21.Onwaarschijnlijke Bontgenoten

‘Petra!’ riep James, hij voelde de handen op zijn schouders van Ralph en Daan die hem tegenhielden niet eens. Ergens ver weg was hij er zich bewust van dat hij zijn toverstok uit zijn gewaad trokken had, deze ophief alsof hij Albert Codaan en zijn groep ambtenaren wilde aanvallen. Het was belachelijk natuurlijk, maar op dat ogenblik ging dit praktische aspect langs hem heen. Ze hadden haar te pakken, haar bewusteloos verlamt als een soort wild dier, en sleepten haar weg voor de gevangenis.
De deuren van het Medisch College zwaaiden langzaam dicht, het zicht op de ziekelijk zwevende jonge vrouw en haar kader bewakers ontnemend. Codaan keek naar James door de zacht sluitende deuren, zijn uitdrukking triest kleinerend. Dacht je echt dat ik niet achter de waarheid zou komen? Leek zijn blik te zeggen. En dan, met een zachte klik, sloten de deuren.
‘Nee,’ kreunde James. ‘Zo moet het niet gebeuren. Ze moesten haar nog niet veroordelen! We zijn zodichtbij!’
‘Het is nog niet voorbij,’ zei Daan zacht, ernstig, uiteindelijk James’ schouder loslatend. ‘We kunnen de dingen nog steeds recht zetten.’
Ralph knikte. ‘Jep, het is nog niet voorbij.’
James hoorde hen nauwelijks. Hij kon de onzichtbare zilveren draad die hem met Petra verbond voelen. Deze was koud, glijdend door het midden van zijn arm, als een ader van ijs, en vulde zijn hoofd met troebele visioenen en flarden van dromen, direct uitgezonden door Petra’s slapende brein. Ze droomde over haar gevangenneming, keer op keer herhalend. James ving schimmige stukjes op van zijn eigen ouders op de straat buiten hun flat, hulpeloos en woedend. Lily was er ook, staand op de stoep naast Issy. Ze hielden elkaars hand vast. Beiden zagen er geschokt uit, vol ongeloof. In het midden van de straat, riepen Codaan en zijn team Petra naar buiten, haar omsingelend, hun toverstokken opgeheven naar haar. Hij hoorde Petra’s eigen stem in haar herinnering, verward en ongelovig, bewerend dat ze rustig mee zou gaan, dat het allemaal een vergissing was… Het is geen vergissing, had Codaan minzaan gezegd, zijn eigen toverstok onbewogen op haar gericht. En je zult zekerrustig meekomen.
Er waren dan flitsen, allemaal tegelijk van verschillende richtingen. Petra had geprobeerd te vechten tegen hun kracht, maar ze was niet voorbereid. Het was te onverwacht, en er waren er teveel geweest. Duisternis was over haar gevallen, en in haar bewusteloze brein, begon het tafereel zich weer af te spelen, als een overslaande naald op een oude langspeelplaat.
Woedde welde op in James’ borst, het overweldigde hem. Voor hij het wist, was hij aan het rennen, rechtstreeks naar het Medisch College, zijn toverstok nog steeds in zijn hand, zo strak omklemd, dat er rode vonken vanuit de punt schoten. Hij hoorde Daan en Ralph opnieuw naar hem roepen, gevolgd door de verontrustte kreten van zowel Albus als Lucy, maar deze dingen deden er niet toe. Hij volgde de onzichtbare draad, deze volgend als een baken.
Hij knalde door de deuren van het Medisch College en schoot door de ontvangsthal, zijn voetstappen galmden hard op de marmeren vloer. Hij kwam niet verder dan een paar stappen toen een straal licht hem verraste. Zijn toverstok sprong uit zijn hand en kletterde op de vloer, wegdraaiend de gang in.
‘Laat hem,’ beval een stem snel, toen James erachter aan krabbelde. James stopte en draaide zich hijgend om. Albert Codaan stond in een hoek net naast de grote deuren, zijn eigen toverstok gemakkelijk opgeheven, alsof hij gewoon op James had staan wachten.
‘Slim,’zei Codaan met een strak gezicht. ‘Ik neem het je niet kwalijk dat je van streek bent jonge man, maar ik zie liever niet dat je iets overhaast doet. Je moet echt leren je emoties in bedwang te houden.’
‘Ze is onschuldig!’ zei James, bijna schreeuwend van woede en frustratie. ‘Umoet dat weten!’
Codaan boog zijn hoofd spijtig. ‘Ik adviseer u weg te gaan, meneer Potter. Ik zal uw toverstok aan de kanselier geven, over een poosje kunt u die dan bij hem ophalen, als u eenmaal weer tot u zelf bent gekomen.’
‘Ze deed het niet!’ herhaalde James, op Codaan aflopend, zijn handen open en dicht knijpend aan zijn zijde, hopeloos leeg.
‘Juffrouw Morgenster is schuldig, meneer Potter,’ zei Codaan rustig, zijn stem bijna woestmakend minzaam en zacht. ‘Ik heb alle mogelijkheden voor haar onschuld uitgebreid onderzocht. Dat is mijn werk. Het recht moet zegevieren.’
‘Met wie hebt u gesproken?’ eiste James, woedend zijn hoofd schuddend. ‘Wie het ook zijn geweest, ze logen!’
Codaan hief zijn hoofd een beetje op, zijn trekken verhardde zich. ‘Wees voorzichtig met de vragen die je stelt, mijn jonge vriend,’ zei hij koud. ‘Je kunt antwoorden krijgen die je niet wilt horen.’
‘U weet helemaal niets!’ spoog James, stilstaand in het midden van de ontvangsthal. Tranen van frustratie prikten achter zijn ogen, maar hij duwde ze weg. ‘Ukuntniets weten. Wat u ook gehoord hebt, het zijn allemaal leugens!’
‘Ik vrees,’ zei Codaan met een stem zo zacht en laag, dat James zich in moest spannen om hem te kunnen horen, ‘dat u het bent tegen wie gelogen is, meneer Potter. Door juffrouw Morgenster zelf.’
James gezicht werd rood van woedde, alsof hij wist dat Codaan gelijk had. ‘Ik weet niet waar u het over hebt,’ zei hij op een normale toon.
‘Ikweetwat er is gebeurd op de Morgenster boerderij,’ zei Codaan langzaam, zijn blik strak op James. ‘En u?’
‘Ik weet genoeg,’ zei James, met nog steeds rode wangen. ‘Ik weet dat ze is ontsnapt aan een afschuwelijk leven met haar stiefmoeder. Haar zusje ook.’ Codaan schudde ernstig zijn hoofd. ‘U weet wat juffrouw Morgenster wil dat u weet. Maar ze heeft het ergste voor u verzwegen.’
‘En wat is het ergste – ’ eiste James, maar Codaan antwoordde hem al, hem onderbrekend, zijn woorden sneden als een mes.
