22

Vierendertig huizen telde Van Buren toen de dienstauto stapvoets door de straat reed. De huizen hadden twee verdiepingen, stonden dicht bij elkaar en leken allemaal precies eender. De familie Janssens woonde op nummer zesentwintig, de laatste woning in de straat. De twee rechercheurs stapten uit en zagen bij de buren de gordijnen bewegen. Ze belden aan en bijna direct klonk er geblaf van een hond achter de deur. Mevrouw Janssens deed open en de labrador probeerde zich langs haar benen naar buiten te wringen. ‘Ga af, Max’, snauwde de vrouw.Maar Max had weinig zin om te luisteren. Zijn geblaf hield aan. ‘Verdorie, Max.’ Ze greep de hond in zijn nekvel vast en duwde hem richting de keuken. ‘Ga naar je mand.’ Met een jammerend gepiep droop de hond af. Ze keek de twee mannen aan en het duurde een paar seconden voordat ze Van Buren leek te herkennen. Ze schrok en frunnikte nerveus aan de knoopjes van haar blouse. ‘Is er iets met de kinderen in het ziekenhuis gebeurd?’ stamelde ze. Haar gezicht was wit en haar ogen waren omlijnd door donkere randen. Het was duidelijk dat ze sinds het hele gebeuren niet of nauwelijks nog had geslapen.

Van Buren ontzenuwde haar gedachten en vroeg of ze bezwaar had als hij en zijn collega de slaapkamer van Marcia bekeken.

Ze haalde opgelucht adem en toverde met moeite een glimlach op haar gezicht. Willem Janssens kwam de trap aflopen en bleef op de onderste trede staan. Hij had zich voor het eerst sinds jaren ziek gemeld op het werk. Afwachtend keek hij de rechercheurs aan en zei geen woord. Zijn vrouw maakte geen aanstalten om de komst van de beide mannen te verklaren en daarom besloot Van Buren het zelf maar te doen. Met holle, trieste ogen had hij geknikt en was toen achter hen aan de trap opgelopen. Mevrouw Janssens opende de deur van Marcia's slaapkamer en deed een stap opzij zodat de rechercheurs konden passeren. Van Buren bleef in het midden van de kamer staan en keek langzaam in het rond. De kamer had aan één zijde een schuin plafond met twee kantelramen. Overal hingen posters van aanbeden popgroepen. De grond lag bezaaid met kleren, gympen, make-up en tijdschriften. Het bed was onopgemaakt en op het voeteneind lagen een onderbroek en een paar sokken. Tegen de blinde muur stond een bureau met een computer. Van der Kamp liep naar het bureau en trok een lade open. Hij bladerde door wat papieren en haalde onder uit de lade een stapel schriften die hij een voor een controleerde.

‘Heeft ze een dagboek?’ Er kwam geen antwoord en Van der Kamp draaide zich vragend om naar de vrouw in de deuropening.

‘Dat weet ik niet’, bekende ze met zachte stem.

‘Had ze een vaste vriend? Of iemand waar ze regelmatig mee mailde, schreef of belde? Een vakantieliefde?’

Mevrouw Janssens schudde haar hoofd en haalde tegelijk haar schouders op.

‘Misschien dat meneer het weet?’ vroeg Van Buren aan de man op de achtergrond.

‘Dat zijn dingen die ze met mij nooit besprak’, antwoordde deze.

Op de kastdeur hing een aantal foto's en Van Buren stapte er nieuwsgierig op af. Hij pakte zijn bril uit zijn binnenzak en zette hem op. Lachende gezichten. Het viel hem op dat het allemaal jongens waren.

Hij wees naar de jongen die hem breed grijnzend met ontbloot bovenlijf aanstaarde.

‘Wie is deze jongeman?’

De moeder was naast de rechercheur gaan staan, de vader bleef op afstand. Ze staarde naar de foto alsof ze het kiekje voor het eerst zag en begon toen geluidloos te huilen.

‘Ik weet niet. Ik heb ze wel zien hangen,maar ik heb er nooit echt notitie van genomen.’ Ze nam een paar seconden pauze voordat ze verder sprak. ‘Ik realiseer me nu dat ik niets van mijn dochter weet.’ De tranen gleden langs haar wangen en met een snel gebaar wreef ze ze weg. ‘Ik vroeg nooit naar haar vrienden en uit zichzelf vertelde ze mij weinig.’ Haar blik bleef op de foto gericht. ‘Ons weinig’, verbeterde ze toen haar zin.

