Wat áls...

 

 

Norman en Livvy waren natuurlijk te laat, want als je een trein moet halen, zijn er op het laatste moment altijd dingen die oponthoud veroorzaken, en daarom waren ze gedwongen de laatste beschikbare bank in het rijtuig te nemen. Het was die aan de voorzijde; de bank die niets voor zich had dan de bank met de rugleuning in de rijrichting. Terwijl Norman de koffer in het rek tilde, merkte Livvy dat ze zich geërgerd voelde.

Als een stel de bank vóór hen zou bezetten, zouden ze elkaar de hele lange reis naar New York aan zitten staren; of, wat nauwelijks beter was, ze zouden zich achter een kunstmatige afscheiding van krantenpapier moeten verbergen. Maar het had geen zin om te proberen of er elders in de trein nog een onbezette dubbele zitplaats was.

Het leek dat het Norman niet kon schelen, en dat stelde Livvy een beetje teleur. Gewoonlijk voelden ze de dingen op dezelfde manier aan. En dat, beweerde Norman altijd, was de reden waarom hij er zo zeker van was dat hij de juiste vrouw getrouwd had.

Hij zei dan: 'We passen bij elkaar, Livvy, en daar draait alles om. Als je een legpuzzel maakt en de stukjes passen in elkaar, heb je bereikt wat je wilde. Er zijn geen andere mogelijkheden, en er zijn natuurlijk ook geen andere meisjes.'

Dan lachte ze en ze zei: 'Als je die dag niet in de tram had gezeten, had je me waarschijnlijk nooit ontmoet. Wat zou je dan gedaan hebben?'

'Vrijgezel zijn gebleven. Natuurlijk. Trouwens, via Georgette zou ik je op een goeie dag toch wel ontmoet hebben.'

'Dat zou niet hetzelfde geweest zijn.'

'Natuurlijk wel.'

'Nee, dat zou het niet. Trouwens, Georgette zou ons nooit aan elkaar voorgesteld hebben. Ze had zelf een oogje op je, en ze is niet het type dat zich vrijwillig een mededingster op de hals haalt.'

'Wat een onzin.'

Livvy stelde haar favoriete vraag: 'Norman, wat zou er gebeurd zijn als je een minuut later bij de tramhalte geweest was en de volgende tram genomen had? Wat denk je dat er dan gebeurd zou zijn?'

'En wat als vissen vleugels hadden en ze allemaal naar de toppen van de bergen zouden vliegen? Wat zouden we dan vrijdags moeten eten?'

Maar ze hadden de tram wél gehaald, en vissen hadden géén vleugels, zodat ze nu vijf jaar getrouwd waren en op vrijdag vis aten. En omdat ze vijf jaar getrouwd waren, gingen ze voor een week naar New York, om het te vieren.

Ze kwam terug tot de werkelijkheid. 'Ik wou dat we een andere plaats hadden kunnen vinden.'

Norman zei: 'Natuurlijk. Ik ook. Maar er is nog niemand gekomen, dus we hebben in ieder geval het rijk alleen tot Providence.'

Livvy voelde zich daardoor maar matig getroost, en ze kreeg gelijk toen een kort dik mannetje het gangpad af kwam lopen. Waar kwam die in 's hemelsnaam vandaan? De trein was al halverwege Boston en Providence, en als hij ergens gezeten had, waarom was hij daar dan niet gebleven? Ze nam haar poederdoos en keek in het spiegeltje hoe ze er uitzag. Ze hoopte dat de kleine man voorbij zou lopen als ze geen aandacht aan hem schonk. Ze concentreerde zich op haar lichtbruine haar dat door de haast om de trein te halen, een beetje in de war was geraakt; op haar blauwe ogen en op haar kleine mond met de wat dikke lippen die volgens Norman een voortdurende uitnodiging tot een zoen inhielden.

Niet slecht, dacht ze.

Toen keek ze op, en de kleine man zat op de plaats tegenover haar. Hij keek haar aan en glimlachte breed. Zijn gezicht werd éen en al rimpel. Hij zette haastig zijn hoed af en legde hem naast zich op de kleine zwarte doos die hij bij zich had. Een kring van wit haar stond steil overeind rond de kale plek die het centrum van zijn schedel tot een woestijn maakte.