‘Juffrouw Morgenster vermoorddehaar stiefmoeder,’ zei Codaan voorzichtig, er zeker van te zijn dat James ieder woord hoorde. James staarde hem stom aan, en Codaan ging door, een triest verhaal tekenend. ‘Zij was een Dreuzelvrouw, machteloos en hulpeloos om tegen zulke woestheid te vechten. Juffrouw Morgenster vermoordde de vrouw door middel van magie die zowel verbijsterend als onverklaarbaar was. Ze gebruikte een boom om het te doen. Klinkt ongelofelijk, vindt u niet? Kennelijk bracht juffrouw Morgenster de boom tot leven, dwong het haar stiefmoeder op te halen, en droeg het op haar te verdrinken in het meer op de boerderij. Erger, ze deed het in het zicht van de eigen dochter van de vrouw, Isabella Morgenster. Ik kon het nauwelijks zelf geloven, maar het bewijs van de plaats delict, bevestigd het verhaal overtuigend. De krater waar de boom eens stond is er nog steeds. En, natuurlijk, is de getuigezeergeloofwaardig.’
Toen James probeerde te spreken, was zijn stem een droog gekraak. ‘Welke getuige?’
Codaan perste zijn lippen bedachtzaam op elkaar, en James nam aan dat hij niet zou antwoorden, maar Codaan keek opnieuw in zijn ogen. ‘Een heks,’ antwoordde hij erg zacht. ‘Je kunt haar onmogelijk kennen. Ze leefde in die tijd in de buurt, en ze wandelde iedere ochtend rond het meer in kwestie. Ze is een natuur liefhebster, snapt u, en in het bijzonder van water. Ze zorgde ervoor dat ze niet gezien werd tijdens haar ochtendwandelingen, uit angst gearresteerd te worden voor huisvredebreuk, omdat het meer een deel was van de Morgenster Boerderij. Toch, haar geweten overtuigde haar om mij te vertellen wat ze gezien had. Ze zocht mij in feite op. Als het niet dankzij haar geweest was, en de waarheidsgetrouwheid van haar verhaal, zou juffrouw Morgenster onder de moord die ze die ochtend pleegde zijn uitgekomen. En, zoals u zich voor kunt stellen, voedt dit alleen maar mijn overtuiging over de waarheid van de beschuldiging van meneer Honselaar, over wat er gebeurd is in de Archief Zaal. Wel, zonder de dappere verklaring van deze vrouw, zou Juffrouw Morgenster vrijuit gegaan zijn.’
James stond vastgenageld aan de vloer, koud en stijf als een standbeeld. ‘Wie was ze?’ vroeg hij, opnieuw niet verwachtend een antwoord te krijgen, en toch vrezend dat hij het antwoord al kende. Natuurlijk deed hij dat. Hij kon haar zelfs nu in zijn gedachten zien; lang rood haar, grotendeels verborgen onder een donkere kap, glanzende groene ogen, onnatuurlijk gladde, bleke huid. Mensen nemen geen notie van me, had ze gezegd de eerste nacht dat James haar had ontmoet in de gangen van Aquastad.Tenzij ze dit willen. Of als ik dit wil. ‘Je kent haar niet,’ zei Codaan, minzaam glimlachend naar James. ‘Ze is een nogal geheimzinnige vrouw, mogelijk zelfs teruggetrokken, hoewel vrij aantrekkelijk, op haar eigen manier.’
‘Ze heeft u haar naam niet gezegd, is het niet?’ fluisterde James hoofdschuddend. ‘Ze was zo “geheimzinnig”, nietwaar? Ze loog tegen u. Dat moet wel.’
‘Ze loog niet,’ meldde Codaan koud, zijn ogen knepen zich samen. ‘En ze gaf me wel haar naam, meneer Potter.Nietdat het u iets aangaat. Haar naam…’ Hij wachtte, kennelijk afvragend of hij wel door zou gaan. Tenslotte liet hij zijn stem dalen tot een gemompel en ging door. ‘Haar voornaam is Judith. Meer hoeft u niet te weten. Nu wegwezen voor ik mijn geduld verlies.
James bleef staan waar hij stond, met opengesperde ogen, en zijn wenkbrauwen geconcentreerd gefonst.Judith.Die naam had hij eerder gehoord. Maar waar? Zijn gedachten gingen koortsachtig terwijl hij erachter probeerde te komen.
‘Ga!’ beval Codaan, opnieuw zwaaiend met zijn toverstok. James struikelde achterwaarts, toen een zachte kracht hem duwde, met de aanraking van een warme wind. Hij draaide zich om, Codaan’s eerdere opdracht negerend, en pakte zijn toverstok van de grond. Een ogenblik later rende hij in de warme lucht van de zomer avond. Daan, Ralph en Lucy stonden op hem te wachten, ongeduldig en bezorgd. James schudde zijn hoofd naar hen en ging op weg over het terrein, in de richting van het Apollo Landhuis.
‘Tisser gebeurt?’ vroeg Daan, dravend om bij te komen. ‘Heb je haar gezien?’ ‘Nee,’ antwoordde James, snel lopend, zijn hoofd vol gedachten. ‘Gaan jullie alvast naar de bibliotheek. Ik… euh, moet nog een paar boeken halen. Ik zie jullie daar over een paar minuten, dan kunnen we erover praten.’
Ralph, Daan en Lucy gingen hier, met tegenzin, mee akkoord.
James had helemaal geen boeken nodig. Wat hij wel nodig had was een paar minuten om na te denken. Het was verschrikkelijk moeilijk. Codaan’s woorden lagen als een loden last op James geheugen, en blokkeerden zijn eigen gedachten. Was het allemaal wel waar? Veranderde dit alles? Was het te laat om Petra nu te helpen? VerdiendePetra zijn hulp? Er waren zo veel vragen, en zo weinig antwoorden. James liep door in een soort verdoofde neerslachtigheid, nauwelijks het terrein in zich opnemend wat zich rond hem ontvouwde. Hij bevond zich op het voetpad wat naar het Apollo Landhuis leidde, toen hij zich, onverwacht, herinnerde waar hij de naam Judith eerder had gehoord. Hij stopte, en fronste onthutst.
Judith was de naam van Merlijn’s verloofde, in het verre verleden, zo’n duizend jaar eerder. James herinnerde zich dat Roos hem er vorig haar over vertelde. Merlijn was nooit getrouwd met Judith natuurlijk, door een serie tragische gebeurtenissen die hadden geëindigd met haar dood door Merlijn’s onbedoelde schuld. Kon er een soort verband zijn? James dacht aan de vrouw die hij ontmoet had in Aquastad, en toen later had gezien op deZenith, en toen, nog later, gezien had toen ze uit de Archief Zaal kwam op de avond van de aanval, kennelijk in gezelschap van Petra. Kon het werkelijk dezelfde vrouw zijn die Codaan bezocht had, en hem had verteld over de verschrikkelijke gebeurtenis die had plaatsgevonden op de Morgenster Boerderij? Waarom zou ze zoiets doen? Hoe kon ze het geweten hebben? Erger, was haar verklaring waar? Had Petra inderdaad haar stiefmoeder vermoord? En tenslotte, ergens het meest knagende van alles, was er een soort vreemd verband tussen deze geheimzinnige vrouw en de Judith uit Merlijn’s tragische verleden? Dat was natuurlijk onmogelijk. Maar toch kon James de verdenking niet van zich afschudden. Het zoemde door zijn hoofd als een wolk gnats, volhardend en plagend. Per slot was het geen heel bijzondere naam, Judith.
