
dat de hemel bedekt was met grijze wolken. Op dat moment merkte ze
pas dat het regende. Geen echte regen, zoals ze die in Amerika had
gekend en vooraf werd gegaan door onweer en bliksem, maar een
zachte, koude regen, die meer op erg natte mist leek. Ze wreef over
het bovenste gedeelte van haar gekwetse arm om warmer te worden,
maar dat hielp niets. Het enige dat ze nu kon doen, was wachten tot
de man wakker werd en hopen dat ze beiden niet aan longontsteking
zouden doodgaan. Aangezien ze ongerust over hem was en wilde zorgen
dat hem niets overkwam, legde ze hem ondereen boom en ging naast
hem tegen de boomstam zitten, kijkend naar de miezerige regen die
uit de hemel viel. Als ze dacht aan een knapperend houtvuur en aan
het huis dat haar familie af en toe in Florida had gehuurd, zou ze
het misschien warm krijgen.
Trevelyan opende langzaam zijn ogen en knipperde het vocht weg dat
zijn wimpers bedekte. Even bleef hij stil liggen op de koude, natte
grond, terwijl hij zich trachtte te herinneren wat er was gebeurd.
Hij wist nog dat hij uit het woud was gestapt en bijna tegen een
steigerend paard was opgebotst, waarna een meisje een buiteling had
gemaakt. Hij was naar haar toe gelopen, maar toen had ze hem heel
hooghartig, alsof hij de eerste de beste staljongen was, opdracht
gegeven het paard te gaan halen. Ze had met een accent «esproken
dat alleen maar Amerikaans kon zijn.
Het was eenvoudig geweest om het paard te pakken te krijgen,
aangezien mensen voedsel en onderdak voor het dier betekenden. Maar
toch was de actie te veel voor hem geweest. Op het moment dat hij
het meisje had bereikt en had willen zeggen wat hij van haar vond.
had hij gevoeld dat zijn knieën het begaven en was het
hem zwart voor de ogen geworden.
Nu was hij wakker en lag op de grond. Zijn borstkas was bedekt met
een jasje dat van een kind leek te zijn. Het geluid van een niesbui
naast hem maakte dat hij zijn hoofd omkeerde.
Daar zat het meisje. Ze leunde tegen een boomstam, bibberde van de
kou en zag er drijfnat uit. Knipperend tegen de eeuwige Schotse
regen, bestudeerde hij haar gezicht. Hij was er zeker van dat hij
nooit zoveel onschuld in de ogen van een menselijk wezen had
gezien. Ze is nauwelijks meer dan een kind, dacht hij. Ze wreef
over haar neus, keerde zich naar hem toe en keek hem aan.
Ze was aantrekkelijk, maar hij had aantrekkelijker vrouwen gezien.
Als je haar tenminste een vrouw kon noemen. Hij zou haar een jaar
of veertien hebben geschat als ze niet die prachtige, goed
ontwikkelde borsten had gehad, die door de combinatie van de regen
en de dunne blouse duidelijk te zien waren. , 'u bent wakker,' zei
ze en keek naar zijn donkere ogen. Toen ze die ogen zag, wist ze
dat ze haar eerste indruk dat de man oud en ongevaarlijk was, moest
herzien. Ze had nog nooit zulke ogen gezien: donker, innemend en
angstwekkend tegelijk. Uit zijn ogen spraken intelligentie en
kennis. Hij keek haar zó indringend aan, met zo'n intensiteit, dat
ze het gevoel had dat hij haar gedachten kon lezen. Ze fronste haar
wenkbrauwen en wendde haar hoofd af.
Wat Trevelyan betrof... hij vond dat het meisje de meest argeloze,
onschuldige ogen ter wereld had.
Hij begon zich op zijn ellebogen te hijsen. Ze stond meteen naast
hem en boog zich voorover om hem te helpen. Een deel van haar tere
borst drukte tegen zijn wang. Toen ze hem had geholpen, ging ze
weer op haar plaats zitten. Hij glimlachte tegen haar.
