6

Februari-maart 1999

Op een avond—het was over twaalven, een tijdstip waarop ik doorgaans al diep in slaap ben—kreeg ik een ingeving.

Het was allemaal eerder die avond begonnen toen ik alleen thuis was. Ik zat te luisteren naar de Ring des Nibelungen en ik was aan de derde avond, ik draaide Siegfried en at paté met toastjes en dronk er een fles rode wijn bij.

Het was een vervelende dag geweest. Ik ga elke maandag naar onze satellietomroep; daar heb ik een grootaandeelhoudersvergadering, ga lunchen met de directeur en houd me op kantoor een beetje bezig met algemene zaken, zoals proberen te bedenken hoe we onze kijkcijfers kunnen verhogen, onze winst vergroten of onze doelgroep verbreden. Het is een leuke bezigheid, maar ik moet er niet aan denken dat ik het vaker dan eenmaal per week zou moeten doen en ik snap dan ook niet hoe het mensen met een baan lukt er niet aan onderdoor te gaan. Het lijkt me vreselijk geestdodend je hele leven te moeten werken en alleen het weekend vrij te hebben voor leuke dingen, terwijl je op dat moment waarschijnlijk toch al veel te veel bezig bent met bijkomen van de excessen van de week om nog iets leuks te willen doen. Niets voor mij, vrees ik.

Maar op die dag moesten er enkele problemen worden opgelost. Onze belangrijkste presentatrice van het 6 uurjournaal—een zekere Tara Morrison—had blijkbaar een serieuze aanbieding van de BBC gekregen en overwoog de baan, die men haar als een wortel voorhield, aan te nemen. Tara Morrison is een van onze belangrijkste publiekstrekkers en we zouden het ons nauwelijks kunnen permitteren haar kwijt te raken. Ze heeft met verve onze reclamecampagne geleid, haar gezicht en (moet ik tot mijn schaamte bekennen) haar lichaam hebben het afgelopen jaar billboards, stadsbussen en de muren van metrostations gesierd en haar aanzienlijke sexappeal is verantwoordelijk gesteld voor de stijging van ons marktaandeel met drie procent in diezelfde periode. Ze geeft interviews in de glossy bladen over het orgasme van de vrouw, verschijnt als deelnemer in televisiequizzen met als specialisatie haar professorale kennis van de krijtperiode en heeft afgelopen kerst zelfs een boek gepubliceerd waarin ze nauwkeurig vertelt hoe je relaties, het moederschap en een carrière met elkaar kunt combineren en dat de titel draagt Tara zegt: “Het kan allemaal!”. Dat is haar motto. Tara zegt:. Het lijkt of iedereen dat nu zegt.

We betalen haar al een belachelijke hoop geld en James Hocknell, de directeur van onze zender, liet tijdens de bestuursvergadering doorschemeren dat hij betwijfelde of haar wens om weg te gaan iets met geld te maken had.

“Het gaat haar alleen maar om exposure,” zei James die de personificatie is van een bepaald soort Fleet Street-journalist dat een televisiebons is geworden. Hij is het type man van krijtstreeppak en pastei-kleurig overhemd met witte boord, van ringen en de zijkant van het haar over de kale plek in het midden gekamd. Zijn gezicht ziet permanent rood en hij veegt zijn neus af met de rug van zijn hand, maar voor de rest zouden we, als hij er niet was geweest, compleet verloren zijn. We hebben hem aangenomen om zijn talenten, niet om zijn schoonheid. We verwachten niet van hem dat hij als gastmannequin optreedt bij de voorjaarscollectie van een couturier. Zijn gezag bij zijn werknemers is absoluut, zijn capaciteiten in zijn functie onbetwistbaar, zijn toewijding zonder weerga. Iedereen in het vak weet dat hij de helft van de vrouwen heeft genaaid en dat de helft van de mannen door hem is genaaid. Zijn gewetenloosheid heeft hem naar de top gebracht. En hij kent deze branche beter dan mijn twee mede-investeerders, of dan ikzelf. Wij zijn zakenmensen, hij is de vakman, dat is het verschil. “Taart wil op de BBC worden gezien, zo simpel is het.”

