1 De zwarte monocle

Toen Maigret, die op zijn ellebogen geleund aan zijn bureau zat, met een zucht van moeheid zijn stoel achteruitschoof, had het verhoor van Carl Andersen precies zeventien uur geduurd.

Men had door de ramen zonder gordijnen achtereenvolgens de bestorming van de melkwinkels op de Place Saint-Michel door ateliermeisjes en kantoorbedienden, aan het begin van de middagpauze, gezien, dan het afnemen van de drukte, de grote stromen naar de metro en de stations om zes uur, de slenterende menigte van mensen die een aperitief gingen drinken. Boven de Seine hing een lichte nevel. Een laatste sleepboot was voorbijgegaan, met rode en groene lichten, met drie aken achter zich aan. De laatste bus. De laatste metro. De bioscoop waarvoor de traliehekken gesloten werden, nadat de borden met affiches binnengehaald waren ...
En de kachel, die luider scheen te snorren in de kamer van Maigret. Op tafel lege bierglazen, resten van sandwiches.
Er moest ergens brand zijn, want men hoorde met veel lawaai brandweerauto's voorbijrijden. Er was ook een razzia. De gevangenwagen reed omstreeks twee uur uit, kwam later weer terug, reed de binnenplaats van het Huis van Bewaring op, waar hij zijn oogst afleverde. Het verhoor ging nog steeds door. Om het uur, of om de twee uur, dat hing van zijn vermoeidheid af, drukte Mai-gret op een elektrische bel. Dan kwam brigadier Lucas, die in een aangrenzend vertrek lag te dutten, binnen, sloeg een blik op de aantekeningen van de commissaris en nam het verhoor van hem over. En Maigret ging dan op het veldbed liggen om met een nieuwe voorraad energie opnieuw te beginnen. Het grote gebouw van de Centrale Recherche was verlaten. Af en toe hoorde men iemand binnenkomen en weer weggaan op de afdeling van de zedenpolitie. Tegen vieren een inspecteur met een handelaar in verdovende middelen, die onmiddellijk onder vuur genomen werd. De nevel boven de Seine werd langzamerhand witter en eindelijk werden de lege kaden weer zichtbaar in het eerste grauwe licht van de nieuwe dag. In de gangen klonken voetstappen. Telefoongerinkel. Stemmen. Slaan van deuren. Het geluid van bezems en emmers van de werksters. Maigret legde zijn pijp, die te heet geworden was, neer, stond op, nam de gevangene van het hoofd tot de voeten op met een wrevelige blik, waarin echter een zekere bewondering niet ontbrak.
Een verhoor van zeventien uur, zonder enige rustpauze! Hij was binnengebracht zonder boord, das, schoenveters, en ook had men zijn zakken leeggehaald. De eerste vier uur had Maigret hem midden in de kamer laten staan en zijn vragen als mitrailleurkogels op hem afgevuurd.
-Heb je dorst? ...
Maigret was al aan zijn vierde glas bier en de gevangene had alleen maar vaag geglimlacht. Hij had gulzig gedronken.
-Heb je honger? ...
Hij had een tijdlang mogen zitten, toen weer moeten staan. Hij was zeven uur zonder eten gebleven en ook terwijl hij een sandwich verslond, werd hij nog met vragen bestookt.
Ze ondervroegen hem met zijn tweeën, om de beurt. Terwijl de een vroeg, kon de ander wat slapen, zich vertreden, zich ontspannen na dat vermoeiende, eentonige verhoren. ..
Maar zij waren het, die het opgaven! Maigret haalde zijn schouders op, nam een andere pijp uit een la, veegde zijn klamme voorhoofd af.
Misschien was het niet zozeer het fysieke en geestelijke weerstandsvermogen van de man, wat hem imponeerde, als wel het aristocratische in zijn uiterlijk en in zijn houding dat hij tot het eind toe hield en dat de commissaris af en toe ietwat onzeker maakte.
