NOTEN

Afkortingen

BAB Bundesarchiv Berlin

BA/MA Bundesarchiv/Militärarchiv, Freiburg

BDC Berlin Document Center

BfZ Bibliothek für Zeitgeschichte, Württembergische Landesbibliothek, Stuttgart

BHstA Bayerisches Hauptstaatsarchiv, München

DNB Deutsches Nachrichtenbüro (Duits Nieuwsagentschap)

DRZW Das Deutsche Reich und der Zweite Weltkrieg

DZW Deutschland im Zweiten Weltkrieg

GESTAPO Geheime Staatspolizei

HSSPF Höherer SS- und Polizeiführer (Hogere SS- en Politieleider(s))

IfZ Institut für Zeitgeschichte, München

IMT International Military Tribunal

ITS International Tracing Service, Bad Arolsen

IWM Imperial War Museum, Duxford

KTB/OKW Kriegstagebuch des Oberkommando der Wehrmacht

KTB/SKL Kriegstagebuch der Seekriegsleitung

LHC Liddell Hart Centre for Military Archives, King’s College, Londen

MadR Meldungen aus dem Reich

NAL National Archives London (het voormalige Public Record Office)

Nbg.-Dok. Nürnberg-Dokument (ongepubliceerd(e) processtuk(ken))

NL Nachlaß (persoonlijke papieren)

NSDAP Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei

NSFO Nationalsozialistische Führungsoffizier(e) (Nationaal-socialistische Leidende Officieren)

NSV Nationalsozialistiche Volkswohlfahrt (Nationaal-socialistische Volkswelvaart)

OKH Oberkommando des Heeres (Opperbevel van het Leger)

OKW Oberkommando der Wehrmacht (Opperbevel van de Wehrmacht)

OSS Organisation of Strategic Services

OT Organisation Todt

PWE Political Warfare Executive (Uitvoerende macht Politieke Oorlogsvoering)

RPvNB/OP Regierungspräsident von Niederbayern und der Oberpfalz (Regeringspresident (hoofd van het regionale bestuur) van Neder-Beieren en de Opper-Palts)

RPvOB Regierungspräsident von Oberbayern (Regeringspresident van Opper-Beieren)

RPvOF/MF Regierungspräsident von Oberfranken und Mittelfranken (Regeringspresident van Opper-Frankenland en Midden-Frankenland)

RSHA Reichssicherheitshauptamt

RVK Reichsverteidigungskommissar(e) (Rijksdefensiecommissaris(sen))

RKFDV Reichskommissar für die Festigung deutschen Volkstums

SA Sturmabteilung

SD Sicherheitsdienst (Staatsinlichtingen- en Veiligheidsdienst)

SHAEF Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force (Opperbevel van het geallieerde expeditieleger)

SIPO Sicherheitspolizei

SS Schutzstaffel

StAA Staatsarchiv Augsburg

StAM Staatsarchiv München

TBJG Die Tagebücher von Joseph Goebbels

VB Völkischer Beobachter

VfZ Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte

YVS Yad Vashem Studies

Voor verkorte boektitels, zie Lijst van geciteerde werken, pp. 570-593.

Voor details over archieven, zie Lijst van geciteerde archivalische bronnen, pp. 568-569.

Bijdragen in DRZW worden in de Noten alleen op auteur vermeld; titels worden gegeven in de Lijst van geciteerde werken.

Voorwoord

1. Zie, bijvoorbeeld, Ralf Meindl, Ostpreußens Gauleiter. Erich Koch – eine politische Biographie, Osnabrück, 2007.

2. Een goede, kritische studie over Dönitz, die er al lang had moeten zijn, verscheen pas nadat dit boek werd voltooid: Dieter Hartwig, Großadmiral Karl Dönitz. Legende und Wirklichkeit, Paderborn, 2010.

3. Voorbeeldig, op verschillende manieren, zijn Herfried Münkler, Machtzerfall. Die letzten Tage des Dritten Reiches dargestellt am Beispiel der hessischen Kreisstadt Friedberg, Berlijn, 1985, en Stephen G. Fritz, Endkampf. Soldiers, Civilians and the Death of the Third Reich, Lexington,Ky, 2004.

4. Geen betere dan Antony Beevors briljante verhalende beschrijving van de aanval van het Rode Leger op de hoofdstad van het Rijk, Berlin. The Downfall 1945 (pb. ed.), Londen, 2007.

5. Deutschland im zweiten Weltkrieg, vol. 6: Die Zerschlagung des Hitlerfaschismus und die Befreiung des deutschen Volkes (Juni 1944 bis zum 8. Mai 1945), geschreven door het Schrijverscollectief onder leiding van Wolfgang Schumann en Olaf Groehler, met assistentie van Wolfgang Bleyer, Oost-Berlijn, 1985.

6. Das Deutsche Reich und der Zweite Weltkrieg, geredigeerd door verschillende auteurs voor het Militärgeschichtliches Forschungsamt, vols. 7-10, München, 2004-8.

7. Om er twee recente boeken onder vele andere uit te lichten: Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007; en John Zimmermann, Pflicht zum Untergang. Die deutsche Kriegführung im Westen des Reiches 1944/45, Paderborn, 2009.

8. Dit is van toepassing op de uitstekende boeken van Dieter Rebentisch, Führerstaat und Verwaltung im Zweiten Weltkrieg, Stuttgart, 1989, en Eleanor Hancock, National Socialist Leadership and Total War 1941-45, New York, 1991. Martin Broszats klassieker, Der Staat Hitlers, München, 1969, ging hoofdzakelijk meer over het begin dan over het einde van het Derde Rijk.

9. De uitvoerige studie door Dietrich Orlow, The History of the Nazi Party, vol. 2, 1933-1945, Newton Abbot, 1973, wijdt bijvoorbeeld niet veel meer dan 20 van haar 538 pagina’s aan de periode na de moordaanslag door Stauffenberg en slechts ongeveer 8 pagina’s aan de maanden januari tot mei 1945, terwijl Kurt Pätzold en Manfred Weißbecker, Geschichte der NSDAP 1920-1945, Keulen, 1981, geschreven door twee historici uit de DDR, minder dan 10 pagina’s van de 429 wijdt aan de periode waar dit boek over gaat.

10. Marlis Steinerts geweldige Hitlers Krieg und die Deutschen, Düsseldorf en Wenen, 1970, is als sociale geschiedenis van Duitsland tijdens de oorlog onovertroffen. Ze blijft echter voornamelijk beperkt tot gebruikmaking van – hoogst informatieve – interne rapporten over het moreel en gaat hoofdzakelijk over de burgermaatschappij, maar niet over het leger. Een nieuwe en veelbelovende studie over de Duitse samenleving tijdens de oorlog wordt voorbereid door Nicholas Stargardt, Magdalen College, Oxford.

11. De beste studie over de Amerikaanse strategie en de militaire opmars in Duitsland is die van Klaus-Dietmar Henke, Die amerikanische Besetzung Deutschlands, München, 1995. Een levendige beschrijving van geallieerde zowel als Duitse militaire ervaringen aan de fronten toen Duitsland werd verslagen biedt Max Hastings, Armageddon. The Battle for Germany 1944-45, London, 2004.

12. Over dit thema, zie de uitstekende studie hoe Duitse ervaringen tijdens de laatste oorlogsmaanden bijdroegen tot het begin van herstel na de capitulatie, door Richard Bessel, Germany 1945. From War to Peace, New York, 2009.

Inleiding – Brandend ten onder gaan

1. Justiz und NS-Verbrechen. Sammlung deutscher Strafurteile wegen nationalsozialistischer Tötungsverbrechen 1945-1966, Adelheid L. Rüter-Ehlermann en C.F. Rüter (red.), Bd.1, Amsterdam, 1968, Nos. 010, 029, pp. 115-29, 645-59; Elke Fröhlich, ‘Ein junger Märtyrer’, in Bayern in der NS-Zeit, Bd.6, Martin Broszat en Elke Fröhlich (red.), München en Wenen, 1983, pp. 228-57; Stephen G. Fritz, Endkampf. Soldiers, Civilians, and the Death of the Third Reich, Lexington, Ky, 2005, pp. 153-8; Hans Woller, Gesellschaft und Politik in der amerikanischen Besatzungszone. Die Region Ansbach und Fürth, München, 1986, pp. 48-55. Dr. Meyer, de voormalige militaire stadscommandant, werd in december 1946 door het arrondissementsgerecht Ansbach veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf.

2. Zie de waardevolle verzameling essays over de terreur van de laatste fase in Cord Arendes, Edgar Wolfrum en Jörg Zedler (red.), Terror nach Innen. Verbrechen am Ende des Zweiten Weltkrieges, Göttingen, 2006.

3. Leden van het politiekorps München werden bijvoorbeeld tot in mei 1945 doorbetaald. Op achterstallige betaling voor een schoonmaker die in april niet was uitgetaald werd eind juni aanspraak gemaakt. – BHStA, München, Minn 72417, Nr.2415f27, Gehaltszahlung, 28.6.45, 2415f28, Zahlung von Arbeitslöhnen, 28.6.45. Aan het andere eind van spectrum ontving Himmlers voormalige hoofd van zijn persoonlijke staf in de laatste fase van de oorlog, de Wehrmacht-gevolmachtigde in Italië, General der Waffen-SS Obergruppenführer Karl Wolff, in april 1945 nog steeds een salaris van 2226,80 Reich Mark (netto 1551,90 Reich Mark), op een tijdstip dat hij heimelijk de eenzijdige overgave van Duitse troepen in zijn regio aan het beramen was. – BAB, BDC, SSO-Karl Wolff, Gehaltsabrechnung, april 1945, 31.3.45. Met dank aan Horst Möller en Michael Buddrus voor deze informatie, en aan Jonathan Steinberg voor de suggestie ernaar op zoek te gaan.

4. Informatie vriendelijk verstrekt door Wolfgang Holl, Alexander von Humboldt-Stiftung, Bad-Godesberg, en door Holger Impekoven, die momenteel werkzaam is aan een geschiedenis van de Stiftung tussen 1925 en 1945, en die ik dank verschuldigd ben voor een overzicht van zijn project.

5. Albert Speer, Erinnerungen, Frankfurt am Main en Berlijn, 1969, p. 467; BA/MA, N648/1, NL Dethleffsen, Erinnerungen, fol. 7 (1945-6).

6. Andreas Förschler, Stuttgart 1945. Kriegsende und Neubeginn, Gudensberg-Gleichen, 2004, p. 10.

7. Christian Hartmann en Johannes Hürter, Die letzten 100 Tage des Zweiten Weltkriegs, München, 2005, Dag 78, 23 feb. 1945 (en voor het volgende ). Het voetbal voldeed zeker niet aan de maatstaven van de moderne hoogste divisie. De teams moesten geïmproviseerd worden uit welke spelers – vaak soldaten op verlof – er maar beschikbaar waren. De laatste finale voor het Duitse kampioenschap vond plaats op 16 juni 1944 in Berlijn ten overstaan van 70.000 toeschouwers, toen Dresden Hamburg versloeg met 4-0. Daarna, vanwege een beperkte vervoerscapaciteit en de steeds verder verslechterende krijgskansen, werden wedstrijden beperkt tot regionale ‘Sportgaue’.

8. Voor een interessante vergelijking van de mogelijkheid tot een staatsgreep in Italë en in Duitsland, zie Jerzy W. Borejsza, ‘Der 25. Juli 1943 in Italien und der 20. Juli 1944 in Deutschland. Zur Technik des Staatsstreichs im totalitären System’, in Jürgen Schmädeke en Peter Steinbach (red.), Der Widerstand gegen den Nationalsozialismus, München en Zürich, 1986, pp. 1079-85.

9. Michael Geyer, ‘Endkampf 1918 and 1945. German Nationalism, Annihilation, and Self-Destruction’, in Alf Lüdtke en Bernd Weisbrod (red.), No Man’s Land of Violence. Extreme Wars in the 20th Century, Göttingen, 2006, p. 40. Een bijna gelijkluidende vraag werd gesteld door Doris L. Bergen, ‘Death Throes and Killing Frenzies: A Response to Hans Mommsen’s “The Dissolution of the Third Reich: Crisist Management and Collapse, 1943-1945”’, German Historical Institute, Washington D.C., Bulletin, 27 (2000), pp. 26-7: ‘We moeten de vraag stellen waardoor de mensen [Hitlers regime] niet alleen tolereerden, maar er tot het bittere einde voor vochten en moordden.’

10. Alfred Vagts, ‘Unconditional Surrender – vor und nach 1943’, Vierteljahrshefte für Zeitgeschichte, 7 (1959), p. 300. De eis tot ‘onvoorwaardelijke overgave’ was opgekomen uit de waarneming, die vooral in de VS sterk leefde, dat het in 1918 een kostbare vergissing was geweest in te stemmen met een wapenstilstand in plaats van vast te houden aan een Duitse overgave, waardoor de weg werd geopend voor de ‘dolkstootlegende’ die gepropageerd werd door rechts Duitsland, namelijk dat Duitsland in de Eerste Wereldoorlog helemaal niet was verslagen. Ditmaal, daar waren de Amerikanen en Britten het over eens, zou er geen herhaling zijn van die vergissing en geen ruimte voor misverstand of een valse voorstelling. Duitslands onvoorwaardelijke overgave werd beschouwd als de basis voor blijvende vrede in de toekomst. Zie Gerhard L. Weinberg, A World at Arms. A Global History of World War II, Cambridge, 1994, pp. 438-9.

11. Een aantal vooraanstaande Duitse generaals was na de oorlog heel beslist dat de geallieerde eis een vergissing was geweest en het conflict had verlengd. Anne Armstrong, Unconditional Surrender. The Impact of the Casablanca Policy upon World War Two, New Brunswick, NJ, 1961, pp. 137-47. Generaal Westphal merkte in zijn memoires op dat de eis tot onvoorwaardelijke overgave ‘ons tot op zekere hoogte had aaneengesmeed met het naziregime’, en dat het onmogelijk zou zijn geweest de wapens neer te leggen en het westelijke front voor de geallieerden vrij te maken zonder het verkrijgen van een soort van verzekering voor Duitsland. Hij beweerde dat het nieuws omtrent het Morgenthauplan om Duitsland in stukken te breken en te veranderen in een pre-industrieel land, wat vervolgens het resultaat van de Conferentie van Jalta was, ‘elk initiatief aan onze kant kansloos maakte’ en dat er daarom niets anders overbleef dan door te vechten. Siegfried Westphal, Erinnerungen, Mainz, 1975, pp. 326, 341. Grootadmiraal Dönitz’ adjudant, Walter Lüdde-Neurath, beweerde ook dat het beslissend was geweest voor de bereidheid om tot elke prijs door te vechten. Walter Lüdde-Neurath, Regierung Dönitz. Die letzten Tage des Dritten Reiches, 5e dr., Leoni am Starnberger See, 1981, p. 22.

12. Reiner Pommerin, ‘The Wehrmacht: Eastern Front’, in David Wingeate Pike (red.), The Closing of the Second World War. Twilight of a Totalitarianism, New York etc., 2001, p. 46. Zie ook het commentaar van Klaus-Jürgen Müller, ‘The Wehrmacht: Western Front’, in hetzelfde deel, p. 56, dat ‘onvoorwaardelijke overgave’ bijdroeg aan de vrees van hoge militaire leiders ervan beschuldigd te worden nogmaals een ‘dolkstoot’ toe te brengen.

13. Bodo Scheurig, Alfred Jodl. Gehorsam und Verhängnis, Berlijn en Frankfurt am Main, 1991, p. 286, merkt op dat voor generaal Jodl (en ongetwijfeld voor andere militaire leiders) de eis tot onvoorwaardelijk overgave een ‘doorzichtig excuus’ (‘fadenscheiniger Vorwand’) bood.

14. Walter Warlimont, Inside Hitler’s Headquarters, Presidio pb. ed., Novato, Calif., [oorspr. Engelse uitg. London, 1964], p. 316.

15. De klassiekers waren Hannah Arendt, The Origins of Totalitarianism, New York, 1951, en Carl Joachim Friedrich en Zbigniew Brzezinski, Totalitarian Dictatorship and Autocracy, Cambridge, Mass., 1956.

16. Zie Eckhard Jesse (red.), Totalitarismus im 20. Jahrhundert, Bonn, 1999, voor een verzameling van latere evaluaties en toepassingen van het concept.

17. Zie, als vertegenwoordiger van de nieuwe onderzoekstrend, Frank Bajohr en Michael Wildt (red.), Volksgemeinschaft. Neue Forschungen zur Gesellschaft des Nationalsozialismus, Frankfurt am Main, 2009.

18. Heinrich Jaenecke, ‘Mythos Hitler: Ein Nachruf’, in Kriegsende in Deutschland, Hamburg, 2005, p. 223.

19. Dit idee vormde in de jaren zeventig het fundament voor het baanbrekende ‘Beieren Project’. Het deel essays dat voortkwam uit het project en gepubliceerd werd in de serie Bayern in der NS-Zeit, red. Martin Broszat, Elke Fröhlich et al., München, 1977-83, droeg als ondertitel ‘Herrschaft und Gesellschaft im Konflikt’ (‘Bestuur en samenleving in conflict’).

20. Robert Edwin Herzstein, The War that Hitler Won, Londen, 1979.

21. Zie vooral Michael Wildt, Volksgemeinschaft als Selbstermächtigung, Hamburg, 2007 (hoewel het boek gaat over de vooroorlogse periode), en Peter Fritsche, Life and Death in the Third Reich, Cambridge, Mass., en Londen, 2008.

22. DRZW, 9/2 (Herf), p. 202.

23. Götz Aly, Hitlers Volksstaat. Raub, Rassenkrieg und nationaler Sozialismus, Frankfurt am Main, 2005.

24. Zie Fritsche, pp. 266-96.

25. Citaten uit Fritsche, pp. 269-71.

26. Robert Gellately, Backing Hitler. Consent and Coercion in Nazi Germany, Oxford, 2001, pp. 1, 3, 226.

27. Voor een diepzinnige analyse van het belang van de erfenis van 1918, niet alleen voor Hitler maar voor het hele naziregime, zie Timothy W. Mason, Sozialpolitik im Dritten Reich. Arbeiterklasse und Volksgemeinschaft, Opladen, 1977, hfdst. 1.

28. De meest openhartige uiteenzetting hiervan biedt Hans-Ulrich Wehler, Der Nationalsozialismus. Bewegung, Führerherrschaft, Verbrechen, München, 2009, m.n. hfdst. 2,7,11, 14, fragmenten samengesteld uit zijn monumentale Deutsche Gesellschaftsgeschichte, vol. 4 (1914-1949), München, 3e dr., 2008. Het concept van ‘charismatisch bewind’ is, uiteraard, ontleend aan Max Weber. Zie zijn Wirtschaft und Gesellschaft. Grundriß der verstehenden Soziologie, 5e herz. dr., Tübingen, 1980, pp. 140-7, 654-87. Hoewel Ludolf Herbst, Hitlers Charisma. Die Erfindung eines deutschen Messias, Frankfurt am Main, 2010, kritiek levert op noties dat Hitler zijn ‘carrière’ begon met aangeboren persoonlijke charismatische kwaliteiten – iets wat weinig serieuze historici hebben beweerd – en de propagandistische makelij van zijn charisma in de jaren twintig benadrukt (in een redenering die de Duitsers bijna portretteert als slachtoffers van technieken van verfijnde massaverleiding), lijkt hij niettemin te aanvaarden dat het naziregime gebaseerd was op ‘charismatisch bewind’.

Hoofdstuk 1 – Het stelsel ondergaat een schok

1. Rudolf Semmler, Goebbels – the Man Next to Hitler, Londen, 1947, p. 147 (23.7.44). Semmler (echte naam Semler) was een persofficier op het Rijksministerie van Propaganda. De oorspronkelijke Duitse tekst van zijn dagboekaantekeningen lijkt verloren te zijn gegaan.

2. Max Hastings, Armageddon. The Battle for Germany 1944-45, Londen, 2004, pp. xi, 15, 17.

3. MadR, 17, pp. 6645-6658, verslagen van 14 en 22-7-44.

4. Deze schets is gebaseerd op: Jochen von Lang, Der Sekretär: Martin Bormann: Der Mann, der Hitler beherrschte, Frankfurt am Main, 1980; Joachim C. Fest, The Face of the Third Reich, Harmondsworth, 1972, pp. 191-206; en The Bormann Letters, red. H.R. Trevor-Roper, Londen, 1954, pp. vi-xxiii.