‘Taart’ is James’ bijnaam voor Tara, maar hij ziet er zorgvuldig op toe dat hij hem heel discreet gebruikt. “Ze zegt dat het een meisjesdroom is of zoiets. Het heeft niets te maken met het geld dat de BBC haar aanbiedt en dat, kan ik u vertellen, heren, niet eens zoveel verschilt van wat wij haar betalen. Ze wil gewoon bekendheid, dat is het hele eieren eten. Ze lust er wel pap van. Ze zegt dat ze zelfs onderzoeks-documentaires wil gaan proberen, net of de hoge heren daarginds haar dat ooit zullen laten doen. Grote kans dat ze haar over een dag of veertien Top of the Pops laten presenteren en vijf minuten daarna zal ze in de roddelbladen staan, omdat ze heeft liggen wippen met een patserig lid van een band dat net de korte broek is ontgroeid. Maar ik hoor dat er binnenkort een vacature is als copresentator van een populairwetenschappelijk programma. Daar zit het grote geld, heren. Ook de universitaire wereld loopt erom te schreeuwen.”

“Maar we kunnen haar gewoon niet missen, James, dat weet je toch?” zei P.W., de wereldberoemde platenproducer die op leeftijd begint te raken. Hij heeft al zijn spaargeld in dit bedrijf gestopt en leeft voortdurend in angst dat hij alles kwijt zal raken, maar dat is niet waarschijnlijk. “Ze is zowat de enige grote naam die we hebben.”

“We hebben Billy Boy Davis nog,” zei Alan, een andere investeerder, oud geld. Hij is bijna tachtig en iedereen weet dat hij alvleesklier-kanker heeft, maar hij praat er niet over, zelfs niet tegen zijn beste vrienden. Maar ik had horen fluisteren dat hij op een aanbieding van Oprah Winfrey zat te wachten, maar dat is niet bevestigd. “We hebben de Kid nog.”

“Geen mens is nog in hem geïnteresseerd,” wierp P.W. tegen. “Zijn glorietijd dateert van twintig jaar geleden. Hij zit zijn tijd hier uit als commentator bij tweederangs sportevenementen en probeert ondertussen te vergeten dat het hele land weet dat hij graag in een luier rondloopt en billenkoek krijgt van zesdeklassertjes. En trouwens, waarom noemt hij zich nog altijd de Kid? Die vent is godallemachtig minstens vijftig. Hij maakt zich onsterfelijk belachelijk.”

“Hij heeft nog steeds een grote naam.”

“Ik weet een grote naam voor hem,” zei P.W. “Rukmans.”

De animositeit tussen P.W. en Alan, die elke week weer oplaait, is het gevolg van een kleinerende opmerking die de laatste zo’n tien jaar terug over de eerste had gemaakt in een ongeautoriseerde biografie (die hij zelf had geschreven). Hoewel ze hun omgang strikt zakelijk en beleefd proberen te houden, is het voor iedereen duidelijk dat ze elkaar niet kunnen zetten. Elke week tijdens de vergadering wacht een van hen tot de ander een opmerking maakt en dan duikt hij erbovenop, probeert hij hem in diskrediet te brengen.

“Het gaat nu even niet om Billy Boy, heren,” zei ik, terwijl ik mijn handen op de tafel legde om een eind aan hun gekibbel te maken. “Het gaat nu erom, dacht ik, dat Tara Morrison ons wil verlaten voor een nieuwe stek en dat we liever willen dat ze blijft. Dat is het toch, in een notendop?” Er volgde een gemelijk rondje hoofd-knikken en ‘Ja, Matthieu’. “In dat geval is onze vraag simpel: hoe kunnen we haar overhalen te blijven?”

“Taart zegt dat we haar niets te bieden hebben,” zei James en ik leunde in mijn stoel achterover en schudde mijn hoofd.

“Tara zegt zoveel,” wierp ik tegen. “Tara’s hele carrière is gebouwd op heel veel zeggen. Wat Tara eigenlijk wil zeggen is dat we haar nog niet het goede aanbod hebben gedaan. Heus, dat wil ze eigenlijk zeggen, alleen luisteren jullie geen van allen. Dat valt me van je tegen, James.”

