88. BfZ, Sammlung Sterz, Uffz. Hans …, 24.1.45.

89. BfZ, Sammlung Sterz, O’Gefr. Otto L., 24.1.45.

90. BfZ, Sammlung Sterz, Gren. Kurt M., 30.1.45.

91. Citaat Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007, p. 243, en zie ook, voor de rassenstereotypes, pp. 269-270.

92. BA/MA, MS g2/2697, fol. 88, dagboek van luitenant Julius Dufner, 25.1.45.

93. NAL, WO 219/1587, fol. 860, SHAEF, Directorate of Army Psychiatry Research Memorandum 45/03/12, January, 1945.

94. Kunz, pp. 299-300.

95. BA/MA, N245/3, NL Reinhardt, ‘Kalenderblätter 1945’, fol. 81 (14.1.45); N245/2, Briefe, fol. 41 (15.1.45); N245/15, Generalleutnant Otto Heidkämper (voormalig stafchef van Legergroep Midden), ‘Die Schlacht um Ostpreußen’ (1953), fol. 32; Guderian, pp. 382-383; DRZW, 10/1 (Lakowski), pp. 536-537.

96. BA/MA, N245/3, NL Reinhardt, ‘Kalenderblätter 1945’, fol. 82 (16-17.1.45); N245/15, Heidkampfer, fol. 40-43.

97. BA/MA, N245/2, NL Reinhardt, Briefe, fol. 41 (19.1.45).

98. BA/MA, N245/2, NL Reinhardt, Briefe, fol. 41 (20.1.45).

99. BA/MA, N245/2, NL Reinhardt, Briefe, fol. 41v (21.1.45); N245/3, NL Reinhardt, ‘Kalenderblätter 1945’, fol. 82-83 (20-1.1.45); N245/15, Heidkampfer, fol. 53-57.

100. Het hierboven staande verslag is, tenzij anders vermeld, gebaseerd op BA/MA, N245/3, NL Reinhardt, ‘Kalenderblätter 1945’, fol. 83-84 (22-27.1.45); N245/2, NL Reinhardt, Briefe, fol. 41-42 (22.1.45, 26.1.45); N245/15, Heidkampfer, fol. 68-72, 76-87; N24/39, ‘Erinnerungen von General d.I. a.D. Friedrich Hoßbach’, typoscript (mei-juli 1945), pp. 45-46, 68. Zie ook Friedrich Hoßbach, Die Schlacht um Ostpreußen, Überlingen, 1951, pp. 51-73; Guderian, pp. 400-401; Dieckert en Grossmann, pp. 94-95, 110-118; DZW, 6, p. 511.

101. E.g. BA/MA, RH/21/3/730, fol. 3-6, ‘Auskünfte Gen.Major Mueller-Hillebrand (Chef des Stabes) über den Einsatz der 3. Pz. Armee in Ostpreußen, Sept.1944-Feb.1945’ (1955); ‘Auszug aus einem Bericht von Oberst i.G. Mendrzyk O.Qu. bei der 3. Panzer-Armee’.

102. Citaat Schwendemann, ‘Das Kriegsende in Ostpreußen’, p. 98.

103. Schwendemann, ‘Tod zwischen den Fronten’, p. 43. Ik ben dr. Schwendemann zeer dankbaar voor de verwijzing naar de bron van deze opmerkingen, BA/MA, RH 20-4/617, geen fol. , Notizen über Ferngespräche 14.1.-25.1.45, Gesprächsnotizen vom 24.1.45 (Hoßbach richt zich die dag om 16.00 uur tot leidinggevende officieren en spreekt Reinhardt die avond om 22.15 uur), en ook dr. Jürgen Förster voor de kopie van het document dat hij mij heeft verschaft.

104. BA/MA, N712/15, NL Pollex, Auszüge aus Briefen, fol. 12, 22.1.45.

105. N24/39, NL Hoßbach, ‘Erinnerungen’, pp. 46-47; Hoßbach, Schlacht um Ostpreußen, p. 70. Dat Rendulic toen hij arriveerde geen volledig inzicht had in de situatie in Oost-Pruisen lijkt duidelijk. Hij was pas op 17 januari door Hitler benoemd als opperbevelhebber van Legergroep Koerland, en was niet meer dan twaalf uur in het Koerland geweest voor hij, op 26 januari, plotseling te horen kreeg dat hij het commando over Legergroep Noord moest overnemen, dat in Oost-Pruisen werd belegerd. Lothar Rendulic, Gekämpft, Gesiegt, Geschlagen, Wels, 1952, pp. 331-332, 336.

106. Guderian, pp. 400-401. Rendulic, pp. 337-355, geeft een beschrijving van deze periode van iets meer dan zes weken waarin hij tot 12 maart het bevel had in Oost-Pruisen, hoewel er een paar inconsequente dingen in staan over het ontslag van Hoßbach op p. 343.

107. Guderian, p. 394.

108. Hastings, p. 283; Roland Kaltenegger, Schörner. Feldmarschall der letzten Stunde, München en Berlijn, 2010, pp. 265-266; Siebel-Achenbach, pp. 59, 71-72. Hitler was aanvankelijk van plan om veldmaarschalk Model het bevel over te laten nemen. Er werd echter besloten dat hij te dringend nodig was in het westen en dus werd het bevel aan Schörner gegeven. TBJG, II/15, pp. 135 (16.1.45), 138 17.1.45).

109. Citaat DRZW, 10/2, p. 39 (Kunz).

110. BA/MA, N60/74, NL Schörner, ‘Tragödie Schlesien, März 1945’, fol. 2 (1958).

111. BAB, NS6/353, fol. 157-158, Bormann, Bekanntgabe 28/45, Ungehorsam und falsche Meldungen, bevat Keitels bevel in de appendix; ook If Z, Fa. 91/4, fol. 1069.

112. Het schijnt dat er al een paar dagen daarvoor overeenstemming was bereikt over Himmlers commando, voornamelijk, volgens Goebbels, omdat er ‘een sterke hand’ nodig was om de ‘terugstromende’ troepen op het pad van de Sovjets in nieuwe gevechtseenheden onder te brengen. Goebbels stelde zelfs voor om Himmler opperbevelhebber van de landmacht te maken, om Hitler enigszins te ontlasten, maar Hitler was niet bereid om zo ver te gaan en verklaarde dat Himmler eerst moest bewijzen dat hij in staat was het operationeel commando te voeren. TBJG, II/15, pp. 165 (20.1.45), 181 (22.1.45), 195 (23.1.45).

113. DZW, 6, p. 513.

114. IWM, FO 645/155, Ondervraging van Karl Dönitz, 30.9.45, p. 5; 2.10.45, p. 2 (in het Engels).

115. If Z, ZS 1810, Bd. II, fol. 54, Dönitz interview met Barry Pree. 18.11.74.

116. Citaat Schwendemann, ‘Endkampf’, p. 20; ook Schwendemann, ‘Tod zwischen den Fronten’, p. 45.

117. Goebbels vond Göring, toen hij hem op 27 januari sprak, ‘bijna defaitistisch’ en depressief, hij hoopte zelfs nu nog dat Hitler een politieke oplossing zou proberen te vinden. TBJG, 15/II, p. 250 (28.1.45)

118. DZW, 6, p. 572.

119. DRZW, 9/1 (Heinemann), p. 884.

120. DRZW, 9/1 (Heinemann), p. 882.

121. DRZW, 10/1 (Lakowski), p. 559.

122. DZW, 6, pp. 575, 591.

123. David K. Yelton, Hitler’s Volkssturm. The Nazi Milita and the Fall of Germany, 1944-1945, Lawrence, Kan., 2002, p. 131.

124. Citaat DZW, 6, p. 513.

125. DZW, 6, pp. 513-514.

Hoofdstuk 6 – De terreur komt op eigen terrein

1. Vergelijk in het algemeen, voor een vergelijkbare interpretatie, Robert Gellately, Backing Hitler. Consent and Coercion in Nazi Germany, Oxford, 2001.

2. Voor de kwaadaardige afschildering van Joden, die niet afnam toen de Joden uit Duitsland werden gedeporteerd, zie Jeffrey Herf, The Jewish Enemy. Nazi Propaganda during World War II and the Holocaust, Cambridge Mass.-Londen, 2006, en Herfs bijdrage, ‘“Der Krieg und die Juden.” Nationalsozialistische Propaganda im Zweiten Weltkrieg’, in DRZW, 9/2, pp. 159ff.

3. BAB, NS19/2454, fols. 1-3v: SS-Kriegsberichter-Abteilung, SS-Standarte ‘Kurt Eggers’, 26-30.1.45.

4. 1945. Das Jahr der endgültigen Niederlage der faschistischen Wehrmacht. Dokumente, Gerhard Förster en Richard Lakowski (red.), (Berlijn, 1975, p. 144 (5.2.45).

5. NAL, WO 219/4713, SHAEF rapporten, 15.2.45, 20.2.45. De dreiging van ‘gevangenisstraf voor familieleden’ (Sippenhaft) tegen soldaten die geoordeeld werden in hun plicht te falen was bij verscheidene gelegenheden door commandanten van de Wehrmacht ter afschrikking uitgevaardigd. Het werd inderdaad in sommige gevallen uitgevoerd, hoewel dit eerder uitzonderingen dan regel waren. Zie Robert Loeffel, ‘Soldiers and Terror: Re-evaluating the Complicity of the Wehrmacht in Nazi Germany’, German History, 27 (2009), pp. 514-30.

6. Verslag (in het Engels) van een krijgsgevangene, die bij terugkeer van het oostfront in het westen gevangen was genomen: LHC, Dempsey Papieren, No.273, Pt.II, p. 7 (3.3.45).

7. BAB, NS6/135, fols. 44, 118-21, Gauleitung Magdeburg-Anhalt, rapport van 16.2.45; rapport van Landratsamt in Mähr.-Schönberg, 17.2.45.

8. BAB, NS6/135, Auszug aus einem Bericht des Pg. Waldmann, Inspektion-Mitte, 7.3.45 (met betrekking tot begin februari opgedane indrukken).

9. BAB, NS19/3705, fols. 6-13, ‘Beobachtungen im Heimatkriegsgebiet’, 22.2.45 en begeleidend schrijven van Bormann aan Himmler, 1.3.45.

10. BAB, NS19/2068, fols. 6-6v, 20-20v, ‘Meldungen aus dem Ostraum’, Müllrose, 16.2.45, Mark Brandenburg, 21.2.45. Rapporten omtrent wijdverbreide plunderingen in het gebied van de Oder als indicatie van demoralisatie ook in DZW, 6, p. 514. Volgens Goebbels’ adjudant, Wilfred von Oven, die dit schreef half februari, ‘wordt het moreel van de Duitse soldaten aan het oostfront met de dag slechter’. Wilfred von Oven, Finale Furioso. Mit Goebbels bis zum Ende, Tübingen, 1974, p. 578 (11.2.45).

11. BAB, R55/601, fol. 284, Tätigkeitsbericht der RPÄ, 21.2.45.

12. Das letzte halbe Jahr. Stimmungebrichte der Wehrmachtpropaganda 1944/45, Wolframm Wette, Ricarda Bremer en Detlef Vogel (red.), Essen, 2001, pp. 236-7 (7.2.45).

13. Das letzte halbe Jahr, p. 251 (23.2.45).

14. BHStA, MA106695, report of RPvOB, 9.2.45. En vergelijk andere voorbeelden in Klaus-Dietmar Henke, Die amerikanische Besetzung Deutschlands, München, 1996, pp. 819-20, en Marlis Steinert, Hitlers Krieg und die Deutschen, Düsseldorf enWenen, 1970, pp. 546ff.

15. BAB, R55/620, fols. 129-131v, SD-rapport aan staatssecretaris Dr. Naumann, ministerie van Propaganda, ‘Situation in Wien’. 1.3.45. De algemene stemming in Wenen was met name slecht geweest, volgens een rapport van de afgelopen september, toen werd beweerd dat defaitisme wijdverbreid was, wat de bevolking toegankelijk maakte voor communistische agitatie. BAB, NS6/166, fols. 23-27, Kaltenbrunner aan Bormann, 14.9.44. En zie Ludwig Jedlicka, ‘Ein unbekannter Bericht Kaltenbrunners über die Lage in Österreich im September 1944’, in Ludwig Jedlicka, Der 20. Juli 1944, Wenen, 1985, pp. 82-6; en Timothy Kirk, Nazism and the Working Class in Austria, Cambridge, 1996, pp. 130-2.

16. StAM, LRA 29656, fol. 573, SD-Außenstelle Berchtesgaden, 7.3.45.

17. NAL, WO219/1587, SHAEF samenvatting van veiligheidsrapporten afkomstig van informanten, 20-25.2.45.

18. Goebbels merkte op dat ‘het fiasco van de Oost-Pruisische uittochten hoofdzakelijk wordt toegeschreven aan de partij, en het partijleidschap in Oost-Pruisen wordt grondig gehekeld’. TBJG, II/15, p. 374 (13.2.45).