Opnieuw fronste Claire haar wenkbrauwen. Iets aan de manier waarop
hij naar haar keek, beviel haar niet. Hij had met zo'n wellustige
glimlach naar haar boezem gekeken dat ze zin had hem een mep te
verkopen. Hij is in staat tot alle mogelijke slechte
daden, dacht ze. Er is een wereld van verschil tussen hem en
Harry. De donkere, gevaarlijke ogen van deze man zijn heel anders
dan Harry's onschuldige, blauwe ogen. Ze rechtte haar schouders. Ze
zou zich niet bang door hem laten maken.
'Wat doet een man als u bij zulk slecht weer buiten?' vroeg ze. Ze
sprak als een leraar die een van zijn leerlingen op het matje
roept. 'U hoort thuis te zijn. In bed! Hebt u niemand die voor u
zorgt? Een vrouw? Dochters?'
Hij veegde het vocht van zijn gezicht. 'Ik was een wandeling aan
het maken,' zei hij fronsend. 'Een man als ik... wat bedoel je daar
precies mee?'
'Het was niet mijn bedoeling u te beledigen, maar het is zo koud en
zo nat en u ziet er niet al te gezond uit. Denkt u dat u het redt
terwijl ik hulp haal?'
'Hulp? Waarvoor?'
'Voor u natuurlijk! Misschien kunnen de mannen een draagbaar
brengen en dan kunnen ze u...'
Daarop ging Trevelyan zo snel mogelijk staan. Hij zou liever
sterven dan laten merken dat hij duizelig was door die snelle
beweging. 'Ik kan je verzekeren dat ik heel goed alleen kan lopen
en geen draagbaar nodig heb.' Ondanks zijn vastberaden poging om
zich niet te laten kennen, begonnen zijn benen te wankelen. Maar
gelukkig sloeg het meisje haar rechterarm om zijn middel en legde
zijn arm op haar schouder.
'Het is duidelijk dat u helemaal geen hulp nodig hebt,' sneerde ze.
Ze voelde zich veel beter als ze niet naar zijn gezicht hoefde te
kijken. Het was haar tenminste gelukt die ergerlijke, zelfvoldane
uitdrukking van zijn gezicht weg te halen, die scheen te insinueren
dat hij elke gedachte van haar kende vóór deze nog maar bij haar
was opgekomen.
Hij leunde tegen haar aan. Ze kwam nauwelijks tot aan zijn
schouders, maar hij vond haar lengte volmaakt. Hij besefte dat hij
haar ook volmaakt had gevonden als ze veel langer of nog kleiner
was geweest. 'Misschien heb ik inderdaad een beetje hulp nodig,'
bromde hij, terwijl hij probeerde zijn stem zwak te laten
klinken.
'Ik zal mijn paard halen. Dan kunt u naar uw huis terugrijden.'
'Wat doe jij dan als ik rij?'
'Lopen,' zei ze. Zacht voegde ze eraan toe: 'Misschien krijg ik het
dan wat warmer.'
Trevelyan keek glimlachend op haar neer. "Ik ben bang voor paarden.
Ik heb last van hoogtevrees, weet je. Misschien kun je met me
meelopen. Een eindje maar, tot ik me wat sterker voel.'
Claire probeerde haar grimas te verbergen. Ze had helemaal geen zin
de ochtend met deze man door te brengen en voor verpleegster te
spelen. Ze wist dat ze medelijden met hem hoorde te hebben.
Uiteindelijk was hij zichtbaar ziek en flauwgevallen, maar ze
voelde geen greintje sympathie voor hem. Ze vond hem een nare,
vervelende man. Hij maakte dat ze zich boos voelde. Waarom, dat
wist ze niet. Misschien kwam het niet door de man, maar omdat ze
nat, koud en hongerig was. Inmiddels zou iedereen wel op zijn in
Harry's huis en zou het eten lekker warm eten op tafel staan. Ze
zou haar eigen kleren kunnen aantrekken en...
Trevelyan zag haar gezichtsuitdrukking. 'Je hoeft niet met me mee
te gaan,' zei hij, terwijl hij zich bukte om haar jasje van de
grond op te rapen. 'Ik zal je naar je paard brengen. Ik red het wel
in mijn eentje.'
Ze keek naar hem op, maar haar blik bereikte zijn ogen niet. Die
vermeed ze. Ze keek naar de littekens op zijn wangen, naar de kleur
van zijn huid en wist dat ze hem moest helpen. Toen ze haar armen
in de mouwen van het natte jasje stak, was ze geneigd hem daar
achter te laten, maar haar geweten stond niet toe dat ze zo'n zieke
man in de steek liet. Stel dat hij weer zou flauwvallen en in de
regen zou liggen en een of andere dodelijke infectie zou oplopen...