James, P.W. en Alan keken elkaar vlak aan en alleen James begon te lachen. “Oké, Mattie,” zei hij—een verkleinwoord waar altijd een rilling over mijn rug van loopt, omdat het me doet denken aan een vriend van vroeger, nu twee eeuwen dood,—“wat stel je voor?”

“Ik stel voor dat ik Tara Morrison vandaag uitnodig voor de lunch en erachter probeer te komen waar het haar precies om te doen is. Dan zal ik proberen het haar te geven. Zo simpel is het.”

“Ik persoonlijk zou wel weten wat ik haar zou willen geven, heren,” zei James lachend.

Tara Morrison—“Tara zegt:”—en ik lunchten in een klein Italiaans restaurant in Soho. Het is een familierestaurant waar ik vaak met zakenrelaties heen ga wanneer ik iets van hen gedaan probeer te krijgen. Ik ken de eigenares en ze maakt altijd tijd vrij om een praatje met me te maken wanneer ik er eet.

“Hoe is het met u en de uwen?” vroeg ze formeel toen we in een rustig hoekje hadden plaatsgenomen, een eindje van de deur vandaan. “Goed, hoop ik.”

“Heel goed, dank je wel, Gloria,” zei ik, ondanks het feit dat ik en de mijnen alleen maar bestonden uit Tommy en mij. “En met jou?” De vriendelijkheden gingen zo een paar minuten over en weer. Tara nam de gelegenheid te baat om naar het toilet te gaan en opgefrist terug te komen, met subtiel opgebrachte lippenstift en de geur van parfum die zich met de crostini vermengde. Ze liep tussen de tafels door alsof het middenpad een catwalk in Milaan was, de obers inkopers van warenhuizen, de andere restaurantgasten fotografen. Haar haar, een professionele blonde jongenskop, eenvoudig en gemakkelijk bij te houden, is een van haar meest herkenbare attributen en haar schoonheid is voor een belangrijk deel het gevolg van het feit dat haar gezicht volmaakt symmetrisch is, elke trek volmaakt gereproduceerd aan weerszijden van een middenas. Je kon alleen maar naar haar kijken en je verbazen. Ze zou volmaakt zijn geweest als je maar een enkel smetje bij haar zou kunnen ontdekken.

“Zo, Matthieu,” zei ze, terwijl ze voorzichtig een slokje wijn nam en ervoor zorgde dat ze geen lippenstift op de rand van het glas achterliet, “gaan we het een poosje over koetjes en kalfjes hebben, of komen we direct ter zake?”

Ik lachte. “Ik wilde gewoon gezellig met je lunchen, Tara,” zei ik en ik deed of ik beledigd was. “Ik heb begrepen dat we jou in de toekomst misschien niet zo vaak meer op de zaak zullen zien en ik wilde zolang het nog kan overdag van je gezelschap genieten. Je had me eigenlijk best mogen vertellen dat je aanbiedingen kreeg, weet je,” voegde ik eraan toe en in mijn stem klonk—heel natuurlijke—gekwetstheid door.

“Ik moest het stil houden,” zei ze. “Sorry. Ik had het je best willen vertellen, maar ik wist niet of het wel doorging. Trouwens, ik ben niet naar hen toegegaan om werk te zoeken. De Bieb is naar mij toegekomen, echt waar. Ze hebben me een heel royaal aanbod gedaan en het wordt echt tijd dat ik eens aan mijn toekomst ga denken.”

“Ik weet precies hoe hoog het aanbod is dat ze jou hebben gedaan en om je de waarheid te zeggen is het niet zoveel royaler dan wat je nu hebt. Je zou er meer uit moeten halen. Ze komen heus wel over de brug, weet je.”

“Denk je?”

“Ik denk het niet alleen, ik weet het ook. Ze zouden hun aanbod kunnen verhogen met een dikke…tien procent, stel ik me voor, zonder met hun ogen te knipperen. Misschien wel met meer. Jij bent een heel belangrijke kracht. Ik hoor dat er kans is dat je een huisvrouwenprogramma aangeboden krijgt.”

