16  Brein

 

 

In de controlekamer kwamen de televisieontvangers eensklaps weer tot leven. 'Generaal Carter...'

'Ja, wat nu weer?'

'Ze varen weer meneer. Ze hebben het oor verlaten en zijn in hoog tempo op weg naar het stolsel.'

'Ha! Ze hebben het dus overleefd!' Hij keek naar de tijdmeter, die op 12 stond. 'Twaalf minuten.' Afwezig zocht hij naar zijn sigaar. Hij vond hem op de vloer waar hij hem had laten vallen en er toen op was gaan staan. Hij raapte hem op, keek ernaar en gooide hem vol afschuw van zich af.

'Twaalf minuten. Kunnen ze het nog halen Reid?'

Reid lag onderuit gezakt in zijn stoel en zag er verslagen uit. 'Ze kunnen het wel halen. Ze kunnen misschien zelfs nog wel het stolsel verwijderen. Maar...'

'Maar?'

'Maar ik weet niet of ze er ooit op tijd uit komen. We kunnen niet in de hersenen doordringen om ze eruit te halen. In dat geval hadden we beter meteen in de hersenen kunnen doordringen om het stolsel van buitenaf te verwijderen. Dat betekent dat ze naar het brein moeten en vervolgens naar een punt waar ze er wél uitgehaald kunnen worden. Als ze dat niet doen...'

Carter zei opstandig: 'Ik heb me twee koppen koffie en een sigaar laten brengen en ik heb nog niet één slok of één trek...'

'Ze bereiken de basis van de hersenen, meneer,' kwam het bericht.

 

Michaels zat weer achter zijn kaart. Grant stond achter hem en keek met hem mee. 'Is dat het stolsel daar?'

'Ja,' zei Michaels.

'Het lijkt nog een heel eind weg. We hebben nog maar twaalf minuten.'

'Het is niet zo ver als het lijkt. We kunnen er nu regelrecht heen varen. Binnen een minuut hebben we de basis van de hersenen bereikt en daar vandaan zijn we in minder dan geen tijd...'

Een plotselinge overvloed aan licht omringde het schip aan alle kanten. Grant keek ontsteld op en zag buiten een reusachtige wand, die een melkwit licht doorliet.

'Het trommelvlies,' zei Michaels. 'Aan de andere zijde ervan is de buitenwereld.'

Een ondraaglijk, knagend heimwee beving Grant. Hij had bijna vergeten dat er een buitenwereld bestond. Het kwam hem op dit ogenblik voor alsof hij al zijn leven lang een eindeloze reis maakte door een wereld van bloedvaten en monsters, een Vliegende Hollander van het bloedvatenstelsel... Maar daar was het, het licht van de wereld daarbuiten, gefilterd door het trommelvlies.

Michaels zei, gebogen over de kaart: 'Jij gaf me toch vanuit de haarcellen opdracht naar het schip terug te keren, Grant?'

'Ja zeker Michaels. Ik wou jou aan boord van het schip hebben, niet bij de haarcellen.'

'Dat moet je Duval dan maar eens vertellen. Zijn houding...'

'Waar maak je je druk over? Zijn houding is toch altijd onplezierig.'

'Ditmaal was hij beledigend. Ik wil me niet voordoen als een held...'

'Ik zal wel voor je getuigen.'

'Dank je Grant. En - hou Duval in de gaten.'

Grant lachte. 'Natuurlijk.'

Duval kwam naderbij, bijna alsof hij voelde dat er over hem werd gepraat, en zei bruusk: 'Waar zijn we Michaels?'

Michaels keek hem bitter aan en zei: 'We komen zo dadelijk de subarachnoïde holte binnen. Dat is pal onder de hersenen,' voegde hij eraan toe in de richting van Grant.

'Goed. Dan kunnen we het best binnendringen langs de oculomotor zenuw.'

'Best,' zei Michaels. 'Als je langs die weg het stolsel het gunstigst kunt bereiken zullen we het zo doen.'

Grant verwijderde zich en boog zijn hoofd om de voorraadruimte binnen te gaan waar Cora op een krib lag.

