Hoofdstuk 9
DAG 35
Er hing een feestelijke stemming onder de inwoners die zich voor het gemeentehuis hadden verzameld toen John parkeerde op zijn gebruikelijke plek voor de brandweerkazerne. De brandweerwagens, die een maand geleden naar buiten waren geduwd om plaats te maken voor de voedselvoorraad, stonden nog op dezelfde plek, nog steeds onbeweeglijk, niet langer glanzend en enigszins stoffig. Paarden waren vastgebonden aan de bumper van een van de wagens.
De mensen stonden verwachtingsvol voor het gebouw en velen die hem zagen naderen, stapten naar achteren en knikten eerbiedig naar hem. Ze vertoonden allemaal tekenen van de gevolgen van de afgelopen vijfendertig dagen. Gezichten werden smaller en spitser. De meeste kleren waren vies en zaten vol zweetvlekken. Het haar was vet en veel mannen begonnen een baard te krijgen. En iedereen stonk. Hij vroeg zich af of de mensen honderd jaar geleden echt zo hadden geroken, naar ongewassen lichamen, of was het zo dat de mensen tot zesendertig dagen geleden gewend waren aan steriliteit en doodsbang waren dat hun deodorant uitgewerkt zou zijn en anderen hen roken’ Bijna iedereen had één keer per dag een douche genomen, en veel mensen hadden in de zomer zelfs twee keer per dag gedoucht.
Was dit normaal’ Was dit hoe Washington, Jefferson en Lincoln hadden geroken’ Was het zo normaal dat het niet langer werd opgemerkt’
Tom verscheen met een grijns op zijn gezicht in de deuropening van het politiebureau. ‘Het werkt!’
Er klonk gejuich uit de menigte, die zich daarna langzamerhand begon te verspreiden, hoewel sommigen door de deuropening en de ramen van de vergaderkamer keken alsof zich daar een wonder voltrok.
John wrong zich door de menigte en liep het gebouw in.
‘We beginnen over een paar minuten, maar laten we hier even van genieten,’ zei Tom.
John liep de vergaderkamer in en glimlachte toen hij de oude slingertelefoon aan de muur zag hangen.
‘Ja, ja, ik hoor je!’ schreeuwde Charlie licht voorovergebogen in het mondstuk met de hoorn in één hand. ‘Ja, ik begrijp het. Het werkt. Leg de kabel maar verder aan. Ja, over en uit. Tot ziens.’
Hij hing op en draaide zich om naar de anderen. ‘We hebben een werkende telefoon.’
De aanwezigen applaudisseerden, wat werd overgenomen door degenen die zich buiten hadden verzameld.
John keek naar het apparaat, waarvan hij aannam dat het afkomstig was uit een antiekwinkel. In het politiebureau van Swannanoa hing een vergelijkbare telefoon. Er hadden twaalf kabelmonteurs aan gewerkt, oudere werknemers van een telefoonmaatschappij, onder wie verschillende vluchtelingen die bij de kloof waren toegelaten.
Glasvezelkabels en draadloze netwerken waren niet voorhanden. Ze hadden koperdraad moeten zoeken, wat geen eenvoudige opgave was geweest, maar fragmenten waren uit verschillende bronnen gered. Een gouden vondst die ze hadden gedaan was een oude, vergeten telefoon- of telegraafkabel met een lengte van een aantal kilometers langs de spoorbaan. De kabels waren zorgvuldig met elkaar verbonden en daarna bevestigd aan glazen of keramische isolatoren die grotendeels van frisdrankflessen waren gemaakt.
Het was de eerste kabel; het doel was nu om hem tot Asheville te laten lopen. Bovendien was er een ouderwets schakelbord gevonden in de kelder van de kleindochter van een telefoniste uit de jaren twintig. Toen het systeem in de jaren vijftig was afgedankt, had de oude dame haar schakelbord blijkbaar meegenomen bij wijze van aandenken. Een stel oudere werknemers van een telefoonmaatschappij probeerde zich nu te herinneren hoe ze een schakelbord waarmee tientallen telefoons bediend konden worden in elkaar moesten flansen.
Er waren andere prestaties. Een van de autosloperijen in Swannanoa was het gelukt om een dieselvrachtwagen met oplegger uit het begin van de jaren zestig aan de praat te krijgen. Dat had een hevige discussie teweeggebracht over wie hem moest krijgen, die uiteindelijk was gewonnen door de brandweer. Slangen, ladders en uitrusting waren nu aan de oplegger bevestigd. Ze hadden zelfs een manier bedacht hoe ze de waterpomp met behulp van de motor konden laten werken.
Vuur was een angstaanjagend gevaar geworden. Degenen die nog voedsel hadden, kookten op hout en woningbranden kwamen regelmatig voor. De stad had nog steeds waterdruk tot een hoogte van 800 meter, de hoogte van de stuwdam. Daarboven moest met emmers water worden gesleept. Iedereen was ongerust over de mogelijkheid dat een woningbrand kon uitgroeien tot een ongecontroleerde bosbrand.
De gezamenlijke hoeveelheid rijdende voertuigen in de twee stadjes bedroeg nu ruim honderd en er kwamen er elke dag meer bij. Meerdere monteurs hadden ontdekt hoe ze de elektronica konden omzeilen en verwijderen, wat vooral gold voor auto’s die daar het minst afhankelijk van waren. Daarna installeerden ze oudere onderdelen en kregen de motoren op die manier weer aan de praat. Een brommerwinkel boekte veel succes met het repareren van hun relatief eenvoudige machines, wat ook gold voor oude motoren.
Er waren inmiddels zoveel rijdende voertuigen dat een oude generator aan Smiley’s was gekoppeld en de benzine uit de ondergrondse tanks van Hamid weer stroomde. Er was bitter weinig te koop bij Smiley’s, behalve de legendarische voorraad sigaretten die nu per stuk werden geruild voor een dode eekhoorn, oude zilveren munten of iets anders wat bij Hamid in de smaak viel. John had bijna spijt van zijn gevoel voor fair play die eerste dag. Hij had nog vijf pakjes en had zichzelf op een rantsoen van vijf sigaretten per dag gezet.
‘Oké allemaal, het is tijd voor de vergadering, dus ik wil de toeschouwers verzoeken om de kamer te verlaten,’ verkondigde Charlie.
Degenen die zich hadden verzameld om naar de telefoon te kijken verlieten de kamer met tegenzin. Charlie deed de ramen dicht en liet de jaloezieën zakken.
De gebruikelijke groep had zich rond de tafel verzameld: Charlie, Tom, Kate, Doc Kellor en John. Carl en Mike uit Swannanoa kwamen alleen als er iets was wat rechtstreeks met hen te maken had. Vandaag werden ze in beslag genomen door een bosbrand bij Haw Creek die zich dreigde uit te breiden tot een inferno.
De teamleden draaiden zich om naar de Amerikaanse vlag in de hoek van de kamer en citeerden de belofte van trouw, een ritueel dat John had ingevoerd. Daarna ging Kate hen voor in een kort gebed waarna Charlie verkondigde dat de vergadering was geopend.
‘Ik hou er niet van om in te breken op de agenda, maar ik heb iets belangrijks te vertellen,’ zei John.
‘Wat dan’?
‘Nieuws van buitenaf.’
‘Jezus, John, waarom heb je dat niet gezegd toen je binnenkwam’? vroeg Charlie.
‘Iedereen was opgewonden over de telefoon, en eerlijk gezegd is niet alles goed nieuws.’
‘Vooruit, vertel,’ drong Kate aan.
‘Ik heb een radiozender gevonden, Voice of America.’
‘Wow. Wanneer’? riep Kate.
‘Toen ik gisteravond in de auto reed, draaide ik aan de zenderknop van de autoradio en vond de zender. Het geluid was glashelder.’
‘Is het alleen de autoradio’!’ riep Charlie. ‘Vertel! Mijn god, we hebben weer radio!’
‘De oude radio in de Edsel. Plotseling kwam de zender op de oude frequentie van de Burgerbescherming door. We hebben er ongeveer een halfuur naar geluisterd, daarna was er een atmosferische storing en viel hij weg.’
‘We’? vroeg Kate.
Hij gaf geen antwoord. Makala was naar hen toe gekomen om Jennifer te onderzoeken en was blijven eten, waarna hij haar naar het conferentiecentrum had teruggebracht, waar nu het verpleeghuis en de isolatieafdeling voor nieuwe vluchtelingen die toestemming hadden om te blijven waren gevestigd.
‘Wat heb je allemaal gehoord’? vroeg Tom.
‘Ze zenden uit vanaf het vliegdekschip Abraham Lincoln, dat deel uitmaakte van onze vloot die in de Perzische Golf was gestationeerd toen we werden aangevallen. Het schip is zo snel mogelijk teruggekomen. Het vliegdekschip ligt ergens voor de kust van de Verenigde Staten en is de commandopost voor hulp- en hersteloperaties. Ze vertelden ook dat er hulp onderweg is. Dat bleven ze elke vijf minuten herhalen. De natie verkeert nog steeds in staat van beleg.’
‘Dat is niets nieuws,’ zei Kate.
‘Wat voor soort hulp’? vroeg Tom.
‘Dat zeiden ze niet, behalve dat er hulpgoederen onderweg zijn vanuit Engeland, Australië, India en China.’
‘India en China’? vroeg Charlie.
‘Ja, dat vond ik vreemd na het eerdere rapport over een wapen dat boven het westelijke deel van de Stille Oceaan was ontploft.’
‘Tegen wie vechten we’? vroeg Tom.
‘Dat werd niet verteld. Alleen dat geallieerde troepen in Iran, Irak en Noord-Korea vechten. Goed nieuws is dat Charleston, Wilmington en Norfolk zijn uitgeroepen tot herstructureringscentra.’
‘Wat bedoelen ze daar in vredesnaam mee’? vroeg Kellor.
‘Ik neem aan dat het betekent dat deze drie plaatsen worden voorzien van eventuele functionele middelen die niet zijn geraakt, zoals schepen die elektriciteit kunnen verstrekken, vliegtuigen en geschoold personeel.’
‘Charleston ligt het dichtstbij, op een afstand van vierhonderd kilometer,’ verzuchtte Charlie. ‘Dat zal ons niet helpen.’
‘Ik weet het,’ antwoordde John.
‘Hoe zit het met de oorlog’? vroeg Tom.
‘Nog meer dan die drie steden’? viel Kate hem in de rede.
‘Nee. O ja, de huidige president is de voormalige minister van Buitenlandse Zaken. Zij heeft de leiding.’
Niemand reageerde op dat nieuws.
‘Blijkbaar is het waar dat de president is overleden. Hij bevond zich aan boord van Air Force One. Het vliegtuig was niet voldoende beveiligd om de puls te absorberen. Ze hebben niet gezegd wat er gebeurd is met de vicepresident of de voorzitter van het Huis van Afgevaardigden.’
‘Dat heeft allemaal geen rechtstreekse invloed op ons,’ zei Charlie.
Niemand reageerde.
Vreemd, de president is dood en het heeft helemaal geen effect op ons, dacht John.
