GEARRESTEERD
Toen Joe in het koude, onstuimige zeewater was gedoken, keek hij
onmiddellijk rond naar Chet. Bij het schijnsel van het brandende
schip zag hij algauw zijn vriend op een paar meter afstand gestadig
doorzwemmen. Met stevige slagen zwom hij in de richting van de
dikkerd tot zij naast elkaar lagen. Ze bleven om zich heen zoeken
naar Frank, maar er was geen spoor van de oudste Hardy te bekennen.
'We kunnen hier niet veel langer blijven rondlummelen, ' riep Chet.
'We moeten van het schip vandaan voor het zinkt. ' Met vaste slag
zwommen zij het donker tegemoet en weg van het rossige schijnsel
van de vlammen. In de verte hoorden zij het geroep van andere
mensen, die zich in het water bevonden. Toen zij eenmaal uit het
door vlammen verlichte deel van de zee waren, bevonden zij zich in
een inktzwart duister.
'Frank! Frank! Waar ben je?' schreeuwde Joe.
Hij dacht dat hij vaag een antwoord hoorde, maar door het gieren
van de wind en het ruisen van de golven was hij er niet zeker van.
Toen klonk achter hen een dof gerommel. Joe draaide net op tijd
zijn hoofd om, om te zien dat het schip, toen de ketels uit elkaar
vlogen, van voren tot achter openscheurde. Een enorme steekvlam
schoot de lucht in.
Daar Joe en Chet voortgedreven waren door de reusachtige golven
waren zij op veilige afstand van de zuigkracht van het schip. Zij
riepen Frank's naam, maar er kwam geen antwoord. Joe wilde
teruggaan, maar Chet hield vol dat dit geen zin had.
'Frank is al uit gevaarlijker situaties ontsnapt, ' zei hij. 'Hij
heeft een zwemvest. Zelfs al vinden we hem, dan kunnen we nog niets
beginnen. Het enige dat we nu kunnen proberen te doen is de kust
bereiken en dat zal al moeilijk genoeg zijn. '
Desondanks zwom Joe met een bezwaard gemoed verder. Hij begreep wel
dat de raad van Chet verstandig was, maar dat gaf hem niet meer
hoop. De twee zwemmers zagen geen andere passagiers en konden ook
nergens een paar reddingsboten, die men te water had gelaten,
ontdekken. Het leek hun uren toe, voor zij eindelijk land in zicht
kregen. Zij konden het vaag onderscheiden als een mistige, donkere
massa, die afstak tegen de horizon en zij hoorden het brullen van
de branding tegen de rotsen. Zij waren koud tot op hun botten en
konden bijna geen slag meer zwemmen. Plotseling bevonden zij zich
in de greep van een stroming, zodat zij langs de kust getrokken
werden in plaats van naar het strand. Het had geen nut zich te
verzetten tegen de sterke stroom, die hen gelukkig ook niet verder
van het vasteland verwijderde. Dit redde hun waarschijnlijk het
leven, want anders waren zij misschien wel tegen de rotsen
verpletterd. Nu sleurde het water hen langs een uitstekende, grote
donkere landtong, die grimmig en vervaarlijk in de nacht voor hen
opdoemde. Na enige tijd kwamen zij bij een zanderige kuststrook.
'Dit is onze kans om aan land te komen, Chet!' spoorde Joe aan,
terwijl hij al zijn krachten aanwendde om aan de hoge golven te
ontsnappen. Langzaam voelden de jongens de trek van het water
afnemen, zij worstelden zich vrij en merkten dat de kleinere golven
hen in de richting van de kust en ondiep water voerden. Hun voeten
raakten de bodem en zij liepen moeizaam het land op, waar zij
volkomen uitgeput neervielen. De beide jongens bleven daar geruime
tijd liggen, tot langzamerhand hun krachten terugkeerden.
'Nou, daar waren we bijna bij Magere Hein, ' mompelde Chet zwakjes.
'Tjonge, ik ben op!'
'Zo erg op het nippertje ben ik nog nooit aan de dood ontsnapt, '
antwoordde Joe. Hij ging overeind zitten en staarde het stormachtig
duister in. 'Chet, geloof jij, dat er een kans is, dat Frank gered
is?'
'Nou, wij zijn toch ook weggekomen, niet? Als hij niet was
achtergebleven, om voor die oude man te zorgen, dan was hij nu bij
ons. ' Toen Joe het donker in tuurde en de enorme golven zag die
naar de kust rolden en het loeien en brullen van de branding
hoorde, zonk hem het hart in de schoenen. Het leek welhaast
onmogelijk dat iemand in zo'n zee in leven kon blijven.
