12
'Ik heb een sandwich voor je meegebracht.' Kelby ging naast haar zitten op het dek. 'Billy was nogal geschokt dat je zijn eten weigerde.'
'Dank je.' Ze nam een hap van de sandwich, terwijl haar blik op Pete en Susie gericht bleef. 'Ik wil ze niet alleen laten. Deze periode is cruciaal. Ze moeten eraan wennen dat ik op het schip ben.'
'En doen ze dat?'
'Ik denk het wel. Ze blijven in de buurt en spelen rond de Trina zoals ze jaren geleden rond de Last Home speelden.' Ze zweeg even. 'Maar toen verlieten ze me bij het vallen van de avond en gingen naar waar ze thuis waren. Het is bijna middernacht en ze hebben me nog steeds niet verlaten.'
'Ik dat een goed teken?'
'Ik weet het niet. Misschien voelen ze dat ze nog niet in de wateren zijn waar ze thuishoren. Ik hoop haast dat ze niet weggaan. Ik heb geen idee wat er zou gebeuren als ze op zoek gingen naar hun familiegroep en die niet vonden.'
'Als ze vannacht hier blijven, kunnen we dan bij zonsopgang de motoren starten?'
'Ja, maar we moeten heel langzaam varen. Ik wil tegen ze kunnen praten. Ze moeten mijn stem horen.' Ze at de rest van de sandwich op. 'Ze schijnen zich alweer te kunnen oriënteren in open zee, maar ze moeten die met mij in verband brengen. Ik moet een deel van het geheel zijn.'
'Zo te zien hebben ze hun affectie voor jou niet verloren.' Hij zweeg even. 'Archer heeft je nog niet gebeld?'
'Nee, misschien houdt hij zich gedeisd na al die commotie met de politie na Gary's moord.'
'Ik zou er maar niet op rekenen dat dat lang zal duren.'
'Ik reken nergens op. Ik ben gewoon blij met elke adempauze die ik van hem krijg. Ik moet me op Pete en Susie concentreren.'
'Daar ben je druk mee bezig.' Hij trok zijn windjack uit en vouwde het tot een kussen. 'Als je hier de hele nacht blijft, kun je het net zo goed een beetje gerieflijk maken.' Hij legde het op het dek en stond op. 'Ik blijf je wel koffie en sandwiches brengen.'
'Dat hoef je niet te doen.'
'Ja, dat moet ik wel.' Hij leunde op de reling en keek naar de dolfijnen. 'Jezus, ik zie hun ogen glinsteren in het donker. Dat is me nooit eerder opgevallen. Het zijn net kattenogen.'
'Ze zijn helderder dan die van katten. Ze moeten in de diepte functioneren, maar ook bestand zijn tegen de intensiteit van het licht direct onder de oppervlakte dat voor mensen schadelijk kan zijn.'
'Je zei dat het concept van Flipper nergens op sloeg, dat ze afwijkend zijn. Toch, als ik naar ze kijk zie ik een stel koddige, grappige zoogdieren. Ik welk opzicht zijn ze afwijkend?'
'In allerlei opzichten. Hun auditieve vermogen is verbluffend. Hun frequentiebereik is tien keer zo groot als het jouwe. Ze kunnen driedimensionale beelden vormen met hun echolocatie en die sneller verwerken dan een computer.'
'Dat is inderdaad behoorlijk afwijkend.'
'Ze kunnen niet ruiken. Ze slikken alles heel door, dus smaak is niet belangrijk.'
'Aanraking?'
'Aanraking is heel belangrijk voor ze. Ze brengen wel dertig procent van hun tijd door in fysiek contact met andere dolfijnen. Ze hebben geen handen, dus ze gebruiken elk deel van hun lichaam om te strelen, te onderzoeken, en om dingen mee te dragen.' Ze glimlachte. 'Je hebt ze al zien spelen.'
'Het is me opgevallen dat ze elkaar wrijven en strelen. Maar daardoor lijken ze eerder menselijk dan afwijkend.'
Ze knikte. 'Maar er is nog een verschil. We vermoeden dat ze niet slapen. Als ze dat wel doen, is het met de helft van hun brein. En een Russische wetenschapper heeft hun rem gemeten en vastgesteld dat ze niet dromen.' Ze keek naar Pete en Susie. 'Dat vind ik nog het vreemdste. Ze dromen niet.' Ze haalde haar schouders op.
