Hoofdstuk 3

 

DAG 2

 

John werd wakker van een schreeuw. Hij pakte zijn geweer en was half overeind gekomen toen hij Elizabeth hoorde vloeken. ‘Verdomme, er is geen warm water!’

Hij legde het geweer weg en liep de slaapkamer in op het moment dat Elizabeth met een handdoek om zich heen gewikkeld de badkamer uit stormde. ‘Pap, er is geen heet water!’

‘Wat had jij dan gedacht’? bromde hij terwijl zijn hart nog steeds tekeerging.

Jennifer ging met Kon onder haar arm rechtop zitten en glimlachte. ‘Geen school, papa’?

‘Nee.’

‘Gaaf!’

‘Pap, hoe moet ik dan douchen’?

‘Je gaat niet dood van een beetje koud water,’ mompelde hij, waarna hij naar de keuken liep. Koffie, hij had koffie nodig.

Hij pakte het pak koffie en een papieren filter, deed er extra veel koffie in, vulde het koffiezetapparaat met water en zette het aan.

Het duurde ruim een minuut voordat hij het zich realiseerde. ‘Shit, nee hè.’

Hij haalde een pannetje uit de kast, vulde dat met water, stak de barbecue aan en zette het pannetje erop. Daarna haalde hij een sigaret uit zijn zak en wachtte.

Eindelijk kookte het water en een minuut later had hij een kop koffie die hij had gezet op de manier zoals hij dat bij de padvinders had geleerd: doe een paar scheppen koffie in een beker, schenk er heet water op en negeer de koffiedrab.

‘Heb je er voor mij ook een’? vroeg Jen.

‘Uiteraard.’ Hij maakte nog een beker koffie terwijl ze minachtend toekeek.

Ze liep naar de keuken, opende de koelkast, rook aan de plastic melkverpakking nadat ze hem had geopend en liep weer naar de veranda.

‘Als je je tanden op elkaar houdt, filter je de drab uit je koffie,’ zei John met zijn eerste glimlach van die dag.

‘Ik moet op zoek naar een ouderwetse percolator,’ zei ze. ‘Ik heb toch altijd al gevonden dat je daarmee de lekkerste koffie zet. Die Mr. Coffee-apparaten heb ik nooit wat gevonden.’

Het was een beetje fris buiten. De combinatie van de koffie en de sigaret zorgde het ervoor dat hij wakker begon te worden.

In tegenstelling tot de grote meerderheid van de mannen die carrière in het leger hadden gemaakt, was hij nooit gewend aan ‘s ochtends vroeg opstaan en hij haatte iedereen die dat wel kon, vooral degenen die opgewekt uit bed kwamen. Hij was altijd een nachtbraker geweest, ging tussen twee en drie uur naar bed, werd tussen negen en tien uur wakker en vertrok op tijd naar de universiteit voor zijn eerste college, dat om elf uur begon.

De universiteit had dat snel doorgehad en ze roosterden hem nooit in voor een les die eerder begon.

Hij moest echter toegeven dat de vroege ochtenden mooi waren en soms had hij er spijt van dat hij ze miste. Mary was een ochtendmens geweest. Hij dacht aan haar en herinnerde zich hoe ze hem soms ‘s ochtends vroeg wakker gemaakt had om’ De herinnering was te pijnlijk en hij verdrong hem.

‘Dat vuur brandt nog steeds,’ zei Jen terwijl ze naar Craggy Dome wees.

Hij knikte. Het vuur had zich verspreid. Een brede rookpluim dreef in de richting van het stuwmeer bij Asheville.

In de verte zag hij nog twee rookpluimen van vuren.

De wereld was stil. Er was geen verkeer; in Black Mountain bewoog niets.

Er was niets veranderd.

‘Mag ik ook’? vroeg Elizabeth. Ze droeg een dikke winterbadjas en wreef haar haar rillend van de kou met een handdoek droog.

‘Natuurlijk, liefje.’ Hij maakte nog een beker koffie die ze zonder te klagen opdronk.

Jennifer kwam ook naar de veranda, met Kon onder haar arm. Ze zag er zo schattig uit. Als ze half wakker was, zoals nu, had ze nog steeds die speciale babyblik in haar ogen.

‘Weet je zeker dat de school dicht is’?

‘Ik denk het wel.’

Ze gaapte, draaide zich zonder iets te zeggen om en ging weer naar binnen.

‘Heb je je bloedtest gedaan’? vroeg hij.

‘Ja, papa, die was goed.’ Ze liep terug naar de slaapkamer om nog even in bed te gaan liggen.

‘Ik denk dat ik naar de stad ga om te kijken hoe de situatie daar is.’

‘Mag ik mee’? vroeg Elizabeth.

‘Nee, ik wil dat je hier blijft.’

‘Toe nou, pap. Iedereen is daar beslist; ik wil zien wat er gebeurt.’

Hij pakte haar arm vast en trok haar bij de hordeur weg. ‘Ik wil dat je hier blijft om het huis te bewaken.’

Ze grijnsde sarcastisch naar hem. ‘Waartegen’ Terroristen’?

‘Maak daar geen grappen over,’ zei hij nadrukkelijk. Ze zweeg en keek naar hem. ‘Jij weet hoe je moet omgaan met het geweer. Het is de 20-kaliber, daar hoef je niet bang voor te zijn. Hij staat op scherp, maar is niet doorgeladen. Als het nodig is, laad je hem door en schiet je.’

‘Pap, je maakt me bang.’

‘Luister, Liz, ik maak geen grapje. Ik denk dat er iets ernstigs aan de hand is.’

‘Wat dan’?

‘Kijk om je heen. Er is geen stroom, niets.’

‘Dat komt wel terug.’

Hij gaf geen antwoord en keek haar strak aan. ‘Als een bekende de oprit op komt, is het oké. Als het een vreemde is, wil ik dat je bij de deuropening gaat staan en het deurkozijn als dekking gebruikt. Laat zien dat je een geweer op ze gericht houdt. Trap niet in leugens. Het kan me niet schelen hoe zielig ze doen. Als ze een telefoon, water of hulp nodig hebben, zeg dan tegen ze dat ze naar de stad moeten lopen en dat daar mensen zijn die ze zullen helpen. Begrepen’?

‘Ja hoor.’

‘Begrepen’? Dit keer lag er een scherpe klank in zijn stem.

‘Ja, pap.’

‘Als ze iets proberen, wat dan ook, mag je niet aarzelen, Liz. Geen waarschuwingsschoten. Als het er meer dan één is, schiet je degene die het dichtst bij je is neer, of degene die gewapend is.’

‘Pap, je maakt me bang.’

Hij legde zijn handen op haar schouders en kneep erin. ‘Ik heb jou en je moeder geleerd om te schieten. En denk eraan wat ik verteld heb over wat het gevaarlijkst is.’

‘Een vrouw met een geweer die het lef niet heeft om het te gebruiken,’ dreunde ze op. Mary had altijd gezegd dat het een bijzonder seksistische opmerking was.

‘Een man zoals die dronkaard gisteravond voelt het als je niet echt van plan bent te schieten. Maak duidelijk dat je niet’? John aarzelde. ‘Dat je niet met je laat sollen. Maar de kans is groot dat er niets gebeurt en je niet hoeft te schieten.’

‘Oké, pap.’

Hij dwong zichzelf te glimlachen. ‘Ik ben gewoon paranoïde, liefje. Zorg dat Jennifer in je buurt blijft; als Pat komt spelen, dan is dat prima.’

‘En Ben’?

Hij aarzelde even en bedacht dat Jen er was. ‘Geen probleem.’

‘Hij is echt heel lief, pap. Je moet hem gewoon een kans geven.’

Hij knikte. ‘Dat weet ik.’

‘Waarom heb je zo’n hekel aan hem, pap’?

‘Dat weet je best.’

Ze glimlachte. ‘Omdat je bang bent dat hij verder gaat dan een beetje zoenen’ Volgens mij noemde jij dat het eerste honk passeren.’

Hij verstijfde. Het was de eerste keer dat ze daar een opmerking over maakte.

Alle ‘vrouwelijke’ onderwerpen had hij overgelaten aan oma Jen, met inbegrip van ‘het gesprek’. Hij had alleen vastgehouden aan de gewoonte om elke jongen die om zijn dochter heen hing dreigend aan te staren.

John wist dat hij een nogal ouderwetse vader was, maar zo was hij opgevoed’ en hij was er jarenlang van uitgegaan dat Mary zich met dat soort dingen zou bezighouden.

‘Het komt door mama, hè’?

‘Wat bedoel je’?

‘Je weet wel. Wij hebben onze moeder verloren, maar jij hebt je vrouw, je maatje en je partner verloren. Jennifer en ik vullen iets van dat verlies op, en diep vanbinnen haat je het idee dat we opgroeien en we uiteindelijk ook bij je weggaan.’

Hij was verbaasd over haar inzicht. ‘Hoe kom je daarbij’?

‘Dat heeft de therapeut verteld met wie we na mama’s overlijden gepraat hebben. Het is gewoon zo, pap, maar dat is helemaal niet erg. Ik hou van je en dat zal ik altijd blijven doen.’ Ze ging op haar tenen staan om een kus op zijn wang te geven. ‘Je zult altijd de belangrijkste man in mijn leven zijn.’

Hij kreeg tranen in zijn ogen en omhelsde haar. ‘Dank je wel, meisje.’

Ze voelden zich allebei enigszins ongemakkelijk en deden een stap naar achteren.

‘Ik ga kijken of ik iets te ontbijten kan vinden,’ zei ze, waarna ze de keuken in liep.

‘Je dochter begint absoluut volwassen te worden,’ zei Jen, die naar hem toe liep en hem nog een beker koffie gaf.

Hij knikte en glimlachte daarna.

‘Mary was precies zo toen ze zestien was. Heel wijs voor haar leeftijd. Ze kon Tyler soms behoorlijk van zijn stuk brengen.’

John dronk zijn koffie, die was afgekoeld, maar dat hinderde niet. Hij voelde zich een beetje misselijk na de twee bekers koffie en de twee sigaretten op een lege maag.

‘Vind je het goed als ik je monster leen en naar de stad rij om te kijken hoe de situatie daar is’?

‘Natuurlijk,’ zei ze met een glimlach. ‘Maar de Mustang is nog steeds een ander verhaal.’

Terwijl hij langs de snelweg reed zag hij dat alle auto’s nog op exact dezelfde plek stonden als de vorige avond. De weg was leeg, behalve een eenzame vrachtwagenchauffeur die met het portier open in zijn cabine zat en naar John zwaaide. Het was de man van de vorige avond. John voelde zich opgelucht. Hij was bang geweest dat er iets ergs was gebeurd, maar alles was rustig en er waren geen tekenen dat er problemen waren geweest.

Hij reed door State Street en passeerde de basisschool. De voordeur stond open en hij vroeg zich heel even af of de school vandaag open was, maar realiseerde zich meteen daarna dat alle schoolbussen op het parkeerterrein stonden. Buiten hing een met de hand geschreven bordje met de tekst: NOODOPVANG.

Voor Pete’s Barbecue House, het restaurant aan de overkant van de straat, stond een grote barbecue op het trottoir, degene die ze gebruikten voor festivals en jaarmarkten. Pete stond erachter. Hij droeg zijn absurde roze schort en roze koksmuts met een glimlachend varken erop. Op de barbecue stonden een paar ketels en er had zich een rij gevormd voor koffie en gegrild vlees bij wijze van ontbijt. Typisch Pete, die zich altijd inzette voor de stad.

