11 maart
Nog 296 dagen te gaan…

Liberty Square

14.04 uur

De volgende keer dat we elkaar zagen, had Boges zijn laptoptas bij zich en droeg hij een pilotenzonnebril en een grijze gleufhoed. Naast hem voelde ik me echt een zwerver, met mijn oude canvas hoed en grote bril.

Toch kon het me niet veel schelen; het was heerlijk om in het openbaar naast mijn vriend te kunnen lopen. Niemand leek veel aandacht aan ons te besteden, al betekende dat niet dat ik van plan was minder voorzichtig te zijn. Dat was vragen om moeilijkheden.

We sloegen een hoek om, op weg naar het grote bibliotheekgebouw met zijn witte pilaren en koele, overschaduwde plekken.

‘Bij ons huis hangt steeds een vreemd meisje rond,’ zei Boges toen we de trap op liepen. ‘Ik heb haar al een paar keer door de straat zien lopen. Ze komt niet uit de buurt, dan zou ze me wel eerder zijn opgevallen.’

Onmiddellijk gingen bij mij de alarmbellen rinkelen. ‘Hoe ziet ze eruit?’ vroeg ik.

‘Wel cool eigenlijk. Een beetje gothic, maar niet echt. Meer, eh… apart. Moeilijk te omschrijven.’

‘Ogen?’ vroeg ik.

‘Ja, twee,’ zei Boges en hij wierp me een blik toe. ‘Ze heeft donker haar. Het lijkt wel of ze er zilveren draadjes doorheen heeft gevlochten. En ze draagt een rok met belletjes.’

‘Dat moet Winter zijn,’ zei ik.

Boges keek me strak aan. ‘Wat zou Winter bij mij in de buurt te zoeken hebben?’ vroeg hij. ‘Bespioneert ze me of zo?’

Ik ging niet op zijn vraag in. ‘Waarom vraag je het haar niet zelf, de volgende keer dat je haar ziet?’ zei ik.

Bibliotheek aan Liberty Square

14.28 uur

We logden in bij een van de computers van de bibliotheek en gingen meteen naar mijn blog. Boges begon met het verwijderen van alle onzinmailtjes die de pagina vervuilden. Sinds de laatste keer dat ik had gekeken, hadden heel wat mensen een berichtje achtergelaten, maar er zat niet veel opwindends tussen. Niets dat me zou helpen om uit deze situatie te komen.

Een paar berichtjes trokken meer mijn aandacht dan andere.

Het voelde goed om die steunbetuigingen te lezen. Zelfs de boodschap van Maryanne Helfgott vrolijkte me op.

Boges rolde met zijn ogen toen hij haar berichtje las. ‘Jemig, je hebt zelfs fans. Je zou een cd moeten opnemen. Ik meen het, je bent een ster. Ik doe het achtergrondkoortje wel. Wat vind jij?’

‘Lijkt me niet, gast.’

Daarna googelden we nog een keer op ‘Ormond-raadsel’, voor het geval er iets nieuws op internet was verschenen.

‘Hier, kijk eens,’ zei Boges.

Ik boog me naar voren om te lezen wat er op het scherm stond.

‘Lekker belangrijk,’ zei ik. ‘Een raadsel van acht regels. Voor hetzelfde geld is het zoiets als Klein, klein kleutertje. Maar “Kilkenny”, dat is de naam van het huis van oudoom Bartolomeus in Mount Helicon.’

‘Dat heeft hij dan zeker naar Kilkenny in Ierland vernoemd,’ zei Boges.

Ik las verder.

Ik kreunde. ‘Daar hebben we ook niks aan. Het is net als met alle andere mogelijke lijntjes. Heel even denk ik dat we iets hebben gevonden en dan blijkt dat we weer terug zijn bij af; we weten niks, nul komma nul.’

‘Kom op.’ Boges sloeg me op mijn rug. ‘Niet zo somber. We komen er wel achter. Dat moet gewoon.’

We bleven nog een tijdje verder zoeken op ‘Ormond-singulariteit’, maar vonden niets. Het probleem met zoekmachines is dat je moet weten wat je zoekt. Welke vragen je moet stellen. En dat wisten we niet. Het enige wat we hadden, waren de aantekeningen die we over de tekeningen hadden gemaakt en de tekeningen zelf. Een paar lullige stukjes papier.

Probeer Piers Ormond eens,’ opperde Boges. ‘Die moeten we ook opzoeken. Misschien is hij wel een held, anders had hij toch geen monument gekregen?’