5. Voor een volledige studie over dit zeer onaangename individu, zie Ralf Meindl, Ostpreußens Gauleiter: Erich Koch – eine politische Biographie, Osnabrück, 2007. Zie ook Ralf Meindl, ‘Erich Koch – Gauleiter von Ostpreußen’, in Christian Pletzing (red.), Vorposten des Reichs? Ostpreußen 1933-1945, München, 2006, pp. 29-39.

6. BAB, R493II/684, fol. 61, Kritzinger aan Lammers, 13-7-44. Zie ook Alastair Noble, Nazi Rule and the Soviet Offensive in Eastern Germany, 1944-1945. The Darkest Hour, Brighton en Portland, 2009, pp. 82-83.

7. BAB, R 43II/393a, fol. 47, Vermerk voor Lammers, 11-6-44.

8. ‘Führer-Erlasse’ 1939-1945, red. Martin Moll, Stuttgart, 1997, pp. 432-433.

9. Bernhard R. Kroener, ‘Der starke Mann im Heimatkriegsgebiet’. Generaloberst Friedrich Fromm. Eine Biographie, Paderborn, 2005, pp. 670-673; Peter Longerich, Heinrich Himmler. Biographie, München, 2008, p. 720 (en nu algemeen beschouwd als het meest betrouwbare verslag van de persoonlijkheid en carrière van Himmler).

10. Eleanor Hancock, National Socialist Leadership and Total War 1941-45, New York, 1991, p. 127.

11. TBJG, II/12, p. 522 (22-6-44).

12. DRZW, 5/2 (Müller), p. 754.

13. e.g., MadR, 17, pp. 6657-6658 (22-7-44).

14. BAB, R3/1522, fol. 4-16, Memorandum over de ‘Totale Oorlog’, 12.7.44. Zie ook Wolfgang Bleyer, ‘Pläne der faschistischen Führung zum totalen Krieg im Sommer 1944’, Zeitschrift für Geschichtswissenschaft, 17 (1969), pp. 1312-1329; ook Gregor Janssen, Das Ministerium Speer. Deutschlands Rustung im Krieg, Berlijn, Frankfurt am Main en Wenen, 1968, pp. 271-272.

15. Peter Longerich, Hitlers Stellvertreter. Führung der Partei und Kontrolle des Staatsapparates durch den Stab Heß und die Partei-Kanzlei Bormann, München, 1992, p. 195. In zijn getuigenis in Neurenberg opperde Speer, waarschijnlijk denkend aan zijn succesvolle oproep tot een vergadering, dat zijn brief Hitler had aangezet om Goebbels te benoemen tot Gevolmachtigde van de Totale Oorlog (IWM, FO 645/161, p. 10, 9-10-45).

16. Dieter Rebentisch, Führerstaat und Verwaltung im Zweiten Weltkrieg, Stuttgart, 1989, p. 514.

17. Peter Longerich, ‘Joseph Goebbels und der totale Krieg: eine unbekannte Denkschrift des Propagandaministers vom 18. Juli 1944’, VfZ, 35 (1987), pp. 289-314 (tekst pp. 305-314). Zie ook Hancock, pp. 133-136.

18. BAB, R3/1522, fol. 23-45, Memorandum over de ‘Totale Oorlog’, 20-7-44. Zie ook Hancock, pp. 129-133; en Janssen, pp. 272-273.

19. Kroener, p. 705.

20. Speer gaf dit memorandum pas door aan Hitler, via diens adjudant van de Luftwaffe, Nicolaus von Below, op 29 juli, de dag nadat hij een kopie aan Himmler had gestuurd. BAB, R3/1522, fol. 48, Speer aan Himmler, 28-7-44.

21. BA/MA, N 24/39, NL Hoßbach, typoscript, ‘Erinnerungen’, mei 1945.

22. Lagebesprechungen im Führerhauptquartier. Protokollfragmente aus Hitlers militärischen Konferenzen 1942-1945, red. Helmut Heiber, Berlijn, Darmstadt en Wenen, 1963, p. 219 (20-12-43). Hitler and his Generals. Military Conferences 1942-1945, red. Helmut Heiber en David M. Glantz, Londen, 2002, p. 314.

23. Citaat in Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007, p. 61.

24. Heinz Guderian, Panzer Leader, Da Capo, New York, 1996, p. 336.

25. Friedrich-Christian Stahl, ‘Generaloberst Kurt Zeitzler’, in Gerd R. Ueberschär (red.), Hitlers militärische Elite, deel 2. Vom Kriegsbeginn bis zum Weltkriegsende, Darmstadt, 1998, p. 278.

26. Generaal Heusinger had duidelijk zijn strategie veranderd sinds het voorjaar van 1944. Toen had hij Hitlers lijn nog gevolgd om geen meter op te geven in het oosten en plannen te maken voor een later offensief om de Oekraïne terug te winnen als de verwachte landing van de geallieerden in het westen kon worden teruggedrongen. Jürgen Förster, Die Wehrmacht im NS-Staat. Eine strukturgeschichtliche Analyse, München, 2007, p. 189. Na de oorlog was Heusinger een scherp criticus van het militaire leiderschap van Hitler.

27. IWM, EDS, F.5, AL 1671, 1-8-44; afgedrukt in ‘Spiegelbild einer Verschwörung’: Die Opposition gegen Hitler und der Staatsstreich vom 20. Juli 1944 in der SD-Berichterstattung, red. Hans-Adolf Jacobsen, 2 delen, Stuttgart, 1984, deel 2, pp. 654-658 (en zie ook deel 1, pp. 125-126, 515).

28. Een punt geopperd door Förster, pp. 131ff, en in zijn bijdrage aan DRZW, 9/1, p. 621 en ook door Heinemann in hetzelfde deel, p. 883. Zie ook Kunz, pp. 105 e.v.

29. Ardley Microfilms, Irving Collection, D1/Göring/1.

30. BA/MA, N24/39, NL Hoßbach, typoscript, 19-5-45.

31. Hans Mommsen, ‘Social Views and Constitutional Plans of the Resistance’, in Hermann Graml et al., The German Resistance to Hitler, Londen, 1970, p. 59.

32. Joachim Kramarz, Stauffenberg. The Life and Death of an Officer, November 15th 1907-July 20th 1944, Londen, 1967, p. 185.

33. Marlis Steinert, Hitlers Krieg und die Deutschen, Düsseldorf en Wenen, 1970, pp. 476 e.v.

34. Spiegelbild einer Verschwörung. Die Kaltenbrunner-Berichte an Bormann und Hitler über das Attentat vom 20. Juli 1944. Geheime Dokumente aus dem ehemaligen Reichssicherheitshauptamt, red. Archiv Peter, Stuttgart, 1961, pp. 1-11 (verslagen van 21, 22 en 24.7.44).

35. BAB, R55/601, fols. 54-63, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport van het hoofd van de Propaganda Staff, 24.7.44.

36. BAB, R55/601, fol. 69-70, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport van het hoofd van de Propaganda Staff, 7.8.44. In een gesprek met generaal Balck zag Guderian de betrokkenheid van veldmaarschalk Kluge met de samenzwering als de oorzaak van de instorting in het westen. – BA/MA, N647/12, NL Balck, Kriegstagebuch, Bd.11, fol. 89, aantekening van 10.9.44.

37. Dankzij het complot had Hitler meteen een verklaring voor de ramp op het oostfront. Zie de opmerkingen die hij eind juli tegen Jodl maakte. Lagebesprechungen im Führerhauptquartier, pp. 246-248 (31.7.44); Hitler and his Generals, pp. 446-447. Zij die dicht bij Hitler stonden, gaven deze interpretatie door. Bormann beweert in een brief aan Gauleiter Eggeling in Halle dat de nederlaag van Legergroep Midden te maken had met de samenzwering en wees op de rol van generaal-majoor Tresckow. BAB, NS6/153, fol. 3-5, Bormann aan Eggeling, 8.9.44. Bormann voelde zich uiteindelijk genoodzaakt om een eind te maken aan de voortdurende aanvallen die tijdens partijbijeenkomsten werden gemaakt op het officierskorps, vooral op sommige hoge officieren, die verband hielden met het bomcomplot en de nederlaag van Legergroep Midden. – BAB, NS6/167, fol. 69-71, Partijkanselarij, Bekanntgabe 254/44, Stellungnahme zu den Vorgängen im Mittelabschnitt der Ostfront und zu den Ereignissen des 20.7.1944, 20.9.44; ook in BAB, NS19/2606, fol. 25-27.

38. BAB, R55/603, fol. 508, Partijkanselarij, Abt. II B4, Vertrauliche Informationen, 13.9.44.

39. BAB, R55/603, fol. 380, Hauptreferat Pro.Pol, Dr. Schäffer aan Abteilung Rfk. Dr. Scharping, 18.8.44.

40. BfZ, Sammlung Sterz, Gefr. Günter H., 2.8.44.

41. Heinrich Breloer (red.), Mein Tagebuch. Geschichten vom Überleben 1939-1947, Keulen, 1984, p. 334.

42. Steinert, p. 479.

43. Ortwin Buchbender en Reinhold Sterz (red.), Das andere Gesicht des Krieges. Deutsche Feldpostbriefe 1939-1945, München, 1982, pp. 21-22.

44. LHC, Dempsey Papers, no.72, appendix B, brief (in Engelse vertaling) aan Hfw. Ludwig E., 21.7.44.

45. BA/MA, MSg 2/5284, fol. 603, dagboek van majoor Max Rohwerder, aantekeningen van 20-21.7.44.

46. BA/MA, MSg 2/2697, dagboek van luitenant Julius Dufner, deel 2, fol. 20, aantekeningen van 20-21.7.44. Biografische gegevens over dr. Julius Dufner, geboren op 25 januari 1902, naar wiens dagboekaantekeningen ook in de volgende hoofdstukken zal worden verwezen, zijn schaars. In de eerste aantekening in ‘Mein Kriegstagebuch’, MSg 2/2696, fol. 1, van 12.11.40, zegt hij dat hij is opgeroepen voor 3.Inf.Ers.Batl.14 in Konstanz. Later in de oorlog, op 11.3.44, wordt hij genoemd (fol. 190) als deelnemer aan een bijeenkomst op die datum als Luitenant O.Zahlm.d.R. [Oberzahlungsmeister bij de Reservisten] ‘Dr. Dufner, 1.Fest.Pi.Stab. 15, Stabsgruppe [pionierkorps]’. Ik ben Jürgen Förster zeer dankbaar voor zijn hulp bij het opsporen van Dufner in de Kartei van de BA/MA in Freiburg. Zijn dagboekaantekeningen (MSg 2/2697, fol. 182) werden in 1971 uitgetypt ‘volgens zijn onafgebroken bijgehouden dagboek’.

47. Manfred Messerschmidt, ‘Die Wehrmacht: Vom Realitätsverlust zum Selbstbetrug’, in Hans-Erich Volkmann (red.), Ende des Dritten reiches Ende des Zweiten Weltkrieges: Ein perspektische Rückschau, München, 1995, pp. 240-241.

48. Förster, p. 136.

49. DRZW, deel 8 (Frieser), pp. 539e.v. over de nederlaag van het 3e Pantserleger bij Vitebsk eind juni.

50. BA/MA, N245/3, NL Reinhardt, Persönliches Kriegstagebuch, fol. 75, 20-21.7.44.

51. BA/MA, N245/2, NL Reinhardt, Auszugsweise Abschriften von Briefen an seine Frau, fol. 39, 17.8.44.

52. BA/MA, N647/12, NL Balck, Kriegstagebuch, Bd.11, fol. 77-78, 83-84, aantekeningen van 21.7.44, 5.8.44. Balck beschreef Hitler later als ‘het cement dat het volk en de Wehrmacht onlosmakelijk met elkaar verbond’. Citaat John Zimmermann, Pflicht zum Untergang. Die deutsche Kriegführung im Westen des Reiches 1944/45, Paderborn, 2009, p. 2.

53. BA/MA, N24/39, NL Hoßbach, typoscript, 19.5.45 (interpolatie van 4 pagina’s na p. 5).

54. ‘Führer-Erlasse’, p. 433.

55. Kroener, pp. 710-711, 730.

56. Förster, p. 134 en pp. 138-145 voor het belang van Himmlers nieuwe macht binnen het leger; ook Longerich, Himmler, pp. 717, 719-721. Het was begrijpelijk dat er in de hogere rangen van de Wehrmacht in het begin weinig enthousiasme was voor Himmlers overname (hoewel het schijnt dat ze zich gewonnen gaven na een toespraak die hij hield voor generaals en andere officieren tijdens een training in Sonthofen). BAB, NS19/3271, fol. 31, Auszug aus der Meldung des SD-Leitabschnittes Danzig, SD rapport uit Danzig, 14.9.44.

57. Kroener, p. 714; Longerich, Himmler, p. 722. Er was in feite een dispuut onder de hoogste rangen van de SS over de verantwoordelijkheid bij de rekrutering voor het Reserveleger. Het hoofd van de centrale dienst van de SS (verantwoordelijk voor de rekrutering voor de Waffen- SS), Gottlob Berger, wist met succes zijn eigen macht uit te breiden op dit gebied. Niet alleen wat betreft het leger, maar ook ten opzichte van Jüttner, die in de praktijk meer verzoeningsgezind was jegens de belangen van het Reserveleger dan zijn rivaal in de SS-leiding. Kroener, pp. 714-715. De ambities van Berger om alle zaken betreffende rekrutering en training voor het Reserveleger over te nemen komen duidelijk naar voren in zijn brief aan Himmler van 1.8.44 in BAB, NS19/2409, fol. 6.

58. BAB, NS19/4015, fol. 13-32, Himmlers toespraak tot de officieren van de chef van de legerbewapening, 21.7.44.

59. BAB, NS19/4015, fol. 42-47, Himmlers toespraak te Grafenwöhr, 25.7.44; IWM, EDS, F.2, AL2708, Himmlers toespraak te Bitsch, 26.7.44 (afgedrukt in Heinrich Himmler: Geheimreden 1933 bis 1945 und andere Aussprachen, red. Bradley F. Smith en Agnes F. Peterson, Frankfurt am Main, 1974, pp. 215-237). Toen hij begin augustus partijleiders toesprak, deed Himmler geen moeite om zijn minachting te verbergen voor de defaitistische houding van de officieren van de generale staf vanaf het moment dat de oorlog in het oosten was begonnen. Theodor Eschenburg, ‘Die Rede Himmlers vor den Gauleitern am 3. August 1944’, VfZ, 1 (1953), pp. 362-378.

60. BAB, NS19/3910, fol. 89, Himmler aan Fegelein, 26.7.44.

61. ‘Führer-Erlasse’, p. 438.

62. BAB, R3/1522, fol. 48-49, Speer aan Himmler, 28.7.44.

63. Hancock, p. 139.

64. Rebentisch, p. 515.

65. BAB, R43II/664a, ‘Totaler Kriegseinsatz’, fol. 81-91, fol. 117, 154 voor de vrijstelling van de Rijkskanselarij, met instemming van Hitler. Goebbels’ samenvatting van de vergadering staat in TBJG, II/13, pp. 134-137 (23.7.44). Zie ook Rebentisch, pp. 515-516; Hancock, pp. 137-138; en Elke Fröhlich, ‘Hitler und Goebbels im Krisenjahr 1944. Aus den Tagebüchern des Reichspropagandaministers’, VfZ, 39 (1990), pp. 205-207.

66. TBJG, II/13, pp. 36-37 (23.7.44).

67. TBJG, II/13, pp. 53-55 (24.7.44).

68. BAB, R43II/664a, fol. 119-121 (en fol. 92-118 voor concepten en voorbereidend werk).

69. Wilfred von Oven, Mit Goebbels bis zum Ende, deel 2, Buenos Aires, 1950, p. 94 (25.7.44).

70. TBJG, II/13, pp. 135, 137 (23.7.44).

71. BAB, R43II/664a, fol. 153-144; Rebentisch, pp. 516 ff; Longerich, Hitlers Stellvertreter, pp. 195 e.v.

72. Von Oven, Mit Goebbels, pp. 120-121 (16.8.44).

73. Longerich, Hitlers Stellvertreter, p. 197.

74. Hancock, pp. 157, 287 n. 27.

75. Hans Mommsen, ‘The Indian Summer and the Collapse of the Third Reich: the Last Act’, in Hans Mommsen (red.), The Third Reich between Vision and Reality, Oxford en New York, 2001, p. 114.

76. BAB, NS6/167, fol. 95-95v, Bormann aan de Gauleiter over de ‘nieuwe uitkamactie’, 19.7.44; TBJG, II/13, pp. 134 (23.7.44); Longerich, Hitlers Stellvertreter, p. 196.

77. ‘Führer-Erlasse’, pp. 428-429. De rol van de RVK’s zou nog worden uitgebreid met het tweede decreet (pp. 455-456) over ‘Samenwerking tussen Partij en Wehrmacht in een Operationeel Gebied in het Rijk’ van 19 september. Bormann gaf Keitels richtlijnen voor samenwerking van 27 juli door aan de Gauleiter (BAB, NS6/792, fol. 1-1v, Rundschreiben 163/44 gRs., Zusammenarbeit zwischen militärischen und zivilen Dienststellen, 1.8.44, ook in NS19/3911, fol. 30-32). Zie ook Förster, p. 133 en n. 9; Kroener, p. 668.

78. Longerich, Hitlers Stellvertreter, p. 196. Een van de vele voorbeelden van de uitbreiding van de macht van de partij was de overname van het gezag over de bescherming tegen luchtaanvallen en de noodzakelijke instructies voor het volk door de Partijkanselarij (door Bormann gedelegeerd aan de Rijksdefensiecommissarissen). Zie BAB, R43II/1648, fol. 54 Lammers aan de Hoogste Autoriteiten van het Rijk, 27.7.44, waarbij het decreet van de Führer van twee dagen daarvoor wordt doorgegeven.

79. Zie Karl Teppe, ‘Der Reichsverteidigungskommissar. Organisation und Praxis in Westfalen’, in Dieter Rebentisch en Karl Teppe (red.), Verwaltung contra Menschenführung im Staat Hitlers, Göttingen, 1986, p. 299 voor de uitbreiding van de macht van de RVK’s na Goebbels’ benoeming tot Totale Oorlog Gevolmachtigde.

80. Deze nogal onbeholpen term was bedacht door Dietrich Orlow, The History of the Nazi Party, deel 2: 1933-1945, Newton Abbot, 1973, p. 474.

81. Voor de centralisatie van de macht van de Partij door Bormann, zie Orlow, pp. 465-468.

82. If Z, ZS 988, Ondervraging van Wilhelm Kritzinger, Staatssecretaris van de Rijkskanselarij, 5.3.47.

83. Zie Hans Mommsen, ‘The Dissolution of the Third Reich’, in Frank Biess, Mark Roseman en Hann Schissler (red.), Conflict, Catastrophe and Continuity. Essays on Modern German History, Oxford en New York, 2007, pp. 110-113 (een herdruk van ‘The Dissolution of the Third Reich: Crisis Management and Collapse, 1943-1945’, Bulletin of the German Historical Institute, Washington D.C., 27 (2000), pp. 9-23).

84. Speer, Erinnerungen, Frankfort an Main en Berlijn, pp. 401-402; Joachim Fest, Speer. Eine Biographie, Berlijn, 1999, pp. 306-307.

85. Speer, Erinnerungen, pp. 405-407; en voor de tegenstrijdigheden in de inzet voor de ‘totale oorlog’, zie Janssen, pp. 274-282.

86. TBJG, II/13, p. 526 (20.9.44).

87. Adam Tooze, The Wages of Destruction. The Making and Breaking of the Nazi Economy, Londen, 2006, p. 637.

88. BAB, R3/1538, fol. 7, handgeschreven brief van Speer aan Hitler, 29.3.45.

89. Zie DRZW, 5/2 (Müller), p. 755.

90. TBJG, II/13, p. 147 (23.7.44).

91. Guderian p. 351.

92. BA/MA, RW4/57, fol. 27-31, Ansprache des Chefs WFSt Gen. Oberst Jodl, 24.7.44. Voor Jodl’s houding na de moordaanslag, zie ook Bodo Scheurig, Alfred Jodl. Gehorsam und Verhängnis, Berlijn en Frankfurt am Main, 1991, pp. 282-286.

93. BBC Archives, The Nazis: A Warning from History (1977), geschreven en geproduceerd door Laurence Rees voor BBC2, Beta Tape 59, pp. 102-103: Karl Boehm-Tettelbach, strategisch hoofd bij de Luftwaffe over OKW-Führungsstab, interview met Laurence Rees, c.1995-96.