John toeterde en Pete keek verrast op, net als de mensen in de rij, en zwaaide.

Het verkeerslicht voor hem was uit en John moest vaart minderen omdat een aantal auto’s de weg blokkeerde. Hij stuurde naar de tegenoverliggende kant van de weg, stopte bij de kruising en keek naar links en rechts. Het voelde absurd om dat te doen. Natuurlijk was er geen verkeer. Hij reed zigzaggend verder, sloeg rechts af, stopte voor Smiley’s supermarkt, stapte uit de auto en liep naar binnen.

‘Hallo, Hamid, hoe is het met je’?

Hamid was een boeiende aanwinst voor het stadje. Hij was Pakistaan, was met een vrouw uit Black Mountain getrouwd en had de winkel een paar maanden voor 9/11 gekocht. Twee dagen na ‘die dag’ was de FBI verschenen om hem te arresteren. Ze beweerden dat hij had verklaard dat hij achter de terreurdaad stond en dat hij graag wilde helpen als iemand een aanslag in Black Mountain wilde plegen.

John was dolblij geweest toen de arrestatie een storm van protest veroorzaakte. De bewoners protesteerden massaal en zetten het Congreslid van het district onder druk om onderzoek te doen. Toen Hamid eindelijk terugkeerde was er een buurtfeest voor hem georganiseerd.

Op de ochtend na zijn terugkeer hing er een enorm met de hand geschreven bord op het raam van zijn winkel: IK BEN ER TROTS OP DAT IK AMERIKAAN BEN. GOD ZEGENE JULLIE, VRIENDEN VAN ME.

Hamid stond achter de toonbank. John verdacht hem ervan dat hij in zijn winkel leefde.

‘Wat een krankzinnige situatie,’ zei Hamid. ‘Ik ben hier de hele nacht gebleven. De mensen komen vanaf de snelweg hiernaartoe. Het is een gekkenhuis geweest.’

‘Heb je Camel Light voor me’?

Hamid schudde zijn hoofd.

John noemde een paar andere merken op, tot hij uiteindelijk geluk had met Kool Light.

‘Ik heb nog drie sloffen.’

‘Ik neem ze.’ John haalde zijn portefeuille tevoorschijn en wilde zijn bankpas pakken.

‘John, die werkt niet.’

‘Ja, natuurlijk.’

Hij had in totaal vijftig dollar, maar dat was twintig dollar te weinig.

‘Betaal me later op de dag maar. Ik weet dat ik je kan vertrouwen.’

John aarzelde. ‘Luister, Hamid, ik denk dat ik je eerst iets moet vertellen. Je bent altijd vriendelijk voor me geweest. Ik weet niet zeker of ik je het geld op dit moment moet geven. De situatie kan heel veel erger zijn dan het nu lijkt.’

Hamid keek hem vragend aan. ‘Wat bedoel je, John’?

Hij wees naar het geld op de toonbank. ‘Ik bedoel dat.’

‘Het geld’? Hij begon te lachen. ‘Misschien in mijn vroegere land, maar hier’ Amerikaans geld’ Je neemt me in de maling.’

‘Ik vond gewoon dat ik het je moest vertellen, misschien zijn sigaretten over een paar dagen veel duurder dan drieëntwintig dollar per slof.’

Hamid pakte het geld op en schoof de sloffen naar John toe. ‘Dank je wel, John. Ik snap wat je bedoelt, maar neem ze gewoon mee, vriend van me.’

John haalde opgelucht adem. Op dit moment zou hij zijn portefeuille leeggehaald hebben voor één slof, maar nu kon hij ze meenemen zonder zich schuldig te voelen. ‘Dank je wel, Hamid.’

John pakte de sloffen en keek om zich heen. Bijna al het bier was verdwenen, net als de frisdrank. Zoutjes, chips, spekzwoerd, het was allemaal weg.

Hamid lachte. ‘Ik heb nog nooit zoveel verkocht in één nacht. Ik heb een paar duizend dollar omgezet.’

‘Hamid, doe jezelf een plezier.’

‘Wat’?

‘Haal de rest van je sigaretten weg en verstop ze.’

‘Waarom’?

‘Beschouw het gewoon als een investering, dek je in tegen de inflatie.’

Hamid schudde zijn hoofd. ‘Dat kan ik niet doen. Misschien voor de mensen van de snelweg, maar mijn vrienden’?

John glimlachte. ‘Het is gewoon een voorstel, Hamid. Stop ze weg, en als je ze voor je vrienden wilt bewaren, verkoop dan één pakje per keer.’

Zodra John de winkel uit liep begon Hamid de sigaretten van de planken te halen.

John reed al zigzaggend om gestrande auto’s heen naar het centrum en sloeg af naar Montreat Road, de weg die hij meestal nam als hij naar en van zijn werk ging. De brandweerkazerne en het politiebureau stonden aan zijn rechterkant en de mensen op straat keken allemaal in zijn richting. Hij parkeerde de auto langs de stoep, deed hem op slot en stopte de sleutels in zijn zak.

‘Hallo, John, hoe heb je dat oude beestje in vredesnaam aan de praat gekregen’? Het was Charlie Fuller, het hoofd van het Bureau voor Openbare Veiligheid, wat betekende dat hij aan het hoofd van zowel de brandweer als de politie stond. Hij kwam ook al jarenlang naar hun Burgeroorlogavonden en was vaak Johns belangrijkste tegenstander als het ging om discussies over de constitutionele rechtvaardigheid van de Zuidelijke zaak.

John keek om zich heen. Alle brandweerwagens en ambulances stonden in het gebouw. ‘Rijdt hier niets’?

Charlie schudde zijn hoofd. ‘Niets. Het is een moeilijke nacht geweest.’

‘Hoezo’?

‘Om te beginnen zijn er zo’n twaalf sterfgevallen geweest.’

‘Wat’?

‘Voornamelijk hartaanvallen. Een te dikke, ongetrainde man is vanaf de snelweg hiernaartoe gelopen en is op de plek waar we nu staan in elkaar gezakt. Ik heb geen ambulances, niets. We hebben dokter Kellor gehaald, maar toen was de man al overleden.’ Charlie aarzelde even. ‘In het verpleeghuis zijn drie bewoners overleden. Maar met Tyler is alles goed,’ voegde hij er snel aan toe. ‘Dat was in elk geval het laatste bericht.’

‘Mensen zijn lopend of op de fiets hiernaartoe gekomen om ongelukken en het vuur bij Craggy te melden.’

‘Dat heb ik gezien.’

‘Iemand zei dat het een neergestort vliegtuig is.’

John reageerde er niet op.

‘Ik heb geen enkele vorm van communicatie, John. Ik heb geen woord van Asheville gehoord en ik tast volledig in het duister.’

‘Dat vermoedde ik al.’

Ze hoorden het geluid van een rammelende motor, een geluid dat ze onmiddellijk herkenden, en even later verscheen er een oude Volkswagen met Jim Bartlett, Johns buurman, achter het stuur.

Jim stopte naast de Edsel en stapte uit. Jims verschijning maakte John altijd aan het lachen: het was alsof hij met behulp van een tijdmachine vanuit de jaren zeventig hiernaartoe was getransporteerd. Hij droeg een sjofele spijkerbroek, een T-shirt zonder kraag en een hoofdband van het soort dat Willie Nelson altijd droeg. De enige aanwijzing dat de tijd verstreek was dat Jims baard, die tot zijn borstkas reikte, en zijn korte haar bijna volkomen grijs waren.

‘Hé jongens, wat is er aan de hand’? vroeg Jim met een cynisch glimlachje.

‘Je oude VW’s doen het dus nog steeds,’ zei Charlie.

Jim glimlachte. ‘Ook al is het einde van de wereld nabij, kerel, ze blijven rijden tot het moment van de grote knal.’

‘Luister,’ zei Charlie zo zachtjes dat alleen John en Jim het konden horen. ‘Ik zou het prettig vinden als je niet zegt dat dit het einde van de wereld is.’

‘Maar dat is zo,’ antwoordde Jim, die nog steeds glimlachte. ‘Dat zeg ik al jaren. De voorspelling van de Maya’s. Ze zeiden december 2012, maar iemand had blijkbaar de verkeerde datum geprikt.’ Hij ging iets harder praten. ‘Dit is het, vrienden van me. De dag des oordeels, net als de Maya’s voorspeld hebben.’

John keek om zich heen en zag een stuk of zes groepjes voor het politiebureau staan. Terwijl Jim praatte begonnen de mensen zich om te draaien en naar hen te kijken.

‘Ik heb jullie al jaren verteld dat deze dag zou komen,’ verkondigde Jim. Vreemd genoeg glimlachte hij nog steeds. ‘De Maya’s hadden gelijk.’

‘Mijn zoon heeft me daar gisteravond over verteld,’ antwoordde iemand. ‘Een of andere sciencefictionauteur heeft er een boek over geschreven. Mijn zoon heeft me het boek gegeven en het leek de spijker op zijn kop te slaan wat betreft deze hele situatie. Jim heeft gelijk, dit kan het einde zijn.’

John had Jim altijd graag gemogen. Hij was in bijna alle opzichten een nuchtere, zachtaardige man, maar Jim had een paar excentrieke ideeën en nu had hij publiek.

‘Dat we geen elektra hebben is nog maar het begin. Wacht maar tot je ziet wat er met de zon gebeurt.’

‘Verdomme, Jim,’ siste Charlie. ‘Kom eens hier.’ Charlie legde zijn hand op Jims schouder en trok hem dichter naar de brandweerkazerne toe. John liep achter hen aan. ‘Ben je stapelgek geworden’? fluisterde Charlie hees. ‘Wil je dat er paniek uitbreekt’?

Jim keek hem beduusd aan.

‘Ik zou je in de gevangenis moeten gooien vanwege het aanzetten tot paniek.’

‘Wacht even,’ onderbrak John hem. Hij legde zijn hand op die van Charlie en haalde hem van Jims schouder. ‘Misschien heb je gelijk, Jim,’ zei John haastig. ‘Maar er zijn veel kinderen op straat. Wil je ze op een moment zoals dit de stuipen op het lijf jagen’ Kom op, vriend, relax. Alsjeblieft, laat de ouders het hun kinderen op hun eigen manier vertellen.’

Jim knikte nadenkend. ‘Sorry, maat, het was niet mijn bedoeling om iemand bang te maken.’

John maakte oogcontact met Charlie. Als zijn vriend Jim zou arresteren, zou dat paniek kunnen veroorzaken. Charlie begreep het.

‘Oké, sorry Jim. Ik wil gewoon niet dat de kinderen nog banger worden dan ze al zijn. Doe ons dus een plezier en begin niet over dat Maya-gedoe. Begrepen’?

‘Natuurlijk, kerel, begrepen.’

‘En ga nu naar de mensen toe en zeg dat je een grapje maakte,’ voegde John eraan toe. ‘Dat zou heel veel schelen.’

‘Begrepen.’

Jim draaide zich opzichtig om naar de mensen die naar hem stonden te kijken. ‘Ik maak gewoon een grapje, dat is alles,’ verkondigde Jim.

‘Een grapje,’ antwoordde iemand verbitterd. ‘We willen gewoon weten wat er aan de hand is.’

