.
De lege kamer
In den beginne was er een lege kamer, een klein beetje ruimte, een klein beetje licht, een klein beetje tijd.
Ik zei: ‘Ik ga velden maken,’ en ik maakte ze van placemats, tapijt, bruin ribfluweel en vilt. Daarna maakte ik rivieren van crêpepapier, plasticfolie en glimmend aluminiumfolie, en bergen van papier-maché en schors. En ik keek naar de velden en ik keek naar de rivieren en ik keek naar de bergen en ik zag dat het goed was.
Ik zei: ‘En nu wat licht,’ en ik maakte een zon van een peertje in een kooi van ijzerdraad met kralen die aan het plafond hing, ik maakte een maansikkel en heldere sterren, en aan de rand van de wereld maakte ik een zee van een spiegel, die de lucht en de boten en de vogels weerspiegelde, en ook het land (waar het de zee raakte). En ik keek naar de zon en ik keek naar de maan en ik keek naar de zee en ik zag dat het goed was.
Ik zei: ‘Wat dacht je van huizen?’ En ik maakte er een van een kluwen droog gras en een van een holle boomstronk en een van een trommel waar toffees in hadden gezeten en die gaf ik een vislijn en een zeil en ik maakte ruimte voor een deken en een tandenborstel en een beker, en een fornuis, en ik zette een zeemeeuw boven op de mast (die eigenlijk een bezemsteel was) en ik liet hem varen op de zee (die eigenlijk een spiegel was).
Ik maakte huizen van chocodipperbakjes: het kleine gedeelte waar de chocola had gezeten was de slaapkamer en het grote gedeelte voor de koekstaafjes was de huiskamer. Ik maakte huizen van een luciferdoosje en een vogelnest en een erwtenpeul en een schelp. En ik keek naar de huizen en ik zag dat het goed was.
Ik zei: ‘Nu hebben we dieren nodig,’ en ik maakte papieren vogels en wollen konijnen en vilten katten en honden. Ik maakte beren van bont en gevlekte luipaarden en vuurspuwende draken met schubben bedekt. Ik maakte glinsterende vissen en krabben van kokkelschelpen en vogels op heel dunne draadjes.
Als laatste zei ik: ‘We hebben mensen nodig,’ en ik boetseerde gezichten en handen, lippen, tanden en tongen. Ik kleedde ze aan en gaf ze haren en blies adem in hun longen.
En ik keek naar de mensen en ik keek naar de dieren en ik keek naar het land. En ik zag dat het goed was.