Dan zou dat haar schuld zijn!
'Nee,' zei ze met een zucht. 'Ik help u naar huis.' Opnieuw sloeg
ze haar rechterarm om zijn middel en opnieuw leunde hij zwaar op
haar. Ze begonnen het pad af te lopen. Het paard volgde gehoorzaam.
Af en toe sleepte Trevelyan expres met zijn been om haar te laten
zien dat hij haar hulp werkelijk nodig had.
'Wie ben je?' vroeg Trevelyan.
'Claire Willoughby,' snauwde ze. Daarna werd ze kwaad op zichzelf
omdat ze zo belachelijk deed, maar de man ergerde haar. Hij maakte
dat ze zich vreemd voelde: boos en rusteloos, op een onprettige
manier.
'En, Claire Willoughby, wat deed jij buiten voor dag en dauw, met
een halsbrekende snelheid rijdend op een paard en gekleed in kleren
die je niet passen ? Was je ontsnapt aan je gouvernante?'
Claire was te nat, te koud, te hongerig en had veel te veel pijn in
haar arm om beleefd te zijn. De man maakte haar met de
minuut prikkelbaarder. 'Ik zou graag willen weten waarom een
man van uw leeftijd en met zo'n slechte gezondheid in zijn eentje
door deze bossen mag zwerven. Was u ontsnapt aan uw
verpleegster?'
Trevelyan knipperde even met zijn ogen. Hij was gewend dat vrouwen
hem fysiek aantrekkelijk vonden, en het idee dat dit kleine ding
dat niet deed, stond hem niet aan. Hij besloot nóg een poging te
wagen. 'Ik neem aan dat je op Bramley logeert. Waarom?' 'Kunt u
misschien wat minder zwaar op me leunen?' 'Natuurlijk.' Hij richtte
zich een beetje op. Even leunde hij minder op haar, maar binnen een
paar seconden liepen ze weer dicht tegen elkaar aan over het pad.
Trevelyan vond het zó heerlijk om haar te voelen dat hij overwoog
een omweg te nemen en haar door Wild Wood te leiden. Helemaal aan
het eind van dat bos bevond zich een oude tuinmanswoning. Dat was
nog acht kilometer lopen... 'Geef je me nog antwoord of niet?'
vroeg hij. Hij schijnt te denken dat ik net van school ben, dacht
Claire, maar ik besef heus wel dat hij het fijn vindt op me te
leunen. Vieze ouwe man! Had ze hem maar half bewusteloos op de
natte grond laten liggen! Nu was haar voornaamste doel bij de man
weg te komen. 'Het zou niet meer dan netjes zijn als u me vertelt
wie u bent. Is het nog erg ver naar uw huis?'
'Gaat wel.' Hij legde zijn wang op haar hoofd. Toen hij haar voor
het eerst had gezien, had ze een hoedje op gehad. Maar dat was
verdwenen. Nu was er alleen nog maar haar donkere, natte haar.
'Laat dat!' snauwde ze. Daarna kreunde ze toen er een pijnscheut
door haar arm ging.
'Je bent gewond,' zei hij op vastberaden toon. Zijn stem klonk
ineens heel anders, niet zo hulpeloos als voorheen.
'Nee, dat is niet waar. Ik heb alleen maar mijn arm gekneusd. Maar
ik ben uitgehongerd, kletsnat en ijskoud, en wil dolgraag terug
naar het huis waar ik logeer.'
'Daarbinnen zul je het nóg kouder hebben.' 'Dat dacht ik al,'
mompelde ze. 'Wat dacht je?'
'Dat u het huis kende. U hebt daar gewoond, nietwaar? Kent u de
hertog?'
Het duurde een tijdje voor hij antwoordde. 'Ik ken de hertog vrij
goed.'
Bij de gedachte aan Harry verscheen er een glimlach op Claire's
gezicht. 'We gaan trouwen,' zei ze zachtjes.
Trevelyan zweeg even. 'Aha, kleine Harry. Is hij dan al volwassen?