94. Orlow, p. 465; Kunz, p. 115; DRZW, 9/1 (Förster), p. 623. Keitel en Bormann vonden beiden dat geüniformeerde leden van de partij en de Wehrmacht verplicht waren om elkaar te groeten met het saluut ‘Heil-Hitler’ om de eenheid in de politieke wil en de ongebroken trouw aan de Führer te tonen. Lammers breidde dit nog uit naar staatsambtenaren. BAB, R43II/1194b, fol. 90-94, tekst van Anordnung van Keitel en Bormann, fol. 93, 26.8.44.

95. TBJG, II/13, p. 146 (23.7.44).

96. Manfred Messerschmidt, Die Wehrmacht im NS-Staat. Zeit der Indoktrination, Hamburg, 1969, pp. 433-437 (tekst van het bevel op p. 435); DRZW, 9/1 (Förster), pp. 625, (Meinemann), 884. Guderians eigen verslag van zijn benoeming tot hoofd van de generale staf staat in zijn Panzer Leader, pp. 339-344, hoewel hij hierin dit bevel niet noemt. Een korte, kritische beschrijving van Guderian is door Hans-Heinrich Wilhelm gemaakt, ‘Heinz Guderian – “Panzerpapst” und Generalstabschef’, in Ronald Smelser en Enrico Syring (red.), Die Militärelite des Dritten Reiches, Berlijn, 1995, pp. 187-208. In datzelfde deel beschrijft Peter Steinbach, ‘Hans Günther von Kluge – Ein Zauderer im Zwielicht’, p. 308, Guderian als ‘het gewillige eerbiedige instrument van de hem niet waardige ‘zelfreiniging’ van de Wehrmacht van ‘verraders’, tot een paar weken voor het einde van de oorlog’.

97. Messerschmidt, Die Wehrmacht im NS-Staat, p. 441. Voor de algemene geschiedenis (en voorgeschiedenis) van de NSFO’s, zie Waldemar Besson, ‘Zur Geschichte des nationalsozialistischen Führungsoffiziers (NSFO), VfZ, 9 (1961), pp. 76-116; Gerhard L. Weinberg, ‘Adolf Hitler und der NS-Führungsoffizier (NSFO)’, VfZ, 12 (1964), pp. 443-456; Volker R. Berghahn, ‘NSDAP und “geistige Führung” der Wehrmacht 1939-1943’, VfZ, 17 (1969), pp. 17-71; Messerschmidt, Die Wehrmacht im NS-Staat, pp. 441-480; en voor een complete verhandeling DRZW, 9/1 (Förster), pp. 590-620.

98. Zie DRZW, 9/1(Förster), pp. 620 e.v.

99. Kunz, p. 114.

100. Besson, p. 113; DRZW, 9/1 (Heinemann), p. 884.

101. Wolfram Wette, Die Wehrmacht. Feindbilder, Vernichtungskrieg, Legenden, Frankfurt, 2002, p. 190. Op p. 189 geeft Wette voor eind 1944 een aantal NSFO’s met een volledige dagtaak (hauptamtliche) van 623. Het is niet duidelijk waarom er een discrepantie is met het cijfer van 1074 dat in DRZW wordt gegeven, 9/1 (Förster). De training van de NSFO’s werd door een staf uitgevoerd die zijn basis had in de Partijkanselarij. Eind 1944 waren er 13 trainingscursussen gegeven die door 2435 deelnemers waren gevolgd. Er werden per week zo’n 1300 colleges gegeven aan leden van de Wehrmacht over ideologische kwesties. Kurt Pätzold en Manfred Weißbecker, Geschichte der NSDAP, Keulen, 1981, p. 371.

102. BA/MA, RH19/IV/250, fol. 41-42, Richtlinien für die NS-Führung, Nr.6/44, Kommandeur der 242.Infanterie-Division, 22.7.44.

103. Volgens een ruwe schatting – het is onmogelijk om nauwkeurig te zijn – zijn zo’n 700 officieren gearresteerd en 110 geëxecuteerd vanwege hun deelname aan de geplande staatsgreep. – DRZW, 9/1 (Heinemann), pp. 882-883.

104. Walter Görlitz, Model. Strategie der Defensive, Wiesbaden, 1975, p. 188. Kritischer commentaar op Model dan in de biografie van Görlitz is te vinden in de biografische schetsen in Smelser en Syring, pp. 368-387 (Joachim Ludewig), in Ueberschär, pp. 153-160 (Samuel W. Mitcham, Jr. en Gene Mueller), en in Correlli Barnett (red.), Hitler’s Generals, Londen, 1990, pp. 319-333 (Carlo d’Este).

105. Model’s ‘Tagesbefehl’ of 31.7.44, citaat in Manfred Messerschmidt, ‘Die Wehrmacht in der Endphase. Realität und Perzeption’, Aus Parlament und Zeitgeschichte, 32-33 (1989), pp. 38-39. (4.8.89)

106. Zie Smelser en Syring, pp. 497-509 (Klaus Schönherr) en Ueberschär, pp. 236-244 (Peter Steinkamp). Een grotendeels sympathiek portret van Schörner is te vinden in Roland Kaltenegger, Schörner. Feldmarschall der letzten Stunde, München en Berlijn, 1994.

107. DRZW, 9/1 (Förster), pp. 596-600; Smelser en Syring (Schönherr), p. 504.

108. BA/MA, RH 19/III/727, fol. 2-3. Tagesbefehle der Heeresgruppe Nord, 25, 28.7.44.

109. BA/MA, RH 19/III/667, fol. 7, naoorlogse herinneringen van Hans Lederer (1955): ‘Kurland. Gedanken und Betrachtungen zum Schicksal einer Armee’.

110. Walter Warlimont, Inside Hitler’s Headquarters 1939-45, Novato, Calif., g.d. (oorspronkelijke Engelstalige ed., Londen, 1964, p. 464.).

111. Warlimont, p. 462.

112. Ronald Smelser, Robert Ley. Hitler’s Labor Front Leader, Oxford, New York en Hamburg, 1988, p. 291, voor de toespraak van Ley. De invloed op het leger werd ‘gewoon rampzalig’ genoemd. Wilfred von Oven, Finale Furioso. Mit Goebbels bis zum Ende, Tübingen, 1974, p. 505 (29.10.44).

113. Orlow, pp. 462-465.

114. Zie Förster, pp. 132-133.

115. TBJG, II/13, p. 134 (23.7.44).

116. Förster, pp. 131, 134, 139.

117. NAL, WO 208/5622, fol. 120A, niet opgenomen in de gedrukte editie van deze afgeluisterde gesprekken van Sönke Neitzel, Abgehört. Deutsche Generäle in britischer Kriegsgefangenschaft 1942-1945, Berlijn, 2005; Eng. ed., Tapping Hitler’s Generals. Transcripts of Secret Conversations, 1942-45, Barnsley, 2007.

Hoofdstuk 2 – Ineenstorting in het westen

1. Het opperbevel van de Wehrmacht had verwacht de Amerikanen door een tegenaanval af te snijden en was verrast door de doorbraak naar Avranches. NAL, WO 219/1651, fol. 144, SHAEF: ondervraging van generaal Jodl, 23.5.45.

2. Dit was de strekking van zijn besprekingen laat op de avond van 31 juli 1944. BA/MA, 4/881. fols. 1-46; afgedrukt in Lagebesprechungen im Führerhauptquartier. Protokollfragmente aus Hitlers militärischen Konferenzen 1942-1945, Helmut Heiber (red.), Darmstadt, 1963, pp. 242-71 (Engelse versie: Hitler and his Generals. Military Conferences 1942-1945, Helmut Heiber en David M. Glantz (red.), Londen, 2002, pp. 444-63). Zie Nicolaus von Below, Als Hitlers Adjutant 1937-45, Mainz, 1980, p. 386, voor Hitlers gedachten over een nieuw offensief in het westen; en DRZW, 7 (Vogel), pp. 576-7 voor de implicaties van een onderhandeld einde.

3. DZW, 6, p. 105.

4. DZW, 6, p. 112.

5. Joseph Balkoski, ‘Patton’s Third Army: The Lorraine Campaign, 19 September-1 December 1944’, in Albert A. Nofi (red.), The War against Hitler. Military Strategy in the West, Conshohocken, Pa., 1995, pp. 178-91. BA/MA, N647/12, NL Balck, Kriegstagebuch, Bd.11, fol. 90, dagboeknotitie voor 21 september, geeft Balcks indrukken bij het ontvangen van het commando door een ‘levenslustige en zelfverzekerde Hitler’, en over de troepen die hij overnam als ‘nog maar een schaduw van wat geweest waren’. TBJG, II/13, p. 528 (20.9.44) geeft Goebbels’ taxatie van Balck als een ‘eersteklas generaal van het oostfront’.

6. Klaus-Dietmar Henke, Die amerikanische Besetzung Deutschlands, München, 1996, p. 98. Luitenant-generaal Siegfried Westphal, die begin september 1944 was benoemd als stafchef bij Rundstedt in Oberkommando West, en die er vanwege het lage moreel van de terugtrekkende troepen en de overdreven omvang van het kader van de achterhoede de post graag op zich wilde nemen, meende dat een vastberadener opmars door Eisenhowers strijdkrachten het onmogelijk zou hebben gemaakt een nieuw front aan de westelijke grenzen van het Rijk op te bouwen, en een aanval op het Rijk zélf mogelijk zou hebben gemaakt die de oorlog in het westen zou hebben beëindigd. Siegfried Westphal, Erinnerungen, Mainz, 1975, pp. 273. 279, 289.

7. De loop van de militaire gebeurtenissen is gebaseerd op: DRZW, 7 (Vogel), 550-80, 606-14; DZW, 6, 105-19; Gerhard L. Weinberg, A World at Arms.A Global History of World War II, Cambridge, 1994, pp. 688-702; Lothar Gruchmann, Der Zweite Weltkrieg, München, 1967, pp. 295-306; R.A.C. Parker, Struggle for Survival. The History of the Second World War, Oxford, 1990, pp. 200-8; Max Hastings, Armageddon. The Battle for Germany 1944-45, Londen, 2004, pp. 1-83; John Man, The Penguin Atlas of D-Day and the Normandy Campaign, Londen, 1994, hfdst. 6-7; The Oxford Companion to the Second World War, I.C.B. Dear en M.R.D. Foot (red.), Oxford, 1995, pp. 809-12; Antony Beevor, D-Day. The Battle for Normandy, Londen, 2009, hfdst. 19, 21-2, 24, 27.

8. De Luftwaffe en haar opperbevelhebber, Hermann Göring, kregen grotendeels de schuld van het nazileiderschap, evenals van een groot deel van de bevolking, voor Duitslands benarde positie. Een brief op 1 september van Himmler aan Gauleiter Joachim Albrecht Eggeling van Halle-Merseburg wees op het beeld van totale onmacht in de luchtverdediging dat de herhaalde aanvallen op de waterstoffabrieken in zijn Gau had achtergelaten, en op de opvatting bij het volk dat de ineenstorting van het front in Frankrijk uitsluitend viel toe te schrijven aan het falen van de Luftwaffe. BAB, NS19/3911, fols. 71-2, 1.9.44. Hitler zelf schreef de crisis van de Luftwaffe toe aan Görings ‘eigen volstrekte falen’. TBJG, II/12, p. 520 (22.6.44). Speer en Himmler correspondeerden in september 1944 over het ‘gebrek aan leiderschap in de Luftwaffe en de vliegtuigindustrie’. Himmler leverde kritiek op slechte planning, productiefouten, lange vertragingen in beschikbaarheid van nieuwe luchtvaartuigen en wapens, en de poging de prototype-straaljager, de Me 262, in te zetten als bommenwerper (een absurde beslissing waar echter Hitler zelf, tegen Speers advies in, op had gestaan). BAB, NS19/3652, fols. 1-8, 26-8, Himmler aan Speer, 5.9.44, en Speers antwoord, 8.10.44.

9. Zelfs zonder toegang tot geheime rapporten verkregen de Britten uit het regelmatig volgen van de Duitse pers en de berichten van in Duitsland gestationeerde correspondenten uit neutrale landen, zoals Zweden, een behoorlijk duidelijke indicatie van de gedemoraliseerde toestand van de terugtrekkende Wehrmacht en van de chaotische wanorde van de evacuaties van westelijke gebieden. NAL, FO 898/187, fols. 489-90, 522-3, 540-2, 559-61, 577 (reports from 11.9-22.10.44).

10. BAB, R55/601, fols. 73-4, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 14.8.44.

11. MadR, 17, pp. 6705-8, ‘Rapporten over ontwikkelingen in de publieke opinie’, 17.8.44. Dit was het laatste dergelijke rapport. Martin Bormann had vanwege hun defaitistische toon het regelmatige overzicht van SD-rapporten stopgezet.

12. BAB, R55/601, fols. 102-6, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 4.9.44. Goebbels vermeldde het ‘tamelijk zwarte beeld’ van het moreel dat de propagandarapporten uitstraalden in zijn dagboekaantekening voor 15.9.44 (TBJG, II/13, pp. 484-5).

13. BAB, R55/603, fols. 411, 413, Stimmung durch Ereignisse im Westen, 5.9.44.

14. BAB, R19/75, fol. 4, Gebhardt aan Himmler, 5.9.44; kopie in If Z, Fa-93.

15. Hier volg ik het uitstekende, gedetailleerde verslag in Christoph Rass, René Rohrkamp en Peter M. Quadflieg, General Graf von Schwerin und das Kriegsende in Aachen. Ereignis, Mythos, Analyse, Aken, 2007, pp. 29-64. Dit solide onderzoek komt in de plaats voor de eerdere versies van de dramatische gebeurtenissen die Schwerins rol benadrukken in het trotseren van de orders tot evacuatie in Bernhard Poll (red.), Das Schicksal Aachens im Herbst 1944. Authentische Berichte, Aken, 1955, pp. 213-56; Bernhard Poll (red.), Das Schicksal Aachens im Herbst 1944. Authentische Berichte II, Aken, 1962, pp. 65-77, 80-97; Görlitz, pp. 211-12; DZW, 6, p. 113.

16. TBJG, II/13, pp. 462-3 (12.9.44).

17. TBJG, II/13, pp. 491-2 (16.9.44).

18. TBJG, II/13, p. 498 (17.9.44). Zie ook Wilfred von Oven, Mit Goebbels bis zum Ende, vol. 2, Buenos Aires, 1950, p. 137 (18.9.44); en Olaf Groehler, ‘Die Schlacht um Aachen (September/October 1944)’, Militärgeschichte (1979), p. 326.

19. TBJG, II/13, pp. 500-1 (17.9.44).

20. BAB, R3/1539, fols. 12-14, samenvattend rapport, gedateerd 14.9.44, van Speers bezoek aan het westen, 10-14.9.44.

21. BAB, R3/1539, fols. 17-31, rapport van 15.9.44 voor Hitler over zijn bezoek aan het westelijke gebied, 10-14.9.44.

22. BAB, R3/1539, fols. 7-9, kladversie door Dorsch over zijn ministeriële reis naar het westelijke front, 13.9.44.

23. IWM, EDS, F2, AL2837A, geen folionr., Kaltenbrunner aan Himmler, 16.9.44, met rapporten van 12-16.9.44. Weinig partijfunctionarissen waren kennelijk van plan Bormanns instructies te volgen om, in gebieden die de vijand waren toegevallen, vrijwillig verslag uit te brengen aan de Wehrmacht en dienst te doen bij de gevechtstroepen. BAB, NS6/167, fols. 100-100v, Bormann aan de Gauleiter, 16.9.44. Een brief naar huis van een in het westen gestationeerde officier sprak van de ‘reinste paniek’ nadat Gauleiter Josef Bürckel de Duitsers op 1 september had bevolen Lotharingen te verlaten. Er waren geen treinen beschikbaar en de officieren bevonden zich in de voorste gelederen van de vlucht. BfZ, Sammlung Sterz, Lt. Otto F., Berghaupten, 13.9.44.

24. BAB, NS19/3809, fol. 16, telegram aan Standartenführer D’Alquen ter onmiddellijke overhandiging aan Himmler, getekend Damrau, SS-Standarte ‘Kurt Eggers’, sept., 13.9.44. Gauleiter Simon, het hoofd van het civiele bestuur in Luxemburg, verhuisde zijn kantoor naar Koblenz, waar hij eind oktober klaagde geen kopieën te hebben ontvangen van verordeningen en decreten, waarvan hij om toezending had verzocht, met inbegrip van die voor de periode sinds eind agustus (BAB, R43II/583a. fol. 151, Der Chef der Zivilverwaltung in Luxemburg an den Reichminister der Finanzen, 31.10.44).

25. BA/MA, MSg2/2697, dagboek van Julius Dufner, fols. 39-46, notities voor 1-18.9.44.

26. Voor de herleving van de kritiek op de Etappe – die geen grote rol had gespeeld in de vroege, succesvolle oorlogsjaren – na de ineenstorting van Frankrijk, zie Bernhard R. Kroener, ‘“Frontochsen” und “Etappenbullen”. Zur Ideologisierung militärischer Organisationsstrukturen im Zweiten Weltkrieg’, in Rolf-Dieter Müller and Hans-Erich Volkmann (red.), Die Wehrmacht. Mythos und Realität, München, 1999, pp. 380-4.

27. TBJG, II/13, pp. 394-5 (3.9.44).

28. DZW, 6, p. 106.

29. BAB, NS19/3911, fol. 5, Himmler aan HSSPF in het westen, 23.8.44.

30. BAB, NS19/1864, fols. 7-13, Bormann aan Himmler, 29.8.44, Holz aan Bormann, 28.8.44, Himmler aan Bormann, 1.9.44.

31. BAB, R55/620, fols. 101-3, rapport door Generalleutnant Dittmar, 26.9.44.

32. BA/MA, RH19/IV/14, Tätigkeitsbericht der Geh. Feldpolizei für September 1944 (27.10.44).

33. BAB, NS19/1858, fol. 1-7, Chef des NS-Führungsstabes des Heeres, Kurze Aktennotiz über Frontbesuch im Westen in der Zeit vom 22.9-3.10.1944, 5.10.44.

34. Op 1 september gaf het OKW een order door van Hitler dat uit het westen terugtrekkende troepen die niet overgeplaatst hoefden te worden naar andere operatieterreinen, bij het oversteken van de Duitse grens hun wapens en uitrusting moesten afgeven, die vervolgens gebruikt konden worden om aan het westelijke front opnieuw te worden ingezet. BAB, NS6/792, fol. 15-15v, Oberbefehlsleiter Hellmuth Friedrichs, hoofd van Abteilung II (Parteiangelegenheiten) in de Partijkanselarij, aan westelijke Gauleiter, 1.9.44.

35. DZW, 6, p. 108; BA/MA, RW4/494, fol. 94, Chef des OKW, Maßnahmen gegen Auflösungserscheinungen in der Truppe, 23.9.44.

36. BA/MA, RW4/494, fol. 108, Jodl aan Ob.West etc., 16.9.44; DZW, 6, pp. 106-9, gedeeltelijke facsimile van Hitlers order van 16.9.44, p. 109; Heinrich Schwendemann, ‘“Verbrannte Erde?” Hitlers “Nero-Befehl” vom 19. März 1945’, in Kriegsende in Deutschland, Hamburg, 2005, p. 158.

37. DZW, 6, pp. 120-1; Groehler, pp. 331-2.

38. NAL, WO208/4364, pp. 3,6 (20-23.10.44).

39. DZW, 6, 111. Voor voorbeelden van het fanatisme en het geloof in Hitler onder gewonde SS’ers in Frankrijk, zie Beevor, p. 324.

40. Kurt Pätzold en Manfred Weißbecker, Geschichte der NSDAP, Keulen, 1981, pp. 369-70.

41. Bernd Wegner, Hitlers politische Soldaten, Paderborn, 1982, p. 306.

42. Voorbeelden uit augustus en september 1944 in Orwin Buchbender en Reinhold Sterz, Das andere Gesicht des Krieges. Deutsche Feldpostbriefe 1939-1945, München 1982, pp. 154-61. Een aantal grote steekproeven van de briefwisseling van soldaten in augustus en september 1944, onderzocht door de censors, gaf wisselende resultaten te zien. Sommige gaven een lichte stijging in positieve houdingen tegenover het regime en de oorlogsinspanning aan. Andere wezen in tegenovergestelde richting, met een kleine stijging in negatieve houdingen en een tendens naar oorlogsmoeheid. Niet verrassend werden politieke opvattingen echter maar in een fractie van de briefwisselingen geuit (of op gezinspeeld). De meeste brieven beperkten zich tot persoonlijke aangelegenheden. DRZW, 9/1 (Förster), pp. 631-3. De beperkte indoctrinatie met de idealen van het nationaal-socialisme is een algemeen kenmerk van brieven naar en van het front, bovenal gedomineerd door privézorgen. Zie DRZW, 9/2 (Kilian), pp. 287-8. Voor een taxatie van de waarde van de brieven als weergave van de denkwijze van gewone soldaten, zie Klaus Latzel, ‘Wehrmachtsoldaten zwischen “Normalität” und NS-Ideologie, oder: Was sucht die Forschung in der Feldpost?’, in Müller en Volkmann, pp. 573-88.