‘Dat was het. Daarna zonden ze muziek uit.’
‘Wat’ Muziek’? riep Charlie.
‘Patriottische muziek zoals ‘God Bless America’. Tijdens ‘Battle Hymn of the Republic’ viel de zender weg.’ John keek om zich heen. ‘In elk geval weten we dat ze daar ergens zijn.’
‘De legendarische ‘ze’,’ antwoordde Kellor met een kille klank in zijn stem. ‘Dat helpt ons hier en nu niet met het probleem waar ik het zo over wil hebben.’
‘Wat je daarnet hebt verteld, John, vind ik heel deprimerend. Het idee dat ze zo dichtbij zijn. Jezus, anderhalve maand geleden kon een C-130 volgeladen met medicijnen binnen een uur vanaf Charleston hiernaartoe vliegen. Nu is het alsof ze zich op de maan bevinden,’ zei Charlie. ‘Maar goed, Doc, ga je gang.’
‘We hadden gisteren maar dertien doden,’ zei Doc.
De anderen mompelden goedkeurend. Het was het laagste cijfer sinds ze waren begonnen het bij te houden.
‘Twee hartaanvallen en twee dialysepatiënten. Iedereen die gedialyseerd moest worden is nu dood.’
Er klonk geen commentaar.
‘We hebben ook een van onze diabetici verloren.’
John voelde dat ze allemaal naar hem keken. Ze wisten het natuurlijk. Hij staarde recht voor zich uit en zei niets.
‘En we hebben een geboorte gehad.’
‘Wie’? vroeg Kate.
‘Mary Turnbill is bevallen van een dochter. Een gezond meisje van 2700 gram. Ze heeft de naam Grace America Turnbill gekregen.’
‘Verdorie, dat is goed nieuws,’ zei Tom.
‘We hebben tot nu toe acht geboorten gehad, en maar één moeder en kind zijn overleden. Dat is nog geen statistische basis, maar het is in elk geval een beter gemiddelde vergeleken met honderdvijftig jaar geleden.’
‘Goed werk, Doc,’ zei Charlie.
‘Oké, dan nu het minder goede nieuws. In zekere zin bevinden we ons op dit moment in een overgangsperiode, de kalmte tussen twee stormen. Het aanvankelijke sterftecijfer van de eerste dagen, dat gevormd werd door degenen die aanzienlijke medische zorg nodig hadden, slachtoffers van de salmonella-uitbraak en degenen die een bijzonder slechte fysieke conditie hadden, komt neer op ongeveer twaalfhonderd van de tienduizend doden. Vijfhonderd sterfgevallen vonden in Black Mountain en Swannanoa plaats. We hebben geen exacte cijfers van degenen die de eerste paar dagen overleden zijn, maar dat moeten er meer dan duizend zijn geweest, dus laten we ons totale cijfer op twaalfduizend houden en het dan iets naar beneden bijstellen tot tienduizend.’
‘Is dat met inbegrip van de slachtoffers die tijdens het gevecht bij de kloof zijn gevallen en de vluchtelingen die achter de blokkade sterven’? vroeg Tom.
‘Nee, ik heb het op dit moment over degenen die door natuurlijke omstandigheden overleden zijn. Wat ik wil zeggen is dat degenen van wie we verwachtten dat ze snel zouden sterven bijna allemaal dood zijn. De komende vijftien dagen of zo zal het sterftecijfer vrij laag zijn zolang we de situatie stabiel kunnen houden en er geen exotische bacterie opduikt. Het spijt me dat ik het moet zeggen, maar daarna gaat het cijfer omhoog en binnen dertig dagen zal het veel erger zijn dan wat we tot nu toe meegemaakt hebben.’
Kellor aarzelde en keek even naar John. Hij wist dat John een geheime voorraad insuline had. ‘Bijna al onze diabetici met type 1 sterven deze maand. De apotheken hebben over het algemeen een flacon met duizend eenheden per persoon verstrekt. Die voorraad raakt nu op. We kunnen dus verwachten dat alle honderdtwintig diabetici in onze gemeente binnenkort overlijden.’
Niemand zei iets.
‘Andere sterfgevallen die we in de komende maand kunnen verwachten zijn patiënten met zware astma van wie de inhalatoren leeg raken en patiënten met hartritmestoornissen wier bètablokkers opraken. Ik denk dus dat we ons in de stilte voor de storm bevinden. Er is ook een andere categorie patiënten waarover geen van ons heeft nagedacht. Tom, je kunt je er maar beter op voorbereiden en we moeten erover nadenken welk gebouw we kunnen gebruiken als een tweede isolatieafdeling.’
‘Waarvoor’? vroeg Kate.
‘Ernstige psychosen.’
‘Bedoel je ontoerekeningsvatbaarheid’? vroeg Tom. ‘Jezus, we hebben al genoeg gekken zien arriveren bij de kloof, om maar te zwijgen over de zelfmoorden gedurende de afgelopen maand. Ik denk dat we inmiddels allemaal een beetje gestoord zijn.’
‘Bereid je er maar op voor dat het een kwestie van dagen is voordat het nog veel erger wordt,’ zei Kellor.
‘Waarom’? vroeg Tom.
‘Ongeveer een kwart van de inwoners gebruikt antidepressiva of kalmerende middelen zoals Prozac, Xanax, Lexapro en lithium. De meesten van die mensen hebben zich naar de apotheken gehaast om een voorraad in te slaan, maar zelfs dan krijgt iedereen op z’n hoogst voldoende voor dertig dagen mee. Dat raakt nu op. De ontwenningsverschijnselen zullen voor sommigen niet zo ernstig zijn, maar anderen kunnen ernstige symptomen krijgen, met inbegrip van hallucinaties. Combineer dat met de stress waaronder we allemaal gebukt gaan. Als ouderwetse dokter ben ik de eerste om jullie te vertellen dat sommigen die deze medicijnen slikten maar een lichte neurose hadden. We leefden tenslotte in een bijzonder verwende maatschappij waarin het bijna verplicht was om een of andere stoornis te hebben. Echter, bijna vijf procent van de inwoners heeft ernstige stoornissen, en een tot twee procent heeft gevaarlijke stoornissen met inbegrip van ernstige paranoia en de kans op uiterst agressief gedrag.’
‘Met andere woorden, we kunnen een hoop krankzinnigheid verwachten,’ zei Tom.
‘Jij bent degene die dat moet opvangen,’ antwoordde Kellor. ‘En ik denk dat je je mensen daarover moet inlichten. Nog niet zo lang geleden leden de families daaronder. Ze hielden hun gekke oom Louis vastgebonden of opgesloten thuis, of ze stuurden hem naar staatsziekenhuizen die slangenkuilen waren. We hebben hier niet meer mee te maken gehad sinds de moderne medicamenten in de jaren zestig en zeventig verschenen. Dat en de aanpassing van wetten maakte min of meer een eind aan gedwongen opnamen, waardoor de ziekenhuizen, behalve wat betreft de extreme gevallen, leegliepen.
Vijftig jaar geleden zouden minstens honderd van onze inwoners op een bepaalde manier in bedwang gehouden worden, thuis of in een staatsinrichting. Tegenwoordig lopen ze buiten rond, maar de geneesmiddelen die hen in balans houden zijn op. Honderden anderen kampen met een bepaalde mate van onevenwichtigheid. Wat ik probeer te zeggen is dat we zo’n duizend mensen in onze gemeenschap hebben die een bepaalde vorm van psychologische instabiliteit hebben, die niet gerelateerd is aan de crisis maar in plaats daarvan aan het gedwongen stopzetten van hun medicijnen. En minstens vijftig tot honderd van hen zijn extreem gevaarlijk, voor henzelf en voor anderen. Lijders aan ernstige paranoia, schizofrenie en waanvoorstellingen, maar ook mensen met een crimineel verleden van wie is aangetoond dat ze een stoornis hebben en behandeld zijn waarna ze weer op de maatschappij losgelaten zijn. Charlie, ik denk dat je me zult moeten machtigen om mensen mentaal instabiel te kunnen verklaren en ze gedwongen te kunnen opsluiten. We moeten mensen vinden die hen verzorgen en we moeten beslissen hoe we omgaan met hun voedseldistributie.’
Charlie zuchtte, wreef over zijn baard en knikte daarna. ‘Ik geef je hierbij de bevoegdheid om een persoon geestelijk gestoord te verklaren en op te sluiten. Als dat nodig is tegen hun wil of die van hun familie. Tom, jij bent verantwoordelijk voor hun arrestatie. Ik noteer de nieuwe wet straks op het publicatiebord.’
Kellor knikte. ‘Ik denk dat we minstens dertig tot veertig gevallen preventief moeten opsluiten, met onmiddellijke ingang, ook al hebben ze nog wat medicatie over. Ik weet welke van mijn patiënten er het ergst aan toe waren voordat dit gebeurde. Patiënten die herhaaldelijk in een instelling opgenomen zijn en problemen veroorzaakten. Tom, jij kent er een paar van, patiënten die na misdadig gedrag in een psychiatrische gevangenis terecht zijn gekomen. Ik denk dat we die mensen nu moeten oppakken voordat ze over de schreef gaan.’
‘Eén ding,’ zei John.
‘Zeg het maar.’
‘Ik denk dat we in ons achterhoofd moeten houden dat die macht ook wel werd misbruikt om politieke dissidenten of iemand aan wie de buren een hekel hadden op te sluiten. En in een duister verleden resulteerde het idee dat krankzinnigheid iets satanisch was in heksenjachten. We hebben een aantal kleine kerken in deze gemeente waar al gepredikt wordt dat deze ramp Gods straf voor een zondige natie is of dat het einde der tijden is aangebroken. Ik heb wat Doc net vertelde nooit in verband gebracht met massapsychose, maar we gaan misschien meemaken dat een aantal van deze verwarde mensen, als ze welbespraakt zijn, als profeten worden beschouwd, of dat ze aan de andere kant als bezeten door de duivel worden gezien.’
‘Jezus, dit begint middeleeuws te klinken,’ zei Kate.
‘We bevinden ons in de middeleeuwen, Kate,’ zei John. ‘Als er mensen zijn die de weg kwijt zijn of van wie zonder enige twijfel bekend is dat ze een ernstige geestelijke stoornis hebben, dan moeten we ze inderdaad voor ieders veiligheid opsluiten. Het enige wat we nodig hebben is een groep mensen die een gestoorde profeet volgt of een heks stenigt en het loopt uit de hand. Maar het is een ragfijne scheidslijn die we niet kunnen overschrijden. We hebben allemaal over die sekte in Knoxville gehoord; dat willen we hier onder geen beding hebben.’
John keek naar Kellor, die instemmend knikte.
‘Ik heb nog een andere kwestie die hiermee te maken heeft,’ zei Kellor. ‘Alcohol. De slijterij was de eerste dag al bijna door haar voorraad heen en na de plundering was er niets meer over.’
John dacht aan de fles single malt whisky die achter zijn bureau stond.
‘De alcoholisten hebben inmiddels niets meer en dat kan problemen opleveren. Ik ben bezorgd dat sommigen er alles voor overhebben om aan drank te komen en het bijvoorbeeld zelf gaan stoken.’