Boges en ik keken elkaar aan.

‘Dat wisten we eigenlijk al,’ zei ik.

‘Maar we moeten er wel een aantekening van maken.’

Nog meer papieren die zich opstapelen, dacht ik. Net als op het bureau van Oriana de la Force. Maar zij was advocaat, dus voor haar was het heel gewoon. Wat wij nodig hadden, was actie. Doelgerichte actie.

Boges keek op zijn mobiel hoe laat het was. ‘Ik moet weer eens naar huis. Trouwens, jij moet ook gaan. Het duurt niet lang voor de school uitgaat en dan wordt het hier druk. Ik ga later nog wel op zoek naar de namen op het overtrekpapier, goed?’ Hij wilde zijn mobiel al wegstoppen, maar scrolde nog even langs zijn foto’s. ‘Dat was ik nog bijna vergeten. Deze heb ik voor jou genomen. Ik mocht gisteren met je moeder mee.’

Hij draaide zijn mobiel om zodat ik op het schermpje kon kijken.

Het was een close-up van het bleke gezicht van mijn zusje. Haar haren lagen uitgespreid op het kussen en ze had een doorzichtig slangetje in haar neus. Langzaam pakte ik de mobiel van Boges aan en bleef ernaar staren. Bij de aanblik van mijn zusje trok mijn maag zich samen. Ze zag er zo klein en hulpeloos uit.

‘Je mag hem houden,’ zei Boges en hij kopieerde hem via bluetooth naar mijn telefoon.

‘Is dit de enige?’ vroeg ik. ‘Of heb je er nog meer gemaakt?’

‘Alleen die ene,’ zei hij.

Nadat ik de foto van Gabi op mijn mobiel had opgeslagen, klikte ik per ongeluk op het pictogram van de foto die ik van Oriana de la Force had genomen vanuit de boom naast haar huis. De foto vulde mijn telefoonscherm volledig en net toen ik hem weg wilde klikken, viel me iets op dat ik eerder niet bewust had gezien.

Ik fronste mijn wenkbrauwen. ‘Moet je zien.’ Ik wees op het kleine scherm en draaide het zo dat Boges de foto ook kon zien. ‘Daar staat iets op geschreven.’

De mobiel had scherpgesteld op een paar papieren die op Oriana’s bureau lagen in plaats van op het gezicht van de roodharige vrouw. Ik kon net een crèmekleurig vel papier onderscheiden met bleekgrijze letters erop. Ik keek zo geconcentreerd mogelijk om te proberen het te lezen en gaf de mobiel toen aan Boges.

‘Ja, er staat inderdaad iets,’ zei hij, ‘alleen is het te vaag. Wacht.’ Hij klapte zijn laptop open. ‘Eens kijken wat ik daarmee kan. Laat mij maar even spelen.’

Snel koppelde Boges mijn mobiel met een kabeltje aan zijn laptop. Ik keek toe hoe hij de foto met een van zijn programma’s opende. ‘Ik heb een geweldig fotoshopprogramma,’ zei hij, terwijl zijn vingers over het toetsenbord vlogen om de foto te bewerken en te vergroten.

Ik boog me over hem heen om te zien wat hij deed.

Hij concentreerde zich op het stukje crèmekleurig papier op het bureau, zoomde in en vergrootte het contrast. Langzaam werden de vage letters op de bovenste pagina van de stapel op Oriana’s bureau duidelijker en kregen ze meer vorm.

‘Kijk eens aan, wat hebben we hier,’ zei hij en ik hoorde de opwinding in zijn stem. ‘Kijk eens goed, beste jongen.’

Dat deed ik. En wat ik zag, bezorgde me een huivering. Het papier stond niet helemaal op de foto en er waren wat letters weggevallen, maar Boges had er zes leesbaar weten te maken: A-A-D-S-E-L.

We keken elkaar aan.

‘Stel je voor dat ze het heeft,’ zei ik. Mijn hart bonkte van opwinding. ‘Stel je voor dat Oriana de la Force de tekst heeft, de echte woorden van het Ormond-raadsel! Misschien heeft ze wel een van de zeldzame kopieën. Iemand in haar positie kan die ergens hebben opgeduikeld.’

‘Dat zat ik ook net te denken, Cal,’ zei Boges enthousiast. ‘Whooo, ik moet maken dat ik hier wegkom,’ zei hij toen hem ineens te binnen schoot hoe laat het was. ‘Mam krijgt een hartaanval.’

