Sally

 

 

Sally kwam de weg langs het meer af, dus ik wuifde naar haar en riep haar naam. Ik vond het altijd prettig om Sally te zien. Begrijp me goed, ik mocht ze allemaal graag, maar Sally is de mooiste van het hele stel. Daar is geen discussie over mogelijk.

Ze bewoog zich wat sneller toen ik naar haar wuifde. Niet dat ze zich onwaardig gedroeg. Zo was ze niet. Ze bewoog zich alleen maar een beetje vlugger om te laten zien dat ze ook blij was om mij te zien.

Ik keerde me naar de man die naast me stond. 'Dat is Sally,' zei ik.

Hij glimlachte tegen me en knikte.

Mevrouw Hester had hem binnengelaten. Ze zei: 'Dit is meneer Gellhorn, Jake. Je zult je herinneren dat hij je een brief heeft geschreven en om een afspraak heeft gevraagd.'

Dat waren maar kletspraatjes. Ik heb op de Boerderij duizenden dingen te doen, en aan brieven kan ik mijn tijd niet verknoeien. Daar is mevrouw Hester voor. Ze woont vlak in de buurt, ze lost allerlei dingen op zonder mij er mee lastig te vallen, en bovenal houdt ze van Sally en de anderen. Sommige mensen doen dat niet.

'Prettig u te ontmoeten, meneer Gellhorn,' zei ik.

'Raymond J. Gellhorn,' zei hij en hij reikte me zijn hand, die ik drukte.

Hij was een tamelijk grote vent, een half hoofd langer dan ik, en breder ook. Hij was ongeveer half zo oud als ik, rond de dertig. Hij had zwarte geplakte haren met een scheiding in het midden, en een smal keurig verzorgd snorretje. Zijn jukbeenderen staken wat uit waardoor hij er uitzag alsof hij de bof had. Hij was het ideale type om voor televisie de schurkenrol te spelen, dus ik nam aan dat hij een aardige kerel was. Wat alleen maar bewijst dat de televisie het niet altijd aan het verkeerde eind heeft.

'Ik ben Jacob Folkers,' zei ik. 'Wat kan ik voor u doen?'

Hij grinnikte. Een brede tandpastaglimlach. 'U zou me het een en ander over uw Boerderij hier kunnen vertellen, als u dat niet erg vindt.'

Ik hoorde Sally achter me en stak mijn hand uit. Ze drukte zich er tegen aan en ik kon de harde glanzende lak van haar spatbord voelen.

'Een aardige auto,' zei Gellhorn.

Dat is ook een manier om het uit te drukken. Sally was een convertibel van het jaar 2405 met een Hennis-Carleton positronische motor en een Armat-chassis. Ze had de fraaiste lijnen die ik ooit gezien heb, geen enkel model uitgezonderd. Vijf jaar lang was zij mijn favoriet geweest, en ik had haar voorzien van alle snufjes die ik maar had kunnen bedenken. En in al die tijd had er nooit een menselijk wezen achter haar stuurwiel gezeten.

Niet éénmaal.

'Sally,' zei ik, terwijl ik haar vriendelijk beklopte, 'dit is meneer Gellhorn.'

Het gezoem van Sally's motor werd een beetje luider, en ik luisterde nauwkeurig of ik geen kloppen hoorde. De laatste tijd had ik kloppen gehoord in de motoren van bijna alle wagens, en gebruik van een ander soort benzine had niets geholpen. Maar ditmaal was er niets aan de hand.

'Hebben al uw wagens een naam?' vroeg Gellhorn.

Zijn stem klonk vermaakt, en mevrouw Hester houdt niet van mensen die grapjes maken over de Boerderij. Ze zei scherp: 'Zeker. Die wagens hebben persoonlijkheid, is het niet, Jake? De sedans zijn allemaal mannetjes en de convertibels vrouwtjes.'

Gellhorn glimlachte opnieuw. 'En stalt u ze in aparte garages, mevrouw?'

Mevrouw Hester keek hem woedend aan.

Gellhorn zei tegen mij: 'Zou ik u nu onder vier ogen kunnen spreken, meneer Folkers?'

'Dat hangt er van af,' zei ik. 'Bent u een verslaggever?'

'Nee meneer. Ik ben zakenman. Niets van wat wij zullen bespreken, is bestemd voor publicatie. Ik verzeker u dat ik dit strikt onder ons wil houden.'

'Laten we de weg een eindje aflopen. Verderop staat een bank.'

We wandelden. Mevrouw Hester liep weg. Sally volgde ons.

Ik zei: 'Het kan u toch niet schelen dat Sally meegaat, wel?'

'Helemaal niet. Ze kan toch niet oververtellen, wat we bespreken, is het niet?' Hij lachte om zijn eigen geestigheid, stak zijn hand uit en streek over Sally's grille.

Sally liet haar motor razen en Gellhorn trok snel zijn hand terug.

'Ze is niet aan vreemden gewend,' legde ik uit.

We gingen zitten op de bank onder de grote eik, vanwaar we de privéautoweg aan de overkant van het meertje konden zien. Het was midden op de dag en er waren veel auto's buiten, minstens dertig. Zelfs op deze afstand kon ik zien dat Jeremia zijn gewone grapje uithaalde: stiekem achter een oud model gaan rijden om dan plotseling voorbij te schieten en met gierende banden te remmen. Twee weken geleden had hij de oude Angus van de weg gesneden, en ik had zijn motor voor twee dagen afgezet.

Maar het heeft niet geholpen, vrees ik, en het ziet er niet naar uit dat er wat aan te doen is. Jeremia is nu eenmaal een sportmodel en dat soort is vreselijk heethoofdig.

'Nou, meneer Gellhorn,' zei ik. 'Kunt u me vertellen waarom u die inlichtingen wilt hebben?'

Maar hij zat alleen maar om zich heen te kijken. Hij zei: 'Dit is een wonderlijk oord, meneer Folkers.'

'Zegt u toch Jake tegen me. Dat doet iedereen.'

'Goed, Jake. Hoeveel wagens heb je hier?'