Een man van de wereld, die zonder das en zonder veters uit het vertrek komt waar de mensen gefouilleerd worden, dan een uur lang spiernaakt, met tientallen misdadigers, in de lokalen van de Identificatiedienst staat, gefotografeerd en gemeten, ruw behandeld wordt, mikpunt van vernederende grappen van ettelijke lotgenoten geweest is, bewaart zelden die zelfverzekerdheid, die in het gewone leven deel van zijn persoonlijkheid uitmaakt. En wanneer hij dan een verhoor van enkele uren ondergaan heeft, mag het een wonder heten als er nog iets is wat hem van de eerste de beste vagebond onderscheidt. Carl Andersen was niet veranderd. Ondanks zijn gekreukelde kostuum had hij nog steeds iets zeer gedistingeerds in zijn voorkomen - iets zeldzaams bij mensen die op de Centrale Recherche verschijnen - iets zeer aristocratisch, met dat tikje gereserveerdheid, stijfheid, met die zweem van koele hooghartigheid, die vooral diplomaten eigen is.
Hij was langer dan Maigret, breedgeschouderd, maar lenig en slank, smal van heupen. Zijn smalle gezicht was
bleek, de lippen ietwat bloedeloos.
Hij droeg een zwarte monocle in zijn linkeroog.
-Haal die eens weg, was hem bevolen.
Hij had, met een schaduw van een glimlach, gehoorzaamd. Er was toen een star glazen oog zichtbaar geworden.
-Een ongeluk? ...
-Met een vliegtuig, ja ...
-U bent dus in de oorlog geweest?
-Ik ben Deen. Ik heb dus niets met de oorlog te maken gehad. Maar ik had een sportvliegtuig, toen ik daar nog woonde...
Dat kunstoog was zo naar om te zien, in het jonge gezicht met zijn regelmatige trekken, dat Maigret gebromd had:
-U kunt uw monocle wel weer inzetten ...
Andersen had zich niet eenmaal beklaagd, hoewel hij urenlang had moeten staan en men lange tijd vergeten had hem iets te eten en te drinken te geven. Van zijn plaats kon hij het verkeer op straat zien, de trams en de bussen die over de brug reden, de rode gloed van de zon, tegen de avond, en nu de drukte van een zonnige aprilmorgen.
Hij zat nog steeds even recht, maar zonder iets van gedwongenheid in zijn houding, en het enige teken van vermoeidheid was de diepe kring onder zijn rechteroog.
-Blijft u nog steeds bij al uw verklaringen?
-Jazeker.
-Voelt u zelf niet hoe onwaarschijnlijk die zijn?
-Dat voel ik heel goed, ja, maar ik kan niet liegen.
-Hoopt u erop, in vrijheid gesteld te worden bij gebrek aan bewijs?
-Ik hoop niets.
Een heel licht accent, dat sterker werd naarmate zijn vermoeidheid toenam.
-Wil ik u het proces-verbaal van uw verhoor nog eens voorlezen voordat u het tekent?
Een vaag gebaar, als van een man van de wereld die voor een kopje thee bedankt.
-Dan zal ik u een samenvatting van de belangrijkste punten laten horen. U bent drie jaar geleden in Frankrijk gekomen, samen met uw zuster Else. U heeft een maand in Parijs gewoond. Vervolgens heeft u een landgoed gehuurd aan de autoweg van Parijs naar Etampes, drie kilometer van Arpajon, bij een punt dat 'de viersprong bij de Drie Weduwen' genoemd wordt. Carl Andersen betuigde met een klein knikje zijn instemming.
-Sedert drie jaar woont u daar in algehele afzondering, zo, dat de mensen in de omgeving uw zuster nog geen vijf maal gezien hebben. Geen enkel contact met uw buren. U heeft een kleine Renault van een verouderd type gekocht, waarmee u zelf uw inkopen in de winkels van Arpajon gaat doen. Eens per maand gaat u, ook met die wagen, naar Parijs ...