'Dat zou natuurlijk een zegen kunnen zijn.'
'Of het zou de reden kunnen zijn dat ze niet teruggegaan zijn naar waar ze vandaan kwamen. Je kunt niet veel klaarspelen zonder een droom.'
'Misschien hebben ze een andere manier van dromen. De werking van hun hersens is een mysterie voor ons.' Ze zweeg even. 'Maar het is een prachtig mysterie. Wist je dat er bij de Zwarte Zee een plek is waar kinderen met een geestelijke handicap aangemoedigd worden in zee met dolfijnen te spelen? Er is voor sommigen enige medische vooruitgang gemeld, maar alle kinderen gaan in ieder geval getroost en blij weer naar huis. Het interessantste is echter dat de dolfijnen aan het eind van de dag humeurig zijn en gedesoriënteerd. Alsof ze de stoornis van de kinderen overnemen en hun eigen sereniteit aan de kinderen geven.'
'Dat lijkt me nogal vergezocht.'
Ze knikte. 'Er bestaat veel scepsis over het programma.'
'Maar jij gelooft het?'
'Ik weet wat ze voor mij hebben gedaan. Ik was verward als geen ander toen ik in Chili aankwam en de dolfijnen voor het eerst zag.'
'En zij hebben je rust gegeven.'
Ze glimlachte. 'Herinner je je dat ik dat heb gezegd?'
'Ik herinner me alles wat je tegen me gezegd hebt.' Hij liep het dek af. 'Ik kom over een uur met verse koffie.'
Toen hij wegliep keek ze hem na voor ze op het dek ging liggen en haar hoofd tegen zijn jack steunde. Het rook naar limoen, zilte lucht en muskus en het was nog steeds warm van zijn lichaam. De geuren waren vaag geruststellend terwijl haar blik terugging naar de dolfijnen.
'Ik ben er, jongens,' riep ze. 'Niemand zal jullie iets doen. Ik weet dat het een beetje vreemd is, maar we moeten hier gewoon doorheen.'
Blijven praten. Laat ze je horen en herkennen. Blijven praten. Ze startten de motoren de volgende ochtend om zes uur. Ze gaven de dolfijnen een uur om aan het geluid en de trilling te wennen, en toen zette de Trina langzaam koers naar het oosten. Melis klemde haar handen om de reling. Pete en Susie bleven waar ze waren. 'Kom op, we gaan.'
Ze negeerden haar.
Ze blies op haar fluit.
Pete aarzelde en zwom toen in tegengestelde richting. Susie volgde hem meteen.
'Pete, kom onmiddellijk hier!'
Hij verdween onder water.
'Zal ik stoppen?' vroeg Kelby.
'Nog niet.'
Susie was ook verdwenen, was Pete naar de diepte gevolgd. O, god, stel dat ze haar verlieten? Stel dat ze besloten om... Petes kop kwam plotseling uit het water omhoog op een meter afstand van waar zij stond aan dek. Hij gnuifde luidruchtig en vrolijk terwijl hij rechtop achteruitpeddelde in het water. Ze werd slap van opluchting. 'Oké, heel grappig, hoor. Waar is Susie?'
Susies neus verscheen naast Pete en ze kwetterde schel terwijl ze hem probeerde te imiteren.
'Ja, jullie zijn alle twee geweldig. De show is nu afgelopen,' zei Melis. 'We vertrekken.'
En ze volgden. Ze doorkliefden het water achter de Trina en speelden en gleden over de hekgolven.
'Lukt het?' vroeg Kelby.
'Het lukt,' mompelde Melis. 'Geef ze nog een uur en dan kun je snelheid verhogen.'
'Mooi. Anders zouden we er een week over doen om Cadora te bereiken.' Hij staarde naar de dolfijnen die over de hekgolven sprongen.
'God, wat zijn ze mooi. Het geeft me het gevoel weer kind te zijn.'
Zij had hetzelfde gevoel van euforie. Alleen was haar vreugde rijkelijk vermengd met opluchting. 'Zij voelen zich ook als kinderen. Dat was beslist een poets die Pete me gebakken heeft.'
'Moet je nog tegen ze blijven praten?'
'Voor alle zekerheid. Maar als ze blijven springen, letten ze toch niet op mij. Hoe lang nog voor we bij Cadora zijn?'