‘Marcia was erg op zichzelf en wij hebben het te druk met onze problemen.’

‘Wat voor problemen?’ wilde rechercheur Van der Kamp weten.

‘We hebben relatieproblemen’, mengde meneer Janssens zich nu ook in het gesprek. ‘Soms lopen de gemoederen behoorlijk op en daar zitten de kinderen dan middenin. Dat is niet echt bevorderlijk voor de sfeer.’

De huilbui van de vrouw was plotseling voorbij en haar ogen schoten vuur. Ze zag zijn uitspraak als een regelrechte aanval en voelde zich verplicht om de twee rechercheurs meer duidelijkheid te verschaffen.

‘Híj wil scheiden’, viel ze uit. ‘Dat heeft hij de kinderen doodleuk onder het avondeten verteld. Meneer heeft namelijk al enige maanden een nieuw liefje en dat soort nieuws is inderdaad niet echt bevorderlijk voor de sfeer.’

Willem beet zijn tanden op elkaar en keek met een strak gezicht van zijn vrouw weg.

‘Dat is een vervelende situatie’, probeerde Van Buren het gesprek te sturen. ‘Hoe reageerde Marcia op dat nieuws? Trok ze zich terug op haar kamer, werd ze onhandelbaar, brutaal?’

‘Ze zit in haar puberteit en dan zijn alle kinderen moeilijk te hanteren. Ze is nou eenmaal een bijdehandje met een grote mond,maar dat hoort bij de leeftijd. Meestal zit ze op haar kamer en dan zal ze waarschijnlijk wel op haar computer bezig zijn. Ze komt bijna nooit beneden televisie kijken, niemand eigenlijk. Ik zit meestal alleen in de kamer’, vertelde de vrouw en het leek erop dat een nieuwe huilbui ging losbarsten. ‘Over de scheiding heeft ze zich nooit uitgesproken. Ze is een binnenvetter. Maar elk kind lijdt, als de vader besluit om bij een ander te gaan wonen.’

De vader zweeg.

‘Heeft ze een vriendje?’ vroeg Van Buren en zijn toon was wat kribbig geworden. Hij ergerde zich dood aan de uitspraken van de vrouw. ‘Weet u of ze seksueel actief is?’

‘Ze is pas vijftien’, protesteerde de moeder luid en richtte haar boosheid nu op de rechercheur.

‘Het zijn vervelende vragen,maar ik moet ze stellen. Ik wil een zo goed mogelijk beeld van uw dochter krijgen. Een vriendje kan belangrijk zijn in dit onderzoek.’

Ze bond in. ‘Ik geloof niet dat ze een vriendje heeft, tenminste...’ Ze keek naar haar man.

‘Ik denk het ook niet’, steunde Willem de bewering van zijn vrouw, bang dat hij anders weer allerlei verwijten naar zijn hoofd geslingerd kreeg. ‘Volgens mij gaat ze weinig met jongens om.’

‘En deze jongens dan?’ Van Buren wees op de foto's. ‘Waar kent ze die dan van?’

‘Misschien van school? Of van... U moet het haar maar zelf vragen. Ik kan er geen antwoord op geven’, bekende Willem Janssens schoorvoetend.

‘Hoe is de vriendschap met Floor Kloostermans?’

‘Ze zijn met elkaar bevriend sinds de eerste schooldag’, zei mevrouw Janssens, opgelucht dat ze eindelijk een vraag kon beantwoorden. ‘Buiten schooltijd trekken ze ook veel met elkaar op.’

‘Wat voor meisje is Floor?’

‘Verlegen en stil. Het tegenovergestelde in ieder geval van Marcia. Een beetje een nietszeggend kind. Haar ouders hebben een bakkerij in de winkelstraat.’

‘Bent u gisteravond nog bij uw dochter in het ziekenhuis geweest?’

‘Ja, natuurlijk.’

‘Hoe is het met haar?’