43. DRZW, 9/1 (Rass), pp. 686-90; Christoph Rass, ‘Menschenmaterial’: Deutsche Soldaten an der Ostfront. Innenansichten einer Infanteriedivision 1939-1945, Paderborn, 2003, pp. 121-34, m.n. pp. 122-3; ook Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München 2007, p. 114. Omer Bartov, The Eastern Front, 1941-45, German Troops and the Barbarisation of Warfare, New York, 1986, p. 49, schat dat ongeveer 30 procent van de officieren lid van de nazipartij was geweest.

44. NAL, WO219/4713, fols. 907-8, SHAEF rapport, 4.9.44.

45. NAL, WO219/4713, fols. 906-7, SHAEF rapport, 11.9.44.

46. BAB, R55/601, fol. 104, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 4.9.44.

47. ‘Wollt Ihr den totalen Krieg?’ Die geheimen Goebbels-Konferenzen 1939-1943, Willi A. Boelcke (red.), München, 1969, p. 452; Marlis Steinert, Hitlers Krieg und die Deutschen, Düsseldorf enWenen, 1970, p. 43.

48. BAB,R55/601, fol. 113, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 11.9.44.

49. TBJG, II/13, p. 388 (2.9.44).

50. MadR, 17, p. 6708 (17.8.44); BHStA, München, MA 106695, rapport van RPvOB, 6.9.44. Over de eerste V2-raketaanval op Londen op 8 september, die slechts enkele slachtoffers maakte, werd in de Duitse pers niet bericht. Toen uiteindelijk, twee maanden later, het nieuws over de V2-aanvallen in de media werd bekendgemaakt, was de reactie gemengd. Men rapporteerde tevredenheid, herleefde hoop en een verbetering van de stemming, hoewel de Berlijners naar men zei ‘niet bijzonder onder de indruk’ waren. Steinert, pp. 511-12; Das letzte halbe Jahr. Stimmungsberichte der Wehrmachtpropaganda 1944/45, Wolfram Wette, Ricarda Bremer en Detlef Vogel (red.), Essen, 2001, p. 147 (7-12.11.44).

51. BAB, R55/601, fols. 78-9, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 14.8.44.

52. Robert Gellately, Backing Hitler. Consent and Coercion in Nazi Germany, Oxford, 2001, pp. 226-30.

53. BAB, R55/623, fols. 56-9, Wochenübersicht über Zuschriften zum totalen Kriegseinsatz, 28.8.44.

54. MadR, 17, pp. 6697-8 (10.8.44).

55. Michael Kater, The Nazi Party. A Social Profile of Members and Leaders, 1919-1945, Oxford, 1983, p. 263 (grafiek 1).

56. Grafieken uit Pätzold en Weißbecker, pp. 354, 375, 419 n.17.

57. TBJG, 13, p. 389 (2.9.44). Eleanor Hancock, National Socialist Leadership and Total War 1941-45, New York, 1991, p. 164.

58. Op 31 augustus beval Bormann scholen en universiteiten door te gaan totdat hun leerlingen, studenten of docenten werden opgeroepen voor arbeid in de krijgsmacht, overeenkomstig de door Goebbels voorgeschreven beperkende bepalingen. BHStA, Reichsstatthalter Epp 644/2, geen folionr., Partijkanselarij rondschrijven 209/44, 31.8.44.

59. DZW, 6, pp. 230-1; Hancock, p. 148.

60. Dieter Rebentisch, Führerstaat und Verwaltung im Zweiten Weltkrieg, Stuttgart, 1989, pp. 520-1.

61. Goebbels besloot echter, nadat hij Hitlers toestemming had verkregen, de leeftijdslimiet van de arbeidsdienst voor vrouwen niet verder te laten stijgen. TBJG, II/14, p. 218 (16.11.44).

62. TBJG, II/13, pp. 307-9 (24.8.44).

63. AB, R43II/680a, fols. 135-7, Spende des Führers (Eierkognak) an die NSV, kosten om de likeur te leveren, 12-18.8.44.

64. BHStA, Reichsstatthalter Epp 681/6, geen folionr., Stuckart to RVK s, 3.9.44; BAB, R43II/1648, Lammers aan RVK, 4.9.44.

65. Rebentisch, p. 522.

66. Hancock, pp. 155,158.

67. Hancock, pp. 151, 156. Goebbels was zich er goed van bewust dat 70 procent van de vrijgestelde bezigheden in de wapenindustrie waren. TBJG, II/13, 239 (10.8.44).

68. DRZW, 5/2 (Müller), pp. 750, 752, 762, 767; DZW, 6, p. 229.

69. TBJG, II/13, p. 397 (3.9.44).

70. TBJG, II/13, pp. 196-7 (2.8.44).

71. DZW, 6, p. 231; TBJG, 13, p. 239 (10.8.44); BAB, R3/1740, fols. 38-9, Speer-Chronik.

72. DRZW, 5/2 (Müller), p. 761.

73. Wilfred von Oven, Mit Goebbels bis zum Ende, vol. 2, Buenos Aires, 1950, p. 124 (1.9.44).

74. Hancock, pp. 162-4; Dietrich Orlow, The History of the Nazi Party, Vol. 2, 1933-1945, Newton Abbot, 1973, pp. 470-2; BAB, R3/1740, Speer-Chronik, fols. 43, 81.

75. BAB, R3/1740, Speer-Chronik, fols. 103-4; TBJG, II/13, pp. 370 (31.8.44), 378 (1.9.44), 388-9 (2.9.44); 452 (10.9.44), 490 (16.9.44), 525-7 (20.9.44), 568 (26.9.44), Von Oven, pp. 127-9 (3.9.44), p. 134 (10.9.44).

76. DRZW, 5/2 (Müller), pp. 764-6. Over Bormanns vijandigheid, zie Louis Eugene Schmier, Martin Bormann and the Nazi Party 1941-1945, PhD thesis, University of North Carolina at Chapel Hill, 1969 (University Microfilms Inc., Ann Arbor), pp. 304-8, 312-13.

77. TBJG, II/13, p. 388 (2.9.44).

78. BAB, R3/1526, fols. 3-19, Speer aan Hitler, 20.9.44. En vergelijk Hancock, p. 167.

79. Albert Speer, Erinnerungen, Frankfurt am Main en Berlijn, 1969, p. 407.

80. Zie DZW, 6, p. 228, Speers Posen-toespraak, 3.8.44; BAB, R3/1527, fol. 13, Speer aan Hitler, 3.10.44.

81. BAB, R3/1527, fols. 8-9, Speer aan Hitler, 26.9.44; fols. 10-10v, Speer aan Bormann, 2.10.44; fols. 12-15, Speer aan Hitler, 3.10.44.

82. TBJG, II/14, pp. 329-30 (2.12.44).

83. Zie TBJG, II/14 , p. 383 (9.12.44).

84. DRZW, 5/2 (Müller), p. 754.

85. DRZW, 5/2, (Müller) pp. 755-61; DZW, 6, pp. 364-5.

86. BAB, R3/1740, fol. 111, Speer-Chronik, vermeldt enkele van deze oogmerken.

87. Speers suggestie in zijn Erinnerungen, p. 411, dat deze nadruk een tactisch middel was, mocht Hitler vernemen dat installaties dicht bij het front niet waren vernietigd, klinkt als een rationalisatie van iets wat hij op het moment zelf oprecht bepleitte.

88. Speer, Erinnerungen, p. 410. Zie ook Gregor Janssens, Das Ministerium Speer. Deutschlands Rüstung im Krieg, Berlijn; Frankfurt am Main en Wenen, 1968, pp. 304-7; Matthias Schmidt, Albert Speer: Das Ende eines Mythos, Bern enMünchen, 1982, pp. 146-7; en Hans Kehrl, Krisenmanager im Dritten Reich, Düsseldorf, 1973, pp. 412-13. Hitler had ermee ingestemd in augustus, tijdens de terugtocht uit Frankrijk, dat industriële fabrieken die het gevaar liepen in vijandelijke handen te vallen tijdelijk moesten worden lamgelegd, niet verwoest (BAB, R3/1512, fol. 57, notities van bewapeningsconferenties 18-20.8.44; afgedrukt in Deutschlands Rüstung im Zweiten Weltkrieg. Hitlers Konferenzen mit Albert Speer 1942-1945, Willi A. Boelcke (red.), Frankfurt am Main, 1969, p. 402). Speer was echter gealarmeerd geraakt door signalen begin september dat Hitler in Duitsland een ‘verschroeide aarde’-politiek van plan was. Dit bleek uit een hoofdartikel in de Völkischer Beobachter op 7 september, geschreven door Helmut Sündermann, plaatsvervangend Rijksperschef, op directe instructies van Hitler, zei Speer (p. 577 noot 13). Goebbels was onaangenaam verrast door het artikel, dat zonder zijn instemming was geschreven en dat door het publiek slecht was ontvangen. TBJG, 13, p. 493 (16.9.44). Zie ook Von Oven, p. 137 (18.9.44), die het artikel omschreef als ‘idioot’.

89. BAB, R3/1539, fols. 14, 17-20,27, rapporten over bezoeken aan het westen, 14.9.44, 15.9.44; R3/1740, fol. 107, Speer-Chronik; BAB, R3/1623, fols. 22, 24-7, 50-2, 66-8, 77-77v, instructies over het onbruikbaar maken van de industrie in het westen.

90. BAB, R3/1540, fol. 6-23, rapport over het bezoek aan westelijke gebieden, 26.9-1.10.44 (5.10.44); beschrijving van het bezoek in R3/1740, fols. 112-25, Speer-Chronik. Zie ook Speer, Erinnerungen, p. 408.

91. BAB, R3/1583, fols. 110-11, Speer aan Himmler, Bewachungs-Mannschaften für KZ-Häftlinge, 29.10.44.

92. Speer, Erinnerungen, p. 409; Gitta Sereny, Albert Speer. His Battle with Truth, Londen, 1995, p. 460. En zie de kritische taxatie van Speers bewering dat hij in een vroeg stadium zou hebben aanvaard dat de oorlog verloren was, door Alfred C. Mierzejewski, ‘When did Albert Speer give up?’, The Historical Journal, 31 (1988), pp. 391-7.

93. Een opmerking die hij maakt in Erinnerungen, p. 411. Over de voorbereidingen van de industriëlen op vrede, zie Ludolf Herbst, Der Totale Krieg und die Ordnung der Wirtschaft, Stuttgart, 1982, pp. 345-7 en Deel V in het algemeen.

94. DRZW, 5/2 (Müller), p. 302.

95. IWM, Doos 367/27, Speer Ondervragingen, Karl Saur, 11-13.6.45; Doos 368/77, Kurt Weissenborn, dec. 1945-maart 1946. En zie, voor Saurs brute manier van optreden, Adam Tooze, The Wages of Destruction. The Making and Breaking of the Nazi Economy, Londen, 2006, pp. 628-9.

96. DZW, 6, p. 266.

97. Ongeveer 2,5 miljoen extra buitenlandse arbeiders en krijgsgevangenen werden tussen het begin van 1943 en najaar 1944 in Duitsland aan het werk gezet, twee derde van hen afkomstig uit het oosten. Bijna een derde van de arbeidskrachten in de mijn-, metaal- en chemische industrie en in de bouw bestond in augustus 1944 uit buitenlandse arbeiders. Ulrich Herbert, Fremdarbeiter. Politik und Praxis des ‘Ausländer-Einsatzes’ in der Kriegswirtschaft des Dritten Reiches, Bonn, 1985, pp. 258, 270.

98. DZW, 6, pp. 261-3. Zie Herbert, pp. 327-31, over de groeiend willekeurige en gewelddadige vervolging van buitenlandse arbeiders naarmate in de laatste oorlogsmaanden de angst voor het ineenstorten van de maatschappelijke structuur toenam.

99. DZW, 6, pp. 257-9; Peter Hoffmann, Widerstand, Staatsstreich, Attentat. Der Kampf der Opposition gegen Hitler, 4e dr., München, 1985, p. 635.

100. BAB, NS19/3911, fols. 66-7, Der Höhere SS- und Polizeiführer Spree an den Gauen Berlin, Mark Brandenburg und im Wehrkreis III aan Reichsführer- SS Persönlicher Stab en anderen die Himmlers decreet van 20.8.44 overbrengen. Toen commandanten van defensiedistricten op dit terrein hun eigen gezag probeerden uit te oefenen, versterkte Himmler later de volledige steun die hij had gegeven aan zijn HSSPF om als enige verantwoordelijk te zijn voor het bestrijden van interne onrust . BAB, NS19/3912, fols. 17-26, correspondentie met betrekking tot competentiestrijd, 14.9.44 tot 5.10.44.

101. DZW, 6, p. 233.

102. TBJG, II/13, pp. 389-90, 398, 408 (2,3,4.9.44).

103. BAB, NS19/751, fol. 3, Partijkanselarij Rundschreiben 224/44, Erfassung von zurückführenden und versprengten einzelnen Wehrmachtsangehörigen, 4.9.44; NS6/792, fol. 16-16v, Himmler aan de westelijke Gauleiter, 4.9.44. Een herhaalde order voor het oppakken van individuen of eenheden die na de gebeurtenissen in het westen over de Rijksgrens terugkeerden werd uitgegeven op 22 september (NS19/751, Partijkanselarij rondschrijven 258/44). Groeiende angst voor vijandelijke agenten, saboteurs en spionnen leidde ertoe dat de politie als enige het recht kreeg de papieren van leden van de Wehrmacht evenals van de Waffen-SS te controleren en, waar nodig, arrestaties te verrichten. BAB, R43II/692, instructie door Keitel en Himmler, 20.9.44.

104. Peter Longerich, Heinrich Himmler. Biographie, München, 2008, p. 732.

105. DZW, 6, p. 108.

106. BAB, NS19/3912, fol. 96, Einsatz von Alarmeinheiten im Kampf um Ortschaften, Guderians instructie, 27.8.44.

107. TBJG, II/13, p. 438 (8.9.44); David K. Yelton, Hitler’s Volkssturm. The Nazi Militia and the Fall of Germany, 1944-1945, Lawrence, Kan., 2002, pp. 39-40.

108. TBJG, II/13, p. 464 (12.9.44).

109. Yelton, pp. 7-18; Klaus Mammach, Der Volkssturm. Bestandteil des totalen Kriegseinsatzes der deutschen Bevölkerung 1944/45, Berlijn, 1981, pp. 31-3; Hans Kissel, Der Deutsche Volkssturm 1944/45, Frankfurt am Main, 1962, pp. 15-23; Franz W. Seidler, ‘Deutscher Volkssturm’. Das letzte Aufgebot 1944/45, München en Berlijn, 1989; BAB, R43II/692a, fols. 2-7, 14-20.9.44; DRZW, 9/1 (Nolzen), pp. 183-5; DZW, 6, pp. 237-8. Goebbels sprak nog steeds over de nieuwe organisatie onder deze naam in zijn dagboeknotitie voor 21 september 1944. TBJG, II/13, pp. 534-5.

110. Mammach, p. 33. Himmler had twee dagen eerder een lijst met suggesties ontvangen afkomstig van SS-Obergruppenführer en General der Polizei Richard Hildebrandt, hoofd van het Ras en Vestigings Hoofdbureau, om de burgerbevolking te mobiliseren en organiseren voor de ‘volksoorlog’, een ‘Duitse partizanenoorlog’, die als ‘vrijheidsstrijd’ in het vaderland moest worden geleverd. BAB, NS19/2864, Hildebrandt aan Himmler, 19.9.44.

111. BAB, R43II/692a, fols. 8-21; Mammach, pp. 32-3, 55-6 en pp. 168-73, voor facsimile’s van Hitlers decreet en Bormanns order voor de implementatie ervan.

112. Yelton, hfdst. 2-3. Longerichs bewering (Himmler, p. 733) dat Himmler en Berger succes hadden tegenover Bormann, lijkt twijfelachtig. Bormanns persoonlijke succes in zijn afbakeningsdisputen met Himmler wordt onderstreept door Jochen von Lang, Der Sekretär. Martin Bormann: Der Mann, der Hitler beherrschte, Frankfurt am Main, 1980, pp. 298-9. Voor het rekruteren en de organisatie van de Volkssturm, ondernomen door de lokale partijleiders (Ortsgruppenleiter), zie Carl-Wilhelm Reibel, Das Fundament der Dikatur. Die NSDAP-Ortsgruppen 1932-1945, Paderborn, 2002, pp. 377-81.

113. Kissel, p. 89; Mammach, p. 58; Yelton, pp. xv, 19-35.

114. TBJG, II/13, p. 535 (21.9.44).

115. Mammach, pp. 57-8. Er lijkt op geen enkel moment een cijfer te bestaan over zijn feitelijke omvang, die hoe dan ook varieerde. Vanwege een tekort aan mankracht, vrijstellingen, uitstel en bureaucratische inefficiëntie werd het streefcijfer in de praktijk in de verste verte niet bereikt. Niettemin waren de opgeroepen aantallen groot. De eerste lichting van de Volkssturm bedroeg 1,2 miljoen man, geformeerd in 1850 bataljons. Alastair Noble, Nazi Rule and the Soviet Offensive in Eastern Germany, 1944-1945. The Darkest Hour, Eastbourne, 2009, p. 149.

116. TBJG, II/13, p. 103 (13.7.44); Noble, pp. 100-1.

117. DZW, 6, pp. 235, 237; BAB, NS6/792, fols. 6-8 (29.8.44), fols. 9-12 (30.8.44); DRZW, 9/1 (Nolzen), pp. 180-2.

118. If Z, ZS 597, fol. 27, Gauleiter Josef Grohé (1950).

119. BJG, II/13, p. 465 (12.9.44).

120. BHStA, Reichsstatthalter Epp 681/1-8, geen folionr., kopie van Hitlers Verfügung 12/44 (1.9.44); BAB, R43II/1548, fol. 36, Lammers an die Obersten Reichsbehörden, overdracht van Hitlers order (6.9.44); ‘Führer-Erlasse’ 1939-1945, Martin Moll (red.), Stuttgart, 1997, pp. 446-50; DZW, 6, p. 237.

121. Geciteerd (in het Engels) in NAL, FO 898/187, fol. 598, PWE-rapport voor 4-10 september 1944.

122. DZW, 6, p. 236. Tegen het eind van 1944 bedroeg het aantal dienstplichtigen voor fortificatie aan alle fronten meer dan 1,5 miljoen. DRZW, 9/1 (Nolzen), p. 182.

123. BAB, NS19/3912, fols. 11-12, Bormann aan Gauleiter, Rundschreiben 302/44g.Rs., Stellungsbau, 6.10.44.

124. BAB, NS19/3911, fols. 35-8, Partijkanselarij Rundschreiben 263/44 g.Rs., Zweiter Erlaß des Führers über die Befehlsgewalt in einem Operationsgebiet innerhalb des Reiches vom 19.9.1944 etc., 23.9.44, het overbrengen van Hitlers decreet van 19.9.44, en met richtlijnen voor implementatie; BAB, NS19/3912, fol. 27, Rundschreiben 312/44 g.Rs., Zweiter Erlaß des Führers über die Befehlsgewalt etc., 11.10.44, wijziging van een bepaling van het decreet om Himmlers alles omvattende gezag te onderstrepen; ‘Führer-Erlasse’, pp. 455-7; Hitlers Weisungen für die Kriegführung 1939-1945. Dokumente des Oberkommandos der Wehrmacht, Walther Hubatsch (red.), pb. ed., München, 1965, pp. 337-41.

125. The Bormann Letters, H.R. Trevor-Roper (red.), Londen, 1954, p. 88 (27.8.44).

126. The Bormann Letters, p. 139 (25.10.44).

127. Pätzold en Weißbecker, p. 375.

Hoofdstuk 3 – Een voorbode van de verschrikkingen

1. DZW, 6, pp. 78-79.; Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage. Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationalsozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007, pp. 152-3. Het aantal mensen dat op het oostfront werd gedood, bedroeg 589.425 in de maanden juni tot augustus 1944. In de laatste maanden van 1944 was het aantal doden 740.821. Het totale aantal doden op het oostfront in 1944, 1.233.000, bedroeg 45 procent van het sterftecijfer op dat oorlogsterrein sinds de invasie van de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. Rüdiger Overmans, Deutsche militärische Verluste im Zweiten Weltkrieg, München, 1999, pp. 277-279.