“Maar jullie zouden nooit zo hoog kunnen gaan als zij,” zei ze en ze negeerde de sarcastische opmerking. “Ik weet hoe hoog de budgetten zijn, vergeet dat niet.”

“Ik ben niet van plan om zelfs maar te proberen zo hoog te gaan,” zei ik, terwijl ik een beetje pasta om mijn vork draaide. “Ik ben niet van plan verzeild te raken in een veehandeltje om jou, lieve schat. Je bent toch geen koe? Maar goed, je staat nog altijd bij mij onder contract. En daar kun je bitter weinig aan veranderen, toch?”

“Nog maar acht weken, Matthieu, langer niet. Dat weet je best en dat weten zij ook.”

“Dan gaan we over acht weken aan de onderhandelingstafel zitten. Maar laten we tot die tijd niet praten over ontslag of opzegging of nieuwe baan of andere onaangename zaken. En laten we in godsnaam ditmaal de pers erbuiten houden, goed?”

Tara keek me aan en legde haar bestek neer. “Je laat me dus zomaar gaan,” stelde ze nuchter vast. “Na alles wat we samen hebben meegemaakt.”

“Ik Idat u helemaal niets, juffrouw Morrison,” wierp ik tegen. “Ik vraag u gewoon uw contract uit te dienen. En aan het eind van die periode, als u ons wenst te verlaten omdat u een betere aanbieding hebt, moet u doen wat in uw ogen het beste is voor uzelf en uw carrière. Er zijn mensen die mij om die houding een heel genereuze werkgever zouden vinden, weet je.”

“Moet je altijd zo praten,” mopperde ze, terwijl ze vol afkeer naar haar bord keek.

“Hoe praten?”

“Als een advocaat, verdorie. Als iemand die bang is dat ik elk woord dat je zegt opneem, zodat ik het over een halfjaar bij een rechtszaak kan gebruiken. Kun je niet op normale toon tegen me praten? Ik dacht dat we iets voor elkaar betekenden.”

Ik zuchtte en keek uit het raam, niet zeker of ik dit platgetreden pad wel weer wilde bewandelen. “Tara,” zei ik ten slotte en ik boog me naar haar toe en pakte haar kleine hand in de mijne, “het enige wat ik weet is dat het best mogelijk zou kunnen zijn dat je dit gesprek opneemt. Als het om eerlijkheid gaat is je staat van dienst tegenover mij per slot van rekening niet zo best, waar of niet.”

Ik denk dat ik er nu goed aan doe mijn relatie met Tara Morrison iets te verduidelijken. Ongeveer een jaar terug woonden we met ons tweeën een prijsuitreiking bij—dat wil zeggen, niet wij met ons tweeën samen, maar wij als lid van een gezelschap dat onze omroep vertegenwoordigde. Tara was met haar toenmalige vriend, een model voor Tommy Hilfiger-ondergoed, terwijl ikzelf voor die avond een vrouw van een escortservice had geboekt—niet voor de seks, zuiver voor het gezelschap—want ik had net een relatie achter de rug en voelde niets voor een nieuwe. Gezien het feit dat ik meer dan twee-honderdveertig jaar eerder in mijn puberteit zat, zal het geen verrassing zijn wanneer ik zeg dat ik genoeg begin te krijgen van die vicieuze cirkel van relatie, uitmaken, relatie, trouwen, relatie, scheiden, relatie, weduwnaar, enzovoort, enzovoort. Om de paar tientallen jaren moet ik even alleen zijn.

