7 februari
Nog 328 dagen te gaan…
16.03 uur
Ik had het opgegeven om te proberen Winter te bereiken. Ik was er inmiddels van overtuigd dat ze me een nepnummer had gegeven. Langzaam begon ik te vermoeden dat ze maar wat had gezegd toen ze beweerde de engel te kennen. Wie zou het zeggen? Alle verhalen die ze verteld had, konden wel verzonnen zijn.
Boges kwam, zoals beloofd. Hij klom door het gat in de vloer omhoog.
Ik had er de hele week naar uitgekeken om hem weer te zien, niet alleen omdat ik snakte naar gezelschap, maar ook omdat ik wilde weten of mijn blog goed de lucht in was gegaan.
‘Hij staat erop,’ verzekerde Boges me. ‘En je hebt massa’s hits.’
Dat deed me goed. Alsof ik toch niet helemaal van de wereld afgesneden was. ‘Heeft er al iemand een bericht achtergelaten?’
‘Nog niet, maar als er één schaap over de dam is… Mensen durven misschien niet goed. Maar als die eerste er eenmaal is, volgen er waarschijnlijk honderden. Ik hou je op de hoogte.’ Boges haalde het kleine zwarte opschrijfboekje dat hij altijd bij zich had tevoorschijn. Het stond vol met briljante ideeën die hem midden in de nacht te binnen schoten, ingewikkelde tekeningen en onleesbare notities en werd door een elastiekje bij elkaar gehouden.
‘De Sociëteit van het Ormond-raadsel legt zich toe op het uitvoeren van muziek uit de renaissance,’ las hij hardop voor. ‘Ik had al eerder willen vertellen wat ik op internet heb gevonden over het Ormond-raadsel. Veel stelt het niet voor. Wat ik net zei, heb ik bijvoorbeeld van de website van een of ander koor gehaald.’
Hij had gelijk. Het stelde niet veel voor.
‘Op een andere website,’ vervolgde Boges, ‘wordt uitgelegd dat wordt aangenomen dat het Ormond-raadsel is geschreven door een beroemde componist uit de late renaissance, William Byrd. Maar ik kon niets vinden over de woorden van het raadsel. Ook niet over de muziek trouwens, of wat het ook is dat we zoeken. Ik zoek wel verder zodra ik de kans heb. Kunnen we nog een keer naar de tekeningen kijken?’
‘Natuurlijk.’ Ik haalde de map onder een paar losse vloerplanken vandaan, haalde de tekeningen eruit en legde ze op de grond.
Boges wees op de tekening van de sfinx; hij tikte met zijn vinger op de afbeelding van het liggende mythische beest en de Romeinse kerel ervoor.
‘Ik heb wat zitten lezen over de sfinx en over Egypte,’ zei hij. ‘Om erachter te komen waarom je vader die heeft getekend. Ik weet niet wat deze tekening precies betekent, maar ik heb wel iets interessants ontdekt.’
‘O ja?’ zei ik enthousiast. ‘Zeg op.’
‘De sfinx heeft te maken met een raadsel.’
‘Een ráádsel?’ Ik schoot geestdriftig overeind. ‘Dat is zeker interessant. Het raadsel van de sfinx en het Ormond-raadsel.’
‘Je vader dacht aan raadsels en ik wil wedden dat hij van het Ormond-raadsel wist. Wie weet, kende hij zelfs de woorden. Is er nog iemand anders in je familie die de tekst misschien kent? Of die er überhaupt iets van weet?’
‘Misschien kan een van de oudere familieleden helpen. M’n oudoom of oudtante. Mijn plan om naar oudoom Bartolomeus te gaan is in de soep gelopen, maar hij is waarschijnlijk de beste gok. Ik moet naar hem toe.’
Ik had niet veel familie. Paps ouders waren lang geleden gestorven en de paar verre familieleden die mam had, woonden in het buitenland.
‘Denk je dat m’n vader probeerde duidelijk te maken dat het geheim dat hij had ontdekt, de Ormond-singulariteit, te maken heeft met het oplossen van het Ormond-raadsel?’
‘Ja, en daarom heb ik in het woordenboek opgezocht wat “raadsel” precies betekent.’
‘Het is toch een soort mop? Een puzzeltje?’
‘Luister en huiver, Cal,’ zei Boges en hij las weer iets op uit zijn opschrijfboekje. ‘Volgens het woordenboek is een raadsel een opzettelijk duister geformuleerde vraag of omschrijving waarmee men de hoorder of lezer op een dwaalspoor tracht te brengen aangaande de zaak die men bedoelt, in het bijzonder om zijn vernuft op de proef te stellen. Een enigma.’
‘Een wat?’
‘Ja, dat moest ik ook opzoeken. Een “enigma” is een mysterie, iets wat geheim is of verborgen,’ zei Boges.
‘Dat wisten we al!’ riep ik geërgerd. ‘Moet je kijken. Het zijn allemaal enigma’s.’