Het begon te regenen. Eerst was het maar een zacht regenbuitje.
Maar het werd steeds erger, tot het een alles doorwekende
stortregen was. Een felle bliksemflits verlichtte de oceaan alsof
het klaarlichte dag was. Toen klonk het oorverdovende geknetter van
een donderslag. 'Kom mee, Joe! Laten we ergens onderdak zien te
vinden. '
'Ja, maar waar?'
'Ik zag een huis. Bij het licht van de bliksem. Het ligt een eindje
verderop langs de kust, ' riep Chet opgewonden. 'Kom op!'
Joe kwam overeind en volgde zijn kameraad moeizaam door de regen.
Bij het licht van een volgende bliksemstraal zagen zij het
gebouwtje weer en de jongens renden struikelend verder. Zij kwamen
bij de keet, vonden de deur open en haastten zich naar binnen. Joe
zocht in zijn zakken naar het waterdichte doosje lucifers, dat hij
altijd bij zich droeg en dat hem nu goed van pas kwam. Hij haalde
een lucifer tevoorschijn en stak hem aan.
Zij zagen dat zij zich in een hut bevonden, die kennelijk gebouwd
was ten gerieve van een visser. Behalve een kachel, waaronder een
stapel hout lag, was de hut geheel leeg.
'We hoeven het in ieder geval niet koud te hebben, ' zei Chet, toen
hij de kachel en het hout zag. 'Dat kunnen we net gebruiken, Joe. '
Een paar minuten later hadden de jongens een vuur aangemaakt en hun
kleren uitgetrokken om deze te laten drogen. Zij hadden het zo koud
dat zij stonden te klappertanden, maar het duurde niet lang of de
koesterende gloed van het vuur bracht hun lichaamstemperatuur weer
op peil. Toen lieten zij zich, uitgeput door de afmattende
gebeurtenissen van die nacht, op de grond neervallen en vielen in
een diepe slaap, met het geluid van de wind, de regen en de zee in
hun oren. Toen zij wakker werden was het klaarlichte dag en een
bundel warm zonlicht stroomde door het enige raam in de hut. Joe
gooide de deur open. Het weer was opgeklaard en de wind was gaan
liggen. De oceaan strekte zich in het heldere zonlicht voor hen
uit, zo blauw en zo kalm dat het leek alsof hun angstaanjagend
avontuur van de vorige avond niets anders was geweest dan een kwade
droom. De jongens kleedden zich aan en gingen naar buiten. Even
verder op de kust zagen zij een weg, die tussen de rotsen en de
struiken door verder landinwaarts voerde.
'Wat ben ik ontzettend stijf, alles doet me zeer!' kreunde Chet.
'En wat nog erger is, ' liet hij er klagend op volgen, 'het ziet er
niet naar uit, dat we hier veel kans hebben om wat te eten te
vinden. Ik heb zo'n honger, ik kan wel een rubberboot opeten. '
'Ik ben bang dat we het nog een poosje zonder voedsel moeten doen,
' zei Joe. 'Die weg gaat natuurlijk ergens heen. Laten we eens
proberen te ontdekken waarheen. '
'Misschien kan jij het zonder ontbijt stellen, ' zei Chet, 'maar ik
niet. Ik hoop maar dat de dichtstbijzijnde stad niet verder ligt
dan vijfenzeventig kilometer. '
Hij maakte nog een paar grapjes over de situatie waarin zij zich
bevonden, maar het ging niet van harte en toen zij de weg insloegen
hield hij zijn mond maar.
'Ik geloof nog steeds, dat hij in veiligheid is, ' hield Joe vol,
met een poging om de moed erin te houden. 'Mijn broer kan beter
zwemmen dan een van ons beiden. Als wij het konden halen, dan lukt
het hem zeker ook. '
'Hadden wij die Blackstone maar nooit ontmoet, ' zei Chet, die
probeerde van onderwerp te veranderen. 'Dat was toch wel gek, Joe.
Ik ben er zeker van dat Ruel Rand de man in onze hut was. En hij
was het ook, die de oude man een klap op zijn hoofd verkocht. Daar
ben ik absoluut van overtuigd, want ik zag hem naast meneer
Blackstone op zijn knieën zitten even nadat het schip op de rots
liep. '
'Ruel Rand?' riep Joe verbaasd uit. In de opwinding van de
schipbreuk hadden de jongens geen gelegenheid meer gehad de
gebeurtenissen te bespreken, die even voor de ramp hadden
plaatsgevonden. 'Hij heeft zo goed als toegegeven dat hij meneer
Blackstone heeft neergeslagen. Eerst dacht ik dat de oude man
misschien zijn evenwicht had verloren, toen het schip op de klip
liep en dat hij daardoor met zijn hoofd tegen de wand gevallen was.