Toen ik hem voor het laatst zag, was hij nog maar een jongen.'
'Hij is uitgegroeid tot een prachtige man,' zei ze. Vervolgens
schraapte ze verlegen haar keel. 'Ik bedoel, hij... hij is...' 'Ik
snap het. Ware liefde!'
De manier waarop hij dat zei, met zoveel cynisme in zijn stem,
maakte dat Claire verstijfde. 'U moet niet de draak steken met
.ets
waar u niets van weet.'
Maar ik weet alles van ware liefde! Ik ben honderden
keren verliefd geweest.'
Claire knarste met haar tanden, hoewel ze wist dat ze geen enkele
reden had om zo kwaad op de man te zijn. 'Ware liefde vindt een
mens slechts eenmaal in zijn leven. Als hij of zij geluk heeft.
Volgens mij vinden de meeste mensen ze helemaal niet. Als u
honderden keren verliefd bent geweest, dan geloof ik niet dat u
ooit ware liefde hebt gekend en nooit écht verliefd bent
geweest.'
'Zoals jij op Harry verliefd bent?' vroeg hij geamuseerd. Toen hij
haar voelde verstrakken, barstte hij in lachen uit. 'Wat ben je nog
jong!'
'En wat bent u stokoud!' snauwde ze.
Trevelyan hield meteen op met lachen. Misschien was hij oud.
Misschien had alles wat hij gezien, gedaan en gehoord had in zijn
leven hem vóór zijn tijd oud gemaakt. 'Vergeef me, Miss
Willoughby,' zei hij. 'Mijn naam is Trevelyan.'
Ze had geen enkele behoefte hem te vergeven. Hij was een cynische,
oude man en ze wenste dat ze hem nooit had ontmoet 'Trevelyan... en
verder?'
Om de een of andere reden scheen hij daarover te moeten nadenken.
Gewoon Trevelyan. Dat is alles. Verder niets.' Hij wist dat hij
haar gevoelens had gekwetst en probeerde leuk te zijn. 'Ik ben
geboren voordat de mensen twee namen kregen.'
Ze lachte niet om zijn grapje. 'Bent u familie van de hertog?'
Misschien ben ik wel de tweede tuinman. Wat denk jij?'
Tk denk dat u waarschijnlijk Harry's oom bent of zijn neef. Maar
wie u ook bent, iemands bediende bent u niet!'
Dat deed hem meer genoegen dan hij haar wilde laten weten. 'Waarom
denk je dat ik geen bediende ben?' Hij hoopte haar te horen zeggen
dat hij, ondanks het feit dat hij herstellende was van een ernstige
ziekte, een bijna koninklijk voorkomen had.
'Uw laarzen. Iemand die met werken de kost moet verdienen, zou
nooit laarzen van een dergelijke kwaliteit dragen.' Ze wilde
hem onder geen beding vertellen dat geen mens hem als bediende
geschikt zou vinden. Als hij een toekomstige werkgever met die
donkere ogen aankeek, zou hij nooit in dienst worden genomen. Of
misschien wel, maar dan niet om het werk van een bediende te
doen.
'O,' zei hij, teleurgesteld door haar antwoord.
Daarna liepen ze een tijdlang zwijgend verder. Het enige dat Claire
wilde, was bij hem uit de buurt te zijn. Ze vond het niet prettig
dat hij zo dicht bij haar was. 'Ik ben een poos weg geweest.
Misschien kun jij me het laatste nieuws vertellen over mijn... mijn
familieleden.' Hij brak bijna zijn tong over dat woord.
Claire zweeg en liep verder, hem en haar zere arm
ondersteunend.
'Weet je veel van de familie van de hertog?'
'Ik heb er vrij veel over gehoord,' zei ze, suggererend dat Harry
haar had ingelicht. Ze ging deze man niet vertellen dat ze, tussen
het passen van jurken en het dansen met Harry door, zoveel mogelijk
over de familiegeschiedenis van haar toekomstige echtgenoot had
gelezen.
'Ik geloof dat er onlangs een paar zijn gestorven,' zei hij.
'Harry's vader en de oudste zoon zijn minder dan een jaar geleden
omgekomen. Tijdens een boottocht. Daarna is Harry's andere broer de
hertog geworden. Vóór die tijd was deze graaf geweest. De graaf
van...' Ze zweeg en keek met grote ogen naar hem op. 'De graaf van
Trevelyan.'