‘We moeten inbreken bij Oriana de la Force,’ zei ik terwijl hij zijn spullen inpakte. ‘Ik moet in haar werkkamer zien te komen en dat papier in handen zien te krijgen.’

‘En hoe denk je dat voor elkaar te krijgen?’ vroeg Boges met opgetrokken wenkbrauwen, alsof hij wilde zeggen: daar komt ellende van. Hij mikte zijn laptop in zijn tas en hing die over zijn schouder.

‘Ik heb een plan,’ zei ik. ‘Maar… ik heb er wel geld voor nodig.’

Ik vond het vreselijk zo te moeten bedelen, zeker bij mijn vriend, maar tot ik een soort van inkomen had geregeld, kon ik niet anders.

‘Hier.’ Boges haalde dertig dollar uit zijn zak. ‘Dit heb ik voor je bij elkaar weten te krijgen.’

‘Bedankt.’ Ik pakte het geld aan. ‘Maar ik denk dat ik voor wat ik van plan ben, echt veel meer nodig heb.’

‘Misschien kunnen we alle twee wat klussen voor mijn oom. Zonder dat hij weet dat jij meedoet natuurlijk. Hij vindt dat ik goed genoeg ben om er alleen op uit te gaan. We kunnen zijn schoonmaakspullen lenen en dan zeg ik wel dat ik iemand van school meeneem om me te helpen bij het werk.’

‘Ik doe echt alles,’ zei ik terwijl ik het geld in mijn zak stopte. Ik keek om me heen naar de gezichten in de bibliotheek, omdat ik ineens voelde dat er iemand naar me keek. En jawel, een van de bibliotheekmedewerkers staarde me oplettend aan en fluisterde iets tegen de collega naast haar.

‘Boges,’ zei ik zachtjes en heel kalm. ‘Ik geloof dat iemand me gespot heeft. We moeten ervandoor.’ Zo onopvallend mogelijk wees ik naar de twee medewerkers.

Boges keek hun kant uit. ‘Je hebt gelijk. Volgens mij hebben ze het over jou. Tijd om hier snel weg te gaan.’

Voor één keer had ik het geluk aan mijn zijde. Een van de bibliotheekmedewerkers moest de telefoon opnemen en de andere werd in beslag genomen door een moeder met een kind dat een stapel prentenboeken wilde meenemen. Dankbaar voor de afleiding renden we naar de deur en maakten ons uit de voeten.

15.15 uur

Zodra we buiten waren, ging Boges de ene kant op en ik de andere, maar voor onze wegen zich scheidden, herinnerde hij me eraan dat ik nog eens moest proberen Eric Blair te bellen, die vroegere collega van mijn vader. Ik zette mijn zonnebril op, trok mijn hoed over mijn ogen en zocht voorzichtig mijn weg door de hitte en het kabaal op straat, in de hoop dat niemand al te veel aandacht aan me zou besteden.

15.38 uur

‘Goedemiddag, ik bel voor Eric Blair,’ zei ik in de hoorn. Ik was gestopt bij een telefooncel om te proberen de man te pakken te krijgen die hopelijk informatie had over paps reis naar Ierland.

‘Ik ben bang dat Eric Blair nog steeds ziek thuis is,’ zei de receptioniste. ‘Zal ik je in plaats daarvan doorverbinden met Wayne Slattery?’

Was Eric nog steeds ziek? Wat mankeerde hem dan?

‘Wanneer wordt meneer Blair terugverwacht?’ vroeg ik.

‘We hopen snel,’ zei de receptioniste afwerend. ‘Wayne neemt Erics werk op het moment waar, dus hij zal je vragen vast wel kunnen beantwoorden. Zal ik je dan maar doorverbinden?’

‘Nee, bedankt,’ zei ik en gooide de hoorn erop. Wayne zou mijn vragen absoluut niet kunnen beantwoorden.

Ik baalde vreselijk; ik wilde niet dat ook dit lijntje een doodlopende weg zou blijken te zijn. Ik moest hem spreken… Horen of hij me iets nieuws te melden had… Maar wat was er met hem gebeurd? Wat was er met Eric aan de hand?

16.00 uur

Ik had totaal geen zin om terug te gaan naar St. Johns Street, maar toen dacht ik aan Oriana en de letters op het vel papier op haar bureau… Misschien lag de tekst van het Ormond-raadsel ergens in haar werkkamer, te wachten tot ik het zou ophalen.

Ik hoopte dat mijn plan zou werken.