Er was iets eigenaardigs aan die Rand. '
Door wat zij nu zagen dachten ze niet lang meer over de zaak na. De
weg voerde over een heuveltje en daar zagen zij vlak voor zich een
open stuk land met een houten huisje, waarvoor een gedeukte oude
auto stond. De jongens gaven een schreeuw van vreugde en holden
over de weg in de richting van het gebouwtje.
Een hond kwam blaffend op hen toe gehold. Even later ging de deur
van de hut open en een magere man met zwart haar kwam tevoorschijn
en keek hen nieuwsgierig aan.
'Hoe ver is het vanhier naar de dichtstbijzijnde stad?' flapte Chet
eruit. 'Kunnen wij misschien uw auto huren?' wilde Joe weten. De
eigenaar krabde zich eens op zijn hoofd.
'Waar komen jullie vandaan?' vroeg hij. 'Jullie wonen niet hier in
de buurt. '
Zij vertelden hem in het kort van de schipbreuk en legden hem hun
moeilijkheden uit. De man toonde veel belangstelling en bood snel
aan hen naar het nabijgelegen dorp te rijden, waar zij misschien
nieuws over de andere overlevenden konden krijgen.
'Prachtig!' riep Joe uit en met Chet achter zich aan klauterde hij
in de wagen.
'Hoe ver is het?'
'Ongeveer vijf kilometer. Als mijn banden het houden zijn we er zo.
' De banden hield het gelukkig uit en niet lang daarna ratelden zij
een klein dorpje binnen, dat uit een zestal verweerde huisjes
bestond. Niemand had er iets van de schipbreuk gehoord. Zoals te
verwachten was, veroorzaakte de komst van de jongens nogal wat
sensatie in het gehucht. Joe belde onmiddellijk de dichtstbijzijnde
stad op en stelde zich in verbinding met het kantoor van de
voornaamste krant. 'De meeste overlevenden van de ramp met de
Resolute zijn hierheen gebracht, ' werd hem verteld. 'We zijn hard
bezig een lijst met namen samen te stellen, maar het is niet
eenvoudig alle gegevens bijeen te krijgen. Een paar zijn in het
ziekenhuis opgenomen, terwijl anderen al naar huis zijn gegaan.
'
'Staat de naam van Frank Hardy op uw lijst?' vroeg Joe ongerust.
'Een ogenblik alstublieft. '
Joe bleef trillend van spanning wachten. Toen klonk het antwoord.
'Het spijt me, maar die naam hebben we hier niet. Maar dat hoeft
nog niet te betekenen, dat degene naar wie u vraagt niet gered is.
Onze lijst is helemaal niet compleet. '
'Dank u wel, ' zei Joe dof en hing de hoorn op. Zijn ontmoedigd
gezicht vertelde Chet nog duidelijker het slechte nieuws dan
woorden dit gedaan zouden hebben.
'Ik geloof dat we maar beter naar de stad kunnen gaan, ' zei hij.
'Er is nog best kans dat Frank in een van de ziekenhuizen ligt.
'
'Dan rijd ik jullie er wel heen, jongens, ' bood de sympathieke man
aan. 'Het is niet ver. Maar tien kilometer. '
De jongens bedankten hem hartelijk en zo gingen zij op weg. Joe had
echter weinig vertrouwen in het resultaat van hun zoeken. Als hij
weer dacht aan de woedende zee, waardoor zij zich de vorige nacht
een weg naar de kust hadden gevochten, dan voelde hij dat de kans
om Frank nog levend aan te treffen zeer klein was.
Joe Hardy en Chet Morton besteedden de rest van de dag met
vruchteloos zoeken naar Frank. Zij gingen langs de ziekenhuizen, de
politiebureaus en de kranten. Zij ondervroegen een groot aantal
overlevenden van de Resolute, maar hun moeite leverde geen
resultaat op. Ruim dertig van de opvarenden en bemanningsleden
werden vermist. Hieronder bevonden zich ook Frank Hardy en meneer
Blackstone. Later in de middag namen de diep ongelukkige jongens de
trein naar Bayport. Zij hadden per telefoon met Fenton Hardy
gesproken en deze had hun dringend verzocht terug te komen.
