DE MAN OP HET STRAND
IDe Hardy's keken elkaar in de zachte gloed van het kampvuur
ernstig aan.
„Denk je, dat kapitein Royal en Todham Todd een en dezelfde man
zijn?" vroeg Joe.
„Wat denk jij ervan?"
„De overeenkomst is opvallend, maar hoe zou deze vreemde kerel
Todham Todd kunnen zijn? Hoe zou een professor van de universiteit
in deze grotten terechtkomen en waarom zou hij zichzelf door laten
gaan voor een oude zeeman?"
Frank staarde in gedachten verzonken voor zich uit.
„Er zijn al vreemdere dingen gebeurd. Vergeet niet, dat Evangeline
Todd vertelde, dat haar broer misschien zijn geheugen verloren
heeft. Hij is altijd al erg vreemd geweest, vertelde ze, en het
spreekt vanzelf, dat niemand kon voorspellen, wat hij onder deze
omstandigheden zou doen. "
„Ik kan er niet bij, dat we hem juist hier tegenkomen. Misschien is
het alleen maar toevallig, dat kapitein Royal ook een paar keer
„verdrie" zei. Dat zijn schoenveters niet vastgeknoopt waren is
helemaal geen wonder, want voor de rest zag hij er ook slordig en
onverzorgd uit. "
„Natuurlijk, het is heel goed mogelijk dat kapitein Royal alleen
maar een excentrieke ouwe heer is, maar we mogen niets aan het
toeval overlaten. Stel je voor dat we onverschillig onze schouders
ophaalden en dat hij toch Todham Todd zou zijn!"
„Goed, maar hoe kunnen we zekerheid krijgen?"
„Als we het hem op de man af vragen, zal hij het natuurlijk
ontkennen, maar misschien zouden we hem een paar onopvallende
vragen kunnen stellen, waardoor hij zich verraadt. "
„Als hij zijn geheugen verloren heeft, kan hij zich niet verraden.
"
„Nee, dat is zo, " gaf Frank toe, „maar het kan toch geen kwaad nog
eens naar hem toe te gaan, niet?"
„Denk je, dat hij ons nog goed zal ontvangen na wat er vandaag
gebeurd is?"
„Misschien is zijn boze bui nu weer voorbij en herinnert hij zich
niet meer, dat hij onvriendelijk tegen ons is geweest. "
„Ja, grillig is hij genoeg, die ouwe kerel, " zei Joe lachend.
„Trouwens, misschien kunnen we in zijn grot een spoor vinden, als
we daar eens gaan snuffelen wanneer hij er niet is. "
„Dat is een goed idee. We zullen er morgen eens een kijkje gaan
nemen. "
„Moeten we het aan Chet en Biff vertellen?" vroeg Joe.
„Nee, liever niet, " antwoordde Frank. „Ze zijn niet op de hoogte
van de zaak Todd. Als we ontdekken, dat onze vermoedens niets met
de waarheid te maken hebben, is het beter, dat ze niets weten.
"
„Maar hoe kunnen we de kapitein ondervragen, als zij erbij
zijn?"
„We zullen wel een uitvlucht zoeken om alleen op stap te gaan. Er
is alle kans, dat we de plank misslaan. Hoe meer ik erover denk,
hoe onzinniger het me lijkt, dat die gekke kapitein de professor
zou zijn. Toch blijft het een feit, dat de broer van juffrouw Todd
is verdwenen en dat ze hem nog niet teruggevonden hebben. Als hij
ergens was, waar hij in aanraking komt met andere mensen, zou het
toch allang opgevallen zijn, dat hij niet meer weet wie hij is en
waar hij vandaan komt?"
„Vader heeft zijn spoor tot in Claymore gevolgd. Daar verdween de
professor definitief en Claymore is niet zo heel ver hiervandaan.
"
„Het is niet uitgesloten, dat hij hier heel toevallig
terechtgekomen is. "
„Wat denk je nu van die bewegende lichten en het schieten, dat de
mensen gehoord hebben?" vroeg Joe.
Frank lachte.