Zonder het eigenlijk te willen, glimlachte ze terug, maar toen viel haar oog op de kleine zwarte doos en de glimlach verdween. Ze gaf een ruk aan Norman's elleboog.

Norman keek op van zijn krant.

'Wat is er?' zei hij. Hij keek niet naar het korte dikke mannetje tegenover hem.

Livvy deed haar best om hem door middel van een handgebaar en een hoofdknikje duidelijk te maken wat ze gezien had. Maar de kleine man keek naar hen en ze voelde zich een idioot, omdat Norman haar alleen maar onbegrijpend aanstaarde.

Ze trok hem dichter naar zich toe en fluisterde: 'Zie je niet wat er op die doos staat?'

Terwijl ze het zei, keek ze opnieuw, en er was geen vergissing mogelijk. Het was niet erg duidelijk, in het schuin invallende licht was het niet meer dan een glinstering op een zwarte achtergrond. In blokletters stond er: 'WAT ALS.'

De kleine man glimlachte opnieuw. Hij knikte en wees een aantal malen op de woorden op de doos en op zichzelf.

Norman zei zachtjes: 'Dat is zeker zijn naam.'

'Ach, hoe kan iemand nou zo heten!' antwoordde Livvy.

Norman legde zijn krant weg. 'Ik zal het je bewijzen.' Hij boog zich voorover en zei: 'Meneer Als?'

De kleine man keek hem aan met een gretige blik in zijn ogen.

'Weet u misschien hoe laat het is, meneer Als?'

De kleine man trok een knol van een horloge uit zijn vestzak en liet de wijzerplaat zien.

'Dank u, meneer Als,' zei Norman. En hij fluisterde opzij: 'Zie je nou wel, Livvy?'

Hij wilde zich weer in zijn krant verdiepen, maar de kleine man opende zijn doos, waarbij hij een vinger ophief om hun aandacht te trekken. Hij nam er een eenvoudig stuk matglas uit van ongeveer vijftien bij twintig centimeter en misschien twee centimeter dik, met geslepen randen en afgeronde hoeken. Toen nam hij een metalen standaard waarin de glasplaat precies paste en zette het geheel met een trots gezicht op zijn knieën.

Livvy zei, plotseling opgewonden: 'Hemeltje, Norman, het lijkt wel een foto of zoiets.'

Norman boog zich voorover. Toen keek hij de kleine man aan. 'Wat is dit? Een nieuw soort televisie?'

De kleine man schudde zijn hoofd, en Livvy zei: 'Nee, Norman, dat zijn wij.'

'Wat?'

'Zie je het dan niet? Dat is de tram waarin we elkaar ontmoet hebben. Daar zit je, op de achterste bank met die ouwe hoed op die ik drie jaar geleden weggegooid heb. En daar zie je Georgette en mij instappen. Die dikke vrouw staat ons in de weg. Daar! zie je ons niet?'

Hij mompelde: 'Dit is bedrog.'

'Maar je ziet het toch ook, niet? Daarom noemt hij het "Wat Als". Het zal ons laten zien wat er gebeurd had kunnen zijn. Wat als de tram geen plotselinge bocht gemaakt had...'

Ze was er zeker van. Ze was opgewonden en ze was er zeker van. Terwijl ze naar het beeld op de glasplaat keek, werd het licht van de late middag minder en het verwarde geroezemoes van de andere passagiers begon te vervagen.

Hoe goed herinnerde ze zich die dag! Norman kende Georgette en stond op het punt haar zijn zitplaats af te staan toen de tram een plotselinge bocht maakte waardoor Livvy op zijn schoot terechtkwam. Het was een belachelijk voorval, maar het had gewerkt. Ze was er zo verlegen onder geweest dat hij wel een gesprek met haar moest beginnen. Het was niet eens nodig dat Georgette hen aan elkaar voorstelde. Tegen de tijd dat ze uitstapten, wist hij waar ze werkte.