‘Ze snauwt en als we vragen stellen over wat er is gebeurd, doet ze ontzettend vijandig tegen ons.’

Dat had ze dan niet van een vreemde, dacht de rechercheur, maar hij hield wijselijk zijn mond.

‘Ze was nog behoorlijk in de war’, vertelde de vrouw. ‘Ze wist zelfs niet wat voor dag het was. Er waren momenten dat ze midden in een zin stopte en minutenlang voor zich uit staarde. Ik hoop dat ze u vandaag meer wil vertellen.’

‘Dat hoop ik ook’, zei Van Buren. ‘We hebben de meisjes heel bewust even met rust gelaten. Het dringt nu langzaam tot ze door wat er met hen gebeurd is. Het valt niet mee om over zoiets te praten.’ De ouders knikten begrijpend.

Ondertussen was Martin van der Kamp achter de computer gaan zitten en had het apparaat aangezet. De monitor bromde en ratelde. Een aantal iconen vlogen op het scherm voorbij.

De digitale rechercheur drukte op de toetsten en gecodeerde bestandsnamen werden zichtbaar. Hij knikte goedkeurend, zocht in de bestanden en sloot toen plotseling de computer weer af.

Met een zorgelijk gezicht keek Van Buren zijn collega aan.

‘Staat er niets bruikbaars op?’

‘Jawel. Maar het lijkt mij beter om de systeemkast mee naar het bureau te nemen. Het kan wat meer tijd gaan kosten dan ik dacht. Tenzij u bezwaar maakt dat wij de computer meenemen?’ Van der Kamp keek de ouders aan.

‘Nee, natuurlijk niet’, zei meneer Janssens. Hij zag de twee liever zo snel mogelijk vertrekken. Dat gewroet in zijn privéleven bracht alleen maar heibel.

‘Zijn er nog andere computers in huis waar Marcia gebruik van maakt?’ vroeg Van der Kamp, terwijl hij de snoeren uit het stopcontact trok.

‘Alleen onze oudste zoon en ik hebben een computer en daar komt ze nooit aan.’

‘Dat weet u zeker?’

‘Heel zeker’, wist Willem Janssens.

‘We hopen dat we de zaak snel kunnen oplossen’, zei Van Buren en hij stak zijn hand uit. ‘Het spijt me dat ik van die vervelende vragen heb moeten stellen.’

‘Het is wel goed’, loog de man, terwijl hij de rechercheur de hand schudde.

Rechercheur Van Buren plofte in de stoel en sloeg het portier dicht. Hij keek Van der Kamp van opzij aan. ‘Wat heb je op de computer gevonden? Je sloot het apparaat niet voor niks zo snel af.’

‘Ik zag wat naaktfoto's voorbijkomen. Ze hebben daar al genoeg problemen en dit soort beelden zou wel eens te veel voor ze kunnen worden.’

Van Buren knikte. ‘Trieste mensen. Nu hun dochter behoefte heeft aan steun kunnen ze het nog niet nalaten om elkaar in de haren te vliegen. Je zou toch denken dat hun hoofd daar niet naar staat?’

Zelf was hij een jaar geleden van zijn vrouw gescheiden. Het was een moeilijke stap geweest, hij was nou eenmaal een familiemens. Ze hadden drie geweldige kinderen. De liefde voor zijn ex was al jaren geleden gedoofd. Hij dacht dat hij zonder kon, maar merkte dat hij zichzelf voor de gek hield.

Elke mens had liefde nodig. En nu hij de situatie bij de Janssens had gezien, wist hij dat hij een juiste beslissing had genomen. Ze hadden op tijd de knoop doorgehakt en waren als vrienden uit elkaar gegaan. Dat had hij toch liever dan dat ze elkaar het leven zuur maakten. Drie maanden terug had hij op het werk een leuke vrouw ontmoet. Vivian was als tolk voor een onderzoek ingehuurd en op een avond stonden ze samen bij het koffieapparaat. Hij had al zijn moed bijeengeraapt en haar uit eten gevraagd. Ze was charmant en vrolijk en hij had genoten van haar gezelschap. Aan de andere kant was het ook beangstigend. Het was lang geleden dat hij met een andere vrouw dan zijn ex uit was geweest. Stel dat ze elkaar na een kwartier niets meer te vertellen hadden? Of dat hij niet uit zijn woorden kon komen of alleen nog maar van die domme opmerkingen kon maken? Gelukkig was niets van dit alles gebeurd. Na het etentje had hij een week niets van zich laten horen. Hij wilde zich niet opdringen, dat zou haar misschien afschrikken. Maar elke dag dacht hij aan haar. Hij kon zijn geluk niet op toen zij belde en hem uitnodigde voor een gezellig avondje bij haar thuis.

