12
Ik had net mijn pick-up bij de afgifteplaats achter het UT Medical Center geparkeerd toen Miranda haar hoofd om de hoek van de deur stak. ‘Peggy heeft gebeld.’ Peggy was de overwerkte secretaresse van de vakgroep antropologie. ‘Ze zegt dat dr. Carter vraagt of je even naar haar kantoor in Chattanooga kunt bellen. Zo snel mogelijk.’
Ik haastte me naar binnen, me ondertussen afvragend waarom dit zo dringend was, maar zonder resultaat. ‘Jess, met Bill,’ zei ik even later. ‘Is er iets?’
‘Ik heb net een telefoontje uit Nashville gekregen, van het medisch tuchtcollege.’ Dit was het clubje dat zich boog over het lot, en de medische vergunning, van dr. Garland Hamilton, de in ongenade gevallen lijkschouwer uit Knoxville, wiens functie Jess inmiddels al maanden waarnam. ‘Bill, ze hebben hun gebrek aan ruggengraat getoond. Ze hebben besloten hem voor negentig dagen te schorsen, gerekend vanaf de dag van de aanklacht. Die werd 83 dagen geleden ingediend. Dat betekent dat hij over een weekje weer op zijn oude werkplek zit.’
Ik verbeet me. Hoe konden ze hem er met zo’n lichte straf van af laten komen? Hamiltons incompetente autopsie had een man wegens een ‘moord’ die nooit was gepleegd voor de rechter gebracht. Het was de slordigste lijkschouwing die ik ooit had gezien. Het was een ernstige misser en bovendien bepaald niet zijn enige. Ik had voor de zogenaamde beklaagde in deze ‘moord’-zaak getuigd. Daarna had Hamilton me buiten, voor de rechtszaal, op een agressieve manier aangesproken. Maar vlak voor de hoorzitting over zijn vergunning, de vorige week, was hij zijn vijandigheid alweer aardig te boven, zo had het geleken. Hij had me de hand geschud. Zand erover, had hij me verzekerd. Toch was ik bepaald niet blij met de gedachte dat hij zijn werk als lijkschouwer voor Knox County en de achttien omliggende provincies weer zou mogen voortzetten.
‘Wel verdomme,’ mopperde ik. ‘Zijn we net een beetje gewend aan een competente lijkschouwer. Ik weet dat het voor jou niet meevalt, dat heen-en-weergereis tussen Chattanooga en Knoxville, maar reken maar dat we je zullen missen.’ Ik aarzelde even. ‘Ik wel, in elk geval.’
Het werd even stil op de lijn, en ik voelde een lichte paniek opkomen. Ze verbrak de stilte. ‘Dat wil nog niet zeggen dat we elkaar niet meer kunnen zien. Het betekent alleen dat we buiten het werk om moeten afspreken.’ Ik voelde me opeens opgelucht en hoopvol.
‘We zijn allebei verstandige mensen,’ zei ik, ‘dus dat moet voor ons geen onoverkomelijk probleem zijn.’
‘Overschat ons niet,’ waarschuwde ze grappend. We kletsten nog wat, maar Jess werd opgepiept en dus hingen we even later op.
Vrijwel meteen nadat ik had opgehangen, ging de telefoon opnieuw. ‘Met dr. Brockton,’ zei ik.
‘Bill? Met Garland Hamilton. Luister, ik wil dat je dit van mij hoort. Het medisch tuchtcollege heeft besloten me voor negentig dagen te schorsen, maar ze hebben ook gekeken naar mijn staat van dienst. Dus over precies een week ben ik weer terug op mijn werk.’
‘Nou, dat zal voor jou vast goed nieuws zijn,’ reageerde ik voorzichtig.
‘O, ik sta te popelen om weer aan het werk te gaan,’ zei hij. ‘Luister, Bill, ik meende wat ik zei bij de zitting. Ik weet dat we het tijdens die Ledbetter-zaak niet helemaal met elkaar eens waren’ – ik schoot bijna in de lach bij het horen van dit understatement, het was alsof George Bush en Al Gore elkaar niet helemaal recht in de ogen keken – ‘maar ik hoop dat we het kunnen vergeten en met een schone lei kunnen beginnen.’
Ik aarzelde, en zocht opnieuw mijn heil in een vaag antwoord. ‘Een schone lei zou fijn zijn.’
‘Geweldig,’ was zijn reactie. ‘Wat heb ik gemist? In de tussentijd nog interessante zaken bij de hand gehad?’
Ik betwijfelde of ik hem wilde bijpraten over waar Jess mee bezig was. ‘Nou, ik ben nu bezig met een moordzaak, maar die vond plaats in Chattanooga, dus dat valt onder de jurisdictie van Jess. Afgezien daarvan is het de laatste tijd vrij rustig geweest.’
‘Blij het te horen. Goed, ik zal je niet langer van je werk houden. Ik wilde je gewoon even op de hoogte stellen, en je melden dat ik je vanaf volgende week weer zie.’
‘Oké. Tot volgende week. Bedankt.’
Terwijl ik de hoorn op de haak legde, zonk de moed me in de schoenen. Of dat nu was omdat Garland Hamilton binnenkort weer terug was, of omdat Jess daar niet meer zou zitten, wist ik even niet.
Ach, kom op, maande ik mezelf. Je hebt niet voorgoed afscheid van haar genomen. Morgenavond zie je haar weer. Een tweede stemmetje mengde zich in de discussie: ja, maar dat is beroepshalve. En je kunt maar beter je kogelvrije ondergoed aantrekken. Ja, dáár zat ik nu net op te wachten, zeg, protesteerde stemmetje één.