Ze kon zich nog herinneren hoe zuur Georgette haar aankeek, zich dwingend tot een glimlach, toen ze afscheid namen. Georgette zei: 'Norman schijnt je aardig te vinden.'

Livvy antwoordde: 'Ach, stel je niet aan! Hij was alleen maar beleefd. Maar hij ziet er leuk uit, vind je niet?'

Zes maanden later waren ze getrouwd.

En hier was diezelfde tram weer, met Norman en zij zelf en Georgette. Terwijl ze dat dacht, stierf het geluid van de trein, het geratel van de wielen op de rails, helemaal weg. Ze stond nu in de tram. Ze was zojuist met Georgette ingestapt.

Net als veertig andere mensen, staande en zittende, zwaaide Livvy mee met het ritme van de voortsukkelende tramwagen. Ze zei: 'Er wenkt iemand naar je, Georgette. Ken je hem?'

'Naar mij?' Georgette wierp een opzettelijk vluchtige blik over haar schouder. Ze knipperde even met haar valse wimpers. Ze zei: 'Oppervlakkig. Wat denk je dat hij wil?'

'Laten we het hem vragen,' zei Livvy.

Georgette stond er om bekend dat ze haar mannelijke kennissen bij andere meisjes uit de buurt hield, en het was grappig om haar op deze manier een beetje te ergeren. En bovendien... deze zag er nogal interessant uit.

Ze wrong zich langs de rij luspassagiers en Georgette volgde haar zonder veel geestdrift. Op het moment dat Livvy bij de zitplaats van de jongeman was aangekomen, zwaaide de tram een bocht om. Livvy graaide wanhopig naar een lus en wist zich overeind te houden. Het duurde even voor ze weer adem kon halen. Om de een of andere reden had het geleken of er geen lus dicht genoeg in de buurt was geweest. Ze voelde dat ze eigenlijk had moeten vallen.

De jonge man keek haar niet aan. Hij glimlachte naar Georgette en stond op. Hij had hele merkwaardige wenkbrauwen die hem een zelfverzekerd uiterlijk gaven. Livvy kwam tot de conclusie dat ze hem beslist graag mocht.

Georgette zei: 'O, doe geen moeite. We gaan er over twee haltes uit.'

Ze stapten uit. Livvy zei: 'Ik dacht dat we naar Sachs gingen.'

'Dat doen we ook. Maar ik herinnerde dat ik hier in de buurt nog iets moest doen. Het duurt maar even.'

'Providence!' schalde het uit de luidsprekers. De trein minderde vaart en de wereld van het verleden was teruggekrompen in de glazen plaat. De kleine man zat nog steeds tegen hun te glimlachen.

Livvy keerde zich naar Norman. Ze was een beetje bang. 'Heb jij dat ook allemaal gezien?'

Hij zei: 'Waar is de tijd gebleven? We kunnen toch nog niet in Providence zijn?' Hij keek op zijn horloge. 'Maar het schijnt zo te zijn.' Toen zei hij tegen Livvy: 'Je bent ditmaal niet gevallen.'

'Dus je hébt het gezien?' Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Dat was echt iets voor Georgette. Ik weet zeker dat ze geen enkele reden had om uit te stappen, behalve te voorkomen dat ik jou zou ontmoeten. Hoelang kende je Georgette toen al, Norman?'

'Niet zolang. Net lang genoeg om haar te herkennen als ik haar zag en te denken dat ik haar mijn plaats moest aanbieden.'

Livvy trok een pruilmondje.

Norman grinnikte. 'Je kunt toch niet jaloers zijn op iets dat misschien gebeurd had kunnen zijn, kindje. Trouwens, wat zou het voor verschil gemaakt hebben? Ik zou genoeg in je geïnteresseerd geweest zijn om een manier te vinden je te ontmoeten.'

'Je hebt zelfs niet naar me gekeken.'

'Daar had ik nauwelijks de kans voor.'

'Hoe zou je me dan later ontmoet kunnen hebben?'

'Op de een of andere manier. Hoe weet ik niet. Maar je zult me toe moeten geven dat dit een vrij dom onderwerp van gesprek is.'