‘Elke korenaar wordt voor voedsel gebruikt,’ zei Charlie scherp. ‘Als we iemand betrappen op het stelen van koren, dan komt dat hem duur te staan.’
‘Dat niet, Charlie. Ik bedoel dat ze proberen om alcohol uit elke potentiele bron te stoken. Er is al een idioot die blind is geworden omdat hij alcohol uit hout had gestookt. Die gevallen zullen ook toenemen.’
‘Een gemeenschap die droog staat.’ Kate grinnikte. ‘Zo was het na de Depressie een hele tijd. Ik neem aan dat we daar weer beland zijn.’
‘En nu een ernstig probleem,’ ging Kellor verder. ‘Voedsel.’
Er werd gezucht.
‘Nu we de rantsoenen opnieuw hebben verminderd, verstrekken we iets meer dan twaalfhonderd calorieën per persoon per dag. We hebben op dit moment een voorraad voor niet veel meer dan tien dagen. Ik zal een verdere vermindering moeten voorstellen, met een derde of zo, zodat we vijftien dagen met onze voorraad kunnen doen.’
‘Dat was ook mijn idee,’ antwoordde Charlie. ‘Hoe zit het met het vee, de varkens en de paarden’?
‘Daarvan hebben we een derde opgegeten, en met de rest moeten we zo lang mogelijk doen.’
‘Hoe lang’? vroeg Kate.
‘Hoe zit het met wat John op de radio gehoord heeft’? vroeg Tom. ‘Als de situatie bij de kust weer op gang komt, dan krijgen we over een maand of twee misschien hulpgoederen. Ze hebben maar één dieselelektrische locomotief nodig om tienduizend ton voedsel en andere goederen hiernaartoe te rijden.’
‘Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan,’ verkondigde John. ‘Toen we werden getroffen, zijn alle treinen op de rails blijven staan. Het is geen snelweg, waar je er gewoon omheen kan. Als ze een paar locomotieven aan de praat krijgen, dan moet elke gestrande trein ergens naartoe geduwd worden om de rails vrij te krijgen. Alle wissels moeten handmatig ingesteld worden. Ik had gehoopt dat de mensen van de Smoky Mountain Railroad hun stoomlocomotief aan de praat zouden krijgen, omdat Asheville aan hun spoorlijn ligt, maar daar is nog niets van bekend. De hulp die we eventueel krijgen zal van de kust afkomstig zijn. We zijn als het Amerika van tweehonderd jaar geleden. Loop een dag vanaf de kust of een belangrijke rivier en je bent in de wildernis. We kunnen dus geen plannen maken met in ons achterhoofd de hoop dat de legendarische ‘ze’ misschien verschijnen.’
‘Misschien is niet definitief,’ antwoordde Charlie. ‘Ik ben het met John eens. Denk erover na, Tom. Laten we zeggen dat de marine inderdaad naar Charleston opgestoomd is. Daar treffen ze een miljoen mensen zonder voedsel aan. Ik ben op dit moment niet optimistisch over iets wat verder dan op spuugafstand van de zee ligt. Doc, vertel ons hoe jij hierover denkt.’
‘De rantsoenen raken op,’ zei Kellor. ‘Bovendien vragen steeds meer inwoners rantsoenkaarten aan nu hun eigen voedselvoorraad op is. Er zijn dus steeds meer monden te voeden.’
John had nog geen rantsoenkaarten voor zijn gezin aangevraagd. Hij had altijd goed kunnen schieten en met behulp van de .22 had hij meerdere buidelratten, een paar eekhoorns voor de honden en een kalkoen geschoten. Dat was zo’n feestmaaltijd geweest dat hij de Robinsons had uitgenodigd om mee te eten. Lee Robinson had een literfles bier en een blik mais meegenomen. Makala was er ook geweest en had een bijdrage geleverd in de vorm van een reep chocolade die ze had bewaard. Zelfs de honden hadden wat restjes gehad.
De buidelratten, die verschrikkelijk vet waren, deden John denken aan oude televisieseries waarin de oma altijd praatte over buidelratpastei. Jen was geschokt geweest toen hij met de eerste aan kwam zetten. Ze had geprobeerd hem te braden op het fornuis op het terras, maar het resultaat was rampzalig geweest. Ze hadden er echter van geleerd.
‘Jullie moeten je realiseren dat als we het rantsoen verminderen tot zo’n negenhonderd calorieën per dag, we bijna op het niveau zitten van de Russen tijdens de belegering van Leningrad,’ zei Kellor. ‘De weerstand is al laag; de gemiddelde persoon is minstens zeven kilo of meer afgevallen. Voor veel mensen is dat geen probleem, maar als ons lichaam zichzelf begint op te eten en niet alleen het reservevet dat de Amerikanen met zich mee zeulen, wordt het een andere zaak.
De gemiddelde inwoner op rantsoen begint het effect binnen de komende paar weken te voelen. Het immuunsysteem verzwakt, wat betekent dat als de griep die in Old Fort heerst deze kant op komt, het overeen zal komen met de epidemie van 1918 waaraan in Amerika bijna twee miljoen mensen zijn overleden. Ik schat dat tien procent binnen een paar dagen zal sterven als er griep uitbreekt. Charlie, ik denk dat we onze vrije passage door de kloof moeten sluiten of de procedure moeten aanpassen. God weet hoeveel vluchtelingen die het griepvirus met zich meedragen iedere dag over de snelweg trekken.’
Charlie zuchtte en keek naar John en Tom.
‘Als we dat doen krijgen we opnieuw rellen,’ zei Tom. ‘Omdat we die mensen verder naar het westen laten trekken, hebben we geen problemen meer gehad na het grote oproer van twee weken geleden.’
‘Ik ben het met Tom eens,’ zei John. ‘Blokkeer de doorgang en we hebben binnen enkele dagen weer een opeenhoping van duizenden vluchtelingen die nog wanhopiger zijn dan de eerste golf, en dat zal een bloedige strijd worden. Laat ze door, maar vertel onze mensen dat ze extra voorzichtig moeten zijn.’
‘Ze dragen de beschermende pakken al,’ zei Charlie.
‘Ja, maar waarschijnlijk trekken ze die met hun blote handen uit en wassen ze ze niet grondig genoeg.’ John zuchtte. ‘We krijgen de griep hier hoogstwaarschijnlijk toch, wat we ook doen. De mensen blijven niet alleen op de wegen, ze lopen ook door de bossen.’
‘Ik krijg daar rapporten over,’ zei Tom. ‘Vreemden breken in woningen in en rennen terug naar het bos als er iemand verschijnt. Het zijn waarschijnlijk buitenstaanders.’
John keek naar Kate, die niets zei. Het woord was inmiddels ingeburgerd onder de bevolking. Zelfs degenen die niet in het stadje hadden gewoond op de dag van de aanval, maar hiernaartoe waren gekomen voordat de wegen werden geblokkeerd, gebruikten het nu, bijna alsof ze wilden zeggen: ‘Ik ben hier, ik hoor niet bij hen.’
‘Godzijdank is het juni,’ zei Kellor. ‘Scheurbuik is geen punt van zorg; we hebben voldoende bladgroenten, hoewel de soep gemaakt van gekookt gras en paardenbloemen een beetje moeilijk te verteren is. De eerste groenten beginnen ook te komen.’
Gedurende de maand mei had Charlie met de Eerste Wereldoorlog in gedachten, waar de oudere inwoners nog herinneringen aan hadden, opgeroepen tot een Victory Garden-campagne. Alle zaden in het stadje waren verzameld en de ooit zo mooie gazons, opnieuw een luxe van een verwende samenleving, waren omgespit om sla, courgette, bonen en allerlei andere groenten te planten.
‘Toch begint alles op te raken.’
‘Verdomme, Doc,’ snauwde Kate. ‘We hebben nog veertig koeien, een paar honderd varkens, de paarden, en misschien heeft Swannanoa nog meer.’
‘Eén koe per dag om tienduizend monden te voeden’? vroeg Kellor. ‘Dat zal niet veel meer zijn dan vijftig gram vlees, minder dan een goedkope hamburger zonder brood in een fastfoodzaak. Oké, twee koeien en een varken per dag. Honderdvijftig gram vlees is nauwelijks genoeg, en de koeien in beide gemeenten zullen binnen een paar dagen op zijn, allemaal. De paarden zullen misschien voldoende zijn voor tien tot twaalf dagen. Daarna resten de varkens’ Over maximaal zeventig dagen hebben we alles opgegeten. En dan’ Daarmee krijgt iedereen zo’n duizend tot twaalfhonderd calorieën per dag binnen. Daarna hebben we geen voedsel meer, geen kruimel.’
Hij keek naar Charlie.
‘We moeten bedenken hoe we ervoor kunnen zorgen dat we tot volgend voorjaar met dat voedsel doen, vier keer langer dan we besproken hebben.’
Charlie keek naar John, die onwillig knikte.
‘Reken er niet op dat we hulp van buitenaf krijgen, misschien gebeurt dat nooit. Om ons vanaf Charleston te bereiken, moeten ze eerst hulp bieden in Columbia, daarna in Greenville en Spartanburg. Daar wonen miljoenen mensen en hier maar een paar honderdduizend. Bovendien zullen ze denken dat wij het hier goed hebben. Iedereen denkt altijd dat er voldoende voedsel in de bergen is.’
‘Stel dat we Don Barber met zijn vliegtuig naar Charleston sturen’? vroeg Tom.
Er werd instemmend geknikt.
‘Dan weten ze tenminste hoe het met ons gesteld is.’
Charlie schudde zijn hoofd. ‘Dat vliegtuig is van grote waarde om de omgeving in de gaten te houden. Het bereik met een volle tank is trouwens minder dan driehonderdvijftig kilometer.’
‘Als we er tanks aan kunnen bevestigen, kan hij misschien tot Charleston komen,’ zei Tom.
‘Waarom’? vroeg Charlie.
‘Om hulp te krijgen,’ zei Tom. ‘Verdomme, hij zou in elk geval terug kunnen komen met medicijnen. Doc Kellor kan hem een lijst geven. Antibiotica, pijnstillers’? Hij aarzelde en ademde in. ‘Misschien zelfs insuline.’
John keek naar hem, onzeker hoe hij moest reageren. Het was alsof Tom een taboe had doorbroken door over het gevaar voor Jennifer te praten. Hij zag de meelevende blik in de ogen van de hoofdcommissaris.
John hoopte dat Tom misschien gelijk had en kon geen woord uitbrengen. In Charleston zouden ze toch beslist gehoor geven aan hun verzoek’
‘Het spijt me, Tom,’ zei Charlie zachtjes. ‘En John, God in de hemel weet dat het me voor jou ook spijt, maar ik moet nee zeggen.’
John gaf geen antwoord. Zijn ergste nachtmerrie was net geopenbaard aan het team. Hij wist diep vanbinnen dat het egoïstisch was om het eens te zijn met Tom en dat Charlie natuurlijk gelijk had, maar toch wilde hij opstaan en schreeuwen dat hij uit de Raad zou stappen als ze niet in zouden stemmen met Toms idee. Hij realiseerde zich beschaamd dat hij trilde en zijn ogen vol tranen stonden.