En toen, vanuit het niets, herinnerde James nog een ding wat Roos hem verteld had: als de Morgenster’s, had Merlijn’s Judith een meer bij haar boerderij. Feitelijk was dat de bron geweest van haar bijnaam bij de lokale bewoners.
‘Judith,’ fluisterde James mijmerend bij zichzelf. ‘De Vrouwe van het Meer.’ Bij het geluid van zijn eigen woorden liep er een rilling over James’ rug. Ondanks de avondwarmte van de vroege zomer, rilde hij tot aan zijn tenen.

 

De laatste dagen van het schooljaar begonnen snel voorbij te gaan, weg sijpelend als zandkorrels in een reusachtige zandloper. Oudere leerlingen werden meestal gezien met hun neuzen in de boeken, of in dichte groepen over het hele terrein, studerend. De laatste examens vulde de dagen van de laatste week, loerend als gieren. James was verbaasd dat het jaar zo snel voorbij was gegaan. Terwijl hij naar de verschillende lessen liep, keek hij zo nu en dan naar de Werpwilg, geplaatst in ze zuid-west hoek, in de schaduw van het gastverblijf, en herinnerde zich eraan dat hij hem snel zou gebruiken om voor goed naar huis te gaan. Hij was daar blij mee, maar toch leek het allemaal ver weg en afstandelijk – het Potter huis op Marmerlaan, Knijster, zelfs Zweinstein, hoewel hij de Griffoendor leerlingenkamer vaak door de Scherf gezien had het afgelopen schooljaar.
Soms leek het voor James, dat hij pas een paar dagen op Alma Aleron was. Hij herinnerde zich zijn eerste nacht op het terrein, slapend in de gezamenlijke kamer met de enge mechanische aap piccolo. Hij herinnerde zich, (met een gevoel van schaamte) de afgang van het Grote Vlag Wissel avontuur, die zijn en Ralph’s kans om bij de Zombie afdeling te komen had verknald. Lorretje de kat had gewaarschuwd over het feut worden bij de Zombie afdeling, en hij had kennelijk gelijk gehad. De kat had de Igor afdeling voorgesteld. Terugkijkend, had hij waarschijnlijk gelijk gehad. James was redelijk goed met Technomanie, ondanks zijn aarzeling dit te bekennen. Kwistel of niet, Lorretje wist kennelijk waar hij het over had.
Terwijl de examens die de laatste week voortploegden, daalde er een hittegolf over de school, zinderende hitte straalde van de voetpaden en lieten de nieuwe bladeren slap hangen aan de takken, als of ze uitgeput waren. Leerlingen maakten hun stropdassen los en droegen hun colbert achteloos onder hun armen of over hun schouders. Ouderwetse magische ventilatoren werden in veel van de ingangen van de gebouwen geplaatst, hun platte bladen zoemden lawaaierig, de hete lucht door de gangen duwend en ruisend door de perkamenten die vastgepind waren op de prikborden. Leerlingen verzamelden zich voor deze ventilatoren, luchtige gesprekken voerend of vellen met haastig gekrabbelde notities bestuderend, zich verwoed volstoppend voor hun aankomende examens.
Ondanks James afleidingen, voelde hij zich zeker dat hij redelijk goed presteerde in de examens. Door de Scherf had Roos, hoewel vermoeid, aangeboden om hem, Ralph en Daan te helpen met hun studie, omdat het Zweinstein schooljaar wat langer duurde dan die van Alma Aleron.
‘Ik zouaan jullie vragen om hetzelfde voor mij te doen de komende weken,’ zei ze, met een berustende toon in haar stem. ‘Maar ik denk dat iets is als het vragen van bloed van een rots.’
‘Kunnen we dat tijdens het examen verwachten?’ vroeg Ralph opeens, opkijkend vanaf zijn bed, waar hij gebogen zat boven zijn Geavanceerde Vereiste Transmutatie leerboek. ‘We hebben al vlinders uit steen gedaan. Ik herinner me geen bloed van een rots.’ Hij sloeg enkele pagina’s om terwijl Roos hulpeloos zuchtte.
Na het studeren Donderdagmiddag, legde James alles uit aan Roos. Scorpius was er niet, gelukkig, anders had hij het misschien niet gedaan.
‘Dus, wat ga je nu doen?’ vroeg Roos serieus, nu staand naast de openhaard in de Griffoendor leerlingenkamer zodat ze zacht konden praten. ‘Ik bedoel, als ze schuldig is, is ze schuldig. Je kunt het recht niet in de weg staan.’
James zuchtte diep. Hij vroeg zijn nicht, ‘Denkjijecht dat ze schuldig is?’
Roos haalde haar schouders op, als was zijn vraag te groot om te beantwoorden. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze eenvoudig. ‘Scorpius denkt dat ze het gedaan heeft. Net als Gerard en Sabrina. Ik bedoel, we vinden Petra allemaalaardigen zo, maar het ziet er niet erg goed uit, vindt je niet? Die Kamprechter figuur sprak met hen, weet je, en ook met Ted. Via Brandstof. Hij kwam erachter dat ze er allemaal waren toen alles, euh, gebeurde op de boerderij van Petra’s grootouders. Ze zeiden tegen hem dat hij zichzelf maar moest vervloeken, niet met zoveel woorden, maar hij leek alles al te weten. Ik verstopte me achter de bank tijdens de ondervraging. Hij was een zelfvergenoegzaam beest, dat kan ik je wel zeggen.’
‘Daar heb je gelijk aan,’ merkte Daan op, vanaf James’ bed waar hij lui tussen stapels boeken en aantekeningen lag. ‘Niemand zou zo van het “recht” mogen genieten als hij dat doet. Hij is gewoon een bullebak met macht als je het mij vraagt.’
‘Dus, wat zijn ze van plan met Petra?’ vroeg Roos gedempt.
Daan haalde stug zijn schouders op. ‘Ze is nog steeds in het Medisch College, gevangenisvleugel, maar een paar deuren bij Madame Delacroix vandaan hoorde ik. Lucy is daar vrijwilligster zo nu en dan, dus ze houd ons op de hoogte. Vrijwel niemand mag binnen een straal van vijftien meter van haar deur komen. Ze hebben overal bewakers staan, hoewel Petra de hele tijd bewusteloos is. Ze gaven haar de Vergiftigde Appel behandeling.’
‘Vergiftigde appel?’ knipperde Roos verbaast. ‘Is dat een grapje?’
‘Nep,’ zei Daan serieus . ‘Moeder Newt maakt ze. Een hap en je bent voor altijd van de wereld, of tenminste tot iemand het magische woord zegt om je wakker te maken. Ze moesten het Petra voeren, omdat ze al volledig plat was toen ze haar binnen brachten. Tot ze weten hoe haar te verplaatsen en op te sluiten, houden ze haar zo, slapend onder die betovering. Ze kan dan machtig zijn, maar niemand komt op eigen kracht uit de Vergiftigde Appel betovering.’