19. BAB, NS19/3833, fol. 1, Gottlob Berger aan SS-Standartenführer Rudolf Brandt, 18.2.45.

20. BAB, NS6/135, fol. 44, rapport van Gauleitung Magdeburg-Anhalt, 16.2.45.

21. StAM, NSDAP 35, zonder folionr, Gauorganisationsleiter München-Oberbayern aan Kreisleiter etc., 21.2.45. Begin januari hadden de Gauleiter het dragen van ‘fantasie-uniformen’ en ‘verkleden’ toen parijfunctionarissen hun eigen kleur of uniformsnit creëerden, scherp veroordeeld. StAM, NSDAP 52, geen folionr., Gauorganisationsleiter München-Oberbayern aan Gauamstsleiter en Kreisleiter, 3.1.45.

22. Zie Henke, p. 829.

23. Mark Mazower, Hitler’s Empire. Nazi Rule in Occupied Europe, Londen, 2008, pp. 528-9. Frank werd uiteindelijk op 4 mei door Amerikaanse troepen gearresteerd, berecht in Neurenberg en opgehangen voor zijn aandeel in oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.

24. If Z, NO-3501, rapport van SS-Staf. Hübner, 16.3.45; National Archives, Washington, NND 871063, arrestatie- en ondervragingsrapporten over Greiser, 17.5.45, 1.6.45; Jürgen Thorwald, Es begann an der Weichsel. Flucht und Vertreibung der Deutschen aus dem Osten, pb. ed., München, 1995 (1e dr. 1949), pp. 69-79; Catherine Epstein, Model Nazi. Arthur Greiser and the Occupation of Western Poland, Oxford, 2010, pp. 298-304.

25. TBJG, II/15, pp. 223 (25.1.45), pp. 231-2 (26.1.45), p. 357 (11.2.45); Von Oven, Finale Furioso, p. 551 (23.1.45)

26. BAB, R55/622, fols. 181-2, overzicht van brieven verzonden naar de RPÄ. En vergelijk BAB, NS6/135, fols. 30-2, rapport van 20.2.45 van Leutnant Klein, NS-Führungsstab OKH Potsdam, over negatieve indrukken van partijleden, vooral van een SS-Obersturmführer, tijdens uittochten uit het Wartheland tussen 19 en 25 januari. Het is opmerkelijk dat nog op 20 februari, een maand nadat hij gevlucht was, Greiser, behorend tot de beveiliging van Karlsbad, een eindrapport overlegde aan Himmler en Bormann over het opzetten en inzetten van de Volkssturm in de Warthegau. BAB, R43II/692b, fols. 109-24 (20-21.2.45).

27. BAB, NS6/353, fols. 30-30v, PK Rundschreiben 65/45, 12.2.45. Amper en paar dagen later ontving de Partijkanselarij opnieuw een somber rapport over de tekortkomingen van de autoriteiten in de Warthegau in januari. BAB, NS6/135, fols. 30-2, rapport door Leutnant Horst Klein, NS-Führungsstab OKH Potsdam, met daarbij een aanbeveling voor Pg. Willi Rüder voor de partij, om vertrouwen in haar te herstellen, om drastische actie te ondernemen tegen alle leidinggevende partijleden die in hun plichten lijken te hebben gefaald.

28. Von Oven, Finale Furioso, p. 572 (7.2.45).

29. If Z, Fa 91/4, fols. 1075-8, GBV an die Obersten Reichsbehörden, 1.2.45; 1945. Das Jahr der endgültigen Niederlage der faschistischen Wehrmacht, p. 152.

30. 1945. Das Jahr der endgültigen Niederlage der faschistischen Wehrmacht, pp. 152-4.

31. E.g., BAB, NS6/353, fol. 15, Rundschreiben 43/45, 30.1.45; fol. 49, Rundschreiben 86/45, 17.2.45; fol. 106, Anordnung 23/45, 21.1.45.

32. BAB, NS6/354, fol. 134, PK Anordung 48/45g, 1.2.45.

33. BAB, NS6/353, fols. 121-2, PK Anordnung 98/45, 23.2.45.

34. BAB, NS6/353, fols. 65-66v, PK Rundschreiben 113/45, ‘25. Jahrestag der Verkündung des Parteiprogramms’, 24.2.45.

35. BAB, NS6/353, fols. 157-8 PK Bekanntgabe 28/45, 26.1.45 en Anlage.

36. Een van deze, Feldjägerkommando II, gestationeerd achter de linies van Legergroep Midden, rapporteerde in februari 136.000 soldaten te hebben opgepakt, wat leidde tot bijna 200 die terechtstonden en 46 doodvonnissen. Het beschouwde, gezien de militaire situatie, de verhouding tussen de gearresteerden en het aantal vechtende troepen niet als uitzonderlijk. DRZW, 9/1 (Förster), p. 638.

37. Ursula von Kardorff, Berliner Aufzeichnungen 1942-1945, pb. ed., München, 1982, p. 228 (25.1.45).

38. If Z, Fa.91/5, fol. 1239, Aufruf Himmlers, 31.1.45; BAB, R55/610, fols. 161ff, RPÄAA] Danzig aan staatssecretaris Dr. Naumann, ministerie van Propaganda, 31.1.45, met bijgesloten Himmlers proclamatie.

39. BAB, NS6/354, fols. 60-61v, PK Rundschreiben 59/45g, ‘Erfassung von versprengten Wehrmachtangehörigen’, 6.2.45, met bijgesloten Anlage met OKW order van 2.2.45. Een maand later, op 5 maart, gaf veldmaarschalk Keitel Hitlers bevel door dat alle financiële ondersteuning voor de families van gevangenen die gevangen waren genomen zonder dat ze gewond waren of aantoonbaar tot het laatst toe hadden gevochten, moest worden stopgezet. Afgedrukt in Rolf-Dieter Müller en Gerd R. Ueberschär, Kriegsende 1945. Die Zerstörung des Deutschen Reiches, Frankfurt am Main, 1994, p. 163.

40. Andreas Kunz, ‘Die Wehrmacht in der Agonie der nationalsozialistischen Herrschaft 1944/45. Eine Gedankenskizze’, in Jörg Hillmann en John Zimmermann (red.), Kriegsende 1945 in Deutschland, München, 2002, p. 103 n.26.

41. BAB, NS19/3705, fols. 1-5, Bormann aan Himmler, ‘Vorbereitungen für die bevorstehende Feindoffensive im Westen’, met bijgesloten Rundschreiben aan de westelijke Gauleiter, 8.2.45.

42. BAB, NS6/354, fols. 135-6, PK Anordnung 67/45g, 13.2.45.

43. BAB, NS6/354, fols. 81-4, PK Rundschreiben 92/45g. Rs., 20.2.45.

44. St AM, NSDAP 35, Gauleitung München-Oberbayern, Rundschreiben Nr.5, 22.2.45.

45. BAB, NS19/2721, fol. 4-4v, Oberbefehlshaber der Heeresgruppe Weichsel, 12.2.45.

46. TBJG, II/15, p. 459 (9.3.45). Lichamen van geüniformeerde Duitse soldaten die half februari van een brug hingen over de Oder nabij Frankfurt zouden ertoe hebben geleid dat duizenden ‘uitvallers’ zich meldden voor nieuwe dienst aan het front. Wilfred von Oven, Mit Goebbels bis zum Ende, vol. 2, Buenos Aires, 1950, p. 246 (16.2.45).

47. BAB, NS6/756, fols. 2-6, Bormann, ‘Verstärkung der kämpfenden Truppe’, 28.2.45.

48. Norbert Haase, ‘Justizterror in der Wehrmacht’, in Cord Arendes, Edgar Wolfrum en Jörg Zedler, Terror nach Innen. Verbrechen am Ende des Zweiten Weltkrieges, Göttingen, 2006, pp. 84-5, berekent dat mogelijk een half miljoen Duitse soldaten tijdens de duur van de oorlog door militaire rechtbanken zijn veroordeeld, wat daarom impliceert dat het aantal tot aan het eind van 1944 in de laatste vier maanden verdubbelde. Er waren 18 maal zoveel doodvonnissen als in de periode van juni 1941 tot november 1944. Fritz Wullner, NS-Militärjustiz und das Elend der Geschichtsschreibung, Baden-Baden, 1991, p. 461, schat een aantal van ongeveer 300.000 deserteurs tot aan het eind van 1944. Voor de organisatie van het terreurapparaat binnen de Wehrmacht, inclusief het uitgebreide gebruik van de Geheime Feldpolizei, zie John Zimmermann, Pflicht zum Untergang. Die deutsche Kriegführung im Westen des Reiches 1944/45, Paderborn, 2009, pp. 139-65.

49. Benjamin Ziemann, ‘Fluchten aus dem Konsens zum Durchalten. Ergebnisse, Probleme und Perspektiven der Erforschung soldatischer Verweigerungsformen in der Wehrmacht 1939-1945’, in Rolf-Dieter Müller en Hans-Erich Volkmann (red.), Die Wehrmacht. Mythos und Realität, München, 1999, pp. 594-6, 599; Otto Hennicke, ‘Auszüge aus der Wehrmachtkriminalstatistik’, Zeitschrift für Militärgeschichte, 5 (1966), pp. 442-50; Manfred Messerschmidt en Fritz Wullner, Die Wehrmachtjustiz, Baden-Baden, 1987, p. 91; Richard Bessel, Germany 1945. From War to Peace, Londen, 2009, p. 63. Het getal van 35.000 onderschat de omvang van de desertie. Eén schatting stelt het aantal op meer dan 100.000. Manfred Messerschmidt, ‘Deserteure im Zweiten Weltkrieg’, in Wolfram Wette (red.), Deserteure der Wehrmacht, Essen, 1995, p. 62. Nog eens 35.000 werden veroordeeld voor andere overtredingen van het krijgsrecht (Ziemann, p. 604). Over de procedures om de doodstraf in de Wehrmacht uit te voeren, zie Manfred Messerschmidt, Die Wehrmachtjustiz 1933-1945, Paderborn, 2005, pp. 393-400.

50. Messerschmidt, ‘Deserteure im Zweiten Weltkrieg’, p. 61; Haase, p. 85 en p. 100 n.26; DRZW, 9/1 (Echternkamp), p. 50. Terwijl de westerse liberale democratieën weinig soldaten executeerden, was Duitsland in zijn draconische bestraffing niet de enige onder de autoritaire regimes. Japan executeerde 22.253 soldaten; schattingen (hoewel detailonderzoek nog uitgevoerd moet worden) suggereren dat mogelijk wel zo’n 150.000 in de Sovjet-Unie zijn geëxecuteerd. Ulrich Baumann en Markus Koch (red.), ‘Was damals Recht war …’ Soldaten und Zivilisten vor Gerichten der Wehrmacht, Berlijn-Brandenburg, 2008, p. 184.

51. Bijv. BAB, R55/620, fol. 132, SD-rapport aan staatssecretaris dr. Naumann, ministerie van Propaganda, ‘Stimmung und Haltung der Arbeiterschaft’ (gerapporteerde mening onder arbeiders in Mecklenburg), 1.3.45.

52. BA/MA, N60/17, NL Schörner, brief van Schörner to Oberst i.G. Thilo von Trotha, Generalstab des Heeres, Chef Operations-Abt., 22.2.45. Ten dele ook geciteerd in Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007, p. 113.

53. BAB, NS6/354, fols. 163-165v, PK Bekanntgabe 149/45 g., 19.3.45, daaraan gehecht een kopie van Schörners boodschap van vier kantjes gedateerd 27.2.45.

54. BA/MA, N712/15, NL Pollex, Kolonel Curt Pollex, Auszüge aus Briefen, fol. 35, 18.2.45.

55. BAB, R55/610, fols. 156-9, correspondentie met betrekking tot propaganda in het Ruhrgebied, 19.12.44-12.1.45.

56. Von Oven, Finale Furioso, p. 584 (22.2.45).

57. Vergelijk Bormanns poging de verbreiding van het gerucht tot staan te brengen in BAB, NS6/353, fols. 16-17, ‘Bekämpfung beunruhigender Gerüchte über die Frontlage’, 1.2.45.

58. If Z, Fa 91/2, fols. 278-81, ‘Vorlage: Sondereinsatz Politischer Leiter an Brennpunkten der Ost- und Westfront’, 17.2.45.

59. BAB, R55/608, fols. 35-6, Chef des Propagandastabes, Mundpropagandaanweisung, betr. Kriegslage, 17.2.45.

60. BHStA, Reichsstatthalter Epp 681/1-8, Rijksminister van Binnenlandse Zaken aan de Rijksdefensiecommissarissen etc., 28.2.45.