Ze maakte aanstalten om overeind te komen maar hij stak zijn hand op. 'Niet doen. Blijf maar liggen.' Hij ging op de grond naast haar zitten, met opgetrokken knieën en zijn armen er omheen geslagen. Hij glimlachte tegen haar.

Ze zei: 'Ik ben nu weer in orde. Ik stel me gewoon aan door hier te blijven liggen.'

'Waarom zou je niet? Je bent de mooiste aanstelster die ik ooit heb gezien. Laten we ons samen maar even aanstellen, als je dat tenminste niet te onwelvoeglijk vindt klinken.'

Ze glimlachte op haar beurt. 'Ik kan onmogelijk gaan jammeren dat je te brutaal bent. Per slot van rekening schijn je er je beroep van te maken mijn leven te redden.'

'Dat hoort allemaal bij een buitengewoon sluwe en subtiel gevoerde campagne om je aan mij te verplichten.'

'Dat ben ik. Zeer beslist!'

'Later zal ik je daar op een geschikt ogenblik aan herinneren.'

'Ja, doe dat alsjeblieft. Maar zonder gekheid Grant, dánk je.'

'Ik vind het leuk dat je me bedankt, maar 't is mijn werk. Dat is de reden waarom ik werd meegestuurd. Weet je niet meer: ik neem de beleidsbeslissingen en heb de verantwoording voor noodgevallen.'

'Maar dat is nog niet alles?'

'Het is meer dan genoeg,' protesteerde Grant. 'Ik duw snorkels in longen, trek zeewier uit inlaatopeningen en het grootste deel van de tijd zit ik achter mooie vrouwen aan.'

'Toch is dat niet alles. Je bent hier om dokter Duval in de gaten te houden, waar of niet?'

'Waarom denk je dat?'

'Omdat het zo is. De hogere echelons van de CMDF vertrouwen dokter Duval niet. Dat hebben ze nooit gedaan.'

'Waarom niet?'

'Omdat het een stugge naïeve man is die helemaal in zijn werk opgaat. Hij beledigt anderen, niet omdat hij dat wil, maar omdat hij waarachtig niet weet dat hij het doet. Hij weet gewoon niet dat er buiten zijn werk nog andere dingen bestaan...'

'Zelfs niet dat hij een mooie assistente heeft?'

Cora bloosde.

'Ik veronderstel... zelfs dat niet. Maar hij waardeert mijn werk, echt waar.'

'En hij zou je werk toch wel blijven waarderen, als iemand anders jóu waardeerde?'

Cora keek een andere kant op en ging vastberaden verder: 'Maar het is géén verrader. Een moeilijkheid is dat hij voorstander is van vrije uitwisseling van informatie met de Andere Zijde en dat ook zegt, omdat hij niet weet hóe hij zijn mening onder stoelen of banken zou moeten steken. En als anderen het niet met hem eens zijn, vertelt hij ze dat ze gek zijn.'

Grant knikte. 'Ja, ik kan me dat wel voorstellen. En dan vindt iedereen hem een fijne kerel natuurlijk, omdat de mensen het nu eenmaal heerlijk vinden om te horen dat ze idioten zijn.'

'Nou ja, zo is hij nu eenmaal.'

'Hoor es. Blijf je daar nu geen zorgen zitten maken. Ik wantrouw Duval niet meer dan ieder ander.'

'Michaels wel.'

'Dat weet ik. Michaels heeft ogenblikken waarin hij iedereen wantrouwt, aan boord van dit schip zowel als daarbuiten. Hij wantrouwt zelfs mij. Maar ik geef je de verzekering dat het me echt niet zoveel kan schelen.'

Cora keek verontrust. 'Bedoel je dat Michaels denkt dat ik met opzet de laser heb vernield? Dat dokter Duval en ik - samen -'

'Ik geloof dat hij dat als een mogelijkheid ziet.'

'En jij, Grant?'

'Ik zie het ook als een mogelijkheid.'

'Maar geloof je dat?'

'Het is een mogelijkheid, Cora. Eén uit vele. Sommige mogelijkheden zijn waarschijnlijker dan andere. Laat die kant van de zaak maar aan mij over, lieverd.'