‘En Issy?’ hield Roos vol. ‘Kunnen Oom Harry en Tante Ginny haar niet gewoon adopteren? Waarom zegt het gerecht dat ze gemodificeerd moet worden?’
‘’t Is de wet,’ zei James duister. ‘Issy is een Dreuzel weet je nog? Zolang ze een vrije en levende magische verwante had, werd haar toegestaan om in de toverwereld te verblijven. Maar nu Petra is veroordeel voor een misdaad, is Issy op zichzelf aangewezen. Als ze volwassen was zou het een ander verhaal zijn, maar omdat ze dat niet is, zegt de wet dat ze terug moet naar de Deuzelwereld.’
‘Dat is afschuwelijk,’ zei Roos, zichzelf over haar armen wrijvend. Dan, met een ander toon vroeg ze, ‘Ben je nog steeds van plan om je plan over de Wereld Tussen de Werelden door te zetten?’
James knikte. ‘Ja,’ zei hij koppig. ‘ Alswe het toernooi kunnen winnen komende Maandag.Enals we het Nexus Gordijn kunnen openen, zodra het Apollo Landhuis wordt verplaatst naar Victorie Heuvel en de hoekstenen samenkomen.’
Roos schudde langzaam haar hoofd, kijkend naar het gezicht van haar neef door het glas van de Scherf. ‘Weet je zeker dat het een goed idee is? Wat als je de weg vindt naar deze plaats – deze Wereld Tussen de Werelden -- en er dan alleen maar achter komt dat Petra hetheeftgedaan?’
James gezicht verhardde zich iets. ‘Als het echt Petra was, dan werd ze erin geluist of op een of andere manier gebruikt. We zullen dat bewijzen.’
Roos hield vol. ‘Maar hoe kun je dat weten?’ vroeg ze oprecht, bijna fluisterend.
‘Vanwege de zilveren draad,’ antwoordde hij, haar blik beantwoordend. Na even, keek hij om naar Daan en Ralph. ‘Jullie weten wat ik jullie daarover verteld heb? Van wanneer Petra overboord sloeg van deGwyndomareen bijna in de oceaan viel?’
Ralph knikte instemmend. ‘Jep, je zei dat die magische zilveren draad verscheen en jullie twee met elkaar verbond. Dat redde haar.’
‘Jep,’ beaamde James ernstig. ‘Nou, mijn vader sprak me er naderhand over. Ik weet niet alles meer wat hij zei, maarwel herinner ik me dit; hij zei dat wat er gebeurde tussen mij en Petra het soort ding was dat tussen hem en zijn moeder gebeurde, toen ze bereid was om voor hem te sterven. Het maakte een echt diepe soort magie, hem beschermend, maar ook verbond het hem met Voldemort. Toen Petra van het schip viel…’ hij pauzeerde, zoekend naar de woorden. Na even haalde hij diep adem. ‘Ik was… bereid te doen wat nodig was om haar te redden. Ik was zelfs bereid om in haar plaats over te gaan, hoewel ik daar op dat moment nauwelijks over nadacht. Het gebeurde allemaal te snel om na te denken. Pap zegt dat, omdat ik bereid was om met Petra van plaats te ruilen, daar deze diepe magie door gebeurde, net als tussen zijn moeder en hem. Alleen… anders.’
‘Omdat jij niet stierf,’ zei Roos, lichtelijk knikkend. ‘En toch, je redde haar desondanks. Op een of andere manier.’
‘Dat verandert de afspraak, niet?’ stelde Ralph voor. ‘Ik bedoel, ‘t is een beetje als valsspelen, euh, ja toch?’
James keek naar zijn vriend. ‘Misschien is het dat. Ik weet het niet. De magie was zo sterk, zo… onwerkelijk. Maar het punt is, waar de diepe magie mijn vader verbond met Voldemort, toen hij nog een baby was, en zijn moeder voor hem stierf, voor mij en Petra gebeurde het anders. Het verbond ons. Die zilveren draad, degene die verscheen en haar redde, die ons verbond zodat ik haar op kon trekken… is er nog steeds. Als ik dicht bij haar ben… en soms als ik dat niet ben… kan ik haar aan het andere eind voelen. Ik kan op een of andere manier, echo’s voelen van haar gedachten en dromen, soort van. Het is niet zo dat ik haar gedachten kan lezen of zo. Maar ik kan de vorm van haar gedachten voelen. En dat is waarschijnlijk omgekeerd ook zo. Een ding wat ik zeker weet, is dat ongeacht wat Codaan en de rest zegt, Petra gelooft dat ze onschuldig is. Ze is echt en oprecht overtuigd dat ze niet in de Archief Zaal heeft ingebrokenofmeneer Honselaar heeft vervloekt. In haar gedachten is ze volledig onschuldig.’ Hij pauzeerde, en fronste nadenkend. ‘Tenminste, ze gelooft dat ze daaraan onschuldig is.’
Roos keek erg serieus vanaf de andere kant van de Scherf. Haar wenkbrauwen waren diep gebogen onder haar voorhoofd. ‘James,’ zei ze zacht. ‘Ik durf het bijna niet te zeggen, maar… dat is een beetje idioot.’
James knipperde naar haar. ‘Nou,’ begon hij verdedigend, ‘misschien. Maar het is waar!’
‘Zilveren draad of niet,’ zei Daan die ging staan. ‘Ikwil alleen maar kijken hoe dit hele handeltje uitpakt. We hebben er teveel in gestopt om het nu af te blazen.’ ‘Dat is nauwelijks een goede reden,’ zei Roos, maar Daan liep naar de Scherf en tikte erop, alsof hij haar op het hoofd wilde kloppen.
‘Roos, schat, jij bent een meisje. Je begrijpt het gewoon niet. D’r is een soort van samenhang met deze dingen. We hebben het magische hoefijzer. We zijn achter het raadsel waar het Nexus Gordijn is. Wekunnengewoon niet stopen. Het gewicht van onze eigen nieuwsgierigheid zou ons verpletteren. Is dat wat je wilt? Dat wij worden verpletterd door onze eigen nieuwsgierigheid?’
‘Dit isgevaarlijk,’ hield Roos vol, terwijl haar blik zich verhardde. ‘Vertel het tenminste aan je vader, James.’
James schudde zijn hoofd. ‘Pap zit tot over zijn oren in het werk,’ reageerde hij. ‘Sinds de arrestatie van Petra, is hij verdiept in een of ander geheim plan. Titus Hardsteen is ervoor naar hier gekomen, en zelfs Viktor Kruml en de Harriers. Pap vertrouwd de lokale niet erg, en zij hem niet, dus dacht hij dat het het beste was om zijn eigen mensen mee te brengen voor zijn laatste aanval, wat het ook is. Weinig kans dat ik ook dit op zijn bordje leg.’