'Je hoeft niet zo naar me te kijken! Trevelyan is een heel gewone
naam in Engeland, en ik kan je verzekeren dat ik geen graaf
ben.'
'Mmm,' zei ze bedachtzaam. 'Dat klopt, denk ik. Harry's broer zou
jonger zijn geweest dan u.' Ze zweeg even. 'De tweede zoon is pas
twee maanden geleden gedood.'
'Gedood? Je bedoelt natuurlijk dat hij gestorven is.'
Opnieuw lag er die irritante klank in zijn stem, alsof hij haar
oliedom vond. 'Ik vind niet dat u daar grapjes over mag maken.
Waarom bent u niet op de hoogte van iemand die tot uw familie
behoort?'
'De band tussen mij en mijn familie is nooit erg hecht geweest.
Vertel me eens over die vermoorde zoon. Ik hoor iets in je stem,
iets dat ik niet begrijp.'
Ze was verbaasd over zijn opmerkingsgave en deed haar mond open om
iets te zeggen, maar sloot hem meteen weer. Eigenlijk hoorde ze hem
niet te vertellen wat ze wist, maar aan de andere kant wilde ze het
zo graag aan iemand kwijt. Een keer had ze geprobeerd met Harry
over zijn broer te praten, maar Harry had niets van dat
onderwerp willen weten. Dat kon ze wel begrijpen. Ze kon zich heel
goed voorstellen dat hij enorm veel verdriet had over het verlies
van drie familieleden. En dan nog wel binnen zo'n korte tijd.
Tweemaal had ze geprobeerd er met haar vader over te praten, maar
die had er ook geen oren naar gehad.
Trevelyan stootte haar zachtjes aan. 'Vooruit. Vertel wat je hebt
gehoord. Allemaal leugens, denk ik.'
'Het zijn géén leugens,' zei ze met klem. 'Ik heb mijn informatie
uit de beste bron en ben van plan er iets aan te doen.'
'Waar iets aan te doen? En wie heeft je die leugens verteld?'
Zijn hand gleed langzaam van haar schouder naar de bovenkant van
haar borst. Ze duwde hem weg. Hij negeerde haar boze blik en
grijnsde zelfgenoegzaam. Loop naar de hel, dacht ze. Ze wilde geen
woord meer tegen hem zeggen. Maar iets aan hem maakte dat ze zich
wilde uiten. Bovendien had ze er behoefte aan met iemand over haar
gedachten te praten. Sinds haar vertrek uit Amerika had ze niemand
gehad die kon begrijpen wat ze las. In Engeland had ze niemand
ontmoet die belangstelling had voor iets anders dan de laatste
party.
'De prins van Wales heeft het me verteld,' zei ze, en glimlachte
toen zijn grijns verdween.
'Wat heeft de prins van Wales je verteld?'
'Hebt u ooit van Captain Frank Baker, de ontdekkingsreiziger,
gehoord?' Nu had ze zijn volle aandacht. Hij bleef staan en staarde
haar aan. Het was heerlijk om iemand te hebben die zo intensief, zo
aandachtig naar haar luisterde. Het gaf haar het gevoel dat ze meer
was dan haar geld, haar aantrekkelijke gezicht en de kleren die ze
op feesten droeg.
'Ik heb van hem gehoord,' zei Trevelyan zacht. 'Maar wat weet een
onschuldig wezentje als jij nu van een dergelijke man?'
'Een heleboel!' riep ze verontwaardigd uit. Het was een
verrukkelijk gevoel dat ze die grijns van zijn gezicht had doen
verdwijnen. 'Ik heb elk woord gelezen dat Captain Baker heeft
geschreven over zijn reizen en over de dingen die hij allemaal
heeft gezien.'
Ze had meer gedaan dan die grijns verwijderd. Hij keek haar met
open mond aan. Hij was oprecht door haar woorden geschokt.
'Alles wat hij heeft geschreven?'
'Alles!' zei ze trots.
Hij zweeg een tijdje, terwijl ze weer verder wandelden. 'Behalve
de hoofdstukken diein het het Latijn zijn geschreven,'
zei hij ten slotte
Niet de hoofdstukken over...'