'Dat ligt aan de dolfijnen.' Hij draaide zich om en ging naar de brug. 'In ieder geval voor zonsondergang.'
Haar opluchting was op slag verdwenen.
Zonsondergang in de eigen wateren van Pete en Susie. Instinct en erfelijk geheugen zouden mee gaan spelen.
Zouden ze haar verlaten?
Cadora doemde donker en bergachtig op tegen de blauw en oranje gekleurde hemel. De zon ging onder in een vuurrode gloed. En Pete en Susie bleven nog steeds dichtbij, hoewel Kelby de motoren had stopgezet.
'Wat nu?' vroeg Kelby.
'Nu wachten we.' Ze leunde tegen de reling, haar blik op de dolfijnen gericht. 'Het is aan jullie, jongens. Ik heb jullie thuisgebracht. Jullie moeten kiezen.'
'Het is lang geleden. Misschien beseffen ze niet dat dit thuis is.'
'Ik denk het wel. Vanaf het moment dat het eiland in zicht kwam, zijn ze opgehouden met spelen en stiller geworden.'
'Bang?'
'Niet op hun gemak. Ze weten niet goed wat ze moeten doen.' Zij wist ook niet wat ze moest doen. Ze had zich sinds die dag, jaren geleden, toen ze zag dat de dolfijnen gevangenzaten in de netten bij Lanzarote niet meer zo hulpeloos gevoeld. 'Het is oké,' riep ze.
'Doe maar wat je doen moet. Ik vind het goed.'
'Ze begrijpen het niet, hè?'
'Hoe moet ik dat weten? Wetenschappers redetwisten daar constant over. Soms denk ik van wel. Misschien verwerken zij informatie niet zoals wij dat doen, maar ze kunnen gevoelig zijn voor klank. Ik heb je verteld dat ze een buitengewoon scherp gehoor hebben.'
'Dat is me opgevallen.'
Pete en Susie zwommen langzaam om het schip heen.
'Wat zijn ze aan het doen?'
'Aan het denken.'
'Ze maken niet van die klikgeluiden. Communiceren ze met elkaar?'
'Ze communiceren zonder geluid. Niemand weet precies hoe. Ik neig naar de theorie die zegt dat telepathie de enige verklaring is.'
Ze klemde haar handen zo stevig om de stang dat de knokkels wit werden. 'We zullen zien.'
Er gingen vijf minuten voorbij en de dolfijnen bleven maar rondcirkelen.
'Misschien kalmeren ze als je ze voert,' stelde Kelby voor. Ze schudde haar hoofd. 'Ik wil niet dat ze kalmeren. Ik kan ze nergens toe dwingen of bewegen nu we hier zijn. Wat zijn moet, moet zijn. Ik heb ze zes jaar geleden meegenomen en nu heb ik ze teruggebracht. Zij zijn degenen die moeten beslissen wat... Ze gaan!'
Beide dolfijnen waren diep onder water gedoken.
Ze wachtte. Ze kwamen niet boven.
Er gingen minuten voorbij en Pete en Susie waren nergens te bekennen.
'Nou, ze schijnen hun besluit genomen te hebben.' Kelby draaide zich om en keek haar aan. 'Gaat het wel met je?'
'Nee.' Op onvaste toon zei ze: 'Ik ben bang dat ze niet terugkomen.'
'Je hebt de zendertjes nog.'
'Maar dat is niet hetzelfde. Dat zou niet vrijwillig zijn. Ik zou ingrijpen in hun wereld.' Ze ging in een dekstoel zitten, haar blik op de nu donker wordende horizon. 'Ik wacht dus maar tot zonsopgang om te zien of ze terugkomen.'
'Je zei dat ze dat eerder hadden gedaan.'
'Maar dat was voor Phil ze tergde waardoor ze in die vervloekte netten terechtkwamen. Het kan best zijn dat ze zich dat herinneren en besluiten weg te blijven.'
'Het kan ook zijn dat ze zich zes jaren van goedheid en vriendschap met jou herinneren. Ik zou zeggen dat de kansen in jouw voordeel zijn.' Hij ging naast haar zitten. 'We moeten positief denken.'
'Je hoeft niet bij me te blijven zitten.'
'Je gaat niet naar bed, hè?'