‘Daar wordt aan gewerkt,’ verkondigde Charlie. ‘Laten we dus allemaal kalm blijven.’

‘Jullie twee, we moeten praten,’ zei hoofdcommissaris Tom Barker, die net uit het politiebureau was gekomen.

‘Shit,’ mompelde Jim. ‘Kijk eens wie we daar hebben.’

‘Tom, hoe is het met je’? vroeg John.

‘Ik voel me een hond zonder poten die onder de vlooien zit en niet kan krabben,’ antwoordde Tom.

John glimlachte. Dit was een van Toms kleurrijke zuidelijke opmerkingen.

‘Charlie, ik heb een vraag voor je,’ zei John. ‘Er is helemaal geen communicatie en alle voertuigen zijn dood behalve mijn auto en die van Jim’?

‘Ja, dat klopt zo ongeveer. De oude jeep in Butlers Garage doet het nog, plus een paar oude brommers en motoren, en de antieke jeep van Maury Hurt uit de Tweede Wereldoorlog. Die bevindt zich nu op de snelweg om een paar spoedgevallen te controleren die mensen gemeld hebben.’

‘Dat is niet goed,’ zei John zachtjes.

‘Ik denk dat we op dezelfde golflengte zitten,’ antwoordde Charlie zachtjes.

‘Waar is Orville Gardner’?

John wist dat Orville in Asheville als adjunct-directeur van het Bureau Noodhulp van het district werkte.

‘Geen idee. Ik neem aan dat hij vastzit in Asheville.’

‘Tom, Charlie, kunnen we naar binnen gaan om te praten’?

‘Waarom’? vroeg Tom. ‘Ik wil weten waarom jullie auto’s rijden en de andere niet.’

‘Omdat niets een Volkswagen om zeep kan brengen,’ zei Jim met een glimlach.

John ging tussen Jim en Tom in staan. ‘Ik denk echt dat we naar binnen moeten gaan, heren,’ zei John. Hoewel hij het grootste deel van zijn militaire carrière boven boeken of voor een klas had doorgebracht, had hij troepen in het veld aangevoerd en wist hij nog hoe hij een bevelende klank in zijn stem moest leggen en dat deed hij nu.

Tom kreeg een geïrriteerde blik in zijn ogen, maar Charlie glimlachte. ‘Natuurlijk, laten we dat doen. De burgemeester is binnen; laten we naar haar kantoor gaan.’

Jim liep met hen mee en hoewel John hem niet wilde beledigen, draaide hij zich om en glimlachte naar hem. ‘Luister, je weet dat Tom moeite met je heeft.’

Jim glimlachte. ‘Hij zoekt ieder jaar naar wiet in mijn achtertuin en heeft me nog nooit betrapt.’

‘Misschien moet je niet meegaan, maar een oogje op de auto’s houden en de mensen kalm houden. En geen geklets meer over voorspellingen, oké’?

‘Oké, kerel.’ Jim salueerde.

John liep het kantoor van burgemeester Kate Lindsey in. Ze zat achter haar bureau en keek naar hem op. Ze waren al heel lang bevriend. Kate en Mary waren samen opgegroeid.

‘Je zit er moe uit, Kate.’

‘Dat ben ik ook. Ik had nooit aan een derde termijn moeten beginnen. Het is normaal gesproken al een ondankbare baan, en nu dit. Heeft Tom verteld dat er iemand uit het verpleeghuis hiernaartoe gekomen is’ Ze hebben daar drie doden.’

‘Ja, ik heb het gehoord.’

‘Een daarvan is het kind van Wilson.’

John schudde zijn hoofd. De jongen had in de brugklas gezeten toen hij drie jaar geleden was aangereden door iemand die dronken achter het stuur had gezeten en ervandoor was gegaan. De jongen was in een vegetatieve toestand achtergebleven en was in leven gehouden door een beademingsapparaat terwijl zijn ouders bleven hopen’ Tja, dat was dus afgelopen.

‘Ik dacht dat er een wet was die stelt dat alle verpleeghuizen een noodaggregaat moeten hebben. Ze krijgen daar een flink proces aan hun broek,’ snauwde Kate.

‘Hoe zit het met de snelweg’? vroeg John. ‘Zijn daar problemen’ Ik heb daar gisteren een confrontatie gehad.’

‘Ik heb vier dronkaards in de cel zitten,’ zei Tom. ‘Die van jou zit er waarschijnlijk bij. Wil je aangifte doen’?

‘Nee, doe geen moeite.’

‘Iemand is een paar uur geleden op de fiets vanuit North Fork hiernaartoe gekomen om te vertellen dat er een caravan in brand stond en dat de oude Granny Thomas daarbij omgekomen is.’

‘Jezus,’ fluisterde John.

Kate keek uit het raam en daarna weer naar John. ‘Waarom rijden de auto’s van jou en van Jim’?

John keek om zich heen naar een stoel, ging zitten en gooide het rapport dat hij de vorige avond uit zijn boekenkast had gehaald op Kates bureau.

‘Dit is van mijn tijd bij het oorlogscollege.’

‘Mogelijkheden van asymmetrische aanvallen op het vasteland van de VS,’ las Kate in verwarring voor.

‘Ik heb dat rapport met een paar andere studenten van het oorlogscollege samengesteld voor een serie lezingen. Niemand luisterde natuurlijk, behalve de officieren die onze lessen volgden. Ik heb een kopie bewaard als naslagwerk. Je moet hoofdstuk vier over EMP lezen.’

‘EMP,’ zei Charlie zachtjes. ‘Precies wat ik dacht toen ik al die gestrande auto’s op de snelweg zag. Ik ben blij dat je langsgekomen bent. Ik hoopte al dat jij iets zou weten.’

‘Luister, ik wil niet als het domme vrouwtje klinken, maar waar hebben jullie het in vredesnaam over’? vroeg Kate met een scherpe klank in haar stem.

John keek naar Tom.

‘Ik heb erover gehoord, maar ik kan het me niet goed herinneren. Wil je beweren dat dit een terroristische aanslag is’?

John knikte. ‘EMP. Elektromagnetische puls. Het bijproduct van een nucleaire ontploffing.’

‘Zijn we gebombardeerd’? vroeg Kate duidelijk geschrokken.

‘Ik denk het wel.’

‘Jezus, hoe zit het met de radioactieve neerslag’ We moeten onmiddellijk reageren.’

John schudde zijn hoofd. ‘Wacht even, Kate. Dit is nogal ingewikkeld. Als je tijd hebt, moet je het artikel lezen. Daarin wordt het heel duidelijk uitgelegd.’

‘John, zijn we gebombardeerd’ Is dit een oorlog’?

‘Kate, ik weet het niet. Ik weet op dit moment net zoveel als jij over wat er in Black Mountain aan de hand is, maar dat vertelt me veel.’

‘Hoezo’?

John haalde diep adem en keek naar de piepschuimen beker en het kartonnen bord met kruimels op haar bureau. ‘Luister, jongens, ik vraag dit liever niet, maar ik ben uitgehongerd en kan wel wat cafeïne gebruiken.’

Heel even verroerde niemand zich. Kate bleef demonstratief op haar stoel zitten, waarmee ze duidelijk maakte dat ze niet van plan was om op te staan.

‘Ik haal het wel,’ zei Charlie. Hij liep het kantoor uit en kwam niet veel later terug met een beker koffie ‘ zwart, zoals John hem graag dronk ‘ en bacon en eieren.

‘Stel jezelf een EMP voor als een bliksemflits die je elektrische bedrading of telefoonlijn raakt tijdens een onweer,’ zei John tussen twee slokken koffie door. ‘Boem, en alle elektronische apparaten in huis zijn geroosterd, vooral gevoelige apparatuur met microchips. Die bliksemflits bedraagt misschien duizenden ampères, de microchip in je computer loopt op honderden ampères. Hij wordt gewoon gebakken.’

John verslond de eieren en de bacon en ging daarna verder. ‘In de jaren 1940, toen we begonnen met het afvuren van atoombommen om ze te testen, werd deze puls voor het eerst geconstateerd. Dat was niet veel, met die primitieve wapens, maar het was aanwezig. En dit is het belangrijkst: in de jaren veertig bestond solid state elektronica nog niet, voor alles werden elektronenbuizen gebruikt, dus kwam het zelden voor dat de zwakke pulsen die door die eerste bommen werden veroorzaakt iets kapotmaakten.

Na verloop van tijd ontdekten we dat het EMP-effect het grootst is als de energie-uitbarsting de bovenste laag van de atmosfeer raakt. Het is net een kiezelsteen die een lawine veroorzaakt; de hoogte vergroot de kracht van de EMP. Dat wordt het Compton-effect genoemd. Toen we dat rapport in de jaren negentig geschreven hadden, kregen we te horen dat de Chinezen veel onderzoek deden naar het versterken van de EMP van een kernexplosie, waardoor die meer schade kon aanrichten.’

‘Hebben de Chinezen ons gebombardeerd’? vroeg Tom. ‘Die verdomde klootzakken.’

‘Ik weet het niet,’ antwoordde John enigszins geïrriteerd. ‘Niemand weet het, nog niet in elk geval. Misschien weet zelfs het Pentagon het nog niet.’

Hij aarzelde nadat hij dat had gezegd en dacht aan Bob Scales. Bestond het Pentagon nog’ Er was geen nieuws. Eén scenario waarmee het team destijds had gespeeld, was een EMP om de communicatiemiddelen plat te leggen, waarna geselecteerde kernexplosies op sleutelposities volgden om het werk af te maken’ en natuurlijk zou D.C. de eerste plek zijn die geraakt werd.

‘Hoe kan het dat niemand iets weet’? vroeg Kate ongeduldig.

‘Dat is het hele idee achter een EMP-aanslag,’ antwoordde John. ‘Er is een groot verschil tussen een aanval van een traditionele vijand zoals Rusland tijdens de Koude Oorlog of een terroristische aanslag in de huidige tijd. Je laat een atoombom ontploffen die deze sterke elektromagnetische golf uitstuurt waardoor de communicatiemiddelen en nog een heleboel andere dingen worden uitgeschakeld, en dan laat je het daarbij of je gaat door. Het was heel angstaanjagend toen we ons realiseerden dat een of andere derderangs idioot, een lid van een terroristencel of de leider van bijvoorbeeld Noord-Korea of Iran, met maar één of twee atoombommen in hun bezit op ons niveau kunnen komen, in weerwil van de duizenden wapens die we hebben. Dat wordt bedoeld met een ‘asymmetrische aanval’.’

‘Ziet het er op dit moment in het hele land zo uit’? vroeg Kate. ‘Of zijn wij de enigen’?

Hij schudde zijn hoofd. ‘Luister, ik ben nogal moe. Ik ben het grootste deel van de nacht wakker geweest om het huis te bewaken, dus laat het me eerst rustig uitleggen.’

‘Natuurlijk, John, neem de tijd,’ kwam Charlie tussenbeide.

‘Goed, terwijl onze elektronische apparatuur steeds gevoeliger voor een EMP werd, groeide de potentiele kracht van deze puls. Ik snap niets van de technische kant van het verhaal, het enige wat ik weet is dat zo’n puls ontstaat als er een atoomboom ontploft. We vermoeden dat er manieren zijn om ervoor te zorgen dat een kleine atoombom een krachtige EMP kan veroorzaken.’

‘Niemand heeft een explosie gezien,’ zei Charlie. ‘En geloof me, ik heb het aan een heleboel mensen gevraagd omdat ik min of meer hetzelfde vermoedde.’