'Over de seksuele gewoonten van mensen in andere landen? De
Latijnse hoofdstukken? Die heb ik óók gelezen. Toen ik zestien
was...'
'Een eeuwigheid geleden,' sneerde hij.
Ze deed net of ze hem niet had gehoord. 'Ik zei tegen mijn moeder
dat ik mezelf niet als goed geschoold kon beschouwen zonder
grondige kennis van de Latijnse taal. Dus trok ze een leraar aan om
mij privé-les te geven. God zij dank meende die man dat alle kennis
goed was en daarom hielp hij me bij het vertalen van Captain Bakers
Latijnse hoofdstukken, waarin een paar zeer ongebruikelijke woorden
staan.'
'Ongebruikelijk... inderdaad,' zei hij peinzend en voegde eraan
toe: 'Wat heeft de prins van Wales met dit alles te maken?'
'De prins vertelde me dat Harry's tweede broer, de broer die gedood
is, wellicht Captain Baker is geweest. Natuurlijk staat dat niet
vast, omdat Captain Baker alles deed om zijn identiteit geheim te
houden.'
'Ik heb gehoord dat hij geheim wenste te blijven omdat hij werd
gezocht wegens criminele activiteiten. Dat hij zou zijn opgehangen
als zijn werkelijke identiteit bekend werd.'
'Dat geloof ik niet,' zei ze fel, terwijl ze zich tot hem wendde en
zich zó snel van hem lostrok dat hij bijna viel. 'Daar geloof ik
geen snars van! Als u één woord van zijn werk had gelezen, zou u
niet eens over dat vreselijke gerucht hebben gesproken. Die
praatjes zijn in het leven geroepen door mannen die ver beneden
Captain Baker staan. Hij was een groot man!' Deze keer had
Trevelyan haar werkelijk ziedend gemaakt. Misschien was haar woede
onredelijk, maar ze was écht woest. Ze wist zeker dat ze, als hij
op dat moment dood zou neervallen, een voet op zijn borst zou
zetten, haar hoofd achterover zou gooien en in een triomfantelijke
lachbui zou uitbarsten.
'O ja? Was hij dat?'
'Lach me niet uit,' siste ze. 'Alleen domme idioten als u drijven
de spot met iets waar ze niks van weten. Captain Baker was...' Ze
stopte, want de manier waarop hij tegen haar glimlachte, beviel
haar niet, alsof hij alles wist en zij de onwetendheid zelve was
•Kom,' zei ze, zonder moeite te doen de afkeer in haar stem te
verbergen. 'Ik breng u terug naar waar u thuishoort.'
Trevelyan legde weer zijn arm om haar schouder. Daarna zetten ze
zich opnieuw in beweging. 'Wat bedoelde je toen je zei dat je van
plan bent iets met die informatie te doen?'
'Na mijn huwelijk met Harry wil ik Captain Bakers biografie gaan
schrijven.' Tot Claire's afschuw scheen hem dat buitengewoon
te amuseren.
'O ja? En weet Harry daarvan?'
'Ja.' Ze voelde er niets voor hem meer te vertellen dan dat simpele
woordje 'ja'. Een vreemde inlichten over haar voornemen om een
biografie van een groot man te schrijven, was één ding. Maar hem
iets vertellen over het contact tussen haar en de man van wie
ze hield, was heel wat anders.
'Ik snap het. Je bent niet van plan meer over jou en Harry te
zeggen. De privacy van geliefden en zo. Is dat het?' Hij grijnsde
toen ze weigerde te antwoorden. 'Goed. Vertel me dan eens over die
Captain Baker. Wat heeft hij gedaan dat je zo hoog over hem
opgeeft?'
'Hij is... hij was... een ontdekkingsreiziger. Nee, hij was meer
dan dat. Hij was een observeerder, een waarnemer. Hij ging naar
plekken waar nog nooit geletterde mensen waren geweest. Hij gaf
zijn ogen goed de kost en schreef op wat hij zag. Hij kende geen
angst en hunkerde naar kennis over alle mensen op aarde. Hij was
vriendelijk, goed, en trouw aan zijn vrienden. Toen hij stierf,
verloor de wereld een groot man.' Haar stem veranderde. De toon
ervan werd bitter. 'Tijdens zijn leven werd hij door de wereld
genegeerd. Genegeerd en niet gewaardeerd. Dat wil ik veranderen.