‘Het is een kwestie van logica,’ ging Charlie verder, die niet in staat was om naar John te kijken. ‘We hebben Don Barbers vliegtuig weliswaar, maar we moeten de omgeving in de gaten houden. Dat is cruciaal voor onze overlevingskansen. We kennen allemaal de geruchten dat er verschillende bendes beginnen te ontstaan; dankzij Don Barber en zijn L-3 kunnen we in ieder geval tijdig weten dat ze onze kant op komen. En misschien is de marine inderdaad in Charleston, maar John, je hebt zelf gezegd dat er miljoenen mensen langs de kust wonen voor wie ze moeten zorgen. En bovendien denk ik dat Doc Kellor het met me eens zou zijn over de hoeveelheid insuline die ze aan boord van de marineschepen hebben. Waarschijnlijk helemaal niets. En als er wel iets is, is het waarschijnlijk al gebruikt.’
John boog zijn hoofd. Hij wilde niet dat de anderen zijn tranen zagen.
‘Als ik daar de leiding had,’ ging Charlie met een verdrietige klank in zijn stem verder, ‘dan zou ik Don Barber op zijn hoogst een paar zakken antibiotica meegeven en hem beloven dat er hulp onderweg is. Ik wil ons enige vliegtuig daar niet voor riskeren. En bovendien, in het ergste geval nemen ze Dons vliegtuig in beslag en dan staan we met lege handen. Als ze de boel daar weer gaan opbouwen, dan zal dat stap voor stap gaan,’ ging Charlie verder. ‘Kabels trekken naar de volgende plaats, de orde herstellen en daarna verder trekken. En bij elke stap die ze doen, moeten ze meer monden voeden. Als ze bij Columbia aangekomen zijn, hebben ze een miljoen of meer extra mensen om voor te zorgen, en langs de kust naar Savannah zijn dat er nog zo’n twee miljoen. Nee, ze zullen hier niet naartoe komen met hulpgoederen na een verzoek van een paar duizend mensen in de bergen dat overgebracht wordt door een oude man in een antiek vliegtuig.’
Er viel een lange stilte voordat John eindelijk instemmend knikte.
‘Charlie, ik wil een moeilijk voorstel doen,’ zei Kellor, waarmee hij de stilte verbrak.
‘Ga je gang.’
‘Tot nu toe heeft gelijkheid vooropgestaan wat betreft het voedsel. Iedereen krijgt dezelfde rantsoenen, behalve jonge kinderen en vrouwen die zwanger zijn of borstvoeding geven, iets waar absoluut niemand bezwaar tegen maakt. Maar ik ben van mening dat we moeten overwegen of we misschien moeten categoriseren.’
‘Wat’? John, die bij begon te komen van de schok die was veroorzaakt door de discussie over insuline, begreep wat er ging komen en keek naar Charlie. Charlie leek niet in topvorm te zijn. De snelheid was uit zijn beslissingen. Was het uitputting of zou het iets anders zijn’
‘We hebben hogere rantsoenen nodig voor het politiekorps, degenen die zwaar werk verrichten en de militie,’ zei Kellor.
‘Dit staat me niet aan,’ viel Kate hem in de rede. ‘Het is net die zin uit Animal Farm waarin gezegd wordt dat sommige dieren meer gelijk zijn dan andere.’
‘Kate, het niveau van de rantsoenen is gedaald tot het punt waarop je geen energie hebt om iets te kunnen doen behalve uit bed komen en de hele dag zitten. We hebben mensen bij Haw Creek die proberen de bosbrand onder controle te krijgen; mensen die bosbranden proberen te blussen krijgen maaltijden tot een totaal van vierduizend calorieën of meer per dag. Hetzelfde geldt voor soldaten. We kunnen niet verwachten dat mensen zwaar werk verrichten op negenhonderd calorieën per dag. Als we dat doen is iedereen over drie weken te zwak om de graanoogst van de akkers te halen, laat staan de kloof te verdedigen, gestoorde mensen die rondlopen in toom te houden’? Kellors stem stierf weg en hij keek als verdoofd voor zich uit.
‘We moeten het doen,’ zei John.
‘John, ik had min of meer verwacht dat je aan mijn kant zou staan,’ antwoordde Kate.
John schudde zijn hoofd. ‘Er zijn precedenten van in de geschiedenis te vinden. In steden die in de oudheid en de middeleeuwen belegerd werden, kregen de soldaten altijd grotere rantsoenen. Hoewel het tijdens de Tweede Wereldoorlog eerder met psychologische en morele redenen te maken had, was onze rantsoenering er altijd op gericht om het voedsel bij de mannen in de frontlinies te krijgen. In elk ander land in die oorlog was de rantsoenering heel concreet en soms’ ‘ hij aarzelde ‘ ‘vond een vorm van schifting plaats. Doc noemde Leningrad. Daar moesten ze de keiharde afweging maken dat er gewoon niet voldoende voedsel was om iedereen in leven te houden, dus werd besloten dat de soldaten en de onmisbare arbeiders voldoende kregen om door te kunnen gaan. Een niveau daaronder stonden vrouwen die in verwachting waren of net moeder waren geworden, kinderen en’?
Hij zweeg en keek naar Kellor.
‘We hebben iets meer dan tienduizend zielen in onze gemeente. Voldoende voedsel om duizend, misschien tweeduizend mensen tot de herfst in topconditie te houden, mits we een kleine hoeveelheid voedsel van de graanvelden en boomgaarden krijgen. Als we proberen iedereen hetzelfde rantsoen te geven, betwijfel ik of veel het zullen overleven. Ze sterven van de honger en worden overlopen door wanhopige vluchtelingen die nog meer honger hebben dan wij. Lang voor die tijd zal elke schijn van orde volledig instorten.’
‘Jezus, hebben we het erover om sommige van onze burgers bewust te laten sterven van de honger’? riep Kate. ‘Dit is Amerika, verdomme!’
Het was heel even stil. John was geraakt door het woord ‘Amerika’. Het land van melk en honing, het land waar obesitas als een enorm gezondheidsprobleem werd beschouwd, maar ook bijna een nationaal recht, met voedselketens die erom wedijverden wie de grootste en vetste hamburger had. Hij had zich vaak afgevraagd wat de reacties in Liberia, Jemen of Afghanistan zouden zijn geweest als ze de advertenties hadden kunnen zien van de buitensporige leefwijze in Amerika.
‘Bewust van de honger laten sterven is nogal bot gezegd,’ antwoordde Kellor verdedigend.
‘Dood is ook nogal bot,’ kaatste Kate terug.
‘Het is de harde realiteit,’ zei John. ‘Het is heel eenvoudig. We hebben een x hoeveelheid voedsel en een y hoeveelheid mensen. De vergelijking stort in de komende paar weken in. De y hoeveelheid mensen zal moeten worden onderverdeeld als we het willen overleven.’
‘We moeten wel,’ zei Charlie voorzichtig.
‘Ik leg me hier niet bij neer,’ zei Kate.
‘Denk eraan dat we op dit moment niet in een democratie leven, Kate. Het maakt mij niet uit als jij je er niet bij wilt neerleggen dat we extra rantsoenen uitdelen.’
‘En de rest van jullie’!’ schreeuwde Kate. ‘Denk aan Animal Farm. Denk aan de volkscommissarissen en de hongersnoden in Rusland. Denken jullie dat de mensen dit pikken’?
‘Persoonlijk ben ik niet van plan om extra rantsoenen te accepteren,’ zei Charlie.
‘Charlie,’ zei Doc. ‘Je moet wel. Ik weet hoe je gezondheid is. Je hebt hoge bloeddruk en brandend maagzuur. Je reageert minder alert; iedereen in deze kamer merkt dat.’
‘Het is alleen vermoeidheid,’ antwoordde Charlie scherp. ‘Ik moet gewoon een nacht ongestoord kunnen slapen.’
‘Onzin,’ zei Doc. ‘Je doet het werk van twee mensen en eet hetzelfde als alle anderen. Je brandt jezelf op. Je bént opgebrand.’
‘Het zou een godvergeten schandaal zijn als ik verkondig dat we een heleboel mensen gaan uithongeren terwijl ik dik en vrolijk rondloop. Vergeet het maar.’
‘Hij heeft gelijk,’ zei John. ‘Hoewel ik het met één punt niet eens ben. Geen woord hiervan wordt in het openbaar besproken.’
‘Merk je wel dat je als een volkscommissaris klinkt!’ schreeuwde Kate.
Hij keek haar strak aan.
‘Denk je dat ik het fijn vind om dat te zeggen’? antwoordde John scherp. ‘Charlie, als je naar buiten gaat en verkondigt dat sommigen van ons een hoger rantsoen krijgen dan anderen, dan hebben we binnen een uur een opstand. Ik stel voor dat we onopvallend extra voedsel naar de universiteitscampus brengen. Deze kwestie is voornamelijk op hen van toepassing. Degenen die extra voedsel krijgen, krijgen het daar, en daar alleen. Wat betreft Charlies persoonlijke beslissing kan ik alleen zeggen dat het moreel gezien juist is.’
Charlie knikte.
‘In het geheim voedsel verplaatsen’ Sommigen eten stiekem terwijl anderen verhongeren’? Kate schudde haar hoofd. ‘Ik had nooit gedacht dat we dit punt zo snel zouden bereiken en er ook nog eens mee zouden instemmen, hier, in onze stad.’
‘De eersten die getroffen zouden worden door de opstand zijn de buitenstaanders,’ zei John. ‘Er zou geen sprake meer zijn van enige acceptatie of verbondenheid, Kate, en ik durf te wedden dat het zou uitdraaien op moorden en lynchpartijen, en een massale oproep om iedereen die hier op de dag van de aanval niet woonde uit de stad te gooien. Daarna zouden onze twee gemeenten elkaar naar het leven staan. Swannanoa heeft meer voedsel per persoon dan wij, en meer vee en varkens. Als we het bondgenootschap beëindigen, beginnen onze inwoners te schreeuwen dat we daarnaartoe moeten gaan om hun vee af te pakken. Snap je, Kate’ Het is als iets uit de antieke geschiedenis, de Bijbel. We zullen elkaars vee stelen. Daarna is het ieder voor zich en gaan we allemaal dood als iemand van buitenaf die aan het hoofd van een groep vluchtelingen staat komt binnenvallen. Dat is je keuze, Kate. Zeg het maar. Wat moeten we doen’?
Ze staarde naar hem, niet in staat om antwoord te geven.
John keek naar Tom, die de discussie zwijgend had aangehoord en nu instemmend knikte. ‘Ik weet dat ik de orde niet zou kunnen handhaven. Ik zou de universiteitsmilitie erbij moeten halen, maar de meeste studenten zouden eveneens beschouwd worden als buitenstaanders, en de meute zou klaarstaan om zich tegen hen te keren. Het zou een enorme chaos worden, Kate. John heeft gelijk, we moeten dit doen en we moeten het stilhouden.’
