Het spijt me te moeten zeggen dat ik me deze keer niet goed herinneren kan welke onderdelen van het verhaal van mij en welke van Pohl waren. Als ik het weer overlees kan ik wel zeggen: 'Dit gedeelte klinkt meer alsof het van mij is en dat niet, 'maar of ik nu gelijk heb of niet daar zou ik niet op durven zweren.

Fantasy Book was een heel marginale publicatie die het maar acht uitgaven volhield. 'De kleine man in de ondergrondse' stond in de zesde.

Een amusant feit in verband met deze uitgave van een klein tijdschrift dat zich behelpen moest met wat het tussen de afdankertjes op dat gebied nog vinden kon, was dat het verhaal 'Scanners Live in Vain' van Cordwainer Smith er in voorkwam. Dit was het eerste verhaal van Smith dat gepubliceerd werd en pas een jaar of acht later zou hij er weer een publiceren. In de zestiger jaren werd Smith (een pseudoniem voor een man wiens ware identiteit pas na zijn dood bekend gemaakt werd) een schrijver van groot belang, en dit eerste verhaal van hem werd klassiek.

 

Terwijl ik aan 'De kleine man in de ondergrondse' bezig was, schreef ik ook nog een ander verhaal over positronische robots, dat 'Liar!' heette. Hier kwam voor het eerst mijn figuur Susan Calvin in voor (tot nu toe heeft ze in tien van mijn verhalen een rol gespeeld en ik acht de mogelijkheid niet uitgesloten dat ze nog weleens meer verschijnen zal).

Tussen haakjes, terwijl Campbell en ik over dit verhaal discussieerden op 16 december 1940, werden de drie wetten van de robotica volledig uitgewerkt. (Ik zeg dat het Campbell was die het uitwerkte en hij beweert dat ik het was - maar ik weet dat ik gelijk heb. Hij was het.)

'Liar!' werd eind januari, zonder revisie, onmiddellijk door Campbell aangenomen, en het verscheen in het meinummer van 1941 van Astounding. Dat was de vierde keer dat ik in dat tijdschrift kwam. Het feit dat het in de maand na 'Reason' verscheen droeg ertoe bij dat de positronische-robotverhalen bij de lezers als een serie overkwamen. 'Liar!' verscheen later in I, Robot.

De verkoop van twee positronische-robotverhalen, 'Reason' en 'Liarl', vrijwel vlak na elkaar maakte dat ik vol verlangen was om meer op hetzelfde gebied te doen. Toen ik op 3 februari 1941 Campbell nog zo'n verhaal voorstelde, was hij het er wel mee eens, maar hij zei ook dat hij niet wilde dat ik me, nu ik nog maar zo kort meeliep, al te volledig in een strakke formule vast zou leggen. Hij stelde voor eerst nog wat andere verhalen te maken. Ik was een zoete jongen; ik gehoorzaamde.

En op diezelfde dag besloot ik het inderdaad weer eens met fantasy te proberen. Ik schreef een kort verhaal (1500 woorden) dat ik 'Masks' noemde, en alleen de hemel weet waar het over ging, want ik weet het niet meer. Op 10 februari legde ik het aan Campbell voor, voor Unknown, en hij wees het af. Het is verdwenen; bestaat niet meer.

Later die maand schreef ik ook nog een kort verhaal dat 'The Hazing' ('De ontgroening') heette, en dat ik voor Pohl bestemd had. Op 24 februari leverde ik het bij hem in, en hij wees het onmiddellijk af. Later stuurde ik het aan Thrilling Wonder Stories. Ze verzochten om een revisie, ik voldeed aan hun verzoek, en op 29 juli 1941 namen ze het aan.