++

Ondertussen was een Duitse delegatie naar Caserta gevlogen voor een ontmoeting met geallieerde vertegenwoordigers die met het ultimatum kwamen om in te stemmen met onvoorwaardelijke overgave in Italië of dat anders de onderhandelingen werden afgebroken. De Duitse positie was inmiddels hopeloos. Het geallieerde slotoffensief was begonnen op 9 april. Duitse strijdkrachten in Italië, met in totaal ongeveer 600.000 man (onder wie 160.000 Italiaanse soldaten), werden in aantal verre overtroffen door ongeveer 1,5 miljoen geallieerde troepen (van wie 70.000 Italianen).73 Tegen 25 april waren de geallieerden de Po overgestoken en snelden noordwaarts wat de Duitsers dwong tot een haastige aftocht richting de Alpen. Overgave was de enige zinnige optie. De capitulatie werd getekend om twee uur ’s middags op 29 april en zou precies drie dagen later, op 2 mei, in werking treden.74 Het was de enige capitulatie die getekend zou worden vóór Hitlers dood – hoewel het zo uitkwam dat zij niet van kracht werd terwijl hij nog leefde. Zelfs nu distantieerde Kesselring zich nog van wat had plaatsgevonden en ontsloeg Vietinghoff en zijn stafchef, Hans Röttinger, met het dreigement de zaak aan de Führer te rapporteren en te verzoeken om de noodzakelijke consequenties voor hun verraderlijke acties. Zijn eigen betrokkenheid erin voorkwam waarschijnlijk dat hij zijn dreigement uitvoerde, en de veldmaarschalk nam voor zichzelf genoegen met de fictie dat Vietinghoff en Röttinger op hun eigen verzoek ontslag namen. Of de capitulatie, ook al was deze getekend, in werking zou treden, bleef twijfelachtig tot het nieuws – ditmaal echt – over Hitlers dood doorkwam en Kesselring, eindelijk, om vier uur in de ochtend op 2 mei zijn toestemming gaf. Kesselring zei die dag tegen Dönitz en Keitel dat de bestandsonderhandelingen hadden plaatsgevonden zonder zijn kennis en instemming, en dat hij zich gedwongen had gevoeld het bestand dat was afgesloten te ondersteunen teneinde een openlijke revolte te voorkomen.75 Die middag om twee uur vielen de wapens in Noord-Italië eindelijk stil.76 Generaal Winter, plaatsvervangend hoofd van de operationele staf van het OKW, telexte die dag naar zijn chef, Jodl: ‘Het perfide gedrag van de opperbevelhebber zal voor mij altijd onbegrijpelijk blijven.’77 Ook nu nog hield het hoogste militaire leiderschap vast aan zijn perverse notie omtrent loyaliteit.

In Noordwest-Duitsland waren Oost-Friesland en Sleeswijk-Holstein nog niet bezet, en meer naar het noorden bleven Denemarken en Noorwegen in Duitse handen. Op 2 mei stuurde Jodl instructies aan veldmaarschalk Ernst Busch, opperbevelhebber van Legergroep Noordwest, om door te vechten teneinde ‘tijd te winnen’ voor onderhandelingen. De orders werden echter snel ingehaald door de gebeurtenissen, die nu voor Dönitz veel te snel gingen om nog enige hoop te koesteren ze te kunnen beheersen. De Britse opmars naar Lüneburg en het Amerikaanse offensief door Schwerin naar Wismar betekenden plotseling dat de laatste poort waardoor Duitsers westwaarts vanuit Pommeren en Mecklenburg konden ontsnappen, was afgegrendeld. Legergroep Weichsel, het 12e Leger en de restanten van het 9e Leger moesten zich zelf maar zo goed als ze konden naar de westerse linies terugvechten. Met deze ontwikkeling werd erkend dat het niet langer zin had om tegen de westerse strijdkrachten in Noord-Duitsland door te vechten. Er werd besloten zo snel mogelijk gesprekken proberen te openen met Montgomery.78

Op 3 mei, de datum waarop de stad Hamburg onder de dreiging van hernieuwde Britse bombardementen capituleerde,79 werd admiraal-generaal von Friedeburg daarom gezonden om te proberen met de Britse militaire bevelhebber in Noordwest-Duitsland te onderhandelen over een bestand. Toen Montgomery weigerde, tenzij Duitse strijdkrachten in Holland, Denemarken, Groter-Friesland en Sleeswijk de strijd staakten, en alleen maar aanbood om Duitsers die vanuit het oosten vluchtten als krijgsgevangenen te behandelen en hen niet over te dragen aan de Sovjets, dwongen de in toenemende mate chaotische omstandigheden in het westen Dönitz tot handelen. Duitse troepen waren in wanorde westwaarts teruggestroomd door Mecklenburg, omdat er nog steeds een kans bestond aan het Rode Leger te ontkomen. En er waren tekenen van desintegratie bij die troepeneenheden die zich reeds in het westen bevonden – waar de bevolking kennelijk tegen elke voortzetting van de oorlog met de westelijke geallieerden gekant was – te midden van vrees dat ze de zaken in eigen hand zouden nemen en gewoon zouden weigeren om nog langer te vechten.80

Na het dilemma met Krosigk, Speer, Keitel, Jodl en Gauleiter Wegener te hebben besproken, zag Dönitz geen ander alternatief dan in te stemmen met Montgomery’s eisen. Op 4 mei gaf hij zijn goedkeuring aan het tekenen van de deelcapitulatie onder de aangegeven voorwaarden. Tegelijkertijd gaf hij opdracht tot het stopzetten van de U-bootoorlog. (De order werd in werkelijkheid niet ontvangen door alle U-boten. Er vonden nog vier aanvallen op geallieerde schepen plaats. In de laatste U-bootaanval van de oorlog, op 7 mei, kort voor de algehele capitulatie van de Wehrmacht, werden er in de Firth of Forth twee vrachtschepen tot zinken gebracht.) Op 5 mei eindigden officieel de vijandelijkheden in Nederland, Denemarken en Noordwest-Duitsland. Tegen eerdere bedoelingen in om oorlogsschepen liever tot zinken te brengen dan ze in vijandelijke handen te laten vallen, stemden de Duitsers ermee in geen schepen te kelderen. Montgomery liet de mogelijkheid open dat ze nog gebruikt zouden worden voor vluchtelingentransport.81

Noorwegen echter, waar de opperbevelhebber, kolonel-generaal Georg Lindemann, nog steeds beweerde dat zijn troepen (die opmerkelijk zelfs nu nog ongeveer 400.000 man sterk waren82) bereid waren door te vechten en (vergeefs) verzocht de ‘Heil Hitler’-groet te blijven gebruiken, bleef onder Duitse bezetting. Nog op 3 mei beschouwde Dönitz Denemarken en Noorwegen nog steeds als mogelijke onderhandelingstroeven met de westelijke mogendheden. Nu pas ondernam Dönitz stappen om nog voortlevende elementen van het Hitler-regime af te danken. Acties van de Werwolf – zij het alleen in het westen – werden nu verboden en in strijd met gevechtsregels bevonden. De ‘Heil Hitler’-groet werd in de Wehrmacht eindelijk verboden. Afbeeldingen van Hitler moesten op bevel van de Britten uit overheidskantoren worden verwijderd.83 En pas op 6 mei verbood Dönitz eindelijk alle vernieling of tijdelijke ontmanteling van fabrieken, kanalen en spoor- en communicatienetwerken, waarmee eindelijk Hitlers ‘verschroeide aarde’-orders van maart werden ingetrokken.84

