3 De nacht bij de viersprong
-Wat is er, Lucas?
Maigret was naar de openstaande deur gelopen. Achter zich had hij
de raadselachtige sfeer van de salon, voor zich het gezicht van
Lucas in het koele donker van het park.
-Niets, commissaris ... Ik zocht u ...
En Lucas, die niet helemaal goed raad wist met zijn houding,
trachtte, over de schouder van de commissaris heen, een blik naar
binnen te werpen.
-Heb je een kamer voor me besproken?
-Ja ... Er is een telegram voor u ... Mevrouw Goldberg komt
vanavond hierheen, per auto ...
Maigret ging weer naar binnen. Andersen stond, naar de grond
starend, te wachten. Else zat in haar stoel te roken, terwijl ze
ongeduldig met haar voet wipte.
-Ik kom u waarschijnlijk morgenochtend nog eens ondervragen, deelde
hij hun mee. Tot ziens, juffrouw ... Ze groette hem met
neerbuigende vriendelijkheid.
Carl liep mee, om de beide politiemensen tot het hek uitgeleide te
doen.
-Wilt u de garage niet zien?
-Morgen.
-Luistert u eens, commissaris ... Misschien maak ik u met mijn
verzoek alleen maar nog wantrouwender, maar ik zou u toch graag
willen verzoeken over mij te beschikken wanneer ik u ergens mee van
dienst kan zijn... Ik weet dat ik een vreemdeling ben, dat
bovendien op mij de zwaarste verdenking rust... Reden te meer
waarom ik het onmogelijke wil doen om te helpen bij het ontdekken
van de schuldige... Neemt u mij mijn onhandigheid niet kwalijk.
Maigret keek hem recht in de ogen. Hij zag, in het ene oog, een
trieste blik, die zich langzaam afwendde. Dan sloot Carl Andersen
het hek en liep terug naar het huis.
-Wat had jij nu eigenlijk, Lucas?
-Ik maakte me ongerust... Ik was al een poosje terug uit
Avrainville... Ik weet niet waarom die viersprong opeens zo'n
sinistere indruk op me maakte.
Ze liepen samen in het donker, aan de kant van de weg. Er kwamen
maar weinig auto's voorbij.
-Ik heb geprobeerd me het hele drama voor te stellen zoals het
gebeurd moet zijn, ging Lucas verder, maar hoe meer je erover
denkt, des te raadselachtiger het wordt.
Ze waren ter hoogte van de villa van de Michonnets gekomen, die op
een hoekpunt lag van een denkbeeldige driehoek, waarvan de andere
hoekpunten gevormd werden door 'de Drie Weduwen' en de garage met
de benzinepompen.
Twintig meter tussen de garage en de Michonnets. Honderd meter
tussen deze laatsten en de Andersens. En ze waren alle drie
verbonden door het rechte, gladde lint van de weg die, als een
rivier, omzoomd was door hoge bomen.
Bij 'de Drie Weduwen' was alles donker. Bij de verzekeringsagent
brandde licht achter twee ramen, maar de donkere gordijnen waren
gesloten, zodat men slechts, in het midden, een heel dun streepje
licht zag. Een onregelmatig streepje, hetgeen bewees dat er iemand
achter stond die naar buiten keek.
Voor de garage de melkwitte schijven van de benzinepompen,
daarachter een rechthoek van schel wit licht dat naar buiten viel
uit de werkplaats, waar hamerslagen klonken.
De beide mannen waren blijven staan en Lucas, die een van Maigrets
oudste medewerkers was, zei: -Het staat in ieder geval vast, dat
Goldberg hier naar toe gekomen is. Heeft u het lijk gezien, in het
lijkenhuis in Etampes? Nee? ... Een man van vijfenveertig jaar, een
uitgesproken Joods type ... Kort en stevig, met een vierkante kaak,
energiek gezicht, kroezend haar... Een kostuum van heel dure
stof... Mooi ondergoed, gemerkt ... Iemand die op grote voet
leefde, gewend te bevelen en niet op geld te kijken... Geen modder
of stof op zijn lakschoenen ...