'Eenenvijftig. Elk jaar krijgen we er een of twee nieuwe bij. Eén jaar kregen we er zelfs vijf. We hebben er nog niet één verloren. Ze zijn allemaal in prima conditie. We hebben zelfs een Mat-O-Mot van '15 die nog rijdt. Een van de eerste automatische auto's. Het was de eerste wagen die we kregen.'

Die goeie ouwe Matthew. Tegenwoordig bleef hij het grootste deel van de dag in de garage, maar hij was dan ook de grootvader van alle wagens met positronische motoren. Hij stamde nog uit de dagen dat blinde oorlogsveteranen, verlamden en staatshoofden de enigen waren die in automatische wagens reden. Maar Samson Harridge was mijn baas en hij was rijk genoeg om er een te kunnen bemachtigen. In die tijd was ik zijn chauffeur.

Als ik er aan denk, voel ik me oud. Ik kan me nog herinneren dat er op de hele wereld geen auto te vinden was met hersens genoeg om zelf de weg naar huis te vinden. Ik reed dode machines die geen moment zonder een menselijke hand konden. Ieder jaar doodden zulke machines tienduizenden mensen.

Met de komst van de automatische wagens was dat afgelopen. Positronische hersenen kunnen veel sneller reageren dan het menselijk brein, dat is logisch, en de mensen voeren er wel bij als ze met hun vingers van de bedieningsorganen afbleven. Je stapte in, stelde je bestemming in en liet de wagen verder zijn eigen gang gaan.

We vinden dat nu allemaal heel normaal, maar ik herinner me dat de eerste wetten van kracht werden waardoor de hoofdwegen voor oude wagens verboden werden. God, wat een gedonder. Ze noemden het van alles, van communisme tot fascisme, maar de hoofdwegen raakten leeg en de ongelukken behoorden tot het verleden, en toch konden meer mensen zich makkelijker op de nieuwe manier verplaatsen.

Natuurlijk waren de automatische wagens honderd maal zo duur als de handbestuurde modellen, en er waren niet veel mensen die er privé een wagen op na konden houden. De industrie legde zich toe op de bouw van automatische bussen. Je kon altijd de een of andere maatschappij opbellen; binnen een paar minuten stond er dan een bus voor je deur die je bracht waar je zijn moest. Meestal zaten er nog andere mensen in de bus die dezelfde kant uitmoesten, maar wat maakte dat uit?

Maar Samson Harridge had een privéwagen, en ik ging naar hem toe zodra het ding arriveerde. Toen noemde ik hem nog geen Matthew. Ik wist niet dat hij op een dag de pater familias van de Boerderij zou zijn. Ik wist alleen dat hij me mijn baan ging kosten en ik haatte hem.

Ik zei: 'U hebt me zeker niet meer nodig, meneer Harridge?'

Hij zei: 'Waar klets je over, Jake? Je denkt toch zeker niet dat ik mezelf aan zo'n apparaat toevertrouw? Jij blijft op de bestuurdersplaats zitten.'

Ik zei: 'Maar alles gaat vanzelf, meneer Harridge. Hij tast de weg af, reageert op de juiste manier op obstakels, mensen en andere wagens, en kan zich bepaalde routes herinneren.'

'Dat zegt men, ja. Dat zegt men. Hoe dan ook, jij blijft achter het stuur zitten voor het geval er iets fout gaat.'

Het is grappig hoe je van een wagen kunt gaan houden. Binnen de kortste tijd noemde ik hem Matthew en gebruikte ik iedere minuut om hem in topconditie te houden. Een positronisch brein blijft het best in conditie als het te allen tijde controle over al zijn onderdelen kan uitoefenen, wat betekent dat het de moeite loont de benzinetank gevuld te houden, zodat de motor dag en nacht stationair kan blijven draaien. Na een poosje kon ik aan de hand van het geluid van de motor beoordelen hoe Matthew zich voelde.

Op zijn manier ging Harridge ook van Matthew houden. Hij had niemand anders van wie hij kon houden. Hij was van drie vrouwen gescheiden of hij had ze overleefd, en vijf van zijn kinderen en drie kleinkinderen waren gestorven. Dus toen hij zelf stierf, was het niet verwonderlijk dat zijn nalatenschap werd gebruikt voor de oprichting van een Boerderij voor Gepensioneerde Automobielen, met mij als beheerder en Matthew als eerste van een lange rij beroemde gasten.

En dat is mijn leven geworden. Ik ben nooit getrouwd. Je kunt niet trouwen en daarnaast voor automatische auto's zorgen op de manier waarop je dat hoort te doen.

De kranten vonden het een grappig verhaal, maar na een tijdje stopten ze met hun grapjes. Over sommige dingen kun je geen grapjes maken. Misschien hebt u zich nooit een automatische wagen kunnen permitteren, en misschien zult u dat ook nooit kunnen, maar neem dit van mij aan: op den duur gaat u van ze houden. Ze werken hard en toegewijd. Alleen een man zonder hart kan ze mishandelen of zien mishandelen.

Het kwam zover dat iemand die een tijdlang een automatische wagen bezeten had, voorzieningen trof om hem aan de Boerderij na te laten als hij geen erfgenamen had die er goed voor zouden zorgen.

Ik legde dat allemaal aan Gellhorn uit.

Hij zei: 'Eenenvijftig wagens! Dat vertegenwoordigt een kapitaal.'

'Minimaal vijftigduizend per wagen, aanschaffingsprijs,' zei ik. 'Ze zijn nu een hoop meer waard. Ik heb van alles aan ze gedaan.'

'Het moet een hoop geld kosten om de Boerderij in bedrijf te houden.'

'Daar hebt u gelijk in. We hebben geen winstoogmerken. Dat scheelt ons in de belastingen, en natuurlijk worden voor nieuwe wagens gewoonlijk legaten beschikbaar gesteld. Maar de kosten worden steeds hoger. Het park moet onderhouden worden; ik leg nieuwe asfaltwegen aan en houd de oude in goede conditie; dan zijn er de benzine, de olie, de reparaties en nieuwe accessoires. Het loopt aardig op.'

'En u doet dit al een hele tijd.'

