26 maart
Nog 281 dagen te gaan…
Het hol van Paria
00.15 uur
Ik voelde me een beetje onnozel toen ik op de achterwand van de oude archiefkast stond te kloppen, maar het was donker en op het verlaten spoorwegemplacement was niemand te bekennen. Ik wist niet of Paria het erg vond dat ik na middernacht op zijn kast stond te bonken, maar ik wilde hem een voorstel doen.
Toen bedacht ik me dat hij natuurlijk nooit zou opendoen als hij niet wist wie er klopte, dus siste ik door de kier: ‘Paria! Ik ben het, Cal. Ik wil met je praten over een klus.’
Het bleef lang stil. Misschien was hij er niet. Toen hoorde ik zijn stem.
‘Wat voor klus?’
‘Iets waarvan ik denk dat het je zal interesseren.’
‘Weet je zeker dat je niemand bij je hebt?’
‘Ik ben alleen.’ Ik stond te trillen van de zenuwen; hij móést me binnenlaten.
‘Kun je het niet door de deur heen vertellen?’
‘Ik wil een deal met je maken. Ik heb hulp nodig om ergens binnen te komen, maar dat zou nog wel eens lastig kunnen zijn. En jij was vroeger een vechtkampioen.’
Ik hoorde hem zijn keel schrapen. ‘Dat klopt. Dat was ik.’
‘Laat me alsjeblieft binnen,’ smeekte ik. ‘Ik wil zaken met je doen.’
Weer bleef het lang stil.
‘Hé,’ zei ik. ‘Ik heb geld…’
Even later hoorde ik hem de zware kast die aan de andere kant stond opzijschuiven.
De achterwand van de archiefkast draaide en Paria’s smalle gezicht verscheen. ‘Kom binnen, beste jongen. Waarom zei je dat niet meteen?’
Binnen in de stenen kelder leek het wel of er sinds de laatste keer dat ik er was nog meer spullen waren opgestapeld. Ik dook onder de waslijn door, ontweek een wankele stapel boeken en legde een paar bankbiljetten op tafel. Paria griste ze meteen weg.
‘Dit is een klus voor iemand met een zwarte band,’ zei ik. ‘Voor de man die het kampioenschap van Singapore heeft gewonnen.’
‘Moet je horen,’ zei hij, terwijl hij de biljetten in zijn hand als een waaier uitspreidde, ‘over dat kampioenschap… Dat had ik bijna gewonnen, zoals ik al zei.’
‘O ja,’ zei ik. ‘Maar dan was je tweede, toch?’
‘Niet precies,’ zei hij.
‘Maar je zei dat je het bijna gewonnen had,’ herhaalde ik.
‘Bijna. Maar niet helemaal.’
‘Ja, dat snap ik,’ zei ik ongeduldig.
‘Ik was bijna in Singapore geweest, bedoelde ik.’
Ik staarde hem aan. ‘Bedoel je dat je nooit in Singapore bent geweest?’
‘Ik was onderweg, maar ik miste mijn vliegtuig.’
‘Maar je zei…’ begon ik. ‘Je bent er nooit geweest?!’
Paria streek zijn dunne haar van zijn hoge voorhoofd. ‘Als ik er was geweest, had ik zeker gewonnen!’
‘Geweldig.’ Ik was zo boos dat mijn stem scherp klonk. ‘Geef dat geld maar weer terug, dankjewel.’
Zijn smalle gezicht veranderde in een grote grijns. ‘Ik ben een gemene straatvechter. Geef me een kans, dan laat ik je zien wat ik kan. Je zult er geen spijt van krijgen.’
‘Ik heb nu al spijt,’ zei ik.
‘Kom op,’ zei hij. ‘Geef me een kans. Stel je niet zo aan.’
‘Mijn geld, alsjeblieft.’ Ik stak mijn hand uit.
Langzaam maakte hij aanstalten om de biljetten terug te geven. ‘Je krijgt echt geen spijt als je me de kans geeft. Mijn voetenwerk is razendsnel en als ik in het nauw zit, blijf ik helder.’ Hij hield een seconde stil, vlak voor het geld mijn hand raakte. Hij keek me recht aan.
Ik keek terug in zijn grote nachtogen en dacht aan de speld met de beschermengel die hij me had gegeven. Mijn open hand sloot zich. ‘Oké, dit is mijn voorstel,’ zei ik. ‘Tweehonderd dollar totaal. De helft nu en de andere helft wanneer de klus geklaard is. En,’ voegde ik eraan toe, ‘je moet me vannacht hier laten slapen.’
Hij schudde enthousiast mijn hand met zijn benige vingers. ‘Afgesproken. Ik zal je niet teleurstellen.’