Dus, als hij met de trein naar Arpajon gegaan is, dan heeft hij die
drie kilometer van het station naar hier niet te voet afgelegd
...
Maar ik heb het idee, dat hij met de auto uit Parijs, misschien uit
Antwerpen, gekomen is ... De dokter zegt, dat het avondeten
volkomen verteerd was op het moment van de dood, die onmiddellijk
ingetreden moet zijn... In de maag werd daarentegen wel een vrij
grote hoeveelheid champagne en gebrande amandelen aangetroffen. In
Arpajon is nergens champagne verkocht in de nacht van zaterdag op
zondag en probeert u daar maar eens gebrande amandelen te
vinden.
Een vrachtwagen reed voorbij met een snelheid van tachtig kilometer
per uur met een hevig lawaai van rammelend oud ijzer.
- Kijkt u eens naar de garage van Michonnet, commissaris. Hij heeft
pas een jaar een auto. Zijn eerste auto was een heel oud beestje en
hij stalde hem in die oude houten schuur die daar aan de weg staat
en met een hangslot gesloten wordt. Hij heeft nog geen tijd gehad
een nieuwe garage te laten bouwen. Daar zijn ze dus zijn nieuwe
wagen gaan halen. Die hebben ze naar 'de Drie Weduwen' moeten
brengen, dan het hek en de garage openmaken, daar de oude brik van
Andersen weghalen en de wagen van Michonnet ervoor in de plaats
zetten .., Bovendien nog Goldberg achter het stuur zetten en hem
met een schot van vlakbij afmaken ... Niemand heeft iets gezien of
iets gehoord! Niemand heeft een alibi... Ik weet niet of u dat ook
heeft, maar toen ik daareven in de schemering van Avrainville
terugkwam, voelde ik mij helemaal niet op mijn gemak... De zaak
stond me niet aan ... Ik had het gevoel of er iets abnormaals aan
was, iets demonisch, zou ik bijna zeggen ... Ik liep naar het hek
van 'de Drie Weduwen'... Ik wist dat u daarbinnen was... De
voorgevel was donker, maar ik meende een heel flauwe lichtschijn in
de tuin te zien . .. Het is natuurlijk idioot, maar ik werd bang!
... Voor u, begrijpt u? ... Kijkt u niet ineens om ... Mevrouw
Michonnet staat achter de gordijnen te gluren ... Ik zal me wel
vergissen, maar ik zou er haast een eed op durven doen, dat de
helft van de chauffeurs die voorbijrijden op een speciale manier
naar ons kijken . .. Maigret liet zijn blik langs de drie huizen
gaan. Men zag de landerijen niet meer, want die waren verzwolgen
door de duisternis. Rechts van de grote weg, tegenover de garage,
liep de weg naar Avrainville, die niet zoals de rijksweg met bomen
beplant was, maar met aan éen kant, op regelmatige afstand,
telefoonpalen. Op achthonderd meter enkele lichten: de eerste
huizen van het dorp.
-Champagne en gebrande amandelen! bromde de commissaris.
Hij zette zich langzaam weer in beweging, bleef een ogenblik, als
iemand die een avondwandelingetje maakt, voor de garage staan waar
een monteur in overall, in het felle licht van een booglamp, het
wiel van een auto verwisselde.
Het was meer een werkplaats voor reparaties dan een garage. Er
stond een tiental auto's, allemaal oude modellen en in slechte
staat, en er hing er een, zonder motor, zonder wielen, alleen nog
maar carrosserie, aan kettingen aan een katrol.
-Kom, laten we gaan eten! Hoe laat komt mevrouw Goldberg?
-Dat weet ik niet... In de loop van de avond ...