2. DRZW, 8 (Frieser), p. 594, die de verliezen van Legergroep Midden op ongeveer 390.000 man schat, vergeleken met zo’n 330.000 in Verdun en 60.000 doden en 110.000 krijgsgevangenen in Stalingrad. Op de vier fronten van ‘Bagration’ hadden de Sovjets ongeveer 2,5 miljoen man, 45.000 stukken artillerie, 6.000 tanks en meer dan 8.000 vliegtuigen ingezet, verspreid over een front van ongeveer 1100 kilometer en rukte in een periode van 69 dagen 550-600 kilometer op (22 juni tot 29 augustus). DRZW, 8 (Frieser), pp. 526-535, 593 voor de omvang van het Sovjetoffensief en de relatieve zwakte van de Duitse strijdkrachten.

3. DRZW, 8 (Frieser), p. 556. De Sovjets verloren meer dan 440.000 man. Gerhard L. Weinberg, A World at Arms. A Global History of World War II, Cambridge, 1994, geeft een goede samenvatting van de ontwikkelingen op het oostfront in deze periode.

4. DRZW, 8 (Frieser), p. 612; Brian Taylor, Barbarossa to Berlin. A Chronology of the Campaigns on the Eastern Front 1941 to 1945, deel 2, Stroud, 2008, p. 218.

5. DZW, 6, pp. 52-60; DRZW, 8 (Schönherr), pp. 678-718.

6. Hitler had zelf de opdracht, die werd doorgeven door Himmler, gegeven voor de totale vernietiging van Warschau. BA/MA, RH19/II/213, v.d. Bach-Zelewski tot 9e legerleider, 11.10.44.

7. DZW, 6, p. 410. Voor een aangrijpende beschrijving van deze gruwelijke gebeurtenissen, zie Norman Davies, Rising ’44. ‘The Battle for Warsaw’, Londen, 2004.

8. Dit cijfer in DZW, 6, p. 70 wijkt af van wat Weinberg noemt, p. 714 (380.000 verliezen) en DRZW, 8 (Schönherr), p. 819 (286.000 man gedood of gevangengenomen op het Roemeense strijdtoneel). Het is niet duidelijk wat de oorzaak is van deze verschillen in cijfers.

9. DZW, 6, pp. 62-70; DRZW, 8 (Schönherr), pp. 746-819.

10. DRZW, 8 (Frieser), pp. 626-627, 668-672; DZW, 6, p. 72; Weinberg, pp. 707, 720-721; en de uitstekende, grondige studie van Howard D. Grier, Hitler, Dönitz, and the Baltic Sea. The Third Reich’s Last Hope, 1944-1945, Annapolis, Md., 2007.

11. BA/MA, RH19/III/727: voor Schörner’s harde bevelen bij de overname van het bevel over Legergroep Noord en zijn oproep tot fanatisme, ook de angst om te worden afgesneden wordt genoemd (25.7.44, 28.7.44); zijn dreigementen betreffende discipline en zijn oproep tot genadeloos fanatisme in de totale oorlog ‘voor ons bedreigde nationaal bestaan’ (12.8.44); zijn eis dat de militaire rechtbanken genadeloos moeten straffen volgens de bevelen van Hitler (1.10.44); zijn oproep tot fanatieke vastberadenheid na de ‘heroïsche’ tegenaanval in Riga (5.10.44); nog meer orders voor genadeloze acties en geïmproviseerde methodes, met dreigementen voor hen die verzaakten (7.10.44); zijn aansporing aan zijn generaals om hun mannen te leren dat ze harder dan ooit moesten vechten, en zijn opdracht om defensieve maatregelen te nemen in overeenstemming met Hitlers bevel om het gebied te behouden (18.10.44, 21.10.44); zijn bewering dat ze de oorlog niet ‘vastberaden, radicaal en Aziatisch genoeg’ voerden (2.11.44); zijn extreme intolerantie jegens waargenomen gebrek aan strijdlust (10.11.44). Toen Schörner in 1955 in West-Duitsland terechtstond na zijn terugkeer uit Sovjetgevangenschap, kreeg hij ondersteunende brieven van voormalige kameraden die hem prezen voor zijn leiding over Legergroep Noord en hun overleven toeschreven aan zijn leiderschap. Zie BA/MA, N60/73, NL Schörner. Het gerechtshof vond echter dat het niveau van zijn wreedheid niet gerechtvaardigd was, zelfs niet onder de oorlogsomstandigheden op het oostfront in 1944.

12. Heinz Guderian, Panzer Leader, Da Capo ed., New York, 1996, pp. 376-377.

13. DZW, 6, pp. 70-76; DRZW, 8 (Frieser), pp. 623-657 (troepenaantallen, pp. 657-658); Grier, hfdst. 3.

14. TBJG, II/13, pp. 524-525 (20.9.44), 536-542 (21.9.44).

15. DRZW, 8 (Frieser), pp. 602-603 en kaart, p. 573.

16. Alastair Noble, Nazi Rule and the Soviet Offensive in Eastern Germany, 1944-1945. The Darkest Hour, Brighton and Portland, Orl., 2009, pp. 20-22.

17. Noble, hfdst. 1-3, p. 46 voor het aantal evacués.

18. Zie Noble, pp. 85 en 276 n.81. De Britse inlichtingendienst pikte aardig wat op over de paniek in het oosten van Duitsland middels het tussen de regels door lezen van berichten in Duitse kranten en andere publicaties. Zie NAL, FO 898/186, PWE. Samenvatting van en commentaar op Duitse radio-uitzendingen naar Duitsland, fol. 18,35-8 (verslagen van 24-31.7.44 en 31.7-6.8.44).

19. MadR, 17, pp. 6698-6699 (10.8.44).

20. MadR, 17, p. 6702 (10.8.44), p. 6708 (17.8.44).

21. BAB, R55/601, fol. 73-74, 102-106, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 14.8.44, 4.9.44.

22. Heinrich Schwendemann, ‘Ein unüberwindlicher Wall gegen den Bolschewismus: die Vorbereitung der “Reichsverteidigung” im Osten im zweiten Halbjahr 1944’, in Schlüsseljahr 1944, ed. Bayerische Landeszentrale für Politische Bildungsarbeit, München, 2007, p. 236.

23. Kunz, p. 249.

24. Citaat Kunz, pp. 250-251.

25. Noble, p. 152.

26. Noble, pp. 95, 100, 107-108, 280 n.28.

27. Noble, pp. 95-99.

28. BAB, NS6/792, fol. 17-22, Guderian aan commando’s van Wehrkreis, etc., 28.7.44; Stuckart aan oostelijke Gauleiter, 28.7.44.

29. BAB, R43II/1648, fol. 36, Lammers aan Oberste Reichsbehörden, 6.9.44, overdracht van Führer Order van 1.9.44; ook in BHStA, Reichsstatthalter Epp 681/1-8.

30. DZW, 6, pp. 234-235; Ralf Meindl, Ostpreußens Gauleiter. Erich Koch- eine politische Biographie, Osnabrück, 2007, pp. 417-422.

31. NAL, FO 898/187, PWE. Summary of and Comments on German Broadcasts to Germany, fol. 685 (verslag van 7-13.8.44; in het Engels); Noble, p. 106.

32. Guderian, p. 360; Noble, pp. 102-103, 127.

33. MadR, 17, pp. 6720-6726, rapport aan de Rijksthesaurier van de NSDAP, 28.10.44.

34. Noble, pp. 108-113; DZW, 6, p. 236; ook Marlis Steinert, Hitlers Krieg und die Deutschen, Düsseldorf en Wenen, 1970, pp. 504-505.

35. Noble, p. 114.

36. TBJG, II/13, p. 224 (4.8.44); Noble, p. 107.

37. Noble, p. 108.

38. Noble, pp. 126-7.

39. Noble, pp. 107, 127.

40. BAB, NS19/4016, fol. 99-126, concept van toespraak, 18.10.44 (citaten fol. 123); VB, 19.10.44.

41. BAB, R55/601, fol. 180, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 23.10.44.

42. BAB, R55/601, fol. 208, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 7.11.44; Christian Tilitzki, Alltag in Ostpreußen 1940-1945. Die geheimen Lageberichte der Königsberger Justiz 1940-1945, Leer 1991, pp. 283-284, 286, rapporten van 17.10.44, 19.10.44; Edgar Günther Lass, Die Flucht. Ostpreußen 1944/45, Bad Nauheim, 1964, pp. 23-31. Zie ook David K. Yelton, Hitler’s Volkssturm. The Nazi Militia and the Fall of Germany, 1933-1945, Lawrence, Kan., 2002, pp. 89-96; Noble, p. 151; Steinert, pp. 506-8.

43. Yelton, p. 90.

44. Yelton, p. 91; Noble, p. 151.

45. Yelton, pp. 97-102.

46. Klaus Mammach, Der Volkssturm. Bestandteil des totalen Kriegseinsatzes der deutschen Bevölkerung 1944/45, Berlijn, 1981; Yelton, p. 75.

47. Yelton, p. 120.

48. BA/MA, RH/21/3/730, naoorlogs verslag, geschreven in 1955 door de stafchef van het 3e Pantserleger, generaal-majoor Mueller-Hillebrand, p. 1.

49. Die Vertreibung der deutschen Bevölkerung aus den Gebieten östlich der Oder-Neisse, 2 delen, red. Theodor Schieder et al., pb ed., München, 1984, pp. 1-4; en zie Noble, pp. 130-132.

50. Guderian, p. 376.

51. DRZW, 8 (Frieser), pp. 612-619; Noble, pp. 132-135.

52. Zie Noble, pp. 136-138.

53. Noble, p. 130.

54. BA/MA, N245/3, NL Reinhardt, dagboekaantekeningen van 11, 17, 22.10.44 en 1, 3, 4, 5, 7, 10, 14.11.44 verwijzen naar zijn voortdurende heftige aanvaringen met Koch – hoewel niet altijd over de evacuatiekwestie – zo ook zijn brief aan zijn vrouw van 23.10.44 in N245/2, fol. 40. Zie ook N245/15 voor zijn protest aan Himmler tegen de onjuiste voorstelling van zaken binnen zijn legergroep door Koch (brieven van 26.10.44 en 27.11.44). Het conflict ging gedeeltelijk over de toewijzing van bewapening door Koch aan de Volkssturm, die eigenlijk bedoeld was voor het leger (BA/MA, RH19/II/213, fol. 303, Reinhardt aan Guderian, 31.10.44).

55. Die Vertreibung, deel 1, pp. 4-7.

56. Bernhard Fisch, Nemmersdorf, Oktober 1944. Was in Ostpreußen tatsächlich geschah, Berlijn, 1997, hfdst. 5. Zie ook Guido Knopp, Die große Flucht. Das Schicksal der Vertriebenen, München, 2001, pp. 37-49.

57. Citaat DRZW, 10/1 (Zeidler), p. 700, en pp. 682 e.v. voor een uitstekend verslag over de Sovjetpropaganda voor de troepen die op het punt stonden in Duitsland te gaan vechten, en ook over de rol van de aartspropagandist Ilya Ehrenburg. Zie ook Guido Pöllmann, ‘Rote Armee in Nemmersdorf am 22.10.1944’, in Franz W. Seidler en Alfred M. de Zayas (red.), Kriegsverbrechen in Europa und im Nahen Osten im 20. Jahrhundert, Hamburg, 2002, p. 215.

58. Citaat Manfred Nebelin, ‘Nazi Germany: Eastern Front’, in David Wingeate Pike (red.), The Closing of the Second World War. Twilight of a Totalitarianism, New York, 2001, p. 98.

59. Die Vertreibung, deel I, pp. 7-8. Meer gruwelijke verslagen zijn te vinden in Lass, pp. 44-50. Die Internationale Commissie was een bedenksel van het ministerie van Propaganda. Men kwam op 31 oktober 1944 in Berlijn bijeen met vertegenwoordigers uit Spanje, Frankrijk, Noorwegen, Zweden, Denemarken, Estland, Letland, Italië en Servië, voor een publiek van zo’n 600 man dat voornamelijk uit Berlijnse partijleden bestond en ook werd bijgewoond door 100 medewerkers van de Duitse en buitenlandse pers en radio. Het was geen verrassing dat deze commissie tot de conclusie kwam dat de Sovjet-Unie schuldig was aan ernstige schendingen van de internationale wet. BA/MA, RH2/2684, fol. 7-8, rapport van majoor Hinrichs, Abteilung Fremde Heere Ost, 1.11.44.

60. Bernhard Fisch, ‘Nemmersdorf 1944 – ein bisher unbekanntes zeitnahes Zeugnis’, Zeitschrift für Ostmitteleuropa-Forschung, 56 (2007), pp. 105-114. Zie ook Fisch, Nemmersdorf, hfdst. 6-7.

61. ‘Persönliches Kriegstagebuch des Generals der Flieger [Werner] Kreipe als Chef des Generalstabes der Luftwaffe für die Zeit vom 22.7.-2.11.1944’, aantekening van 23.10.44, in Hermann Jung, Die Ardennenoffensive 1944/45, Göttingen, 1971, p. 227.

62. Günter K. Koschorrek, Blood Red Snow. The Memoirs of a German Soldier on the Eastern Front, Londen, 2002, p. 293 (22.10.44).

63. BA/MA, RH 20-4/593, ongenummerd, verslag van Hauptmann Fricke, aan Armeeoberkommando 4, 26.10.44. Deze meldt 45 lichamen, 26 gevonden in Nemmersdorf en 19 in het nabijgelegen Tutteln (samen met enkele ongetelde verkoolde lichamen in een uitgebrande koeienstal). De meeste doden in Nemmersdorf waren geen inwoners van de stad, maar waren op de vlucht voor het Rode Leger. In twee andere rapporten (BA/MA, RH2/2684, fol. 2, 5) wordt melding gemaakt van een vrouw die waarschijnlijk is verkracht en vervolgens gedood door klappen met een bijl of spade in Schweizerau op 22 oktober, en 11 burgers onder wie 4 vrouwen die waren verkracht, gevonden in een zuivelbedrijf in Bahnfelde, nabij Schulzenwalde. Een lijst van slachtoffers die later werd samengesteld, rapporteert er 90 in een aantal plaatsen in Oost-Pruisen (het hoogste aantal, 26, in Nemmersdorf), met ontelbare gevallen van verkrachting en ook de moord op 5 kinderen die, naar beweerd, met hun tong op tafels waren vastgespijkerd. BA/MA, RH2/2685, fol. 168. Karl-Heinz Frieser in DRZW, 8, p. 620 n. 77, geeft een vermoedelijk aantal van 46 burgers in Nemmersdorf zelf, zonder aangrenzende locaties mee te tellen, maar geeft geen verklaring voor dit cijfer, dat waarschijnlijk een marginale misrekening is van de doden in Nemmersdorf en Tutteln samen. Hij wijst erop (noot 76) dat de bevindingen van Fisch bijna volledig waren gebaseerd op de antwoorden op vragen die hij in de jaren negentig aan overlevenden had gesteld. In zijn poging om de propaganda als grotendeels leugenachtig neer te zetten, lijkt hij soms naar een al te sympathiek beeld van het Rode Leger te neigen. Pöllmann, p. 214 geeft 26 burgerslachtoffers in Nemmersdorf zelf en nog eens 28 in de onmiddellijke omgeving.

64. BA/MA, N245/2, fol. 40. NL Reinhardt, brief aan zijn vrouw, 26.10.44.

65. TBJG, II/14, p. 110 (26.10.44). En zie Wilfred von Oven, Mit Goebbels bis zum Ende, deel 2, Buenos Aires, 1950, p. 170 (27.10.44). Hitler zelf had op de berichten over de wreedheden gereageerd met de eis dat deze binnen de Wehrmacht voor de propaganda zou worden gebruikt, en toonde zich ongeduldig over de traagheid waarmee foto’s en ooggetuigenverslagen werden verspreid. If Z, Nbg.-Dok. PS-1787. Zie ook David Irving, Hitler’s War, Londen, 1977, p. 893, n. bij p. 726.

66. Citaat Steinert, pp. 521-522 .

67. Fisch, Nemmersdorf, pp. 144, 153, n. 8.

68. Schwendemann, p. 240, n. 41.

69. Sommige werden langs soortgelijke kanalen gevolgd door de Britse inlichtingendienst: NAL, FO 898/187, PWE, Summary of and Comments on German Broadcasts to Germany, fol. 439, 457-458 rapporten van 23-9.10.44 en 30.10-5.11.44).

70. Fisch, Nemmersdorf, pp. 146-147.

71. VB, 1.11.44.

72. BAB, R55/601, fol. 181, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 23.10.44. Zie ook Meindl, p. 434.

73. Steinert, p. 522.

74. TBJG, II/14, p. 69 (10.10.44).

75. Zie If Z, Fa-93, Vorlage for Bormann, 12.10.44, waarin Werner Naumann, staatssecretaris van het ministerie van Propaganda, hem meedeelt dat de Duitsers in de westelijke bezette gebieden zich niet overeenkomstig de ‘nationale eer’ gedroegen; en Himmler aan HSSPF West, 18.10.44 (ook in BAB, NS19/751, fol. 21), waarin hij aangeeft dat verslagen in de vijandelijke pers ‘oneervol gedrag’ onthulden van Duitse burgers onder vijandelijke bezetting in het westen. Zie ook Klaus-Dietmar Henke, Die amerikanische Besetzung Deutschlands, München, 1996, p. 172.

76. TBJG, II/14, pp. 176 (8.11.44), 189 (10.11.44).

77. BAB, R55/601, fol. 204, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 7.11.44; TBJG, II/14, p. 192 (10.11.44).

78. BHStA, MA 106696, rapport van RPvOF/MF, 8.11.44.

79. BAB, R55/601, fol. 210, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 7.11.44.

80. BAB, R55/608, fol. 29, Mundpropagandaparole nr.4, 7.11.44.

81. TBJG, II/14, pp. 192-193 (10.11.44).

82. Otto Dov Kulka en Eberhard Jäckel (red.), Die Juden in den geheimen NS-Stimmungsberichten 1933-1945, Düsseldorf, 2004, p. 546, nr. 749, rapport van SD-Leitabschnitt Stuttgart, 6.11.44; ook in IWM, ‘Aus deutschen Urkunden, 1935-1945’, ongepubliceerde documenten, g.d. (c.1945-46), pp. 275-276; en geciteerd door Steinert, pp. 522-523.

83. BAB, R55/601, fol. 215, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 14.11.44.

84. BAB, R55/608, fol. 30, Mundpropagandaparole nr. 5, 8.11.44.

85. TBJG, II/14, p. 169 (7.11.44).

86. BAB, R55/601, fol. 223, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 14.11.44. Goebbels had al eerder in november geconcludeerd dat ‘de publicatie van de wreedheden van Nemmersdorf al voldoende waren geweest om alle soldaten duidelijk te maken wat er op het spel stond’. Op het hoofdkwartier van de Führer meende men dat het nu niet nodig was om het moreel van de troepen op te krikken door de details te publiceren van bolsjewistische wreedheden tegen Duitse soldaten. TBJG, II/14, p. 159 (5.11.44).

87. Traudl Junge, Until the Final Hour. Hitler’s Last Secretary, London, 2002, p. 145.

88. Nicholaus von Below, Als Hitlers Adjutant 1937-45, Mainz, 1980, p. 340.

89. Hitler. Reden und Proklamation 1932-1945, red. Max Domarus, Wiesbaden, 1973, p. 2045.

90. Himmler had de namen van de niet aanwezige leiders op een lijst genoteerd – een aanwijzing dat het doel inderdaad was om kennis over en medeplichtigheid aan wat er was gebeurt te garanderen. Irving, pp. 575-576.

91. BA/MA, N245/2, NL Reinhardt, fol. 40 (dagboekaantekening, 26.10.44).

92. Udo von Alvensleben, Lauter Abschiede. Tagebuch im Kriege, Frankfurt am Main., 1971, pp. 439-440 (12.2.45). Ook geciteerd in Kunz, p. 253.

93. Zie de negatieve beeldvorming in brieven van het front in DRZW, 9/2 (Müller), pp. 80-89.

94. Zie DRZW, 9/1 (Förster), pp. 638-639.

95. Tegen het einde van 1944 waren bijna 10.000 doodstraffen uitgevoerd binnen de Wehrmacht (waarvan de meeste in de landmacht). DRZW, 9/1 (Echternkamp), p. 48-50.

96. Deel van de titel van Omer Bartov’s boek, The Eastern Front, 1941-45. German Troops and the Barbarisation of Warfare, New York, 1986.