'Nee, ze zouden vannacht terug kunnen komen.'
'Dan blijf ik. Als het niet voor mij was geweest had je de dolfijnen nooit laten gaan. Ik voel een zekere verantwoordelijkheid.'
'Ik ben degene die verantwoordelijk is. Ik wist wat ik deed. Ik had je nodig en ik wist dat er een prijs voor betaald moest worden. Phil heeft me verteld dat je dezelfde passie had als hij en dat we zonder twijfel uiteindelijk hier terecht zouden komen.' De maan scheen en ze kon de zilveren reflectie op het donkere water zien. Maar er was nergens een rugvin te bekennen. 'Hij had gelijk. Waarom? Waarom moet je het zo nodig vinden? Het is een dode stad. Laat die in zijn graf.'
'Dat kan ik niet. Er valt te veel te ontdekken. Al die schoonheid. Al die kennis. Wie weet wat we nog meer vinden? Mijn god, zelfs dat sonische apparaat zou een zegen zijn als het op de juiste manier werd gebruikt. Moeten we dan duizenden jaren van kennis en technologie negeren?'
Hij straalde van opwinding. Ze schudde vermoeid haar hoofd. 'Je klinkt net als Phil.'
'Ik ga me niet verontschuldigen voor het feit dat ik Marinth tot leven wil brengen. Ik wil al sinds mijn jongenstijd een poging wagen het te vinden.'
'Zo lang al?'
Hij knikte. 'Mijn oom gaf me allerlei boeken over de zeevaart en over schatten om aan boord te lezen. In een paar daarvan stond iets over Marinth, en hij diepte nog ergens een oude National Geographic voor me op waarin de tombe van Hepsut beschreven werd. Ik was verkocht. In bed lag ik vaak te fantaseren dat ik door de stad zwom, en waar ik maar keek was avontuur en schoonheid.'
'De fantasie van een kind.'
'Kan zijn. Maar voor mij werkte het. Er waren momenten dat ik even moest ontsnappen aan al dat gedonder om me heen, dan concentreerde ik me op Marinth. Dat was een prima vluchtweg.'
Ze schudde haar hoofd. 'Niet voor Phil. Voor hem was het El Dorado.'
'Misschien is dat wel het aantrekkelijkste ervan. Het voldoet aan alle behoeftes. Het betekent verschillende dingen voor verschillende mensen.' Hij zweeg even. 'Maar je zei dat jij het in het begin ook opwindend vond.'
'De zoektocht naar Marinth maakte van Phil een fanatiekeling. Hij doodde Pete en Susie bijna.'
'Dat is niet alles, hè?'
Ze bleef even stil. 'Nee. De tabletten...'
'Wat was daarmee?'
'Het Marinth dat in de tabletten werd beschreven was alles wat een man zou willen dat het was. Een democratie zoals die van de Grieken. De mensen waren vrij om te werken, en vrij om te aanbidden wie ze wilden. Dat was opmerkelijk als je bedenkt dat ze een complete hiërarchie van goden en godinnen hadden. Ze stimuleerden kunst in alle vormen en waren tegen oorlog. Ze waren goed voor hun kleine makkers, de dolfijnen.'
'Wat is daar niet goed aan?'
'Het was alles wat een man zou willen,' herhaalde ze. 'Ook omdat het een samenleving was waarin vrouwen werden gebruikt als fokvee en als speeltjes. Geen huwelijk. Geen gelijkheid. Geen vrijheid voor vrouwen. Ze waren slavinnen of hoeren, afhankelijk van hun aantrekkelijkheid en kracht. Door heel Marinth waren huizen waar vrouwen werden gehouden voor vertier. Prachtige huizen voor het genoegen van de mannelijke bevolking die werd aangemoedigd om de schone kunsten te appreciëren. Zijden kussens en mooie tafels met ornamenten vol edelstenen.' Ze keek Kelby aan. 'En wedden dat ze panelen van gouden houtsnijwerk hadden?'
'Je vereenzelvigde het met Kafas:
Ze knikte. 'Nadat ik die vertaling had gelezen, had ik er nachtmerries over. In mijn hoofd bleef ik die twee door elkaar halen.'
'En dat was een van de redenen waarom je Lontana niet wilde helpen. Ik begrijp wel dat je er zo over dacht, maar je zou het bestuderen van de Renaissance toch ook niet verbieden omdat corruptie toen hoogtij vierde?'