De gelagkamer van het hotelletje in Avrainville was leeg. Een
zinken toonbank, een paar flessen, een grote kachel, een klein
model biljart met banden zo hard als steen en gaten in het laken,
een hond en een kat naast elkaar op de grond liggend ...
De eigenaar bediende zelf, terwijl men zijn vrouw in de keuken
bezig zag vlees te braden.
-Hoe heet die garagehouder op de viersprong? vroeg Maigret, terwijl
hij een sardientje at dat als hors-d'oeuvre moest dienen.
-Dat is meneer Oscar...
-Woont hij al lang hier?
-Een jaar of acht. .. Tien misschien ... Ik heb zelf een paard en
wagentje ... Dus...
En de man ging verder met hen te bedienen, met langzame, lusteloze
bewegingen. Hij was niet spraakzaam. Hij had zelfs de geniepige
blik van iemand die de zaak niet vertrouwt.
-En meneer Michonnet? ...
-Dat is de verzekeringsagent... Dat was alles.
-Drinkt u rode of witte wijn?
Hij stond lange tijd te prutsen om een stukje kurk, dat in de fles
terechtgekomen was, eruit te vissen, schonk tenslotte de wijn, die
niet best was, over in een karaf.
-En de mensen van 'de Drie Weduwen'?
-Ik heb ze zo goed als nooit gezien ... In ieder geval de dame
niet, want het schijnt dat er een dame is... De rijksweg, dat is
Avrainville al niet meer ...
-Zijn ze goed gaar? riep zijn vrouw vanuit de keuken. Maigret en
Lucas zwegen ten slotte, elk verdiept in zijn eigen gedachten. Om
negen uur stonden ze, na nog een glaasje calvados gedronken te
hebben, weer op de weg, liepen eerst wat op en neer, begaven zich
ten slotte in de richting van de viersprong.
-Ze komt er nog niet aan ...
-Ik zou wel eens willen weten wat Goldberg hier kwam doen ...
Champagne en gebrande amandelen! ... Zijn er nog diamanten in zijn
zakken gevonden?
-Nee. Niets dan ruim tweeduizend francs in zijn portefeuille
...
In de garage brandde nog steeds licht. Maigret merkte op, dat het
huis van meneer Oscar niet naast, maar achter de werkplaats stond,
zodat men de ramen niet kon zien...
De monteur in zijn overall zat op de treeplank van een auto te
eten. En opeens dook, een paar stappen van de politiemannen, de
garagehouder zelf uit het donker van de weg op.
-Goedenavond, heren!
-Goedenavond! bromde Maigret.
-Een mooie avond! Als het zo blijft, krijgen we prachtig weer met
Pasen ...
-Vertelt u me eens, zei de commissaris zonder overgang, blijft uw
zaak de hele nacht geopend?
-Nee! Maar er is wel altijd iemand aanwezig voor noodgevallen. Die
slaapt op een veldbed. De deur gaat op slot en de klanten bellen,
als ze iets nodig hebben ...
-Zijn er 's nachts veel wagens op de weg?
-Veel niet, nee. Maar er zijn er wel... Vrachtwagens, die naar de
Hallen gaan ... Het is hier de streek van de vroege groenten en
vroeg fruit, en vooral van waterkers ... Ze staan wel eens zonder
benzine... Of er moet een kleinigheid gerepareerd worden... Gaat u
soms mee naar binnen, iets drinken? ...
-Nee, dank u.
-U moet het zelf weten ... Ik dring niet aan... Zo, en u heeft dat
geval met die auto's nog niet opgelost?... Meneer Michonnet zal er
nog ziek van worden! ... Vooral als hij niet onmiddellijk net zo'n
wagen terugkrijgt! ...
In de verte schitterden twee koplampen, die snel groter werden. Een
geronk. Een schaduw die voorbijjoeg.
-De dokter van Etampes! mompelde de garagehouder. Hij is voor een
consult naar Arpajon geweest... Hij is zeker bij zijn collega
blijven eten ...