-Dat klopt! Dan ga ik mijn werk afleveren bij de firma Dumas en Zoon, in de Rue du 4-Septembre.
-Ontwerpen voor meubelstoffen, ja. Voor ieder ontwerp ontvangt u vijfhonderd francs. U maakt er gemiddeld vier per maand, dus dat is tweeduizend francs ... Nogmaals een instemmend knikje.
-U heeft geen vrienden. Uw zuster heeft geen vriendinnen. Zaterdagavond bent u naar bed gegaan, nadat u, zoals gewoonlijk, uw zuster in haar slaapkamer, die naast de uwe is, opgesloten had. U doet dat, naar u verklaart, omdat uw zuster zo bang is. Maar... enfin, laat ik daar niet op ingaan. . . Zondagmorgen komt de heer Emile Michonnet, verzekeringsagent, die in een landhuisje honderd meter bij u vandaan woont, in zijn garage en ziet daar, dat zijn auto, een nieuwe zes-cilinder van een bekend merk, verdwenen is en dat uw oude wagentje ervoor in de plaats staat.. .
Andersen zei niets, greep met een werktuiglijk gebaar in zijn lege zak, waarin anders waarschijnlijk altijd sigaretten zaten.
-De heer Michonnet die sedert enige dagen tegen iedereen over niets anders sprak dan over zijn nieuwe auto, is ervan overtuigd dat hij het slachtoffer van een misplaatste grap is. Hij gaat naar uw huis, vindt het hek gesloten en belt tevergeefs. Een half uur later vertelt hij het geval aan de politie en deze gaat op onderzoek uit... Het blijkt, dat u niet thuis bent, evenmin als uw zuster, maar in de garage vindt men de wagen van de heer Michonnet, met op de voorbank, over het stuurrad gebogen, een dode man met een kogel in zijn borst, die van vlakbij afgeschoten is . . . Zijn portefeuille is niet gestolen ... Het blijkt een zekere Isaac Goldberg te zijn, diamanthandelaar te Antwerpen . ..
Maigret vulde, onder het spreken door, de kachel bij.
-De politie maakt nu haast, informeert bij de beambten op het station van Arpajon, die u de eerste trein naar Parijs hebben zien nemen, samen met uw zuster... Bij uw aankomst op het Gare d'Orsay wordt u beiden gearresteerd .. . U ontkent alles ...
-Ik ontken dat ik wie dan ook vermoord zou hebben ...
-U ontkent ook dat u Isaac Goldberg kent...
-Ik heb hem voor het eerst, dood, achter het stuur van een auto gezien die niet van mij is, in mijn garage.
-En in plaats van de politie op te bellen, heeft u, met uw zuster, de vlucht genomen ...
-Ik was bang ...
-Heeft u er nog iets aan toe te voegen?
-Nee, niets!
-En u blijft erbij, dat u in de nacht van zaterdag op zondag niets gehoord hebt?
-Ik slaap altijd heel vast.
Het was de vijftigste maal, dat hij precies dezelfde zinnen herhaalde en Maigret drukte, dodelijk vermoeid, op de bel. Brigadier Lucas kwam binnen.
-Ik kom zo terug!
Het onderhoud tussen Maigret en rechter-commissaris Coméliau, die de zaak in handen had, duurde een minuut of vijftien. De magistraat gaf de strijd al op voor die nog begonnen was.
-U zult zien, dat dat een van die zaken wordt zoals we gelukkig maar eens in de tien jaar krijgen en die nooit opgelost worden!... En dat ik nu juist met dat geval belast moet zijn!... Er is geen enkele samenhang tussen de details! ... Waarom die verwisseling van de auto's? ... En waarom neemt Andersen die auto die in zijn garage staat niet om te vluchten, in plaats van naar Arpajon te lopen en daar de trein te nemen? ... Wat komt die diamanthandelaar bij die viersprong doen? ... Nee, dit wordt een eindeloze reeks van moeilijkheden, voor ons allebei, meneer Maigret, neemt u dat maar van mij aan ... Laat u hem maar vrij als u wilt. .. U heeft misschien wel gelijk, dat er nu toch niets meer uitkomt, na zo'n verhoor van zeventien uur ...