97. Antony Beevor, D-Day. The Battle for Normandy, Londen, 2009, p. 522.

98. TBJG, II/14, p. 199 (11.11.44)

99. LHC, Dempsey Papers, nr. 179, Pt. II, p. 8, brief van Johanna Ambross, München, 20.9.44. Tekst in het Engels.

100. BA/MA, N6/4, NL Model, rapport (voor Amerikaanse autoriteiten) over Legergroep B van half oktober 1944 tot half april 1945 door Oberst im Generalstab a.D. Günther Reichhelm, samengesteld in 1946-47, fol. 1.

101. Hans-Heinrich Wilhelm, ‘Hitlers Ansprache vor General und Offizieren am 26. Mai 1944’, Militärgeschichtliche Mitteilungen, 2 (1976), pp. 123-170.

102. Saul Friedländer, The Years of Extermination. Nazi Germany and the Jews, 1939-1945, Londen, 2007, pp. 615-619; Raul Hilberg, The Destruction of the European Jews, New Viewpoints ed., New York, 1973, p. 547.

103. Hilberg, p. 629.

104. Friedländer, p. 628.

105. Hilberg, pp. 630-631.

106. Zie Jeffrey Herf, The Jewish Enemy. Nazi Propaganda during World War II and the Holocaust, Cambridge, Mass., 2006, pp. 246-254.

107. Kulka en Jäckel, p. 544, no.744.

108. Peter Longerich, ‘Davon haben wir nichts gewußt!’ Die Deutschen und die Judenverfolgung 1933-1945, München, 2006, pp. 304-311, waarin opgetekende kritiek op dergelijke boude aannames over de bombardementen ook duidelijk is.

109. Victor Klemperer, Ich will Zeugnis ablegen bis zum letzten. Bd.2. Tagebücher 1942-1945, red. Walter Nowojski en Hadwig Klemperer, Darmstadt, 1998, pp. 594-596 (27.9.44).

110. Hij merkt op hoe somber een kennis was over de nederlaag van de Britten bij Arnhem. Anders ‘hadden ze nu het Ruhrgebied in handen gehad en zou de oorlog voorbij zijn’. Klemperer, p. 609 (30.10.44).

111. Klemperer, p. 605 (17.10.44).

112. Klemperer, pp. 609-610 (2.11.44, 12.11.44).

113. Klemperer, p. 616 (26.11.44).

114. Klemperer, p. 609 (30.10.44).

115. Ulrich Herbert, Hitler’s Foreign Workers. Enforced Foreign Labor in Germany under the Third Reich, Cambridge, 1997, p. 298.

116. IWM, Memoires van P. E. van Stemann (een Deense journalist die van 1942 tot het einde van de oorlog in Berlijn was gevestigd, samengesteld circa 1980), fol. 183.

117. Zie BAB, R55/601, fol. 124, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 18.9.44.

118. BAB, R55/601, fol. 119, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 11.9.44.

119. IWM, ‘Aus deutschen Urkunden’, ongepubliceerde documentatie, g.d. (?c. 1945-46) p. 276.

120. BAB, R55/601, fol. 124, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 18.9.44. fol. 123-124.

121. Hitler. Reden und Proklamation, pp. 2160-2167.

122. Jung, p. 103 en p. 218 (dagboek Kreipe, aantekening van 16.9.44); Guderian, pp. 370-371.

123. Albert Speer, Erinnerungen, Frankfurt am Main en Berlijn, 1969, p. 423.

Hoofdstuk 4 – Gewekte hoop – en weer de bodem ingeslagen

1. Geciteerd in DZW, 6, p. 125; KTB/OKW, Bd 4/I, p. 436. Jodl aan Chef van de Generale Staf in OB West, 1.11.44. Zie ook Bodo Scheurig, Alfred Jodl. Gehorsam und Verhängnis, Berlijn en Frankfurt am Main, 1991, pp. 303-6 voor Jodls twijfels over – maar rechtvaardiging van – het Ardennenoffensief. Toen hij van Speer hoorde dat Hitler op het punt stond zijn laatste kaart te gaan spelen, veronderstelde de vooraanstaande industrieel Albert Vögler, heel logisch, dat dit aan het oostfront zou gebeuren. ‘Niemand zou zo dwaas zijn het oosten bloot te stellen teneinde de vijand in het westen tegen te houden,’ redeneerde hij. Albert Speer, Erinnerungen, Frankfurt am Main en Berlijn, 1969, p. 423.

2. Hitler and his Generals. Military conference 1942-1945, Helmut Heiber en David M. Glanz (red.), Londen, 2002, pp. 539-40 (12.12.44).

3. Walter Warlimont, Inside Hitler’s Headquarters 1939-1945, Londen, 1964, pp. 475-8; DRZW, 7 (Vogel), pp. 619-20.

4. Hermann Jung, Die Ardennenoffensive 1944/45, Göttingen, 1971, p. 218 (Kreipe-dagboek, 16.9.44); DZW, 6, pp. 124-5.

5. John Erickson, The Road to Berlin, uitgave Cassell, Londen, 2003, pp. 394-7; Brian Taylor, Barbarossa to Berlin. A Chronology of the Campaigns on the Eastern Front 1941 to 1945, vol. 2, Stoud, 2004, pp. 248-59.

6. Max Hastings, Armageddon. The Battle for Germany 1944-1945, Londen, 2004, pp. 202-25.

7. DRZW, 7 (Vogel), p. 615.

8. DZW, 6, pp. 212-3; DRZW, 7 (Vogel), pp. 615-16; Hastings, pp. 218-20; Joseph Balkoski, Patton’s Third Army: The Lorraine Campaign’, in Albert A. Nofi (red.), The War against Hitler. Military Strategy in the West, Conshohoken, Pa., 1995, pp. 178-91.

9. Wilfred von Oven, Finale Furioso. Mit Goebbels bis zum Ende, Tübingen, 1974, pp. 517-18 (3.12.44); TBJG, II/14, pp. 339-41 (3.12.44); BAB, R55/608, fol. 34, Mondelinge propagandaslogan, No.11 (18.12.44). Het onverwachte van de val van Straatsburg en de chaotische pogingen de bevolking te evacueren werden benadrukt in een ooggetuigenverslag dat later Himmler werd toegestuurd. BAB, NS19/606, fols. 2-4v, rapport over de gebeurtenissen in Straatsburg op 22-23 november 1944 (19.12.44). Een propagandarapport uit Baden onderstreepte het ‘enorme schokeffect’ in de hele regio als gevolg van de val van de stad. Vluchtelingenstromen overspoelden de rechter Rijnoever. De gedeprimeerde stemming van de mensen bereikte een dieptepunt. Het vertrouwen was ‘buitengewoon geschokt’. BAB, R55/21504, zonder folionr., Gaupropagandaleiter, Reichspropagandaamt Baden, Bericht über die Propagandaführung im Gau Baden, 15.1.45.

10. Hastings, p. 225.

11. Hitler and his Generals. p. 541 (12.12.44) en p. 1038, noot 1556.

12. Zie Franz Kurowski, ‘Dietrich and Manteuffel’, in Corelli Barnett (red.), Hitler’s Generals, Londen, 1989, pp. 411-37 voor pentekeningen.

13. DZW, 6, pp. 126-8; DRZW, 7 (Vogel), pp. 621-2; Warlimont, p. 485; Heinz Guderian, Panzer Leader, uitgave Da Capo, New York, 1996, p. 380.

14. Warlimont, pp. 481-5; Guderian, p. 380; Scheurig, p. 305; BA/MA, RH21/V/66: Manteuffel: ‘Die 5. Panzerarmee in der Ardennenoffensive’, (getuigenverklaring voor US Historical Division, 1946), fol. 50; BA/MA, N6/4, Oberst G. Reichhelm (Models stafchef), ‘Zusammendfassender Bericht über die Kampfhandlungen der deutschen Herresgruppe B von Mitte Oktober 1944 bis Mitte April 1945’ (getuigenverklaring voor US Historical Division, 1946-7), fols. 14-15; Guenther Blumentritt, Von Rundstedt. The Soldier and the Man, Londen, 1952, pp. 264-9; DRZW, 7 (Vogel), p. 620; DZW, 6, p. 125; Siegfried Westphal, Erinnerungen, Mainz, 1975, pp. 294-300: Walter Görlitz, Model. Strategie der Defensive, Wiesbaden, 1975, pp. 222-5; David Downing, The Devil’s Virtuosos: German Generals at War 1940-5, Londen, 1977, pp. 231-3.

15. Geciteerd in Warlimont, pp. 489-90. Jung, pp. 201-2, betoogt dat de enige alternatieve weg die voor hen open stond – ontslag nemen – het commando aan minder bekwame generaals zou hebben gegeven en de Duitse verliezen zou hebben laten stijgen.

16. Zie Warlimont, pp. 481-2.

17. NAL, WO219/1651, fols. 144-5, SHAEF ondervraging van Jodl (23.5.45).

18. Geciteerd in DZW, 6, pp. 129-30.

19. Voor een taxatie van de rampzalige ineenstorting, hoofdzakelijk in de tweede helft van 1944, zie John Zimmermann, Pflicht zum Untergang. Die deutsche Kriegführung im Westen des Reiches 1944/45, Paderborn, 2009, pp. 40-65.

20. IWM, FD 3063/49, Doos 368/54, getuigenverklaring van Speer (13.7.45). Over het economische effect van bombardementen in 1944, zie Richard Overy, Why the Allies Won, Londen, 1995, pp. 130-1; en Dietrich Eichholtz, ‘Deutschland am Ende des Krieges. Eine kriegswirtschaftliche Bilanz’, Berliner Gesellschaft für Faschismus- und Weltkriegsforschung, Bulletin Nr.6 (1996), pp. 22-3, 27-30.

21. IWM, FD 3063/49, Doos 367/26, getuigenverklaring van Speer (13.8.45); Doos 368/67, getuigenverklaring door Saur, (2-8.10.45). Voor de bewapeningssituatie die leidde tot het Ardennenoffensief, zie Jung, hfdst. 2.

22. IWM, FD 3063/49, Doos 367/34, getuigenverklaring door Saur en Kehrl (13.8.45).

23. IWM, FD 3063/49, Doos 367/28, getuigenverklaring van Bosch (11.6.45).

24. IWM, FD 3063/49, Doos 367/34, getuigenverklaring van Kehrl (26.7.45).

25. IWM, FD 3063/49, Doos 367/34, getuigenverklaring van Röchling (10.8.45).

26. IWM, FD 3063/49, Doos 367/35, Suppl. I, getuigenverklaring van Rohland (22.10.45).

27. IWM, FD 3063/49, Doos 367/34, en Doos 368/93, getuigenverklaringen van Schulze-Fielitz (10.8.45 en ongedateerd, zomer 1945).

28. IWM, FD 3063/49, Doos 368/84 Deel II, getuigenverklaring van Fiebig (25.5.46).

29. IWM, FD 3063/49, Doos 367/26, getuigenverklaring van Speer (13.8.45).

30. IWM, FD 3063/49, Doos 368/67, getuigenverklaringen door Saur (2-8.10.45, 7.6.45). Hans Kehrl, Krisenmanager im Dritten Reich, Düsseldorf, 1973, p. 407, wees ook op het feit dat ondanks alle toenemende problemen de wapenproductie in 1944 hoger was dan in elk van de jaren 1940 tot 1943, toen Duitsland de volledige beschikking had over zijn economische basis. Zelfs in januari 1945 was het indexcijfer van de wapenproductie hoger dan in enig oorlogsjaar afgezien van 1944. Adam Tooze, The Wages of Destruction. The Making and Breaking of the Nazi Economy, Londen, 2006, pp. 687-8, tabel A6.

31. WM, Doos 367/27, getuigenverklaring door Saur (11-13.6.45).

32. Zie voor deze besluiten in november en december, Deutschlands Rüstung im Zweiten Weltkrieg. Hitlers Konferenzen mit Albert Speer 1942-1945, Willi A. Boelcke (red.), Frankfurt am Main, 1969, pp. 444-58; en voor Speers verwoede pogingen op dit moment de productie aan de gang te houden, Alfred C. Mierzejewski, ‘When did Albert Speer give up?’, The Historical Journal, 31 (1988), p. 394.

33. Zware luchtaanvallen hadden de grote industriesteden herhaaldelijk getroffen en het transportnetwerk aangevallen. Meer dan 50 procent van de Amerikaanse bommen was op dit moment erop gericht transportinstallaties te vernietigen. De Britten, die in de laatste drie maanden van 1944 meer bommen afwierpen dan in het hele jaar 1943, concentreerden zich meer op de steden, met grote aanvallen op Dortmund, Duisburg, Essen, Keulen, Düsseldorf, Bochum en Gelsenkirchen, maar brachten ook ernstige schade toe aan het transport, en wierpen tussen november en januari 1945 102.796 ton af, voornamelijk op treinrangeerterreinen. Zie DZW, 6, pp. 163, 166-7; Tooze, p. 650; Jörg Friedrich, Der Brand. Deutschland im Bombenkrieg 1940-1945, uitgave List, Berlijn, 2004, p. 150. Alfred C. Mierzejewski, The Collapse of the German War Economy, 1944-1945: Allied Air Power and the German National Railway, Chapel Hill, NC, 1988, hfdst. 6-7, biedt een gedetailleerde beschrijving van het verlammende effect van het bombarderen van het transport in najaar 1944. Speer bracht half november de leiding van de marine van de ernst van de luchtaanvallen op de hoogte. De Reichsbahn was zwaar getroffen. Vijf grote spoorwegstations waren buiten bedrijf. Er waren enorme dalingen in kolen- en staalproductie (met vier vijfde van de staalfabrieken beschadigd of verwoest), en de gasvoorraden waren met 40 procent afgenomen. – KTB/SKL, Bd.63/II, p. 188 (17.11.44).

34. BAB, R3/1528, fols. 1-48, Speers rapport over het Ruhrgebied, 11.11.44.

35. BAB, R3/1542, fols. 1-21. Speers rapport over zijn reis naar Rijn en Ruhr, 23.11.44.

36. Deutschlands Rüstung, p. 444 (28.11.44).

37. TBJG, II/14, pp. 368-9 (7.12.44).

38. BAB, R3/1543, fols. 3-15.

39. Speer, p. 425.

40. BAB, R3/1544, fols. 56-73 (geciteerde woorden, fol. 71).

41. DRZW, 5/2 (Müller), p. 771, ziet dit als, in feite, Speers ‘overlevingsprogramma’ voor de laatste fase van de oorlog.

42. Speer, p. 423. Na zijn reis naar het Ruhrgebied in november bewerkstellingde Speer bij Hitler Vöglers aanstelling als Gevolmachtigde voor Bewapening en Oorlogsproductie in het Ruhrgebied om ter plekke in zijn naam besluiten te nemen die de productie van de Ruhr gaande moest houden. Deutschlands Rüstung, p. 445 (28.11.44).

43. BAB, R3/1623, fols. 3,4,8-10,22 (26.7.44, 2.8.44), over de terugtrekking uit het oosten; fols. 24-7, 46, 50-2, 66-8, 77 (10, 13, 16, 18, 19, 22.9.44) over het lamleggen van de industrie in westelijke gebieden.

44. BAB, R3/1623, fol. 123, Keitel aan Speer (6.12.44).

45. BAB, R3/1623, fols. 125-6, Speer aan het Hoofd van Bewapeningscommissie XIIb Kelchner, 6.12.44; Keitel Fernschreiben, 10.12.44. Zelfs nu achtte Speer het noodzakelijk (fol. 127, 12.12.44) weer tussenbeide te komen, dit maal bij grootadimiraal Dönitz, om de verwoesting te voorkomen van aanlegsteigers en hun installaties die op 17 november op een lijst waren gezet voor vernietiging op bevel van het Kustcommando Oost (Marinekommando Ost).

46. Opgemerkt door Müller in DRZW, 5/2, p. 771.

47. BAB, NS19/1862, fols. 1-5, Bormann aan Himmler, 23.10.44.

48. BAB, NS19/4017, fols. 43-56, ontmoeting in Klein-Berkel, 3.11.44.

49. TBJG, II/14, pp. 157-8 (5.11.44).

50. Zie Dieter Rebentisch en Karl Teppe (red.), Verwaltung contra Menschenführung im Staat Hitlers, Göttingen, 1986, pp. 7-32; Peter Longerich, Hitlers Stellvertreter: Führing der Partei und Kontrolle des Staatapparates durch den Stab Heß und die Partei-Kanzlei Bopmann, München, 1992, pp. 256-64; en Armin Nolzen, ‘Charismatic Legitimation and Bureaucratic Rule: The NSDAP in the Third Reich, 1933-1945’, German History, 23 (2005), pp. 494-518.

51. Kurt Pätzold en Manfred Weißbecker, Geschichte der NSDAP, Keulen, 1981, p. 375; Dieter Rebentisch, Führerstaat im Zweiten Weltkrieg, Stuttgart, 1989, pp. 528-9.

52. Alle opgenomen, vele van november-december 1944, in BAB, R43II/692b: Deutscher Volkssturm, Bd.2, fols. 1-28. Een indruk van de grote hoeveelheid sterk uiteenlopende zaken die de Partijkanselarij in deze periode behandelde kan worden opgemaakt uit de verzameling Akten der Partei-Kanzlei der NSDAP, vol. 1, Helmut Heiber (red.), München, 1983, Regesten Bd.1-2, en vol. 2, Peter Longerich (red.), München, 1989, Regesten Bd. 4.

53. TBJG, II/14, p. 432 (17.12.44).

54. The Bormann Letters, H.R. Trevor-Roper (red.), Londen, 1954, p. 148 (11.12.44).

55. Zie TBJG, II/14, p. 400 (12.12.44) over het gebrek aan papier.

56. BAB, R43II/583a, fol. 64-64v, Reichspostminister aan Hoogste Rijksautoriteiten etc. (7.11.44).

57. TBJG, II/14, pp. 146-7 (3.11.44), 191 (10.11.44), 224 (17.11.44), 232 (18.11.44), 268 (24.11.44), 308-9 (1.12.44), 444 (19.12.44); BAB, R3/1529, fols. 3-12, Speers memorandum aan Hitler (6.12.44).

58. TBJG, II/14, pp. 394 (11.12.44), 398 (12.12.44); Von Oven, pp. 519 (5.12.44), 520-3 (11.12.44). Tekst van het decreet in ‘Führer-Erlasse’ 1939-1944, Martin Moll (red.), Stuttgart, 1997, pp. 469-70.

59. TBJG, II/14, p. 305 (1.12.44).

60. Von Oven, p. 517 (29.11.44); TBJG, II/14, p. 276 (25.11.44).

61. TBJG, II/14, pp. 317-34 (2.12.44).

62. TBJG, II/14, pp. 159-60 (5.11.44).

63. TBJG, II/14, pp. 208-9 (13.11.44); von Oven, pp. 511-12 (12.11.44).

64. Over de film, zie David Welch, Propaganda and the German Cinema 1933-1945, Oxford, 1983, pp. 225-35.

65. TBJG, II/14, pp. 310-11 (1.12.44); p. 345 (3.12.44); Welch, p. 234.

66. TBJG, II/14, pp. 469-70 (23.12.44). Meer veranderingen waren noodzakelijk, maar, zoals hij gehoopt had, de première vond plaats op 30 januari 1945, de twaalfde verjaardag van Hitlers ‘machtsovername’.

67. BAB, R55/601, fol. 204, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 7.11.44; TBJG, II/14, p. 192 (10.11.44) .

68. TBJG, II/14, p. 147 (3.11.44); ook p. 310 (1.12.44). Hij erkende dat het falen van het regime om zijn bevolking in de luchtoorlog te beschermen in de ogen van het publiek zijn grootste zwakte was (p. 165 (6.11.44)). Düren, ten oosten van Aken, een van de zwaarst gebombardeerde steden tijdens de oorlog, biedt een voorbeeld. Slechts 13 van de 9322 gebouwen bleven onbeschadigd door de najaarsblitz en meer dan 3000 mensen verloren het leven (Friedrich, p. 144). Eind december rapporteerde Himmler dat dat de bevolking daar ‘volstrekt vijandig en onvriendelijk’ was en dat de Hitlergroet bijna niet voorkwam, zelfs niet onder lokale partijfunctionarissen (NS19/751, fol. 32, Himmler aan Bormann, 26.12.44, ook in If Z, Fa-93).

69. TBJG, II/14, pp. 133, 238 (1.11.44, 19.11.44); Robert Grosche, Kölner Tagebuch 1944-46, Keulen, 1969, pp. 52-6 (30.10.44-6.11.44); LHC, Dempsey Papers, No.178. Pt.II, pp. 7-8 (27.11.44) ‘Total War Comes to Keulen’ (verslag van een krijgsgevangene die de luchtaanval meemaakte).