-Kent u alle auto's die hier voorbij rijden?
-Een heleboel... Kijk! die twee lantarens ... Dat is waterkers voor
de Hallen ... Die lui kunnen er maar niet toe komen hun koplichten
aan te doen ... En ze nemen de hele breedte van de weg in
beslag!... Goedenavond, Jules!...
Een stem groette terug uit de hoge cabine van de vrachtauto die
passeerde en men zag alleen nog maar het rode achterlichtje dat al
spoedig in het donker verdwenen was. Een trein ergens, die als een
lange, lichtende rups in het nachtelijk duister voortkroop.
-De sneltrein van negen tweeëndertig ... Gaat u werkelijk niet mee
iets drinken? ... Zeg, Jojo, als je klaar bent met eten, kijk dan
eens naar de derde pomp ... Die doet het niet goed ...
Weer twee koplichten. Maar de auto reed voorbij. Het was mevrouw
Goldberg niet.
Maigret rookte aan éen stuk door. Hij liet meneer Oscar alleen voor
de garage staan en begon de weg op en neer te lopen, gevolgd door
Lucas, die zacht in zichzelf praatte.
In 'de Drie Weduwen' was nergens licht te zien. De twee
politiemensen liepen zeker tien keer langs het hek. En alle- tien
keren keek Maigret werktuiglijk naar boven, naar het raam van Elses
kamer, waar hij even te voren nog gestaan had.
Dan langs de villa van de Michonnets, een nog heel nieuw landhuisje
zonder enige stijl, met zijn geverniste eiken voordeur en zijn
belachelijk kleine tuintje. Tenslotte de garage, waar de monteur
bezig was de benzinepomp te repareren, terwijl meneer Oscar met
zijn beide handen in zijn zakken stond toe te kijken en hem
aanwijzingen gaf.
Een vrachtwagen die van Etampes kwam en in de richting van Parijs
reed, stopte om te tanken. Op de stapels groenten lag een man te
slapen, een bijrijder, die elke nacht, op dezelfde tijd, dezelfde
route reed.
-Dertig liter!
-Gaat het goed?...
-Prima!
Het lawaai van het optrekken en weg was de vrachtwagen, die met een
vaart van tachtig kilometer de helling bij Arpajon af reed.
-Ze komt niet meer! zei Lucas op gedempte toon. Ze heeft zeker
besloten in Parijs te overnachten ... Ze liepen nog drie keer de
tweehonderd meter bij de viersprong op en neer. Dan sloeg Maigret
plotseling de weg naar Avrainville in. Toen ze bij het hotelletje
kwamen, waren alle lichten uit op een na, en men zag niemand meer
in de gelagkamer.
-Ik geloof dat ik een auto hoor ...
Ze draaiden zich om. Het was zo. Twee felle lichten doorboorden de
duisternis in de richting van het dorp. Een auto minderde vaart,
zwenkte naar de garage, zo te zien. Iemand praatte.
-Ze vragen de weg ...
Eindelijk kwam de auto naderbij, verlichtte een voor een de
telegraafpalen langs de weg. Maigret en Lucas, die voor het hotel
stonden, kwamen beiden in de lichtbundel te staan.
Geknars van remmen. Een chauffeur stapte uit, ging naar het portier
en deed het open.
-Zijn we goed hier? vroeg een vrouwenstem binnen in de auto.
-Ja, mevrouw... Dit is Avrainville... En er is een sparretak boven
de deur...
Een been in een zijden kous. Een voet die de grond zocht. Dan kwam
er iets donkers naar voren, dat bont moest zijn. Maigret wilde op
de bezoekster toelopen. Op dat moment klonk er een knal, een kreet,
en de vrouw viel naar voren, plat voorover op de grond, bleef dan
in elkaar gedoken liggen, terwijl het ene been, in een
stuiptrekking, rechtuit gestoken werd. De commissaris en Lucas
keken elkaar aan.