De commissaris had ietwat rood omrande ogen, doordat hij te weinig geslapen had.
-Heeft u de zuster gezien?
-Nee. Toen Andersen bij mij gebracht werd, hadden ze het jonge meisje al weer naar huis gebracht, omdat ze haar ter plaatse wilden ondervragen. Ze is daar gebleven, maar ze staat onder bewaking. Ze drukten elkaar de hand. Maigret ging terug naar zijn kamer, waar Lucas dromerig naar de gevangene zat te staren die met zijn voorhoofd tegen de ruit gedrukt, naar buiten stond te kijken en die zonder ongeduld afwachtte wat er met hem zou gebeuren.
-U bent vrij! zei de commissaris toen hij zijn kamer binnenstapte.
Andersen schrok niet op, maar bracht werktuiglijk zijn hand naar zijn hals zonder boord, keek naar zijn schoenen zonder veters.
-Uw eigendommen krijgt u terug op de griffie. U blijft natuurlijk ter beschikking van de Justitie. Bij de minste poging tot ontvluchting laat ik u naar de Santé-gevangenis overbrengen.
-En mijn zuster?
-Die zult u thuis vinden ...
De Deen was blijkbaar toch niet onbewogen toen hij wegging, want hij nam zijn monocle weg, streek met zijn hand over de linker oogholte.
-Ik dank u wel, commissaris.
-U hoeft mij nergens voor te bedanken!
-Ik geef u mijn woord van eer dat ik onschuldig ben ...
-Ik heb u niets gevraagd!
Andersen maakte een lichte buiging, wachtte tot Lucas hem voor zou gaan naar de griffie. In de wachtkamer was iemand opgestaan die het afscheid van Andersen in de deuropening gadegeslagen had en nu met verontwaardigde verbazing op Maigret afkwam.
-Wat? ... Laat u hem maar zo gaan? ... Dat kan toch niet, commissaris? ...
Het was meneer Michonnet, de verzekeringsagent en de eigenaar van de splinternieuwe auto. Hij stapte, zonder dat hem dat gevraagd werd, de kamer binnen, legde zijn hoed op een tafel.
-Ik kom in de eerste plaats voor de auto.
Het was een klein mannetje met grijzend haar. Zijn kleding verried zijn onhandig pogen er chic uit te zien. Hij draaide voortdurend de punten van zijn gepommadeerde snor omhoog. Hij sprak met vooruitgestoken lippen en koos zorgvuldig zijn woorden, waarbij hij gebaren maakte die zijn vastberadenheid moesten tonen. Hij was de aanklager! Hij was degene, die de Justitie moet beschermen! Was hij niet een soort van held? Hij liet zich niet in een hoekje drukken! De hele Centrale Recherche was er om naar hem te luisteren.
-Ik heb vannacht lang over de kwestie gesproken met mijn vrouw, met wie u weldra kennis zult maken, hoop ik... Zij is het volkomen met mij eens... Ik wil even onder uw aandacht brengen, dat haar vader leraar aan de H.B.S. in Montpellier was en dat haar moeder pianoles gaf... Dat ik u dit zeg... Enfin, om kort te gaan...
Dat was zijn geliefkoosde uitdrukking. Hij sprak die uit op een besliste en tegelijkertijd verzoenende toon.
-Om kort te gaan, het is noodzakelijk dat er op de kortst mogelijke termijn een beslissing genomen wordt... Ik heb die wagen, zoals de rijkste mensen, zelfs de graaf van Avrainville, doen, op afbetaling gekocht... Ik betaal hem in achttien termijnen ... Begrijpt u me goed, ik had hem ook contant kunnen betalen, maar het heeft geen zin om zo'n bedrag ineens los te maken... De graaf van
Avrainville, die ik u zojuist noemde, heeft dat voor zijn Hispano ook niet gedaan ... Om kort te gaan ... Maigret zei niets, ademde zwaar.