61. BA/MA, RH19/IV/228, fol. 10, Hinweis für die NS-Führung der Truppe, 4.2.45.

62. DZW, 6, p. 627, een brief citerend aan Bormann van Joachim-Albrecht Eggeling, Gauleiter van Halle-Merseburg, 10.2.45.

63. BAB, NS6/137, fols. 40-1, Flugblatt (im Entwurf): ‘An die Verteidiger von Berlin’, 24.2.45.

64. Geciteerd in Steinert, p. 559.

65. TBJG, II/15, p. 352 (10.2.45).

66. BAB, NS6/354, fols. 137-138v, PK Anordnung Nr. 79/45g, Standgerichte, 15.2.45, en ‘Verordnung über die Errichtung von Standgerichten vom 15. February 1945’, Reichsgesetzblatt, Teil 1, Nr.6, 20.2.45, p. 30; afgedrukt in Müller en Ueberschär, pp. 161-2.

67. BAB, NS19/3705, fol. 4, Vorbereitungen auf Feindoffensive im Westen, Fernschreiben van Bormann aan de westelijke Gauleiter, ongedateerde bijlage bij zijn brief aan Himmler, 8.2.45.

68. Henke, p. 845.

69. Henke, p. 846.

70. Haase, p. 86.

71. ‘Führer-Erlasse’ 1939-1945, Martin Moll (red.), Stuttgart, 1997, p. 483; ook afgedrukt in Müller en Ueberschär, pp. 163-4. Voor de werking van het standrecht, zie Messerschmidt, pp. 411-15; en ook Jürgen Zarusky, ‘Loyalitätserzwingung und Rache am Widerstand’, in Arendes, p. 114. De uitbreiding naar de ‘mobiele krijgsraden’ wordt aangegeven in Bormanns rondschrijven aan de Gauleiter, NS6/354, fol. 88v, RS 123/45 g., 9.3.45.

72. Zie Henke, pp. 846ff voor praktijkvoorbeelden.

73. Ulrich Herbert, Fremdarbeiter. Politik und Praxis des ‘Ausländer-Einsatzes’ in der Kriegswirtschaft des Dritten Reiches, Bonn, 1985, pp. 270-1, p. 430 n.3.

74. BAB, R43II/650c, fols. 119-25, Kampfkommandant Reichskanzlei, Führerbefehl v.4.2.45 über ‘Verteidigung der Reichskanzlei bei inneren Unruhen’, 4-10.2.45.

75. NAL, WO208/5622, fol. 122A, 29.8.44. De generaal in kwestie, Dietrich von Choltitz, was de Wehrmacht-commandant in Parijs geweest ten tijde van de bevrijding van de stad in augustus 1944.

76. Jill Stephenson, Hitler’s Home Front. Württemberg under the Nazis, Londen, 2006, p. 285.

77. Kardorff, pp. 208-9 (30.11.44).

78. Herbert, pp. 327-35; Andreas Heusler, ‘Die Eskalation des Terrors. Gewalt gegen ausländische Zwangsarbeiter in der Endphase des Zweiten Weltkrieges’, in Arendes, Wolfram en Zedler, pp. 172-82.

79. Geciteerd in Gerhard Paul and Alexander Primavesi, ‘Die Verfolgung der “Fremdvölkischen”. Das Beispiel der Staatspolizeistelle Dortmund’, in Gerhard Paul en Klaus-Michael Mallmann (red.), Die Gestapo. Mythos und Realität, Darmstadt, 1995, p. 398.

80. Gerhard Paul, ‘“Diese Erschießungen habe mich innerlich gar nicht mehr berührt.” Die Kriegsendphasenverbrechen der Gestapo 1944/45’, in Gerhard Paul en Klaus-Michael Mallmann (red.), Die Gestapo im Zweiten Weltkrieg. ‘Heimatfront’ und besetztes Europa, Darmstadt, 2000, p. 548.

81. Paul en Primavesi, p. 399; ook Paul, p. 549; Bessel, p. 55.

82. Geciteerd in Paul, p. 550.

83. Over de speciale omstandigheden in Keulen, zie Bernd-A.Rusinek, ‘“Wat denkste, wat mir objerümt han.” Massenmord und Spurenbeseitigung am Beispiel der Staatspolizeistelle Köln 1944/45’, in Paul en Mallmann, Die Gestapo. Mythos und Realität, pp. 402-16.

84. Paul, pp. 553-7; Herbert, pp. 336-7; Nikolaus Wachsmann, Hitler’s Prisons. Legal Terror in Nazi Germany, New Haven en Londen, 2004, pp. 332-3.

85. IWM, F.2, AL 1753, statistiek van SS-Wirtschafts-Verwaltungshauptamt, in totaal 511.537 mannen en 202.674 vrouwen, bij elkaar op 15 januari 1945 714.211, bewaakt door 37.674 mannen en 3.508 vrouwen; Martin Broszat, ‘Nationalsozialistisches Konzentrationslager 1933-1945’, in Hans Buchheim et al., Anatomie des SS-Staates, Olten and Freiburg im Breisgau, 1965, vol. 2, p. 159; Wachsmann, p. 395; Daniel Blatmann, ‘Die Todesmärsche – Entscheidungsträger, Mörder und Opfer’, in Ulrich Herbert, Karin Orth en Christoph Dieckmann (red.), Die nationalsozialistischen Konzentrationslager, vol. 2, Göttingen, 1998, p. 1067; Gerald Reitlinger, The Final Solution, uitgave Sphere Books, Londen, 1971, pp. 501, 639 n.30; Peter Longerich, Holocaust. The Nazi Persecution and Murder of the Jews, Oxford, 2010, p. 418.

86. Felix Kersten, The Kersten Memoirs, 1940-1945, Londen, 1956, p. 277 (12.3.45), en ook p. 275 (2.3.45); en DZW, 6, p. 643 (waar Himmlers verwijzing naar een order van de Führer is gedateerd 5 maart 1945). Himmler ontmoette Kersten in het sanitorium in Hohenlychen elke ochtend van de 4e tot de 13e maart (BAB, NS19/1793, Termine des Reichsführer-SS, fols. 5-15). Er is geen specifieke order van Hitler voor de moord op kampgevangenen aan het licht gekomen, hoewel een algemene – bijna zeker letterlijke – instructie dat gevangenen bij nadering van de vijand niet mochten worden achtergelaten bekend blijkt te zijn geweest bij hoge SS-officieren, en mogelijk gebruikt is als een impliciete order om degenen onder hun hoede dood te maken als het gevaar bestond dat het kamp in handen van de vijand viel. In de praktijk waren er echter maar enkele gevallen van de moord op alle gevangenen vóór de evacuatie. De feitelijke beslissingen over leven en dood voor de gevangenen werden lager op de leiderschapsladder genomen, op lokaal niveau. Daniel Blatmann, ‘Rückzug, Evakuierung und Todesmärsche 1944-1945’, in Wolfgang Benz en Barbara Distel (red.), Der Ort des Terrors. Geschichte der nationalsozialistischen Konzentrationslager, Bd. 1, München, 2005, pp. 300-1.

87. Karin Orth, Das System der nationalsozialistischen Konzentrationslager. Eine politische Organisationsgeschichte, Hamburg, 1999, pp. 272-3.

88. Geen expliciete order daartoe is aangetroffen (anders dan voor gevangenissen in het Generaal-Gouvernement Polen). Paul, pp. 550-1 en noten 31-3; Gabriele Hammermann, ‘Die Todesmärsche aus den Konzentrationslagern 1944/45’, in Arendes, pp. 122-3, 125; Blatmann, ‘Die Todesmärsche’, pp. 1068-70, 1086; Eberhard Kolb, ‘Die letzte Kriegsphase. Kommentierende Bemerkungen’, in Herbert, Orth and Dieckmann, p. 1131; DZW, 6, p. 643.

89. Kommandant in Auschwitz. Autobiographische Aufzeichnungen des Rudolf Höss, Martin Broszat (red.), uitgave DTV, München, 1963, p. 145, n.1; Saul Friedländer, The Years of Extermination. Nazi Germany and the Jews, 1939-1945, Londen, 2007, p. 648; Daniel Blatman, ‘The Death Marches, January-May 1945: Who was Responsible for What?’, YVS, 28 (2000), pp. 168-71, 198-9.

90. Rudolf Höss geeft een levendige indruk van de chaos in Kommandant in Auschwitz, pp. 145-7,.

91. Walter Schellenberg, Schellenberg, pb. ed., Londen, 1965, pp. 167-70; Peter R. Black, Ernst Kaltenbrunner. Ideological Soldier of the Third Reich, Princeton, 1985, pp. 228-30; Friedländer, pp. 621-5, 647-8; Peter Longerich, Heinrich Himmler. Biographie, München, 2008, pp. 728-30; Heinz Höhne, The Order of the Death’s Head, Londen, 1969, pp. 524-5; Hammermann, p. 126; Yehuda Bauer, Jews for Sale? Nazi-Jewish Negotiations, 1933-1945, New Haven, 1994, pp. 239-51; Simone Erpel, Zwischen Befreiung und Vernichtung. Das Frauen-Konzentrationslager Ravensbrück in der letzten Kriegsphase, Berlijn, 2005, pp. 97-154 (waar het aantal kampgevangenen dat door het eind aan de oorlog werd gered door een dergelijke actie, vooral door het Zweedse initiatief, wordt gegeven als 15.345, van wie 7795 Scandinaviërs waren – een aandeel dat echter, zoals zij opmerkt, het aantal niet-Scandinavische geredden onderschat). Veiligheidsrapporten naar de westelijke geallieerden beweerden dat de onderhandelingen over de bevrijding van een aantal Joden een ‘sensatie’ had veroorzaakt in Berlijn en was veroordeeld door leidinggevende nazi’s, onder wie Julius Streicher. NAL, WO219/1587, fol. 734, SHAEF rapport, 25.2.45.

92. Blatmann, ‘Die Todesmärsche’, pp. 1069-72; en Daniel Blatmann, Les marches de la mort. La dernière étape du génocide nazi, été 1944-printemps 1945, Parijs, 2009, pp. 96-100, 127-31.

93. Orth, p. 279.

94. Wachsmann, pp. 324-5.

95. Wachsmann, pp. 325-33.

96. Laurence Rees, Auschwitz. The Nazis and the ‘Final Solution’, Londen, 2005, p. 301, gebaseerd op cijfers verstrekt door het Auschwitz-Birkenau Museum.

97. Sybille Steinbacher, Auschwitz. A History, Londen, 2005, p. 124.

98. Andrzej Strzelecki, ‘Der Todesmarsch der Häftlinge aus dem KL Auschwitz’, in Herbert, Orth en Dieckmann, p. 1103; Danuta Czech, Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslage Auschwitz-Birkenau 1939-1945, Reinbek bei Hamburg, 1989, pp. 966-7.

99. Kommandant in Auschwitz, p. 146 (waar Höss ook de term ‘colonnes van ellende’ gebruikte).

100. ITS, Bad Arolsen, Tode 80, 00030a, Häftlingstransport von Birkenau nach Gablonz, 2.4.46. Vergelijk ook Kommandant in Auschwitz, p. 146; en Czech, p. 968.

101. Monika Richarz, Jüdisches Leben in Deutschland. Selbstzeugnisse zur Sozialgeschichte 1918-1945, Stuttgart, 1982, pp. 443-6 (verslag door Paul Heller gebaseerd op losse dagboeknotities van destijds).

102. Richarz, pp. 448, 450-1.

103. Strzelecki, p. 1102; Blatmann, Les marches de la mort, pp. 112, 140.

104. Richarz, p. 452.

105. ITS, Bad Arolsen, Tode 80, 60282a, Marches de la Mort, Groß-Rosen – Leitmeritz, 4.4.46.

106. Isabell-Sprenger, ‘Das KZ Groß-Rosen in der letzten Kriegsphase’, in Herbert, Orth en Dieckmann, pp. 1113-24. Alleen al op één mars (p. 1122) stierven er 500 van de 3500.

107. Orth, pp. 282-7; Blatmann, Les marches de la mort, pp. 126-32; Blatman, ‘The Death Marches’, pp. 174-9. Zie ook Olga M. Pickholz-Barnitsch, ‘The Evacuation of the Stutthof Concentration Camp’, Yad Vashem Bulletin, 16 (1965), pp. 37-9. Volgens de cijfers van de SS waren er op 15 januari 1945 in Stutthof 18.436 mannen en 30.199 vrouwen aanwezig geweest (48.635 personen in totaal). IWM, F.2, AL 1753, SS-Wirtschafts-Verwaltungs-Hauptamt Lijst van Concentratiekampen met aantallen bewakers en gevangenen 1. en 15.1.45. Toen de evacuaties begonnen, was dit cijfer gedaald naar 46.331 gevangenen. Blatman, ‘The Death Marches’, p. 175, gebaseerd (cf. n.43) op het laatste appel van 24.1.45.