‘Is het de S.T.E.F.?’ vroeg Roos, ondanks alles geïnteresseerd. ‘Heeft Oom Harry hen gevonden? En die vermiste Dreuzel politicus?’
James schudde zijn hoofd en schouderschokte. ‘Alles wat ik zeker weet is dat het de eerstkomende dagen gaat gebeuren. Pap kan niets eens naar de Drijfbalfinale komen. Hij en Titus Hardsteen zijn dan in Nieuw Amsterdam, “wat laatste verkenningen doen” vertelde hij me. Er is die avond een grote Dreuzel optocht – het is een of andere Amerikaanse feestdag.’
‘Memorial Day,’ meldde Daan knikkend.
‘Ja, dat,’ beaamde James. ‘Pap zegt dat het de perfecte tijd is om de laatste zaken te regelen, omdat dan iedereen afgeleid zal zijn, door de optocht en de festiviteiten. De laatste keer dat hij hen wilde aanvallen, kregen de slechteriken er lucht van op en of andere manier, en waren een paar uur daarvoor vertrokken. Pap wil dat deze keer voorkomen.’
Roos zuchtte. ‘Nou,’ bekende ze, ‘ik voel me een stuk beter in de wetenschap dat het binnenkort voorbij kan zijn. Jullie komen naar huis als alles in kannen en kruiken is? Er vanuit gaand dat de aanval van Oom Harry goed gaat?’
‘O, het wordt een eitje,’ knikt Daan zelfverzekerd. ‘Ik bedoel, hij is Harry Potter, ja? De Jongen Die Bleef Leven! Hij heeft het A-team bij zich! Hardsteen, Kruml, iedereen! Die S.T.E.F. knurften met hun achterlijke nieuwe vrouwelijke leider kunnen vanaf volgende week rotsen kapot slaan in Fort Bedlam. Wacht maar af.’
Roos incasseerde dit koeltjes. ‘Goed dan. Jammer dat je vader er niet kan zijn om je te zien spelen in de finale James,’ zei ze een beetje stijfjes. ‘En ik wens jullie het beste, ongeacht wat.’
James haalde zijn schouders op, alsof hij het niet erg vond dat zijn vader er niet bij kon zijn, wat niet zo was. ‘Is wel goed,’ zei hij. ‘Mam zei dat Victor Kruml misschien met haar mee komt, omdat Pap hem die dag niet echt nodig heeft voor zijn onderzoek in Nieuw Amsterdam. Trouwens, Lily zal er ook zijn samen met Issy, Oom Percy en alle anderen. Dat is wel strak. Ik bedoel, hoe veel spelers hebben een voormalige professionele Zwerkbalspeler en Toverschool Toernooi deelnemer die hen toejuichen vanaf de tribune?’
‘Niet veel denk ik,’ gaf Roos toe. ‘Vreemd dat je vader niet wil dat Viktor meekomt voor zijn verkenningsmissie sinds hij helemaal hierheen gekomen is om te helpen, Nou, hoe dan ook, ongeacht hoe het allemaal uitpakt,beloofme, jullie alle drie, dat jullie voorzichtig zult zijn.’
‘We zullen voorzichtig zijn,’ zei Daan sussend. ‘We houden elkaar in de gaten Roosje. Ik zorg ervoor dat je neef niets overkomt.’
Roos zuchtte hartgrondig en schudde haar hoofd. ‘Ik ben minder bezorgd over jullie drie,’ zei ze grimmig, ‘dan ik ben over het universum.’

 

Toen de dag van de Drijfbal finale er uiteindelijk was, was er in de gehele school een gezoem van opwinding en verwachting. De ironie van het slechtste team in een decennia die het opnam tegen de langdurige kampioenen, ging niet verloren onder de leerlingen. Vaaldels waren verschenen op de balkons van verschillende landhuizen en gebouwen, die hun ondersteuning gaven aan het Bigfoot-team in het aangezicht van hun ontmoedigende tegenstanders. “VERPETTER DE WOLVEN!” melde de poster op het Hermes Landhuis in helder groene letters, vergezeld van een rommelig geschilderde (en bewegende) tekening van een gigantische voet die de kop van een jammerende weerwolf verpulverde. Over het hele terrein, werden de leden van het Bigfoot-team begroet met aanmoedigingen en klappen op de schouders, die de spelers standaard beantwoorden met schaapachtige, blije grijnzen.
James ploegde zich voort op de laatste dag van de examens – Klokwerk Mechaniek, met professor Klaverhoef – in een staat van nerveuze uitzinnigheid. Aan de ene kant, had hij de geheime zekerheid dat het Bigfoot-team erin zou slagen het toernooi te winnen, met de hulp van de andere vier afdelingen, wiens grieven tegen het Weerwolf-team hen steeds gretiger hadden gemaakt om op iedere manier die ze kenden te helpen. Aan de ander kant, was James zich pijnlijk bewust dat als ze verloren, er meer op het spel stond dan alleen afdelingstrots en een plek op Victorie Heuvel.
‘Succes vanavond, meneer Potter,’ merkte professor Klaverhoef op terwijl hij James’ Klokwerk toets nakeek, een magisch aangedreven uilen voederbak. ‘Grondig voorbereid, ja?’
James knikte. ‘Zo grondig als we kunnen zijn denk ik.’
‘Ik ben in de veronderstelling dat mijn eigen leerlingen jou team een paar van onze betere tactieken hebben geleerd,’ zei professor Klaverhoef, een handvol vogelzaad kiepend in de kleine mechanische vultrechter. De koperen motortjes van het mechaniek begonnen te draaien en regelmatig te tikken. “Ik vertrouw erop dat je deze dingen voor jezelf houdt, hmm?’
James knikte opnieuw, sneller. ‘Absoluut meneer!’
‘Prima,’ grinnikte de professor. ‘Maar voor vanavond jonge man…,’ hier leunde professor Klaverhoef lichtelijk over het bureau, terwijl zijn grijns iets roofdierachtigs kreeg, ‘gebruik ze goed, en stuur die wolven met hun staart tussen hun poten de baan af. Met onze zegen.’
‘Gaat gebeuren meneer!’ verzekerde James, die een stap achteruit deed, weg van de professor’s meedogenloze grijns. Kleine tikken en geratel klonken vanuit de Klokwerk uilen voederbak. Kort daarop, legde het een kleine hoeveelheid zaad in een koperen schaaltje en liet een vrolijkpinghoren.
‘Prima werk, meneer Potter,’ zei professor Klaverhoef luchtig, terug leunend op zijn bureau. ‘Opallefronten.’
Terwijl James op weg ging over het terrein in de richting van een laat middageten in het Apollo Landhuis, dacht hij aan de woorden van professor Klaverhoef. De waarheid was, dat hij een beetje nerveus was over sommige dingen die de andere afdelingen hadden aangeboden als ondersteuning. Veel ervan, als de Zombie’s Drijfbal spreuken, kwamen op James over als nogal experimenteel en riskant – het soort dingen die de teams gedurende het seizoen overwogen hadden, maar nooit het lef hadden gehad (of de onverschrokkenheid) om ze zelf uit te proberen. De Igor’s bijvoorbeeld, hadden kleine mechanische huppeldepups op de achterkant van enkele van de Bigfoot skrims geplaatst. James wist wat ze deden – ze waren zelfs deels zijn idee geweest, hoewel hij er niet helemaal serieus over geweest was – en hij was er niet helemaal zeker van dat ze wel legaal waren. Mogelijk nog erger, het Vampierteam, had de Foots het gebruik van een aantal nogal lafhartige vervloekingen en vlieg dranken aangeboden.