Ze reden Providence uit. Livvy voelde zich een beetje onbehaaglijk. De kleine man had hun gefluisterd gesprek gevolgd en alleen door het feit dat hij niet meer glimlachte, getoond dat hij het verstaan had. Ze zei tegen hem: 'Kunt u ons nog meer laten zien?'

Norman kwam tussenbeide. 'Wacht eens even, Livvy. Wat probeer je te doen?'

Ze zei: 'Ik wil onze trouwdag zien. Hoe die geweest zou zijn als ik de lus had kunnen grijpen.'

Norman was duidelijk geërgerd. 'Dat is niet eerlijk. Misschien zouden we niet op dezelfde dag getrouwd zijn.'

Maar ze zei: 'Kunt u het mij laten zien, meneer Als?' en de kleine man knikte.

De glazen plaat kwam weer tot leven en gloeide op. Het licht concentreerde zich tot beelden. Livvy hoorde zachte orgelmuziek.

Norman zei opgelucht: 'Nou, daar ben ik. Dat is ons huwelijk. Ben je nu tevreden?'

Het geluid van de trein vervaagde opnieuw, en het laatste dat Livvy hoorde, was haar eigen stem die zei, 'ja, dat ben jij. Maar waar ben ik?'

 

Livvy zat op een van de achterste kerkbanken. Een tijdlang was ze helemaal niet van plan geweest het huwelijk bij te wonen. De laatste maanden was er een verwijdering ontstaan tussen Georgette en haar, zonder dat ze precies wist waarom. Via een wederzijdse vriendin had ze van de verloving gehoord en uiteraard dat de man in kwestie Norman was. Duidelijk herinnerde ze zich die dag, zes maanden geleden, dat ze hem voor het eerst in de tram gezien had. Dat was de keer dat Georgette haar zo snel had meegetroond. Sindsdien had ze hem verschillende malen gezien, maar iedere keer had Georgette belet dat ze nader kennis maakten.

Nou ja, ze had geen reden tot haatdragendheid; per slot had ze met de man niets te maken. Ze dacht dat Georgette er mooier uitzag dan ze in werkelijkheid was. En hij was inderdaad erg knap.

Ze voelde zich leeg en bedroefd, alsof er iets misgegaan was - iets dat in haar geest geen vaste vorm wilde aannemen. Georgette was het middenpad van de kerk afgelopen zonder haar te zien, maar daarvoor had ze zijn blik opgevangen en had tegen hem geglimlacht. Livvy dacht dat hij haar glimlach beantwoord had.

Ze hoorde de woorden van verre: 'En hiermee verklaar ik u...'

 

Het geluid van de trein was er weer. Een vrouw met een klein jongetje kwam onzeker het gangpad aflopen. Er klonk bakvisachtig gegiegel van een stel tieners halverwege het rijtuig. Een conducteur haastte zich voorbij, op weg naar een mysterieuze bestemming.

Livvy was zich van dat alles bewust.

Ze zat, en staarde recht voor zich uit, terwijl de bomen buiten tot een groen waas ineenvloeiden en de telegraafpalen voorbij leken te galopperen.

Ze zei: 'Zij trouwde met je.'

Hij staarde haar een ogenblik aan en trok spottend met zijn mond. Hij zei luchtig: 'Dat deed ik niet, Olivia. Je bent nog steeds mijn vrouw, weet je. Denk er maar eens goed over na.'

Ze keek hem aan. 'Ja, je bent met me getrouwd - omdat ik in je schoot viel. Als dat niet gebeurd was, zou je met Georgette getrouwd zijn. En als die je niet gewild had, zou je met iemand anders getrouwd zijn. Je zou met wie dan ook getrouwd zijn. Daar ga je met je legpuzzel.'

Norman zei heel langzaam: 'Wel godallemachtig!' Hij greep met beide handen naar zijn hoofd en streek het haar boven zijn oren glad. Het leek alsof hij probeerde te voorkomen dat zijn hoofd uit elkaar zou springen. Hij zei: 'Luister nou eens even, Livvy, je maakt een hoop trammelant over een stom goocheltrucje. Je kunt me geen verwijten maken over iets dat ik niet gedaan heb.'