70. Widerstand und Verfolgung in Köln, red. Historisches Archiv der Stadt Köln, Keulen, 1974, pp. 395-6; Detlef Peukert, Die Edelweißpiraten. Protestbewegungen jugendlicher Arbeiter im Dritten Reich, Keulen, 1980, pp. 103-15; TBJG, II/14, p. 426 (16.12.44).

71. TBJG, II/14, p. 269 (24.11.44).

72. TBJG, II/14, p. 192 (10.11.44).

73. Margarete Dörr, ‘Wer die Zeit nicht miterlebt hat …’. Frauenerfahrungen im Zweiten Weltkrieg und in den Jahren danach, vol. 3, Frankfurt am Main en New York, 1998, p. 437.

74. TBJG, II/14, p. 192 (10.11.44).

75. TBJG, II/14, p. 269 (24.11.44).

76. IWM, Doos 367/35, Sup. I, Rohland getuigenverklaring, pp. 3-4 (22.10.45).

77. Von Oven, p. 518 (3.12.44). Het ‘Morgenthauplan’, voorgesteld door de Amerikanen op de Quebec Conferentie in september 1944, en waarmee, kennelijk met weinig aandacht voor details, was ingestemd door de Britten (die, verrassend genoeg, nauwelijks belangstelling hadden getoond voor wat het inhield). Hoewel president Roosevelt een voorstander van een hardvochtige vrede was, werd hij uiteindelijk overgehaald zich terug te trekken uit het ‘Morgenthauplan’ door de gecombineerde en vastbesloten oppositie van zijn minister van Buitenlandse Zaken, Cordell Hull, en zijn minister van Oorlog, Henry Stimson. Toby Thacker, The End of the Third Reich. Defeat, Denazification and Nuremberg, January 1944-November 1946, pb. ed., Stroud, 2008, pp. 58-60.

78. Von Oven, pp. 524-5 (14.12.44); TBJG, II/14, pp. 407-13 (13.12.44). Levendige beschrijvingen van de afschuwelijke omstandigheden volgend op de luchtaanvallen op Bochum (‘een dodenstad’) en andere grote verstedelijkte gebieden in Rijn en Ruhr werden gegeven in een geheim rapport van de Duitse censuur over brieven naar en afkomstig van het front, dat in geallieerde handen viel. NAL, FO 898/187, samenvatting van Duitse mediarapporten, fols. 292-5 (27-31.12.44).

79. TBJG, II/14, pp. 408-9, 412 (13.12.44).

80. TBJG, II/14, p. 377 (8.12.44).

81. Robert Ley, de leider van de partijorganisatie, zond Hitler een enigszins wisselend rapport over de kwaliteiten van de westelijke Gauleiter, na een veertiendaags bezoek aan het westen in november, maar op gebrek aan loyaliteit werd niet gezinspeeld. BAB, NS6/135, fols. 12-17, Leys rapport aan Hitler, 30.11.44; nauwgezet samengevat in TBJG, II/14, pp. 355-7 (5.12.44).

82. BAB, R55/603, fol. 513 (28.11.44).

83. TBJG, II/14, pp. 309-10, 316, 344, 382 (1.-3.12.44, 9.12.44); BAB, R55/601, fols. 221-2, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 14.11.44; Von Oven, p. 509 (10.11.44); Das letzte halbe Jahr. Stimmungsberichte der Wehrmachtpropaganda, Wolfram Wette, Ricarda Bremer en Detlef Vogel (red.), Essen, 2001, pp. 153, 160, 167 (21.11.44, 29.11.44, 9.12.44).

84. TBJG, II/14, p. 420 (15.12.44).

85. NS19/751, fols. 23-5, hoofd van SS-Hauptamt Gottlob Berger aan Himmler, 17.11.44 (ook in If Z, Fa-93).

86. Geciteerd in Andreas Kunz, Wehrmacht und Niederlage: Die bewaffnete Macht in der Endphase der nationasozialistischen Herrschaft 1944 bis 1945, München, 2007, p. 269.

87. BA/MA, Zsg2/2697, fols. 64-7, dagboeknotities van Julius Dufner (27.11-5.12.44). Over het bombarderen van Freiburg, zie Peter Zolling, ‘Was machen wir am Tag nach unserem Sieg?’, in Wolfgang Malanowski (red.), 1945. Deutschland in der Stunde Null, Reinbek bei Hamburg, 1985, p. 121 en, vooral, Friedrich, pp. 306-11.

88. BfZ, Sterz-Sammlung, U’Fw. Hermann S., 6.12.44.

89. BfZ, Sterz-Sammlung, SS-Rttf. Paul S., 5.12.44.

90. BfZ, Sterz-Sammlung, SS-Rttf. Paul S., 11.11.44. Propagandabureaus rapporteerden half november een verbetering van de stemming onder de burgerbevolking die men ten dele toeschreef aan de aankondiging van de V2-aanvallen. BAB, R55/601, fol. 215, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst van 14.11.44.

91. BfZ, Sterz-Sammlung, Gefr. Michael M., 11.11.44.

92. BfZ, Sterz-Sammlung, Kanonier Felix S., 10.11.44.

93. LHC, Dempsey Papieren, No. 199, Pt. II, p. 5, (20.12.44), in het Engels.

94. BA/MA, N712/15, NL Pollex, Kriegstagebuch, notitie voor 26.12.44. Pollex, geboren in 1898, had in 1942 korte tijd dienstgedaan als hoge kwartiermaker (Oberquartiermeister) bij Legergroep Midden voordat hij werd overgeplaatst naar de Generale Legerstaf en later dat jaar bevorderd naar de rang van kolonel. In december 1944 werd hij naar Döberitz gestuurd om de leiding op zich te nemen van de opleidingscursussen voor officieren (Regimentskommandeur-Lehrgang), vervolgens op 6 januari overgeplaatst om stafchef te worden bij de Chef der deutschen Wehrmachtrüstung.

95. Sönke Neitzel, Abgehört. Deutsche Generäle in britischer Kriegsgefangenschaft 1942-1945, Berlijn, 2005, pp. 171, 432-3 (1.1.45); Engelse uitgave.: Tapping Hitler’s Generals. Transcripts of Secret Conversations, 1942-45, Barnsley, 2007, p. 127.

96. Benjamin Ziemann, ‘Fluchten aus dem Konsens zum Durchhalten. Ergebnisse, Probleme und Perspektiven der Erforschung soldatischer Verweigerungsformen in der Wehrmacht 1939-1945’, in Ralf-Dieter Müller en Hans-Erich Volkmann (red.), Die Wehrmacht: Mythos und Realität, München, 1999, p. 594; Manfred Messerschmidt, ‘Die Wehrmacht in der Endphase. Realität und Perzeption’, Aus Parlament und Zeitgeschichte, B32-33/89 (4.8.89), pp. 42-3. General Schörner rechtvaardigde zijn moordende militaire discipline tegenover zijn eigen ondergeschikte leidinggevende officieren in Koerland vanuit de noodzaak het snel groeiend aantal deserteurs te bestrijden. BA/MA, RH19/III/727, fols. 49-49v, Schörner aan al zijn generaals, 5.12.44.

97. Kunz, p. 267.

98. BA/MA, N712/15, NL Pollex, dagboeknotitie voor 8.12.44.

99. Hastings, p. 228. Majoor Hasso Viebig, bevelvoerend officier van de 277e Grenadierdivisie, die zich in Britse gevangenschap vier maanden na het offensief de vastbeslotenheid van de troepen herinnerde, en de opwinding dat ze weer oprukten. Neitzel, Abgehört, p. 200 en p. 539 noot 158. Zie ook Zimmermann, Pflicht, p. 94 voor de aanvankelijke versterking van het moreel door het offensief.

100. Voor het verloop van het offensief, zie DZW, 6, pp. 128-34, DRZW, 7 (Vogel), pp. 625-32, Jung, hfdst. 4-7, Lothar Gruchmann, Der Zweite Weltkrieg, München, 1967, pp. 310-12; Gerhard L. Weinberg, A World at Arms. A Global History of World War II, Cambridge, 1994, pp. 766-8, Stephen B. Patrick, ‘The Ardennes Offensive: An Analysis of the Battle of the Bulge’, in Nofi, pp. 206-24, en Hastings, hfdst. 8. Peipers pantserregiment was verantwoordelijk voor de dood van in totaal meer dan 400 Amerikaanse en Belgische gevangenen. DZW, 6, p. 130. Het bloedbad van Malmédy van 84 gevangenen wordt oordeelkundig besproken door Michael Reynolds, The Devil’s Adjutant. Jochen Peiper, Panzer Leader, Staplehurst, 1995, pp. 88-97.

101. LHC, Dempsey Papers, No. 241, Pt. II, p. 3, (30.1.45), dagboeknotitie van Luitenant Behmen, 18e Volksgrenadierdivisie, in het Engels.

102. LHC, Dempsey Papieren, No. 217, Pt. II, p. 5, (6.1.45), in het Engels.

103. BAB, R55/793, fols. 16-18, Materiaal voor propagandisten, No. 19 (11.12.44). Dergelijke propaganda had niettemin een beperkt effect. Goebbels noteerde half december dat de bevolking in het westen niet bang was voor de Anglo-Amerikanen en dat boeren daarom onwillig waren zich te laten evacueren. BJG, II/14, p. 402 (12.12.44).

104. LHC, Dempsey Papieren, No. 246, Pt. II, p. 3, (4.2.45), in het Engels.

105. BfZ, Sterz-Sammlung, Gefr. W.P. , 17.12.44.

106. BfZ, Sterz-Sammlung, Gefr. S.F., 17.12.44.

107. BfZ, Sterz-Sammlung, Uffz. Werner F., 19.12.44.

108. TBJG, II/14, pp. 429, 433 (17.12.44), 438-9 (18.12.44), 445 (19.12.44); Von Oven, pp. 526-9 (17.12.44, 20.12.44).

109. See VB, 19.12.44, waar de kop simpel luidde: ‘Duits offensief in het westen’.

110. BAB, R55/601, fols. 249-50, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst, 19.12.44. Zie ook Klaus-Dietmar Henke, Die amerikanische Besetzung Deutschlands, München, 1996, pp. 316-17.

111. TBJG, II/14, p. 450 (20.12.44), en nog steeds in dezelfde geest, p. 468 (23.12.44).

112. Das letzte halbe Jahr, p. 183, rapport voor 18-24.12.44 (2.1.45).

113. NAL, FO 898/187, samenvatting van Duitse mediarapporten, fol. 315 (18-26.12.44).

114. TBJG, II/14, p. 452 (20.12.44).

115. DRZW, 7 (Vogel), p. 631.

116. IWM, Doos 367/27, p. 7, Ondervragingsrapporten van het ministerie van Speer, getuigenverklaring van Saur, 11-13.6.45. Volgens Goebbels’ adjudant, Rudolf Semmler, werd het offensief op 21 december ‘reeds gezien als een duidelijke mislukking’. Rudolf Semmler, Goebbels – the Man next to Hitler, Londen, 1947, p. 171 (21.12.44).

117. Speer, p. 425.

118. Guderian, p. 381.

119. DRZW, 7 (Vogel), p. 629; Hastings, p. 261.

120. DZW, 6, p. 133, en p. 137 voor de cijfers die volgen.

121. TBJG, II/14, pp. 436-7 (29.12.44). Hij erkende een ‘enigszins hachelijker’ situatie zes dagen eerder (p. 469 (23.12.44)) en een verslechtering op 28.12.44 (pp. 480-1). Propaganda-agenten van de Wehrmacht in Berlijn maakten op dit moment ook opmerkingen over het zelfvertrouwen van soldaten die van het front terugkeerden, maar zinspeelden erop dat het enthousiasme thuis was afgenomen. Das letzte halbe Jahr, p. 193, report for 25-31.12.44 (3.1.45).

122. TBJG, II/14, p. 500 (31.12.44).

123. BA/MA, MSg2/2697, dagboek van luitenant Julius Dufner, fol. 78 (1.1.45).

124. BAB, R55/612, Echo zur Führerrede, samenvattend rapport aan Goebbels, fols. 22-3, 2.1.45; fols. 17-102 voor antwoorden van propagandabureaus op een verzoek voor informatie over de ontvangst van Hitlers toespraak en die van Goebbels zelf, 1-2.1.45.

125. Hitler. Reden und Proklamationen 1932-1945, red. Max Domarus, Wiesbaden, 1973, pp. 2179-85 voor de tekst van de toespraak.

126. BHStA, Minn 72417, zonder folionr., 28-11.44-5.1.45.

127. BAB, R43II/1648, fol. 20, Lammers aan Hoogste Rijksautoriteiten, 17.12.44.

128. TBJG, II/14, pp. 282, 328-9, 370-2 (27.11.44, 2.12.44, 7.12.44); David Irving, Göring. A Biography, Londen, 1989, pp. 447-8, 476.

129. Michael Bloch, Ribbentrop, Londen, 1992, pp. 418-19.

130. Ronald Smelser, Robert Ley. Hitler’s Labor Front Leader, Oxford, New York en Hamburg, p. 291.

131. The Bormann Letters, pp. 152, 158 (26.12.44, 1.1.45)

132. Felix Kersten, The Kersten Memoirs 1940-1945, Londen, 1956, pp. 238-9 (10.12.44); BAB, NS19/3912, fol. 115, Berger aan Himmler, voor geruchten over Himmlers in ongenade vallen (21.12.44). Himmler was in november aangesteld als opperbevelhebber Boven-Rijn. Als hoofd van het Reserveleger en als hoofd van de politie leek Himmler in een goede positie te verkeren om een tijdelijk leger bijeen te brengen als verdedigingsmacht ter ondersteuning van het Duitse 19e leger om het geallieerde offensief in de Elzas te helpen tegenhouden. De nieuwe Legergroep Boven-Rijn, gestationeerd in het gebied tussen het Zwarte Woud en de Zwitserse grens, was in aanzienlijke mate bijeengeflanst uit uitvallers, Volksgrenadier en luchtafweergeschuteenheden, grenspolitie, niet-Duitse bataljons uit het oosten, en manschappen van de Volkssturm. Omdat hij weigerde zijn hoofdkwartier in het Zwarte Woud te verlaten, creëerde Himmler een vacuüm dat intriges kweekte in het Führer-hoofdkwartier, waarin mogelijk Bormann en enkele ontevreden invloedrijke leiders van de SS betrokken waren. Heinz Höhne, The Order of the Death’s Head, Londen, 1972, pp. 509-11; Peter Padfield, Himmler. Reichsführer-SS, Londen, 1990, pp. 546, 554-6. Berger verzocht Himmler zijn activiteit als operbevelhebber Boven-Rijn te onderbreken en naar Führer-hoofdkwartier terug te keren. Zijn verzoek, zei hij, ‘komt niet alleen door de fabricatie van geruchten die met alle energie gestimuleerd zijn door bepaalde partijen – Reichsführer-SS is in ongenade, de Wehrmacht-lobby – Keitel heeft inderdaad gewonnen – maar omdat ik het gevoel heb dat als de Reichsführer-SS niet op het hoofdkwartier is, ons politieke werk, als basis van alles, immens te lijden heeft.’ Himmler antwoordde (fol. 116), via zijn persoonlijke adjudant, SS-Standartenführer Rudolf Brandt, op 29 december, en zei dat het nog maar korte tijd zou duren voordat hij het commando over Legergroep Boven-Rijn in andere handen kon leggen en dat hij in de gelegenheid zou zijn om over deze kwestie kort met Berger te spreken. Brief en telefoon, voegde hij, cryptisch, toe, waren ‘ongeschikt voor dit onderwerp’. Himmlers kortstondige commando over Legergroep Boven-Rijn, als onderdeel van het zwakke en korte Duitse offensief in de Elzas in januari, eindigde in mislukking. Maar welke geruchten er ook geweest waren, kennelijk hadden ze zijn status bij Hitler niet ondermijnd. Volgens Goebbels was Hitler ‘buitengewoon tevreden’ over het werk van de Reichsführer. Peter Longerich, Heinrich Himmler. Biographie, München, 2008, pp. 736-7.

133. TBJG, II/14, pp. 497-8 (31.12.44); von Oven, 529-30, 534-6 (26.12.44, 28.12.44).

134. Speer, pp. 425-7.

135. NAL, WO204/6384, Een interview met SS-Obergruppenführer Wolff, fol. 2, 15.6.45.

136. Guderian, pp. 382-4. Er is geoordeeld dat ‘de fatale rol van het Ardennenoffensief indirect het oostfront zou verzwakken’ doordat het strijdkrachten vasthield die nodig waren voor verdediging tegen het Rode Leger. Heinz Magenheimer, Hitler’s War. Germany’s Key Strategic Decisions 1940-1945, Londen, 1998, p. 264. Maar zelfs, zoals Jung, p. 201, opmerkt, als het Ardennenoffensief succesvoller was gebleken, dan was het overbrengen van uitgeputte eenheden van de Wehrmacht naar het oosten niet voldoende geweest om het Sovjetoffensief tegen te houden. Zie ook Henke, p. 342.

137. DZW, 6, p. 135; Warlimont, pp. 491-4; If Z, Nbg.-Dok. PS-1787, Jodls notities over Hitlers briefings, 22.12.44 (niet gepubliceerd in de documentatie van het proces van Neurenberg).

138. Jung, p. 229 (Kreipe dagboek, 2.11.44).

139. Nicolaus von Below, Als Hitlers Adjutant 1937-1945, Mainz, 1980, p. 398.

Hoofdstuk 5 – Calamiteiten in het oosten

1. Heinz Guderian, Panzer Leader, Da Capo ed, New York, 1996, p. 382.

2. Guderian, p. 382.

3. DZW, 6, pp. 498-499.

4. DZW, 6, pp. 503, 509; DRZW, 10/1 (Lakowski), pp. 498, 502-504, 531; John Erickson, The Road to Berlin, Cassell ed., Londen, 2003, p. 449.

5. Erickson, pp. 447-449.

6. Zie Walter Warlimont, Inside Hitler’s Headquarters 1939-45, Novato, Calif., g.d. [oorspronkelijke Engelstalige editie, Londen, 1964], pp. 212-219.

7. Jürgen Förster, ‘The Final Hour of the Third Reich: the Capitulation of the Wehrmacht’, Bulletin of the International Committee for the History of the Second World War, Montreal (1995), pp. 76-77.

8. If Z, Nbg.-Dok. PS-1787, Jodl’s ‘Notizen zum Kriegstagebuch’, ‘Lage am 22.1.45’ (23.1.45), niet afgedrukt in de gepubliceerde processtukken. Volgens Goebbels beweerde Hitler dat het bezit van olie de hoogste prioriteit had, dan kolen en daarna een goed functionerende bewapeningsindustrie. TBJG, II/15, p. 218 (25.1.45). Hongarije produceerde zo’n 22% van de benzine en 11% van de diesel die het Rijk nodig had. Heinrich Schwendemann, ‘Strategie der Selbstvernichtung: Die Wehrmachtführung im “Endkampf” um das “Dritte Reich”’, in Rolf-Dieter Müller en Hans-Erich Volkmann, Die Wehrmacht. Mythos und Realität, München, 1999, p. 226.

9. Guderian, pp. 382-387, 392-393.

10. Erich von Manstein, Lost Victories, Londen, 1982, pp. 531-532; DRZW, 9/1 (Förster), p. 605.

11. Schwendemann, ‘Strategie’, p. 231.

12. De kisten met Hindenburg en zijn vrouw werden eerst naar de garnizoenskerk van Potsdam vervoerd en kort daarna in het geheim naar een veiliger locatie overgebracht in een zoutmijn nabij Bernterode (een kleine stad in Thüringen). Op 27 april vonden de Amerikanen de kisten daar met de namen erop geschreven in rood krijt en in mei namen ze de kisten mee naar Marburg, waar de voormalige Rijkspresident en zijn vrouw in augustus 1946 eindelijk, onopvallend en midden in de nacht, werden herbegraven. Anna von der Goltz, Hindenburg. Power, Myth, and the Rise of the Nazis, Oxford, 2009, pp. 193-196.

13. Heinrich Schwendemann, ‘Das Kriegsende in Ostpreußen und in Südbaden im Vergleich’, in Bernd Martin (red.), Der Zweite Weltkrieg und seine Folgen. Ereignisse – Auswirkungen – Reflexionen, Freiburg, 2006, p. 96.