‘Helemaal sportief,’ had de magie coach, een jongen genaamd Elko Aleksander, serieus bevestigd. Zijn vernauwde ogen en strakke glimlach leken echter het tegenovergestelde te zeggen. ‘Ik heb ze verpakt in handige kleine zakjes. Jouw team kan er een om hun nek dragen. Als de tijd daar is, trek je gewoon aan het koord hier bovenop. De wind doet dan de rest.’
Neuteboom was bijzonder blij met de “spel vloekologie” tactieken van de Vampieren.
‘Les twaalf in het Weerwolf eigen handboek,’ verkondigde hij, de kleine zak ophoudend. ‘“ Alles mag in liefde en oorlog”. Zo op je snuit gasten!’
Toch, ondanks James’ zorgen over de twijfelachtige geaardheid van sommige van de tactieken die werden voorgesteld door de andere teams, leek zijn eigenlijke plan beter te werken dan dat hij had gehoopt. De leden van het Bigfoot-team, van Jasmine tot Mukthatch, leken volledig overtuigd dat ze het toernooi konden winnen, en de regerende Weerwolven van de troon konden stoten. Ze begonnen zelfs te praten over hoe het leven op Victorie Heuvel zou zijn.
‘Ik hoorde dat het Apollo Landhuis al in geen honderd jaar op de heuvel heeft gestaan!’ zei een oudere Bigfoot genaamd Thijs Clemants toen James het team in de keuken ontmoette voor het middagmaal. ‘Ypma vertelde het me. Hij was hier destijds, tosti’s makend met augurken, net als vandaag.’
‘We moeten de speelkamer spullen zelf verhuizen, nadat de landhuizen verwisseld zijn,’ merkte Willem Jan door een mond vol boterham op. ‘De kelders verhuizen niet mee natuurlijk, en we willen onze ping pong tafel niet door die Weerwolf knurften laten gebruiken.’
‘Of het gordeldier,’ voegde Jasmine toe. ‘ OF, Laurel en Hardy.’
‘Wraagh Arbphle!’ deed Mukthatch knikkend een duit in het zakje.
Neuteboom fronste. ‘Daar zeg je zoiets. Die koelkast is loodzwaar. Die zullen we moeten leviteren.’
‘Laten we niet op de zaken vooruit lopen,’onderbrak James hen met opgeheven handen. ‘Laten we ons concentreren om vanavond te winnen ja? De rest komt dan vanzelf.’
Toen James zijn middagmaal beëindigde, en zich gereed maakte naar zijn les te gaan, ontmoette hij professor Plank in de gang.
‘James,’ zei professor Plank, en James merkte door de toon van zijn stem dat de professor naar hem op zoek was geweest. ‘Kom even mee naar mijn kantoor wil je? Ik wil iets met je bespreken.’
James slikte. ‘Euh, natuurlijk professor,’ antwoordde hij, en volgde professor Plank naar de trap.
Professor Plank zei niets totdat hij aan zijn bureau zat in de hoek van de uitgestorven speelkamer. James zakte in een van de oude gemakkelijke leunstoelen tegenover het scheve bureau van de professor. Hij zakte diep weg in de veren zitting, maar leunde niet achterover. Laurel en Hardy hingen nog altijd aan weerszijden van de koelkast, kennelijk in slaap. Het gordeldier was erin geslaagd om op de hoek van professor Plank’s bureau te klimmen, waar hij opgerold lag als een soort geharnaste bal, met zijn kleine neus tegen zijn voorpoten. James wachtte tot professor Plank zou beginnen. Na een bedachtzame pauze, haalde de professor diep adem en staarde naar het lage plafond.
‘Het Bigfoot-team heeft het opmerkelijk goed gedaan dit seizoen, is het niet?’ vroeg hij met een geforceerde achteloosheid.
James knikte. ‘Ja meneer.’
Ongebruikelijkgoed, zouden velen zeggen,’ ging professor Plank door, nog altijd naar het plafond kijkend met zijn armen gekruist over zijn borst. Hij schudde zijn hoofd langzaam, minzaam, en liet zijn blik toen naar de jongen tegenover hem zakken. Met een kleine glimlach zei hij, ‘Weet je James, ik ben al verschillende jaren president van het Apollo Landhuis. Ik nam het stokje over van de voormalige president, Max Groenewoud, toen ik aangesteld werd als professor, en hij besloot om met pensioen te gaan. Ik herinner me het alsof het gisteren was. Kanselier Franklin riep mij naar zijn kantoor, en Groenewoud was er toen ik er aankwam. Gezamenlijk vertelden ze mij over de geschiedenis van de Bigfoot afdeling, over hoe, ondanks wat velen geloofden, het de echte ruggengraat was van de gehele school. De Bigfoot afdeling, zeiden ze, is de ware smeltkroes van Alma Aleron. Destijds zie je, was het Apollo Landhuis het thuis van twee Noordelijke Bigfoot, een vrouwelijke weerwolf, een half-kobold, twee Amerikaanse Indiaanse shaman’s van Shackamaxon, en een Atlantische meerman, die in een reusachtige ton moest slapen, en een waterbol droeg naar de lessen. Zoals je weet, bestaat de Bigfoot afdeling nog steeds uit dezelfde verscheidenheid als toen, niet als een slagzin of kunstje, maar als een basisfeit van het leven. Net als Franklin mij op die dag vertelde, jaren geleden, wij, Bigfoots, vertegenwoordigen het ware Amerikaanse ideaal.’
James knikte opnieuw, niet zeker wetend wat dit te maken had met het Bigfoot Drijfbal-team. ‘Zeker professor. Ik bedoel, we hebben Jasmine, die deels Glamorgana is, hoewel ze zich er vrijwel nooit naar gedraagt. En Mukthatch, en Willem, die een… euh…’
‘Het is wel goed,’ zei professor Plank, meer ontspannen glimlachend. ‘Ik weet van meneer Poortsma. Willem Jan’s ouders regelden het met de administratie van de school, om zijn, euh,erfenisgeheim te houden. Zij zelf zijn een deel van het Rode Liga van Geheelonthouders. Dat betekend dat ze zichzelf getraind hebben om helemaal geen bloed nodig te hebben. Extreem toegewijd aan hun nieuwe levens zijn ze, daarom voelden ze dat het belangrijk was voor Willem Jan om een normale opleiding te krijgen. Men zou denken dat hij bij de Vampier afdeling terecht zou komen natuurlijk, maar zoals je je kunt voorstellen, is het Apollo Landhuis veel beter voor hem.’