‘Ik neem aan dat we gelijk doorrijden naar de woning van de familie Kloostermans?’

De vraag bracht Van Buren weer terug naar de werkelijkheid.

Hij keek op zijn horloge. ‘Ja,’ mijmerde hij, ‘laten we dat maar doen.’

De gsm in de houder op het dashboard ging over en rechercheur Van der Kamp drukte het gesprek open. ‘Martin van der Kamp.’

‘Martin, met Jan Pijderooi. Is Rob in de buurt?’

‘Ja, die zit naast me.’

‘Heb je nieuws?’ vroeg Van Buren. Hij haalde een pen en een blocnote uit zijn jaszak.

‘Ja. Hans Groesbeek heeft nooit contact gehad met de meisjes, hij kent ze niet. Hij heeft trouwens een alibi. Zaterdag tot zondagmiddag was hij in Parijs.’

‘Ik kon het me al niet voorstellen dat een directeur van een groot bedrijf zo opzichtig te werk was gegaan’, zei Van Buren.

‘Mensen met zoveel geld laten dit soort vieze zaakjes door anderen doen. Regel voor de zekerheid een foto van Groesbeek zodat ik die vanmiddag aan de meisjes kan tonen.

Dan weten we zeker dat de man de waarheid spreekt.’

‘We hebben in ieder geval zijn volledige medewerking gekregen. We hebben een uitdraai met gegevens van het personeel en de klanten gekregen.’

‘Check zijn alibi.’

‘Doen we.’

Van Buren keek hongerig naar de hartige broodjes en taartjes die uitgestald stonden in de vitrinekasten. Met moeite hield hij zich in. Hij moest aan zijn lijn denken want na de scheiding was hij elf kilo afgevallen. Maar dat was niet voor lange duur geweest. In rap tempo vlogen de verloren kilo's er weer aan, plus nog eens negen kilo extra. Zijn goede voornemen om na het werk een gezonde maaltijd te koken had niet lang standgehouden.

Van Buren en Van der Kamp hadden geduldig staan wachten totdat de laatste klant de winkel had verlaten. Aan de deur hing een brief met de mededeling dat de winkel in verband met privéomstandigheden vanaf 11.00 uur gesloten was.

Mevrouw Kloostermans draaide de winkeldeur op slot en liep samen met de twee rechercheurs naar het achterhuis, waar haar man bezig was met het schoonmaken van de broodmachines.

‘Rechercheur...’ Hij veegde zijn handen schoon aan een doek en zocht in zijn geheugen.

‘Van Buren’, vulde de rechercheur in. ‘Dit is mijn collega Martin van der Kamp. Hij is digitaal rechercheur en is meegekomen om de computer van uw dochter te bekijken.’

Er werden handen geschud. ‘Als u het niet erg vindt, willen wij ook even in haar slaapkamer rondkijken. Soms zijn er kleine details waar u als ouder over kijkt, maar die voor ons belangrijk kunnen zijn.’

‘Geen enkel probleem’, antwoordde Sjon Kloostermans en hij nam de rechercheurs mee de gang op.

‘Hoe goed zijn Floor en Marcia bevriend?’ vroeg Van Buren, terwijl hij achter Van der Kamp de trap opklom.

Mevrouw Kloostermans gaf antwoord. ‘Het zijn harts - vriendinnen. Ze vullen elkaar perfect aan. Floor is een beetje verlegen en Marcia is spontaan en ondernemend.’

‘Dit is Floors domein’, onderbrak meneer Kloostermans zijn vrouw. Hij duwde de slaapkamerdeur open en stapte naar binnen.