Als ik Harry's vrouw ben, wil ik een boek over Captain Baker
schrijven waardoor de mensen zullen inzien dat ze een groot man
hebben verloren.' Ze zweeg even om tot bedaren te komen. 'Ik geloof
dat het merendeel van Captain Bakers persoonlijke papieren zich op
Bramley bevindt.'
Trevelyan zei een tijdje niets. 'Wil je met de hertog trouwen om
toegang tot die papieren te krijgen?'
Claire lachte. 'Lijk ik zo gevoelloos? Ik ga met Harry trouwen
omdat ik van hem hou. Ik overwoog al een huwelijk met hem voordat
ik hoorde dat zijn broer Captain Baker is ge...'
'Misschien,' verbeterde hij.
'Ja, misschien Captain Baker is geweest. Het plan om een boek over
hem te gaan schrijven, is pas bij me opgekomen nadat ik Harry's
huwelijksaanzoek had aangenomen.'
'En wanneer ga je dat doen?'
'Hoe bedoelt u?'
Hij glimlachte. 'Hoe wil je je van al je taken als hertogin kwijten
en toch de tijd te vinden om een boek te schrijven. Je zult
ongetwijfeld heel wat onderzoek moeten plegen. Ze lachte.
Inderdaad. De man deed haast niets anders dan schrijven. Ik heb een
stuk of twaalf boeken van hem gelezen en Harry zegt dat er op
Bramley dozen vol brieven en dagboeken van Captain Baker in
hutkoffers liggen weg te rotten. Naast het schrijven van
al die boeken en honderden brieven aan mensen die al dan niet
familie waren, schreef Captain Baker ook naar zijn talrijke
vrienden over de hele wereld. Op een gegeven moment was hij blind,
maar slaagde er tóch in om te schrijven. Hij spande twee
evenwijdige draden over een plank, hechtte het papier aan de plank
vast en spande een andere draad over het papier, die hij letterlijk
als leidraad voor zijn hand gebruikte. Niets kon hem van het
schrijven afhouden.'
Tijdens die woorden verstijfde Trevelyan. 'Ik dacht dat je de man
vereerde. Je zei toch dat hij een groot man was?'
'Dat was hij ook.'
'En toch klaag je erover dat hij te veel schreef.'
'Dat heb ik niet gedaan!'
'Je zei dat hij naar iedereen schreef, waardoor je zijn brieven tot
iets gewoons maakt. Wat zul jij een geweldige biograaf zijn als je
zo'n minachting voor hem hebt!'
'Minachting? Gewoon? Probeert u mij woorden in mijn mond te leggen?
Ik vind de man fantastisch, maar ik ben ook een realiste. Ik ken
zijn sterke en zijn zwakke punten.'
'Hoe weet je dat? Heb je hem ooit ontmoet?'
'Nee, natuurlijk niet, maar...' Ze zocht naar de juiste woorden om
het uit te leggen. 'Als je een boek leest dat je lief is, een boek
dat dicht bij je staat, heb je het gevoel dat je de persoon kent
die het schreef. De schrijver wordt je vriend.'
'En jij hebt het gevoel dat je deze man min of meer persoonlijk
kent?' vroeg hij stijfjes.
Ze was blij met zijn woede, blij dat ze hem raakte. Mannen als hij
haatten het idee dat een vrouw iets anders deed dan een salon
opsieren. 'Jazeker. Hij had veel gevoel voor humor, was fysiek
gezien erg sterk en...' Ze stopte.
'Ga door. Vertel me van deze man, die onberispelijk was en toch
zijn publiek verveelde met al zijn geschrijf.' Er klonk woede in
zijn stem.
'U verdraait mijn woorden,' zei ze, blij dat ze hem boos had
gemaakt. 'Hij was een man met een grote aantrekkingskracht.'
'Zo? Aantrekkingskracht voor wie? Voor papier-etende insekten?'
'Voor vrouwen,' zei ze snel. Ze voelde dat ze bloosde.
'Ik neem aan dat hij vrouwen aantrok door hen te
overspoelen met geschreven woorden.'
Ze trok een grimas. 'Nee, hij wist dingen. Dingen over vrouwen.