'Misschien was het onredelijk. Misschien hebben jij en Phil gelijk dat het goede het slechte compenseerde. Maar ik wilde er niets mee te maken hebben.'
Zijn mond verstrakte. 'Tot ik het je opdrong.'
'Tot Archer het me opdrong. Carolyn zou zeggen dat je moet uitkijken met die neiging jezelf de schuld te geven. Het is niet gezond.'
Hij glimlachte. 'Oké, ik zal uitkijken.' Hij keek weer naar de zee.
'En ik zal uitkijken naar je dolfijnen. Zonsopgang?'
'Ik hoop het.'
Zijn glimlach verflauwde. 'Ik ook.'
De dolfijnen kwamen niet terug bij zonsopgang. Twee uur later waren ze nog steeds niet te bekennen.
'Je weet niet hoe ver ze moesten zwemmen om bij hun groep te komen,' zei Kelby. 'Misschien hebben de dolfijnen gedurende de afgelopen zes jaar hun leefgebied verplaatst.'
'Of misschien hebben ze een fantastisch feest gehad voor hun thuiskomst,' zei Nicholas. 'Ik sta de dag erna nooit vroeg op.'
Ze deden hun best om haar op te vrolijken, wist Melis. Het hielp niet, maar ze dwong zich toch maar tot een glimlach. 'Jullie hoeven niet zo je best te doen. Ik vind het oké. We moeten gewoon geduldig zijn.'
'Je vindt het niet oké. Je houdt het maar net vol,' zei Kelby. 'We wachten nog acht uur en gaan ze dan opsporen.'
'Morgen.'
Hij schudde zijn hoofd. 'Ik ga niet toekijken hoe je nog een nacht op wacht gaat zitten. Ik weet dat je wilt dat ze uit zichzelf terugkomen, maar dan moesten ze nu maar eens gaan opschieten.' Hij draaide zich om en liep naar de brug. 'Om vier uur gaan we achter ze aan.'
'Hij meent het, Melis,' zei Nicholas. 'Als dat fluitje dat je bij je hebt enig nut heeft, kun je het nu maar beter gaan gebruiken.'
Ze schudde wanhopig haar hoofd. 'Niets heeft enig nut als ze niet willen komen.'
'Wil je dat ik een beetje sjamaanmagie gebruik?'
'Nee, maar een gebed kan wellicht helpen.'
'Geen probleem. Christelijk, hindoeïstisch of boeddhistisch? Ik heb geen enkele invloed bij een van de andere religies.' Zijn hand raakte troostend haar schouder aan. 'Denk maar aan een oud gezegde: een boom groeit zoals hij gebogen is. De dolfijnen zijn erg op je gesteld. Dat vergeten ze niet.'
'Ze zijn er niet.' Ze schudde haar hoofd. 'Maar ze komen wel. Ik moet gewoon geduld hebben.'
Om twaalf uur in de middag waren ze er nog steeds niet. Om halfdrie waren ze ook nog niet komen opdagen. Om kwart over drie was er plotseling een enorme explosie van water op nog geen twee meter afstand van waar Melis stond aan de reling. Pete!
Hij klikte luid en snel terwijl hij achteruit peddelde en toen in zee dook.
'Waar is Susie?' Kelby was aan komen rennen en stond nu naast Melis. 'Ik zie haar niet.'
Melis zag haar ook niet. Maar Pete zou Susie niet achtergelaten hebben.
'Hier.' Nicholas was aan de andere kant van het schip. 'Is dat een dolfijn of een haai daarginds?'
Melis rende naar de reling. Een rugvin kwam huiswaarts naar hen, een rugvin met een v in het midden. 'Susie.'
Haar kop stak boven water uit en ze maakte wilde klikgeluiden tegen Melis alsof ze probeerde te vertellen wat er met haar was gebeurd. Toen was Pete naast Susie en dwong haar dichter bij het schip.
'Het werd tijd dat jullie terugkwamen. Ik heb op jullie gewacht en...' Melis hield op met praten. 'Ze is gewond. Kijk naar haar rugvin.' Ze dook van het schip af het water in. Zodra ze het water raakte, riep ze tegen de dolfijn. 'Kom dichterbij, Susie.'
'Wat ben je in godsnaam aan het doen?' vroeg Kelby. 'Kom aan boord en trek een pak aan.'