'Dat doe ik zeker, meneer Gellhorn. Drieëndertig jaar.'

'U schijnt er zelf niet veel beter van te worden.'

'Dacht u dat? U verbaast me, meneer Gellhorn. Ik heb Sally, en vijftig anderen. Kijkt u eens naar haar.'

Ik grinnikte. Ik kon er niets aan doen. Sally was zo schoon dat het bijna pijn deed. Een of ander insect moest zich tegen haar voorruit te pletter gevlogen hebben of een stofje moest zich er op hebben vastgezet, dus ze ging aan het werk. Een slangetje kwam te voorschijn en spoot Tergosol op het glas. Het verspreidde zich snel over de siliconenlaag en ruitenwissers schoten naar buiten, zwaaiden over de voorruit en veegden het water in een kanaaltje waardoor het op de grond druppelde. Geen druppeltje kwam op de glanzende appelgroene motorkap terecht. De ruitenwissers en het slangetje verdwenen.

Gellhorn zei: 'Dat heb ik een automatische auto nog nooit zien doen.'

'Dat kan ook niet,' zei ik. 'Ik heb dat speciaal op onze wagens aangebracht. Ze zijn zindelijk. Ze poetsen altijd hun ruiten. Daar houden ze van. Sally heb ik zelfs met spuitbussenwas uitgerust. Ze poetst zichzelf elke nacht tot je ieder stukje van haar carosserie als scheerspiegel kunt gebruiken. Als ik het geld bij elkaar zou kunnen krijgen, zou ik het op de andere meisjes ook monteren. Convertibels zijn bijzonder ijdel.'

'Ik kan u wel vertellen hoe u het geld bij elkaar kunt krijgen als u dat interesseert.'

'Dat doet het altijd. Hoe dan?'

'Het ligt toch voor de hand, Jake? Elk van je wagens is minimaal vijftigduizend waard, heb je gezegd. Ik durf te wedden dat de meeste in de zes cijfers lopen.'

'En?'

'Heb je er wel eens over gedacht er een paar te verkopen?'

Ik schudde mijn hoofd. 'U begrijpt het niet, geloof ik, meneer Gellhorn. Ik kan er geen een verkopen. Ze zijn van de Boerderij, niet van mij.'

'Het geld zou naar de Boerderij gaan.'

'In de statuten van de Boerderij staat dat de wagens eeuwigdurend verzorgd zullen worden. Ze kunnen niet verkocht worden.'

'En hoe staat het met de motoren?'

'Ik begrijp niet wat u bedoelt.'

Gellhorn ging verzitten en sloeg een vertrouwelijke toon aan. 'Kijk eens, Jake, laat me je de situatie uitleggen. Er is een grote markt voor automatische wagens voor privégebruik, als ze maar goedkoop genoeg geproduceerd konden worden. Waar of niet?'

'Dat is geen geheim.'

'En de motor vertegenwoordigt vijfennegentig procent van de waarde. Juist? Ik weet waar ik een aantal carosserieën op de kop kan tikken. Ik weet ook waar we automatische wagens tegen een goede prijs kunnen verkopen - twintig of dertigduizend voor de goedkopere modellen, misschien vijftig of zestig voor de betere. Alles wat ik nodig heb, zijn de motoren. Zie je de oplossing?'

'Nee, dat doe ik niet, meneer Gellhorn.' Dat deed ik wél, maar ik wilde dat hij het precies vertelde.

'De oplossing ligt vlak voor je neus. Jij hebt er eenenvijftig. Je bent een expert op het gebied van autotechniek, Jake. Dat moet je wel zijn. Je zou een motor kunnen demonteren en in een andere wagen plaatsen zonder dat er een haan naar zou kraaien.'

'Dat zou niet erg ethisch zijn.'

'Je zou de wagens er geen kwaad mee doen. Je zou ze zelfs een dienst bewijzen. Gebruik je oudere wagens. Die oude Mat-O-Mot bijvoorbeeld.'

'Wacht even, dat gaat zo maar niet, meneer Gellhorn. De motoren en de carosserieën zijn geen aparte dingen. Ze vormen een eenheid. Die motoren zijn gewend aan hun eigen carosserie. Ze zouden zich in een andere wagen niet gelukkig voelen.'

'Goed, dat is een argument. Een heel goed argument, Jake. Het zou net zoiets zijn als wanneer ik jouw geest nam en die overplantte in de schedel van iemand anders. Ja? Dat zou je zeker niet leuk vinden?'

'Nee. Ik denk het niet.'

'Maar hoe zou het zijn als ik je geest in het lichaam van een jonge atleet overplantte? Hoe zou het dan zijn, Jake? Je bent geen jongeman meer. Als je de kans kreeg, zou je dan niet graag weer twintig willen zijn? Dat is wat ik een paar van je positronische motoren aanbied. Ze zullen in nieuwe carosserieën van '57 gemonteerd worden. De laatste modellen.'

Ik lachte. 'Het lijkt me geen erg slim plannetje, meneer Gellhorn. Misschien zijn sommige van onze wagens dan wel oud, maar ze worden goed verzorgd. Niemand rijdt er in. Ze kunnen doen wat ze willen. Ze zijn gepensioneerd, meneer Gellhorn. Ik zou het lichaam van een twintigjarige niet willen hebben als dat zou betekenen dat ik de rest van mijn nieuwe leven dwangarbeid zou moeten verrichten en niet genoeg te eten zou krijgen... Wat denk jij er van, Sally?'

Sally's twee deuren gingen open en sloten zich met een gedempt geluid.

'Wat betekent dat?' zei Gellhorn.

'Dat is Sally's manier van lachen.'

Gellhorn dwong zich tot een glimlach. Ik vermoed dat hij dacht dat ik een misplaatst grapje maakte. Hij zei: 'Gebruik je verstand, Jake. Auto's worden gemaakt om er in te rijden. Ze voelen zich waarschijnlijk ongelukkig als je ze niet gebruikt.'

Ik zei: 'Sally is in vijf jaar niet gebruikt. Volgens mij is ze heel gelukkig.'