James knikte betekenisvol. ‘Jep, we zijn een poosje geleden bij de Vampier afdeling geweest. Zij denken datechte vampieren moeten zijn als uit die stomme boeken van Remora -- allemaal onwaarschijnlijk knap en tragisch romantisch en al dat soort rommel.’
‘In alle eerlijkheid,’ zei professor Plank, als voelde hij dat dit zijn taak was. ‘Sommige vampieren zijn zo.’ Hier pauzeerde hij even en knikte met zijn hoofd. ‘Hoewel niet erg veel, toegegeven. Je begrijpt dan, waarom zoveelechtevampieren, weerwolven, en zelfs zo nu en dan een Pixie, feitelijk opbloeien bij de Foots. Is het niet?’
‘Omdat ze hier, kunnen zijnwieze zijn, niet alleen wat ze zijn.’ James stopte en fronste. ‘Euh, toch?’
Professor Plank knikte enthousiast. ‘Goed gezegd James. Precies dat is het. Maar er is nog een ding dat de voormalige president van Bigfoot en kanselier Franklin mij op het hart drukten toen ik deze taak aanvaarde.’ Hij leunde naar voren en kruiste zijn armen op zijn bureau, met zijn handen op zijn ellebogen. Hij keek James ernstig aan.
‘Ze vertelden me dat de Bigfoot afdeling de morele kern van alle afdelingen is. En als zodanig, wordt gezien als een met een hoger niveau van gedrag. Eerlijkheid, oprechtheid, respect, moed, dit zijn de dingen die hoog in het vaandel staan van de Bigfoot, en deze moeten worden toegepast opalle gebieden van het leven. Heel specifiek, tenminste zover als het jou en mij aangaat, moeten deze kwaliteiten toegepast worden op het sportgebied. Kanselier Franklin was heel duidelijk hierover toen hij mij vroeg deze taak als afdelingspresident te aanvaarden. Hij wist dat ik professioneel Zwerkbal had gespeeld, zie je, en maakte zich zorgen dat mijn liefde voor overwinning zou toestaan om mijn beoordeling hierover te vertroebelen. Winnen, vertelde hij me, moet altijd ondergeschikt zijn aan zelfrespect, en de moed van iemands toewijding. Ik bezwoer hen dat ik volledig instemde met die gedachtegang. In de jaren daarna, heb ik erg hard geprobeerd James, om daarin te volharden – geen overzicht van winnen en verliezen weet je, maar een overzicht van eerbare wedstrijden, goed gespeeld en krachtdadig, met, uiteindelijk, een oog voor eerlijkheid en respect.’
Professor Plank stopte, en James besefte dat de ogen van de professor staarden. Hij keek niet echt naar James, maar eerder naar de duisternis van de speelkamer. James wachtte, het ergste vrezend -- dat professor Plank het Bigfoot-team zou verbieden om hun pas verkregen spelmagie te gebruiken in deze laatste wedstrijd van het toernooi.
‘We verloren ieder jaar,’ zei professor Plank tenslotte, knipperend en weer naar James kijkend. ‘Niet alleen het toernooi, maar bijna iedere wedstrijd. We hadden altijd een goed team, een stevig team, maar we wonnen nooit. We bouwden karakter echter. Tenminste, dat maakte ik mezelf wijs. En karakter bouwen is belangrijk, zonder twijfel.’ Professor Plank pauzeerde opnieuw, worstelend met zichzelf.
‘Karakter is belangrijk,’ begon James, maar professor Plank deed hem met een gebaar zwijgen.
‘Ik stond toe dat je het Bigfoot-team spelmagie leerde James,’ zei hij serieus. ‘Het stuitte me tegen de borst, maar ik stond het toe. Omdat ik zag dat, terwijl je het team leerde om te spelen op een manier die totaal anders was dan de voorgaande Bigfootteams, meer dan een eeuw terug gaand, je nog altijd in staat was om ieder wedstrijd te spelen met respect, eer en oprechtheid. Euh,meestal. En toen, introduceerde je het onderdeel van magische vechtsport –Artis Decerto. Je bouwde dat mechanische apparaat in de achtertuin, met behulp van professor Klaverhoef en een paar Zombie afdelingsleerlingen. Dit, opnieuw, stuitte me tegen de borst. Maar toch stond ik het toe. Misschien was het een vergissing. Ondanks dit, zag ik dat er iets goeds inkon zitten.Artis Decertois een gerespecteerde discipline ten slotte, als het op de juiste manier gebruikt wordt, met zelfbeheersing.’
Professor Plank knikte zachtjes, in gedachten verzonken. James durfde niets te zeggen, bang voor de klap die zeker zou gaan vallen. Hij hield zijn adem in. Professor Plank keek hem opnieuw aan, ernstig deze keer.
‘Ik kreeg vanochtend een bezoek van de kanselier, James,’ zei hij voorzichtig. ‘Hij is…bezorgt. Hij heeft de vooruitgang van het Bigfoot-team nauwkeurig gevolgd, en hoewel hij niet beweert dat we ietsverkeerdhebben gedaan precies, erkende hij wel een groeiende ongerustheid over zeer niet-traditionele methoden. Het is onder zijn aandacht gekomen dat je rond bent gegaan bij de andere afdelingen – alle behalve de Weerwolf afdeling natuurlijk – op zoek naar hulp voor het verslaan van het Weerwolf-team in de wedstrijd vanavond. James, klopt dit?’
James voelde zich vastgeklemd op de stoel. Hij perste zijn lippen zo dicht op elkaar, dat ze een dunne witte streep op zijn gezicht vormde. Hij knikte, één keer.
Professor Plank zuchtte en leunde weer achterover in zijn stoel. ‘Kanselier Franklin maakte zijn wens heel duidelijk James. Hij maakt zich niet langer zorgen over de oprechtheid van de Bigfoot afdeling, maar over de totale school. Hij meent dat jij de onuitgesproken code van het Apollo Landhuis hebt gebroken, en de morele standaard die wij hoog willen houden te goede van de rest van het terrein, hebt verdraaid.’
‘Maar --!’ begon James, enkel om weer met een gebaar tot zwijgen te worden gebracht door professor Plank.
‘Hij zei me niet wat te doen James,’ ging de professor door. ‘Hij liet de beslissing bij mij, en ik denk er al de hele dag aan.’
Professor Plank stopte opnieuw. Hij leek James te bestuderen, zijn gezicht erg streng en plechtig. Bijna een halve minuut ging voorbij. Het gordeldier snurkte, bewoog en kwam overeind. Hij waggelde naar professor Plank, die hem over zijn geschubde kop aaide zonder zijn ogen van James at te nemen.
‘Ik heb een besluit genomen,’ zei de professor tenslotte zachtjes. ‘Weet je, ik ben me bewust van de dingen die de mensen over me zeggen op het terrein. Ik ben me bewust dat ze geloven dat ik niet meer het lef heb om nog te winnen; dat ik mijn passie voor overwinning achter heb gelaten op het Zwerkbalveld in Engeland. Misschien hebben ze deels gelijk. Na de Slag, was het moeilijk om te denken magie weer op die manier te gebruiken, zelfs in een sportwedstrijd. Maar toch, ikgeloofin een diepere missie van de Bigfoot afdeling. Ik ben er aan toegewijd, ongeacht wat. En dus, James, na mijn gesprek met kanselier Franklin deze ochtend, heb ik mijn beslissing genomen. Ik heb besloten om… niets te doen.’