‘Dus met andere woorden: sla voedsel op voor een aantal geselecteerde mensen, en doe dat stiekem zodat tegen de tijd dat de rest van de mensen daarachter komt, ze te verzwakt zijn om in actie te komen.’
John staarde naar haar. ‘Ja.’
‘Klootzakken.’
‘Kate, zo is het in de geschiedenis altijd gegaan. Amerika heeft dat echter niet meegemaakt sinds’? Hij zweeg even. ‘Het gebeurde in delen van het Zuiden tijdens de Burgeroorlog. En zelfs toen vond het in beperkte mate plaats. We hebben nooit zoiets als dit meegemaakt, maar het moet gedaan worden om te overleven. We kunnen de orde niet handhaven en onszelf verdedigen als we tegelijkertijd iedereen dezelfde hoeveelheid voedsel geven. Als we dat doen, gaat iedereen dood.’
‘Ik accepteer geen extra voedsel.’
‘Niemand dwingt je daartoe,’ zei John verzoenend.
‘Kate, je mag er buiten deze kamer niet over praten,’ zei Charlie scherp.
Ze staarde naar hem. ‘Of anders’?
‘Anders laat ik je arresteren.’
‘Sieg heil, mein Führer,’ zei ze terwijl ze haar arm strekte en de fascistische groet bracht.
‘Verdomme, Kate,’ zei Charlie met een stem die bijna brak. ‘Ik wil dit net zomin als jij, dus val mij er niet op aan.’
Ze boog haar hoofd.
‘Het moet binnen deze kamer blijven,’ zei John scherp.
‘Neem jij extra voedsel’? vroeg Kate.
‘Absoluut niet. Wij redden het nog.’
‘Oké, Charlie. Als niemand in deze kamer extra rantsoenen aanneemt, dan stem ik ermee in.’
‘Tom moet op de lijst voor extra rantsoenen staan,’ zei Kellor.
‘Vergeet het maar.’
John keek naar Tom. Zijn gezette vooroorlogse figuur was snel weggesmolten.
‘Alle politieagenten, brandweermannen, de militie en degenen die een belangrijke taak hebben,’ zei John. ‘En de grafdelvers.’
Er viel een lange stilte.
‘En jij ook, Doc,’ zei John.
Doc knikte. ‘Ik ga me niet achter valse heldhaftigheid verschuilen. Ik vind het vreselijk, maar ik weet dat mijn prestatievermogen snel achteruitgaat. Ik moest gisteren een gecompliceerde breuk zetten, een van de jongens van Quincy was van een paard gevallen. Toen ik bijna klaar was, stond ik op het punt om flauw te vallen. Als we geen dokters en verpleegkundigen in deze stad hebben die kunnen werken, tja, dan gaan we sowieso allemaal dood.’
‘Hoeveel gaan we er verliezen’? vroeg Charlie.
‘Wanneer’?
‘Je zei dat de curve weer omhoog zal gaan. Hoeveel zijn er over twee tot drie maanden overleden’?
Doc keek om zich heen. ‘Een derde tot de helft als we overgaan tot extra rantsoenering, zoals we net besproken hebben.’
‘En als we dat niet doen’? vroeg Kate.
‘We kunnen het nog wat rekken, Kate, maar niet veel langer dan dertig dagen, en dan is iedereen tegen de winter dood.’
‘Dan krijgt Malthus uiteindelijk toch gelijk,’ zei Charlie na een tijdje. ‘Onze bevolking is drie tot vier keer groter dan de draagkracht. Het draait allemaal om infrastructuur. Ik wed dat er in Zuid-Californië op dit moment honderdduizenden tonnen groenten wegrotten. In het Midden-Westen zitten ze over zes weken tot hun nek in het niet-geoogste koren. Er is echter geen mogelijkheid om dat hiernaartoe te vervoeren.’
Er viel een stilte en John wist dat ze allemaal aan eten dachten, de standaardgedachten van iemand die leed aan uithongering en ondervoeding. Hij zag de enorme hoeveelheid vee in Texas en Oklahoma voor zich. Trouwens, maar driehonderd kilometer ten oosten van Black Mountain waren talloze varkensboerderijen. Die waren vreselijk en lagen meestal in de armere gebieden. Vijf- tot tienduizend varkens die vanaf hun geboorte tot het moment dat ze werden geslacht in overvolle stallen leefden waar ze zich nauwelijks konden bewegen, terwijl de woningen in de wijde omgeving niets waard waren door de stank en de verontreiniging. Als ze op dit moment echter zo’n stal hiernaartoe zouden kunnen krijgen, zou die begroet worden door mensen die op hun knieën vielen en God bedankten.
John realiseerde zich echter dat het ook dan niet zou werken. De stallen waren afhankelijk van de honderden tonnen voer die ze elke week binnenkregen. Als die stallen nog niet waren geplunderd, dan zou de verspilling op dit moment waarschijnlijk onvoorstelbaar zijn. De dieren zouden sterven van de honger, en mensen die gewend waren te denken dat vlees in roze bakjes van piepschuim groeide, moesten nu proberen een varken te vangen, het te slachten en te bereiden. Ze zouden afsnijden wat ze nodig hadden, waarna anderen zich als aasgieren op het restant zouden storten en het karkas in de zon zou liggen rotten. Als de varkens waren ontsnapt, zouden ze nu in de bossen zijn, waar ze op korte termijn gevaarlijke wilde zwijnen zouden worden.
Charlie nam uiteindelijk het woord. ‘Zijn er nog andere onderwerpen’?
Niemand zei iets.
‘Ik heb zelf nog een punt. Honden. Ze beginnen gevaarlijk te worden.’
John keek naar hem.
‘Er lopen inmiddels veel honden los. Ze hebben honger en verwilderen. Gisteravond hadden we een incident in Fifth Street; twee kinderen werden ingesloten door een roedel honden. Gelukkig had de vader een geweer bij zich en heeft hij er een paar doodgeschoten, waarna de rest afdroop.’
Na de grimmigheid van de vorige discussie wist John dat hij het zich niet zo moest aantrekken, maar plotseling snoerde zijn keel dicht. De twee idioten, Zach en Ginger, begonnen inderdaad honger te krijgen en bedelden steeds nadrukkelijker bij elke maaltijd. Gelukkig lukte het hun nog steeds om ze een klein beetje te geven. De meeste eekhoorns die John de afgelopen week had geschoten waren rauw naar de honden gegooid.
‘Ik denk dat we moeten gelasten om alle honden in de stad dood te schieten,’ zei Charlie.
‘Nee, verdomme, nee,’ gromde Tom. ‘Ik brand liever in de hel dan dat ik naar huis ga en Rags voor het oog van mijn kinderen mee naar buiten neem en doodschiet. Geen denken aan. Als ze loslopen en een gevaar vormen, natuurlijk, maar dát niet.’
‘Wat heeft de vader gedaan met de lijken van de honden die hij heeft doodgeschoten’? vroeg Kellor.
‘Jezus, daar heb ik helemaal niet aan gedacht,’ antwoordde Charlie.
‘Hoeveel honden zijn er in deze stad’? vroeg Kellor. ‘Minstens een paar duizend. Dat is voldoende vlees voor drie tot vier dagen, en anderhalve week als we de rantsoenen halveren.’
‘Loop naar de hel, Kellor!’ schreeuwde Tom.
Het verbaasde John dat hij tranen in Toms ogen zag. Voor het eerst sinds de crisis was begonnen, met de aanvankelijke paniek, de executies en de rellen bij de kloof, reageerde Tom zo emotioneel.
‘We hebben Rags sinds de week dat mijn jongste geboren is. Hij is tien jaar bij ons en hoort net zo bij het gezin als de anderen. Hij zou zich doodvechten om ons te verdedigen, en eerlijk gezegd zou ik hetzelfde voor hem doen. Ik geef hem niet op en daarmee uit.’
‘Tom, waar ik het eerder over had is maar de eerste golf sterfgevallen,’ zei Kellor. ‘Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om over de tweede golf te praten. De meesten die het tot de herfst redden zullen waarschijnlijk aan het eind van de winter dood zijn. Denk je dat er dan nog honden in leven zijn’ En als dat zo is, zijn ze verwilderd, teruggevallen tot roedels wolven die mensen doden om te overleven.’
‘Dan hebben we allang hulp gekregen!’ schreeuwde Tom.
‘Je hebt gehoord wat John daarnet zei.’
‘Charlie, het kan me geen donder schelen wat je verordent, ik dood Rags niet, en trouwens ook geen andere honden waar de eigenaars nog voor zorgen.’
Tom, die rood was van woede, deed John denken aan een van die jongens in een sentimentele film over een hond of ander geliefd huisdier, met de verplichte scene waarin het kind op het punt staat om de hond te verliezen, hoewel iedereen weet dat alles aan het eind goed komt, behalve in Old Yeller en The Yearling. John had beide films als kind gezien en weigerde om er ooit nog een keer naar te kijken.
Hij dacht aan Zach en Ginger. Hoe zou Jennifer reageren’ Ginger was haar maatje, die twee waren onafscheidelijk. Het was angstaanjagend genoeg om het noodlot dat boven haar hoofd hing te accepteren, maar om haar dat aan te doen, om Ginger te doden’ Nee, John zou ook weigeren. En hij wist diep vanbinnen dat hij zonder Jennifers ziekte tot dezelfde conclusie zou zijn gekomen.
‘Ik sta aan Toms kant,’ zei John.
‘John, we kunnen ons geen sentimentele gevoelens permitteren,’ zei Kellor.
‘Het is meer dan dat,’ gromde John. ‘Het is opnieuw een stap achterwaarts vanwaar we ons bevinden.’
‘John, tien minuten geleden stemde je ermee in om sommige mensen sneller te laten sterven dan anderen. Wat bedoel je in vredesnaam met een stap achterwaarts doen’?
‘Ik weet dat dit onlogisch lijkt. Maar we zijn nu eenmaal Amerikanen. Wij en vooral de Britten denken hier hetzelfde over. We zien meer in onze huisdieren dan redeloze dieren. Voor oude mensen die alleen zijn, zijn ze een bron van liefde en troost. Voor kinderen zijn ze het geliefde maatje dat hen begrijpt, zelfs als de volwassenen dat niet’?
John verbaasde zichzelf door in tranen uit te barsten.
‘Ik zou iedere hond in de stad doden als ik daarmee één mensenleven kan redden,’ zei Kellor kortaf.
‘Daarmee zouden we voor altijd iets kwijtraken. Het is een grens die ik niet wil overschrijden, een wereld waarin ik niet wil leven’ Nee.’
‘Die grens is er,’ antwoordde Kellor. ‘Die is er hoe dan ook.’
Charlie mengde zich in de discussie. ‘Wat vinden jullie hiervan’ Loslopende dieren worden doodgeschoten en gebruikt voor de gemeenschappelijke voedselvoorziening. Eigenaren moeten huisdieren binnen of aangelijnd houden. Als een eigenaar besluit om een huisdier eigenhandig te doden, mag hij het zelf opeten. Is dat acceptabel’?