-Zorg jij voor haar! riep Maigret.
Maar er waren al enkele seconden verloren gegaan. De chauffeur was
in zijn verbijstering onbeweeglijk blijven staan waar hij
stond.
Op de eerste etage van het hotel werd een raam geopend.
Het schot was van het land rechts van de weg gekomen. De
commissaris rende zo hard hij kon in die richting, haalde onder het
lopen zijn revolver uit zijn zak. Hij hoorde iets: het doffe geluid
van voetstappen in de klei. Iemand vluchtte weg, in vliegende draf.
Maar hij zag niets, vanwege de koplampen van de auto, die een deel
van de omgeving fel verlichtten waardoor alles daarbuiten in de
zwartste duisternis gehuld werd. Hij schreeuwde terwijl hij zich
omkeerde:
-De koplampen!...
Er gebeurde eerst niets. Hij riep nogmaals. En toen had er een
rampzalige vergissing plaats. De chauffeur, of Lucas, draaide de
wagen zo, dat een der lichtbundels op de commissaris gericht werd.
Daar stond hij, in het volle licht, terwijl zijn enorme, pikzwarte
schaduw zich op de kale grond van de akker aftekende. De moordenaar
moest een eind verder zijn, of meer naar links, of meer naar
rechts, hij was in ieder geval buiten de lichtbundel.
-De koplampen, godverd ... brulde Maigret een laatste maal. Hij
balde zijn vuisten van woede. Hij rende zigzaggend verder, als een
konijn dat achtervolgd wordt. Door die belichting had hij ook geen
juiste notie meer van de afstand. En zo zag hij opeens de
benzinepompen op minder dan honderd meter vóór zich.
Op hetzelfde ogenblik zag hij een menselijke gedaante vlak bij
zich, hoorde hij een hese stem:
-Wat is er aan de hand? ...
Maigret bleef met een schok stilstaan, woedend, vernederd. Hij nam
meneer Oscar van het hoofd tot de voeten op, stelde vast dat er
geen modder aan zijn pantoffels zat.
-Heeft u niemand gezien? ...
-Alleen iemand in een auto die de weg naar Avrainville vroeg...
De commissaris zag een achterlicht op de rijksweg, in de richting
van Arpajon.
-Wat is dat?
-Een vrachtwagen voor de Hallen.
-Heeft die hier gestopt?
-Even. Voor twintig liter benzine ...
In de verte, bij het dorpshotelletje, zag men vaag iets van drukte
en beweging en de autolampen schenen nog steeds over het verlaten
land. Maigret kreeg het huis van de Michonnets in het oog. Hij stak
de weg over, belde aan. Een klein raampje in de deur ging open.
-Wie is daar? ...
-Commissaris Maigret... Ik zou meneer Michonnet graag even spreken
...
Er werd een ketting losgemaakt, twee grendels teruggeschoven, een
sleutel in het slot omgedraaid. Mevrouw Michonnet verscheen,
ongerust, ontsteld zelfs, sloeg onwillekeurig steelse blikken op de
weg, in beide richtingen.
-Heeft u hem niet gezien?
-Is hij niet thuis? bromde Maigret, met iets van hoop.
-Dat wil zeggen ... Ik weet het niet... Ik ... Er is geschoten, is
het niet... Maar komt u toch binnen!...
Ze was een jaar of veertig en had een grof, weinig innemend
gezicht.
-Mijn man is even weg om ...
Links stond een deur open, de deur van de eetkamer. De tafel was
niet afgeruimd.
-Hoe lang is hij al weg?
-Ik weet het niet... Een half uur misschien... Er bewoog iets in de
keuken.
-Heeft u een dienstmeisje?
-Nee ... Het zal de kat zijn ...
De commissaris deed de deur open en zag meneer Michonnet, die door
de deur naar de tuin binnenkwam. Zijn schoenen zaten dik onder de
modder. Hij veegde zijn voorhoofd af.