Ook in het zuiden waren er duidelijke tekenen van desintegratie onder de troepen en van vijandigheid tegenover de Wehrmacht door de burgerbevolking in Beieren en Oostenrijk. Kesselring was van mening dat het einde was gekomen en verzocht op 3 mei Dönitz om toestemming met de westelijke geallieerden te onderhandelen.85 De capitulatie aan de Amerikanen op 5 mei van Duitse strijdkrachten van Legergroep G (Noord-Alpen), die zich in Beieren en Oostenrijk nu in een hopeloze positie bevonden, en die van het 19e Leger in de Oostenrijkse Alpenregio, was op 3 en 4 mei voorafgegaan door de overgave, ook aan de Amerikanen, van ongeveer 200.000 man van generaal Walther Wencks 12e Leger, dat ooit bestemd was om Hitler uit Berlijn weg te halen en zich had teruggevochten naar de Elbe, en delen van het 9e Leger van generaal Theodor Busse.86 De inschikkelijkheid van de Amerikanen tot deze deelcapitulaties gaf Dönitz kortstondig hoop dat hij met Eisenhower tot een regeling kon komen die niet zover ging als een algehele capitulatie. Hij verbeeldde zich nog steeds een overeenkomst te kunnen sluiten die moest voorkomen dat enorme aantallen troepen die tegenover het Rode Leger stonden, in Sovjetkrijgsgevangenschap belandden. Toen hij de overgave in het westen aankondigde ‘omdat het vechten tegen de westelijke mogendheden zijn zin heeft verloren,’ voegde Keitel toe dat ‘in het oosten niettemin de strijd doorgaat teneinde zoveel mogelijk Duitsers te behoeden voor bolsjewisering en slavernij’.87 Zelfs op 4 mei verklaarde het leiderschap van de marine nog: ‘Doel van de grootadmiraal is om zoveel mogelijk Duitsers te onttrekken aan de klauwen van het bolsjewisme. Aangezien de westerse vijanden hun steun aan de Sovjets voortzetten, gaat het gevecht tegen de Anglo-Amerikanen op bevel van de grootadmiraal door. Het doel van dit gevecht is om voor het staatsleiderschap ruimte en tijd te winnen voor maatregelen op het politieke toneel.’88

Bijna 2 miljoen soldaten van de Wehrmacht liepen nog het risico in handen van de Sovjets te vallen.89 Tegen het Rode Leger vochten nog steeds: Legergroep Ostmark, op 30 april hernoemd van ‘Zuid’, nu teruggedrongen in Neder-Oostenrijk en bevattende ongeveer 450.000 man onder het bevel van kolonel-generaal Lothar Rendulic; Legergroep E, met ongeveer 180.000 man, die een achterhoedegevecht leverden in Kroatië onder kolonel-generaal Alexander Löhr; en veldmaarschalk Ferdinand Schörners Legergroep Midden, waarvan de ongeveer 600.000 man werden vastgehouden, voornamelijk in het ‘Protectoraat Bohemen en Moravië’ (grote delen van het voormalige Tsjecho-Slowakije).90 Daarnaast bleven ongeveer 100.000 Duitse troepen, die geëvacueerd waren uit Oost-Pruisen, vastzitten op het schiereiland Hela, en zo’n 180.000 waren nog steeds afgesneden en aan het vechten in Koerland.91 Deze laatste waren nog niet bereid op te geven. Een boodschap aan Dönitz op 5 mei van de commandant van het leger in Koerland informeerde de grootadmiraal dat het Letse volk bereid was ‘in gemeenschappelijke strijd tegen het bolsjewisme schouder aan schouder met de Duitse Wehrmacht tot op het laatst door te vechten’, en verzocht om instructies of de legergroep door moest vechten als een Freikorps-eenheid indien een Letse staat de onafhankelijkheid zou uitroepen.92

Onmiddellijk volgend op zijn onderhandelingen met Montgomery en in de hoop algehele capitulatie nog steeds te kunnen voorkomen kreeg admiraal von Friedeburg op 4 mei opdracht contact te zoeken met Eisenhower over een verdere deelcapitulatie in het westen, waarbij hij hem moest uitleggen ‘waarom een totale capitulatie op alle fronten voor ons onmogelijk is’.93 De volgende dag bood Kesselring Eisenhower de overgave aan van de Legergroepen Ostmark, E en Midden, hoewel het aanbod onmiddellijk werd afgewezen tenzij alle strijdkrachten ook voor het Rode Leger capituleerden. Rendulic, die geen contact kon maken het OKW-hoofdkwartier, probeerde direct een gedeeltelijke overgave van zijn eigen strijdkrachten aan generaal Patton te regelen. Zelfs nu had hij de hoop nog niet opgegeven de Amerikanen over te kunnen halen om samen met hem het Rode Leger te verdrijven, en hij ging zover om toestemming te vragen dat in het westen gelegerde Duitse troepen door hun linies zouden mogen gaan om zijn oostfront te ondersteunen. Uiteindelijk capituleerde hij eenzijdig op 7 mei, nadat hijzelf naar de Amerikanen was gevlucht en de overgave van zijn strijdkrachten had aangeboden. Het aanbod werd afgewezen, hoewel de Amerikanen bereid waren zijn troepen toe te staan hun linies westwaarts over te steken tot 1 uur in de nacht van 9 mei en dat ze behandeld zouden worden als krijgsgevangenen.94

Op 5 mei gaf Dönitz Löhr toestemming – aangezien deze aanvoerde dat het niet viel te voorkomen en hoe dan ook overeenstemde met de politieke doelen van zijn regering – om veldmaarschalk Sir Harold Alexander, de geallieerde opperbevelhebber in het Middellandse Zeegebied, te benaderen over een overgave met het doel om Oostenrijk te behoeden voor het bolsjewisme, daarmee de afscheiding van dat land van het Rijk aanvaardend.95 Eisenhower weigerde de capitulatie echter te aanvaarden tenzij zij ook gedaan werd aan het Rode Leger.96 De voornaamste zorg bleef Schörners leger. Reeds op 3 mei aanvaardde Dönitz dat ‘de hele situatie als zodanig capitulatie vereist, maar het is onmogelijk omdat Schörner met zijn leger dan volledig in de handen van de Russen zou vallen’.97

Schörner had op 2 mei bericht dat hij niet veel langer kon standhouden. Zijn stafchef, luitenant-generaal Oldwig von Natzmer, dacht dat twee weken het maximum was, hoewel hij bleef aandringen op een ordelijke aftocht. Voorbereidingen voor plotselinge orders om terug te trekken werden getroffen terwijl politieke opties werden overwogen.98 De mogelijkheden om Legergroep Midden te redden waren afhankelijk van zowel de politieke als de militaire situatie in Bohemen. Dönitz had op 2 mei, samen met Keitel, Krosigk, Wegener en Himmler, beraadslaagd over het vooralsnog niet prijsgeven van Bohemen als onderhandelingstroef.99 Er werd erkend dat het Protectoraat Bohemen en Moravië, waarvan men wist dat het op de rand van de revolutie verkeerde, op de lange duur politiek noch militair kon worden behouden. Maar met het oog op het redden van Duitsers in dat gebied bestonden er plannen om Praag tot open stad te verklaren en politieke opties te peilen door gezanten naar Eisenhower te sturen. Himmler en het OKW overwogen korte tijd de gedachte om wat resteerde van de Duitse regering naar Bohemen te verplaatsen, maar Dönitz sloot het voorstel uit aangezien het gebied geen deel van Duitsland uitmaakte en omdat de politieke situatie te instabiel was.100

Dat bleek snel het geval te zijn. Elke nog enigszins voortlevende hoop die in Bohemen was geïnvesteerd, vervloog met het nieuws dat op 5 mei in Praag een volksopstand was uitgebroken. Onmiddellijk werden er orders uitgevaardigd om zoveel mogelijk soldaten uit de handen van de Sovjets te redden door westwaarts terug te trekken.101 Schörners mannen hadden er hun hoop op gevestigd dat de Amerikanen in Bohemen zouden oprukken voordat de Sovjets daar konden komen. Eisenhower hield zich echter aan zijn overeenkomst met de Sovjets om voor de Amerikaanse opmars een lijn ten westen van Praag, nabij Pilsen, aan te houden en weigerde generaal Patton de toestemming om naar de stad op te rukken. Zodra de opstand uitbrak, werden de orders van het Rode Leger om Praag in te nemen vervroegd. De Sovjetopmars naar Bohemen begon op 6 mei, maar het was pas in de vroege uren van 9 mei– nadat de algehele capitulatie was getekend – dat de tanks van het Rode Leger Praag binnentrokken en de restanten van het Duitse verzet in de stad uitschakelden. In de tussenliggende vier dagen werden verscheidene duizenden Tsjechische burgers gedood of gewond tijdens brute Duitse pogingen de opstand te onderdrukken. Er vonden ook bloedige wraakacties tegen de Duitsers plaats. Verzoeken van de SS-commandant in Bohemen en Moravië, SS-Gruppenführer Carl Graf von Pückler-Burghaus, om Praag intensief met brandbommen te bestoken werden slechts door het gebrek aan vliegtuigbrandstof in de war gestuurd.102