'Ik wil er eerst even naar kijken om te weten of we haar uit het water moeten halen. Als het bloedt, trekt het haaien aan.'
'En jij bent hun diner.'
'Stil nou, ik ben bezig.' Ze onderzocht de vin. 'Als het al gebloed heeft, is het nu gestopt. Ik denk dat ze oké is.' Ze zwom om Susie heen, bekeek haar aan alle kanten. 'Geen andere verwondingen.' Ze klopte Susie op de neus. 'Zie je nou wat er gebeurt als je de hort op gaat?'
Kelby gooide haar een lijn toe. 'Kom uit het water.'
Ze streelde Petes neus, pakte toen de lijn en ging naar de ladder.
'Nicholas, wil je ze wat vis geven?'
'Meteen.'
Hij gooide al haring in het water toen zij het dek bereikte. Ze nam de handdoek van Kelby aan en droogde zich af terwijl ze naar Pete en Susie keek die de vis verslonden. Ze kon niet ophouden met glimlachen.
'Het is fijn ze terug te hebben,' zei Kelby. 'Ik had nooit kunnen denken dat ik nog eens gehecht zou raken aan een stel dolfijnen. Ik begon me als de vader van een ongezeglijke tiener te voelen.'
'Wat een idee.' Melis ging terug naar de reling en stond daar naar Pete en Susie te kijken. 'Misschien hadden ze een reden om ongezeglijk te zijn. Ik denk dat het een schaafplek is op Susies rugvin en geen beet.'
'En dat betekent?'
'Andere dolfijnen tonen vaak hun ongenoegen door tegen indringers aan te schuren. Ze zijn niet vriendelijk. Het is mogelijk dat Pete en Susie niet met enthousiasme zijn verwelkomd. Het kan zijn dat ze een paar problemen met de interactie moesten oplossen voor ze de groep voor hun gevoel konden verlaten.'
'Ze zijn er nu.' Hij keek naar de lucht. 'Maar ze hebben nog maar vier of vijf uur voor zonsondergang. Zouden ze weer weggaan?'
'Ik denk het wel. Tenzij ze het heel moeilijk hebben gehad en nu bang zijn. Maar ze zien er niet angstig uit. Ze zijn heerlijk normaal. En als ze eenmaal zijn teruggekomen, doen ze het weer.'
'Hoe weet je dat?'
'Ze herinneren zich het patroon van zes jaar geleden.'
'En ze zijn op je gesteld,' zei Nicholas over zijn schouder. Ze grijnsde. 'Ja, verdraaid, ze zijn op me gesteld.'
'En wat gaan we nu doen?' vroeg Kelby.
'Zodra Nicholas klaar is met voeren, trek ik een pak aan en laat ze eraan wennen met mij in dit water te zwemmen.'
'Ik zei we. Ze zullen ook aan mij in het water moeten wennen.'
Hij stak zijn hand op toen ze op het punt stond te protesteren. 'Ik ga ze niet sarren zoals Lontana deed. Jij zegt wat er gebeuren moet. Maar je weet verdomd goed dat het gevaarlijk is om hier zonder partner te zwemmen.'
'Ik heb twee partners.'
'Dan heb je er nu drie. En ik ben degene met het haaiengeweer.'
Hij draaide zich om liep naar de hutten. 'Ik ga een pak aantrekken, dan kun jij intussen tegen Pete en Susie zeggen dat ze aardig tegen me moeten zijn.'
Het was vlak voor zonsondergang toen Kelby zijn hand uitstak om Melis weer aan boord van de Trina te helpen. 'Ze gingen niet erg ver bij het schip vandaan.' Hij zette zijn duikbril af. 'Misschien zijn ze bang.'
'Dat zullen we gauw genoeg weten.' Ze deed haar zuurstoffles af en ging naar de reling. Pete en Susie waren nog steeds in zee aan het spelen. 'Ik had me daarbeneden geen betere partner kunnen wensen. Je bent erg goed in het water, Kelby.'
'Wat had je dan verwacht? Het is mijn werk.'
Ze glimlachte. 'Afgezien van coupons knippen?'
'Dat doet Wilson voor me.' Zijn blik ging naar de dolfijnen. 'Het was vreemd daarbeneden te zijn met hen. Het is hun wereld. Je voelt je er wat onbeholpen bij.'