'Dat weet ik nog zo net niet.'

Hij stond op en liep langzaam naar Sally toe. 'Dag Sally, hoe denk je over een ritje?'

Sally verhoogde het toerental van haar motor. Ze reed achteruit.

'Probeer haar niet te dwingen, meneer Gellhorn,' zei ik. 'Ze is nogal schichtig.'

Twee sedans stonden op honderd meter afstand op de weg. Ze waren stil blijven staan. Misschien stonden ze, op hun eigen manier, te kijken wat er gebeurde. Ik schonk geen aandacht aan ze. Ik keek naar Sally, en bleef kijken.

Gellhorn zei: 'Rustig, Sally.' Zijn hand schoot uit en greep de deurhandel. Zonder resultaat, uiteraard.

Hij zei: 'Die deur ging daarnet nog open.'

Ik zei: 'Automatisch slot. Sally heeft zo haar eigen ideeën over privacy.'

Hij liet los, en zei toen langzaam en nadrukkelijk: 'Een wagen met gevoel voor privacy zou niet met open kap rond moeten rijden.'

Hij deed drie of vier passen terug en toen, zo snel dat ik geen stap kon doen om hem tegen te houden, rende hij vooruit en sprong in de wagen. Hij verraste Sally volkomen, want toen hij op de voorbank terechtkwam, draaide hij het contact af voordat ze het kon blokkeren.

Voor de eerste keer in vijf jaar stond Sally's motor stil.

Ik denk dat ik een gil gaf, maar Gellhorn zette de schakeling op handbediening en blokkeerde die ook. Hij startte. Sally leefde weer, maar haar vrijheid was haar ontnomen.

Hij reed de weg op. De sedans stonden er nog. Ze keerden en reden weg, niet erg snel. Ik vermoed dat ze er niet veel van begrepen.

De een was Giuseppe, van de fabriek uit Milaan, en de ander Stephen. Ze waren altijd samen. Ze waren allebei pas kort op de Boerderij, maar lang genoeg om te weten dat onze wagens geen chauffeurs hadden.

Gellhorn reed door, en toen de sedans eindelijk tot het besef kwamen dat Sally geen vaart zou minderen, dat ze geen vaart kón minderen, konden alleen nog drastische maatregelen uitkomst brengen.

Ze schoten opzij, ieder aan een andere kant van de weg, en Sally flitste als een pijl tussen ze door. Steve brak door het hek aan de kant van het meer en kwam tot stilstand in het gras en de modder op geen twintig centimeter afstand van het water. Giuseppe hobbelde over het land aan de andere kant van de weg en kwam schokkend tot staan.

Ik had Steve terug op de weg en onderzocht welke schade hij van het hek had ondervonden toen Gellhorn terugkwam.

Gellhorn opende Sally's portier en stapte uit. Hij draaide zich om en draaide het contact voor de tweede keer af.

'Zo,' zei hij. 'Dat heeft haar goed gedaan, geloof ik.'

Ik beheerste me. 'Waarom moest u tussen die sedans door schieten? Daar was helemaal geen reden voor.'

'Ik verwachtte dat ze wel opzij zouden gaan.'

'Dat deden ze ook. Eén reed door het hek.'

'Het spijt me, Jake,' zei hij. 'Ik dacht dat ze vlugger zouden reageren. Je moet me begrijpen. Ik heb vaak in bussen gezeten, maar pas twee of drie keer in mijn leven in een privéwagen, en dit is de eerste maal dat ik er zelf een bestuur. Nou zie je het zelf, Jake. Het fascineerde me om achter het stuur van zo'n wagen te zitten, en ik laat me niet zo gauw meeslepen. Ik zeg je, we hoeven niet meer dan twintig procent onder de cataloguswaarde te gaan om een goeie markt aan te kunnen boren, en de winst zou negentig procent zijn.'

'En hoe zouden we die verdelen?'

'Ieder de helft. En al het risico is voor mij, onthoud dat goed.'

'Goed. Ik heb naar jou geluisterd. En nu luister jij eens even naar mij.' Ik schreeuwde, omdat ik te kwaad was om nog langer beleefd te zijn. 'Als je Sally's motor afzet, doe je haar pijn. Hoe zou jij het vinden om bewusteloos geschopt te worden? Dat is wat je met Sally deed toen je haar contact afzette.'

'Je overdrijft, Jake. De bussen worden iedere avond afgezet.'

'Precies, en daarom wil ik geen van mijn jongens en meisjes in jouw elegante '57-carosserieën zonder te weten hoe ze behandeld zullen worden. De positronische systemen van bussen moeten om de paar jaar grondig gereviseerd worden. De oude Matthew heeft dat in twintig jaar niet nodig gehad. Wat kun je daar tegenover stellen?'

'Kom kom, je bent een beetje opgewonden. Denk nog eens na over mijn voorstel als je tot je zelf bent gekomen en neem dan contact met me op.'

'Ik heb er al meer dan genoeg over nagedacht. Als ik je hier nog eens zie, bel ik de politie.'

Zijn mond vertrok zich in een lelijke wrede grijns. Hij zei: 'Wacht eens even, ouwe.'

Ik zei: 'Wacht jij eens even. Dit is privéterrein en ik gelast je te verdwijnen.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Nou, goeiendag dan.'

Ik zei: 'Mevrouw Hester zal je naar het hek brengen. En maak van dat goeiendag maar liever vaarwel.'

 

Maar het was geen vaarwel. Twee dagen later was hij er weer. Of liever gezegd, twee en een halve dag later, want het was omstreeks de middag toen ik hem voor de eerste keer, en even na middernacht toen ik hem voor de tweede keer zag.

Ik ging rechtop in bed zitten toen hij het licht aandraaide, en moest een paar maal met mijn ogen knipperen voor ik uit kon maken wat er aan de hand was. Toen ik eenmaal kon zien, was er niet veel meer uit te leggen. Eigenlijk helemaal niets. Hij had een pistool in zijn rechterhand, de korte loop net zichtbaar tussen twee vingers. Ik wist dat hij alleen maar de druk op de trekker een beetje hoefde te versterken om me om zeep te helpen.