‘Dat is wat er in dat rapport staat.’ John gebaarde naar het verslag op Kates bureau.

‘Mag ik er een paar kopieën van laten maken’? Ze zweeg en bloosde een beetje om haar onnozele opmerking.

‘Het overkomt ons allemaal,’ zei John met een geruststellende glimlach. ‘Ik probeerde vanochtend koffie met het koffiezetapparaat te zetten. Het hindert niet, Kate.’

Ze glimlachte schaapachtig en knikte. ‘Ga verder, John.’

‘Om terug te komen op Charlies vraag’ Een EMP richt niet veel schade aan tenzij je de bom boven de atmosfeer laat ontploffen. Opnieuw het Compton-effect en geloof me, ik heb erover gelezen maar ik snap niet hoe dat komt; daar moet je een technische knobbel voor hebben. Ik weet alleen dat de ontploffing boven de atmosfeer een elektronische verstoring veroorzaakt, een soort magnetische storm, die in de lagere atmosfeer terechtkomt als een deken van bliksemflitsen, en bingo ‘ alles met elektronica erin is stuk.’

‘Maar één bom’? vroeg Kate.

Hij knikte. ‘Herinner je je de televisies van de jaren vijftig, begin jaren zestig’ Al die buizen die bloedheet werden’ Datzelfde ding heeft mijn kind nu in haar hand als ze met een van die verdomde spelletjes bezig is.’

Hij stelde zich heel even voor dat al het computerspeelgoed van zakformaat verdwenen was’ Als dat zo was, dan zou hij daar niet rouwig om zijn.

‘De apparatuur wordt steeds verfijnder en gevoeliger voor zelfs maar de kleinste elektrische stroomstoot. Iemand kan tegenwoordig een atoombom afvuren, die aanpassen om de maximale lading EMP te krijgen en alles wat vanaf het heelal zichtbaar is wordt geroosterd, tot een afstand van vijftienhonderd kilometer. Trouwens, alles wat op het elektriciteitsnet aangesloten is, gaat ook stuk. Elektriciteitsleidingen zijn enorme antennes als het op EMP aankomt, en die lopen rechtstreeks je huis in naar de stopcontacten. Alles wat erop aangesloten is, gaat kapot.’

‘En spanningsbeveiligers’? vroeg Kate. ‘Ik heb net honderd dollar uitgegeven aan zo’n ding voor mijn nieuwe televisie.’

Hij schudde zijn hoofd.

‘Spanningsbeveiligers werken hier niet tegen,’ zei Charlie.

John keek hem aan.

‘Twee jaar geleden hebben we hier één, welgeteld één briefing over gehad. Honderden briefings over alle andere dreigingen en maar één hierover, maar ik herinner me dat iemand die vraag stelde. Het schijnt dat deze EMP veel sneller beweegt dan normale energiegolven zoals de bliksem. Niet sneller in termen van snelheid, alleen heeft het een sneller en veel groter effect, drie tot vier keer zoveel als een bliksemflits die inslaat. Zo snel dat het relais in de spanningsbeveiliger geen tijd heeft om in werking te treden en, boem, het hele systeem ligt plat. Daarom is het zo verdomd gevaarlijk. Het roostert alle elektronica voordat een van de ingebouwde beveiligers heeft kunnen reageren.’

‘John, je hebt mijn vraag over je auto nog steeds niet beantwoord,’ zei Tom kortaf. ‘Waarom rijdt jouw auto en heb ik zes politiewagens die allemaal stilstaan’?

‘Door de elektronica,’ kwam Charlie tussenbeide. ‘Dat heeft me ook aan het denken gezet, maar ik wilde er niets over zeggen.’

‘Waarom niet’? vroeg Tom.

‘Ik wil niet dat er paniek uitbreekt. Ik heb een paar maanden geleden een artikel over EMP op internet gelezen, en het is veel erger dan wat we twee jaar geleden besproken hebben. Sommige mensen die ons niet mogen hebben er blijkbaar veel tijd aan besteed om meer waar voor hun geld te krijgen.’

‘En waarom hebben we onszelf dan niet beschermd’? vroeg Kate. ‘Jezus, waarom zijn er geen betere spanningsbeveiligers gemaakt’?

John zuchtte en schudde zijn hoofd. Ze had volkomen gelijk. ‘Kate, het is nogal technisch, maar het betekent dat alle apparatuur beveiligd moet worden, wat tot in de miljarden kan lopen. En bovendien, veel mensen op belangrijke posities kregen een glazige blik in hun ogen zodra de wetenschappers met hun technische jargon begonnen. De rapporten zouden naar commissies gaan en’?

‘En nu hebben we dit,’ onderbrak Charlie hem.

John knikte gefrustreerd. ‘Aan de opwarming van de aarde, wat een bedreiging kan zijn, hoewel veel mensen daaraan twijfelen, zijn honderden miljarden uitgegeven. Het gevaar van een EMP was echter geen hype. Er was geen beroemdheid of politicus die zich er druk om maakte. Het is gewoon nooit op iemands agenda gekomen.’

‘Ik snap nog steeds niet hoe het met die auto’s zit,’ zei Tom. ‘Computers, ja, maar een auto’?

‘Alle auto’s die na de jaren tachtig gemaakt zijn bevatten een vorm van solid state elektronica,’ zei John. ‘Neem de carburateur, dat is een ding uit het verleden met benzine-inspuiting en een elektrische ontsteking. Daarom rijden de Edsel van mijn schoonmoeder en de VW van Bartlett nog. Geen computers in de motor en vacuümbuizen in de radio. De puls had niets te roosteren en daarom rijden ze nog. Tegenwoordig is alles in een auto computergestuurd. Het goede leven dankzij de moderne wetenschap.’

John haalde een sigaret uit zijn zak, maar aarzelde. Kate en Tom keken naar hem. Voor alle overheidsgebouwen van de stad gold een rookverbod. John aarzelde, maar jezus, hij had er een nodig.

‘Luister jongens, als jullie willen dat ik praat, dan moet ik een sigaret hebben.’

‘Mary zou je ervan langs geven als ze zou weten dat je nog steeds rookt,’ zei Kate.

‘Praat me geen schuldgevoel aan,’ antwoordde John scherp. Door Mary’s overlijden was hij weer gaan roken nadat hij tien jaar lang was gestopt. Het leger kreeg er steeds meer moeite mee en als je een ster wilde krijgen, was roken geen pluspunt voor sommige pennenlikkers in het Pentagon. Ze gingen ervan uit dat het de moeite niet waard was om te investeren in iemand die misschien voortijdig zou sterven.

‘Vooruit, steek hem maar op.’ Ze aarzelde. ‘En geef mij ook een van die smerige dingen.’

Nu was het zijn beurt om te aarzelen. Hij haatte het om iemand anders te verleiden om te zondigen, maar op een dag zoals deze’ Wat maakte het uit. Hij gaf haar een vuurtje. Ze leunde naar achteren op haar stoel, inhaleerde diep, blies de rook uit en zuchtte. ‘Hemel, hier snak ik al zes jaar naar. Dit is zo lekker.’

Even later glimlachte ze zelfs, voor het eerst sinds hij haar kantoor was binnengelopen.

‘Ik word duizelig,’ mompelde ze, waarna ze nog een trekje nam.

‘In bijna alles zit tegenwoordig een computer,’ ging John verder. ‘Kassa’s, telefoons, speelgoed, auto’s en vrachtwagens, maar onze elektriciteitsdistributie is het meest kwetsbaar.’

Tom leunde tegen de muur. ‘Je zou denken dat ze dit konden zien aankomen en dat ze er iets aan gedaan zouden hebben.’

‘Wie zijn ‘ze’, Tom’?

‘Jezus, John, je weet wel. De president, de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Ik krijg verdorie bijna elke dag e-mails over terroristische dreigingen. We oefenen wat we moeten doen als ze een vrachtwagen met kernafval kapen, we hebben vorig jaar zelfs een oefening met het ziekenhuis gehad voor het geval ze een of andere epidemie veroorzaken. Ik heb twintig gaspakken in een kast hangen. Maar over wat jij nu vertelt is nooit gepraat.’

John zuchtte. ‘Ja, ik weet het. De meeste mensen konden het zich niet voorstellen. Het was te veel sciencefiction voor ze. Maar dat is nu niet belangrijk.’

‘Ik maak me nog steeds zorgen over de straling,’ zei Kate. ‘De radioactieve neerslag.’

‘Dat hoef je niet te doen.’

‘Je klinkt nogal zeker van jezelf.’

‘Is hier geen enkele werkende radio’? vroeg John.

Tom schudde zijn hoofd.

‘Ik heb er wel een.’

‘Waar’?

‘In de Edsel. Dat is een oude buizenradio. Als ik hem aanzet klinkt er alleen geruis. Als deze situatie plaatselijk zou zijn, als ze een bom boven de lijn Atlanta-Charlotte hadden laten vallen, dan zouden we nog steeds radiozenders uit het Midden-Westen en noordoosten kunnen ontvangen.’

‘Waarom’?

‘Omdat het om de zichtlijn gaat. Ik denk dat het een tot drie kernbommen zijn geweest die een paar honderd kilometer boven de atmosfeer tot ontploffing zijn gebracht, waardoor ze het grootste deel van en misschien zelfs de hele VS bestrijken. Radioactieve neerslag is een nevenproduct van puin dat in de atmosfeer wordt geslingerd doordat een bom ontploft. Als je een EMP boven de atmosfeer veroorzaakt, dan hoef je je in elk geval geen zorgen te maken over de radioactieve neerslag.’

‘Jezus christus,’ mompelde Charlie.

Dat verraste John enigszins. Charlie was een strenge zuidelijke baptist en dat hij dit zei’ Tja, voor hem was dat een doodzonde, terwijl een katholiek daar geen enkele moeite mee zou hebben.

‘Wie denk je dat het gedaan heeft’?

‘Is dat belangrijk’? vroeg John.

‘Voor mij wel,’ zei Tom. ‘Mijn zoon zit op dit moment in Irak. En je weet dat een van mijn neven bij de marine is en zich op dit moment op de Stille Oceaan bevindt. Natuurlijk wil ik weten tegen wie we vechten. Als het de spleetogen zijn, dan is mijn neef de klos. Zijn het de theedoeken, dan is het mijn zoon.’

‘Ik denk niet dat het China is,’ zei John voorzichtig.

‘Waarom niet’ Je vertelde net dat zij onderzoek naar elektromagnetische pulsen gedaan hebben.’

‘Onderzoek doen en het dan bij een eerste aanval gebruiken’ Ik betwijfel het. Ze zijn net zo kwetsbaar voor een EMP als wij zijn. Als ze dat tegen ons gebruiken, vernietigen we ze en dat weten ze.’

‘Hebben wij het ook’?

‘Jazeker. Wat denk je dat de dreiging tegen Saddam in 1991 was’ Charlie, jij was daar toen, net als ik. Jij moet dat nog weten.’

‘Klopt, als ze ons zouden aanvallen met een massavernietigingswapen, dan zouden wij dertig kilometer boven Bagdad een atoombom tot ontploffing brengen.’