Op die bewuste avond nu kreeg Tara ruzie met haar fotomodellen-vriendje—het had iets te maken met het feit dat hij eigenlijk homo was, geloof ik; het kon niet anders of dat moest eens een spaak in het wiel steken—en zij nam mijn aanbod aan haar een lift naar huis te geven. Nadat we mijn gezelschapsdame thuis hadden gebracht namen we op mijn club nog een afzakkertje en daar bleven we tot diep in de nacht doorpraten, voornamelijk over haar ambities, die talrijk waren, over haar verknochtheid aan de journalistiek en over onze televisiezender die ze ‘de toekomst van het omroepbedrijf in Groot-Brittan-nië’ noemde, iets wat zelfs ik niet geloofde. Ze noemde me een aantal grote voorbeelden en ik bewonderde haar kennis van de geschiedenis van haar vak, haar besef dat in dezelfde branche zowel de professional als de roddeljournalist naast elkaar werkzaam kon zijn en dat het soms moeilijk is de scheidslijn te trekken. Ik herinner me vooral dat we een interessante discussie hadden over het onderwerp algemeen belang. Daarna reden we naar mijn huis waar we elkaar welterusten zeiden en zonder elkaar zelfs maar te kussen in hetzelfde bed in slaap vielen, een ongewoon maar aansprekend arrangement op dat moment.

De volgende morgen maakte ik het ontbijt voor ons beiden klaar en nodigde ik haar uit later voor het avondeten terug te komen, maar daar kwam uiteindelijk niets van, omdat we naar bed teruggingen; en daar vond aanmerkelijk meer plaats dan de voorafgaande avond. Daarna zetten we onze relatie heel discreet nog een paar maanden voort—ik vertelde het niemand en zij naar mijn weten ook niet. Ik was erg op haar gesteld, ik vertrouwde haar en ik maakte een fout.

Het feit dat Tommy DuMarqué mijn neef was intrigeerde haar. (Ik vertelde haar maar niet dat zijn over-, over-, over-, over-, over-, overgrootvader eigenlijk mijn neef was. Dat soort informatie leek me te veel van het goede.) Ze keek al jaren naar zijn programma en was kennelijk verkikkerd op hem geweest vanaf het moment dat hij als tiener op de buis verscheen. Toen ik haar voor de eerste keer vertelde dat we familie van elkaar waren werd ze vuurrood, net of ik haar had betrapt op iets onbehoorlijks, en verslikte ze zich bijna in een kanteloep. Ze smeekte me haar aan hem voor te stellen en dat deed ik die zomer tijdens een gezellig avondje en zij scheurde praktisch zijn broek van zijn lijf waar ik bij zat. Hij was volstrekt niet in haar geïnteresseerd—hij had op dat moment een knipperlichtrelatie met zijn televisiegrootmoeder en die was klaarblijkelijk een jaloerse vriendin—en ik denk dat hij haar een beetje hysterisch vond, al moet ik tot haar verdediging zeggen dat ze die avond iets te veel op had en dat alcohol inderdaad het schoolmeisje in haar naar boven brengt. Ze belde hem de volgende dag op en nodigde hem uit iets te komen drinken; hij sloeg de uitnodiging af. Toen stuurde ze hem een fax en nodigde ze hem uit voor het avondeten; hij ging er niet op in. Toen zond ze hem een e–mail met haar adres en de belofte dat als hij ‘nu’ kwam, hij de voordeur open en haarzelf naakt op een Perzisch kleed voor een brandend haardvuur zou aantreffen, met een fles champagne in een koeler gereed. Ditmaal moest hij erom lachen en belde hij me op om me te vertellen wat mijn vriendin allemaal uitvoerde. Ik was teleurgesteld maar niet verbaasd en ik besloot in zijn plaats naar het afspraakje toe te gaan. Bij haar flat gekomen trof ik haar exact zo aan als ze had beschreven. Ze keek verbaasd toen ze me zag, maar ze herstelde zich goed en probeerde het voor te stellen alsof ze wel had gedacht dat ik langs zou komen en alsof ze me wilde verrassen. Ik zei dat ze loog en dat ik het niet erg vond, maar dat het uit was tussen ons en dat het beter was als we terugkeerden naar een strikt zakelijke relatie.