-Ik kan niet buiten een auto ... Die heb ik absoluut nodig voor de uitoefening van mijn beroep... Ik heb een rayon met een straal van dertig kilometer rond Arpajon, dus u begrijpt... Mijn vrouw is het helemaal met mij eens... Wij willen die auto niet meer, waarin iemand vermoord is ... Het is de taak van de Justitie hier iets aan te doen, voor een nieuwe auto te zorgen, van het zelfde type als de vorige ... Alleen wil ik hem dan in het donkerrood, wat in de prijs niets uitmaakt... En dan moet u niet vergeten dat de mijne ingereden was en dat ik dus weer ...
-Is dat alles wat u mij te zeggen hebt?
-Pardon!...
Nog een woord dat hij graag gebruikte.
-Pardon, commissaris! Ik wil u ook nog graag zeggen, dat ik bereid ben u alle mogelijke hulp te verlenen ... Ik ken de streek en de mensen die er wonen.., Maar ik moet wel zo spoedig mogelijk een auto .. .
Maigret streek met zijn hand over zijn voorhoofd.
-Ik beloof u dat ik u eerdaags bij u thuis kom opzoeken ...
-En de auto?
-Zodra de experts klaar zijn met het onderzoek naar vingerafdrukken en dergelijke, krijgt u uw wagen terug.
-Maar ik heb u toch gezegd dat mijn vrouw en ik ...
-Doet u uw vrouw maar de groeten van mij!... Dag, meneer...
De verzekeringsman kreeg de tijd niet om te protesteren. Voor hij het wist stond hij al op de gang, met zijn hoed
die de commissaris hem in de hand gedrukt had, en de bode zei:
-Hierheen, alstublieft! Eerste trap links ... En dan de deur er tegenover...
Maigret sloot de deur, deed die op slot, zette water op zijn kachel om sterke koffie te zetten. Zijn medewerkers dachten dat hij werkte. Maar hij moest wakker gemaakt worden toen er, een uur later, een telegram uit Antwerpen kwam, dat als volgt luidde:
Isaac Goldberg, vijfenveertig jaar, diamanthandelaar, hier ter plaatse zeer bekend. Behoort niet tot de topfiguren. Goede referenties van bank. Bezocht wekelijks de beurs in Amsterdam, Londen en Parijs, per trein of per vliegtuig.
Luxueuze villa in Borgerhout, Rue de Campine. Gehuwd. Twee kinderen, van acht en twaalf jaar. Mevr. Goldberg gewaarschuwd. Is per trein op weg naar Parijs.
Het was elf uur 's morgens. De telefoon ging. Het was Lucas.
-Ik ben op de viersprong bij 'de Drie Weduwen'. Ik bel vanuit de garage die op tweehonderd meter van het huis van de Andersens ligt... De Deen is thuisgekomen ... Het hek is op slot... Verder niets bijzonders ...
-En de zuster?
-Die moet ook thuis zijn, maar ik heb haar niet gezien ...
-En het lijk van Goldberg?
-In de snijkamer in Arpajon.
Maigret stapte zijn huis, op de Boulevard Richard-Le-noir, binnen. Zijn vrouw vroeg niets, zei alleen:
-Je ziet er moe uit!
-Wil je even een koffer halen en er een kostuum en een paar schoenen in doen?
-Ga je lang weg?
Er stond ragout te sudderen op het fornuis in de keuken. In de slaapkamer stond het raam open en het bed was afgehaald om de lakens te laten luchten. Mevrouw Maigret had nog geen tijd gehad de krulspelden uit haar haar te halen.
-Tot ziens ...
Hij kuste haar. Op het moment dat hij de deur uitging, merkte ze op:
-Je doet de deur met je rechterhand open ...