'Zoals?'
Ze gaf geen antwoord.
Hij kalmeerde. De zelfvoldane grijns verscheen weer op zijn gezicht
'Fk denk dat je de volmaakte biograaf voor een man als Baker zult
zijn. Je zult prachtige, bloemrijke passages schrijven om weer te
geven wat hij over vrouwen van vreemde landen schreef. Ot ben je
van plan dat deel van zijn leven helemaal te negeren en alleen maar
te schrijven over die aspecten van hem die geschikt zijn
voor salongesprekken?'
'Ik ben van plan alles over hem te schrijven, maar ik voel er niets
voor om u, een volkomen onbekende, het genoegen te doen de details
van Captain Bakers liefdeleven aan de neus te hangen.' Ze bleef
staan en trok zich los. 'Ik geloof, sir, dat...' Bij het horen van
een geluid links van haar zweeg ze abrupt. Ze keerde zich om en zag
Harry op zijn paard naderen. Hij was nog een eindje bij hen
vandaan, maar het was Harry. Zonder enige twijfel.
Trevelyan sloeg haar vol belangstelling gade. De woede verdween van
haar gezicht. Er verscheen een tedere, bijna smeltende blik in haar
ogen bij het zien van haar verloofde.
'Daar komt Harry,' fluisterde ze. Er lag een heel andere toon in
haar stem dan voorheen. Hij zag haar veranderen van een nijdig,
heetgebakerd persoontje in een dwaas met grote ogen van aanbidding.
De afkeer op Trevelyans gezicht ontging haar.
'Je hebt mijn naam niet gehoord,' zei Trevelyan, zich afvragend of
ze hem had verstaan terwijl hij tussen de bomen uit het zicht
verdween. Hij bleef echter achter een boomstam staan kijken.
Claire tilde de lange rok van haar rijkostuum op en rende Harry
tegemoet. Deze had zijn paard de sporen gegeven zodra hij haar zag.
Al rijdend, sprong hij van het paard.
Hij legde zijn sterke handen op Claire's schouders. Ze nestelde
zich tegen hem aan. Hij lijkt zo fris, zo schoon, zo simpel na die
andere man, dacht ze. Nee, Harry was niet simpel. Hij was
gewoon
'Waar was je?' vroeg Harry, terwijl hij zich bezorgd naar haar toe
boog. 'Niemand wist waar je heen was. Ik maakte me
ongerust over je.' Hij hield haar een eindje van zich af en
nam haar aandachtig op. 'Je bent kletsnat!'
Glimlachend wreef ze haar wang tegen zijn hand. 'Ik kon niet
slapen. Ik had het koud en daarom ben ik een rit gaan maken. Maar
ik viel en bezeerde mijn arm.'
Tot Claire's verbazing trok Harry haar tegen zich aan en nam haar
linkerarm in zijn sterke handen. Ze beet op haar tanden, terwijl
hij haar pijnlijke arm onderzocht.
'Hij schijnt niet gebroken te zijn. Ik denk dat hij alleen maar
gekneusd is.' Daarna kuste hij het puntje van haar neus. 'Als ik
had geweten dat je wilde gaan rijden, was ik met je meegegaan.'
Ze kroop heel dicht tegen zijn lichaam aan. Hij hield haar stevig
vast. 'Je bent zo heerlijk warm.' En zo ongecompliceerd en zo goed,
dacht ze. Je bent zo anders dan die andere man, die Trevelyan.
Hij lachte. 'Ik neem je mee naar huis. We zullen een dokter naar je
arm laten kijken en dan blijf je de hele dag in bed. Ik wil niet
dat je verkouden wordt.'
'Mag ik een vuurtje in mijn open haard hebben?'
'Ik zal zorgen dat het horen en zien je vergaat door het geknetter
van het haardvuur. En desnoods zullen we vijftig pond dekens op je
bed leggen om je warm te houden.'
'Harry, ik hou van je.'
Hij boog zich voorover om haar te kussen, maar Claire maakte zich
van hem los. Ze was er vast van overtuigd dat er naar hen werd
gekeken.
Harry grinnikte terwijl hij haar in het zadel tilde en achter haar
het paard besteeg.
Geen van beiden hoorde Trevelyan door het bos weglopen.