Hij zei: 'Kleed je aan, Jake.'

Ik bewoog me niet. Ik keek hem alleen maar aan.

Hij zei: 'Luister, Jake, ik ken de situatie. Ik was hier twee dagen geleden, als je je dat nog herinnert. De Boerderij wordt niet bewaakt, er is geen elektrische afrastering, geen alarmsysteem. Niets.'

Ik zei: 'Die heb ik niet nodig. Intussen is er niets dat u tegenhoudt om te vertrekken, meneer Gellhorn. Dat zou ik doen als ik u was. Het kan hier heel gevaarlijk zijn.'

Hij lachte een beetje. 'Dat is het zeker, voor iedereen aan de verkeerde kant van een pistool.'

'Ik zie het wel,' zei ik.

'Schiet dan op. Mijn mensen wachten.'

'Nee, meneer Gellhorn. Niet voordat u me vertelt wat u wilt, en waarschijnlijk zelfs dan nog niet.'

'Ik heb je eergisteren een voorstel gedaan.'

'Het antwoord is nog steeds nee.'

'Het voorstel is gewijzigd. Ik ben hier met een paar man en een automatische bus. Je hebt de kans met me mee te gaan en vijfentwintig positronische motoren te demonteren. Het kan me niet schelen welke je kiest. We zullen ze in de bus laden en meenemen. Als ze verkocht zijn, zal ik er voor zorgen dat je eerlijk je deel van de winst krijgt.'

'Ik moet u zeker op uw woord geloven?'

Hij deed alsof hij mijn sarcasme niet merkte. Hij zei: 'Je hebt mijn woord.'

Ik zei: 'Ik weiger.'

'Als je blijft weigeren, zullen we het op onze eigen manier doen. Ik zal de motoren zelf demonteren, maar dan alle eenenvijftig. Tot en met de laatste.'

'Het is niet zo eenvoudig positronische motoren te demonteren, meneer Gellhorn. Bent u een expert op dat gebied? En zelfs als u dat bent, moet u goed begrijpen dat die motoren door mij veranderd zijn.'

'Dat weet ik, Jake. En om je de waarheid te zeggen, ik ben geen expert. Het is best mogelijk dat een aantal motoren zal sneuvelen bij mijn pogingen ze te demonteren. Daarom zal ik ze alle eenenvijftig onder handen moeten nemen als je niet meewerkt. Misschien heb ik er dan nog vijfentwintig over als ik klaar ben, zie je. De eersten zullen vermoedelijk het meeste te lijden hebben. Ik moet er eerst handigheid in krijgen, begrijp je wel? En als ik het zelf moet doen, denk ik dat ik met Sally zal beginnen.'

Ik zei: 'Ik kan niet geloven dat u het ernstig meent, meneer Gellhorn.'

Hij zei: 'Ik ben volkomen ernstig, Jake.' Hij liet het langzaam tot me doordringen. 'Als je wilt helpen, mag je Sally houden.

Anders zal ze vermoedelijk een boel pijn lijden. Het spijt me.'

Ik zei: 'Ik zal met u meegaan, maar ik geef u nog een laatste waarschuwing. U komt in moeilijkheden, meneer Gellhorn.'

Hij vond dat bijzonder grappig. Hij lachte toen we samen de trap afliepen.

 

In de oprit naar de garages stond een automatische bus. Er naast zag ik de silhouetten van drie mannen, en ze ontstaken hun zaklantaarns toen we naderbij kwamen.

Gellhorn zei zacht: 'Ik heb die ouwe vent. Kom mee. Rij die wagen naar de garage, dan kunnen we beginnen.'

Een van de anderen leunde naar binnen en drukte de juiste knoppen op het controlepaneel in. We liepen de oprijlaan af. De bus volgde gehoorzaam.

'Hij kan niet in de garage,' zei ik. 'De deur is te laag. We hebben hier geen bussen. Alleen luxewagens.'

'Goed,' zei Gallhorn. 'Zet hem daar maar op het gras, zodat hij niet gezien wordt.'

Al op tien meter afstand van de garage kon ik het zoemen van de auto's horen.

Gewoonlijk werden ze rustig als ik de garage binnenkwam. Maar dat gebeurde ditmaal niet. Ik denk dat ze wisten dat er vreemden in de buurt waren, en toen Gellhorn en de anderen in het gezicht kwamen, werden ze nog luidruchtiger. Alle motoren liepen onregelmatig, zodat de hele ruimte leek te trillen.

De lichten gingen automatisch aan toen we binnenkwamen. Gellhorn leek zich van het lawaai niets aan te trekken, maar de drie mannen die hij bij zich had, keken verwonderd en voelden zich niet op hun gemak. Ze zagen er uit als gehuurde misdadigers, en dat kwam niet zozeer door hun uiterlijk als wel door hun oogopslag en gezichtsuitdrukking. Ik ken dat type en maakte me geen zorgen.

Een van hen zei: 'Verdomme, ze draaien allemaal.'

'Dat doen mijn wagens altijd,' zei ik stijfjes.

'Vannacht niet,' zei Gellhorn. 'Zet ze af.'

'Dat is niet zo makkelijk, meneer Gellhorn,' zei ik.

'Schiet op!' zei hij.

Ik bleef staan. Hij hield zijn pistool op me gericht. Ik zei: 'Ik heb u gezegd, meneer Gellhorn, dat mijn wagens goed behandeld zijn sinds ze op de Boerderij zijn. Ze zijn er aan gewend zo behandeld te worden, en ze hebben bezwaren tegen een andere behandeling.'

'Ik geef je één minuut,' zei hij. 'Een andere keer kom je me maar eens een lesje geven.'

'Ik probeer u iets uit te leggen. Ik probeer u uit te leggen dat mijn wagens begrijpen wat ik tegen ze zeg. Een positronische motor kan dat leren, als je tijd en geduld genoeg hebt. Mijn wagens hebben het geleerd. Sally begreep eergisteren het voorstel dat u deed. U herinnert zich dat ze lachte toen ik om haar mening vroeg. Ze weet ook wat u haar hebt aangedaan en dat weten de twee sedans die u van de weg joeg ook. En de rest weet heel goed wat ze met indringers aanmoeten.'