‘Als een kernbom boven de atmosfeer of zelfs in de bovenlaag van de atmosfeer tot ontploffing wordt gebracht, dan veroorzaakt dat de elektrische kettingreactie waarover ik net vertelde. Net als een zonnevlam. Gewoonlijk absorbeert de bovenste laag van de atmosfeer de magnetische storingen, wat wij als het noorderlicht zien. Maar als zo’n zonnevlam krachtig genoeg is, dan veroorzaakt dat kortsluitingen. We hebben Saddam dus met een EMP gedreigd als hij massavernietigingswapens tegen ons zou gebruiken,’ zei John. ‘Dat zou het elektriciteitsnet van Midden-Irak en hun volledige communicatiesysteem uitgeschakeld hebben. Irak heeft het niet gedaan, dus wij ook niet.’

‘Zou dat onze apparatuur ook niet geroosterd hebben’? vroeg Kate.

‘Nee. Het gaat om de zichtlijn. Op een hoogte van dertig kilometer bevonden onze troepen in Saoedi-Arabië zich buiten het getroffen gebied. Bovendien was al onze apparatuur daar min of meer beveiligd tegen een EMP. In de jaren van Reagan is daar veel geld aan uitgegeven.’

‘Dus het leger in de VS functioneert nog steeds’? vroeg Kate.

‘Ik betwijfel het. Dat is de essentie van het rapport dat ik je daarnet gegeven heb. Na Reagan hebben alle regeringen het beschermen van onze elektronica voor zich uit geschoven terwijl de technologie steeds verfijnder en daardoor gevoeliger werd en de potentiele kracht van de puls verdomd veel groter is geworden. Herinner je je hoe we allemaal onder de indruk waren van de hightech apparatuur in 1991’ Dat spul is net zo primitief als een stoommachine vergeleken met wat we nu hebben. En doordat we onze computers en elektronica voortdurend sneller, beter en compacter maken, zijn ze steeds gevoeliger voor een EMP-aanval geworden.’

Hij liet zijn peuk in zijn bijna lege koffiebeker vallen, bood Kate een sigaret aan en stak er zelf ook nog een op.

‘Wie is het dan’?

‘Naar mijn idee’ misschien Noord-Korea, misschien terroristen in het Midden-Oosten met bommen die Iran of Noord-Korea aan ze geleverd heeft, of allebei. Wat betreft de kernkoppen weten we allemaal dat er voldoende overgebleven zijn in de voormalige Sovjet-Unie, en dat iemand die vroeg of laat in handen zou kunnen krijgen, al was het alleen voor het explosieve materiaal dat erin zit. Iran en Korea waren ook vastbesloten om kernbommen te maken. Ze zouden echter krankzinnig zijn om er drie of vier boven de VS te laten vallen als wij als reactie daarop duizend atoombommen op hen laten vallen. Maar maak er EMP-wapens van en zij winnen. In elk geval raken ze ons daarmee harder dan we ons ooit hebben voorgesteld.

Ze kunnen gelanceerd zijn vanaf een onderzeeër of een vrachtschip dat zich een paar honderd kilometer buiten onze kust bevindt. Van zo’n afstand is zelfs een ouderwetse scud in staat om de bom hoog genoeg te krijgen. En zoals ik zei, twee of drie van die dingen en je castreert het hele land.’

‘We vernietigen die klootzakken hiervoor,’ snauwde Tom.

‘Dat hebben we waarschijnlijk al gedaan, maar kan het ze iets schelen’ Jezus, nee. De leiders zullen het overleven; die zitten in hun bunkers op een diepte van driehonderd meter en lachen zich op dit moment dood. En als we ze plat bombarderen, vertellen ze de burgers die het overleefd hebben dat wij als eerste aanvielen en dan hebben ze er miljoenen volgelingen bij.’

‘Ik kan het niet geloven,’ verzuchtte Kate.

‘Sun Tzu,’ zei Charlie.

John keek naar hem en glimlachte.

‘De vijand valt je nooit op je sterkste plek aan. Hij valt je op je zwakste plek aan. Misschien weet je zelf niet wat je zwakste plek is, maar je kunt er zeker van zijn dat je vijand dat wel weet,’ zei Charlie.

Ze keken alle drie verrast naar hem.

‘Hé, ik herinner me nog het een en ander van school.’

Ze zwegen allemaal even.

‘Wat daarbuiten gebeurd is, is voor ons niet belangrijk,’ zei John voorzichtig. ‘Voor ons is belangrijk wat er hier in Black Mountain gebeurt.’

‘Hoe lang duurt het voordat we weer stroom hebben’? vroeg Kate. ‘Of voordat Washington ons vertelt wat we moeten doen’ Of anders Raleigh of Asheville’?

Er schoot hem een zin te binnen uit ‘Lorena’, een lied uit de Burgeroorlog: It may be for years, and it may be forever.

‘Weken, maanden, misschien jaren,’ zei John. Hij merkte dat hij niet in Kates ogen kon kijken terwijl hij dat zei. Gisteren was haar grootste zorg de ruzie in de stad geweest over wie dit jaar de eregast zou zijn tijdens de optocht op 4 juli. Dat, en het aanhoudende geharrewar met Asheville over de watervoorziening.

‘We moeten prioriteiten stellen,’ zei Tom. ‘Veiligheid bijvoorbeeld. Er zijn vijfhonderd vreemdelingen van de snelweg de stad in gestroomd. Wat moet ik in vredesnaam met ze doen’?

Niemand zei iets.

‘Tja, we kunnen ze niet gewoon wegsturen,’ antwoordde Kate.

Ze voelden zich allemaal gespannen. John realiseerde zich dat ze de afgelopen vijftien uur hadden gewacht op iemand die hun zou vertellen wat ze moesten doen, maar inmiddels begonnen ze te beseffen dat er misschien niemand was.

‘Als eerste water,’ zei Kate. ‘Als het bassin op de top van de heuvel leeg is, dan hebben we de middelen niet meer om water in het bassin te pompen. Het grootste deel van de stad zal binnen een dag zonder water zitten.’

‘We hebben één geluk,’ zei Charlie. ‘We krijgen ons water door middel van zwaartekracht uit het stuwmeer. De dam bevindt zich op een hoogte van achthonderd meter boven zeeniveau, dus in de stad hebben we in elk geval water, maar iedereen boven die lijn is de pineut.’

John realiseerde zich wat dat voor hem betekende; de buurman onder hem had een bordje op zijn oprit staan: HOOGTE 800 METER. Zij bevonden zich tachtig meter boven dat punt. Godzijdank hadden ze het zwembad.

‘Eten,’ zei Tom. ‘Jezus, geen elektriciteit betekent geen koeling.’

John rookte zwijgend zijn derde sigaret terwijl de anderen bespraken wat ze moesten doen.

‘Ik ga even naar de universiteit en als de apotheek opengaat, moet ik een heel belangrijk medicijn halen,’ zei John. ‘Ik heb jullie alles verteld wat ik weet, dus ga ik nu.’

Hij stond op en liep naar de deur.

‘John’? zei Tom.

Hij wist wat er zou komen.

‘Over je auto’?

‘Wat is er met mijn auto’?

‘Ik wil hem gebruiken.’

‘Waarom’?

‘Ik moet me kunnen verplaatsen.’

‘Pak de fiets, dat is goed voor je.’

‘John, klets niet. Ik heb die auto nodig. Ik kan je een lift naar huis geven, maar ik heb hem nodig.’

John staarde even naar Kate en keek daarna weer naar Tom. ‘Die auto is van mij, van mijn familie. Kondig je de staat van beleg af’?

‘Ik denk dat we wel moeten,’ zei Kate zachtjes.

‘Als jullie dat doen, dan moet je hem maar proberen te halen, Tom.’

‘Wat bedoel je met ‘proberen’?’

‘Precies zoals ik het zeg. Proberen.’

Tom zweeg en knikte daarna. ‘Oké, John.’

Hij keek weer naar Kate, die zuchtte en daarna knikte. ‘Sorry, John, we gingen ons boekje te buiten.’

‘Dat hindert niet. Nog een goede raad, Kate.’

‘En die is’?

Hij wees naar de sigaret in haar hand. ‘Nu je weer bent begonnen, kun je maar beter naar Smiley’s gaan om een paar sloffen te halen. Tegen contante betaling. Als Hamid zegt dat hij geen sloffen heeft, moet je op je strepen staan. Hij verbergt ze achter in de winkel. Je kunt beter meteen inslaan, want je gaat ze nodig hebben.’

John draaide zich om en liep het kantoor uit. Ineens realiseerde hij zich dat Tom achter hem aan was gekomen. ‘Wat wil je’? vroeg John.

Tom aarzelde even. ‘Luister, ik heb sinds gisteren niet geslapen. Sorry voor daarnet.’

Hij stak zijn hand uit en John schudde hem. ‘Tom, ik benijd je je baan op dit moment niet.’

‘Luister, John, ik weet dat ik niet heel intelligent ben. Dat ben jij wel. Ik hou echter van mijn werk en probeer het juiste te doen, maar ik heb nooit gedacht dat ik met een situatie zoals deze te maken zou krijgen.’

‘Ik weet het. Moeilijke dag. Verdomme, ik hoop dat ik fout zit met alles wat ik daarnet heb verteld. Mijn eerste gedachte was dat het een zonnestorm was. Misschien heb ik helemaal ongelijk en hebben we over tien minuten weer stroom.’

‘Denk je dat echt’? vroeg Tom hoopvol.

John schudde zijn hoofd met tegenzin, liep naar zijn auto, opende het portier en stapte in. Hij voelde zich bijna schuldig toen hij de contactsleutel omdraaide en de motor tot leven kwam. Iedereen op het parkeerterrein keek naar hem terwijl hij wegreed.

Hij was van plan om maar heel even naar de universiteit te gaan. Hij had het gevoel dat hij moest controleren hoe het daar was.

Veel hoofden draaiden zich om toen hij de campus op reed en voor Gaither Hall stopte.

‘Hé, prof, gave kar!’ riep iemand.

John knikte en glimlachte.

Het gesprek met de directeur van de universiteit duurde maar een paar minuten. Hij had in principe hetzelfde vermoeden als John en was al bezig om de campus te organiseren. De studenten deden zich tegoed aan biefstuk en ijs; ze leegden de vriezers zo snel mogelijk en vulden hun maag. Alles wat geconserveerd was of in blik zat kon wachten.

De studenten op deze kleine campus waren fijne jongeren en stonden klaar om te helpen. Een groep duwde auto’s van de weg; anderen sleepten emmers water vanaf het meer naar de provisorische tanks die bij de gebouwen neergezet waren, om voorbereid te zijn als er brand uitbrak. Het water in het zwembad op de campus zou gebruikt worden als drinkwater. Bovendien waren er vier chemische toiletten gevorderd van het bouwterrein waar een nieuwe sportschool en een aantal nieuwe woningen in de Cove zouden verrijzen. Ze waren met veel gehijg en gekreun naar boven gesleept en waren voor de slaapzalen geplaatst.

Het hoofd van de campusbeveiliging, Washington Parker, die tot nu toe door de meeste studenten was beschouwd als een nepagent en werd gepest met verhalen dat hij om drie uur ‘s nachts in het gebouw van de studentenvereniging lag te slapen, had werk. Hij was ex-militair, sergeant bij de marine, en was begin zestig. Parker was een opgewekte man die normaal gesproken niets meer te doen had dan een student op te pakken voor openbare dronkenschap of met een zaklamp in een geparkeerde auto te schijnen om een vrijpartij te beëindigen. Parker had al overlegd met de gespierde leden van het rugbyteam en hun coach om de campus veilig te houden en was vierentwintiguursbewaking aan het regelen.