De beide mannen bleven roerloos, in diepe stilte, tegenover elkaar
staan, elk met de blik op het gezicht van de ander gericht.
-Uw revolver! beval de commissaris kortaf.
-Mijn . . .?
-Uw revolver! Vlug!
De verzekeringsagent overhandigde hem een kleine revolver, die hij
uit zijn broekzak haalde. Maar de kogels zaten er alle zes nog in.
De loop was koud.
-Waar komt u vandaan?
-Van daarginds ...
-Wat noemt u daarginds?
-Wees maar niet bang, Emile... Ze kunnen je niets maken!... kwam
mevrouw Michonnet tussenbeide. Het is gewoon het toppunt... En mijn
zwager, die kantonrechter in Carcassone is ...
-Een ogenblik, mevrouw... Ik spreek nu met uw man ... U komt uit
Avrainville ... Wat bent u daar wezen doen?...
-Avrainville? ... Ik? ...
Hij beefde. Hij probeerde tevergeefs zich een natuurlijke houding
te geven. Maar zijn verwondering scheen echt te zijn.
-Ik zweer u dat ik daar vandaan kwam, van 'de Drie Weduwen'... Ik
wilde ze zelf bespioneren, omdat...
-Bent u niet op het land geweest? ... Heeft u niets gehoord?
...
-Dat schot, bedoelt u? ... Is er iemand doodgeschoten? ...
De punten van zijn snor hingen naar beneden. Hij keek naar zijn
vrouw zoals een jongen naar zijn moeder kijkt als er gevaar
dreigt.
-Ik zweer u, commissaris ... ik zweer u ...
Hij stampte met zijn voet op de grond, terwijl de tranen in zijn
ogen sprongen.
-Het is ongehoord! barstte hij los. Mijnauto wordt gestolen! Er
wordt een lijk in mijn auto gezet! En dan weigeren ze, mij mijn
auto terug te geven! Een auto waar ik vijftien jaar voor heb moeten
werken!... En dan zal ik er, nota bene, nog van beschuldigd
worden...
-Stil maar, Emile!... Ik zal het hem wel eens even
vertellen!...
Maar Maigret liet haar daar de tijd niet voor.
-Zijn er hier nog meer vuurwapens in huis?
-Alleen maar deze revolver, die we gekocht hebben toen we deze
villa lieten zetten .. . Maar we hebben hem nooit gebruikt. Er
zitten nog steeds dezelfde kogels in, die ze er in de winkel in
gedaan hebben ...
-Komt u nu van 'de Drie Weduwen'?
-Ja... Ik was bang dat mijn wagen soms nog eens gestolen zou
worden... Ik wilde zelf ook een onderzoek instellen. Ik ben het
park in geslopen, dat wil zeggen, ik ben over de muur
geklommen.
-Heeft u ze gezien?
-Wie? ... Die twee? ... De Andersens? ... Ja zeker! ... Ze zitten
in de salon... Ze zijn al een uur aan het ruziemaken ...
-En bent u weggegaan toen u dat schot hoorde?
-Ja... Maar ik was er niet zeker van, of het een schot was... Ik
dacht alleen, dat... Ik was ongerust...
-Heeft u verder niemand gezien?
-Nee, niemand ...
Maigret liep naar de voordeur. Toen, hij die opendeed zag hij
mijnheer Oscar, die juist op de deur toeliep.
-Uw collega stuurt me, commissaris, om u te zeggen dat de dame dood
is ... Mijn monteur is naar Arpajon, om de politie te waarschuwen
... Hij zal een dokter meebrengen ... U vindt het wel goed, dat ik
meteen weer terugga? ... Ik kan de garage niet alleen laten.
In de verte, in Avrainville, zag men nog steeds in het witte licht
van de koplampen die een stuk muur van het dorpshotel beschenen,
donkere gedaanten die om een auto heen liepen.