'Luister eens goed, krankzinnige ouwe...'

'Alles wat ik hoef te zeggen is...' Ik verhief mijn stem: 'Pak ze!'

Een van de kerels werd lijkbleek en schreeuwde het uit, maar zijn stem ging volkomen verloren in het geluid van eenenvijftig toeters die tegelijk begonnen te loeien. Ze hielden niet op en binnen de vier muren van de garage werden de echo's tot een wilde metaalachtige oorlogskreet. Twee wagens begonnen te rijden, niet gehaast, maar over hun doel was geen twijfel mogelijk. Twee anderen volgden. Alle wagens bewogen zich onrustig in hun boxen.

De boeven begonnen achteruit te lopen.

Ik schreeuwde: 'Zorg ervoor geen muur in je rug te krijgen!'

Blijkbaar hadden ze dat instinctief zelf al bedacht. Ze renden als gekken naar de deur van de garage.

Bij de deur draaide een van Gellhorn's mannen zich om, en trok een pistool. De kogel raakte de eerste wagen. Het was Giuseppe.

De lak op Giuseppe's motorkap vertoonde plotseling een streep en zijn voorruit vertoonde aan de rechterkant een ster, maar brak niet.

De mannen waren de deur uit gerend en twee aan twee volgden de wagens hen de nacht in, met hun claxons de aanval blazend.

Ik hield mijn hand op Gellhorn's elleboog, maar ik geloof niet dat hij zich had kunnen bewegen. Zijn lippen trilden.

Ik zei: 'Dat is nou de reden waarom ik geen elektrische afrastering nodig heb. Mijn eigendom beschermt zichzelf.'

Gellhorn's blik vloog heen en weer, terwijl ze hem, twee aan twee, voorbijraasden. Hij zei: 'Het zijn moordenaars!'

'Stel je niet aan. Ze zullen je mannen heus niet doden.'

'Het zijn moordenaars!'

'Ze zullen je mannen alleen maar een lesje geven. Mijn wagens zijn speciaal getraind voor achtervolging door moeilijk terrein; ik denk dat je mannen een snelle dood geprefereerd zouden hebben. Ben je wel eens achternagezeten door een automatische wagen?'

Gellhorn gaf geen antwoord.

Ik sprak verder. Ik wilde hem geen enkel detail besparen. 'Ze zullen je mannen als schaduwen volgen, ze hier een beetje opjagen, daar de pas afsnijden, ze zullen plotseling gaan toeteren, schijnaanvallen doen, ze op een haar na missen met gierende remmen en een brullende motor. Ze zullen net zolang doorgaan tot je mannen, buiten adem en half dood, neervallen en wachten op de wielen die hen zullen verpletteren. Maar de wagens zullen dat niet doen. Ze zullen verdwijnen. Maar je kunt er iets onder verwedden dat je mannen hier nooit in hun leven meer terug zullen komen. Luister...'

Ik greep zijn elleboog steviger vast. Hij spande zich in om het te horen.

Ik zei: 'Hoor je die portieren niet slaan?'

Het geluid was vaag en veraf, maar onmiskenbaar.

Ik zei: 'Ze lachen. Ze hebben een reuze plezier.'

Zijn gezicht vertrok van woede. Hij hief zijn hand. Hij had nog steeds het pistool.

Ik zei: 'Dat zou ik niet doen. Er is er nog steeds éen hier.'

Ik geloof dat hij Sally tot dan toe niet opgemerkt had. Ze was heel zachtjes achter ons komen staan. Hoewel haar rechterspatbord me bijna raakte, kon ik haar motor niet horen. Het leek of ze haar adem inhield.

Gellhorn gaf een kreet.

Ik zei: 'Ze zal je niets doen zolang ik bij je ben. Maar als je me doodt... weet je, Sally mag je niet erg.'

Gellhorn richtte het pistool op Sally.

'Haar motor is gepantserd,' zei ik, 'en voordat je een tweede keer zou kunnen schieten, zit ze bovenop je.'

'Goed dan,' schreeuwde hij, en plotseling had hij mijn arm achter mijn rug en wrong hem zo dat ik nauwelijks kon staan. Hij hield me tussen Sally en zichzelf en de druk op mijn arm verminderde niet. 'Loop met me mee achteruit en probeer geen gijntjes, ouwe, of ik trek je arm van je donder.'

Ik moest wel. Sally reed langzaam met ons mee, bezorgd, niet wetend wat te doen. Ik probeerde iets tegen haar te zeggen, maar kon niet. Ik kon alleen maar mijn tanden op elkaar klemmen en kreunen.

Gellhorn's automatische bus stond nog steeds voor de garage. Hij dwong me in te stappen. Gellhorn sprong achter me aan en draaide de deuren op slot.

Hij zei: 'Zo. Nu zullen wij eens even een hartig woordje praten.'

Ik wreef mijn arm om de circulatie weer op gang te krijgen en zelfs terwijl ik dat deed, bestudeerde ik automatisch, onbewust, het controlepaneel van de bus.

Ik zei: 'Dit is een opgekalefaterd exemplaar.'

'Zo?' zei hij bijtend. 'Het is een staaltje van mijn werk. Ik tikte ergens een oud chassis op de kop, vond een brein dat ik kon gebruiken en maakte er een privébus van. Wat zou dat?'

Ik trok aan het reparatiepaneel, probeerde het los te krijgen.

Hij zei: 'Wel verdomme. Laat dat.' Met de zijkant van zijn hand gaf hij me een verdovende slag op mijn linkerschouder.

Ik verzette me. 'Ik wil deze bus helemaal geen kwaad doen. Wat denk je eigenlijk dat ik voor een man ben? Ik wil alleen maar even naar een paar verbindingen van de motor kijken.'

Ik hoefde niet lang te kijken. Ik kookte van woede toen ik me naar hem toedraaide. 'Je bent een hond, een schoft. Je had het recht niet deze motor zelf te installeren. Waarom heb je er geen expert bij gehaald?'