James knipperde. Hij schudde lichtjes zijn hoofd, als wilde hij deze leeg maken, en toen boog hij zijn hoofd naar de man achter het grote scheve bureau. ‘Pardon meneer?’
‘Ik ga helemaal niets doen,’ zei professor Plank eenvoudig, zijn wenkbrauwen optrekkend en zijn handen plat op het bureau leggend. ‘Ik heb jullie ook in de gaten gehouden James. Ik heb precies dezelfde dingen gezien als de kanselier, maar ik heb ze volledig anders ingeschat. Je hebt het spel heel goed leren spelen, jullie allemaal, en te werken naar perfectie, allemaal zonder je oprechtheid op te offeren, of de waardigheid van jullie tegenstanders. Jullie hebben jezelf getraind om de meerdere te worden, uitsluitend door vaardigheid en discipline. Jullie hebben een manier gezocht om creatief en intelligent te zijn op de Drijfbalbaan, en toch met eer te blijven spelen. Nu zijn jullie erin geslaagd om bijna de hele school aan jullie kant te krijgen -- zelfs zo ver gaand, dat jullie hun volledig eerlijke, en legale hulp te krijgen. Waar kanselier Franklin een mogelijke buitensporigheid ziet, zieikgewoon een team dat zo goed gespeeld heeft, en zo eerlijk, dat zelfs diegene die ze verslagen hebben hen verder willen helpen naar de overwinning. Als dit op zichzelf geen perfect voorbeeld is van het soort morele norm waar de Bigfoot afdeling altijd naar gestreefd heeft om te behouden, dan, al zeg ik het zelf, doet niets dat.’
Terwijl professor Plank sprak, ontstond er een grijns van besef op James’ gezicht. Professor Plank ging hem niet verbieden om het nieuwe spelmagie te gebruiken. Professor Plank leek hem, eigenlijk, bijna aan te moedigen om door te gaan zoals ze van plan waren.
‘Werkelijk professor?’ vroeg James, zich nauwelijks in staat in houden. Hij greep de dikke leuningen van zijn gemakkelijke stoel, en trok zich overeind. ‘Werkelijk James,’ beaamde de professor, meegrijnzend met James. ‘Op een voorwaarde.’
‘En welke is dat meneer?’ vroeg James ietwat behoedzaam.
‘Kanselier Franklin zei me niet wat te doen,’ zei professor Plank serieus. ‘Hij deelde alleen zijn bezorgdheid, veronderstellend dat ik me zou schikken. Dat doe ik echter niet, ikdeeldezelfde zorgen met jou, en geef je dezelfde verantwoordelijkheid. Ongeacht wat de andere afdelingen het Bigfoot-team hebben aangeboden als hulp, James, gebruik het goed. Gebruik het met eer en oprechtheid, of gebruik het helemaal niet. Ik kan deze regel op mezelf toepassen, zoals je weet, maar als ik iets geleerd heb over mezelf gedurende dit jaar, is het dat een les geleerd door jezelf, veel dieper gaat dan een les die door regels wordt opgelegd. Zul je verstandig omgaan met wat je weet? Jij en natuurlijk het team?’
James knikte. ‘Dat zal ik professor,’ zei hij. ‘Maar Jasmine is de aanvoerder van het team. Moet u dit gesprek ook niet met haar voeren?’
Professor Plank glimlachte half. ‘Dat heb ik al gedaan. ‘En zij zei hetzelfde als wat jij deed. Ik ben tevreden. Dank je James. Ik weet zeker dat je nog voorbereidingen moet treffen voor het grote evenement van vanavond. Je kunt gaan.’
James grinnikte en knikte. Hij sprong op en rende terug naar de trappen, langs de verschillende banken, tafels en groteske staande lampen. Net toen hij de trap op begon te stampen, riep professor Plank nogmaals zijn naam.
‘Ja meneer?’ antwoordde James, die stopte en door de speelkamer keek.
Professor Plank glimlachte nog steeds, maar het was anders dan de glimlach dan die James even daarvoor op de man’s gezicht had gezien. Hij was breed, strak, en een beetje angstaanjagend. ‘Ik ben nietvergetenwat het betekend om te winnen, James,’ zei hij met een rustige, nadrukkelijke stem door de lege ruimte. ‘Maar ikwas vergeten hoeecht geweldighet voelt. Als het Bigfoot-team het toernooi vanavond wil winnen, dan moeten we absoluut alles geven wat we hebben, en dit moeten we doen met zoveel passie, lef en trots als we kunnen.’
‘Ja meneer,’ beaamde James met een grijns van oor tot oor. Voor het eerste keer dacht hij dat hij Olivier Plank zag op de manier waarop zijn vader hem zag, toen hij de aanvoerder was geweest van het Griffoendor Zwerkbal team. Gedreven tot perfectie en hongerig naar de overwinning.
Professor Plank knikte en vernauwde zijn ogen. ‘Wegwezen dan,’ zei hij met ingehouden vurigheid. ‘En laten we die wolven op hun plaats zetten.’ James rende het laatste stuk de trap op, zijn hart barstte bijna van opwinding en enthousiasme.
Het was pas later in de middag, toen hij zijn Drijfbalspullen verzamelde van onder zijn bed in zijn slaapkamer, dat het bij hem daagde dat kanselier Franklin wel eens bijbedoelingen kon hebben gehad om te praten met professor Plank over de Bigfoot speelstijl. Misschien -- heel misschien—had professor Franklin het geheim van Magnussen’s raadsel over de ogen van Roberts achterhaald. Professor Franklin was ten slotte ongelofelijk slim. Misschien wist hij dat als het Apollo Landhuis ooit op Victorie Heuvel zou komen te staan, dan de hoeksteen weer zou herstellen, en daarbij het Nexus Gordijn activeren. Als dat zo was, zou hij waarschijnlijk alles wat binnen zijn macht lag doen om er zeker van te zijn dat dit nooit zou gebeuren, zelf zo ver gaan om een list te bedenken die iedere Bigfoot afdelingspresident ervan zou weerhouden om zijn Drijfbal-team naar de overwinning te leiden.
Als dat professor Franklin’s doel was geweest, dan moest James de man complimenteren: het was bijna gelukt.
Als de president van de Bigfoot afdeling iemand anders was geweest dan Olivier Plank, zou het zeker zijn gelukt.
Met dit in gedachten, greep James zijn handschoenen, tuniek en schouderplaten. Een minuut later, voegde hij zich bij de rest van het Bigfoot-team, samen met Ralph en Daan, op de trap buiten het Apollo Landhuis. Lawaaierig, opgewonden, vergezeld van aanmoedigingskreten van velen langs het pad, begon de groep op weg te gaan over het terrein, naar Pepperpock Landing, en de Drijfbalgeschiedenis in.