108. Blatmann, Les marches de la mort, p. 140.

109. Hammermann, pp. 140-1; Sprenger, pp. 120-1; Katharina Elliger, Und tief in der Seele das Ferne. Die Geschichte einer Vertreibung aus Schlesien, Reinbek bei Hamburg, 2006, pp. 71-4 (waar zij vermeldt als kind de colonne van ellende van Auschwitz-gevangenen door haar dorp te hebben zien trekken, nabij Ratibor in Silezië, en brood naar beneden te hebben geworpen voordat ze haastig haar raam sloot toen de bewaker verbiedend reageerde).

110. Zie Richard Overy, Why the Allies Won, Londen, 1995, pp. 112-33 voor een taxatie van Harris en de geallieerde bombardementenstrategie, concluderend (p. 133) dat ‘het luchtoffensief een van de beslissende elementen in de geallieerde overwinning was’. Tot de politiek van ‘gebiedsbombarderen’ van steden was reeds besloten – volgend op een wijziging van tactiek gesuggereerd door Churchills wetenschappelijk adviseur Lord Cherwell (beter bekend als professor Frederick Lindemann) wegens hun falen om nauwkeurig te bombarderen – net voordat Harris op 22 februari 1942 Bomber Command overnam. Harris, die op dat moment een uitstekend contact met Churchill onderhield, was de bezielende kracht achter de implementatie van de politiek, zich wijdend ‘aan de vitale noodzaak om Duitsland in eigen land te treffen waar het echt pijn zou doen’. Henry Probert, Bomber Harris. His Life and Times, Londen, 2001, pp. 122, 126-46; Max Hastings, Finest Years. Churchill as Warlord 1940-45, Londen, 2009, pp. 246-9.

111. Frederick Taylor, Dresden. Tuesday 13 February 1945, pb. ed., Londen, 2005, p. 216.

112. Lothar Gruchmann, Der Zweite Weltkrieg, München, 1975, pp. 197-8, 280-1, 414.

113. Taylor, p. 427.

114. Jörg Friedrich, Der Brand. Deutschland im Bombenkrieg 1940-1945, pb. ed., Berlijn, 2004, pp. 108-9, 312-16; Taylor, p. 428.

115. Rüdiger Overmans, ‘Die Toten des Zweiten Weltkriegs in Deutschland’, in Wolfgang Michalka (red.), Der Zweite Weltkrieg. Analysen, Grundzüge, Forschungsbilanz, München en Zürich, 1989, p. 860; Friedrich, p. 63, en DRZW, 10/1 (Boog), p. 868; United States Strategic Bombing Survey, New York en Londen, 1976, vol. 4, pp. 7-10.

116. Müller en Ueberschär, p. 160 (rapport uit 1955 door Theodor Ellgering, in 1945 Geschäftsführer des Interministeriellen Luftkriegsausschusses der Reichsregierung in Berlijn, over zijn indrukken bij het binnengaan van Dresden onmiddellijk na de luchtaanval om de macabere reddingsoperaties te organiseren).

117. Gebaseerd op Taylor, hfdst. 21-4. Zie ook Götz Bergander, Dresden im Luftkrieg, Weimar-Keulen-Wenen, 1994, m.n. hfdst. 9-12, Friedrich, pp. 358-53; DRZW, 10/1 (Boog), pp. 777-98; Olaf Groehler, Bombenkrieg gegen Deutschland, Berlijn, 1990, pp. 400-12; Rolf-Dieter Müller, Der Bombenkrieg 1939-1945, Berlijn, 2004, pp. 212-20; Paul Addison en Jeremy A. Crang (red.), Firestorm: The Bombing of Dresden, 1945, Londen, 2006, esp. pp. 18-77 (bijdragen door Sebastian Cox en Sönke Neitzel) en pp. 123-42 (Richard Overy’s discussie over het naoorlogse debat); en Hastings, Armageddon, pp. 382-7.

118. Victor Klemperer, Ich will Zeugnis ablegen bis zum letzten. Tagebücher 1942-1945, Darmstadt, 1998, pp. 661, 669, 675-6 (13-14.2.45, 19.2.45). Discriminatie tegen Joden ging zelfs zover dat hun tijdens luchtaanvallen de toegang tot ‘arische’ schuilkelders werd geweigerd. Klemperer, p. 644 (20.1.45).

119. Deze paragraaf is gebaseerd op Taylor, pp. 397-402, 508. Een achttienjarige soldaat, totaal geschokt door wat hij in Dresden zag, noteerde in zijn dagboek dat er sprake was van meer dan 200.000 doden. Klaus Granzow, Tagebuch eines Hitlerjungen 1943-1945, Bremen, 1965, p. 159 (18.2.45). De propagandaclaims van tot wel een kwart miljoen slachtoffers worden deskundig ingeschat en afgewezen door Rolf-Dieter Müller, ‘Der Feuersturm und die unbekannten Toten von Dresden’, Geschichte in Wissenschaft und Unterricht, 59 (2008), pp. 169-75. Een evaluatie van alle beschikbare bewijs, en van de sterk uiteenlopende cijfers die gegeven worden voor het aantal doden (met sommige claims van een half miljoen doden), door een speciaal benoemde Commissie van Historici die in 2010 rapporteerde, kwam uit op het cijfer van 25.000 – de schatting die reeds gemaakt was tijdens de officiële onderzoeken van 1945-1946. www.dresden.de/de/02/035/01/2010/03/pm_060.php, ‘Pressemitteilungen. 17.03.2010. Dresdner Historikerkommission veröffentlicht ihren Abschlussbericht.’

120. Taylor, p. 463.

121. Friedrich, pp. 331-3, 533-6.

122. Friedrich, pp. 312-16.

123. Taylor, pp. 413-14; DRZW, 10/1 (Boog), p. 798.

124. Taylor, ch.15.

125. Taylor, pp. 412-24, 506. Goebbels’ adjudant, Wilfred von Oven, schatte in zijn dagboeknotitie voor 15 februari een totaal van 200.000-300.000 slachtoffers, en schreef vervolgens over een historisch ongekende moord op ‘300.000 vrouwen, kinderen en weerloze burgers binnen enkele uren’. – Von Oven, Finale Furioso, pp. 580-2 (15.2.45).

126. Das Reich, 4.3.45, p. 3, met de kop: ‘De dood van Dresden. Een baken van verzet’. Het bombardement, beweerde het artikel, was een poging capitulatie af te dwingen door middel van massamoord zodat de ‘doodstraf’ kon worden voltrokken op dat wat resteerde. ‘Tegen deze dreiging,’ concludeerde men, ‘is er geen andere uitweg dan door een strijdbaar verzet’. Zie ook Bergander, p. 184-5; en Taylor, p. 425.

127. Klemperer, p. 676.

128. BfZ, Sterz-Sammlung, brieven van DRK-Schwester Ursel C., 16.2.45, 20.2.45; O’Gefr. Rudolf L., 16.2.45, 18.2.45; O’Gefr. Ottmar M., 26.2.45. Slechts een enkele brief in Jörg Echternkamp (red.), Kriegsschauplatz Deutschland 1945. Leben in Angst – Hoffnung auf Frieden: Felpost aus der Heimat und von der Front, Paderborn, 2006, p. 152, vermeldt het bombardement op Dresden, maar dan alleen om zorg aan te geven over de bevolking en verwanten in het gebied. Eén brief die in handen kwam van het Britse leger, gedateerd 20 februari maar verzonden uit Unna in Westfalen en zonder direct te verwijzen naar de aanval op Dresden, sprak over bitterheid en een gevoel van onmacht ten aanzien van de ‘terreurvluchten’ met bestemming Duitsland, maar over de vastbeslotenheid door te vechten en de overtuiging ten aanzien van de overwinning. LHC, Dempsey Papieren, No.288 (18.3.45), Pt.II, p. 8. De bevolking van Berlijn lijkt begrijpelijk bezorgd te zijn geweest over de luchtaanvallen op de hoofdstad maar, afgaande op rapporten over februari 1945, werden er door de agenten van de Wehrmacht die informatie verzamelden over de algemene opinie in de stad, geen commentaren genoteerd over Dresden, al werd er wel aan een algemeen gevoel uiting gegeven (bijv. p. 252) dat de oorlog bijna voorbij was en het zinloos was om door te gaan. Das letzte halbe Jahr. Stimmungsberichte der Wehrmachtpropaganda 1944/45, Wolfram Wette, Ricard Bremer en Detlef Vogel (red.), Essen, 2001, pp. 248-93. De Regeringspresidenten van Beierse provincies wezen in hun rapporten over maart 1945 niet op reacties van de bevolking, die in beslag werd genomen door haar eigen zorgen, over het bombardement op Dresden.

129. BAB, R55/622, fol. 181, Briefübersicht Nr.10, 9.3.45.

130. Zie Von Oven, Finale Furioso, p. 579, voor Goebbels’ woede over Leys openlijke bewering dat het tegenhouden van het Rode Leger bij de Oder ‘Het Duitse Wonder’ was geweest, op een moment dat duizenden in paniek vluchtten en wanhopig probeerden de westoevers van de Oder te bereiken.

131. Geciteerd in Taylor, p. 428; Erich Kästner, Notabene 1945. Ein Tagebuch, Zürich, 1961, pp. 55-6 (8.3.45); Jacob Kronika, Der Untergang Berlins, Flensburg, 1946, p. 70 (22.3.45). Goebbels, vaak gefrustreerd door Leys onverbloemde uitspraken, noteerde in zijn dagboek de woede over de opmerkingen van laatstgenoemde over Dresden. TBJG, II/15, p. 457 (9.3.45). Leys artikel, ‘Zonder bagage’ (‘Ohne Gepäck’) was op 3 maart verschenen in Der Angriff, Nr.53, p. 2. In een radiouitzending vanuit het omsingelde Breslau twee dagen later pakte Gauleiter Hanke het thema op en verklaarde dat wat ooit gezien was als een essentieel cultuurbezit (unerläßliche Kulturgüter) nu bij nadere beschouwing gezien kon worden als ‘het volstrekt niet noodzakelijke beschavingsbezit’ (durchaus entbehrliches Zivilisationsgut). Kästner, p. 47 (5.3.45).

132. Zie David Irving, Goebbels. Mastermind of the Third Reich, Londen, 1996, p. 503.

133. BAB, NS19/1022, fol. 5, Brandt aan Berlepsch, 3.1.45. De Lebensleuchter schijnt de vorm te hebben aangenomen van een grote kaars in een fijn uitgewerkte houder in Noordse stijl. Volgens een dossiernotitie stemde Himmler er enkele dagen later mee in om alle kinderen van docenten aan ‘NAPOLAS’ (Nationalpolitische Erziehungsanstalten) – partijscholen (tegen deze tijd onder controle van de SS) – een ‘levenslicht’ te geven. SS-Obergruppenführer Heißmeyer, hoofd van de NAPOLAS, moest een lijst van de kinderen geven aan Himmlers adjudant, SS-Standartenführer dr. Rudolf Brandt. Het aantal beschikbare kandelaars was echter, waarschuwde Brandt, op het moment erg gering en ze waren alleen bedoeld voor een derde of vierde oorlogskind, zodat hij niet wist of Himmlers belofte vervuld kon worden. Heißmeyer zei dat hij onder een voorwendsel de verlangde details zou verwerven en het aan Brandt overlaten om te beslissen in welke mate de uitdeling van de kandelaars kon worden uitgevoerd. De dossiernotitie over dit absurde onderwerp schijnt te zijn geraadpleegd op de eerste dag van februari, maart en april 1945, vermoedelijk zonder dat er enige actie op volgde. BAB, NS19/424, fol. 2, Vermerk, 9.1.45.

134. BAB, NS19/1318, fol. 3, Brandt aan Berger, 10.1.45.

135. BAB, NS19/2903, fol. 3, Brandt aan Justizwachtmeister Ernst Krapoth, Oberhausen, 1.3.45.

136. Albert Speer, Erinnerungen, Frankfurt am Main en Berlijn, 1969, p. 435.

137. H.R. Trevor-Roper, The Last Days of Hitler, pb. ed., Londen, 1962, pp. 119-20, 134, 140.

138. IWM, EDS, F.3, M.I.14/368(2), zonder folionr., Krosigk: Memorandum zur heutigen Finanz- und Währungslage, 10.1.45; IWM, EDS, F.3, M.I.14/368 (1), zonder folionr., uitgereikt aan Bormann, Goebbels, Göring, minister van Economie Walther Funk, en commissaris voor prijzen Hans Fischböck (8.2.45). Tijdens naoorlogse ondervragingen bevestigde Krosigk opnieuw de scherpe teruggang in de financiën van het Rijk na juli 1944 vanwege de verslechterende militaire situatie. De mensen spaarden niet; er moest geld worden gedrukt. Begin 1945 bestond er een enorm en groeiend fiscaal tekort. Ardley Microfilms, Irving Collection, D1/Göring/1, Krosigk ondervraging, 4.6.45; volgens Funk (ondervraging 4.6.45), was het goudeigendom in waarde gedaald van 900 miljoen mark in 1940 naar 400 miljoen in 1944.