'Je zou het gedaan hebben.'

'Hoe weet jij dat?'

'Je hebt het toch gezien?'

'Wat ik gezien heb, is een belachelijk staaltje van... van hypnose, denk ik.' Hij werd plotseling woedend en verhief zijn stem. Hij keerde zich naar de kleine man tegenover hem. 'Donder op, meneer Als, of hoe u ook heten mag. Maak dat u weg komt. We hebben niet om u gevraagd. Donder op voordat ik dat kunstje van u uit het raam smijt en u er achteraan.'

Livvy greep zijn elleboog. 'Hou op. Hóu óp! Je zit in een volle trein.'

De kleine man drukte zich angstig in de hoek en hield de zwarte doos achter zijn rug. Norman keek naar hem, toen naar Livvy, en toen naar de dame van middelbare leeftijd aan de andere kant van het gangpad die hem misprijzend bekeek.

Hij kreeg een hoogrode kleur en slikte een bijtende opmerking in. Tijdens de verdere rit naar New London heerste er een ijzige stilte.

Een kwartier na New London zei Norman: 'Livvy!'

Ze antwoordde niet. Ze keek uit het raam, maar zag niets dan het glas.

Opnieuw zei hij: 'Livvy! Livvy! Geef antwoord!'

Lusteloos zei ze: 'Wat wil je?'

Hij zei: 'Luister, dit is allemaal onzin. Ik weet niet hoe die vent het doet, maar zelfs als het geen smerig trucje is, gedraag je je niet fair. Waarom hield je op een gegeven moment op? Stel dat ik Georgette getrouwd had, denk je dan dat jij nooit getrouwd zou zijn? Jij zou op het moment dat ik zogenaamd trouwde, al lang getrouwd hebben kunnen zijn. Misschien ben ik daarom wel met Georgette getrouwd.'

'Ik was niet getrouwd.'

'Hoe weet je dat?'

'Dat zou ik heus wel geweten hebben. Ik wist wat mijn eigen gedachten waren.'

'Dan zou je in de loop van het volgende jaar getrouwd zijn.'

Livvy werd hoe langer hoe bozer. Het feit dat een gezond gedeelte van haar eigen wezen haar probeerde te overtuigen van het onredelijke van haar woede, veranderde daar niets aan. Integendeel, ze werd er nog meer door geïrriteerd. Ze zei: 'En als ik dat deed, zou dat jou in ieder geval niets aangaan.'

'Natuurlijk zou het dat niet. Maar ik zou er op willen wijzen dat we in de realiteit niet verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor "wat gebeurd zou kunnen zijn".'

Livvy's neusvleugels trilden. Ze zei niets.

Norman zei: 'Luister nou eens! Herinner je je het nieuwjaarsfeest bij Winnie, eerverleden jaar?'

'Nou en of. Je hebt een heel vat alcohol over me heen gegooid.'

'Dat heeft er niets mee te maken, en bovendien was het niet meer dan de inhoud van een cocktailshaker. Wat ik zeggen wil, is dat Winnie zo ongeveer je beste vriendin is, en dat was ze al, lang voordat je met mij trouwde.'

'Nou, en?'

'Georgette was ook een goede vriendin van haar, nietwaar?'

'Ja.'

'Goed dan. Jij en Georgette zouden naar dat feest gegaan zijn, wie van jullie tweeën er ook getrouwd was. Ik zou er niets mee te maken gehad hebben. Laat hem ons dat feest laten zien zoals het geweest zou zijn als ik met Georgette getrouwd was, en ik durf er wat onder verwedden dat jij er zou zijn, of met je verloofde, of met je man.'

Livvy aarzelde. Dat was nu juist waar ze bang voor was.

Hij zei: 'Ben je bang om het risico te lopen?'