14. Als niet anders wordt aangegeven, is de bovenstaande beschrijving van de militaire loop der gebeurtenissen gebaseerd op DZW, 6, pp. 498-517; DRZW, 10/1 (Lakowski), pp. 491-542, 568 e.v.; Die Vertreibung der deutschen Bevölkerung aus den Gebieten östlich der Oder-Neisse, 2 delen, red. Theodor Schieder et al., pb. ed., München, 1984, deel 1 pp. 16E-23E; Erickson, hfdst. 7; Guderian, pp. 389 e.v.; Brian Taylor, Barbarossa to Berlin. A Chronology of the Campaigns on the Eastern Front 1941 to 1945, deel 2, Stroud, 2004, pp. 267-279; Heinz Magenheimer, Hitler’s War: Germany’s Military Strategy 1940-1945, London, 1998, pp. 264-71; Max Hastings, Armageddon. The Battle for Germany 1944-45, Londen, 2004, hfdst. 9-10; en Antony Beevor, Berlin. The Downfall 1945, pb. ed., Londen, 2007, hfdst. 3-4.

15. Ralf Meindl, Ostpreußens Gauleiter. Erich Koch – eine politische Biographie, Osnabrück, 2007, pp. 435-438; Kurt Dieckert en Horst Grossmann, Der Kampf um Ostpreußen. Ein authentischer Dokumentarbericht, München, 1960, pp. 119-120.

16. Hastings, pp. 322-323.

17. Alastair Noble, Nazi Rule and the Soviet offensive in Eastern Germany, 1944-1945: The Darkest Hour, Brighton en Portland, Ore., 2009, p. 320 n. 168; Meindl, pp. 441-442.

18. Meindl, p. 445. Volgens Noble, p. 210, verhuisde Koch eerst naar een comfortabel hotel in Pillau, maar dat werd een paar dagen later gebombardeerd. Zie ook Isabel Denny, The Fall of Hitler’s Fortress City. The Battle for Königsberg, 1945, Londen, 2007, pp. 201-202. Begin februari verhuisde Koch zijn staf naar Heiligenbeil om te helpen bij het organiseren van de evacuatie van vluchtelingen over het ijs van de Haff. Meindl, p. 447.

19. Heinrich Schwendemann, ‘Endkampf und Zusammenbruch im deutschen Osten’, Freiburger Universitätsblätter, 130 (1995), p. 19; Hans Graf von Lehndorff, Ostpreußisches Tagebuch: Aufzeichnungen eines Arztes aus den Jahren 1945-1945, pb. ed., München, 1967, pp. 18 (23.1.45), 40 (7.2.45).

20. Enkele van de vele voorbeelden in Edgar Günther Lass, Die Flucht. Ostpreußen 1944/45, Bad Nauheim, 1964, pp. 85-87.

21. Lehndorff, pp. 24-25 (28.1.45).

22. Die Vertreibung, deel 1, p. 28 (getuigenis uit 1951).

23. Christian Tilitzki, Alltag in Ostpreußen 1940-1945. Die geheimen Lageberichte der Königsberger Justiz 1940-1945, Leer, 1991, pp. 300-304 (rapport van het Generalstaatsanwalt, 18.1.45). Zie ook Heinrich Schwendemann, ‘Tod zwischen den Fronten’, Spiegel Spezial 2, Hamburg, 2002, p. 46. Gauleiter Koch raadde de gerechtelijke autoriteiten aan om een pragmatisch standpunt in te nemen over plunderen in deze omstandigheden. Lehndorff, p. 27 (29.1.45) maakt melding van zijn wanhoop over het plunderen van zijn veldhospitaal in Königsberg na een bomaanval; ook pp. 28-29 (30.1.45). In latere verslagen wordt de plundering van appartementen in Königsberg soms vergoelijkt, en wordt de nadruk gelegd op de draconische straffen voor plunderaars. Hans-Burkhard Sumowski, ‘Jetzt war ich ganz allein auf der Welt.’ Erinnerungen an eine Kindheit in Königsberg 1944-1947, München, 2009, p. 61.

24. Schwendemann, ‘Tod zwischen den Fronten’, pp. 44-45.

25. Denny, p. 199.

26. Lehndorff, p. 18 (23.1.45).

27. Beevor, p. 49.

28. Dieckert en Grossmann, p. 129; Lehndorff, p. 39 (7.2.45).

29. Lehndorff, pp. 19, 21 (24, 26.1.45).

30. Die Vertreibung, deel 1, pp. 144-146.

31. Lehndorff, p. 23 (27.1.45).

32. DRZW, 10/1 (Rahn), p. 272; Schwendemann, ‘Endkampf’, p. 20.

33. Lass, pp. 246 e.v..

34. Die Vertreibung, deel 1, p. 79 (getuigenis uit 1952).

35. Schwendemann, ‘Endkampf’, p. 20.

36. Franz W. Seidler en Alfred M. de Zayas (red.), Kriegsverbrechen in Europa und im Nahen Osten im 20. Jahrhundert, Hamburg-Berlin-Bonn, 2002, p. 220. Levendige beschrijvingen van de massale vlucht uit Oost-Pruisen en de omstandigheden in de provincie zijn te vinden in een verslag dat slechts een paar jaar na deze gebeurtenissen is samengesteld door Jürgen Thorwald, Es begann an der Weichsel. Flucht und Vertreibung der Deutschen aus dem Osten, pb. ed., München, 1995 (1e ed., 1949), pp. 123-199; en in Guido Knopp, Die große Flucht. Das Schicksal der Vertriebenen, München, 2001, pp. 57-85. Een goede beschrijving van de gruwelijke uittocht wordt gegeven door Richard Bessel, Germany 1945: From War to Peace, Londen, 2009, hfdst. 4.

37. Manfred Zeidler, Kriegsende im Osten. Die Rote Armee und die Besetzung Deutschlands östlich von Oder und Neisse, München, 1996, pp. 135-138.

38. Zeidler, pp. 140-141.

39. Schwendemann, ‘Endkampf’, p. 22.

40. Enkele van de vele voorbeelden in Die Vertreibung, deel 1, pp. 194, 297; deel 2, pp. 159-164, 224-234; Lass, pp. 87, 121.

41. Die Vertreibung, deel 1, p. 266.

42. Barbara Johr, ‘Die Ereignisse in Zahlen’, in Heike Sander en Barbara Johr (red.), Befreier und Befreite: Krieg, Vergewaltigungen, Kinder, München, 1992, pp. 47-48, 58-59.

43. De bovenstaande beschrijving van de benarde toestand van de Oost-Pruisische vluchtelingen is, als niet anders wordt vermeld, gebaseerd op Die Vertreibung, deel 1, pp. 33E-41E, 60E e.v., 79E e.v., en de rapporten, pp. 21-154. Cijfers over gedeporteerde Duitsers in Die Vertreibung, deel 1, p. 83E, en Schwendemann, ‘Endkampf’, p. 24 (waarin een schatting wordt gemaakt van maar liefst 400.000). Een aantal treffende mondelinge verslagen zijn te vinden in Hastings, pp. 319 e.v..

44. Die Vertreibung, deel 1, pp. 26E-32E, 345-404. Zie ook Noble, p. 204, voor de weigering van Gauleiter Emil Stürtz om evacuatie tijdig toe te staan.

45. BfZ, Sammlung Sterz, Pfarrer Heinrich M., 28.1.45, geeft het voorbeeld van de fabriek voor synthetische brandstof in Blechhammer en Heydebreck in Opper-Silezië. In het enorme industriële complex in Blechhammer, bij Cosel, ongeveer 75 kilometer van Auschwitz, werkten in de hoogtijdagen bijna 30.000 arbeiders, bijna 4.000 daarvan waren, kort voor de evacuatie in januari 1945, gevangenen in een buitenkamp dat bij Auschwitz III (Monowitz) hoorde. Over Blechhammer, zie Ernest Koenig, ‘Auschwitz III – Blechhammer. Erinnerungen’, Dachauer Hefte, 15 (1999), pp. 134-152; en Andrea Rudorff, ‘Blechhammer (Blachownia)’, in Wolfgang Benz en Barbara Distel (red.), Der Ort des Terrors. Geschichte der nationalsozialistischen Konzentrationslager, deel 5, München, 2007, pp. 186-191. Een week eerder had Speer Hitler verteld over het belang van de productie van vliegtuigbrandstof door de fabriek en erop aangedrongen om de hele Luftwaffe in te zetten ‘in deze beslissende slag’ voor de verdediging, en naar de mening van de Führer gevraagd. Diezelfde dag had hij de fabriek verteld dat hij en kolonel-generaal Schörner zouden beslissen wanneer de fabriek moest worden stilgelegd; dat zou op een manier gebeuren die het voor de Sovjets slechts 2-3 weken lang onmogelijk zou maken om hem weer in bedrijf te krijgen. BAB, R3/1545, fol. 3-7, Speer tot von Below, voor een directe presentatie aan de Führer; Speer tot de Werke Blechhammer und Heydebreck, beide 21.1.45.

46. Schwendemann, ‘Tod zwischen den Fronten’, p. 44.

47. Paul Peikert, ‘Festung Breslau’ in den Berichten eines Pfarrers 22.Januar bis 6. Mai 1945, red. Karol Jonca en Alfred Konieczny, Wrocław, 1993, p. 29; BfZ, Sammlung Sterz, Pfarrer Heinrich M., 28.1.45; Knopp, Die große Flucht, p. 158. Zij die een plaats in de trein konden krijgen, gingen vervolgens op een lange zware reis door de bittere kou. Sommige vluchtelingen kwamen in Dresden aan met kinderen die onderweg waren doodgevroren en vroegen spoorwegpersoneel om kartonnen dozen die als doodskist dienst konden doen. Reinhold Maier, Ende und Wende. Das schwäbische Schicksal 1944-1946. Briefe und Tageburchaufzeichnungen, Stuttgart en Tübingen, 1948, p. 172 (5.3.45).

48. Die Vertreibung, deel 1, pp. 51E-59E, 405-477; Friedrich Grieger, Wie Breslau fiel …, Metzingen, 1948, pp. 7-8; Ernst Hornig, Breslau 1945. Erlebnisse in der eingeschlossenen Stadt, München, 1975, pp. 18-19; Peikert, pp. 29-31; Knopp, Die große Flucht, pp. 158-162; Noble, p. 202; Sebastian Siebel-Achenbach, Lower Silesia from Nazi Germany to Communist Poland, 1942-49, Londen, 1994, pp. 60-1, 72-4 (waar het aantal mensen dat gedwongen werd om weg te trekken in de richting van Kanth, 25 kilometer ten zuidwesten van Breslau, wordt geschat op 60.000, van wie er waarschijnlijk 18.000 zijn omgekomen, en het aantal burgers in de stad toen deze werd afgesneden op 150.000-180.000).

49. Hastings, pp. 328-32. Omdat het niet duidelijk is hoeveel mensen er echt aan boord waren, is het dodental niet zeker. De schattingen lopen zeer uiteen. Dieckert en Grossmann, pp. 130-131, menen dat van de 5000 er 904 overleefden; Seidler en de Zayas, p. 222, geven een bezetting van 6600, van wie er 1200 werden gered en 5400 verdronken. Guido Knopp, Der Untergang der Gustloff, 2e ed., pb. ed., München, 2008, pp. 9, 156 gaat ervan uit dat de verliezen opliepen tot 9000, en (p. 12) dat in totaal wel 40.000 vluchtelingen het leven lieten door tot zinken gebrachte schepen in de laatste maanden van de oorlog. Michael Schwartz in DRZW, 10/2, p. 591, gaat ook uit van het aantal van 9000 doden, maar halveert het aantal slachtoffers onder de vluchtelingen door scheepsrampen tot 20.000. Een van de officieren die verantwoordelijk was voor het registreren van de passagiers aan boord van de Gustloff beweert dat 7956 het laatste cijfer was dat hij heeft genoteerd. Dat was twintig uur voor de Gustloff vertrok en volgens een schatting mochten er nog eens 2000 mensen aan boord komen voor het vertrek, waarmee het totaal, inclusief de bemanning, op meer dan 10.000 mensen komt. Knopp, Die große Flucht, p. 104. Denny, pp. 202-203 meent dat er 996 van de 9000 zijn gered. Bessel, p. 75, meent dat 1239 van de 10.000 aan boord het hebben overleefd. Beevor, p. 51 plaatst het aantal doden tussen 6600 en 9000. Twee van de ergste rampen die daarop volgden, vonden bijna aan het einde van de oorlog plaats: bij Lübeck werden door een Britse luchtaanval de Thielbek (50 overlevenden van de 2800 aan boord) en de Cap d’Arcona (4250 doden van de 6400 aan boord) tot zinken gebracht. De slachtoffers waren bijna allemaal gevangenen die door hun SS-bewakers waren geëvacueerd uit het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg toen de Britse troepen naderden. David Stafford, Endgame 1945. Victory, Retribution, Liberation, Londen, 2007, pp. 291-301.

50. Onder Gauleiter Franz Schwede-Coburg had de partijleiding van Pommeren, net als elders, de benarde toestand voor de bevolking verergerd door te weigeren om op tijd opdracht te geven voor een evacuatie. Noble, pp. 205-208.

51. Voor het bovenstaande, als niet anders wordt aangegeven, Die Vertreibung, pp. 41E-51E, 155-201.

52. Beevor, pp. 48-49.

53. Andreas Kossert, ‘“Endlösung on the Amber Shore”: The Massacre in January 1945 on the Baltic Seashore – A Repressed Chapter of East Prussian History’, Leo Baeck Year Book, 40 (2004), pp. 3-21 (citaten, pp. 15-17); en Andreas Kossert, Damals in Ostpreußen. Der Untergang einer deutschen Provinz, München, 2008, pp. 148-153; Schmuel Krakowski, ‘Massacre of Jewish Prisoners on the Samland Peninsula – Documents’, YVS, 24 (1994), pp. 349-387; Reinhard Henkys, ‘Ein Todesmarsch in Ostpreußen’, Dachauer Hefte, 20 (2004), pp. 3-21; het ooggetuigenverslag van een voormalig lid van de Hitlerjugend die bij de gruweldaad betrokken is geweest, Martin Bergau, ‘Tod an der Bernsteinküste. Ein NS-Verbrechen in Ostpreußen’, in Elke Fröhlich (red.), Als die Erde brannte. Deutsche Schicksale in den letzten Kriegstagen, München, 2005, pp. 99-112; een eerder verslag, uit 1952, van de voormalige Landrat van het Samland District in Die Vertreibung, deel 1, p. 136; Martin Bergau, Der Junge von der Bernsteinküste. Erlebte Zeitgeschichte 1938-1948, Heidelberg, 1994, pp. 108-115, 249-275; en Daniel Blatman, Les marches de la mort. La dernière étape du génocide nazi, été 1944-printemps 1945, Parijs, 2009, pp. 132-140. Deze vreselijke episode is ook beschreven in Nicholas Stargardt, Witnesses of War: Children’s Lives under the Nazis, Londen, 2005, pp. 284-286. Hoewel de meeste ooggetuigenverslagen bevestigen dat de massale schietpartij plaatsvond in de nacht van 31 januari, menen sommigen dat het iets later was. Henkys, p. 16. Bergau, en, gebaseerd op zijn verslagen, Kossert vermoeden dat het aantal overlevenden slechts 15 was, maar Blatman, p. 139, die de conclusies aanhaalt van de rechtbank die in 1967 een van de daders berechtte en veroordeelde, geeft een schatting van ongeveer 200.

54. VB, ed. Zuid-Duitsland, 15.1.45; Die Wehrmachtberichte 1939-1945, deel 3: 1. Januar 1944 bis 9. Mai 1945, München, 1985, p. 402 (15.1.45).

55. Dit werd vastgesteld door de Britten die de Duitse pers controleerden: NAL, FO 898/187, fol. 222-224, ‘Summary of and Comments on German Broadcasts to Germany, 14.8.44-7.5.45’.

56. BAB, R55/601, fol. 272-276, Tätigkeitsbericht, wekelijks rapport propagandadienst (24.1.45).

57. BStA, MA 106696, rapport van de RPvNB/OP, 9.2.45.

58. BAB, R55/793, fols. 7-8, ‘Material für Propagandisten, nr. 25: Betr. Bolschewistische Greuel’, 16.1.45.

59. TBJG, II/15, p. 190 (23.1.45), p. 216 (25.1.45). Begin februari veranderde Goebbels van mening. Hij meende dat het nu belangrijk was aandacht te besteden aan de bolsjewistische wreedheden en dacht niet dat deze publicaties paniek zouden veroorzaken. TBJG, II/15, pp. 322-323 (6.2.45).

60. BStA, MA 106696, rapport van de RPvNB/OP, 10.3.45. Kolonel Curt Pollex, gelegerd in Berlijn, constateerde dat de Sovjetwreedheden die door de Duitse propagandadienst werden geëxploiteerd, ‘totale paniek’ veroorzaakten. BA/MA, N712/15, NL Pollex, Auszüge aus Briefen, fol. 14, 23.1.45. Voor de paniekstemming die door de vluchtelingen werd verspreid, en de angst voor de Russen, zie ook Victor Klemperer, Ich will Zeugnis ablegen bis zum letzten. Tagebücher 1942-1945, red. Walter Nowojski en Hadwig Klemperer, Darmstadt, 1998, pp. 645-646, 649-660 (25.1.45, 29.1.45).

61. VB, ed. Zuid-Duitsland, 9.2.45.

62. BfZ, Sammlung Sterz, Josef E., 21.1.45.

63. Jörg Echternkamp, Kriegsschauplatz Deutschland 1945. Leben in Angst – Hoffnung auf Frieden: Feldpost aus der Heimat und von der Front, Paderborn, 2006, pp. 138-139 (28.1.45) en p. 268 n. 282-6. De brief werd teruggestuurd met de aantekening: ‘Wacht op Nieuw Adres’. Of de soldaat de strijd heeft overleefd, is niet bekend.

64. BStA, MA 106695, rapport van de RPvoB, 9.2.45

65. BStA, MA 106696, rapport van de RPvoB/MF, 8.2.45

66. Ursula von Kardorff, Berliner Aufzeichnungen 1942-1945, pb. ed, München, 1981, pp. 228 (25.1.45), 229 (30.1.45).

67. Ruth Andreas-Friedrich, Schauplatz Berlin. Ein deutsches Tagebuch, München, 1962, p. 124 (22.1.45)

68. LHC, Dempsey Papers, nr. 249, Pt. II, p. 9 (in het Engels).

69. IWM, memoires van P. E. von Stemann, p. 193.

70. Das letzte halbe Jahr. Stimmungsberichte der Wehrmachtpropaganda 1944/45, red. Wolframm Wette, Ricarda Bremer en Detlef Vogel, Essen 2001, pp. 219-220, 229 (23.1.45, 1.2.45).

71. Andreas-Friedrich, p. 126 (31.1.45).

72. Das letzte halbe Jahr, pp. 219 (23.1.45), 228-229 (1.2.45).

73. IWM, memoires van P. E. von Stemann, p. 197.

74. Das letzte halbe Jahr, pp. 235-236 (7.2.45).

75. Echternkamp, p. 129 (20.1.45).

76. IWM, memoires van P. E. von Stemann, p. 200.

77. IWM, ‘Aus deutschen Urkunden 1935-1945’, ongepubl. documentatie, g.d. (c.1945-46), pp. 66-67, 276-278.

78. Das letzte halbe Jahr, pp. 228 (22.1.45), 236 (7.2.45).

79. BfZ, Sammlung Sterz, Gisela K., 3.2.45.

80. BfZ, Sammlung Sterz, Luise G., 3.2.45.

81. Heinrich Breloer (red.), Mein Tagebuch: Geschichte vom Überleben 1939-1947, Keulen, 1984, p. 228 (27.1.45).

82. Voor een goede beschrijving in een van de regio’s, zie Jill Stephenson, Hitler’s Home Front. Württemberg under the Nazis, Londen, 2006, pp. 304-312.

83. BfZ, Sammlung Sterz, Gefr. Heinrich R., 23.1.45.

84. BfZ, Sammlung Sterz, Sold. Willy F., 30.1.45.

85. BfZ, Sammlung Sterz, Fw. Hugo B., 2.2.45.

86. BfZ, Sammlung Sterz, Lt. Thomas S., 23.1.45.

87. BfZ, Sammlung Sterz, Hptm. Emerich P. , 20.1.45.

Tot de laatste man
titlepage.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_000.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_001.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_002.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_003.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_004.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_005.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_006.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_007.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_008.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_009.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_010.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_011.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_012.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_013.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_014.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_015.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_016.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_017.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_018.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_019.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_020.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_021.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_022.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_023.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_024.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_025.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_026.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_027.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_028.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_029.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_030.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_031.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_032.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_033.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_034.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_035.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_036.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_037.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_038.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_039.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_040.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_041.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_042.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_043.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_044.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_045.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_046.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_047.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_048.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_049.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_050.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_051.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_052.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_053.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_054.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_055.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_056.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_057.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_058.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_059.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_060.xhtml
Tot_de_laatste_man_split_061.xhtml