Parker nam zijn baan serieus, hoewel er geen veiliger campus in de bergen in het westen van North Carolina was dan Montreat College in de Cove. Er konden jaren voorbijgaan zonder zelfs het kleinste vergrijp, laat staan veel ernstigere kwesties zoals verkrachting, mishandeling of ernstig drugsmisbruik. Hij was echter altijd aanwezig geweest bij de congressen over campusveiligheid die door de regering werden aangeboden, vooral als het onderwerp de mogelijkheid van een aanval op de campus door terroristen was. Hij had wel eens met John over dat onderwerp gepraat en had erop gewezen dat het feit dat ze in principe zo veilig waren in deze bergen juist betekende dat ze een verhoogd risico liepen.

Terwijl John wegreed van Gaither Hall om naar de stad terug te keren, zag hij Washington bij de toegangspoort van de campus staan. John stopte. Washington keek naar hem en salueerde.

‘Goedemorgen, kolonel.’

Het was een grapje tussen hen beiden, kolonel en sergeant, maar vandaag voelde het meer dan een beetje vreemd.

‘Inspecteer je de troepen’? vroeg Washington.

‘Ik heb besloten om hiernaartoe te rijden om te kijken hoe het hier is.’

‘Het is een EMP, nietwaar’?

‘Hoe weet jij dat’?

‘Je auto om mee te beginnen, sir,’ antwoordde Washington met zijn Afro-Amerikaanse accent, gecombineerd met de staccato toon van een drilsergeant van de marine. ‘Die is van voor de solid state elektronica. Ik wed dat de Mustang van miss Jen ook nog rijdt.’

Jen woonde op loopafstand van de campus. Ineens besefte hij dat alles nu werd afgemeten in loopafstand. ‘Is dat een hint, sergeant’?

‘Jazeker, sir. Het zou prettig zijn om hier in elk geval één auto te hebben zodat ik snel ergens naartoe kan als dat nodig is. Bovendien, als de mensen eenmaal beseffen wat er aan de hand is, dan wordt hij gestolen.’

‘Ze vermoordt me als je het haar ooit vertelt, dus dit blijft tussen jou en mij, Washington.’ John haalde zijn sleutelbos uit zijn zak en haalde er een af. ‘Je mag hem gebruiken zolang dat nodig is,’ zei John. ‘Of tot dit oudje kapotgaat of iemand anders hem in handen krijgt. Hoofdcommissaris Barker en ik hebben daar een uur geleden nog over gepraat. Het is me gelukt om dit monster in bezit te houden, maar misschien herinnert Barker zich de Mustang, dus ik stel voor dat je hem meteen gaat ophalen. Bezit is altijd negen tiende van de wet.’

‘Afgesproken, sir. En ik zal hem met zorg behandelen. Geen joyriding, sir.’

‘Alsjeblieft, Washington. Het is ‘John’, stop met die ‘sir’-onzin. Ik werk tegenwoordig voor de kost.’

Washington glimlachte, waarna zijn gezicht een ernstige uitdrukking kreeg. ‘Je zei zolang dat nodig is, sir, met betrekking tot de auto.’ Hij keek naar de toegangspoort. ‘Je weet dat dit een veilige plek is,’ ging hij verder.

John had daar meer dan eens aan gedacht tijdens zijn rit van de Cove naar de campus. De toegangspoort bestond uit een stenen poort over de weg, een klein stenen gebouw met bijna loodrechte bergwanden aan beide kanten, omdat de weg een jaar of honderd geleden door de bergwand was gehakt. Lang geleden, in de jaren 1920, was het de ingang van een panoramaweg geweest die naar de top van Mount Mitchell was gekronkeld. De poort was een overblijfsel van die lang geleden afgeschafte weg. Ten oosten van de weg bevond zich Flat Creek, ten westen bevond zich een bijna verticale rots. Er was maar één manier om naar binnen en naar buiten te komen, en dat was hier.

Washington had duidelijk dezelfde gedachte gehad.

John knikte naar Washington en reed via State Street en de spoorbaan van de Norfolk Southern Railway naar de stad terug. Bij het Holiday Inn-hotel zaten mensen buiten en kinderen speelden tikkertje. Op het terras stonden een paar barbecues waarop werd gegrild.

Hij minderde vaart toen hij een vrouw aan de kant van de weg zag staan die met haar armen over elkaar geslagen naar de bergen keek. Hij stopte naast haar terwijl hij zich opnieuw niet op zijn gemak voelde omdat er zoveel mensen naar de auto keken.

De vrouw keek naar hem en John zag dat ze hem herkende.

‘Hallo, ik moet je mijn excuses aanbieden.’

‘Dat vind ik ook.’ Ze droeg haar mantelpakje nog steeds maar had haar schoenen met hoge hakken verwisseld voor een paar versleten sneakers.

Hij opende het portier, stapte uit en stak zijn hand uit. ‘Luister, het spijt me echt. Ik had mijn kinderen bij me en eerlijk gezegd’? Hij aarzelde.

Ze gaf hem een hand. ‘Natuurlijk begrijp ik het. Ik neem aan dat ik hetzelfde gedaan zou hebben als ik in jouw schoenen had gestaan.’

‘John Matherson.’

‘Makala Turner.’

‘Wat een aparte naam.’

‘Mijn opa was tijdens de oorlog op Hawaï gestationeerd. Hij vertelde dat het een bloem was die op het eiland voorkwam en heeft mijn vader overgehaald om me die naam te geven.’

John keek naar haar. Hij schatte haar lengte op één meter vijfenzeventig. Ze had blond haar dat tot haar schouders kwam, was slank en de bovenste twee knoopjes van haar blouse stonden open.

Het duurde maar heel even, maar hij wist dat het haar was opgevallen. Hij vond het heel tegenstrijdig. Als je een aantrekkelijke vrouw niet opnam, ook al was het maar een seconde, dan was het een belediging. Als je het wel deed, had je de kans om daarvoor gestraft te worden met een ijskoude blik.

Ze glimlachte even.

‘Waar kom je vandaan’? vroeg John.

‘Charlotte. Ik ben hoofdverpleegkundige op de afdeling Hartchirurgie van het Memorial Mission-ziekenhuis en was onderweg naar een congres over een nieuw behandelplan voor hartritmestoornissen. En kun je me nu een plezier doen en me vertellen wat er in vredesnaam aan de hand is’?

‘Dat doet me ergens aan denken,’ zei John. ‘Luister, ik moet onmiddellijk iets doen. Ben je hier over tien minuten nog’?

‘Ik neem aan van wel.’

Hij stapte in zijn auto, aarzelde en keek naar haar. ‘Ik ga naar de apotheek om iets op te halen. Als je wilt, mag je met me mee.’

Ze bewoog niet.

‘Ik probeer je niet te versieren of zo. Ik heb medicijnen voor mijn dochter nodig. Ik kan je vragen beantwoorden terwijl ik rij.’

‘Oké. Ik ga toch nergens anders naartoe.’

Het was maar een paar straten naar het winkelcentrum, waar behalve een Ingram-supermarkt ook een apotheek was. Die bevond zich achter in de CVS-drogisterij. Het parkeerterrein was bijna vol, maar er liep niemand rond.

Hij stapte uit en keek teleurgesteld naar de drogisterij; het was donker binnen. Verdomme, ze waren blijkbaar gesloten. Meteen daarna besefte hij hoe absurd die gedachte was; alle winkels waren natuurlijk donker.

‘Ik denk dus dat het een EMP was, zoals ik net vertelde,’ zei John.

‘Dat dacht ik al.’

‘Hoezo’?

Ze glimlachte. ‘Ik ben een van de twee afdelingshoofden van een chirurgische afdeling. Vooral na 9/11 hebben we veel rampenoefeningen gehad. Eén daarvan ging over EMP. Ik heb er nachten wakker van gelegen. Ziekenhuizen zijn daar niet op voorbereid; de noodgeneratoren werken niet, net als alle andere apparatuur, en het is duidelijk wat dat betekent.’

‘Daar moet je me later meer over vertellen,’ zei John terwijl hij de deur opende.

Binnen was het een compleet gekkenhuis. Een gekwelde verkoopster achter de toonbank riep: ‘Alleen contant geld. We nemen geen cheques aan’?

John liep naar de apotheek achter in de winkel. Hij zag Rachel achter de toonbank staan. Haar dochter was een vriendin van Elizabeth. Voor de toonbank stond een rij van een stuk of tien mensen. De voorste was een corpulente man van begin veertig die een goedkoop kostuum droeg en zijn stropdas had losgetrokken.

‘Luister naar me!’ riep hij tegen Rachel. ‘Ik heb die pillen nu nodig, verdomme!’

‘Meneer, ik heb u al verteld dat het me spijt, maar we kennen u niet en hebben geen gegevens van u, zodat ik dit geneesmiddel niet kan meegeven.’

‘Ik ben van buiten de stad, verdomme. Begrijpen jullie boerenkinkels dat niet’ Luister, teef, ik heb die pillen nodig.’

John keek naar Liz, de apotheker. Ze was begin dertig en de mooiste apotheker die hij ooit had gezien. Ze was getrouwd met een voormalige commando. Helaas was haar echtgenoot hier niet en Liz, die maar één meter zestig was en vijfenveertig kilo woog, was absoluut niet tegen de man opgewassen.

Liz keek hem smekend aan. John keek om zich heen en zag een tijdschriftenrek. Daar had hij niets aan. Het kreeg het koelschap in het oog, liep ernaartoe en haalde er een literfles Coors-bier uit. Makala keek met afschuw naar hem. Ze begreep duidelijk niet wat hij van plan was.

Liz liep naar de balie om de agressieve klant te kalmeren.

‘Luister verdomme naar me. Ik wil dertig stuks OxyContin, hoor je’ Je kunt mijn dokter bellen als er weer stroom is en dan kan hij het bevestigen.’

‘Meneer, verlaat de apotheek alstublieft.’

‘Nu heb ik er genoeg van! Aan de kant, rotwijven!’ Hij begon over de toonbank te klimmen en Liz deinsde achteruit.

John liep naar hem toe en sloeg de fles tegen de slaap van de man kapot. Terwijl hij begon te vallen, trok John hem bij de toonbank vandaan, smeet hem op de grond en gaf een stomp in zijn solar plexus.

De man kromp ineen en stootte een harde schreeuw uit. De klanten in de rij keken verbijsterd toe.

John keek naar Liz. ‘Sorry.’ Hij schaamde zich voor wat hij net had gedaan. Hij had een sociaal taboe doorbroken; de inwoners van Black Mountain sloegen geen bierflessen kapot op het hoofd van iemand anders in de plaatselijke apotheek. John verwachtte bijna dat er een alarm zou afgaan en de politie binnen kwam stormen’ Het bleef echter stil, op het geschreeuw van de man op de vloer na.

John keek naar de andere klanten. Sommigen draaiden zich om en liepen haastig weg.

Een vrouw schudde haar hoofd. ‘Is dit de manier waarop jullie vreemden in deze stad behandelen’? snauwde ze terwijl ze wegliep. ‘Ik kom hier nooit meer.’

Hij herkende een van de mannen in de rij. Het was Pat Burgess, een baptistenpredikant die altijd aanwezig was bij de Burgeroorlogavonden.

‘Goed gedaan, John. Sorry, maar met mijn hart had ik hoogstwaarschijnlijk een hartaanval gekregen als ik het tegen hem opgenomen had.’