En dat was natuurlijk net wat ze nodig had om een besluit te nemen. Ze draaide zich woedend naar hem toe. 'Nee, dat ben ik niet. En ik hoop dat ik getrouwd ben. Er is geen enkele reden waarom ik om jou zou treuren. En dan, ik zou graag willen zien wat er gebeurt als je de inhoud van die shaker over Georgette heensmijt. Ze zal je er van langs geven, zonder dat het haar wat kan schelen wie het hoort. Ik kén haar. Misschien zul je dan inzien dat niet alle stukjes van de legpuzzel hetzelfde zijn.' Ze keek recht vooruit en kruiste haar armen kwaad en resoluut over haar borst.

Norman keek naar de kleine man, maar hij hoefde niets te zeggen. Hij had de glasplaat al op zijn schoot. De zon stond laag in het westen, en over zijn witte haar lag een roze gloed.

Norman zei gespannen: 'Klaar?'

Livvy knikte en het geluid van de trein vervaagde.

 

Livvy stond, een beetje rood in haar gezicht van de kou op straat, in de deuropening. Ze had net haar besneeuwde jas uitgetrokken en haar blote armen vertoonden kippenvel.

Ze beantwoordde de nieuwjaarswensen die haar werden toegeroepen, waarbij ze haar stem moest verheffen om boven het geblèr van de radio uit te komen. Georgette's schrille stem was vrijwel het eerste dat ze hoorde toen ze binnenkwam, en nu liep ze op haar toe. Ze had Georgette, of Norman, in geen weken gezien.

Georgette trok een wenkbrauw op, een maniertje dat ze de laatste tijd gecultiveerd had, en zei: 'Heb je niemand bij je, Olivia?' Haar blik zocht de omgeving af en vestigde zich weer op Livvy.

Livvy zei onverschillig: 'Dick zal later wel komen. Hij moest eerst nog het een of ander doen.' Ze voelde zich net zo onverschillig als haar stem klonk.

Georgette glimlachte vals. 'Nou, Norman is er. Dat zal maken dat je je niet eenzaam voelt, liefje. Dat is tenminste al eerder gebeurd.'

En terwijl ze dat zei, kwam Norman uit de keuken slenteren. Hij had een cocktailshaker in zijn hand. 'Ha, Livvy!'

Hij kwam glimlachend op haar af om haar te verwelkomen.

'Waar ben je al die tijd geweest? Het lijkt wel of ik je in geen twintig jaar gezien heb. Wat is er aan de hand? Vindt Dick het niet goed dat je andere mannen ziet?'

'Mijn glas is leeg, Norman,' zei Georgette scherp.

'Ik kom zo,' zei hij, zonder haar aan te kijken. 'Wil jij ook een drankje, Livvy? Ik zal even een glas voor je halen.' Hij draaide zich, en toen gebeurde alles tegelijk.

Livvy riep: 'Pas op!' Ze zag het aankomen, had zelfs een vaag gevoel dat dit alles al eerder gebeurd was, maar het gebeurde, onverbiddelijk. Hij bleef met zijn hak achter de rand van het kleed hangen; hij wankelde, probeerde zich overeind te houden en verloor zijn greep op de cocktailshaker. Die vloog hem uit de hand, en Livvy kreeg de volle lading ijskoude drank over zich heen.

Ze kon geen woord uitbrengen. Om haar heen verstomde het geroezemoes, en een verschrikkelijk moment lang maakte ze zinloze vegende gebaren over haar jurk, terwijl Norman steeds luider herhaalde: 'Verdomme, verdomme!'

Georgette zei koeltjes: 'Wat is dat nu jammer, Livvy. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal. Die jurk zal wel niet erg duur geweest zijn.'

Livvy draaide zich om en rende de kamer uit. Ze was in de slaapkamer, die tenminste leeg en betrekkelijk rustig was. Bij het licht van de schemerlamp op de toilettafel zocht ze tussen de jassen op het bed naar haar mantel.

Norman was na haar binnengekomen. 'Luister, Livvy, let niet op wat ze gezegd heeft. Het spijt me werkelijk verdomd erg. Ik zal je betalen ...'

'Dat is wel goed. Het was jouw schuld niet.' Ze knipperde met haar oogleden en keek hem niet aan. 'Ik ga naar huis om me te verkleden.'

'Kom je terug?'