De situatie voor Schörners troepen was ondertussen kritiek geworden, niet alleen vanwege de opstand in Praag die het Sovjetoffensief vanuit het noorden had ontketend, waardoor mogelijke routes om langs terug te trekken werden geblokkeerd, maar vanwege gebeurtenissen veel meer naar het noorden. In de ochtend van 6 mei liet Friedeburg Dönitz weten dat Eisenhower op een ‘onmiddellijke, gelijktijdige en onvoorwaardelijke overgave op alle fronten’ aandrong. Troepeneenheden moesten in hun posities blijven. Er mochten geen schepen tot zinken worden gebracht, geen vliegtuigen beschadigd. Eisenhower dreigde met een hervatting van bombardementsvluchten en sluiting van grenzen voor degenen die vanuit het oosten vluchtten, indien zijn eisen niet werden ingewilligd. ‘Deze voorwaarden zijn onaanvaardbaar,’ concludeerde een bijeenkomst van Dönitz, Keitel, Jodl en Gauleiter Wegener, ‘omdat we de legers in het oosten niet kunnen prijsgeven aan de Russen. Ze kunnen niet worden geïmplementeerd omdat geen enkele soldaat aan het oostfront zich aan het bevel zal houden om de wapens neer te leggen en op zijn positie te blijven. Anderzijds dwingen de hopeloze militaire situatie, het gevaar van verdere verliezen in het westen door bomaanvallen en strijd, én de zekerheid van de onvermijdelijke militaire ineenstorting in de nabije toekomst ons een oplossing te vinden voor de legers die nog intact zijn.’ Aangezien er voor het dilemma geen uitweg bestond, werd besloten Jodl te sturen om Eisenhower met alle kracht uit te leggen ‘waarom een volledige capitulatie onmogelijk is, maar dat een capitulatie voor alleen het westen onmiddellijk zou worden aanvaard’.103

In de vroege uren van de volgende ochtend, 7 mei, bracht Jodls telegram vanuit Eisenhowers hoofdkwartier het deprimerende nieuws dat de geallieerde opperbevelhebber erop stond dat die dag de totale capitulatie zou worden getekend, anders zouden alle onderhandelingen worden afgebroken. Eisenhowers eis werd in Dönitz’ hoofdkwartier gezien als ‘volstrekte chantage’ omdat een weigering ervan zou betekenen dat alle Duitsers achter Amerikaanse linies aan de Russen werden prijsgegeven. Maar een capitulatie die in werking zou treden om middernacht van 8 op 9 mei, zou 48 uur de tijd geven om de meeste nog in het oosten vechtende troepen weg te halen. Met een bezwaard gemoed gaf Dönitz Jodl daarom de bevoegdheid de capitulatie te tekenen.104 Om 02.41 uur op 7 mei tekende Jodl, in de aanwezigheid van admiraal von Friedeburg, in het hoofdkwartier van Eisenhower in Reims de acte van militaire overgave, samen met generaal Walter Bedell Smith en de Sovjetgeneraal Ivan Soesloparov. Alle militaire operaties moesten eindigen op 8 mei om 23.01 uur Midden-Europese tijd, een minuut na middernacht op 9 mei in Londen.105

De acte van capitulatie was echter nog niet compleet. De tekst van het overgavedocument, klaagden de Sovjets, week af van de overeengekomen tekst, en Soesloparov had geen toestemming gekregen om te tekenen. Dit was echter slechts het voorwendsel. Zowel de kwestie van prestige – aangezien het Rode Leger meer dan vier jaar het leeuwendeel van het vechten voor zijn rekening had genomen – en aanhoudend wantrouwen ten aanzien van het westen bracht Stalin ertoe te staan op een verdere ondertekening, van een uitvoeriger versie van het capitulatiedocument, ditmaal door de hoogste vertegenwoordigers van alle sectoren van de Wehrmacht, evenals door leidinggevende geallieerde vertegenwoordigers. Deze tweede ondertekening vond plaats in Karlshorst, in de voormalige eetzaal van de militaire genieschool, nu Zjoekovs hoofdkwartier, aan de rand van Berlijn. De Duitse vertegenwoordigers die in een Amerikaans vliegtuig van Flensburg naar Berlijn waren gevlogen, liet men 8 mei de hele dag wachten totdat tussen tien en elf uur in de avond de Amerikaanse delegatie arriveerde. Eindelijk kwam Keitel, vergezeld door kolonel-generaal Hans-Jürgen Stumpff (die de Luftwaffe vertegenwoordigde) en admiraal von Friedeburg (namens de marine), langzaam door de deuropening voor de overgaveceremonie. Keitel hief als groet zijn veldmaarschalksstaf. De geallieerde vertegenwoordigers (maarschalk Georgi Zjoekov, de Britse luchtmaarschalk Arhur W. Tedder (namens Eisenhower), de Franse generaal Jean de Lattre de Tassigny, en de Amerikaanse generaal Carl Spaatz) reageerden niet.

De Duitse delegatie werd vervolgens door Zjoekov verzocht de acte van onvoorwaardelijke overgave te tekenen. Keitel, wiens gelaat vlekkerig rood was, zette zijn monocle die afgevallen was en aan een koord bungelde, weer op zijn plaats en tekende, terwijl zijn hand licht beefde, vijf kopieën van het capitulatiedocument voordat hij zijn rechterhandschoen weer aantrok. Het was bijna kwart voor een in de vroege ochtend van 9 mei, dus was de capitulatie geantedateerd om overeen te stemmen met de voorwaarden van de overeenkomst van Reims. Zodra Keitel en de Duitse delegatie zich terugtrokken, waarbij ze bij het weggaan met gebogen hoofden stijfjes groetten, was het tijd voor de Sovjetofficieren om de nacht zingend en dansend door te komen.106 Hoe weinig eetlust de Duitse delegatie ook had, ze kreeg een goed maal met kaviaar en champagne. Enigszins verbazingwekkend, op een dergelijk rampzalig moment voor hun land, nipten Keitel en zijn medeofficieren aan het feestdrankje.107 Keitel werd gevraagd of Hitler echt dood was, aangezien, zo werd er gezegd, zijn lichaam niet was gevonden. De Sovjets concludeerden dat hij achter de schermen misschien nog aan de touwtjes trok.108

Zodra Dönitz had ingestemd met de capitulatie in Reims, werd er een versnelde wanhopige poging ondernomen om troepen die voordat de overgave in werking trad nog aan het oostfront waren, westwaarts te transporteren. Haastig instrueerde hij de legergroepen Zuidoost, Ostmark en Midden om zich een weg te vechten naar Eisenhowers gebied met als doel door de Amerikanen krijgsgevangen te worden genomen.109 Een smaldeel van Duitse schepen voer op en neer door de Oostzee in de poging soldaten en – met lagere prioriteit – vluchtelingen naar het westen te vervoeren. Over land vluchtten zowel soldaten als burgers in drommen de Elbe over, en vanuit Bohemen naar Beieren. Veel van de soldaten waren afkomstig van Legergroep Ostmark, die na Rendulic’ overgave zonder leider zat, en nu halsoverkop naar de Amerikaanse linies stroomde, tot wel 150 kilometer westelijk.110

Wilde geruchten deden onder soldaten in het oosten de ronde dat de Amerikanen hun Duitse gevangenen zouden vrijlaten en hen herbewapenen ‘om de bolsjewieken Duitsland uit te gooien’. Ook al hoopten de meeste soldaten op een eind aan de oorlog, ze zouden, zoals er een optekende in zijn dagboek, allen bereid zijn geweest door te vechten als ze aan de zijde van de Amerikanen de Russen konden aanvallen ‘want het vaderland moet op enig moment opnieuw worden bevrijd’.111