'Hoe denk je dat zij zich voelen als ze gestrand zijn?' Ze schudde haar hoofd. 'Alleen is het bij hen een kwestie van leven of dood.'
'In hun domein zou het voor ons ook een kwestie van leven of dood kunnen zijn. Maar wij hebben al de apparaten om in leven te blijven.'
'Tenzij het misgaat. Dan zouden we binnen enkele minuten dood kunnen vriezen. Hun lichamen stellen zich er gewoon op in om ze meer warmte te geven. Ze zijn ongelooflijk goed aangepast aan de zee. Het is haast niet te geloven dat ze aan land zijn ontstaan. Vrijwel elk deel van hun lichaam is... Daar gaan ze.'
De dolfijnen waren onder water gegaan, en er was niet meer dan een vage, zilveren glans onder de oppervlakte te zien toen ze wegzwommen. Het had geen zin om ze hier te blijven nastaren. 'Dat was het.' Ze draaide zich om en ging op weg naar haar hut. 'Ik ga me even uitpeilen en douchen.'
'Wil je niet eerst de beeldscanner zien?'
Ze bleef staan. 'Wat?'
Kelby wees op een log, in teerpapier gewikkeld pakket dat midden op het dek lag. 'Ik heb Nicholas gevraagd het door de bemanning vanuit het ruim naar boven te laten brengen. Ik was er niet zeker van of we de medewerking van Pete en Susie zouden krijgen. Het is echt cool.'
Hij deed haar aan een geestdriftig jongetje denken. 'Natuurlijk, laat maar zien.'
Hij trok het teerpapier van het lange, gele metalen apparaat. 'Het is de allernieuwste technologie. Kijk, het wordt achter aan het schip vastgemaakt en we trekken het gewoon mee. De geluidsgolven kaatsen van de zeebodem terug, en worden gemeten en overgebracht naar de grafieken op het apparaat. Het kan ons zelfs vertellen wat er op ongeveer een meter onder de grond zit. Hij is veel geavanceerder dan de machine die ze bij Helike gebruikten. Die daar noemden ze de vis, maar deze noemen ze...'
'Dodo?'
Hij fronste. 'Dynojet. Wat sta je nou te lachen?'
'Omdat het grappig is. Die uitbouwsels aan beide zijden zien eruit als vleugeltjes.' Ze liep om de scanner heen naar de kop ervan en begon opnieuw te lachen. 'O, mijn god.'
'Wat is er?' Hij volgde haar om naar de kop te kijken. Hij vloekte zachtjes. 'Ik vermoord Nicholas.'
Op de kop waren twee ogen getekend, compleet met overweldigend lange wimpers.
'Weet je zeker dat Nicholas het gedaan heeft?'
'Wie anders zou een machine als deze ontheiligen?'
'Daar zit wat in. Hij lijkt op een pelikaan of een rare vogel uit een tekenfilm.'
Hij fronste zijn voorhoofd. 'Ja, misschien wel. Maar dodo's zijn uitgestorven, en dit is het nieuwste op technologisch gebied.'
'Dat had je geloof ik al gezegd,' zei ze ernstig. 'Sorry. Ik vond dat hij er zo uitzag.' Hij keek zo teleurgesteld dat ze eraan toevoegde:
'Maar jouw dodo heeft een leuke, vrolijke kleur.'
'Bedankt voor deze minzame woorden. De scanner hoef ik tenminste niet te paaien om ons te helpen, zoals jij bij Pete en Susie moet doen.'
'Ik vrees dat ik me toch liever op de dolfijnen verlaat.' Ze draaide zich om. 'Ik zie je bij het avondeten.'
'Daar zal Billy blij om zijn,' zei Kelby. 'Het begon een obsessie voor hem te worden dat je zijn maaltijden mijdt.'
'Dat kunnen we niet hebben.' Ze glimlachte over haar schouder tegen hem. 'Er is hier al zo weinig dat normaal is.'
'Ik hou er wel van zoals het is,' zei hij. 'Ondanks het feit dat je mijn scanner hebt uitgelachen. Ik heb je sinds onze ontmoeting nog niet zoveel zien lachen.'
'Ik ben gelukkig,' zei ze eenvoudigweg. 'De laatste tijd is er veel akeligs gebeurd, maar de afgelopen uren waren fijn. En ik weiger me schuldig te voelen omdat ik daarvan geniet.'