139. IWM, EDS, F.3, M.I. 14/368 (1), Krosigk aan Speer, 26.2.45 (ook in M.I. 14/285 (no.26)), persoonlijke papieren van Albert Speer); Krosigk aan Bormann, 26.2.45, 27.2.45. Krosigk aan Funk, 28.2.45. Krosigk aan dr. Gerhard Klopfer, hoofd van de juridische afdeling van de Partijkanselarij en een zeer belangrijke rechterhand van Bormann, 27.2.45. Zie ook Speers brief aan Krosigk over de financiële situatie, BAB, R3/1624, fol. 5, 14.2.45, en Speer, p. 435. Krosigk had verzocht om een ontmoeting met Speer op 13 februari. IWM, EDS, F.3, M.I. 14/369, zonder folionr., Krosigk aan Speer 13.2.45.

140. TBJG, II/15, p. 613 (28.3.45).

141. The Bormann Letters, H.R. Trevor-Roper (red.), Londen, 1954, pp. 170 (4.2.45).

142. The Bormann Letters, p. 173 (5.2.45).

143. The Bormann Letters, p. 177 (7.2.45).

144. The Bormann Letters, p. 186 (19.2.45). Toen zij eind april naar Tirol vluchtte, samen met haar negen kinderen, nam Gerda Bormann zowel haar eigen brieven als die van haar man mee. Gerda overleed aan kanker in maart 1946, maar haar papieren, waaronder de brieven, werden door sympathisanten gered. Zie pp. viii, xxii-iii.

145. TBJG, II/15, pp. 328-9 (7.2.45), p. 334-5 (8.2.45), pp. 357, 359 (11.2.45). Goebbels erkende een nieuwe instructie van Hitler nodig te hebben om de hindernissen te overwinnen voor het halen van het streefcijfer van 768.000 dat aanstaande augustus nodig was en om de wapenindustrie te dwingen een maandelijks quotum van 80.000 man af te staan, waartegen zij zich verzetten. Zijn frustraties zijn weergegeven door Von Oven, Finale Furioso, pp. 575-7 (8.2.45).

146. Von Oven, Finale Furioso, p. 587 (25.2.45).

147. TBJG, II/15, p. 364 (12.2.45).

148. Rudolf Semmler, Goebbels – the Man Next to Hitler, Londen, 1947, pp. 183-4 (18-20.2.45); Ralf Georg Reuth, Goebbels, München en Zürich, 1990, pp. 581-2. De suggestie sprak Hitler aan en werd pas opgegeven toen er door zijn militaire adviseurs op werd gewezen dat een dergelijke ontstellende schending van de Geneefse Conventie een dramatisch averechts effect kon hebben, aangezien de geallieerden hun superioriteit in de lucht zouden kunnen gebruiken om een gifgas- en chemische oorlogsvoering te beginnen en hoe dan ook meer gevangenen hadden dan die in Duitse handen waren. – IMT, vol. 35, pp. 181-6, Doc. 606-D. Hitler had reeds vóór de aanval tegen Goebbels gezegd dat, mochten de Britten overgaan op een gifgasoorlog, hij 250.000 Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen zou laten doorschieten. TBJG, II/15, p. 368 (12.2.45).

149. Von Oven, Finale Furioso, p. 571 (7.2.45).

150. Von Oven, Finale Furioso, pp. 587-8 (25.2.45); en zie ook p. 577 (9.2.45). Goebbels deed half februari de suggestie een opening te bieden naar de Britten, maar Hitler meende – zoals onveranderlijk – dat het juiste moment daarvoor nog niet bereikt was. In ieder geval had Goebbels Hitler zojuist gezegd dat het cruciaal was aan het westen vast te houden; dat was belangrijker dan gebied in het oosten te verliezen. TBJG, II/15, pp. 367-8 (12.2.45).

151. TBJG, II/15, p. 337 (8.2.45); p. 366 (12.2.45).

152. Von Oven, Finale Furioso, p. 582 (16.2.45).

153. TBJG, II/15, pp. 379-81 (13.2.45).

154. TBJG, II/15, p. 383 (28.2.45).

155. BAB, R3/1535, fols. 18-28, Zur Rüstungslage Februar-März 1945, met statistische bijlagen, fols. 29-31, citaat fol. 28, 30.1.45.

156. TBJG, II/15, p. 290 (1.2.45).

157. Speer, p. 432.

158. Speer, p. 428, verwijst naar Hitlers botsing met een woedende Guderian over het terugtrekken van troepen uit het Koerland waar laatstgenoemde op had aangedrongen, omdat het mogelijk gezien kon worden als een teken van een achteruitgang in gezag. Feit was echter dat Hitlers woord beslissend was. De in Koerland afgesneden troepen bleven daar.

159. TBJG, II/15, pp. 311, 338 (5.2.45, 8.2.45).

160. Von Oven, Finale Furioso, p. 588 (25.2.45). Forster beweerde dat hij Hitler rechtstreeks had gezegd met de westerse mogenheden te gaan onderhandelen. Hitlers secretaresse Christa Schroeder herinnert zich echter (Er war mein Chef. Aus dem Nachlaß der Sekretärin von Adolf Hitler, München en Wenen, 1985, p. 74) een, vermoedelijk, volgende ontmoeting waaruit Forster, die zich had voorgenomen Hitler in de meest openhartige termen te vertellen over de wanhopige toestand in Danzig, met nieuwe kracht tevoorschijn kwam en ervan verzekerd was dat Hitler Danzig kon redden.

161. Karl Wahl, ‘…es ist das deutsche Herz’. Erlebnisse und Erkenntnisse eines ehemaligen Gauleiters, Augsburg, 1954, p. 385. Wahl kwam bijna twintig jaar later met een erg gelijkluidende, maar zo mogelijk nog verontschuldigender versie van de ontmoeting in Karl Wahl, Patrioten oder Verbrecher, Heusenstamm bei Offenbach am Main, 1973, pp. 155-61.

162. Wahl, ‘…es ist das deutsche Herz’, p. 386.

163. Rudolf Jordan, Erlebt und erlitten. Weg eines Gauleiters von München bis Moskau, Leoni am Starnberger See, 1971, pp. 251-8 (citaten, pp. 257-8).

164. TBJG, II/15, p. 323 (6.2.45); Speer, p. 431.

165. TBJG, II/15, p. 377 voor Hitlers erkenning dat Jalta betekende dat de coalitie niet zou scheuren; en p. 381 voor het communiqué en Goebbels’ reactie daarop. Een Brits veiligheidsrapport op 22 februari suggereerde dat ‘juist de hopeloosheid van Duitslands lot na de oorlog een van de redenen [kan] zijn voor de voortzetting van een strijd die dagelijks wanhopiger wordt’. Max Hastings, Armageddon,. The Battle for Germany 1944-45, Londen, 2004, p. 417. Voor de onderhandelingen in Jalta, zie DRZW, 10/2 (Loth), pp. 289-300. De uitkomst van de conferentie werd niet onmiddellijk bekendgemaakt aan het Duitse publiek, hoewel gedetailleerde informatie – over het algemeen opgemaakt uit illegaal luisteren naar buitenlandse radio-uitzendingen – spoedig uitlekte. Das letzte halbe Jahr, pp. 251-2 (23.2.45).

166. Speer, p. 433.

Hoofdstuk 7 – De funderingen wankelen

1. BA/MA, MSg2/2697, dagboek van luitenant Julius Dufner, fol. 151, 7.4.45.

2. Op alle fronten konden de Duitsers begin 1945 bijna 320 verzwakte divisies bijeenrapen, waaronder divisies die in de randgebieden zoals Noorwegen en het Koerland vastzaten. In het oosten en het westen werden ze door hun vijanden geconfronteerd met ongeveer 630 divisies op volle kracht, waarvan bijna 500 alleen al op het oostfront. http://www.angelfire.com/ct/ww2europe/stats.html.

3. De film werd met een aantal prijzen bekroond, maar naar het schijnt heeft hij maar een paar dagen in Berlijn gedraaid en werd hij voornamelijk vertoond aan partijleden en aan de Wehrmacht. Zie David Welch, Propaganda and the German Cinema 1933-1945, Oxford, 1983, pp. 234. Volgens Goebbels was Hitler verrukt over de inhoud van de film, die naar verluidt een enorme indruk had gemaakt op de generale staf.. TBJG, II/15, p. 370 (12.2.45).

4. BAB, NS/134, fol. 14, Kurzlage des Ob.d.M., 17.3.45. Himmler vroeg, hoewel zonder resultaat, op 8 maart aan Karl Kaufmann, de Gauleiter van Hamburg en de Rijkscommissaris voor de scheepvaart, schepen om vluchtelingen uit Danzig te kunnen transporteren. BAB, NS19/2606, fol. 60-61, Himmlers verzoek – waarmee hij een verzoek aan hem van Gauleiter Albert Forster doorgaf – en het antwoord van 8.3.45.

5. Goebbels wilde dat er in het rapport van de Wehrmacht niet over de evacuatie werd gerept. ‘Wegens het krachtige psychologische effect van de Kolberg-film, zitten we daar nu niet op te wachten’, schreef hij. TBJG, II/15, p. 542 (20.3.45).

6. BA/MA, N647/13, NL Balck, Kriegstagebuch, Bd.12, fol. 13.

7. De bovenstaande beschrijving van de militaire gebeurtenissen is gebaseerd op: DZW, 6, pp. 517-561; DRZW, 10/1 (Zimmermann), pp. 409-443, (Lakowski), pp. 550-608; DRZW, 8 (Ungváry), pp. 919-943; Lothar Gruchmann, Der Zweite Weltkrieg, pb. ed., München, 1967, pp. 418-435; Heinz Guderian, Panzer Leader, Da Capo Press ed., New York, 1996, pp. 411-429; Brian Taylor, Barbarossa to Berlin. A Chronology of the Campaigns on the Eastern Front 1941 to 1945, deel 2, Stroud, 2004, pp. 280-306; John Erickson, The Road to Berlin, Cassell ed., Londen, 2003, pp. 443-447, 508-526; Klaus-Dietmar Henke, Die amerikanische Besetzung Deutschlands, München, 1996, pp. 343-364, 377-390; Gerhard L. Weinberg, A World at Arms. A Global History of World War II, Cambridge, 1994, pp. 798-802, 810-814; Antony Beevor, Berlin. The Downfall, 1945, pb. ed., Londen, 2003, hfdst. 8; Max Hastings, Armageddon. The Battle for Germany, 1944-45, Londen, 2004, hfdst. 12.

8. Kurt Pätzold en Manfred Weißbecker, Geschichte der NSDAP 1920-1945, Keulen, 1981, p. 378.

9. BAB, NS6/137, fol. 6, Vermerk van Willi Ruder, hoofd van de Arbeitsstab für NS-Führungsfragen in de Partijkanselarij, 5.3.45; fol. 29, concept circulaire voor verspreiding onder de Gauleiter, 5.3.45.

10. De V1-kruisraketten en de V2-raketten voldeden niet aan de verwachtingen en waren allang opgegeven. De tekorten aan brandstof en piloten beperkten de mogelijke inzet van de Me 262-jager, een gevechtsvliegtuig met straalaandrijving en hogere snelheid dan alle vliegtuig van de geallieerden. Slechts ongeveer 200 exemplaren waren in gebruik, met zware verliezen, en nieuwe prototypes van raketten en vliegtuigen waren tegen de tijd dat er een eind kwam aan de vijandelijkheden nauwelijks meer in productie. DRZW, 10/1(Boog), pp. 828-829. Slechts een handvol exemplaren van de hele vloot nieuwe, technologisch geavanceerde U-boten, die volgens Dönitz cruciaal zouden zijn voor de oorlog (en Hitler geloofde hem), waren tegen het eind van de oorlog beschikbaar. Howard D. Grier, Hitler, Dönitz and the Baltic Sea. The Third Reich’s Last Hope, 1944-1945, Annapolis, Md., 2007, pp. xviii-xix, 170-179.