Schörner spande zich als altijd door middel van meedogenloze discipline en felle aansporingen in om zijn leger bijeen te houden. Op 5 mei gaf hij een laatste proclamatie uit aan de soldaten van Legergroep Midden. ‘Slechts het oostelijke front van de zuidelijke legergroepen blijft ongebroken,’ zei hij hun. Volgens de order die hem door het door Hitler benoemde staatshoofd en de opperbevelhebber van de Wehrmacht, grootadmiraal Dönitz, was verstrekt, was het de taak van zijn soldaten door te vechten ‘totdat de meest waardevolle Duitsers veilig zijn’. Het was zijn bedoeling, verklaarde hij, om zijn troepen in formatie, met opgeheven hoofd ‘in trotse houding’, terug naar het vaderland te voeren. In deze laatste fase moest er geen beeld van desintegratie kenbaar worden gemaakt. Elke poging om de gelederen te verbreken en zelfstandig een weg terug naar het vaderland te zoeken ‘is schandelijk verraad tegenover kameraden en volk, en dient dienovereenkomstig te worden behandeld. Onze discipline en de wapenen in onze handen vormen de garantie dat we deze oorlog fatsoenlijk en dapper verlaten.’112

Zodra Dönitz gedwongen was geweest in te stemmen met capitulatie in Reims, was het lot van Legergroep Midden buitengewoon weinig benijdenswaardig. Op 6 mei leek het terugbrengen van Schörners troepen absoluut noodzakelijk, maar de capitulatie maakte dit onmogelijk.113 Het bevel tot terugtrekken was te laat gekomen. De Sovjetaanval vanuit het noorden, van Saksen naar Praag, blokkeerde de weg.114 Op 7 mei vloog een Brits vliegtuig een officier van de Duitse generale staf, kolonel Wilhelm Meyer-Detring, die zich ten zuiden van Flesburg bevond, naar een ontmoeting met Schörner om hem de onvermijdelijkheid van de capitulatie in Reims toe te lichten en dringend te benadrukken dat zijn mannen zich een weg terug naar het westen moesten vechten. Vanuit Pilsen werd Meyer-Detring geëscorteerd door veertig Amerikaanse soldaten naar Schörners veldhoofdkwartier, waar ze de volgende dag samenkwamen.115 Hij beschreef de achtergrond van de onvermijdelijke totale capitulatie. Een ordelijke aftocht, zei de kolonel tegen Schörner, was nu uitgesloten door de snelle afsluiting van de capitulatie. Hij gaf Schörner het bevel alle zware uitrusting achter te laten en zijn divisies zo snel mogelijk naar het zuidwesten te verplaatsen. Schörner vaardigde het bevel uit om in te stemmen met de bepalingen van de overgave, hoewel hij betwijfelde of de troepen eraan zouden gehoorzamen als het betekende dat ze hun medesoldaten die vochten om te ontkomen aan Sovjetgevangenschap, in de steek moesten laten, of dat ze zelf in Russische handen zouden vallen. De Tsjechische opstand had geleid tot een breuk in de communicatie. ‘Mogelijkheden tot leiderschap,’ voegde hij eraan toe, bestonden nauwelijks meer ‘en hij zag niet overal een mogelijkheid om volledige wanorde en het niet nakomen van de voorwaarden te voorkomen’. Het gevaar bestond dat afzonderlijke troepensectoren of commandanten van lagere rang de zaken in eigen hand zouden nemen, de orders negeerden en eenvoudig probeerden om vechtend naar het westen te komen.116

In zijn proclamatie van 5 mei had Schörner zijn soldaten beloofd: ‘U kunt op mij vertrouwen dat ik u uit deze crisis zal leiden.’117 Maar na zijn terugkeer uit jaren van Sovjetgevangenschap moest Schörner, die terechtstond in West-Duitsland vanwege zijn brute behandeling van de soldaten onder zijn commando, zich hevig verdedigen tegen beschuldigingen die tegen hem geuit waren door zijn eigen voormalige stafchef, luitenant-generaal Natzmer, dat hij, in alle opzichten de meest vurige volgeling van Hitler en de felste voorstander van vechten tot op het laatst, op het eind zijn troepen in de steek had gelaten. Er werd gezegd dat hij op 8 mei in burgerkleren met een vliegtuig naar de Oostenrijkse Alpen was gevlucht, zich enige dagen in een alpenhut had schuilgehouden voordat hij zich aan de Amerikanen overgaf, die hem een paar weken later aan de Russen uitleverden.119 Volgens Schörners eigen latere versie verliet hij Legergroep Midden pas in de ochtend van 9 mei, toen hem volgend op de capitulatie zijn commando was ontnomen. Men had hem vanuit Flensburg laten geloven, beweerde hij, dat de capitulatie kon worden uitgesteld tot ongeveer 12 mei en dat hij tot dan de tijd had om zijn troepen huiswaarts te brengen. Hij werd volledig verrast door het plotselinge nieuws over de capitulatie in Reims, dat hem, door communicatieproblemen, bereikte na een kostbare vertraging van verscheidene uren. Daardoor was hij niet in staat geweest zijn belofte van 5 mei na te komen om zijn troepen in formatie terug te voeren en had hij, op 7 mei, in plaats daarvan orders gegeven voor een georganiseerde vlucht.120 Tot op het eind van zijn leven hield hij vol dat zijn vlucht naar Oostenrijk de bedoeling had gehad Hitlers orders uit te voeren voor het inrichten van een Alpenfront om de strijd voort te zetten.121 Maar hoewel Schörner zijn troepen zoals hij beweerde op 9 mei verliet toen zijn commando volgend op de capitulatie officieel tot een eind was gekomen, blijft het feit bestaan dat hij de mannen die hij met ijzeren vuist discipline had opgelegd, nu plotseling aan hun lot overliet.122 En de rechtvaardiging die hij gaf voor zijn vlucht naar Oostenrijk – waar of niet – laat zien dat hij zelfs nu nog bereid was aan te voeren dat hij een order van Hitler opvolgde.

Legergroep Midden was de laatste hoofdzakelijk intacte strijdkracht van de Wehrmacht te velde geweest. De overgrote meerderheid van zijn manschappen werd door de Sovjets krijgsgevangen gemaakt, samen met de meeste andere Duitse soldaten die op het moment van de totale capitulatie nog aan het oostfront waren. Er is berekend dat tussen 1 en 8 mei door het Rode Leger 220.000 soldaten gevangen werden genomen, en ongeveer 1,6 miljoen na de capitulatie.123 Ongeveer 450.000 van degenen die eerder in het oosten hadden gevochten, hadden kans gezien – hoewel niet allen in de laatste week van de oorlog – de betrekkelijke veiligheid van westelijke linies te bereiken.124 Eisenhowers weigering tot op het eind om elke inbreuk op de coalitie met de Sovjet-Unie in overweging te nemen, zijn eis tijdens de ontmoeting met Jodl op 6 mei tot onvoorwaardelijke overgave aan alle fronten en de snelheid van de laatste stappen om de capitulatie te tekenen, hadden Dönitz’ bedoeling om de troepen in het oosten terug te brengen naar het westen en ze uit de handen van het Rode Leger te houden, te gronde gericht. Ten koste van het voortzetten van de oorlog met meer dan een week na Hitlers dood slaagde Dönitz daar gedeeltelijk in. Per saldo verdween niet meer dan ongeveer 30 procent van de 10 miljoen Duitse troepen in Sovjetgevangenschap, hoewel er veel meer soldaten in het oosten hadden gevochten dan in het westen.125 Ondanks de vlucht naar het westen in de eerste week van mei bevond de grote meerderheid van degenen die bij het aantreden van Dönitz aan het oostfront waren, zich daar nog steeds ten tijde van Duitslands overgave. Ze werden weggevoerd naar het oosten en moesten jaren van krijgsgevangenschap door de Sovjets doorstaan. Een groot aantal keerde niet terug. Volgens de beste schattingen overleed ongeveer een derde van degenen die gedurende de gehele oorlog in het oosten waren gevangengenomen – ongeveer een miljoen Duitse krijgsgevangenen – onder het gezag van de Sovjets.126