'Ik weet het niet. Ik denk het niet.'

'Luister, Livvy ...' Zijn warme hand lag op haar schouder ...

Livvy voelde een vreemde sensatie in zich opwellen, alsof ze werd losgerukt uit een kleverig spinnenweb, en...

 

...en het geluid van de trein was er weer.

Er ging iets mis met de tijd als ze daar was... in die glazen plaat. Het was nu bijna donker. De lichten in de trein waren aan. Maar het deed er niet toe. De spanning die ze gevoeld had, leek te verminderen.

Norman wreef zich de ogen uit. 'Wat is er gebeurd?'

Livvy zei: 'Het was opeens afgelopen.'

Norman zei, niet op zijn gemak: 'We zullen wel zo in New Haven zijn.' Hij keek op zijn horloge en schudde het hoofd.

Livvy zei verbaasd: 'Je gooide het over mij heen.'

'Nou, zo is het in werkelijkheid ook gebeurd.'

'Maar in werkelijkheid was ik je vrouw. Je had het deze keer over Georgette heen moeten gooien. Is dat niet gek?' Maar ze dacht aan de Norman die haar achternakwam; zijn handen op haar schouders ...

Ze keek naar hem op en zei met warme voldoening: 'Ik was niet getrouwd.'

'Nee, dat was je inderdaad niet. Maar was dat Dick Reinhardt met wie je omging?'

'Ja.'

'Je was toch niet van plan met hem te trouwen, is het wel, Livvy?'

'Jaloers, Norman?'

Norman was van zijn stuk gebracht. 'Op hem? Op dat stuk glas? Natuurlijk niet.' 'Ik geloof niet dat ik met hem getrouwd zou zijn.'

Norman zei: 'Weet je, ik wou dat het niet ineens afgelopen was geweest. Er stond iets op het punt te gebeuren, geloof ik.' Hij zweeg even en voegde er toen langzaam aan toe: 'Het was alsof ik die shaker liever over iedereen behalve jou had leeggegoten.'

'Zelfs over Georgette.'

'Ik dacht helemaal niet aan Georgette. Je gelooft me zeker niet.'

'Misschien wel.' Ze keek naar hem op. 'Ik heb me idioot aangesteld, Norman. Laten we... laten we ons werkelijke leven leven. Laten we niet spelen met de gedachte aan alles wat er had kunnen gebeuren.'

Maar hij nam haar handen in de zijne. 'Nee, Livvy. Nog éen keer. Laten we kijken wat we op dit moment gedaan zouden hebben, Livvy! Nu, op dit moment! Als ik met Georgette getrouwd was.'

Livvy was een tikje bang. 'Laten we het liever niet doen, Norman.' Ze dacht aan zijn ogen die begerig naar haar glimlachten, terwijl Georgette naast haar stond, veronachtzaamd. Ze wilde niet weten wat er daarna gebeurd zou zijn. Ze wilde dit leven, dit góede leven.

De trein stopte in New Haven en reed verder.

Norman zei opnieuw: 'Ik wil het proberen, Livvy.'

Ze zei: 'Als jij het wilt, goed dan, Norman.' Ze besloot dat het er eigenlijk niet toe deed. Niets deed er toe. Ze stak haar hand uit en nam zijn arm. Ze hield hem stevig vast en terwijl ze dat deed, dacht ze: 'Niets kan hem nog van mij afnemen.'

Norman zei tegen de kleine man: 'Begin maar weer.'

In het gele licht leek het proces langzamer te verlopen.

Norman zei: 'Er is iets mis. Dat zijn wij, alleen, net zoals we hier nu zitten.'

Hij had gelijk. Twee figuurtjes zaten in een trein, op de voorste bank.

Norman's stem leek van ver te komen. 'Het is dezelfde trein,' zei hij. 'Het achterste raam heeft een barst, net als ...'

 

Livvy was dolgelukkig. Ze zei: 'Ik wou dat we al in New York waren.'

Hij zei: 'Nog een klein uurtje, lieveling.' Toen zei hij: 'Ik ga je een zoen geven.' Hij maakte een beweging alsof hij de daad bij het woord wilde voegen.