Tom stemde er meteen mee in.
‘Dan is dat afgesproken.’
‘En ze verliezen elke dag gewicht dat voedsel zou kunnen zijn,’ zei Kellor kortaf. ‘En ze eten voedsel dat de mensen hun geven, ook al zijn ze zelf uitgehongerd.’
‘Dat is hun keus,’ antwoordde Tom.
John, die zich schaamde voor zijn emotionele uitbarsting, veegde zijn tranen weg en stond op. ‘Zijn er nog andere punten, Charlie’?
Charlie schudde verdrietig zijn hoofd. ‘John, we moeten die radio-uitzending vanaf nu volgen. We zorgen voor een oude autoradio, regelen batterijen en een antenne.’
‘Goed idee.’
‘Misschien komen ze snel,’ zei Charlie hoopvol.
‘Natuurlijk, Charlie. Misschien wel.’
John verliet de bijeenkomst en maakte aanstalten om naar huis te gaan. De radio stond op Voice of America afgestemd, maar op dit moment klonk er alleen geruis, misschien een seconde of twee een zachte stem en daarna weer geruis.
Hij overwoog om naar Hamid te gaan om te proberen iets te ruilen voor een paar sigaretten om zijn dag af te ronden, ook al was het nog maar halverwege de ochtend. De vergadering had hem tot het randje van de uitputting gebracht.
Hij opende het dashboardkastje. Er lag extra munitie in voor de Glock die hij aan zijn heup had hangen en een reservesigaret. Hij stak hem op en inhaleerde diep terwijl hij optrok in State Street en langs de basisschool reed. Het ooit zo mooie grasveld was nu verwaarloosd en platgetrapt met allemaal kale plekken. Een paar kinderen speelden basketbal op het schoolplein. Ze waren mager en deden hem denken aan de foto’s van Duitse kinderen die na de Tweede Wereldoorlog tussen het puin speelden.
De vuren waarop gekookt werd brandden. Vandaag was het paard. Een van de oudere beesten die het niet lang meer zou maken was doodgeschoten. Het paard lag met zijn benen omhoog op het gras en er stonden mensen omheen die het vlees van de botten sneden. Het deed John opnieuw denken aan een film over de Tweede Wereldoorlog, waarin Duitse burgers in de puinhopen van Berlijn op een dood beest inhakten.
Een van Toms mannen stond erbij met zijn geweer nonchalant op zijn arm. Hij hield een oogje op de werkzaamheden. Alles, elk onsje vet, botten en ingewanden, ging in de ketel. Daarna zouden er wat groenten bij gaan. Er stonden minstens vijftig mensen lusteloos en hongerig naar elke beweging te kijken.
John passeerde de school en reed verder: de snelweg was links van hem. Makala’s BMW stond nog steeds op de plek waar hij vijfendertig dagen geleden tot stilstand was gekomen. Hij was in de verleiding om de anderhalve kilometer naar het isolatieziekenhuis te rijden, voor het gebouw te gaan staan en haar te roepen. Als hij naar binnen ging, zou hij daar minstens drie dagen vastzitten. Hij miste haar. Hij ging langzamer rijden en passeerde de afslag naar zijn woning, maar toen hij de afslag naar het conferentiecentrum had bereikt, besloot hij dat hij het beter niet kon doen. Hij reed zevenhonderd meter verder naar een brug die over de snelweg liep, net achter de kloof, stapte uit de auto en nam een laatste trekje van zijn sigaret.
Door het geluid van de automotor keken een paar van zijn studenten, die op de brug op wacht stonden, in zijn richting en zwaaiden naar hem. Zijn studenten, of ‘mijn kinderen’, zoals hij ze altijd noemde. Hemel, Mary en ik hadden dezelfde leeftijd toen we elkaar ontmoetten en niemand had ons ervan kunnen overtuigen dat we kinderen waren, dacht hij. Ze was absoluut geen kind geweest op haar twintigste’ Hij herinnerde zich alle waanzinnige nachten samen met haar waarin ze allebei geen oog dicht hadden gedaan en toch de lessen volgden. Maar nu, na al deze jaren, waren degenen die op wacht stonden inderdaad kinderen in zijn ogen.
Ze droegen een uniform. De blauwe joggingbroeken, blauwe shirts met lange mouwen en honkbalpetten van de universiteit’ en geweren. Sommigen droegen de slobberige witte beschermende pakken. Een van de meisjes praatte met haar geweer in de aanslag met een groep vluchtelingen aan de andere kant van de dubbele blokkade. Hij had afgelopen semester nog les aan haar gegeven. Ze was knap en sexy met haar lange blonde haar en blauwe ogen, en ze droeg strakke shirts, maar voor hem was ze nog steeds een kind. Zijn eigen dochter was niet veel meer dan twee jaar jonger.
En nu stond zijn voormalige studente met een geweer in de aanslag, getraind om te schieten als iemand probeerde over de auto’s te klimmen en door de blokkade heen te breken.
Een arts en een verpleegster, die beiden beschermende pakken droegen, liepen langs de vluchtelingen die door de blokkade waren gelaten en nu in een rij stonden. Ze bekeken rijbewijzen en stelden vragen, op zoek naar degenen die mochten blijven als hun capaciteiten op de lijst stonden die John en Charlie hadden samengesteld, zoals mensen die met stoom werkten, elektriciens, artsen, boeren, mensen die precisiegereedschap maakten, chemici op het gebied van olie en gas’ De lijst was eindeloos. Iemand werd uit de rij gehaald en deed een stap naar voren. Hij keek ongerust achter zich en was opgelucht toen zijn vrouw en drie kinderen toestemming kregen om hem te volgen over het pad naar de plek waar Makala werkte. Nog vijf monden te voeden, dacht John. Hij hoopte dat de vaardigheid van de man het waard was.
Iemand met een handmatige onkruidsproeier liep langs de rij en bespoot iedereen met een vloeistof die Kellor had samengesteld. Het doodde luizen en vlooien, maar was ook een psychologisch middel, dat was bedoeld om ze eraan te herinneren dat ze anders waren als ze de grens eenmaal waren gepasseerd en apart gehouden zouden worden.
De groep vertrok, voorafgegaan en gevolgd door twee studenten in beschermende pakken die geweren droegen. De groep werd gevolgd door een Volkswagen Kever met BLACK MOUNTAIN MILITIE op de zijkanten. In de auto zaten een student en een van Toms politieagenten. De wapens die in de rij in beslag waren genomen, lagen achterin en zouden teruggegeven worden als ze de blokkade bij afrit 59 waren gepasseerd.
‘Hallo, kolonel, sir!’ riep Washington Parker, die bij de blokkade stond.
John zwaaide.
Parker gebaarde dat John naar hem toe moest komen. Het leek dringend.
De vluchtelingen liepen inmiddels in een rij onder de brug door. De aanblik was hartverscheurend. Ze droegen haveloze, gescheurde, vieze kleren en sommigen duwden winkelwagentjes waarin kinderen zaten.
John liep naar de rand van de brug zodat hij zich op de helling naast de weg kon laten zakken.
‘Goedemorgen, kolonel, sir.’
Verbijsterd zag hij een van zijn studenten in het hoge gras liggen, gekleed in een camouflagepak en met een donkergroen gezicht. Het was Brett Huffman, een van de honkballers, een verdomd leuke jongen die afkomstig was van het platteland van Madison County. Hij had een honkbalstudiebeurs en had bijzonder veel belangstelling voor geschiedenis, waarin hij les wilde gaan geven op een middelbare school. Een jongen die een natuurlijke leider was en naar wie zijn klasgenoten opkeken. John zag de zwarte sergeantstrepen op zijn camouflagejack. Hij had een stuk pruimtabak in zijn mond.
‘Brett, wat ben je in vredesnaam’?
‘Vinnie Bartelli ligt aan de andere kant van de brug te posten. Als er moeilijkheden bij de blokkade zijn, of als een van de vluchtelingen daar beneden probeert te vluchten’?
Hij maakte zijn zin niet af, maar klopte op de 30/30 Savage met vizier.
‘Gisteren moest ik op iemand schieten, sir. Het was trouwens een goed schot. Godzijdank heb ik hem in zijn been geraakt en heb ik hem niet doodgeschoten.’
John wist niet wat hij moest antwoorden. Er klonk een beetje beklemming in Bretts stem door, maar John hoorde ook een zweem van de achteloosheid die hij zo vaak had gehoord in debriefings na Desert Storm. Jonge mensen die erop waren getraind om moordenaars te zijn en probeerden te doen alsof ze het gewend waren, hoewel het nog steeds een schok was.
‘Ik neem echter aan dat hij met een 30/30 door zijn been toch ten dode opgeschreven is.’
‘Je hebt gedaan wat je moest doen,’ zei John geruststellend.
‘Maar toch, sir. Het deed me aan mijn eerste hert denken. Hetzelfde gevoel, misschien iets erger.’
‘Pas goed op jezelf, Brett.’
‘Doe ik, sir.’
John gleed langs de helling naar de weg en keek achterom. Brett was volkomen onzichtbaar. Heel veel van deze studenten waren afkomstig uit kleine stadjes en veel van hen jaagden of waren padvinder geweest, buitentypes gewoon, dacht John. Maar natuurlijk zouden ze het leren, en verdomd snel ook.
De vluchtelingen liepen langzaam in een langgerekte colonne naar de andere kant. Een enkeling keek lusteloos naar John. Ze zagen eruit alsof ze uit een ander tijdperk afkomstig waren. Sommigen waren slecht voorbereid, zoals een man in een driedelig pak met doffe, versleten nette schoenen en een verband rond zijn hoofd. Hij zag eruit als een advocaat of een belangrijke zakenman. Hij had echter geen talent waarvoor hij hier een waterige kom soep zou krijgen. Twee ouders liepen uitgeput naast elkaar terwijl ze een winkelwagen met versleten, piepende wielen duwden. Twee kinderen met bleke gezichten sliepen in de wagen.
Sommige vluchtelingen waren blootsvoets. Maar weinig mensen hadden zich die eerste dag gerealiseerd wat een enorme waarde goede wandelschoenen al snel zouden hebben. Hij vervloekte zichzelf omdat hij er ook niet aan had gedacht om die eerste dag een extra paar wandelschoenen uit de kampeerwinkel mee te nemen. Overwinningen tijdens de Burgeroorlog hadden vaak afgehangen van welke partij de beste schoenen had, omdat een normale schoen tijdens het oorlog voeren gewoonlijk binnen een maand versleten was. Vluchtelingen liepen tweehonderdvijftig kilometer op herenschoenen of zelfs eenvoudige oude gympen die binnen de kortste keren versleten waren, en hij zag meerdere mensen met verschillende schoenen aan hun voeten.
Een vrouw die hem een beetje aan Makala op die eerste avond deed denken, met een bijzonder sexy zakelijk mantelpakje, een panty die vol ladders zat en pumps waarvan ze de hakken had afgehaald in een poging er beter op te kunnen lopen, strompelde voort. Ze ving zijn blik op, dwong zichzelf te glimlachen en streek haar vette, slappe haar naar achteren.