Zoals we zagen, had Dönitz zich ingespannen de onvermijdelijke nederlaag zo lang mogelijk uit te stellen, door middel van een reeks deelcapitulaties die tijd moesten winnen om de troepen – en, als een veel lagere prioriteit, burgers – uit het oosten terug te brengen, en ook in de hoop, al vervloog deze snel, dat zelfs nu nog de oorlogscoalitie van de westelijke mogendheden en de Sovjet-Unie het zou kunnen begeven. De strategie was hoofdzakelijk, zij het niet volledig, een mislukking, en tegen een hoge prijs. Bezat Dönitz een alternatief? Pas zodra Eisenhowers ‘chantage’ (zoals Dönitz het zag) van een volledige capitulatie binnen enkele uren niet kon worden vermeden, werden de troepen die nog in het oosten ingezet waren geïnstrueerd om zich een weg naar het westen te vechten. Zoals het lot van Legergroep Midden laat zien kwam de order voor de meesten van hen te laat. In plaats van te gokken op het potentieel van een reeks van deelcapitulaties in het westen, in navolging van het model dat in Italië had gewerkt, was de beste optie van Dönitz mogelijk om het westelijke front volledig te hebben geopend – om de troepen die tegenover de geallieerden stonden, in alle gebieden op te dragen gewoon het vechten te beëindigen en hun wapens neer te leggen. Dit zou de westelijke mogendheden in staat hebben gesteld hun linies onmiddellijk en snel naar het oosten op te laten rukken, waardoor de linies ten opzichte van degenen die daar nog steeds in de val zaten, zouden worden verkort. Gelijktijdige orders aan de drie legergroepen die nog in het oosten waren, om zich onmiddellijk een weg te vechten naar de westelijke mogendheden, zou mogelijk dus veel meer van hen hebben gespaard dan uiteindelijk het geval bleek te zijn, ook als de vlucht vanuit het oosten eerder chaotisch was geweest dan de geplande en ordelijke aftocht waarvan Duitse militaire leiders hadden gedroomd.127 Deze speculatie is uiteraard zinloos. De mentaliteit in de hogere rangen van het Duitse leiderschap druiste in tegen dergelijke noties. Zelfs officieren in Britse gevangenschap hadden nog in het voorjaar van 1945 het idee van Duitse officieren om de westelijke geallieerden eenvoudig door te laten breken, verworpen als onverenigbaar met de militaire eer.128 Voor Dönitz, wiens intense besef omtrent militaire eer zich zo gemakkelijk had verenigd met zijn vurige geloof in de ideologie van het nationaal-socialisme, zou het onmogelijk zijn geweest om zonder formele capitulatie troepen in het westen op te dragen eenzijdig de strijd te staken ook zelfs maar te overwegen. Dus zelfs nu Hitler dood was, kon de oorlog niet onmiddellijk worden beëindigd, maar was deze gedwongen zich voort te slepen tot de Duitse legers waren vernietigd dan wel aan de rand van de ondergang stonden. Ditmaal kon niet beweerd worden, zoals in 1918, dat het Duitse leger niet op het slagveld was verslagen maar door ondermijning thuis.

Op 9 mei bracht de Wehrmacht haar laatste rapport uit. ‘Vanaf middernacht zwijgen de wapenen aan alle fronten. Op bevel van de grootadmiraal van de Wehrmacht is de strijd geëindigd die hopeloos was geworden,’ zo luidde het. ‘De strijd die bijna zes jaar duurde, is hiermee voorbij.’ De ‘unieke prestatie van het front en het vaderland’ zou, zo werd verklaard, ‘haar uiteindelijke waardering krijgen in een later, rechtvaardig oordeel van de geschiedenis’.129 De oorlog, die primair veroorzaakt was door Duitslands expansionistische doeleinden en zich uiteindelijk verbreidde over de meeste delen van de aardbol, had alleen al in het Europese conflict 40 miljoen doden opgeleverd (daargelaten de doden in het Verre Oosten) – meer dan viermaal het sterftecijfer van de Eerste Wereldoorlog, die ooit beschouwd was als de oorlog om aan alle oorlogen een eind te maken.

V

Vreemd genoeg was de capitulatie niet helemaal het einde voor het Derde Rijk. De regering-Dönitz, een steeds zinlozer curiositeit, mocht nog eens vijftien dagen in functie blijven, haar soevereiniteit beperkt tot een minieme enclave in Flensburg. SS-uniformen werden al snel opgedoekt en burgerkleding werd gekozen. Enkele ministers, Backe en Dorpmüller, werd bevolen naar Eisenhowers hoofdkwartier te vliegen om advies te geven over de eerste stappen tot wederopbouw.130 Keitel, die nog steeds hoofd van het OKW was, werd op 13 mei gearresteerd en Jodl, die drie dagen nadat hij de capitulatie in Reims had ondertekend, te laat en inmiddels wat zinloos de Eikenbladeren behorend bij zijn Ridderkruis kreeg toegekend, nam de leiding over een hoofdzakelijk werkloos OKW over. Overheidszaken gingen door – zij het op een surrealistische wijze. Het was weinig meer dan de schijn van een regering. Dönitz en zijn resterende collega’s bespraken de kwestie van de nationale vlag, omdat het hakenkruis door de vijandelijke mogendheden was verboden. Het ging om een ander embleem voor Hitlers Rijk. Aangezien afbeeldingen van de Führer waren verwijderd of toegetakeld door leden van de geallieerde strijdkrachten, ontstond de vraag of ze allemaal als voorzorgsmaatregel moesten worden weggehaald. Dönitz was tegen omdat, tot nu toe, het steeds om plaatselijke incidenten was gegaan. Drie dagen later liet hij zich enigszins vermurwen en stond toe dat ze verwijderd werden uit ruimtes waar bijeenkomsten met leden van de bezettende machten waren.131

Het kabinet, dat elke effectiviteit was ontnomen, voelde toch nog steeds ‘een verantwoordelijkheid om waar het dit maar kon het Duitse volk te hulp te komen’.132 Dit kon het nauwelijks. Elke ochtend om tien uur vond er in een oud schoollokaal een kabinetsbijeenkomst plaats. Het kwam Speer voor alsof Krosigk, het waarnemend hoofd van de regering, alle jaren onder Hitler waarin er geen enkele kabinetsbijeenkomst was geweest, wilde goedmaken. Leden van de regering moesten uit hun kamers hun eigen glazen en kopjes meebrengen. Ze bespraken, onder meer, hoe het kabinet moest worden hervormd en of er een minister voor de Kerk deel van zou uitmaken. Dönitz, die nog steeds werd aangesproken met ‘grootadmiraal’, werd van zijn huis 500 meter verderop heen en weer gereden in een van Hitlers grote Mercedessen die op een of andere manier in Flensburg terecht was gekomen.133

Dit was niet het enige element van continuïteit met Hitlers regime waar de grootadmiraal aan vasthield. Tijdens een bijeenkomst op 15 mei met admiraal von Friedeburg bepaalde Dönitz dat ‘lasterlijke orders’ om erepenningen te verwijderen moesten worden geweigerd, dat de soldaat trots zou moeten zijn op zijn dienst voor Wehrmacht en volk gedurende de oorlog en dat ‘de ware, door het nationaal-socialisme gecreëerde volksgemeenschap moest worden gehandhaafd’. De ‘waanzin van de partijen zoals van voor 1933 moest niet nog eens ontstaan’.134