De volgende zondag schreef ze een column in een vooraanstaande zondagkrant—Tara zegt: “Zeg gewoon nee!”—en daarin beweerde ze dat ze recentelijk een verhouding had gehad met een beroemde soap-ster (ze noemde hem niet bij naam, maar uit de beschrijving viel duidelijk op te maken over wie ze het had). Ze verklaarde dat hun seks-spelletjes tegen het onwettige aan lagen en dat ze het heerlijk had gevonden alle fantasieën van deze jongeman na te spelen en dat ze hem dwong hetzelfde met de hare te doen. Ze besloot pas een eind te maken aan hun relatie, zei ze, toen hij haar zijn wereld van drank-, heroïne- en cocaïnemisbruik probeerde in te trekken. “Ik zag de blik in zijn ogen toen hij me de zilveren lepel en bunsenbrander van de schande toestak,” schreef ze hysterisch, “en ik wist dat ik nooit de vrouw zou kunnen zijn die hij wilde. Een vrouw die er net zo erg aan toe was als hij. Een vrouw die voor de volgende shot alles zou doen, zichzelf op straat verkopen misschien, oude dames beroven, drugsverslaving aan baby’s doorgeven, een waardeloze nul. Ik wierp hem een blik toe en schudde mijn hoofd. “Tara zegt: Je kunt opdonde-ren,” zei ik tegen hem.”

Tommy—de onschuldige derde in het geheel, al zal alles wat ze zich over zijn privéleven voorstelt ongetwijfeld waar zijn—werd de maandag na de publicatie op het kantoor van zijn producent ontboden en daar kreeg hij te horen dat hij, als Tara Morrison hem bij naam en toenaam zou hebben genoemd, op staande voet ontslagen zou zijn. Maar omdat ze het niet had gedaan en omdat men niet kon bewijzen dat hij de man was over wie ze het had, diende hij het gesprek als een officiële waarschuwing te beschouwen. Hij had een verantwoordelijkheid jegens zijn fans, zo kreeg hij te horen, de jonge meisjes die ervan droomden met hem te trouwen, de tienerjongens die angstig zijn strijd tegen teelbalkanker volgden. De producenten gaven toe dat hij de populairste personage van de hele serie was, maar ze zeiden dat ze er geen enkele moeite mee zouden hebben hem, als hij weer een scheve schaats reed, een auto-ongeluk te laten krijgen, of te laten doodschieten, of met aids te laten besmetten.

“Jullie hebben het natuurlijk over mijn personage,” zei Tommy. “Dat alles zouden jullie mijn televisiepersonage aandoen.”

“Wie ook maar,” mompelden ze.

Dit incident ging vooraf aan twee bijzonder onaangename maanden in Tommy’s leven: de roddelbladen zaten elke avond achter hem aan om te zien wat hij at, inhaleerde, slikte, rookte of spoot, wie hij kuste, aanraakte, liefkoosde, molesteerde of naaide, en daarmee verergerden ze de problemen waar hij sowieso al in terecht was gekomen door de levensstijl die ze hem zelf hadden opgedrongen om hun oplage te vergroten. Hoewel ik niets meer van een van de Thomassen verwachtte was ik allerminst gelukkig met het aandeel dat Tara Morrison in zijn moeilijkheden had gehad en ik maakte haar dat duidelijk tijdens een stormachtige ontmoeting enkele dagen later. Ik ben niet iemand die snel zijn zelfbeheersing verliest, maar verdorie, op die dag kon ik me niet inhouden. Sindsdien waren we elkaar uit de weg gegaan en in plaats van verslagen te zijn over haar vertrek naar een andere werkgever was ik er blij om. Bij ons was ze een grote vis in een kleine vijver. We hadden een ster van haar gemaakt. Een kleine ster van het kleine scherm weliswaar, maar niettemin een ster. Ze zou merken dat het leven bij de grote BBC een stuk moeilijker was.

Toen ik die avond dus thuis zat en mijn paté at en naar Wagner luisterde en een glas wijn dronk, wilde ik niets liever dan mijn benen strekken en de gebeurtenissen van die dag van me afzetten. Het zou nog zeven hele dagen duren voordat ik naar onze omroep terug moest en ik had hun de strikte opdracht gegeven tot die tijd alleen maar in een uiterst noodgeval contact met mij op te nemen. Ik was daarom een beetje verbaasd toen ik mijn bel hoorde gaan en terwijl ik naar de voordeur liep deed ik een schietgebedje dat het alleen maar een fout in de elektrische bedrading was en dat niemand buiten zou staan.