De slaapkamer was ruim en ordelijk. Het bed was opgemaakt en op een paar schoenen en een schooltas na, was de vloer leeg. Oranje was overduidelijk Floors lievelingskleur. De meubeltjes, de sprei op het bed en de lange muur tegenover de grote ramen waren oranje van kleur. Van Buren stond voor de boekenkast en zette zijn bril op. ‘Is Floor zo'n boekenwurm?’

‘Ja, ze leest graag’, antwoordde meneer Kloostermans trots.

‘Ze is geen “buiten-speel-kind”, is ze nooit geweest.’

‘Dus ze computert veel?’ wilde Van der Kamp weten. Hij opende een lade in haar bureau en doorzocht de inhoud.

‘Meestal als ze uit school komt’, wist haar moeder. ‘De laatste weken is dat wel toegenomen want ze kwam steeds minder vaak beneden televisie kijken.’

‘Is deze van haar?’ Van der Kamp stak een digitale fotocamera in de lucht.

‘Ja, die is van Floor’, reageerde meneer Kloostermans.

‘Mag ik even kijken wat voor foto's erop staan?’

‘Ga gerust uw gang.’

De foto's van Floor met opgevulde bh verschenen op het display.

‘Weet u wie deze foto's heeft genomen?’ Mevrouw Kloostermans bekeek de foto's en glimlachte. ‘Marcia. De meiden hadden zich opgetut met make-up en toen elkaar gefotografeerd. Volgens mij zijn deze foto's ook verstuurd naar dat modellenbureau. Ik dacht dat ze ook een foto heeft gebruikt voor haar profiel. Ik weet niet precies hoe dat gaat want ik heb geen verstand van computers.’

‘Dan bent u niet de enige’, bekende rechercheur Van Buren haar.

‘Kan ik het fototoestel en de computer meenemen naar het bureau om ze daar te onderzoeken?’ vroeg Van der Kamp.

Meneer en mevrouw Kloostermans hadden geen bezwaar en Martin van der Kamp begon de computer te ontkoppelen.

‘Ik weet niet of het ziekenhuis u al heeft ingelicht over het ondergoed?’

‘Wat is er met het ondergoed?’ Van Buren had zich omgedraaid en keek de vrouw met een frons aan.

‘Floor droeg een onderbroek die niet van haar is.’

‘U weet dat zeker?’

‘Heel zeker. Ik koop altijd haar ondergoed en wat ze aanhad, is mij niet bekend. Floor zegt dat ze het slipje van “die mensen” moest aantrekken, maar weet niet waar haar eigen slip is gebleven. Ze had haar groene bh aan en daar heeft ze twee bijpassende slipjes bij. Eén slipje ligt in haar kast en het andere slipje is weg. Ik heb voor de zekerheid alles doorzocht.’

‘Ook de wasmand?’

‘Ook de wasmand.’

‘Kan ik dat andere slipje voor ons onderzoek meekrijgen?’

De vrouw knikte en opende de kledingkast naast het bed.

‘Deze is het.’

Rechercheur Van Buren pakte het broekje aan en maakte een aantekening in zijn schrijfblok. ‘Heeft Floor een vaste vriend of kent ze een jongen waarmee ze schrijft of mailt?’

Van Buren keek even op van zijn schrijfblok toen hij de vraag stelde.

‘Zover ik weet, heeft ze niet echt een vriend. Ze is wel verliefd op een knul van school,maar die ziet haar niet staan. Floor is niet zo populair bij de jongens en dat komt grotendeels omdat ze weinig zorg aan haar uiterlijk besteedt. Eigenlijk de laatste week pas gebruikt ze make-up en kleedt ze zich wat vrouwelijker.’

‘En vanwaar die plotselinge ommezwaai?’

‘Omdat het modellenbureau interesse toonde. Floor voelde zich lelijk en schaamde zich vooral om haar kleine borsten.

Haar cupmaat is een teer punt. Het idee dat ze als model aan de slag kon...’ Mevrouw Kloostermans zweeg even. ‘Het gaf haar meer zelfvertrouwen. Je zag haar helemaal opbloeien.’

‘Hoe was het gisteravond met haar?’

‘Ze heeft een paar keer overgegeven en klaagt over hoofdpijnen. Ik kan het nog steeds niet geloven dat mijn kind zoiets is overkomen. Waar gaan we naartoe in dit land?’