Op 15 mei schreef Speer aan Krosigk om te worden ontheven van zijn werkzaamheden als waarnemend minister van Economie en Productie, daarbij opmerkend dat een nieuwe Rijksregering nodig was, die niet besmet was door enige connectie met het Hitler-regime. Hij koesterde nog steeds hoop dat hij door de Amerikanen gezien zou worden als nuttig.135 Hij kreeg geen antwoord en twee dagen later was hij, omschreven als ‘minister Speer’, nog steeds betrokken bij de regering.136 Het hele kabinet overwoog ontslag te nemen, maar deed dit niet. De primaire overweging was het ‘Rijksidee’ en de kwestie van soevereiniteit. Staatssecretaris Stuckart, die nu leiding gaf aan het ministerie van Binnenlandse Zaken, kwam met een memorandum dat vaststelde dat onder het volkerenrecht onvoorwaardelijke overgave op het verdere bestaan van het Rijk als een staat niet van invloed was. Duitsland was als staat niet opgehouden te bestaan. Bovendien was Dönitz door de Führer rechtsgeldig benoemd als staatshoofd en daarom tot opperbevelhebber van de strijdkrachten, waarvan de eed aan Hitler automatisch aan hem was doorgegeven. Dönitz kon slechts ontslag nemen door een opvolger te benoemen. Volgens de rechtstheorie bleef het Rijk bestaan.137

De pantomime van Dönitz’ rompregime duurde niet lang. Op 23 mei werden Dönitz, Friedeburg en Jodl plotseling ontboden naar het tijdelijke hoofdkwartier van de Geallieerde Bestuurscommissie, dat zich bevond op het stoomschip Patria, een voormalig Duitse passagierschip van de Hamburg-Amerika lijn, dat nu afgemeerd lag in de haven van Flensburg. Drie limousines van de Wehrmacht vervoerden hen voor de korte tocht. Dönitz had zijn gala-uniform aan en voerde zijn vergulde staf mee. Bij aankomst werden ze voorgegaan op de loopplank naar een lounge in afwachting van geallieerde vertegenwoordigers die de ruimte een paar minuten later betraden. De Amerikaanse majoor-generaal Lowell W. Rooks, die de geallieerde afvaardiging leidde, las vervolgens een vooraf gemaakte tekst voor: ‘Ik ben geïnstrueerd […] om u te zeggen dat de opperbevelhebber, generaal Eisenhower, heeft besloten, in onderlinge samenwerking met het Sovjetopperbevel, dat heden de waarnemend Duitse regering en het Duitse opperbevel met de verscheidene leden ervan zullen worden aangehouden als krijgsgevangenen. Hiermee is de waarnemend Duitse regering opgeheven.’138

Het Derde Rijk was voorbij. Het bankroete concern was geliquideerd. Het lange proces van boetedoening stond op het punt te beginnen. Maar de schulden voor misdaden tegen de menselijkheid van een dergelijke omvang zouden, en konden ook, nooit worden terugbetaald.

VI

In Duitsland zelf – daargelaten de onnoemelijke ellende, pijn en de enorme aantallen oorlogsslachtoffers die burgers van andere landen leden – werd voor het voortzetten van de oorlog tot het bittere eind een kolossale prijs betaald. In de tien maanden tussen juli 1944 en mei 1945 kwamen veel meer Duitse burgers om dan in de voorgaande oorlogsjaren, meestal door luchtaanvallen en na januari 1945 tijdens de rampzalige omstandigheden in de oostelijke gebieden. Bij elkaar werden er door geallieerde bommen, die meer dan 1,8 miljoen huizen hadden verwoest en tot de evacuatie van bijna 5 miljoen mensen hadden gedwongen, waarbij het overgrote deel van de verwoesting was toegebracht tijdens de laatste oorlogsmaanden, meer dan 400.000 mensen gedood en 800.000 gewond.139 De Sovjetinvasie, en vervolgens de bezetting van de oostelijke gebieden van Duitsland na januari 1945, had de dood tot gevolg – afgezien van het veroorzaakte onmetelijke lijden en de deportatie van veel Duitse burgers naar een onzeker lot in de Sovjet-Unie – van ongeveer een half miljoen burgers.140

De Duitse militaire verliezen in de laatste fase van de oorlog waren immens in de laatste tien maanden van de oorlog even hoog als in de eerste vier jaar tot aan juli 1944. Mocht de aanslag op Hitlers leven in juli zijn geslaagd en de oorlog vervolgens tot een onmiddellijk einde gebracht, dan zouden de levens van ongeveer 50 procent van de Duitse soldaten die omkwamen zijn gespaard. Een totaal van 5,3 miljoen Duitse dienstplichtigen van de 18,2 miljoen die dienstdeden in het leger, Luftwaffe, marine en Waffen-SS verloren het leven gedurende de hele duur van het conflict. Van deze stierven er 2,7 miljoen tot eind juli 1944. Ongeveer 49 procent van de doden, of 2,6 miljoen (meer dan 1,5 miljoen van hen aan het oostfront), werden in de laatste tien maanden gedood. Naar het eind toe stierven er elke maand 300.000-400.000 soldaten.141

In de puinhopen van hun land konden de mensen maar vaag en met een heel akelig voorgevoel naar de toekomst kijken. Enorme opluchting dat de oorlog eindelijk voorbij was, vermengde zich met ontzetting over de rampspoed die Duitslands had overspoeld en zorg over het leven onder vijandelijk bestuur. Voor de overgrote meerderheid werd de overwinning van de geallieerden niet gezien als bevrijding. En voor degenen in midden en oostelijk Duitsland was het Sovjetbewind een angstig vooruitzicht. Passiviteit en volgzaamheid kenmerkten het gedrag van de berustende Duitse bevolking toen de overwinnaars de macht overnamen. Na de meedogenloze afstraffing die het land en zijn volk in afgelopen maanden hadden ondergaan, bestond er geen animo voor het soort van opstandige guerrilla-activiteit waar een bezettende macht zo vaak mee te maken krijgt.142 Waarschijnlijk speelde een geconditioneerde bereidheid om zich neer te leggen bij autoriteit ook een rol. Het allerbelangrijkste was dat met de capitulatie de existentiële eisen van het dagelijks leven niet veranderden. De belasting van de eigen energie, alleen al door in de puinhopen te overleven, chaotische omstandigheden aan te kunnen, verloren geliefden te zoeken, te treuren om persoonlijke verliezen en te proberen de brokstukken van gebroken families en huizen bijeen te rapen, was enorm.

Toen de harde hand van de bezetting gevoeld ging worden, begonnen er over en weer diepe beschuldigingen te worden geuit en kwam de arrestatie op gang van tienduizenden nazifunctionarissen en anderen die in het Hitler-regime betrokken waren.143 Duitsers op hoge en lage posities legden ondertussen reeds de grondslagen voor hun verweer, in een poging afstand te scheppen tussen hen en de misdaden van het nazisme. De aanspraken voor het vrijspreken van de Wehrmacht waren onderweg in Flensburg. Net voor zijn arrestatie had Keitel verklaard dat de Wehrmacht niets te maken had met de SS (afgezien van de Waffen-SS) of de SD, en daar geen verantwoordelijkheid voor droeg. En toen het nieuws en wat omschreven werd als ‘toenemende vijandelijke propaganda over omstandigheden in Duitse concentratiekampen’ zich verbreidden, behoorden Dönitz en Jodl tot degenen die de noodzaak zagen voor een publieke verklaring ‘dat de Duitse Wehrmacht noch het Duitse volk kennis van deze zaken had gedragen’.144 De mythe werd geschapen van de ‘goede’ Wehrmacht, die gedurende tientallen jaren in het naoorlogse Duitsland zozeer opgeld zou doen.

Aan de basis was een daarvan niet verschillend, zij het anders benadrukt, proces van zich distantiëren van het nazisme aan de gang. Overal werden de symbolen van het nazisme, waar ze nog bestonden, snel vernietigd. Niemand gaf graag toe een enthousiaste volgeling van het regime te zijn geweest. Aanvankelijk waren er talrijke veroordelingen van die functionarissen die, pas een of twee jaar eerder, arrogant in hun naziuniformen hadden geparadeerd en in hun eigen buurten zich als ‘kleine Hitlers’ hadden gedragen.145 Maar toen de ‘hoge omes’ geleidelijk werden opgerold, de ‘belangrijke oorlogsmisdadigers’ werden berecht en de aandacht van de geallieerden verschoof naar het proces van denazificatie op lagere niveaus, werd steeds meer de indruk gewekt dat bijna niemand het regime echt had gesteund, maar op z’n hoogst onder druk was meegegaan in de politiek die door de tirannie van Hitler en zijn handlangers werd gedicteerd.