‘Wacht eens even. Je zou niets weten over een raadsel als je in het kantoor van je oom niet op een briefje het woord “Ormond-raadsel” had zien staan. Je vader kon niet weten dat je die informatie tot je beschikking zou hebben.’ Boges begon zijn spullen bij elkaar te rapen. ‘Ik denk dat de tekening van de sfinx bevestigt dat het Ormond-raadsel ook voor je vader heel belangrijk was.’
‘Ja, en heel belangrijk voor die gestoorde vrouw en Sligo. Was hij maar iets duidelijker geweest. Zoals wat ik er allemaal mee moet.’
‘Cal,’ zei Boges en zijn ronde gezicht stond opeens heel ernstig. ‘Moet je zien wie we allemaal tegenover ons hebben. Je vader wist dat hij heel voorzichtig moest zijn met de informatie die hij je gaf en dat was voordat zijn verstand hem in de steek liet. Je mag blij zijn dat het hem nog is gelukt de tekeningen te maken.’ Boges trok het elastiek weer om zijn opschrijfboekje en liet dat in zijn zak glijden. ‘En hij rekende er natuurlijk op dat ik je zou helpen om het allemaal uit te puzzelen. Ik bedoel, zeg nou zelf: wat zou je zonder mij moeten?’
‘Ik weet niet wat ik het leukst vind aan jou, Boges: je hersens of je bescheidenheid.’
‘Kan ik me voorstellen, jongen. Het valt niet mee om mij bij te houden. En je moet niet denken dat ik zit op te scheppen over mijn talent. Het is gewoon een feit.’ Hij maakte er een geintje van, maar het was wel waar.
Op school was Boges de beste van de klas, elk jaar weer, in zo’n beetje alle vakken. En dan nog alle elektronische spullen die hij maakte, helemaal zelf. Hij kon een apparaat bij het grofvuil vandaan halen en het binnen de kortste keren weer aan de praat krijgen. Hij had ooit een robotrugzak gebouwd met rupsbanden die achter hem aan door de school ‘liep’, de klas in. Hij had er al heel wat gemaakt en verkocht toen de leraren ze verboden omdat ze doorkregen dat hij ze alleen maar had ontworpen om met andere kinderen reusachtige botsingen te organiseren in de gangen.
‘Maar je hoeft je geen zorgen te maken, hoor,’ zei Boges, ‘we komen er wel achter. Als ik thuiskom uit school ga ik uitzoeken wie die Romein is en ik zal ook nog een keer op internet op zoek gaan naar het Ormond-raadsel. Misschien levert “Ormond-engel” ook wel iets op.’
‘Goed idee.’
Ik keek naar het strenge gezicht van de Romein, de manier waarop zijn haar over zijn voorhoofd viel, de dikke neus en de lege ogen. Hij zag eruit als zo’n marmeren beeld dat je wel eens in een museum ziet. Ik dacht dat ik de sfinx begreep, maar in combinatie met dat hoofd? Geen flauw idee.
Op straat klonken sirenes.
Ik sprong op en tuurde door een kier naast de deur. Geschrokken deinsde ik achteruit. ‘Politie. Er staat politie in de straat.’
‘O nee. Ik hoop niet dat ze me zijn gevolgd,’ fluisterde Boges. ‘Ik ben zo voorzichtig geweest. Altijd.’ Hij keek door de kier, net als ik had gedaan. ‘Er staat een politiebusje aan de overkant van de straat,’ zei hij en hij draaide zich om. ‘Als ze me naar buiten zien komen en iemand herkent me…’
‘Snel, onder het huis,’ zei ik. Ik greep de tekeningen en schoof ze terug in de map.
Boges sprong als eerste en ik kroop achter hem aan. We zochten ons voorzichtig een weg naar de achterkant van het huis, onder de veranda.
Achter de kleine open ruimte die voor de veranda lag, was de tuin meer een soort jungle; de klimplanten hadden bijna alle struiken en lage boompjes verstikt. We wrongen ons erdoorheen naar het oude hek achter in de tuin.
‘Ik moet gaan,’ zei Boges. ‘Mijn moeder weet niet waar ik ben, ik heb beloofd dat ik met haar zou gaan winkelen. Je weet hoe haar Engels is.’
‘Prima, maar kom alsjeblieft snel terug. Je weet dat ik dit niet zonder jou kan.’
‘Ah, shit,’ grapte Boges met een grote grijns op zijn ronde gezicht. Hij drukte me een briefje van twintig in de hand. ‘En ik maar denken dat het je niets kon schelen…’
Ik gaf hem een por en kreeg er direct een terug, waarna hij over het hek klom en verdween.
19.11 uur
Ik wachtte onder het huis en keek een uur lang naar de politie aan de overkant. Het leek erop dat er een echtelijke ruzie aan de gang was of zo, in elk geval niet iets wat te maken had met mij of mijn onderduikadres.
Toen ik eenmaal weer binnen was, deed ik mijn best me te concentreren op alle informatie die ik inmiddels over de tekeningen had. We hadden een verzameling dingen die gedragen konden worden, een blackjack en iets wat op het Ormond-raadsel leek te wijzen.
En dan was er natuurlijk nog een zekere persoon die beweerde meer te weten over de tekeningen van de engel.
Ik moest erachter komen wat zij wist. Ik moest het erop wagen.