11. BAB, NS6/137, fol. 19-21, concept propagandainstructies voor de Wehrmacht, 9.3.45.

12. BAB, NS6/136, fol. 1, 16-19, Parteirednereinsatz, 6.3.45,13.3.45, 24.3.45.

13. BAB, NS6/137, fol. 9-14, Vorlage, waarschijnlijk voor Pg. Gerhard Klopfer, van SS-Obersturmbannführer dr. Beyer, van SD-dienst III/V, met aangehecht een gedeeltelijke kopie van een schets van de lezing door SS-Obersturmbannführer Von Kilpinski en een brief met verslag van 19.3.45 van Ernst Kaltenbrunner, hoofd van de SD, 20.3.45.

14. BAB, R55/610, fol. 182-183, Westfalen-Süd, Merkpunkte zur Versammlungsaktion Februar/März 1945, 12.3.45.

15. Das letzte halbe Jahr. Stimmungsberichte der Wehrmachtpropaganda 1944/45, red. Wolfram Wette, Ricarda Bremer en Detlef Vogel, Essen 2001, p. 310 (31.3.45).

16. BA/MA, MSg2/2697, dagboek van Julius Duffner, fol. 123-127 (aantekeningen van 5, 7, 9, 12.3.45). Hitler heeft de krans niet gelegd op de laatste ‘Heldengedenkdag’ in Berlijn. Göring verving hem.

17. BAB, R55/622, fol. 181, Briefübersicht Nr. 10, 9.3.45.

18. BAB, NS6/137, Der Reichspropagandaleiter der NSDAP an alle Gaupropagandaleiter, 5.3.45.

19. TBJG, II/15, p. 471 (11.3.45).

20. Guderian, p. 427. Het idee, dat oorspronkelijk door Goebbels was geopperd na het bombardement op Dresden en bij Hitler in de smaak viel, werd afgewezen toen Jodl erop wees dat de geallieerden wraak konden nemen en de Duitse krijgsgevangenen in hun handen net zo konden behandelen, en hen misschien ook zou aanzetten tot het gebruik van gas en chemische wapens bij het bombarderen van Duitsland, nu ze zo’n enorme overmacht hadden in de lucht. IMT, deel 35, pp. 181-186, doc. 606-D.

21. BAB, NS6/169, fol. 115-121, Guderian aan Bormann, 26.2.45; Bericht des Dienstleiters der Partei-Kanzlei, Pg. Mauer, ongedateerd. De karakteristieke vernedering van de officieren van de generale staf, een standaardonderdeel van de rapportage van partijpropagandisten, wordt bijvoorbeeld herhaald in NS6/374, fol. 18, rapport aan dr. Gerhard Klopfer, hoofd van Abteilung III (Staatliche Angelegenheiten) in de Partijkanselarij van Oberleutnant Koller, onderdeel van het Sondereinsatz-team, 16.3.45, en in NS6/140, fol. 44-45, Vorlage voor Bormann, ondertekend door Willi Ruder, 6.3.45 waarin kritische opmerkingen worden gemaakt over officieren van de generale staf die een NSFO-cursus bijwonen in Egerndorf. Zelfs Goebbels noemde de voortdurende pogingen om de Wehrmacht-officieren de zondebokken te maken van de militaire nederlagen van de afgelopen twee jaar, een absoluut overdreven simplificatie, met schadelijke gevolgen voor het gezag van de officieren. TBJG, II/15, p. 406 (3.3.45). De Partijkanselarij meende zelf ook dat er einde moest komen aan het hameren op sabotage en mislukkingen van officieren (wat ze zelf lange tijd hadden aangemoedigd) omdat het vertrouwen tussen de partijleiding en de Wehrmacht verbeterd moest worden. NS6/137, fol. 27, Vorlage voor Bormann, 7.3.45.

22. BAB, NS19/2068, fol. 57, 65, Meldungen aus dem Ostraum, 15.3.45 (waaronder rapporten uit Danzig, Stettin en Küstrin); en ook, voor Küstrin, NS6/135, fol. 190,192-198, deel van een lang rapport voor Borman van de Kreisleiter van Küstrin-Königsberg, 5.4.45.

23. BAB, NS6/354, fol. 100-101v, Bormann: Rundschreiben 156/45g, Plünderungen durch deutsche Soldaten in geräumten Gebieten, aan Gauleiter en andere partijfunctionarissen, 24.3.45, met als bijlage een kopie van Keitels order van 8.3.45 waarin hij dreigt met berechting door een krijgsraad van iedere soldaat die van plunderen wordt verdacht. Zie ook NS6/135, fol. 83, Pg. Noack (van Abt. IIF van de Partijkanselarij, Arbeitsstab für NS-Führungsfragen) aan NS-Führungsstab der Wehrmacht, waarin klachten worden gerapporteerd over de plunderingen door soldaten, 14.3.45; en fol. 199, Vermerk für Pg. Stosch, re. plundering, 19.3.45.

24. DZW, 6, p. 549-550. Sönke Neitzel, Abgehört. Deutsche Generäle in britischer Kriegsgefangenschaft 1942-1945, Berlijn, 2005, p. 190, 9.3.45 (Eng. ed. Tapping Hitler’s Generals. Transcripts of Secret Conversations, 1942-45, Barnsley, 2007, pp. 141-142).

25. BAB, NS6/135, fol. 79, 97, Erfahrungs- und Stimmungsberichte über die Haltung von Wehrmacht und Bevölkerung, 23.3.45, 29.3.45.

26. BfZ, Sammlung Sterz, O’Wm. Peter B., 9.3.45.

27. Henke, p. 806 en n.132.

28. BAB, R55/601, fol. 295-297, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 21.3.45.

29. BAB, NS6/169, fol. 4-9, Bericht des Hauptgemeinschaftsleiters Twittenhoff über den Sondereinsatz der Partei-Kanzlei in Hessen-Nassau, over de periode 24-30.3.45. Het gevolg van het geven van deze realistische beschrijving was dat Twittenhoff niet geschikt werd bevonden om nog langer op de ‘Speciale Inzet’ van de Partijkanselarij te werken.

30. BAB, NS6/169, fol. 49, Vorlage an Reichsleiter Bormann, 19.3.45; fol. 51, Sprenger aan Bormann, 14.3.45.

31. DZW, 6, pp. 550-551; 1945. Das Jahr der endgültigen Niederlage der faschistischen Wehrmacht, red. Gerhard Förster en Richard Lakowski, Berlijn, 1975, pp. 212-214, de staf van Legergroep G aan Gauleiter Gustav Simon over signalen van een vijandige houding tegen Duitse troepen en de vlucht van de Volkssturm, in dronken toestand, bij de Amerikaanse aanval op Trier. Voor meer voorbeelden van de negatieve houding van de burgerbevolking jegens de Wehrmacht – in één geval , in Göttingen, werd zelfs beweerd dat de burgers op hun eigen tanks hadden geschoten – zie John Zimmermann, Pflicht zum Untergang. Die deutsche Kriegführung im Westen des Reiches 1944/45, Paderborn, 2009, p. 75.

32. BAB, NS6/51, fol. 1-3, Brief van Hauptmann Heinz Thieme, Pzjäger Abt. 246, SD agent, Abt. Ostland, aan Bormann, 15.3.45.

33. Marlis Steinert, Hitlers Krieg und die Deutschen, Düsseldorf en Wenen, 1970, p. 559; Neitzel, Abgehört, p. 190 (9.3.45); Eng. Tapping Hitler’s Generals, p. 141. Zie ook Saul K. Padover, Psychologist in Germany. The Story of an American Intelligence Officer, Londen, 1946, pp. 219, 230, 270 voor zijn ervaringen met de defaitistische houding en Duitsers die de komst van de Amerikanen verwelkomden.

34. Zie John Zimmermann, ‘Die Kämpfe gegen die Westalliierten 1945 – Ein Kampf bis zum Ende oder die Kreierung einer Legende?’, in Jörg Hillmann en John Zimmermann, Kriegsende 1945 in Deutschland, München, 2002, pp. 130-131.

35. TBJG, II/15, p. 406 (3.3.45).

36. Katharina Elliger, Und tief in der Seele das Ferne. Die Geschichte einer Vertreibung aus Schlesien, Reinbek bei Hamburg, 2006, p. 107.

37. Arbeiders in Berlijn zouden in maart hebben gezegd dat geen straf zwaar genoeg was voor de lafheid van deserteurs. Das letzte halbe Jahr, p. 277 (3.3.45).

38. IfZ, Fa 91/2, fol. 330-331, Parteikanzlei, Vermerk für Pg. Walkenhorst, 10.3.45. Voor Hankes wrede heerschappij in Breslau in de laatste maanden van de oorlog, zie Guido Knopp, Der Sturm. Kriegsende im Osten, pb. ed., Berlijn, 2006, pp. 150-162.

39. DZW, 6, p. 548, voor het bevel van Rundstedt. Voor het pleidooi van Kesselring, na zijn overname van het commando in het westen, om meedogenloos op te treden tegen deserteurs en zij die hun plichten verzaakten, zie Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007, pp. 276, 279. Hitlers order om een ‘mobiele krijgsraad’ op te richten staat afgedrukt in Rolf-Dieter Müller en Gerd R. Ueberschär, Kriegsende 1945. Die Zerstörung des Deutschen Reiches, Frankfurt am Main, 1994, pp. 163-164; zie ook Neitzel, Abgehört, pp. 202-203, 540 n.161 (Eng. Tapping Hitler’s Generals, pp. 150-151). Hübner, een fanaticus die al lang betrokken was bij de pogingen om de nazi-ideologie in te prenten bij de troepen, kreeg onbeperkte bevoegdheden om de doodstraf op te leggen. DRZW, 9/1 (Förster), pp. 580-582; Manfred Messerschmidt, Die Wehrmachtjustiz 1933-1945, Paderborn, 2005, p. 413. De mobiele krijgsraad was bij Legergroep Noord al in gebruik sinds 3 februari. BAB, NS6/354, fol. 88, RS 123/45g, Maßnahmen zur Stärkung der Front durch Erfassung Versprengter (waarmee een bevel werd doorgegeven aan de Gauleiter van de opperbevelhebber van legergroep Noord, kolonel-generaal Lothar Rendulic), 9.3.45.

40. 1945. Das Jahr der endgültigen Niederlage der faschistischen Wehrmacht, pp. 229-230.

41. Henke, p. 348.

42. DZW, 6, p. 548.

43. DZW, 6, p. 522; Stettin/Szczecin 1945-1946, Rostock, 1994, pp. 35, 37.

44. BAB, NS6/354, fol. 163-165, Bekantgabe 149/45g, publicatie door Bormann van Schörners geheime rondschrijven van 27 februari, 19.3.45.

45. DZW, 6, p. 539.

46. Zimmermann, Pflicht, p. 338; Christopher Clark, ‘Johannes Blaskowitz – Der christliche General’, in Ronald Smelser en Enrico Syring (red.), Die Militärelite des Dritten Reiches, Berlijn, 1995, pp. 35, 43.

47. DZW, 6, p. 545.

48. Citaat in DRZW, 10/1, (Zimmermann) p. 316; en Zimmermann, Pflicht, p. 293.

49. BAB, R3/1623a, fol. 71a, Bormann aan de Gauleiter, Reichsleiter, Rijksjeugdleiders, etc., 30.3.45, waarmee hij Jodl’s circulaire van de vorige dag doorgaf aan de opperbevelhebbers van legergroepen en de defensieafdelingen in het westen. Jodl geloofde nog steeds dat elke opoffering zin had om tijd te winnen en een breuk in de onnatuurlijke vijandige coalitie te veroorzaken. Bodo Scheurig, Alfred Jodl. Gehorsam und Verhängnis, Berlijn en Frankfurt am Main, 1991, pp. 313-14, 319.

50. Voor de spontane initiatieven van de generaals in die laatste fase om voortdurend uiterste militaire inspanningen te garanderen, zie DRZW, 10/1(Zimmermann), pp. 307-336.

51. BAB, NS6/134, fol. 19, Dönitz, Kurzlagebericht vom 4.3.45.

52. DRZW, 9/1 (Förster), pp. 554, 584-586. Zie, voor Dönitzs fanatieke leiderschap van de marine, Sönke Neitzel, ‘Der Bedeutungswandel der Kriegsmarine im Zweiten Weltkrieg’, in Rolf-Dieter Müller en Hans-Erich Volkmann (red.), Die Wehrmacht. Mythos und Realität, München, 1999, pp. 259-262.

53. Kathrin Orth, ‘Kampfmoral und Einsatzbereitschaft in der Kriegsmarine 1945’, in Jörg Hillmann en John Zimmermann (red.), Kriegsende 1945 in Deutschland, München, 2002, pp. 137-155 .

54. BA/MA, N574/22, NL Vietinghoff, ‘Die Generale’, 25.7.49.

55. BA/MA, N574/19, NL Vietinghoff, ‘Kriegsende in Italien’, fol. 44-45 (1950). Zie ook DRZW, 10/1, (Zimmermann), p. 321; en Zimmermann, Pflicht, pp. 297-298.