Voor ze antwoord kon geven, verhief de boze stem van Duval zich: 'Nee nee nee. Geen sprake van Michaels. Ik laat me niet door een stommeling vertellen wat ik moet doen.'

'Stommeling! Zal ik jou eens vertellen wat je bent, jij stuk...'

Grant was de deur al uit, Cora volgde hem.

Grant zei: 'Hou op jullie allebei. Wat is er aan de hand?'

Duval draaide zich om en zei woedend: 'Ik heb de laser weer in orde. De draad heb ik tot de juiste dikte afgeschraapt; hij is bevestigd aan de transistor; en het geheel zit op zijn plaats. Dat heb ik net aan deze stommeling verteld...' Hij draaide zijn gezicht naar Michaels en beet hem toe: 'Stommeling, zei ik,' en ging toen door: 'omdat hij me ernaar vroeg.'

'Nou, goed,' zei Grant. 'Wat is daar voor bezwaar tegen?'

Michaels zei verhit: 'Als dat stuk ongeluk zegt dat het zo is, hoeft het nog niet zo te zijn. Hij heeft een paar dingen aan elkaar vastgemaakt. Dat kan ik ook. Iedereen kan dat. Hoe weet hij dat die laser werkt?'

'Omdat ik het wéét. Ik werk al twaalf jaar met lasers. Ik weet wanneer ze 't doen.'

'Nou, laat ons dat dan zien, dokter. Laat ons delen in je kennis. Gebruik hem!'

'Nee! De laser werkt, of hij werkt niet. Als hij niet werkt, kan ik hem met geen mogelijkheid in orde krijgen, omdat ik alles eraan heb gedaan wat ik kan. Dat betekent dat we niet slechter af zullen zijn als ik wacht tot we het stolsel hebben bereikt en er dan achter komen dat hij niet werkt. Maar als hij het wel doet, en dat zal hij, blijft het toch een provisorisch gerepareerd apparaat. Ik weet niet hoelang hij het zal blijven doen; een dozijn stoten op z'n hoogst. Ik wil al die stoten bewaren voor het stolsel. Ik wens er geen van hier te verspillen. Ik wil niet dat onze opdracht mislukt omdat ik de laser heb getest.'

'Ik zeg je, dat je die laser eerst moet testen,' zei Michaels. 'Als je het niet doet dan zal ik je uit de CMDF laten gooien, op zo'n manier, dat je carrière naar de haaien is. .. dat zweer ik je Duval!'

'Daar maak ik me dan wel eens zorgen over als we terug zijn. Intussen is dit mijn laser en ik doe ermee wat ik wil. Jij kunt me niet bevelen iets te doen wat ik niet wil en Grant kan dat net zomin.'

Grant schudde zijn hoofd. 'Ik geef je geen bevel om wat dan ook te doen dokter Duval.'

Duval knikte kort en draaide zich om.

Michaels keek hem na.

'Ik krijg hem nog wel.'

'Hij handelt in dit geval verstandig, Michaels,' zei Grant. 'Weet je zeker dat je je niet om persoonlijke redenen op hem kwaad maakt?'

'Omdat hij me een lafaard en een stommeling noemt? Wordt er van me verwacht dat ik het daarom een fijne vent vind? Maar het doet er niet toe of ik hem persoonlijk niet of wel mag Ik geloof dat hij een verrader is.'

Cora zei boos: 'Dat is helemaal niet waar.'

'Ik betwijfel,' zei Michaels ijzig, 'of jij een betrouwbaar getuige bent in deze. Maar dat geeft ook niet. We zijn nu bijna bij het stolsel en dan leren we Duval wel kennen.'

'Hij zal dat stolsel verwijderen,' zei Cora, 'als de laser werkt.'

'Als hij werkt,' zei Michaels. 'En als dat zo is, zou het me niet verbazen als hij Benes doodt - en niet per ongeluk.'

 

Carter had zijn jasje uitgetrokken en zijn mouwen opgerold. Hij lag languit in zijn stoel, steunend op zijn stuitbeen en had weer een sigaar in zijn mond. Hij trok er niet aan.