Dat haalde John uit zijn tijdelijke waas naar de werkelijkheid terug. ‘Pat, kun jij zijn handen met een riem of zoiets vastbinden’ En is er iemand die naar zijn gezicht kan kijken om te controleren of ik zijn oog geraakt heb’?

‘Dat heb je inderdaad, smerige klootzak, ik kan niets zien! Mijn advocaat zorgt voor een enorme schadevergoeding!’ schreeuwde de man. John duwde met zijn schoen tegen hem aan, waardoor de man ineenkromp en zweeg.

John boog zich over hem heen. ‘Luister naar me. Je hebt deze vrouwen bedreigd. Nog één woord en ik snij je ogen uit je kop.’

De man begon te jammeren en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Het bloed stroomde tussen zijn vingers door.

John keek even naar Liz en liep daarna om de toonbank heen. ‘Liz, kunnen we heel even praten’?

‘Natuurlijk, John.’

Hij gebaarde naar de achterste hoek van de apotheek, waar een afsluitbare ruimte was. Ze liepen naar binnen en John trok de deur half dicht.

‘Godzijdank dat je binnenkwam, John,’ fluisterde Liz hees. ‘Ik heb al drie zulke klanten gehad. We hebben de andere twee overbluft, maar bij deze vent lukte dat niet. Waarschijnlijk is hij verslaafd en heeft hij zijn pillen niet bij zich voor het geval hij aangehouden wordt.’

‘Luister, Liz, je moet me een dienst bewijzen.’

De dankbare uitdrukking verdween van haar gezicht. ‘Ik denk dat we ons in een bijzonder slechte situatie bevinden,’ zei ze zachtjes. ‘Of niet soms’?

‘Ik zal niet tegen je liegen. Dat denk ik ook.’

‘Ik ben hier de hele nacht geweest,’ zei ze vermoeid. ‘Ik woon in Asheville en verwachtte dat Jim me zou komen halen, maar hij is niet verschenen’? Ze zweeg even en ging daarna verder. ‘Hoe lang duurt het voordat we weer elektriciteit hebben’?

‘Ik weet het niet.’

‘Hoe lang’?

‘Een maand, misschien een jaar of langer.’

‘Mijn god,’ verzuchtte Liz.

‘Precies, en je weet wat ik wil.’

‘John, ik heb hier precies veertig ampullen. Er is nog een kind in deze stad dat dezelfde ziekte heeft als je dochter en meer dan honderd volwassen diabetici die insuline nodig hebben. Er zijn hier vanochtend al vier klanten geweest die een extra voorraad wilden hebben. Ik kan ze niet aan je geven, John. Ik ben verantwoordelijk voor iedereen, niet alleen voor Jen’? Ze aarzelde. ‘Niet alleen voor jou, John.’

‘Liz, we hebben het over mijn dochter, mijn meisje,’ zei hij met een verstikte stem.

Ze wees naar de kasten met medicijnen. ‘John, ik heb honderden mensen voor wie ik verantwoordelijk ben en als wat je vertelt waar is, dan zullen veel van hen sterven, sommigen al over een paar dagen. We hebben gewoon niet zoveel voorraad. Geen van de apotheken trouwens; we zijn afhankelijk van de dagelijkse leveringen.’

‘Er komen voorlopig geen dagelijkse leveringen meer, Liz.’

‘En mijn patiënten met pancreatitis dan’ Als ze hun pillen niet elke dag nemen, overlijden ze. Als het waar is wat je vertelt, dan is mevrouw Sterling binnen een week dood’? Liz’ stem stierf weg en ze onderdrukte een snik. Daarna haalde ze diep adem en keek weer naar hem. ‘Ernstig verhoogde bloeddruk, hartritmestoornissen, we hebben vijf patiënten die geneesmiddelen tegen afstotingsverschijnselen nodig hebben. Jezus, John, wat wil je dat ik doe’?

Hij haatte zichzelf erom, maar nu hij eenmaal begonnen was kon hij niet meer stoppen. ‘Ik ben Mary al kwijtgeraakt, Liz. Alsjeblieft, lieve god, niet Jennifer ook. Dat niet.’ John keek naar beneden terwijl de tranen zijn blik vertroebelden. Hij veegde ze weg en probeerde zich te beheersen.

Hij keek met een beschaamde blik in Liz’ ogen, maar was vastbesloten.

Liz keek hem strak aan en John zag dat er ook tranen in haar ogen stonden. ‘Het wordt afschuwelijk, hé’?

Hij knikte, niet in staat om iets te zeggen.

Liz bleef in zijn ogen kijken, zuchtte, draaide zich om en opende de koelkast. Ze haalde er vier flacons uit, aarzelde en pakte er nog een. John vocht tegen de overweldigende verleiding om Liz opzij te duwen en ze er allemaal uit te halen. Hij voelde een hand op zijn schouder en draaide zich om.

Het was Makala, die hem zwijgend aankeek.

Liz deed de koelkast snel dicht, opende een kast, haalde er een doos met honderd injectiespuiten uit, deed de flacons en de doos in een tas en wikkelde er meerdere lagen plastic omheen. ‘Misschien vervloek ik mezelf later omdat ik dit doe,’ zei Liz zachtjes. ‘Dit zijn er vijf voor jou, en ik hou er vijf voor de jongen van Valenti achter. De overige dertig zijn voor de andere diabetici.’

‘Dat lijkt me een goede beslissing,’ fluisterde Makala.

Liz keek haar even aan en draaide zich daarna om. ‘Kijk in de vriezer, misschien is er nog wat ijs. Pak alle chocoladerepen die er zijn ook. Ga rechtstreeks naar huis, John. De ampullen mogen niet warmer dan vier graden worden; elke graad hoger betekent dat de houdbaarheid met de helft wordt verkort. Ga dus meteen naar huis. Als je geen ijs meer hebt, zoek dan de koelste plek in huis om ze te bewaren.’

‘Dank je, Liz. God zegene je.’

‘Verdwijn, John. Ik heb veel om over na te denken.’

John knikte, nog steeds met een gevoel van schaamte. ‘Wil je dat ik langs het politiebureau ga om hulp te halen’?

Liz schudde haar hoofd. ‘Ik stuur Rachel wel. Ze is op de fiets, dus kan ze er bijna net zo snel zijn als jij.’ Ze opende een lade om de .38 Special te laten zien die erin lag. ‘Het is tegen de bedrijfsregels, maar mijn man stond erop dat ik hier een pistool heb. Ik zou het gebruikt hebben als jij niet gekomen was.’

Haar stem had een kille klank gekregen. John vroeg zich af of ze het pistool gepakt zou hebben als hij haar opzij had geduwd. Toen hij de blik in haar ogen zag, wist hij bijna zeker dat ze dat inderdaad gedaan zou hebben.

‘Mag ik je een goede raad geven, Liz’?

‘Altijd.’

‘Verdwijn hier.’

‘Je weet dat ik dat niet kan doen, John.’

‘Ik bedoel als de voorraad opraakt. Pak wat je denkt nodig te hebben voor jou en je gezin en verdwijn. Als je geen medicijnen meer kunt meegeven, kan het uit de hand lopen.’

Ze keek naar hem, glimlachte en rekte zich uit. ‘Jim heeft me geleerd hoe ik dat pistool moet gebruiken,’ zei ze. ‘Ik blijf tot het eind.’

John gaf een kneepje in haar schouder. ‘God zegene je,’ zei hij opnieuw, waarna hij wegliep. De rij voor de balie groeide nog steeds. Sommige klanten knikten naar hem, andere keken de andere kant op. Blijkbaar wist iedereen wat er daarnet was gebeurd met de bebloede man die door Pat was vastgebonden met ducttape.

Een vrouw keek naar de doos die John droeg. ‘U bent meneer Matherson, toch’?

‘Dat klopt.’

Ze keek langs John naar Liz. ‘Wat heb je hem gegeven’?

‘Gewoon wat injectiespuiten voor zijn dochtertje. Dat is alles, Julie.’

‘Ik hoop niet dat je hem een speciale behandeling geeft, Liz. Ik kom hier al twintig jaar en ik kan je vertellen’?

John liep naar de vriezer en was verrast dat er nog een flinke hoeveelheid Hershey-repen lag. Hij schoof het deksel open, pakte ze zonder te aarzelen allemaal en stopte ze in de tas. Het jonge meisje achter de balie dat hem dat zag doen wist niet wat ze moest zeggen.

‘Maak je geen zorgen. Liz zei dat ik ze nu kan meenemen en later kan betalen.’

Het meisje knikte zwijgend.

Er lagen nog twaalf zakken ijs van vijf kilo in de vriezer. Hij liep naar de auto, opende het achterportier, ging daarna terug, haalde er vier zakken uit en legde ze op de achterbank. Daarna liep hij terug om nog vier zakken te pakken. Hij aarzelde, keek naar Makala en besloot er twee te nemen. Hij liep samen met Makala naar de auto, legde ze bij de andere zakken, gooide het portier dicht en stapte in de auto. Daarna haalde hij diep adem, stak een sigaret op en startte de auto.

‘Dat wordt je dood nog eens,’ zei Makala zachtjes.

Hij keek haar aan, maar was niet in staat om iets terug te zeggen.

‘Je hebt gedaan wat juist was. Liz ook. Iedere ouder zou hetzelfde gedaan hebben.’

John zuchtte.

‘Je dochter heeft diabetes type één, toch’? vroeg Makala.

‘Dat klopt.’

‘Je kunt maar beter naar huis gaan, zoals Liz zei.’

Makala pakte de tas en een zak ijs van de achterbank. Hij zag dat haar rok omhoogschoof en voelde zich een klootzak omdat hij naar haar benen keek.

Ze scheurde de zak ijs open, haalde de flacons uit de plastic tas en legde ze op het ijs.

‘Dat moet voldoende zijn tot je thuis bent. Stop ze niet tussen het ijs; dan bevriezen ze en kun je ze niet meer gebruiken. Probeer isolatiemateriaal rond het ijs te wikkelen, maar hou de bovenkant open en leg de flacons daarop. Dat houdt ze ongeveer op de juiste temperatuur. Stop het resterende ijs in je vriezer: dat is de beste plek. Met een beetje geluk red je het een week met het ijs.’

‘Ik weet niet hoe ik je moet bedanken,’ zei John.

‘Ik weet wel iets. Je mag me helpen om iets te eten te vinden,’ zei ze met een glimlach.

‘Ik weet een plek waar ze een geweldige grill hebben.’

‘Dat klinkt fantastisch.’

Hij reed het parkeerterrein af en zette koers naar het centrum.

‘Ik hoop dat je het niet erg vindt als ik je een persoonlijke vraag stel’? zei ze.

‘Ga je gang.’

‘Wie is Mary’?

‘Mijn vrouw.’

‘Wanneer is ze overleden’?

‘Vier jaar geleden, aan borstkanker.’

‘Gecondoleerd.’

‘Dank je,’ zei hij. ‘Ik heb het geluk dat ze me twee prachtige dochters gegeven heeft.’

‘Dat heb ik gisteravond gezien. Ik vermoedde al dat je dochter diabetes heeft. In mijn vak heb je daar oog voor. Daarom vond ik het niet erg dat je er zomaar vandoor ging. Stress is niet goed in haar situatie.’

‘Ik weet het. En het spijt me echt dat ik je zomaar achtergelaten heb.’