Buiten stond mijn neef en terwijl hij wachtte tot ik opendeed haalde hij een hand door zijn donkerbruine haar.

“Tommy,” zei ik verrast. “Het is al laat. Ik was—”

“Ik moet u spreken, oom Matt,” zei hij, terwijl hij me opzij duwde en binnenkwam. Hij liep alvast voor me uit naar de huiskamer, instinctief de kamer waar ik de drank had staan, en ik sloot met een zucht de deur. “U zei dat u me het geld zou geven,” schreeuwde hij en zijn stem brak van nervositeit en even dacht ik dat hij in tranen zou uitbarsten. “U had beloofd dat u me de—”

“Tommy, wil je alsjeblieft gaan zitten en niet zo tekeer gaan. Ik ben het vergeten. Het spijt me. Ik zou je toch een cheque opsturen? Het is me finaal ontschoten.”

“Maar u geeft me het geld toch wel?” smeekte hij, terwijl hij me bij de schouders greep en ik mijn best moest doen hem niet in machteloze vertwijfeling op de bank terug te duwen. “Want als u het niet geeft, zullen ze—”

“Ik zal nu een cheque voor je uitschrijven,” zei ik snel en ik maakte me van hem los en ging aan mijn bureau in de hoek zitten. “Heus, het was gewoon een vergissing, Tommy. Was het nou echt nodig midden in de nacht langs te komen en me te storen? Hoeveel hebben we trouwens afgesproken? Duizend pond, toch?”

“Tweeduizend,” zei hij snel en ik kon bij het licht van het haardvuur zien hoe erg hij transpireerde. “We zeiden tweeduizend, oom Matt. U beloofde me twee—”

“Allemachtig, jongen, ik schrijf wel drieduizend voor je uit. Beter? Drieduizend pond, oké?”

Hij knikte en verborg zijn gezicht snel in zijn handen, bleef even zo zitten en keek toen met een glimlach weer op. “U moet…u moet me maar niet kwalijk nemen,” zei hij.

“Ja, het is al goed.”

“Ik vind het vreselijk het te moeten vragen, maar…Ik zit momenteel gewoon met zo ontzettend veel rekeningen.”

“Dat zal wel. Elektra, gas, gemeentebelasting.”

“Ja, gemeentebelasting,” zei Tommy en hij knikte, net of ook dat een goed excuus was.

Ik scheurde de cheque eruit en gaf hem aan Tommy. Hij bekeek hem nauwkeurig voordat hij hem in zijn portefeuille deed. “Geen paniek,” zei ik, terwijl ik tegenover hem plaatsnam en een glas wijn voor hem inschonk dat hij gretig aanpakte, “ik heb hem echt getekend, hoor.”

“Dank u wel,” mompelde hij. “Maar ik moet nu gaan. Ze verwachten me.”

“Blijf nog even zitten,” zei ik, niet omdat ik wilde weten wie hem verwachtte, of waarom. “Vertel eens, hoeveel van dit geld is al uitgegeven?”

“Al uitgegeven?”

“Hoeveel mensen ben je geld schuldig en ik bedoel niet de telefoon of gas en licht. Hoeveel moet je uitdelen wanneer morgen de banken opengaan?”

Hij aarzelde. “Alles,” zei hij. “Maar dan is het achter de rug. Dan ben ik schoon.”

Ik boog me voorover. “Wat doe je eigenlijk precies, Tommy?” vroeg ik, oprecht geïntrigeerd.

“U weet toch wat ik doe, oom Matt. Ik ben acteur.”

“Nee, ik bedoel, wat doe je precies wanneer je niet op de set staat? In welke problemen heb je jezelf gemanoeuvreerd?”

Hij lachte en schudde heftig zijn hoofd en ik merkte dat hij, nu hij zijn geld had, weg wilde. “In geen problemen,” zei hij. “Ik heb gewoon een paar slechte investeringen gedaan, meer niet. Maar hiermee worden ze rechtgetrokken en dan is het leed geleden. Ik betaal u heus terug, erewoord.”