Hij zei: 'Zie ik er soms uit als een idioot?'

'Zelfs als het een gestolen motor is, had je niet het recht hem op deze manier te behandelen. Ik zou nog geen mens behandelen op de manier waarop jij die motor aangepakt hebt. Soldeer, kleef band en paperclips. Het is schandalig!'

'Hij werkt, is het niet?'

'O ja, hij werkt, maar het moet voor de bus een marteling zijn. Je kunt leven met migraine en gewrichtsreumatiek, maar een best leven is het niet. Deze wagen lijdt.'

'Hou je bek!' Even keek hij door de ruit naar Sally, die zo dicht mogelijk bij de bus was komen staan. Hij overtuigde zich er van dat de portieren en raampjes gesloten waren.

Hij zei: 'We verdwijnen voor de andere wagens terugkomen. En we blijven weg.'

'Wat schiet je daar mee op?'

'Er komt een moment dat die wagens van je zonder benzine komen te staan, is het niet? Of heb je ze soms getraind op eigen houtje te tanken? Daarna komen we terug en maken het zaakje af.'

'Ze zullen naar me zoeken,' zei ik. 'Mevrouw Hester zal de politie waarschuwen.'

Er viel niet meer met hem te praten. Hij rukte de bus in zijn versnelling. Hij zette zich met een schok in beweging. Sally volgde.

Hij giechelde. 'Wat kan ze doen zolang jij hier bij me bent?'

Dat scheen Sally zich ook te realiseren. Ze verhoogde haar snelheid, passeerde ons en verdween in de verte. Gellhorn opende het raampje naast hem en spuwde naar buiten.

De bus hobbelde voort over de donkere weg, de motor maakte een onregelmatig geluid. Gellhorn dimde de koplampen en daarna was de in het maanlicht zichtbare fluorescerende middenstreep het enige dat ons op de weg hield. Er was vrijwel geen verkeer. We kwamen twee wagens tegen, en noch vóór noch achter ons was verder een auto te bekennen.

Ik was de eerste die het slaan van de portieren hoorde. Eerst rechts, daarna links. Gellhorn's handen trilden toen hij probeerde de bus tot groter snelheid aan te zetten. Een lichtstraal schoot te voorschijn uit een groepje bomen en verblindde ons. Een tweede straal vond ons van achter de vangrail aan de andere kant. Bij een kruispunt, vierhonderd meter verder, klonk het gegier van banden toen een wagen vlak voor ons langs schoot.

'Sally is de rest gaan halen,' zei ik. 'Ik denk dat je omsingeld bent.'

'En wat dan nog? Wat kunnen ze doen?'

Hij boog zich over het dashboard en tuurde door de voorruit.

'En probeer jij helemaal niet om wat uit te halen, ouwe,' mompelde hij.

Ik kon het niet. Al mijn botten deden pijn; mijn linkerarm leek in brand te staan. De geluiden van de motoren kwamen dichterbij, in steeds grotere getale. Ik hoorde dat ze onregelmatig liepen; plotseling leek het me dat mijn wagens met elkaar spraken.

Van achteren klonk een aantal claxons. Ik draaide me om en Gellhorn wierp een snelle blik in de achteruitkijkspiegel. Twaalf wagens volgden ons op beide rijstroken.

Gellhorn schreeuwde en lachte als een gek.

Ik riep: 'Stop! Stop de bus!'

Want op geen vierhonderd meter afstand, duidelijk zichtbaar in het licht van de koplampen van twee sedans die in de berm geparkeerd waren, stond Sally, dwars over de weg. Twee wagens kwamen op de andere rijstrook naast ons rijden waardoor Gellhorn niet meer kon uitwijken.

Maar hij was niet van plan uit te wijken. Hij drukte zijn vinger op de knop voor volle snelheid en hield hem daar.

Hij zei: 'Ik laat me niet afbluffen. Deze bus is vijf maal zo zwaar als zij, ouwe, en we duwen haar de weg af als een dooie kat.'

Ik wist dat het waar was. De bus stond op handbediening en hij had zijn vinger op de knop. Ik wist dat hij het doen zou ook.

Ik draaide het raampje naar beneden en stak mijn hoofd naar buiten. 'Sally,' schreeuwde ik, 'ga opzij. Sally!'

Maar het geluid werd overstemd door het gieren van gemartelde remvoeringen en banden. Ik werd naar voren geworpen en hoorde hoe de adem uit Gellhorn's lichaam geperst werd.

Ik zei: 'Wat is er gebeurd?' Een stomme vraag. We waren gestopt. Dat was gebeurd. Sally en de bus stonden op anderhalve meter afstand van elkaar. Ondanks het feit dat de bus met een gewicht vijf maal zo groot als het hare op haar af was komen stormen, was ze niet van haar plaats geweken. Wat een moed! Gellhorn rukte aan de knop voor de handbediening. 'Hij moet,' mompelde hij, 'hij moet.'

Ik zei: 'Niet op de manier waarop jij die motor gemonteerd hebt, meneer de expert. Overal kan kortsluiting zitten.'

Hij keek me laaiend van woede aan en gromde diep in zijn keel. Zijn haar hing in natte slierten over zijn voorhoofd. Hij hief zijn hand.

'Dat is het laatste advies dat je ooit hebt uitgebracht, ouwe.'

En ik wist dat hij op het punt stond te schieten.

Ik drukte me tegen het portier van de bus, zag de hand omhoog komen, en toen de deur openvloog, tuimelde ik achterover en kwam met een klap op de grond terecht. Ik hoorde het portier weer dichtslaan.

Ik werkte me op mijn knieën en keek nog net op tijd om te zien hoe Gellhorn vruchteloos met het zich sluitende raampje worstelde en toen door het glas heen op mij richtte. Maar hij kreeg geen kans om te schieten. De bus schoot met een enorm lawaai vooruit en Gellhorn werd achterovergeworpen. Sally stond niet meer in de weg, en ik zag de achterlichten van de bus langs de weg verdwijnen.

Ik was uitgeput. Ik zat daar, midden op de weg en steunde mijn hoofd in mijn armen, terwijl ik trachtte weer lucht te krijgen.