Ze glimlachte. ‘Er was een vrachtwagenchauffeur, een echte heer. Hij heeft de dronken man afgetuigd en heeft mij en de vrouw met het kind naar het hotel begeleid.’ Ze aarzelde even en ging daarna verder. ‘Het verbaasde me nogal dat je die man in de apotheek neersloeg.’

‘Je dacht zeker dat ik ervandoor zou gaan.’

‘Om eerlijk te zijn wel.’

‘Maar dat heb ik niet gedaan.’

Ze grinnikte zachtjes. ‘Dat kun je wel zeggen. Een beetje hardhandige manier om hem uit te schakelen, maar heel effectief.’

‘Als je vecht, moet je dat doen om te winnen,’ zei John.

‘Weet je dat je een snee in je hand hebt’?

Hij keek naar zijn rechterhand en werd zich voor het eerst bewust van de pijn. De gebroken fles had een diepe wond tussen zijn wijsvinger en duim veroorzaakt.

Plotseling deed het verschrikkelijk veel pijn. ‘Als je even stopt, kan ik de wond bekijken.’

Hij stopte langs de kant van de weg.

Ze pakte zijn hand en spreidde de wond voorzichtig, waardoor de pijn nog erger werd.

‘Je moet gehecht worden.’

Terwijl ze de wond bekeek begon er bloed op haar mantelpakje te druppelen.

‘Voorzichtig, je kleding,’ zei hij.

Ze negeerde hem. ‘Ik heb niets bij me om de wond te steriliseren. Je moet naar de dokter.’

‘Later. Ik moet de ampullen eerst naar huis brengen. Trouwens, ik denk dat het verschrikkelijk druk is bij de dokter,’ zei hij terwijl hij Maury Hurts jeep uit de Tweede Wereldoorlog langs zag rijden. Er zaten vier passagiers in; een van hen was een naar adem snakkend kind met gebogen schouders en een bleek gezicht. Achterin lag een oude vrouw die duidelijk niet meer leefde.

‘We realiseren ons niet hoe afhankelijk we zijn,’ zei Makala terwijl ze naar de jeep keek die zigzaggend tussen de auto’s door reed. ‘Ik ben blij dat ik niet in het ziekenhuis ben. Als de generatoren niet aangegaan zijn, zijn de patiënten die op de Intensive Care of op de operatietafel lagen waarschijnlijk dood. Ik heb gisteravond iemand gezien die zijn auto aan het duwen was. Ik neem aan dat hij bang was dat iemand hem zou stelen. Iemand vertelde me later dat hij in elkaar zakte en overleden is. Mensen kunnen heel rare dingen doen in een situatie zoals deze.’

Ze zweeg even en ging daarna verder. ‘Als je thuis verband hebt, kan ik de wond voor je verbinden.’

Hij vroeg zich af of ze zichzelf uitnodigde en wist eerlijk gezegd niet hoe hij daarop moest reageren. Hij trapte het gaspedaal in, reed naar het centrum en sloeg af naar State Street. Steeds meer mensen verdrongen zich rond het stadhuis. Tom had een kordon agenten neergezet. Bij het kruispunt hing een groot met de hand beschreven bord: MEDISCHE NOODGEVALLEN. Daarnaast stond een pijl die naar de brandweerkazerne naast het stadhuis wees.

‘Misschien moet ik ernaartoe gaan om te helpen,’ zei ze.

‘Zorg eerst dat je wat te eten krijgt,’ antwoordde John terwijl ze door State Street reden. Enkele seconden later kregen ze de basisschool in het oog.

‘Misschien kun je je hand daar straks laten hechten.’

‘Mijn schoonmoeder kan de wond verzorgen,’ antwoordde John.

‘Oké,’ zei ze op neutrale toon. ‘Zorg er alleen voor dat je de wond goed ontsmet. Als de situatie zo erg is als ik je tegen Liz hoorde vertellen, dan kun je je geen infectie permitteren.’

‘Dat zal ik doen.’

John stopte bij de barbecue van Pete, die nog steeds aan het grillen was. Hij stapte uit de auto en liep naar hem toe. Makala stapte ook uit.

‘Hallo, Pete, nog druk aan het grillen’?

‘Dat kun je wel zeggen, professor. Maar het is beter dan dat het vlees bederft. De keuringsdienst van waren laat het me toch niet meer gebruiken als het zo lang niet gekoeld is geweest, dus kan ik het maar beter opmaken.’

John glimlachte. Hij mocht Pete bijzonder graag. Hoewel hij gegrild varkensvlees niet lekker vond, ging hij soms toch in Petes restaurant eten om met hem te kunnen kletsen.

‘Professor’? vroeg Makala.

‘Deze man heeft een uitstekend stel hersenen,’ zei Pete. ‘Hij is professor aan de universiteit in de Cove en is kolonel in het leger geweest. Ze stonden op het punt om hem een ster te geven, maar toen nam hij ontslag’?

Pete zweeg enigszins beschaamd. Iedereen in de stad wist natuurlijk waarom John vroegtijdig uit het leger was gegaan, maar het was niet aan Pete om daarover te praten.

‘Het hindert niet, Pete,’ zei John met een glimlach, waarmee hij de gespannen stilte verbrak. ‘Deze dame is een goede vriendin van me, dus geef haar het dubbele van wat ze wil hebben, oké’?

John maakte aanstalten om haar een hand te geven.

‘Laat het hechten en verbinden, John, dan bewaren we die beleefdheid voor daarna.’

‘Komt voor elkaar.’ Hij begon naar de auto te lopen, aarzelde en keek achterom. Ze keek hem na en hij gebaarde dat ze naar hem toe moest komen. ‘Luister, ik neem aan dat je in het Holiday Inn logeert’?

‘Inderdaad.’

‘Weet je hoe je daar moet komen’?

‘Natuurlijk, linksaf bij het verkeerslicht en daarna de spoorbaan volgen.’

‘Klopt. Luister, eh’ Ik wil niet dat je dit verkeerd opvat, maar als je me nodig hebt, loop dan anderhalve kilometer door deze straat en sla rechts af naar Ridgecrest Drive. Ik woon op nummer achttien.’

‘Oké, John, misschien doe ik dat op een bepaald moment wel.’

‘Dank je wel voor het advies over de flacons. Ik kan maar beter naar huis gaan.’

‘John’?

‘Ja’?

‘Ik zag dat je naar mijn lichaam keek toen ik over de stoel leunde.’

John bloosde.

‘Ik wil dat je weet dat ik het geen probleem vind. Na een stressvolle situatie doen mannen dat vaak. Je hebt me er niet mee beledigd en ik wil dat je weet dat het een heel normale reactie is. Maak je er niet druk om’ met het oog op de bezorgdheid voor je dochter en de herinneringen aan je vrouw, bedoel ik.’ Nu was het haar beurt om te blozen. ‘Dat kwam er heel gênant uit. Ga naar huis. Ik red me wel.’

‘Dank je wel, Makala.’

Hij stapte in zijn auto en reed weg terwijl hij de tas met ijs zorgvuldig in evenwicht hield.

Toen hij de oprit op reed, was hij opgelucht om Jennifer en Pat in het veld te zien. Ze gooiden een frisbee over. Ginger keek even naar hem, maar ging daarna verder met het achtervolgen van de frisbee. Zach kwam echter kwispelstaartend naar hem toe.

Elizabeth was gekleed in een korte broek en een T-shirt bij het zwembad aan het zonnen. Ben zat naast haar en deed alsof hij een boek las. Het geweer stond naast Ben tegen de muur.

Hij stond op toen hij John zag en kwam naar de auto.

‘Kun je me helpen het ijs naar binnen te brengen, Ben’ Er liggen ook een paar sloffen sigaretten in de auto.’

‘Natuurlijk, sir.’

John liep het huis in met de flacons. Jen was in de zitkamer en keek uit het raam. Ze glimlachte toen hij binnenkwam. Hij hoefde haar niet te vertellen wat hij had gedaan toen ze de CVS-tas zag.

‘Wil je de kelderdeur voor me openhouden, Jen’?

Ze liep voor hem uit. Hij was plotseling bang dat hij zijn kostbare last zou laten vallen, dus klemde hij de zak ijs met een hand tegen zijn borstkas terwijl hij de andere op de flacons legde om ze op hun plaats te houden.

In de kelder stond een oude piepschuimen koelbox. Hij maakte een gaatje in de bodem van de koelbox zodat het smeltwater kon weglopen, stopte de zak ijs erin, legde de flesjes voorzichtig boven op het ijs en zette de koelbox in de douchecabine. Daarna deed hij het deksel dicht, maar liet het op een kier staan.

‘Hoeveel medicijnen hebt u voor haar’? vroeg Ben met een bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.

John keek naar hem. ‘Vijf flacons.’

‘Vijf maanden dus, plus wat er in de koelkast ligt.’

‘Dat klopt,’ antwoordde John verrast.

‘Ik snap het,’ zei Ben zachtjes.

John kwam overeind. ‘Luister, Ben. Ik ga niet tegen je liegen. De situatie kan ernstig zijn. Ik vermoed dat we aangevallen zijn met een wapen waardoor de elektriciteitsvoorziening in het hele land stil ligt. Dat betekent dat het maanden kan duren voordat we weer stroom hebben.’

Ben dacht even na en knikte.

‘Ik wil niet dat je dat aan Elizabeth of Jennifer vertelt, begrepen’ Ik wil het ze op mijn eigen manier vertellen.’

Zijn keel snoerde dicht nu hij aan Jennifer dacht. Ze was een slim kind, bijzonder slim, en als ze hoorde dat ze misschien heel lang geen stroom zouden hebben, besefte ze waarschijnlijk wat dat voor haar betekende.

Hij keek Ben strak aan.

‘Ok, sir,’ fluisterde Ben.

‘Mooi.’

‘U bloedt, sir.’

‘Ik heb me gesneden.’

Hij liep de trap op en ging bij de eetkamertafel zitten. Jen wachtte al met de eerstehulpdoos.

‘Wat is er gebeurd’?

Ben stond in de deuropening naar het terras naar hem te kijken.

‘Alles is in orde, Ben. Maar denk eraan, ik wil niet dat de meisjes zich zorgen maken. Met het oog op de situatie hoop ik dat je je als een man gedraagt en ze scherp in de gaten houdt.’

‘Natuurlijk, sir.’ Hij liep de kamer uit.

‘Weet je, John, dat is een heel lieve jongen,’ zei Jen. ‘Trouwens, terwijl je weg was hadden we ineens geen water meer.’

‘Nu al’?

‘Arme Jennifer. Ze was op het toilet en schaamde zich dood toen bleek dat ze niet kon doortrekken. Ben heeft een emmer gepakt, heeft water uit het zwembad gehaald, heeft dat in het toilet gegooid en heeft daarna het waterreservoir gevuld. Het is echt een fijne knul.’

John legde zijn hand op de tafel en Jen bekeek de wond. ‘Je had die snee moeten laten hechten.’

‘Daar had ik geen tijd voor. Ik wilde de flacons zo snel mogelijk hier krijgen.’

‘Ik doe er voorlopig een zwaluwstaartpleister op.’ Ze ging aan de slag. ‘Je moet Kellor ernaar laten kijken. En vertel me nu maar hoe dat gebeurd is en hoe het in de stad is.’

Hij vertelde bijna alles’ maar niets over Makala en de Mustang.