“Nee, dat doe je niet,” zei ik nuchter. “Maar dat geeft niet, ik lig niet wakker van een paar duizend pond. Ik ben gewoon bang om jou, dat is het gewoon.”

“Dat is niet waar.”

“Dat is wel waar,” wierp ik tegen. “Vergeet niet dat ik de dood van je vader heb meegemaakt. En van diens vader.” Ik ging niet verder terug dan die generatie.

“Luister, oom Matt, u hebt hun leven niet kunnen redden en u zult ook mijn leven niet kunnen redden, ja? Dus laat u me gewoon mijn eigen leven leiden. Ik kom er zelf wel uit.”

“Ik ben geen welzijnswerker, Tommy. Ik ben geen priester. Ik ben aandeelhouder van een satellietzender. En ik vind het gewoon jammer wanneer ik iemand jong dood zie gaan, meer niet. Ik vind het een ridicule optie.”

Hij stond op en ijsbeerde door de kamer, keek me van tijd tot tijd aan en deed telkens zijn mond open om iets te zeggen, maar zei uiteindelijk niets. “Ik—ga—niet dood,” articuleerde hij zorgvuldig, terwijl hij een aaneengesloten wijs- en middelvinger naar het plafond hief. “Ik—ga—niet dood.”

“Tuurlijk wel,” zei ik en ik wuifde met een handgebaar zijn woorden weg. “Het is zo duidelijk als wat dat je een stel zware jongens achter je aan hebt. En dan is het alleen maar een kwestie van tijd. Ik heb het vaker zien gebeuren.”

“Zak in de stront, jij!”

“En nou is het genoeg,” schreeuwde ik. “Ik haat gescheld en ik tolereer het niet in mijn eigen huis. Knoop dat maar in je oor, de volgende keer dat je om geld komt vragen.”

Tommy schudde zijn hoofd en liep naar de deur. “Ik waardeer dit echt,” zei hij zacht en in zijn verlangen om zonder ruzie uit elkaar te gaan ging hij sneller spreken. “Echt.” Hij wist niet wanneer hij me weer nodig zou hebben. “Misschien zou ik eens iets voor u terug kunnen doen. We zien elkaar volgende week, oké? Voor de lunch. Ergens waar het rustig is en elke lul in het restaurant niet naar me zit te staren en zich afvraagt of ik echt wel teelbalkanker heb, goed? Neem me niet kwalijk—elke gast. Erewoord. Dank u wel.”

Ik haalde mijn schouders op en keek hem na toen hij vertrok. Met een zucht keerde ik naar mijn leunstoel terug, met ditmaal als troost een groot glas cognac in mijn handen. En dat was het moment waarop ik mijn plotselinge ingeving kreeg. Ik ben 256 jaar oud en ik heb toegekeken hoe negen Thomassen stierven en ik heb geen vinger uitgestoken om die tragedies te voorkomen. Ik heb hen uit de brand geholpen wanneer ze geholpen moesten worden, maar ik heb hun dood als een voorbeschikt lot aanvaard. Iets waar ik niets aan kan veranderen. Zo heb ik al die jaren geleefd. En een voor een zijn ze gestorven. En de meesten zijn aardige mannen geweest, getroubleerd ja, maar de moeite waard om te worden geholpen. De moeite waard om door mij te worden geholpen. En nu zit er alweer een in moeilijkheden. Alweer een Thomas die zijn dood tegemoet gaat; terwijl ikzelf er daarna nog steeds zal zijn, in afwachting van de volgende die wordt geboren. Wachtend op het moment dat zijn tijd komt; dat hij in de problemen komt, het meisje ontmoet, haar zwanger maakt en zichzelf de dood in jaagt. Ik zei tegen mezelf: dat mag niet langer doorgaan.

De ingeving was: ik zou er iets aan doen. Ik had er eigenlijk al lang geleden iets aan moeten doen. Ik zou een van de Thomassen redden. Om preciezer te zijn, ik zou Tommy redden.