‘Iedereen loopt weg van Hitler, niemand had er deel aan. Iedereen werd vervolgd, en niemand gaf iemand aan,’ luidde in mei 1945 de cynische taxatie van een jonge Berlijnse vrouw, die luisterde naar de stemmen in de rijen voor groenten en water.146 Een rapport geschreven in juni 1946 door de lutherse dominee in Berchtesgaden, een overwegend katholieke district onderaan de Obersalzberg, de ‘heilige berg’ van nazi-Duitsland waar Hitler zijn Alpenpaleis had gebouwd, bracht gevoelens tot uiting die in de maanden na het ter ziele gaan van het Derde Rijk lang niet ongewoon waren. De dominee sprak van ‘alle teleurstellingen onder het nationaal-socialistische regime en het instorten van de hoop die door vele idealisten werd gekoesterd’. Hij verwees ook naar de ‘onthulling van alle gruweldaden van dit regime’. Vervolgens kwam het zich distantiëren van het nazisme. Hij betreurde dat ‘ons volk als geheel niettemin nog steeds verantwoordelijk wordt gehouden voor de wandaden van het nationaal-socialisme hoewel de overgrote meerderheid gedurende al deze jaren maar één enkele wens had, namelijk om bevrijd te worden van dit gewelddadige regime omdat men zijn meest heilige bezittingen van familie, kerk en persoonlijke vrijheid vernietigd of bedreigd zag’. Zijn buurman, de priester van de katholieke parochie van St. Andreas in Berchtesgaden, benadrukte dat ‘onze waarlijk gelovige bevolking, goede middenklasse- en boerenfamilies, het nazisme fundamenteel afwees,’ dat 80 procent van de plaatselijke katholieke bevolking gekant was tegen de partij, geschokt door de verhalen over de ‘brute handelwijzen’ van partijleiders op de Obersalzberg, die ‘hermetisch was afgegrendeld’ van het dorp beneden.147

In een krijgsgevangenenkamp in de winter van 1945-1946 begon majoor-generaal Erich Dethleffsen, voormalig hoofd Operaties in de generale staf, aan zijn memoires over de laatste oorlogsweken met zijn eigen gedachten – bedachtzaam, ook al benadrukten ze het gebrek aan kennis omtrent de barbarij en de het onwetend gebruikt worden door een genadeloos regime – over hoe Duitsers omgingen met het trauma dat hen nog steeds in zijn greep had:

==

Het is pas enkele maanden sinds de ineenstorting. We hebben nog niet de afstand in tijd verkregen, of in het denken, om in staat te zijn te oordelen, met een mate van objectiviteit, wat vergissing, schuld en misdaad, of onontkoombaar lot was. Wij Duitsers worden nog te veel in beslag genomen door vooringenomenheid. Maar langzaam, in staat van shock, en met tegenzin ontwaken we uit het lijden van de laatste jaren en herkennen onszelf en onze situatie. We zoeken naar verontschuldiging om te ontkomen aan verantwoordelijkheid voor alles wat tot de recente oorlog heeft geleid, zijn vreselijke offers en ellendige consequenties. We geloven dat wij bedrogen zijn geweest, op het slechte pad zijn gebracht, misbruikt. We voeren aan dat we handelden naar beste weten en geweten, en weinig of niets wisten van alle vreselijke misdaden. En miljoenen wisten er niets van; vooral degenen die vochten aan het front voor het vaderland, huis en haard, en familie en geloofden dat ze hun plicht deden. Maar we schamen ons ook dat we ons op het slechte pad lieten brengen en misbruiken en dat we niets wisten. Schaamte wordt aanvankelijk hoofdzakelijk geuit in strijdbaarheid en onwaardige zelfkleinering; pas geleidelijk en langzaam in spijt. Zo gaat het onder naties. Wij ervaren dit nu in ons volk. […]148

Dergelijke woorden, en vele andere beschrijvingen in dezelfde geest tijdens de eerste maanden na Duitslands totale nederlaag, geven iets weer – ook al kunnen ze het maar zwak uitdrukken – van het trauma dat gevoeld werd door mensen die de wanhopige laatste fase van de oorlog hadden ondergaan en nu volledig werden geconfronteerd met de omvang van door hun medeburgers gepleegde misdaden. Voor de generatie die de apocalyptische ineenstorting van het Derde Rijk onderging, was het een trauma dat nooit volledig over zou gaan. Het is dus niet verrassend dat in de Duitse herinnering van het Derde Rijk het definitieve armageddon van 1944-1945 al het andere ging overschaduwen. De opkomst van Hitler te midden van de bijna volledige verwerping van de liberale democratie toen Duitslands economie ten onder ging, de eerste triomfantelijke jaren van het regime toen zovelen zich hadden verheugd over de nationale herrijzenis en het economische herstel, en de vroege fase van de oorlog met het Duitse militaire vermogen dat de basis legde voor de verovering en genadeloze uitbuiting van bijna het hele Europese vasteland: dat waren verder weg gelegen, minder scherpe herinneringen. Wat vergezeld was gegaan met de ‘goede tijden’ – de vervolging van onbeminde minderheden, bovenal Joden, en de gewelddadige repressie van politieke tegenstanders, het terroristische kader waarop de ‘volksgemeenschap’ was gebouwd – waren toen getolereerd zo niet regelrecht verwelkomd, en konden later gezien worden als enkel ‘excessen’ van het regime. ‘Als het nationaal-socialisme maar niet zo ontaard was geraakt! Op zichzelf was het was goed voor het Duitse volk,’ de opvatting geuit door een Duitse officier in Britse gevangenschap net na de capitulatie, was niet ongewoon.149 Volgens geallieerde opinieonderzoeken in de onmiddellijke naoorlogse jaren dacht 50 procent van de Duitsers nog steeds dat het nationaal-socialisme in wezen een goed idee was geweest, maar slecht werd uitgevoerd.150

Wat echt standhield in de herinnering was de ervaring, die voor zo veel Duitsers vreselijk was, van deze laatste verschrikkelijke maanden. Het was dus misschien niet verrassend dat de Duitsers over zichzelf dachten als de hulpeloze slachtoffers van een oorlog die ze niet hadden gewild, die hun was opgedrongen door een tiranniek regime dat het land alleen maar ellende bracht en een ramp veroorzaakte.151 Een man uit een stad in het oosten, wiens moeder zelfmoord had gepleegd uit angst voor de Russen, klaagde vele jaren later: ‘Er waren gedenktekens voor iedereen: concentratiekampgevangenen, Joodse slachtoffers, Russen die waren omgekomen. Maar niemand maakte zich druk om de andere partij.’152 In de generatie die dit meemaakte, is dit gevoel slachtoffer te zijn – uitgebuit, misleid, misbruikt – van de onbeheersbare tirannie van Hitler en zijn aanhangers die in hun naam vreselijke misdaden begingen (hoewel, werd vaak met klem beweerd, minder gruwelijk dan die van Stalin) gebleven, nauwelijks verflauwd.

Natuurlijk was dit niet helemaal onjuist. Duitsers zelf waren in deze laatste fase van oorlog onmiskenbaar ook slachtoffers van gebeurtenissen die buiten hun macht lagen. De tot daklozen gebombardeerde bevolking was duidelijk slachtoffer – van een meedogenloze bomcampagne, maar ook van de expansionistische politiek van hun regering die de verschrikking had opgeroepen. De vrouwen, kinderen en oude mensen die gedwongen waren geweest hun huizen en boerderijen in het oosten van Duitsland te verlaten en zich aan te sluiten bij de miljoenen die door ijs en sneeuw trokken, waren ook slachtoffers – van de moloch van het Rode Leger en van de egoïstische nazileiders in hun gebieden, maar ook van de oorlog van agressie die door hun regering gevoerd werd tegen de Sovjet-Unie, die zulke verschrikkelijke represailles had uitgelokt. De soldaten die bij duizenden omkwamen aan de fronten tijdens deze gruwelijke laatste maanden, waren zelf in zekere zin slachtoffers – van een militair leiderschap dat draconische methodes gebruikte om gehoorzaamheid in de gelederen af te dwingen, maar ook van een ingeprent plichtsbesef dat ze vochten voor een goede zaak, en van een politiek leiderschap dat omwille van zijn eigen egoïstische doeleinden bereid was het land liever aan de vergetelheid prijs te geven dan te capituleren toen alles duidelijk verloren was.