‘Hallo, ik ben Carol,’ zei ze terwijl ze met een uitgestoken hand naar de vangrail liep. Hij zag de verloren wereld in haar terug. Een professionele vrouw met een intelligent gezicht en een sexy uitstraling die ze in haar voordeel probeerde te gebruiken, haar hand uitgestoken voor een warme handdruk aan het begin van de bespreking’ waarvan ze gewend was dat die verliep zoals zij dat wilde.
‘Mevrouw, wilt u teruggaan,’ zei een van zijn studenten, het gezicht verborgen achter het beschermende pak, het geweer in de aanslag. ‘Blijf op de witte streep van de weg zoals u is verteld.’
Carol bleef staan en keek achter zich. ‘Ik wilde deze meneer alleen begroeten.’
De studente richtte haar geweer. ‘Mevrouw, ga achteruit. Ik schiet als u over de vangrail probeert te klimmen.’
De andere vluchtelingen in de rij keken achterom. Sommigen verstijfden, anderen haastten zich meteen naar de vluchtstrook.
‘De rest van jullie!’ schreeuwde de studente. ‘Doe geen poging om de weg te verlaten!’
Carol keek smekend naar John. ‘Wat is dit voor soort plek’? vroeg ze met een verstikte stem.
‘We zijn een stad met inwoners die proberen in leven te blijven,’ zei John.
‘Achteruit!’
John draaide zich om naar de studente en hief zijn hand. ‘Op de plaats rust. Laat je wapen zakken. Ik handel dit af.’
‘Kolonel, sir, laat haar niet dichterbij komen. Anders moet u in quarantaine.’
‘Kolonel’? vroeg Carol, die zichzelf nog steeds dwong de professionele zakelijke glimlach op haar gezicht te houden, alsof ze net aan elkaar waren voorgesteld. ‘Dan bent u de verantwoordelijke officier. Het is me een eer u te ontmoeten.’
Hij probeerde te glimlachen. ‘Een voormalige kolonel, ik ben tegenwoordig een professor aan de universiteit. En nee, ik heb hier de leiding niet.’
‘Ik zag dat een paar van uw mensen dat gezin van de anderen scheidde en het meenam. Aan deze kant van de blokkade wordt gezegd dat jullie mensen laten blijven die speciale talenten hebben.’
John knoopte het in zijn oren. Als dit inderdaad bekend was aan de andere kant, dan moesten ze de beveiliging aanscherpen. De vluchtelingen zouden allerlei vaardigheden of beroepen bedenken en tijdens het interview zoveel liegen als nodig was.
‘Mogen ze blijven’?
‘Dat weet ik niet,’ loog John.
‘Ze vroegen wat ons beroep was. Is dat het’?
‘Echt, ik weet het niet.’
‘Luister, ik ben pr-consulent bij Reynolds Tobacco.’ Ze keek naar de studente die het geweer nog steeds op haar gericht hield. ‘Kolonel, om eerlijk te zijn kan uw optreden wel wat verbetering gebruiken, zoals een beter contact met het publiek. Ik kan u helpen om een plan op te stellen dat u in een mum van tijd in staat stelt om in de toekomst een heleboel problemen te voorkomen.’
Het was een presentatie, een kalm en professioneel verkooppraatje, en het brak zijn hart om ernaar te luisteren. Ze was eraan gewend om op die manier te winnen en geloofde dat het nu ook zou werken.
‘Het spijt me, Carol. Ik neem die beslissingen niet. De dokter en de politie doen dat. Het spijt me.’
Op dat moment stortte haar professionele waardigheid, een overblijfsel van de oude wereld, in. Ze deed een stap in zijn richting en stak haar handen uit in een smekend gebaar. ‘Laat me alstublieft blijven.’
Hij was niet in staat om antwoord te geven.
Ze deed nog een stap naar hem toe.
‘Wil je met me naar bed’? vroeg Carol. ‘Ik meen het. Laat me blijven. Je zult me aantrekkelijk vinden.’ Ze keek naar haar gescheurde mantelpakje. ‘Geloof me, als ik eenmaal schoon ben zul je me aantrekkelijk vinden.’ Ze keek naar hem met haar hoofd licht gedraaid, haar ogen groot. ‘Heb je thuis een bad’ Ik zou dolgraag een bad nemen en als je me dan ziet’ zul je me heel aantrekkelijk vinden. Je kunt me zelfs helpen met baden; ik weet dat je dat fijn zult vinden.’
‘Carol, alsjeblieft, doe dit niet,’ zei John. ‘Doe dit jezelf niet aan. Alsjeblieft niet.’
Ze begon te huilen. ‘Moet ik mezelf dit niet aandoen’? huilde ze terwijl haar stem een hysterische klank begon te krijgen. ‘Geef jij me dan een pistool om in leven te blijven’ Drie nachten geleden ben ik verkracht door vier mannen die zeiden dat ze eten in een schuur hadden verborgen. Ik vertrouwde het niet maar ik had zoveel honger dat het me niet meer kon schelen. Hoor je dat’?
‘Het spijt me.’
Ze snikte. ‘De volgende ochtend gaf een van hen me een kom met waterige soep en ik had het gevoel dat het de verkrachting bijna waard was. Alsjeblieft, ik slaap met je als je me laat blijven en me een beetje eten geeft.’ Na die woorden begon ze naar de vangrail te lopen.
‘Ik schiet!’ schreeuwde de studente.
John hief zijn handen en keek naar zijn studente. ‘Niet doen!’
Het geweer ging af, Carol gilde en dook in elkaar, de andere vluchtelingen lieten zich op het wegdek vallen. De bewaker had een hoog schot gelost of had in haar zenuwen gemist. Ze trok de grendel naar achteren en de patroonhuls viel rinkelend op de grond.
‘De volgende is in het hoofd!’ schreeuwde de studente.
‘Carol, blijf stilstaan!’
Hij begon naar de vangrail te lopen ‘ de pot op met de quarantaine.
‘Kolonel, niet doen!’ riep Washington Parker, die met een getrokken Colt .45 naar hem toe kwam rennen. Plotseling stopte hij zijn pistool echter in zijn holster. De aanblik ervan dreigde paniek te veroorzaken.
Hij ging voor de studente staan. ‘Richt dat geweer onmiddellijk naar boven,’ zei hij kalm. Ze gehoorzaamde.
Daarna draaide hij zich naar de vluchtelingen. ‘Een vergissing, mensen, niets meer. Blijf lopen. Er is voldoende schoon water bij afrit 64, jullie kunnen daar even uitrusten en jullie wassen.’
Hij wees naar het gezin met de kinderen die in de winkelwagen zaten. ‘Ik wed dat de kleintjes een bad nodig hebben. Het is vlak achter de bocht in de weg. Maar iedereen moet op het midden van de weg blijven lopen.’
Ze kwamen overeind en liepen naar de witte streep terug die de twee rijbanen scheidde.
Washington liep naar Carol toe maar kwam niet te dichtbij. ‘Ma’am, sta alstublieft op. Niemand zal u kwaad doen als u opstaat en bij de blokkade vandaan gaat.’
‘Doe wat hij zegt, Carol,’ voegde John eraan toe.
Ze stond trillend op.
John keek naar haar. Het was alsof ze een andere vrouw was geworden. De laatste sporen van haar trots en waardigheid waren verdwenen. Een vrouw die maar zes weken geleden hoogstwaarschijnlijk een hoekkantoor, een eigen parkeerplek, een onkostenvergoeding en een verdomd aantrekkelijke aandelenoptieregeling had gehad, had daarnet geprobeerd haar lichaam te verkopen voor een slaapplek en iets te eten.
‘Carol, is alles goed met je’?
Ze gaf geen antwoord, haar gezicht was uitdrukkingsloos. Daarna draaide ze zich om en ging tussen de vluchtelingen in de rij lopen. Iets vertelde hem met een grimmige zekerheid dat ze niet veel langer zou leven, omdat ze gebroken was; ze was bijna op het punt gekomen dat het een welkome opluchting zou zijn om haar polsen door te snijden met een scheermesje. Hij kwam in de verleiding om haar terug te roepen, stapte over de vangrail en deed een stap in haar richting.
‘Kolonel, sir.’
Hij keek achterom. Het was Washington, die zijn hoofd schudde.
Washington draaide zich om naar de studente die het schot had afgevuurd. ‘Was dat een waarschuwingsschot of richtte je op haar’? vroeg Washington.
‘Ik weet het niet zeker.’ Haar stem brak bijna.
‘Je hebt twee fouten gemaakt,’ zei Washington bars terwijl het meisje trillend in de houding ging staan. ‘Die vrouw had nog niet geprobeerd om over de vangrail te klimmen. Je orders zijn om alleen te schieten als iemand probeert over de vangrail te klimmen of probeert je aan te vallen.’
‘Ze kwam te dicht bij professor Mather’ Ik bedoel de kolonel, sir.’
‘Ik ben geen sir; ik ben sergeant Parker. Onthoud je orders en hou je daaraan. Nu de tweede fout. Was dat een waarschuwingsschot of niet’ Weet je nog dat ik jullie verteld heb dat ik de enige ben die een waarschuwingsschot lost’ Als je schiet, dan is het om te doden. Een waarschuwingsschot is een verspilde kogel, en we hebben daar maar bitter weinig van.’
‘Ik denk dat ik op haar richtte.’
Washington rukte het geweer uit de handen van het meisje. ‘Ga naar de blokkade; je kunt helpen met het interviewen van de vluchtelingen. Ik laat hier iemand posten die de moed heeft om raak te schieten.’
Het meisje draaide zich teleurgesteld om en liep met schokkende schouders weg.
Parker riep naar een van de jongens bij de blokkade dat hij naar hem toe moest komen om de vluchtelingen te begeleiden toen John naast hem kwam staan.
‘Vind je dat ik te hard was’? vroeg Washington.
John schudde zijn hoofd. ‘Ik heb mijn dochters herhaaldelijk verteld dat je, als je schiet, moet schieten om te doden. Maar die arme vrouw verdiende het niet dat er op haar geschoten werd.’
‘Ik weet het,’ zei Washington. ‘Wat heeft ze gedaan’ Heeft ze aangeboden om met je naar bed te gaan’?
‘Ja.’
‘Dat hoor ik twintig keer per dag, en het is niet omdat ik knap ben,’ zei Washington. Zijn poging om een grapje te maken sloeg niet aan. ‘Het is ziek,’ ging hij verder. ‘Ik hoor hier steeds meer verhalen over verkrachting, moord, zelfs over mensen die babyvoeding stelen. Het is een wanhopige toestand op de weg. Je wilde haar laten blijven, hè’?
‘Ja. Je zag toch dat ze op het randje balanceert. Ik denk dat ze over een paar dagen dood is.’
Ze keken naar Carol, die achter in de colonne voortstrompelde.
Washington zuchtte. ‘Je hebt gelijk. Je kunt aan deze mensen zien wie het misschien gaan redden. Die arme vrouw hoort daar niet bij. Er is voor haar geen plaats in deze wereld, en wat ze te verkopen heeft is aan het verdwijnen.’