'In de hersenen?' zei hij.

Reid's snor had tenslotte de strijd opgegeven. Hij wreef in zijn ogen. 'Zo goed als bij het stolsel. Ze liggen stil.'

Carter keek naar de tijdmeter die op 9 stond.

Hij voelde zich leeg, de fut was eruit, de adrenaline, de spanning, het leven zelf. Hij zei: 'Denk je dat ze 't halen?'

Reid schudde zijn hoofd: 'Nee, ik denk 't niet.'

Over negen minuten, misschien tien, zouden de mensen met schip en al op normale grootte voor hen staan, het lichaam van Benes uiteenscheurend als ze er niet bijtijds uit waren.

Carter dacht eraan wat de kranten van de CMDF heel zouden laten als dit project mislukte. Hij hoorde de woorden al die gesproken zouden worden door de politici in het land en aan de Andere Zijde. Hoeveel zou de CMDF hiermee achterop raken? Hoeveel maanden, jaren, zou het kosten om deze slag teboven te komen ?

Vermoeid begon hij in gedachten zijn ontslagbrief op te stellen.

 

'We zijn nu de hersenen zelf binnengedrongen,' kondigde Owens met beheerste opwinding aan. Hij deed de lichten van het schip weer uit. Ze waren zó vol bewondering voor wat ze voor zich zagen dat een ogenblik iedereen alles om zich heen vergat.

Duval mompelde: 'Wat schitterend. De hoogste prestatie van de Schepper.'

Grant was het op dat moment met hem eens. Er is ter wereld niets te vinden zo intens gecompliceerd als het menselijk brein, en niettemin geperst in zo'n kleine volume.

Het was stil rondom. De cellen die ze konden zien waren puntig en ongelijk. Vezelige dendrieten staken er hier en daar uit als braamstruiken. Terwijl ze door de vloeistof in de holten tussen de cellen voortgleden, konden ze de wirwar boven zich zien en op een gegeven ogenblik voeren ze onder een complex van dendrieten door die hen deden denken aan de grillige takken van een rij oude bomen.

Duval zei: 'Zie je, ze raken elkaar niet. Je kunt de synapsen duidelijk zien; steeds die ruimte die chemisch overbrugd moet worden.'

Cora zei: 'Het lijkt wel of ze vol lichtjes zitten.'

Michaels zei en de boosheid klonk nog in zijn stem door: 'Louter gezichtsbedrog. De reflectie van geminiaturiseerd licht speelt ons parten. 't Is niet in overeenstemming met de werkelijkheid.'

'Hoe weet je dat?' wilde Duval dadelijk weten. 'Dit is een belangrijk gebied voor verdere studie. De reflectie van geminiaturiseerd licht moet natuurlijk enigszins afwijken al naar gelang de moleculaire opbouw van de cel. Deze soort reflectie zal, dat voorspel ik, een machtiger middel worden om de microdetails van de cel te bestuderen dan enig bestaand instrument. Het kan best zijn, dat de technieken die uit onze reis voortkomen, veel belangrijker zullen zijn dan wat er met Benes gebeurt.'

'Is dat je excuus dokter?' vroeg Michaels.

Duval liep rood aan. 'Verklaar je nader!'

'Niet nu,' zei Grant gebiedend. 'Niet één woord meer heren.'

Duval haalde diep adem en keerde zich weer naar het raam.

Cora zei: 'Maar hoe dan ook, zie je die lichten? Kijk naar boven. Let op die dendriet als hij dichterbij komt.'

'Ik zie het,' zei Grant. De schitterreflecties kwamen niet zoals elders in het lichaam het geval geweest was, dan eens van hier, dan van daar, zodat ze de indruk van een wolk vuurvliegjes wekten. Nee, hier gleed een lichtpuntje langs de gehele dendriet en kwam er al een nieuw, nog voor het eerste zijn weg had afgelegd.

Owens zei: 'Weet je waar het aan doet denken? Heeft iemand wel eens films gezien van ouderwetse lichtreclames met gloeilampen? Met golven licht en donker die voorbijglijden?'