56. Neitzel, Abgehört, pp. 180-181, 185 (citaat, p. 186) (28-31.1.45, 18-20.2.45), (Eng. Tapping Hitler’s Generals, p. 138). Ook NAL, WO208/4365, verslagen van afgeluisterde gesprekken van krijgsgevangenen, nr. 251-253, 28-31.1.45; Een voormalige korpscommandant, een luitenant-generaal, vertelde de Britse veroveraars later dat Rundstedt een voorstander was geweest van een capitulatie na de mislukking van het Ardennenoffensief, en meende dat hij de steun had van de meerderheid van de hoge officieren, maar dat hij wist dat de greep van het naziregime betekende dat er geen kans bestond om onderhandelen mogelijk te maken en dat geen enkel lid van de Wehrmacht zou worden gemachtigd om voor dat doel contact te zoeken met de geallieerden. LHC, Dempsey Papers, No. 317 (16.4.45), Pt. II, p. 5.

57. Neitzel, Abgehört, pp. 184-185, 187 (14-15.2.45, 2-3.3.45), (Eng. Tapping Hitler’s Generals, pp. 137, 139).

58. NAL, WO208/5543, rapporten van ondervragingen van Duitse krijgsgevangenen, 16.4.45, ‘Enemy Expectations, Intentions and Sources of Information’, 16.3.45.

59. BA/MA, N712/15, NL Pollex, fol. 43, 44, 47, 49-51, 54, 57, 59-61, 65, aantekeningen van 3, 5, 8, 12, 21, 25, 27, 31.3.45.

60. BA/MA, N265/118, NL Heinrici, fol. 74 a-b (1952).

61. Karl Dönitz, Memoirs. Ten Years and Twenty Days, Da Capo ed., New York, 1997, p. 432.

62. LHC, Dempsey Papers, no.307, 6.4.45, part II. App. A.

63. Andreas Kunz, ‘Die Wehrmacht in der Agonie der nationalsozialistischen Herrschaft 1944/45’, in Hillmann en Zimmermann, p. 131.

64. Zie Kunz, Wehrmacht und Niederlage, pp. 36-44.

65. Neitzel, Abgehört, p. 189, 9.3.45, (Eng. Tapping Hitler’s Generals, p. 141).

66. Steinert, pp. 570-571.

67. StAM, LRA 29656, fol. 576, rapport van SD-Außenstelle Berchtesgaden, 4.4.45, fol.592, rapport van de Gendarmerie-Posten Markt Schellenberg, 24.3.45.

68. MadR, Bd.17, pp. 6732-6740 (rapport aan het ministerie van Propaganda, 28.3.45, ongedateerd SD-rapport van eind maart); zie ook Steinert, pp. 572-576; en Henke, pp. 815-816.

69. BAB, R55/603, fol. 533-538, passages uit het wekelijkse Tätigkeitsberichte der Reichspropagandaämter van 20-23 maart (4.4.45).

70. Citaat Steinert, p. 570.

71. NAL, FO 898/187, samenvatting van en commentaar op Duitse radio-uitzendingen naar Duitsland, fol. 79-80, 140-141, na het afluisteren van Duitse persberichten, (26.2.45 tot 4.3.45, 26.3.45-1.4.45).

72. Das letzte halbe Jahr, pp. 281 (3.3.45), 311 (31.3.45); LHC, Dempsey Papers, nr. 291 (21.3.45), pt. II, p. 5, waarin een verslag van 7 maart wordt geciteerd van de correspondent van een Zweedse krant in Berlijn.

73. NAL, WO219/4713, SHAEF-rapporten over de omstandigheden in de recentelijk bezette gebieden, 14.3.45.

74. StAM, LRA 29656, fol. 574, 580, rapport van SD-Außenstelle Berchtesgaden, 7.3.45.

75. BHstA, Reichsstatthalter Epp 528, geen folionummer, Bayerische Staatsminister für Wirtschaft, Landesernährungsamt Bayern, Abt. B, 22.3.45.

76. BAB, NS6/353, fol. 146, Anordnung 184/45, 26.3.45.

77. LHC, Dempsey Papers, nr. 308 (7.4.45), pt. II, p. 8, waarin een brief van 19 maart wordt geciteerd uit Vreden, een klein plaatsje bij de Nederlandse grens, als een typisch voorbeeld van de situatie ten oosten van de Rijn vlak voor het offensief van de geallieerden.

78. IWM, EDS, F.3., M.I. 14/369, correspondentie tussen Krosigk en de minister van Onderwijs, Bernhard Rust, etc., 23-26.3.45.

79. BAB, NS6/353, fol. 75, Bormann, Rundschreiben 125/45 (10.3.45).

80. BHstA, Reichsstatthalter Epp, 686/1, geen folionummer, conceptorder van Bormann, in samenwerking met de Reichsführer-SS en de Reichsgesundheitsführer, Heranziehung der Gefolgschaftsmitglieder der Krankenhäuser, Kliniken usw. zum Dienst im Deutschen Volkssturm, 9.3.45.

81. BAB, R55/603, fol. 529, Reichspropagandaamt Mark Brandenburg, Referat Volksstum, aan het Reichsministerium für Volksaufklärung und Propaganda, Berlijn, 5.3.45.

82. Een voorbeeld: de eigenaar van twee belangrijke kranten, de Münchener Neueste Nachrichten en München-Augsburger Abendzeitung, zat wanhopig te wachten op verslagen van het Deutsches Nachrichtenbüro maar kon geen contact krijgen met Berlijn, tot hij van de Gauleiter van München en Opper-Beieren, Paul Giesler, speciale toestemming kreeg om twee keer per dag te telefoneren vanaf zijn commandopost. StAM, NSDAP 13, fol. 144530-533, briefwisseling tussen Gauleiter Giesler en Herr Direktor A. Salat, Firma Knorr & Hirth, 2-14.3.45.

83. BAB, R470/altR48/11, Reichspostminister aan Presidenten der Reichspost-Direktion, 26.3.45.

84. Zie Dietmar Süß, ‘Der Kampf um die “Moral” im Bunker. Deutschland, Großbritannien und der Luftkrieg’, in Frank Bajohr en Michael Wildt (red.), Volksgemeinschaft. Neue Forschungen zur Gesellschaft des Nationalsozialismus, Frankfurt am Main, 2009, pp. 129-135.

85. DZW, 6, p. 628; Oron J. Hale, The Captive Press in the Third Reich, Princeton, 1973, pp. 306-307.

86. DRZW, 9/1(Blank), p. 415.

87. Een voorbeeld: begin maart werden instructies verzonden aan de lokale autoriteiten in Beieren om de regelingen voor de begrotingsplannen van 1945 te veranderen, met nadruk op het feit dat de lokale belastingen op tijd moesten worden afgestaan aan de steden en plattelandsdistricten. StAM, LRA 31908, geen folionummer, Deutscher Gemeindetag, Dienststelle Bayern, Haushaltspläne der Gemeinden und Gemeindeverbände für 1945, 7.3.45. De Landrat in Berchtesgaden informeerde nog op 28 april 1945 wanneer zou worden begonnen met de bouw van nieuwe barakken, waartoe in augustus opdracht was gegeven, om de accommodatie voor evacués uit te breiden. StAM, LRA 31645, geen folionummer, Landrat Berchtesgaden aan OT-Sonderbauleitung, 28.4.45.

88. Over het toezicht op schuilkelders, zie DRZW, 9/1(Blank), pp. 385-388.

89. Eind maart klaagden brandweerlui in kleine gemeenschappen in Sachsen-Anhalt dat ze in de fase van het ‘vooralarm’ bij de vele luchtaanvallen bijna dagelijks en vaak onnodig van hun werk werden weggeroepen, waar ze beslist niet gemist konden worden. IWM, EDS, F.E, M.I, 14/369, Krosigk aan Goebbels, 26.3.45. Sommige mensen meldden zich aan bij de vrijwillige brandweer om te ontkomen aan rekrutering voor de Volkssturm. StAM, LRA 31919, Gauleitung München aan HSSPF Mühe over opleiden van de Volkssturm en luchtbescherming, waaronder pogingen van de Regierungspräsident van Oberbayern om de luchtbeschermingsdienst te regulariseren, en de dienst van vrijwillig brandweerlieden in de Volkssturm van 30.12.44, en het dispuut over brandweerlieden die dienst doen in de Volkssturm van 25 en 41.1.45 en 21.2.45.

90. DRZW, 9/1(Blank), p. 384.

91. Bernhard Gotto, Nationalsozialistische Kommunalpolitik. Administrative Normalität und Systemstablisierung durch die Augsburger Stadtverwaltung 1933-1945, München, 2006, p. 373, vermoedt, waarschijnlijk terecht, dat de partijvertegenwoordigers in Augsburg meer uit ’mechanisme’ dan idealisme handelden in de laatste fase van de oorlog.

92. Voor de organisatorische en controlerende functies van de Blokleiders van de partij (die halverwege de jaren dertig zo’n 200.000 man telden), zie Detlef Schmiechen-Ackermann, ‘Der “Blockwart”: Die unteren Parteifunktionäre im nationalsozialistischen Terror- und Überwachungsapparat’, VfZ, 48 (2000), pp. 594-596.

93. Pätzold en Weißbecker, p. 375. Zie ook Herwart Vorländer, Die NSV. Darstellung und Dokumentation einer NS-Organisation, Boppard, 1988, p. 183 voor de mobilisering- en controlefuncties van de NSV. Er waren meer dan een miljoen onbetaalde arbeiders bij de NSV en het Duitse Rode Kruis. Hoewel de welzijnsactiviteiten van de NSV altijd waren gebaseerd op raciale nazidoelen, werd het NSV populair door het werk dat het in de crisisomstandigheden van de laatste maanden van de oorlog deed, zelfs onder Duitsers die negatief tegenover het regime stonden. Vorländer, Die NSV, pp. 173-176, 186; Herwart Vorländer, ‘NS-Volkswohlfahrt und Winterhilfswerk des deutschen Volkes’, VfZ, 34 (1986), pp. 376-380; Armin Nolzen, ‘Die NSDAP und die deutsche Gesellschaft im Zweiten Weltkrieg’, in Kriegsende in Deutschland, Hamburg, 2005, pp. 192-193.

94. Zie DRZW, 9/1 (Nolzen), p. 191; en Armin Nolzen, ‘Von der geistigen Assimilation zur institutionellen Kooperation: Das Verhältnis zwischen NSDAP und Wehrmacht, 1943-1945’, in Hillmann en Zimmermann, pp. 90-92.

95. IWM, EDS, F.3, Mi.I., 14/369, Krosigk aan Speer, 13.2.45.

96. IWM, EDS, F.3, M.I., 14/369, Krosigk aan Goebbels, 22.3.45.

97. Dit deel is, als niet anders wordt vermeld, gebaseerd op Dieter Rebentisch, Führerstaat und Verwaltung im Zweiten Weltkrieg, Stuttgart, 1989, pp. 529-530.

98. Jill Stephenson, Hitler’s Home Front. Württemberg under the Nazis, Londen, 2006, p. 324.

99. Gotto, p. 363.

100. StAA, Gauleitung Schwaben, I/30, fol. 38904-906, Wahl aan Bormann, 17.3.45; ook Gotto, pp. 374-375.

101. StAA, Kreisleitung Augsburg-Stadt, 1/8, fol. 300554-555, Rundspruch an alle Kreisleiter, 30.3.45. Elk Gau moest 100 ‘vrijwilligers’ leveren, en Wahl bepaalde – volgens welke criteria is onduidelijk – de contingenten voor elk district in zijn regio. Half april had hij kritiek op de Kreisleiter omdat ze weinig deden om rekruten te verzamelen. Gotto, p. 375.

102. Perry Biddiscombe, Werwolf! The History of the National Socialist Guerilla Movement 1944-1946, Toronto en Buffalo, NY, 1998, pp. 12-14 (waarin over de herkomst van de naam wordt gesproken).

103. Biddiscombe, pp. 38, 128, 134-139.

104. TBJG, II/15, pp. 630 (30.3.45), 647 (31.3.45). Voor het extreem radicale standpunt van Ley over tot het uiterste doorvechten, zie Ronald Smelser, Robert Ley. Hitler’s Labor Front Leader, Oxford, New York en Hamburg, 1988, pp. 291-292.

105. Biddiscombe, pp. 266-8; Henke, pp. 837-45.

106. Biddiscombe, p. 276, en hfdst. 5 voor veel gevallen van klein, ongecoördineerd en sporadisch verzet tegen de geallieerde bezetters door voormalige leden van de Hitlerjugend, mannen van de SS en andere nazivolgelingen, die incidenteel plaatsvonden in de lente en zomer 1945 en daarna, maar die slechts zijdelings te maken hadden met de Werwolf-groepen die in de laatste weken van de oorlog werden gevormd.

