In januari 1941 (de maand waarin ik meerderjarig werd), begon ik met iets nieuws: samenwerking.

Fred Pohl was per slot van rekening niet alleen maar redacteur. Hij was ook een schrijver in de dop. Later is hij een reus op dit gebied geworden, maar in die begindagen ploeterde hij maar voort met niet meer dan het soort magere succes dat ik had. Alleen, en ook in samenwerking met andere toekomstschrijvers, produceerde hij verhalen onder alle mogelijke pseudoniemen. De naam die hij het vaakst gebruikte was James MacCreigh.

Nu wil het geval dat hij onder dat pseudoniem een kleine fantasy geschreven had die The Little Man on the Subway' ('De kleine man in de ondergrondse') heette; hij had daar kennelijk wel zijn hoop op gesteld maar kon er niet helemaal uitkomen. Hij vroeg mij of ik het wilde herschrijven, en dat verzoek vond ik wel vleiend. Bovendien probeerde ik nog steeds er bij Unknown in te komen, en als ik dat dan niet alleen kon, dan lukte het me misschien wel in samenwerking met iemand anders. Zo trots was ik niet, tenminste niet als het fantasy's betrof.

Ik zette me aan het werk en deed het vrijwel in één ruk. Maar dat het me zo makkelijk afging hielp niet veel. Op 27 januari 1941 leverde ik het bij Campbell in voor Unknown; hij weigerde het. Ik moest het Pohl teruggeven.

Maar Pohl, die de geest van de ware literaire agent had, gaf het nooit op, en in 1950, lang nadat ik het al volslagen vergeten was, lukte het hem het in een klein tijdschrift te plaatsen dat Fantasy Book heette.