Dat was tegen zijn gewoonte. Hij deed dat altijd met zijn linkerhand. Zijn vrouw had nooit moeite gedaan haar bijgelovigheid voor hem te verbergen.
-Wat is het? ... Een bende? 

 -Ik heb geen idee
-Ga je ver?
-Dat weet ik nog niet.
-Zeg, zul je voorzichtig zijn?

Maar hij liep de trap al af, keerde zich ternauwernood nog even om, om zijn hand naar haar op te steken. Op de boulevard riep hij een taxi aan.
-Naar het Gare d'Orsay ... Of, wacht eens. Wat kost het me, als u mij naar Arpajon brengt? Driehonderd francs? Vooruit maar!
Dat gebeurde hem zelden. Maar hij was doodmoe. Zijn oogleden brandden en hij had moeite om wakker te blijven.
Bovendien voelde hij zich misschien niet helemaal op zijn gemak. Niet vanwege die deur, die hij met zijn rechterhand opengedaan had. Ook niet door die wonderlijke historie van de gestolen auto, die met een lijk achter het stuur in de garage van Andersen teruggevonden was. Neen, het was de persoonlijkheid van de Deen, die hem bezighield.
-Een verhoor van zeventien uur, en wat voor een verhoor!
De echte beroepsmisdadigers, kerels die tientallen malen verhoord waren, door de politie van alle landen van Europa, zouden zo'n beproeving niet doorstaan hebben. Misschien had Maigret juist daarom Andersen wel losgelaten! Niettemin viel hij bij Bourg-la-Reine in slaap op de achterbank van de taxi en toen de wagen in Arpajon, voor de oude overdekte markt met zijn strodak, stopte, moest de chauffeur hem wakker maken.
-In welk hotel logeert u?
-Rijd maar door tot de viersprong bij 'de Drie Weduwen'
De rijksweg, met zijn klinkers die glommen van de olie, liep langzaam omhoog, met aan weerskanten reclameborden voor Vichy, Deauville, grote hotels en benzine-merken.
Een kruispunt. Een garage met daarvóór vijf roodgeschilderde benzinepompen. Links de weg naar Avrainville, aangegeven door een handwijzer. Rondom, zover het oog reikte, landerijen.
-Hier is het! zei de chauffeur.
Er waren maar drie huizen. Ten eerste dat van de garagehouder, witgepleisterd, haastig neergezet toen de eigenaar zijn bedrijf, dat hoofdzaak was, begonnen was. Een grote sportwagen met aluminium carrosserie stond te tanken. Monteurs waren bezig een bestelwagen van een slager te repareren.
Daartegenover een landhuisje van natuursteen met een klein tuintje, omgeven door een hekwerk van twee meter hoogte. Een koperen plaat: Emile Michonnet, verzekeringen.
Het andere huis stond tweehonderd meter verderop. Door de muur die om het park liep, kom men alleen de eerste etage zien, een leien dak en een paar mooie bomen.
Het was minstens een eeuw oud. Het was een echte buitenplaats zoals die in de oude tijd gebouwd werden, met een tuinmanswoning erbij, schuren, hoenderhokken, een paardestal, een hoge stoep van vijf treden, met aan weerszijden een staande bronzen lantaren. Een kleine vijver van cement zonder water. Uit een schoorsteen met een gebeeldhouwde rand steeg een dun> sliertje rook loodrecht omhoog.
Dat was alles. Aan het eind van de akkers een rots, daken van boerderijen, een ploeg die ergens aan de rand van een versgeploegd gedeelte was blijven steken. En op de weg die als een lint tussen de velden liep, auto's die voorbijreden, claxonneerden, elkaar tegemoet reden, elkaar inhaalden.
Maigret stapte uit met zijn koffer aan de hand, betaalde de chauffeur die, voor hij weer naar Parijs terugreed, bij de garage zijn tank het bijvullen.