'Je hebt alles gedaan wat mogelijk is, Joe, ' zei hij. 'Ik geef de
hoop nog niet op. We willen liever dat je naar huis komt. '
Toen zij in Bayport aankwamen ging Chet mee naar het huis van zijn
vriend. Daar troffen zij meneer en mevrouw Hardy aan, die moedig
probeerden zich goed te houden en hun zelfbeheersing niet te
verliezen. Zij luisterden gretig naar het verslag van de
schipbreuk. Mevrouw Hardy's gezicht werd spierwit toen Joe vertelde
hoe Frank erop had gestaan te trachten het leven van meneer
Blackstone te redden, niettegenstaande het extra risico dat hij
hiermee op zich nam en zij drukte een zakdoek tegen haar ogen toen
de jongens vertelden van hun moeizame zwempartij naar de kust. Chet
vulde het verhaal van zijn makker af en toe aan met nadere
bijzonderheden.
'We hadden geluk dat de stroom ons van de rotsen wegtrok, ' zei
Joe. 'Als we daarheen gedreven waren, waren we misschien
verpletterd. ' Het gerinkel van de telefoon onderbrak zijn verhaal.
Meneer Hardy nam de hoorn op.
'Met Fenton Hardy, ' zei hij en hij luisterde even. Toen verscheen
plotseling een trek van opluchting en blijdschap op zijn gezicht.
'Fijn zo! Fijn zo!' riep hij uit. 'Het stoomschip Bluebird. Fijn!
Ik mag wel zeggen dat dit een hele opluchting is. Dank u wel. Tot
ziens. '
'Ging het over Frank?' vroeg mevrouw Hardy gretig, toen haar man de
hoorn weer op de haak legde. 'Hij leeft! Er was nieuws!' Fenton
Hardy knikte.
'Frank is in veiligheid!' riep hij uit. 'Het telegraafkantoor belde
op om te zeggen dat Frank en meneer Blackstone zijn opgepikt door
een houtboot die op weg is naar Croston. Ze komen daar
morgenochtend aan. '
'Hoera, ' schreeuwde Chet. 'Tjonge, dat is heerlijk! Ik wist wel
dat hij het zou redden. '
'Wat een opluchting!' riep mevrouw Hardy uit. 'Hebben ze verder nog
iets gezegd, Fenton? Was hij gewond?'
'Frank mankeert niets, maar de oude man schijnt er slecht aan toe
te zijn. Joe, ik geloof dat wij morgen maar beter zo vroeg mogelijk
naar Croston kunnen vliegen, om bij de aankomst van het schip in de
haven aanwezig te zijn. '
'Mag ik ook mee, meneer Hardy?' vroeg Chet gretig. 'Natuurlijk. Ik
vind het leuk als je meegaat. '
'Prima. Nu ga ik gauw naar huis, anders laten mijn ouders nog naar
me zoeken. Ik zie u morgen wel op het vliegveld. '
De volgende ochtend ging het drietal al heel vroeg aan boord van
een vliegtuig van de lijn die op de kustplaatsen vloog. Meneer
Hardy was zo opgelucht door het nieuws dat zijn zoons het er levend
hadden afgebracht, dat hij zich weinig zorgen maakte over het
verlies van de voorbeelden van het handschrift. Hij gaf tegenover
Joe echter toe, dat zijn hoop om de zaak waaraan hij werkte op te
lossen hierdoor wel aanzienlijk minder was geworden.
'Pieker er maar niet over, vader, ' zei Joe. 'Misschien kunnen we u
wel nieuwe voorbeelden bezorgen. '
'En de volgende keer gaan we met de trein, ' zei Chet. De jongens
vertelden meneer Hardy over de vechtpartij in de hut en de
detective luisterde met zeer veel belangstelling. Misschien zat die
kerel Rand wel achter dat handschrift aan, ' opperde hij.
Daar hebben we ook al aan gedacht, ' gaf Joe toe. 'Maar als dat zo
is, dan heeft hij ze toch zeker niet gekregen. Dat neemt niet weg
dat ik hem nog eens zou willen ontmoeten en ik hoop maar dat hij
nog in leven is. Zijn naam kwam gisteren niet voor op de lijst van
overlevenden. ' Toen het vliegtuig hen in het drukke, kleine
havenstadje Croston weer aan de grond zette, reden meneer Hardy en
de jongens direct naar de havens en zij zagen dat de Bluebird net
binnenstoomde. Het duurde niet lang voor het schip aan de kade
lag.