'Ja,' zei Cora. 'Daar lijkt het precies op. Maar waarom?'

Duval zei: 'Er gaat een depolarisatiegolf langs een zenuw als die wordt geprikkeld. De ionenconcentraties veranderen; sodium ion komt de cel binnen. Dit wijzigt de intensiteit van de lading binnen en buiten en verlaagt het elektrisch potentieel. Op de een of andere wijze moet dat de reflectie van geminiaturiseerd licht beïnvloeden - precies wat ik wilde stellen - en wat we zien is de depolarisatiegolf.'

Nu Cora op het verschijnsel had gewezen, of omdat ze nog steeds dieper in het brein doordrongen, konden ze de bewegende golf lichtpuntjes overal zien, glijdend langs de cellen, stijgend en dalend langs vezels, samensmeltend tot een onvoorstelbaar gecompliceerd geheel, dat op het eerste gezicht systeemloos leek en toch een geordende indruk maakte.

'Wat we zien,' zei Duval, 'is het wezen van de mens. De cellen zijn de tastbare hersenen, maar die bewegende lichtpuntjes vertegenwoordigen het denken, de menselijke geest.'

'Is dat het wezen van de mens?' zei Michaels scherp. 'Ik zou menen dat dat de ziel was. Waar is de menselijke ziel Duval?'

'Omdat ik je die niet kan aanwijzen denk je zeker dat die niet bestaat ?' vroeg Duval. 'Waar is het genie van Benes ? Je zit nu in zijn brein. Wijs me zijn genie maar aan.'

'Genoeg!' zei Grant.

Michaels riep naar Owens boven. 'We zijn er bijna. Steek over naar de capillair op het aangegeven punt. Gewoon dwars er doorheen.'

Duval zei peinzend: 'Dat is het overweldigende ervan. We bevinden ons niet zomaar in de geest van een mens. Dit alles om ons heen is de geest van een wetenschappelijk genie; iemand die ik bijna op één lijn zou willen stellen met Newton.'

Hij zweeg een ogenblik, toen citeerde hij:

 

...Where the statue stood

Of Newton with his prism and silent face.

The marble index of a mind...

 

Grant viel in, op eerbiedige fluistertoon:

 

...forever

Voyaging through strange seas of thought, alone.

 

(De dichtregels zijn ontleend aan The Prelude, een autobiografisch gedicht van William Wordsworth (1770-1850). Vertaling van het citaat:

...Waar het standbeeld stond

Van Newton met zijn scherp en stil gezicht.

De marm'ren index van een geest, eeuwig

Bevarend vreemde zeeën van denken, alleen. (Vert.))

 

Het was even stil, toen zei Grant: 'Denk je dat Wordsworth ooit hieraan gedacht heeft, of gedacht zou kunnen hebben, toen hij sprak van "onbekende zeeën van denken"? Dit is letterlijk de zee van het denken, nietwaar? En onbekend is die zee ook.'

Cora zei: 'Ik heb nooit gedacht dat jij dichterlijk was Grant!'

Grant knikte. 'Alleen spieren, geen geest. Dat typeert mij.'

'Je hoeft niet beledigd te zijn.'

Michaels zei: 'Als jullie klaar zijn met gedichten prevelen heren, kijk dan even voor je uit.'

Hij wees. Ze waren weer in de bloedstroom, maar de rode bloedlichaampjes (blauwachtig van kleur) dreven zonder gerichte beweging rond, ze trilden zwak als gevolg van de beweging van Brown. Voor hen uit was een schaduw. Een woud van dendrieten was zichtbaar door de doorschijnende wand van het haarvat; elke vezel, elk twijgje, met zijn eigen lichtstroom, die zich nu echter veel langzamer bewoog, steeds langzamer. En voorbij een zeker punt waren er geen lichtpuntjes meer.

De 'Proteus' stopte. Korte tijd was het stil, toen zei Owens zachtjes: 'Dat is onze bestemming geloof ik.'

Duval knikte: 'Ja. Het stolsel.'