'Maar natuurlijk.' Een glimlach verzachtte zijn gezicht. 'Geniet ervan.'
Archer belde een uur later, net toen ze haar hut uit wilde gaan. Ze stopte en keek naar haar telefoon die op het nachtkastje lag. Jezus, ze wilde het negeren.
Hij belde opnieuw.
Op de tanden bijten. Ze draaide zich om, liep naar de telefoon en nam op.
'Dat was heel stout van je,' zei Archer. 'En je weet hoe stoute kleine meisjes gestraft worden.'
Haar hand spande zich om de telefoon. De boosaardigheid die haar overspoelde was haast overweldigend. Ze had gehoopt dat ze in de periode dat ze vrij was geweest van Archers venijn, haar krachten weer had verzameld, maar het kwam weer net zo hard aan.
'Had je soms verwacht dat ik me zomaar in die auto zou laten trekken?'
'Ik moet toegeven dat ik verwacht had dat je als verlamd zou zijn, zoals een konijn. Ik had er zeker geen idee van dat je op die arme Pennig zou schieten.'
'Ik hoop dat ik hem heb gedood.'
'Dat heb je niet. Je hebt zijn nek geschampt, en hij heeft behoorlijk gebloed. Hij was erg boos op je. Hij heeft me gesmeekt om het voorrecht je te mogen straffen, maar ik heb hem gezegd dat ik je niet wilde afstaan. Ik heb veel te veel plannen.'
'Je was er anders niet zo op gebrand die uit te voeren nadat je actie in Las Palmas was mislukt.'
'Ik was zo verstandig om even buiten beeld te blijven. Denk echter maar niet dat ik je niet in de gaten heb laten houden. Op het ogenblik ben je in de buurt van het mooie eiland Cadora.' Hij zweeg even. 'En je hebt de dolfijnen vrijgelaten. Vind je dat niet een beetje riskant?'
'Ga je soms achter ze aan met een harpoen? Mr. Peepers in een duikerpak, dat wil ik zien.'
Er viel een stilte. 'Het is niet de eerste keer dat ik vergeleken word met die slappeling. Ik geloof niet dat er een vergelijking is die me kwader maakt. Ja, ik zal de dolfijnen doden. Ik was van plan te wachten tot je zo lang in een huis als Kafas bent dat het je niet meer kan schelen wat ik doe. Maar ik ben van gedachten veranderd. Je moet nu gestraft worden. Ik kan niets bedenken waarmee ik je meer pijn kan doen dan met het doden van je vissenvriendjes.'
Angst schoot als een messteek door haar heen. Hij klonk bloedserieus. Ze was te opstandig geweest. Het was ook zo moeilijk eraan te denken als je zo vol woede zat. Het was tijd om terug te krabbelen. 'De dolfijnen?' Het beven van haar stem hoefde ze niet te veinzen. 'Ik dacht dat je het niet meende. Wil je Pete en Susie iets aandoen?'
'Ben je bang? Ik heb je gewaarschuwd. Je moet gehoorzamer zijn. Als je lief bent en me meteen de research geeft, denk ik er misschien nog eens over na.'
'Ik... geloof je niet.'
'Ik word onder druk gezet om dat sonische wapen over te dragen aan mijn vriend in het Midden-Oosten. Daarom heb ik in Las Palmas een beetje doorgeduwd.'
'Doorgeduwd,' herhaalde ze. 'Een goed mens is daar gestorven.'
'En jij werd bang, nam je dolfijnen en ging ervandoor.'
'Ja, ik was bang. Is dat zo gek? Je blijft me maar lastigvallen. Ik kan niet slapen. Ik kan niet eten.' Haar stem werd onvast. 'En nu vertel je me dat je Pete en Susie gaat vermoorden.'
'Arm kind.'
'Ik ga ophangen.'
'Nee, heb je nog niet geleerd dat ik de baas ben? We gaan nog even wat praten over Kafas en over wat ik met de dolfijnen ga doen. Dan beslis ik wanneer we ophangen. Luister je?'
Ze wachtte even en fluisterde toen: 'Ja.'
'Zo ben je braaf. Nu gaan we doen alsof we terug zijn in Kafas en ik kom net je kamer in de harem binnen...'