'Niet hier! Norman, de mensen kijken naar ons.'

Norman zag van zijn voornemen af. Hij zei: 'We hadden een taxi moeten nemen.'

'Van Boston naar New York?'

'Natuurlijk. Dan waren we tenminste alleen geweest.'

Ze lachte. 'Je bent grappig als je vurig probeert te zijn.'

'Ik speel geen spelletje.' Zijn stem klonk plotseling somber. 'Het gaat niet om dat uurtje, weet je. Ik voel me alsof ik vijf jaar gewacht heb.'

'Ik ook.'

'Waarom heb ik jou niet eerst ontmoet? Het is allemaal zo'n tijdverspilling geweest.'

'Arme Georgette,' zuchtte Livvy.

Norman maakte een ongeduldig gebaar. 'Je hoeft met haar geen medelijden te hebben, Livvy. Het is tussen haar en mij nooit goed geweest. Ze was blij dat ze me kwijt was.'

'Dat weet ik. Daarom zeg ik ook "arme Georgette". Het spijt me voor haar dat ze zich nooit gerealiseerd heeft hoe gelukkig ze was.'

'Nou, zorg er dan maar voor dat jij dat wel doet,' zei hij. 'Zorg er maar voor dat je dankbaar bent, oneindig dankbaar... sterker nog, zorg er maar voor dat je tenminste half zo dankbaar bent als ik voor wat ik heb.'

'Ga je anders van mij ook scheiden?'

'Over mijn lijk,' zei Norman.

Livvy zei: 'Het is allemaal zo vreemd. Ik moet steeds denken: wat zou er gebeurd zijn als je op dat feest de cocktails niet over me heen gemorst had? Dan zou je me niet achternagegaan zijn; je zou me niets gezegd hebben; ik zou het niet geweten hebben. Alles zou zo heel anders geweest zijn.'

'Nonsens. Het zou precies hetzelfde geweest zijn. Het zou alleen allemaal op een ander tijdstip gebeurd zijn.'

'Dat vraag ik me af,' zei Livvy zacht.

 

Het geluid van de trein op de glazen plaat ging over in het geluid van de werkelijke trein. Buiten waren de lichten van de stad te zien. De passagiers in het rijtuig zochten hun bagage bij elkaar.

Livvy bewoog zich niet te midden van al het rumoer tot Norman haar aanstootte.

Ze keek naar hem op en zei: 'Per slot van rekening passen de stukjes van de puzzel dus toch.'

'Ja,' zei hij.

Ze legde haar hand op de zijne. 'Maar toch was het niet goed. Ik had het helemaal aan het verkeerde eind. Ik dacht dat omdat we elkaar hadden, we ook alle andere mogelijke vormen van elkaar hadden. Maar al die mogelijkheden gaan ons niets aan. De werkelijkheid is voldoende. Begrijp je wat ik bedoel?'

Hij knikte.

Ze zei: 'Er zijn miljoenen manieren van wat als. En geen ervan wil ik kennen. Ik zal nooit meer "wat als" zeggen.'

Norman zei: 'Ontspan je, liefje. Hier is je mantel.' En hij nam de koffers uit het rek.

Plotseling zei Livvy: 'Waar is meneer Als?'

Norman draaide zich langzaam om naar de lege zitplaats tegenover hen. Samen keken ze de rest van het rijtuig rond.

'Misschien is hij naar het volgende rijtuig gelopen,' zei Norman.

'Maar waarom? Trouwens, dan had hij zijn hoed niet laten liggen.' En ze bukte zich om hem op te pakken.

Norman zei: 'Wat voor hoed?'

En Livvy's hand stopte boven een lege plek. Ze zei: 'Hij was hier - ik raakte hem bijna aan.' Ze kwam rechtop en zei: 'O, Norman, wat als ...'

Norman legde een vinger op haar lippen. 'Lieveling ...'

Ze zei: 'Het spijt me. Kom, laat me je helpen met de koffers.'

De trein dook de tunnel onder Park Avenue in en het lawaai van de wielen werd oorverdovend.