John boog zijn hoofd. ‘Verdomme, wat een toestand.’
‘Ik zie inmiddels elke dag honderden vrouwen zoals zij,’ zei Washington vermoeid. ‘Sir, als we mensen binnenhalen die ons niet kunnen helpen overleven, gaan we kapot.’
John kon niets zeggen. Hij dacht aan de chocoladereep die hij in zijn auto had liggen, een overlevingsrantsoen voor als hij vast kwam te zitten. Hij was half in de verleiding om hem te halen, maar als hij dat deed, had hij niets voor Jennifer als ze dat nodig had.
‘Misschien heeft ze geluk,’ zei Washington. ‘Misschien vindt ze verderop langs de snelweg wel een man die haar in huis neemt.’
‘Jezus, zijn we inmiddels op dat punt beland’?
‘Sir, ik heb het in Nam gezien. Negentienjarige soldaten dachten dat ze in de hemel beland waren. Een prachtige vrouw voor een paar dollar. Maar als je naar die vrouwen keek, en ik kan je vertellen dat Aziatische vrouwen tot de mooiste ter wereld behoren, werd je misselijk. Vijftienjarige meisjes die op school zouden moeten zitten, die hun lichaam verkochten om hun ouders en broertjes en zusjes te eten te geven.’
‘En nu is het naar Amerika gekomen.’
Washington schudde zijn hoofd. ‘Verdomde oorlog.’
‘Waarom vroeg je of ik hiernaartoe kwam’?
‘Ik hoor vanaf vanochtend onaangename geruchten en ik denk dat Charlie dat moet weten. Ik ga even naar de stad om hem dat te vertellen.’
‘Waar gaat het over’?
‘De vluchtelingen vertellen dat de Posse de snelweg overneemt. Ze bevinden zich in de omgeving van Charlotte. Sommigen zeiden dat ze via snelweg I-77 naar Statesville trekken. Ze hebben veel rijdende voertuigen.’
‘De Posse’ Jezus, dat klinkt als iets uit het Wilde Westen.’
‘Nee, het is erger. De Posse is de naam van een bende met vertakkingen door de hele staat. Punks, gangsters die voor de grap een kogel door iemands hoofd schieten, drugsdealers. Het is meedogenloos tuig van de richel dat er alles aan zal doen om te overleven nu we in deze afschuwelijke nachtmerrie terechtgekomen zijn.’
Op dat moment realiseerde John zich hoe afgelegen hun stadje lag. Een paar jaar geleden had de krant in Asheville een paar artikelen over de opkomst van bendes gepubliceerd, maar de plaatselijke politie had daar snel een einde aan gemaakt.
‘De Posse. Een vrouw die bij de laatste groep zat die we doorgelaten hebben, zei dat ze dagenlang gevangen was gehouden door de bende totdat het haar gelukt was om te ontsnappen. Ik ga je niet vertellen wat ze haar allemaal hebben aangedaan, maar het was ziek. Iedereen aan de andere kant van de blokkade praat erover. Ze zijn een soort stadslegende onder de groepen vluchtelingen op de weg. Sommigen zeggen dat de groep uit duizend leden bestaat en goed gewapend is. Ze gedragen zich als de vroegere barbaren.’
‘Verdomme,’ zuchtte John terwijl er opnieuw filmbeelden bij hem opkwamen, dit keer uit de Road Warrior-films en alle goedkope imitaties van dat genre uit de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig.
‘Ik denk dat het tijd is om waakzamer te worden. Het is een voorgevoel, maar als dat klopt komen ze onze kant op. Ze zullen waarschijnlijk denken dat Asheville, dat tenslotte in de bergen ligt, voldoende voedsel heeft en een goede plek is om te veroveren en als toevluchtsoord te gebruiken,’ zei Washington.
‘Ik heb een radio-uitzending gehoord,’ zei John.
‘Bedoel je Voice of America’? vroeg Washington.
‘Hoe weet je dat’?
‘Ik was vannacht wakker om de boel in de gaten te houden. De radio in die prachtige Mustang doet het nog steeds. Ik zette hem aan en had het gevoel dat het een flashback was. Ik verwachtte bijna om Wolfman Jack of Cousin Brucie te horen.’
John grinnikte. ‘Dat kan ik me voorstellen.’
‘En plotseling kwam de zender luid en duidelijk door. Het duurde ongeveer een uur. Ik had alleen gewild dat ze wat oude R&B of rock hadden gedraaid in plaats van dat patriottische spul. Ja, ik heb het gehoord.’
‘Wat denk jij ervan’?
‘Het is propaganda om de moraal hoog te houden, verder niet. Misschien is het nieuws over de kuststeden waar, maar met de rest van ons heeft dat vandaag en ook volgende week niets te maken. We moeten voor onszelf zorgen. Ik vertel bij de blokkade dat de mensen moeten omkeren en naar de kust moeten gaan. Ik weet dat het onzin is en dat niemand de kracht nog heeft om dat te redden, maar misschien verspreidt het gerucht zich langs de colonnes vluchtelingen.’
John knikte. ‘Er kan ook een keerzijde aan zijn,’ zei hij. ‘Als het gerucht de Posse bereikt, komen ze misschien nog sneller onze kant op. Tijdens de staat van beleg worden al die klootzakken stuk voor stuk doodgeschoten. Het laatste wat ze willen is een vorm van autoriteit. We kunnen maar beter zo snel mogelijk een goed tactisch plan uitwerken om de stad tegen een serieuze aanval te verdedigen en ons niet langer druk maken om de vluchtelingenstroom te reguleren of een paar desperado’s die naar binnen proberen te glippen tegen te houden. Als ze militairen in hun midden hebben, dan zullen ze ons eerst uittesten en daarna hard toeslaan. We moeten onze achterdeuren ‘ de spoortunnel en de oude binnenwegen naar Old Fort ‘ in de gaten houden. We hebben niet langer met vluchtelingen te maken; we staan tegenover een meedogenloos leger dat zijn weerga in de geschiedenis niet kent.’
Washington knikte instemmend.
‘Ik denk dat ik naar huis ga,’ zei John.
Ze gaven elkaar een hand en John liep de helling bij de brug op. Hij knikte naar Brett, die zich nog steeds schuilhield in het gras.
‘Fran werd een beetje zenuwachtig,’ zei hij. ‘Ik ben blij dat ze die vrouw niet heeft doodgeschoten.’
‘Dat ben ik ook,’ zei John, hoewel hij zich afvroeg of een kogel in haar hoofd misschien een daad van barmhartigheid zou zijn geweest. Hij stapte in de Edsel en reed naar huis.
Toen hij de oprit op reed, renden Ginger en Zach, die op het terras hadden gelegen, naar hem toe. Hij bukte zich om ze te knuffelen.
‘Papa!’ riep Jennifer. Hij zag dat Pat er ook was.
‘Is alles goed met je’?
‘Ja, hoor.’
Hij keek nauwlettend naar Jennifer. Ze was een paar pond afgevallen. Jen probeerde er bij elke maaltijd voor te zorgen dat ze zo veel mogelijk vlees en groente at, die op dit moment alleen uit gekookte paardenbloemen bestond. Hij keek naar de boomgaard. Als de bomen perzikbomen waren geweest, hadden ze het fruit over een paar weken kunnen oogsten. De appels groeiden, maar dat ging veel te langzaam. Hij had nooit veel belangstelling voor de acht bomen gehad, behalve voor hun schoonheid in het voorjaar. De appels die in de herfst werden geoogst waren nogal zuur. Ze lieten het gevallen fruit gewoonlijk liggen en waren opgetogen als de appels beren lokten die zich er tegoed aan deden.
‘Ze heeft daarstraks een stukje chocolade gehad,’ zei Pat. ‘Haar bloedsuikerspiegel ging omlaag.’
‘Verrader,’ zei Jennifer.
‘Ik heb beloofd dat ik op je zou letten.’
‘Ik kan voor mezelf zorgen.’
Hij omhelsde hen allebei, waarna de meisjes nog steeds kibbelend de woning in liepen.
Jen lag half te slapen met een boek over de Burgeroorlog op haar borstkas.
‘Waar is Elizabeth’?
‘Ben en zij zijn gaan wandelen,’ zei Jen. Ze ging zitten en wreef in haar ogen.
‘Ze wandelen tegenwoordig heel wat af,’ zei John.
‘Tja, schoonzoon, je kunt beter even gaan zitten.’
‘Waarom’?
‘Ik denk dat je met ze moet praten.’
‘Waarover’?
‘Seks en zwanger worden.’
‘Niet nu, Jen, niet vandaag. Ik wil er niet eens aan denken.’
‘Dat willen maar weinig vaders. Maar eerlijk gezegd, schoonzoon van me, denk ik dat je zestienjarige dochter, hoe zal ik het zeggen, een vrouw is.’
‘Jezus, ik wil het niet horen.’
‘Tyler en ik hadden dat bij Mary en jou al snel in de gaten.’
Hij bloosde. Jen had dat nog nooit verteld. Hij keek haar aan.
‘Bijna op de dag af volgens mij. Dat gold in elk geval voor mij. Tyler was, net als alle vaders, volkomen blind voor de realiteit. John, ik zie het aan je dochter.’
‘Jen, niet nu,’ verzuchtte hij. ‘Er spelen op dit moment zo verdomd veel andere dingen.’
Jen knikte langzaam. ‘En je wilt de kwestie niet onder ogen zien. Dat kan ik me voorstellen, maar je zult wel moeten, John. Die twee zijn bang en geloven niet in een toekomst. Dat is het moment waarop de zelfbeheersing verdwijnt. Ik ben oud genoeg om me de Tweede Wereldoorlog te herinneren. Destijds was het niet anders. Achttienjarige kinderen die elkaar nog maar een paar dagen of weken kenden dachten ‘wat kan het ons schelen’ en trouwden of moesten een paar maanden later trouwen. Ons ‘grootste generatie’-denkbeeld neigt ertoe ons te laten vergeten hoe jong en bang we destijds waren. Dus zie de realiteit onder ogen, lieve schoonzoon. Je bent een geschiedenisprofessor. Je weet net zo goed als ik wat er gebeurt als het oorlog is.’
Er kwam vandaag te veel op hem af. Hij stond op en liep naar de slaapkamer. Jennifer en Pat deden een spelletje met Jennifers Pokemon-kaarten.
Ze zag er slecht uit, haar huid was bleek en een beetje gelig.
Lieve God, maar één vliegtuig met voorraden, maar één, en mijn grootste zorg is voorbij, dacht John.
‘Wil jij met haar praten’? vroeg hij terwijl hij omkeek naar Jen.
‘Lafaard. Dat heb ik al gedaan. Maar ik denk dat jij als haar vader ook met Ben en Elizabeth moet praten.’
‘Oké, dat zal ik doen,’ zei hij een beetje te snel.
John keek naar Zach en Ginger en liep naar de wapenkast. Hij haalde het 20mm-geweer eruit en ging naar buiten. De twee honden liepen langzaam achter hem aan, in de wetenschap dat ze vandaag wat te eten zouden krijgen als hun baasje geluk had.