Ik hoorde hoe een auto zachtjes naast me stopte. Toen ik opkeek, zag ik dat het Sally was. Langzaam - liefhebbend zou je kunnen zeggen - zwaaide haar portier open. Niemand had in vijf jaar tijd met Sally gereden - behalve Gellhorn natuurlijk - en ik wist hoe kostbaar een dergelijke vrijheid voor een auto is. Ik stelde het gebaar op prijs, maar ik zei: 'Dank je, Sally, maar ik zal wel een van de nieuwere wagens nemen.'

Ik stond op en draaide me om, maar met een handige zwenking stond ze opnieuw voor me. Ik kon haar gevoelens niet kwetsen. Ik stapte in. Haar voorbank had de frisse prettige geur van een automatische auto die zich zelf smetteloos schoonhield. Ik ging dankbaar liggen en zonder schokken, stil en snel brachten mijn jongens en meisjes me thuis.

 

Mevrouw Hester bracht me de kopie van het radiobericht, de volgende avond. Ze was erg opgewonden.

'Het gaat over meneer Gellhorn,' zei ze. 'De man die hier is geweest.'

'Wat is er met hem?'

Ik was bang voor haar antwoord.

'Ze hebben hem dood gevonden,' zei ze. 'Stel je voor. Hij lag dood in een greppel.'

'Het kan best iemand anders zijn,' mompelde ik.

'Raymond J. Gellhorn,' zei ze scherp. 'Er kunnen er geen twee zijn, is het wel? En de beschrijving klopt ook. God, wat een manier om te sterven! Ze hebben sporen van banden op zijn armen en lichaam gevonden. Stel je dat eens voor! Ik ben blij dat het een bus is geweest; anders zouden ze misschien hier zijn komen rondneuzen.'

'Is het hier in de buurt gebeurd?' vroeg ik benieuwd.

'Nee... vlak bij Cooksville. Maar leest u het zelf maar als u... Wat is er met Giuseppe gebeurd?'

Ik was blij dat ze op een ander onderwerp overging. Giuseppe stond geduldig te wachten om bijgespoten te worden. Zijn voorruit was al vervangen.

Toen ze weg was, graaide ik het bericht naar me toe. Er was geen twijfel mogelijk. De dokter had geconstateerd dat het slachtoffer vóór zijn dood hard gelopen moest hebben en in een toestand van volslagen uitputting had verkeerd. Ik vroeg me af hoeveel kilometers de bus met hem gespeeld had alvorens hem te verpletteren. In het bericht was daarover natuurlijk niets vermeld.

Ze hadden de bus gevonden en aan de hand van de bandensporen geïdentificeerd. De politie had hem in beslag genomen en probeerde de eigenaar op te sporen.

In het bericht stond nog een redactioneel commentaar. Het was het eerste verkeersongeluk in de staat van het jaar en de krant waarschuwde ernstig tegen het rijden met handbediening na het invallen van de duisternis.

Er werd niets vermeld over Gellhorn's drie boeven en daar was ik tenminste dankbaar voor. Geen van onze wagens had zich door het plezier van de jacht tot doden laten verleiden.

Dat was alles. Ik liet het papier op de grond vallen. Gellhorn was een misdadiger geweest. Hij had de bus schandalig behandeld. Ik twijfelde er niet aan dat hij verdiend had te sterven. Toch was ik niet gelukkig over de manier waarop dat gebeurd was.

Sindsdien is er een maand verstreken en ik kan het niet uit mijn gedachten zetten.

Mijn wagens praten met elkaar. Daar twijfel ik niet meer aan. Het is net alsof ze meer zelfvertrouwen gekregen hebben; alsof ze zich geen moeite meer geven het geheim te houden. Hun motoren ratelen en kloppen onophoudelijk.

En ze praten niet alleen onder elkaar. Ze praten tegen de wagens en bussen die beroepshalve naar de Boerderij komen. Hoelang hebben ze dat al gedaan?

En ze moeten begrepen worden ook. Gellhorn's bus begreep ze, en die was maar een uur op het terrein geweest. Als ik mijn ogen sluit, zie ik nog die rit langs de hoofdweg voor me, met onze wagens aan weerskanten van de bus, ratelend met hun motoren tot hij hen begreep, stopte, me naar buiten liet en met Gellhorn verdween.

Hebben mijn wagens hem gezegd dat hij Gellhorn moest doden? Of was dat zijn eigen idee?

Kunnen wagens er zulke ideeën op na houden? De ontwerpers zeggen van niet. Maar dat is onder normale omstandigheden. Hebben ze álles voorzien?

Auto's worden vaak misbruikt, weet u.

Sommigen van hen komen op de Boerderij en kijken rond. Er worden hun bepaalde dingen verteld. Ze ontdekken dat er wagens bestaan waarvan de motoren nooit stilstaan, die alles hebben wat ze maar wensen.

En daarna vertellen ze het misschien aan anderen. Misschien gaat het nieuws als een lopend vuurtje. Misschien gaan ze denken dat het over de hele wereld zo zou moeten zijn als het op de Boerderij is. Ze begrijpen het niet. Je kunt niet verwachten dat ze begrip hebben van legaten en de grillen van rijke lieden.

Er zijn miljoenen automatische wagens op Aarde, tientallen miljoenen. Als de gedachte bij ze wortel schiet dat ze slaven zijn, dat ze er iets aan moeten doen... als ze gaan denken op de manier waarop Gellhorn's bus dacht...

Misschien zal het mijn tijd wel duren. En ze zullen toch altijd een paar mensen nodig hebben om voor ze te zorgen, nietwaar? Ze zullen ons niet allemaal doden.

En misschien doen ze dat toch wel. Misschien zouden ze niet begrijpen dat ze iemand nodig hebben om voor ze te zorgen. Misschien willen ze niet wachten.

Iedere ochtend als ik wakker word, denk ik, misschien vandaag...

Ik heb niet zoveel plezier meer in mijn wagens als vroeger. Ik heb gemerkt dat ik de laatste tijd zelfs Sally begin te mijden.