.

De grond vanuit de lucht

Als je vanaf de grond naar de aarde kijkt lijkt hij heel erg groot. Als je op een speelplaats staat en je bukt je en houdt je gezicht bij de grond alsof je iets kleins zoekt, dan lijkt hij nog groter. Je ziet kilometers beton om je heen en kilometers lucht boven je en daartussen kilometers niets. Voetballende jongens zijn reuzen, de bal is een planeet, touwtjespringende meisjes zijn bomen die zichzelf ontwortelen, en met elke zwaai van het touw trilt de grond. Maar als je vanuit de hemel naar beneden kijkt lijken de jongens en de meisjes en de bal en het touw kleiner dan vliegen.

Ik kijk naar de jongens en meisjes. Ik weet hoe ze heten maar ik praat niet met ze. Als ze me zien kijk ik een andere kant op. Ik raap een snoeppapiertje op dat naast mijn schoen ligt. Daar maak ik bloemen van, of een regenboog of misschien een kroon. Ik stop het papiertje in een tas en loop door.

Er groeit onkruid door het beton. Bij de hoeken van gebouwen komt het omhoog, boort het zich een weg naar het licht. Ik wurm wat plantjes los en stop ze met aarde in een klein blikje waar chocola in heeft gezeten en in een koker waar snoepjes in hebben gezeten. Ze worden opnieuw geplant en dan worden het eiken en pampa’s en beuken en palmen. Ik raap een schoenveter op die in een plas ligt. ‘Dit wordt een tuinslang,’ zeg ik. ‘Of een beek. Of een python. Of misschien een klimplant.’ En ik ben blij want over een paar uur nog maar ben ik weer op mijn kamer dingen aan het maken.

Dan opeens val ik, de grond schiet op me af en het grind bijt in mijn knieën. Een jongen kijkt op me neer. Hij is groot. Hij heeft een dikke nek. Hij heeft blauwe ogen en sproeten en een witte huid en een neus als een varken. Hij heeft geel haar en bleke wimpers en een spuuglok. Er zijn twee jongens bij hem. Eentje pakt de tas af die ik bij me heb. Hij keert hem om en papiertjes en veters en lipjes van blikjes waaien weg.

De geelharige jongen trekt me overeind. Hij zegt: ‘Wat zullen we met haar doen?’

‘Ophangen aan de reling.’

‘Broek naar beneden trekken.’

Maar de jongen met geel haar lacht. Hij zegt: ‘Heb jij wel eens de binnenkant van een wc gezien, freak?’

Er gaat een bel en over de hele speelplaats komen groepjes kinderen aanrennen om bij de dubbele deur in de rij te gaan staan. De geelharige jongen zegt: ‘Tering.’ Tegen mij zegt hij: ‘Wacht maar tot maandag,’ en hij duwt me naar achteren en rent weg met de anderen.

Een eindje verderop draait hij zich om. Hij heeft een slaperige blik in zijn ogen, alsof hij droomt, en van die droom geniet. Hij haalt zijn vinger over zijn keel en gaat er dan lachend vandoor.

Ik doe mijn ogen dicht en leun tegen de vuilnisbakken. Als ik mijn ogen weer opendoe peuter ik het grind van mijn knieën en spuug erop. Ik hou ze heel stevig vast aan de randen om het schrijnen tegen te gaan. Dan begin ik naar het schoolgebouw te lopen. Ik ben verdrietig want nu kan ik toch geen bloemen of een beek of een eikenboom maken. Maar erger is dat Neil Lewis maandag mijn hoofd in de wc gaat stoppen en als ik doodga, wie maakt míj dan opnieuw?

De bel gaat nu niet meer en de speelplaats is leeg. De hemel zakt omlaag. Het ziet eruit alsof het gaat regenen. Dan komt er uit het niets een windvlaag opzetten. Hij laat mijn haren wapperen en mijn jas opbollen en duwt me vooruit. En wikkels van snoepjes en veters en lipjes dansen en dwarrelen en buitelen om me heen.

Het land van Melk en Honing
4fb413b4bfb7e2.html
4fb413b4bfb7e3.html
4fb413b4bfb7e4.html
4fb413b4bfb7e5.html
4fb413b4bfb7e6.html
4fb413b4bfb7e7.html
4fb413b4bfb7e8.html
4fb413b4bfb7e9.html
4fb413b4bfb7e10.html
4fb413b4bfb7e11.html
4fb413b4bfb7e12.html
4fb413b4bfb7e13.html
4fb413b4bfb7e14.html
4fb413b4bfb7e15.html
4fb413b4bfb7e16.html
4fb413b4bfb7e17.html
4fb413b4bfb7e18.html
4fb413b4bfb7e19.html
4fb413b4bfb7e20.html
4fb413b4bfb7e21.html
4fb413b4bfb7e22.html
4fb413b4bfb7e23.html
4fb413b4bfb7e24.html
4fb413b4bfb7e25.html
4fb413b4bfb7e26.html
4fb413b4bfb7e27.html
4fb413b4bfb7e28.html
4fb413b4bfb7e29.html
4fb413b4bfb7e30.html
4fb413b4bfb7e31.html
4fb413b4bfb7e32.html
4fb413b4bfb7e33.html
4fb413b4bfb7e34.html
4fb413b4bfb7e35.html
4fb413b4bfb7e36.html
4fb413b4bfb7e37.html
4fb413b4bfb7e38.html
4fb413b4bfb7e39.html
4fb413b4bfb7e40.html
4fb413b4bfb7e41.html
4fb413b4bfb7e42.html
4fb413b4bfb7e43.html
4fb413b4bfb7e44.html
4fb413b4bfb7e45.html
4fb413b4bfb7e46.html
4fb413b4bfb7e47.html
4fb413b4bfb7e48.html
4fb413b4bfb7e49.html
4fb413b4bfb7e50.html
4fb413b4bfb7e51.html
4fb413b4bfb7e52.html
4fb413b4bfb7e53.html
4fb413b4bfb7e54.html
4fb413b4bfb7e55.html
4fb413b4bfb7e56.html
4fb413b4bfb7e57.html
4fb413b4bfb7e58.html
4fb413b4bfb7e59.html
4fb413b4bfb7e60.html
4fb413b4bfb7e61.html
4fb413b4bfb7e62.html
4fb413b4bfb7e63.html
4fb413b4bfb7e64.html
4fb413b4bfb7e65.html
4fb413b4bfb7e66.html
4fb413b4bfb7e67.html
4fb413b4bfb7e68.html
4fb413b4bfb7e69.html
4fb413b4bfb7e70.html
4fb413b4bfb7e71.html
4fb413b4bfb7e72.html
4fb413b4bfb7e73.html
4fb413b4bfb7e74.html
4fb413b4bfb7e75.html
4fb413b4bfb7e76.html
4fb413b4bfb7e77.html
4fb413b4bfb7e78.html
4fb413b4bfb7e79.html
4fb413b4bfb7e80.html
4fb413b4bfb7e81.html
4fb413b4bfb7e82.html
4fb413b4bfb7e83.html
4fb413b4bfb7e84.html
4fb413b4bfb7e85.html
4fb413b4bfb7e86.html
4fb413b4bfb7e87.html
4fb413b4bfb7e88.html
4fb413b4bfb7e89.html
4fb413b4bfb7e90.html
4fb413b4bfb7e91.html