Zichzelf beschouwend als slachtoffers vroegen zich echter maar weinigen even af waarom ze zich hadden laten misleiden en uitbuiten. Weinigen die in het Ruhrgebied werden gebombardeerd, hadden lang stilgestaan bij het arsenaal aan wapens dat ze voor het regime produceerden en het in staat stelde andere landen aan te vallen en de burgers te bombarderen van Warschau, Rotterdam, Coventry, Londen, Belgrado en andere steden, wat op zijn beurt de vernietiging van hun eigen steden uitlokte. Zolang de bommen elders neerkwamen, op anderen, klaagden ze niet. Weinigen van de begin 1945 onder zulke gruwelijke omstandigheden uit Oost-Pruisen verdrevenen waren bereid om zich te herinneren dat de provincie de meest genazificeerde in Duitsland was geweest, dat haar steun voor Hitler vóór 1933 ver boven het gemiddelde had gelegen, of dat ze tijdens de jaren dertig toen hun gebied profiteerde van de nazipolitiek massaal hadden gejuicht. De meeste mensen overal in Duitsland waren ongenegen om zich hun eerdere enthousiasme voor Hitler te herinneren, hun jubel over zijn ‘successen’ en de hoop die ze vestigden op een prachtige nieuwe wereld voor henzelf en hun kinderen die gebouwd moest worden op de Duitse verovering en plundering van Europa. Niemand wilde lang stilstaan bij welke gruwel hun eigen vaders, zonen of broers de volkeren van Oost-Europa hadden aangedaan, laat staan nadenken over de berichten (of geruchten die aan harde feiten grensden) over het afslachten van de Joden. De flagrante onmenselijkheid waarvoor Duitsland verantwoordelijk was geweest, werd onderdrukt, uit de gedachten verdreven. Wat overbleef, verdord in de herinnering, was hoe het Derde Rijk zo tragisch het verkeerde pad was opgegaan.

En zelfs tijdens die vreselijke laatste oorlogsmaanden waren weinigen, in beslag genomen door hun eigen dringende levensbehoeften, bereid om veel gedachten te wijden aan de echte slachtoffers van wat er plaatsvond – de hele legers van vreemdelingen die naar Duitsland waren gebracht en gedwongen tegen hun wil te werken, de honderdduizenden gevangenen van concentratiekampen en gevangenissen, de meesten van hen Joden, in de dodenmarsen die tijdens de laatste weken Duitsland doorkruisten. Het raciale vooroordeel dat het nazisme zo makkelijk kon uitbuiten, was iets dat weinigen later wilden toegeven. Maar de oude denkbeelden waren maar moeilijk uit te roeien. Volgens Amerikaanse opinieonderzoeken in oktober 1945 was 20 procent van de ondervraagden ‘het eens met Hitler ten aanzien van zijn behandeling van de Joden’ en nog eens 19 procent bleef in het algemeen positief, maar vond dat hij te ver was gegaan.153

Een blijvende gedeeltelijke affiniteit met nazidenkbeelden was nog niet alles. Toen het Derde Rijk uiteenviel, bleef er bij de meeste mensen een onvermijdelijke tweeslachtigheid hangen.154 Het overweldigende verlangen om de oorlog beëindigd te zien was gedurende deze laatste maanden bijna algemeen. Het ging samen met de vurige wens om af te raken van het naziregime dat het volk een dergelijke gruwel en lijden had aangedaan. Maar een van de grote sterke punten van het nazisme in eerder jaren was zijn vermogen geweest om zich alle gevoelens van patriottisme en trots op de natie toe te eigenen en uit te buiten, en om te zetten in zo’n gevaarlijke en agressieve vorm van hypernationalisme die makkelijk tot raciaal imperialisme kon worden. Het instortende regime in 1944-1945 wiste onder al degenen die het nazisme waren gaan verafschuwen, niet de vastbeslotenheid uit om nog voor hun land te vechten, hun vaderland tegen een inval van buiten te verdedigen, en vooral – jaren van antibolsjewistische propaganda, maar ook de bittere ervaring van verovering in de oostelijke regio’s hadden hun werk gedaan – om zich te verdedigen tegen wat gezien werd als een vreemde, weerzinwekkende en onmenselijke vijand in het oosten. De mensen wilden dus een eind zien aan het nazisme, maar niet een eind aan het Duitse Rijk. Aangezien het gevecht om Duitsland te behouden echter nog steeds geleid werd door juist de mensen wier politiek het land verwoest had, kon het naziregime nog steeds, zij het op een negatieve manier, tot op het eind rekenen op de steun van zowel soldaten als burgers. In westelijke delen van Duitsland riep de relatief milde behandeling door de Amerikaanse en Britse overwinnaars (zij het niet door de Fransen) onvermijdelijk een snellere erosie van het regime op en een sneller proces van desintegratie in de burgermaatschappij en binnen het leger dan in het oosten het geval was. Daar, ondanks de inmiddels bijna algemene gevoelens van afkeer ten opzichte van de nazipartij en haar vertegenwoordigers, hadden de mensen weinig andere keuze dan hun vertrouwen te vestigen op de Wehrmacht en te hopen dat die het Rode Leger af kon weren.

De dubbelzinnigheid in houdingen van gewone Duitsers, burgers en soldaten tijdens de laatste vreselijke oorlogsmaanden waren zelfs wijdverbreider in de hoogste echelons van het officierenkorps van de Wehrmacht. Daargelaten fanatici die zich nauw en rechtstreeks met Hitler verbonden zoals Dönitz of Schörner, hebben we overvloedig bewijs gezien van de overtuigingen en denkhoudingen van generaals die zich verplicht voelden orders uit te voeren die volgens hen zinloos waren, die minachtend waren over het nazileiderschap, maar het niettemin als hun onwankelbare plicht zagen al het mogelijke te doen, vooral in het oosten, om de vijandelijke verovering af te slaan. Verdediging van het vaderland, niet ideologische betrokkenheid bij het nazisme, was wat telde voor de meerderheid van hoge officieren. Maar hun nationalistische en patriottische gevoelens waren voldoende om hen volledig te laten opgaan in dienst voor het regime dat zij in betere tijden zo bereidwillig hadden gediend. Na de mislukking van het bomcomplot van juli 1944 werd er onder de generaals, die duidelijker dan wie ook konden zien dat Duitsland koers zette naar een volledige ramp, nauwelijks een gedachte gewijd aan een ‘machtswisseling’. Dit was uiteindelijk cruciaal. Het betekende dat Hitler aan de macht zou blijven, de oorlog zou doorgaan en dat er geen putsch van binnenuit zou komen. Pas zodra Hitler dood was, leek het mogelijk de weg in te slaan naar overgave. En pas toen, in omstandigheden van volledige ineenstorting en onmacht, werden de banden die het militaire leiderschap met Hitler en zijn regime verbonden, schoorvoetend verbroken.

Tot de laatste man
titlepage.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_000.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_001.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_002.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_003.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_004.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_005.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_006.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_007.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_008.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_009.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_010.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_011.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_012.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_013.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_014.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_015.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_016.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_017.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_018.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_019.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_020.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_021.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_022.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_023.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_024.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_025.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_026.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_027.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_028.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_029.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_030.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_031.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_032.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_033.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_034.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_035.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_036.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_037.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_038.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_039.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_040.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_041.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_042.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_043.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_044.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_045.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_046.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_047.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_048.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_049.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_050.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_051.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_052.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_053.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_054.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_055.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_056.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_057.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_058.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_059.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_060.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_061.xhtml