107. Biddiscombe, p. 282, gebruikt schattingen van geallieerden voor zijn suggestie dat 10 tot 15 procent van de Duitsers de partizanenbeweging steunde, hoewel dit waarschijnlijk de algemene steun voor doorgaand verzet tegen de geallieerden en steun voor het regime samenvoegt met de specifieke steun voor de Werwolf-activiteiten. Zie Henke, pp. 948-949 voor een meer afwijzende inschatting van de steun.

108. TBJG, II/15, pp. 422, 424 (5.3.45). Hitler meende ook dat de Moezel kon worden behouden. TBJG, II/15, p. 533 (18.3.45).

109. Zoals wordt gesuggereerd door Bernd Wegner, ‘Hitler, der Zweite Weltkrieg und die Choreographie des Untergangs’, Geschichte und Gesellschaft, 26 (2000), pp. 493-518; ook in DRZW, 8, pp. 1192-1209.

110. TBJG, II/15, p. 479 (12.3.45).

111. Hitler. Reden und Proklamationen 1932-1945, red. Max Domarus, Wiesbaden, 1973, p. 2212.

112. TBJG, II/15, pp. 422-423 (5.3.45).

113. TBJG, II/15, p. 425 (5.3.45). Voor Goebbels’ fantasieën over heldendom terwijl het einde naderde, en voor het onwillige besluit van zijn vrouw om in Berlijn te blijven en niet alleen haar eigen dood te accepteren, maar ook die van haar kinderen, zie Ralf Georg Reuth, Goebbels, München en Zurich, 1990, pp. 587-588. Magda had blijkbaar geaccepteerd dat de Duitse nederlaag vaststond en ook dat de dood ‘door onze eigen handen, niet die van de vijand’ de enige overgebleven keuze was. David Irving, Goebbels. Mastermind of the Third Reich, Londen, 1996, p. 506, hoewel dit is gebaseerd op herinneringen, opgetekend in een artikel over Magda in een periodiek van 1952 (Irving, p. 564, n. 9), van haar schoonzuster, Eleanor (Ello) Quandt, wiens getuigenissen, zoals Irving ook erkent, (p. 564 n. 19) niet altijd betrouwbaar waren.

114. TBJG, II/15, pp. 426-427 (5.3.45), 525 (17.3.45), 532-533 (18.3.45); en zie Michael Bloch, Ribbentrop, Bantam pb. ed., Londen, 1994, p. 422; Reimer Hansen, ‘Ribbentrops Friedensfühler im Frühjahr 1945’, Geschichte in Wissenschaft und Unterricht, 18 (1967), pp. 716-730, en Hansjakob Stehle, ‘Deutsche Friedensfühler bei den Westmächten im Februar/Marz 1945’, Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte, 30 (1982), pp. 538-555; Gerhard L. Weinberg, A World at Arms. A Global History of World War II, Cambridge, 1994, pp. 783-784.

115. IfZ, ZS 1953, ‘Iden des März. Ein zeitgeschichtliches Fragment über den letzten Kontakversuch Ribbentrops mit Moskau in der Zeit vom 11.-16. März 1945, fol. 1-13 (geen datum, waarschijnlijk begin jaren vijftig). Voor een beschrijving van Mme Kollontay, ‘de nestrix van de Sovjetdiplomaten’, en voor Ribbentrops vruchteloze pogingen om begin 1945 een vorm van vredesonderhandelingen te zoeken met de Sovjet-Unie, zie Ingeborg Fleischhauer, Die Chance des Sonderfriedens. Deutsch-sowjetische Geheimgespräche 1941-1945, Berlijn, 1986, pp. 58-61, 268-275.

116. TBJG, II/15, pp. 450-451 (8.3.45).

117. BA/MA, RH21-3/420, fol. 34, 40, naoorlogs verslag (1950) van kolonel-generaal Erhard Raus (voormalig opperbevelhebber van het 3e Pantserleger in Oost-Pruisen, die in Pommeren het bevel had overgenomen over de restanten van het 11e SS-Pantserleger) over zijn ontmoetingen met Himmler op 13.2.45 en 7.3.45, en zijn verslag aan Hitler op 8.3.45.

118. Guderian, p. 426.

119. Bovenstaande alinea is gebaseerd op: Folke Bernadotte, The Fall of the Curtain, Londen, 1945, pp. 19-47; Walter Schellenberg, Schellenberg, Mayflower pb. ed., Londen, 1965, pp. 171-175; Felix Kersten, The Kersten Memoirs 1940-1945, Londen, 1956, pp. 271-283; Peter Padfield, Himmler. Reichsführer-SS, Londen, 1990, pp. 565-566, 578-579; en Peter Longerich, Heinrich Himmler. Biographie, München, 2008, pp. 742-748, 967-968 n. 131-132. Tijdens een naoorlogse ondervraging beweerde Schellenberg – die zowel zijn eigen belangrijkheid als zijn pogingen tot vredesonderhandelingen wilde benadrukken – dat hij in december 1944, in bijzijn van de Reichführer, zelfs de mogelijkheid van de eliminatie van Hitler had aangeroerd. IWM, FO 645/161, ondervraging 13.11.45, p. 15 (1945-46).

120. DZW, 6, p. 152.

121. John Toland, The Last 100 Days, Londen, 1965, pp. 73, 238-244, 478-481; Padfield, pp. 573-578; Weinberg, p. 818; Peter R. Black, Ernst Kaltenbrunner. Ideological Soldier of the Third Reich, Princeton, 1984, pp. 242-245; BA/MA, N574/19, NL Vietinghoff, ‘Kriegsende in Italien’, fol. 41-46.

122. Voor interessante speculaties over Speers machtsambities op dat kritieke ogenblik, zie DRZW, 10/2 (Müller), pp. 74-84; en Müllers opmerkingen in het slothoofdstuk van dat deel, p. 718.

123. Albert Speer, Erinnerungen, Frankfurt am Main en Berlin, 1969, p. 442.

124. Hij had Hitlers toestemming voor deze verantwoordelijkheden op 14 februari bewerkstelligd, en had daarbij gebruik gemaakt van de ziekte van de minister van Transport Julius Heinrich Dorpmüller. DRZW, 10/2 (Müller), p. 82.

125. BAB, R3/1623a, fol. 18-23, Aktennotiz Speer, 7.3.45. Diezelfde dag had Paul Pleiger, het hoofd van de Rijksvereniging voor Steenkool, Speer uitgelegd hoe slecht het ervoor stond met het steenkool door het verlies van Opper-Silezie, de transportproblemen die de kolen uit het Ruhrgebied onbereikbaar maakten, en de enorme productiedaling in het Saarland. Tenzij deze dingen verbeterden, legde hij uit, zou het onmogelijk zijn om steenkool te leveren voor de bewapening of te voorkomen dat voorzieningen voor transport, elektriciteit en gas zouden instorten. IWM, F.3, M.I., 14/163, Pleiger aan Speer, 7.3.45. Op 14 maart, beval Hitler dat vanwege ernstig verminderde transportmogelijkheden, de prioriteiten in gebieden die geëvacueerd moesten worden, werden bepaald door hun belang voor het voortzetten van de oorlog: de Wehrmacht, steenkool en dan voedingsmiddelen. Vluchtelingen konden alleen worden toegelaten als er genoeg ruimte was. Bij het doorgeven van het bevel de volgende dag aan de desbetreffende autoriteiten, wees Speer erop dat dit gebaseerd was op zijn suggesties. BAB, R3/1623a, fol. 27-28.

126. TBJG, II/15, p. 579 (23.3.45); p. 603 (27.3.45).

127. TBJG, II/15, pp. 500-501 (14.3.45), pp. 511-512 (15.3.45).

128. BAB, R3/1623a, fol. 31-38, OKH, Chef Trspw./Gen di Pi u Fest, concept, zonder exacte datum in maart; Speer aan Gen.stab des Heeres-Gen. d. Pioniere und Festigungen, 15.3.45; OKH, Chef Transportwesens/Gend di Pi u Fest, 14.3.45; Speer, p. 442; Guderian, pp. 422-423.

129. BAB, R3/1536, fol. 3-12; IMT, deel 41, pp. 420-425. Er werden concepten (fol. 28-30) bijgevoegd van orders die de vernietiging beperkten en Speer de macht gaven om te besluiten over uitzonderingen op ontmanteling; Speer, pp. 442-443.

130. Zie Heinrich Schwendemann, ‘“Drastic Measures to Defend the Reich at the Oder and the Rhine …”: A Forgotten Memorandum of Albert Speer of 18 March 1945’, Journal of Contemporary History, 38 (2003), pp. 597-614; ook Heinrich Schwendemann, ‘“Verbrannte Erde”? Hitlers “Nero-Befehl” vom 19. März 1945’, in Kriegsende Deutschland, p. 163; en, voor een andere interpretatie, DRZW, 10/2 (Müller), pp. 86-88. Een uittreksel van het memorandum werd al eerder gepubliceerd door Gregor Janssen, Das Ministerium Speer. Deutschlands Rüstung im Krieg, Berlijn 1968, p. 311, maar zonder verder commentaar, behalve (p. 310) over het verband met Keitels bevel die ochtend om de bevolking uit de gevechtszone ten westen van de Rijn te evacueren. Dietrich Eichholtz, Geschichte der deutschen Kriegswirtschaft 1939-1945, deel 3: 1943-1945, Berlijn, 1996, p. 662, n. 212, beperkt zich tot de opmerking dat Speer ‘ongetwijfeld tactische bedoelingen’ had met zijn memorandum. Noch Gitta Sereny, Albert Speer. His Battle with the Truth, Londen, 1995, pp. 476-477, noch Joachim Fest, Speer. Eine Biographie, Berlijn, 1999, pp. 336-8, vermelden het.

131. BAB, R3/1537, fol. 3-6 (18.3.45).

132. Hitler sprak eind maart in zeer negatieve bewoordingen over Speer tegen Goebbels. Hij noemde hem ‘onbetrouwbaar’, op kritieke momenten ‘faalde’ hij en hij toonde een ‘defaitistische’ mentaliteit: neigingen die ‘onverenigbaar waren met de nationaal-socialistische visie op de oorlog’. TBJG, II/15, pp. 619-520 (28.3.45).

133. Dit is de kern van Müllers interpretatie in DRZW, 10/2, p. 87.

134. Voor Speers late bekering tot de noodzaak om de ‘middelen van bestaan van het Duitse volk in een verloren oorlog’ te beschermen, zie Henke, pp. 431-432.

135. BAB, R3/1538, fol. 16, handgeschreven brief van Speer aan Hitler, 29.3.45.

136. Schwendemann, ‘“Drastic Measures”’, p. 605, suggereert, maar gaat daarmee misschien wat ver, dat Speer ‘Hitler een uitweg probeerde te bieden’ door de Führer zijn diensten aan te bieden als een soort verlosser, en zich zo van zijn genegenheid te verzekeren.

137. Speer, pp. 444-445; BAB, R3/1623a, fol. 39-43, twee Fernschreiben van Keitel, 18.3.45; uitvoeringscommando van Bormann, 19.3.45.

138. BAB, R3/1623a, fol. 46-47, ‘Zerstörungsmaßnahmen im Reichsgebiet’, Lt. Gen. August Winter (waarnemend hoofd van de operationele staf van het OKW) aan Speer, 20.3.45, waarmee Hitlers bevel van de vorige dag werd doorgegeven (afgedrukt in IMT, deel 41, pp. 430-431, en Hitlers Weisungen für die Kriegführung, red. Walther Hubatsch, pb. ed., München, 1965, pp. 348-349).

139. BAB, R3/1538, fol. 14-15, Speer aan Hitler, 29.3.45; IMT, deel 41, pp. 425-429; Speer, pp. 445-446.

140. Zie Henke, pp. 432-435; DRZW, 10/2 (Müller), p. 93; en Eichholtz, pp. 663-669. In sommige fabrieken werden cruciale onderdelen uit de machines gehaald en verstopt, zodat ze later weer opnieuw konden worden geïnstalleerd. Zimmermann, Pflicht, p. 60.

Tot de laatste man
titlepage.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_000.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_001.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_002.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_003.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_004.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_005.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_006.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_007.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_008.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_009.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_010.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_011.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_012.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_013.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_014.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_015.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_016.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_017.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_018.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_019.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_020.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_021.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_022.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_023.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_024.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_025.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_026.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_027.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_028.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_029.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_030.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_031.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_032.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_033.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_034.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_035.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_036.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_037.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_038.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_039.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_040.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_041.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_042.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_043.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_044.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_045.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_046.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_047.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_048.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_049.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_050.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_051.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_052.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_053.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_054.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_055.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_056.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_057.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_058.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_059.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_060.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_061.xhtml