Frank bevond zich onder de eerste passagiers die aan land kwamen.
Hij stond heel verbaasd te kijken toen hij het kleine
ontvangstcomité zag, want het was niet bij hem opgekomen dat het
nieuws van zijn redding al bekend zou zijn in Bayport.
Hij uitte een kreet van vreugde toen hij de bekende gezichten zag
en een ogenblik later werd er druk handen geschud en werden er over
en weer tientallen vragen gesteld. Chet en Joe wilden weten hoe
Frank gered was. En Frank was op zijn beurt even nieuwsgierig om te
horen hoe de beide anderen zich in veiligheid gebracht hadden.
'Meneer Blackstone en ik zijn zonder moeite over de zijkant van het
schip geklommen, ' legde Frank uit, 'maar hij kon geen slag zwemmen
en ik kon hem niet aan zijn lot overlaten. We hadden natuurlijk
onze zwemvesten aan en we lieten ons maar drijven. En toen kwam die
houtboot aan. Ze hadden al een reddingsboot opgepikt en zij zochten
met een groot zoeklicht de zee af om nog meer overlevenden op te
sporen. We werden gelukkig gezien en aan boord gehesen. Oh, daar
komt meneer Blackstone. De arme oude kerel moet lelijk gewond zijn.
' Langs de loopplank kwamen twee zeelieden naar beneden, die een
baar droegen, waarop de oude man in dekens gewikkeld lag. Fenton
Hardy nam onmiddellijk de organisatie ter hand.
'Hij moet naar het ziekenhuis gebracht worden, ' zei de detective
en hij ging op zoek naar een telefoon om een ziekenwagen te
bestellen. De drie jongens gingen naar de gewonde man toe. Hij was
bij bewustzijn, maar toen ze hem vroegen hoe hij het maakte zweeg
hij. 'Hij heeft zich heel vreemd gedragen, ' zei Frank. 'Die klap
op zijn hoofd heeft hem geen goed gedaan en hij heeft, sinds de
Bluebird hem heeft opgepikt, niet meer tegen me gesproken. Hij
heeft wel een paar minuten met de kapitein gepraat, maar dat was
dan ook alles. ' Toen de ziekenwagen kwam gingen zij met de gewonde
mee naar het ziekenhuis en meneer Hardy nam de volledige
verantwoordelijkheid op zich voor zijn verzorging en zag erop toe,
dat hij een prettige kamer kreeg.
De geneesheer-directeur, een kordate man van middelbare leeftijd,
die zich voorstelde als dr. Forester, onderzocht de patiënt. 'Het
is maar goed dat u hem hier heeft gebracht, ' zei hij ernstig. 'Hij
heeft een ernstige verwonding aan de schedel. Ik zal direct moeten
opereren. '
'Is het zo ernstig?' bracht Frank eruit.
'Tamelijk, ' gaf de dokter toe. 'De man is ook nog verzwakt door de
geleden ontbering. Als hij de schok van de operatie kan doorstaan,
dan komt hij er wel bovenop, maar het is een dubbeltje op zijn
kant. ' Snel gaf dr. Forester zijn orders aan een inwonend
geneesheer en een verpleegster en al spoedig waren de
voorbereidingen voor de operatie in volle gang.
Meneer Hardy en de jongens verlieten de kamer en gingen naar
beneden. 'Nu moeten wij proberen Ruel Rand op te sporen, ' zei Joe.
'Hij is verantwoordelijk voor de toestand van meneer Blackstone.
Het is natuurlijk mogelijk, dat Rand niet uit het wrak heeft kunnen
ontsnappen, maar als hij nog leeft, zou ik hem toch graag in handen
krijgen. Als die oude man sterft, is het niet meer of minder dan
moord. ' Bij het loket in de rotonde van het ziekenhuis stond een
politieagent. Toen de jongens en meneer Hardy naderbij kwamen deed
hij een paar stappen in hun richting. 'Meneer Hardy?' vroeg
hij.
'Ja, ' bevestigde de detective. 'Wat kan ik voor u doen?'
'Zijn dit uw zoons?'
'Twee. Die jongeman daar is Chet Morton. '
De agent knikte. 'Ik moet jullie verzoeken om met mij mee te gaan
naar het bureau, jongens, ' zei hij.
De jongens keken elkaar verbaasd aan.
'Wat is er dan aan de hand?' wilde Frank weten.
'Het spijt me, maar jullie staan onder arrest!'