„O, ik geloof, dat de kapitein de andere mensen een beetje bang
gemaakt heeft; misschien wel om te voorkomen, dat hij lastig
gevallen zou worden. "
„We zullen de zaak grondig onderzoeken. Ons kan hij niet op een
afstand houden. "
De Hardy's zochten een plaatsje bij het vuur, rolden zich in hun
dekens en gingen ook slapen. Diep in zijn hart geloofde Frank zelf
niet, dat zijn vermoeden met de waarheid overeenkwam en dat de rare
kapitein professor Todd zou kunnen zijn. Hij wist echter, dat een
goede detective niets aan het toeval over mag laten en het was een
feit, dat kapitein Royal „verdrie" zei in plaats van „verdorie" en
dat hij zijn schoenveters niet vastgeknoopt had.
Toen de jongens de volgende morgen wakker werden, zagen ze, dat er
een dichte mist boven de omgeving hing. Het was nat en koud en er
was geen sprake van, dat ze hun speurtocht naar andere grotten
onder die omstandigheden voort konden zetten; de kust was al
gevaarlijk genoeg als men een onbelemmerd uitzicht had.
„Ik denk er niet aan in deze mist langs het strand te gaan zwerven,
" verklaarde Chet nadrukkelijk. „Misschien zouden we verdwalen en
niet eens de weg terugvinden. "
„Het lijkt me net een morgen om eens rustig te gaan vissen, " vond
Biff.
Chet begroette dit voorstel met enthousiasme.
„Dat is het beste idee, dat je in jaren geopperd hebt, Biff. We
hebben alle spullen bij ons, die we nodig hebben en ik zag gisteren
een overhangende rots, die geschapen schijnt te zijn voor vissers.
Misschien kunnen we een walvis vangen voor de lunch. "
Frank en Joe keken elkaar even aan. Dit was een magnifieke kans
voor hen om er samen op uit te trekken. Ze moedigden hun vrienden
aan om in ieder geval te gaan vissen. Zelf zouden ze terugkeren
naar de grot van kapitein Royal om te zien of de oude kerel al een
beetje kalmer geworden was.
„Ga je gang, " zei Chet, „maar ik wil die vent nooit meer zien. Je
weet nooit van tevoren, hoe hij je ontvangen zal, als vrienden of
met een geweer aan zijn schouder. "
„Dat zullen we dan wel zien, " zei Frank.
„Ga liever mee vissen, jongens. "
De Hardy's dachten er niet aan. Ze wilden de oude leeuw in zijn hol
gaan tarten, verklaarde Frank lachend. Biff en Chet gingen hun
hengels bij elkaar zoeken.
Voor ze samen op weg gingen om een walvis te vangen, verzocht Chet
Frank ironisch kapitein Royal vooral zijn hartelijke groeten te
doen. Frank beloofde het lachend en vertrok samen met zijn broer.
De jongens waren blij, dat hun vrienden het hun zo gemakkelijk
gemaakt hadden.
Behoedzaam liepen ze langs het strand. De mist was zo dicht, dat ze
niet eens de hoogste top van de kliffen kondenzien.
„Ik geloof, dat we er niet op moeten rekenen, dat kapitein Royal er
met dergelijk weer op uit is, " zei Frank.
„Nee, vermoedelijk zit hij in zijn grot bij een gezellig vuurtje,
maar het is best mogelijk, dat hij dan juist vriendelijk en
meegaand zal zijn. "
Er was helemaal geen wind die morgen. De zee lag doods en stil,
alsof de mist een deken uitgespreid had over de golven. Het was erg
vochtig en zo koud, dat de jongens af en toe rilden.
Joe voelde zich een beetje schuldig, omdat ze hun vrienden in de
steek gelaten hadden, maar Frank legde er de nadruk op, dat dit
tenslotte een privé-kwestie was. Ze waren hier gekomen om de
grotten te onderzoeken en dat deden ze samen. Alleen het onderzoek
naar de identiteit van de rare kapitein deden ze alleen.
Ze naderden de geweldige rots, die de grot van kapitein Royal aan
het gezicht onttrok. Frank bleef plotseling staan en trachtte door
de mist naar de voet van de rots te turen.
„Zie jij daar ook iets liggen, Joe?" fluisterde hij.
„Het lijkt wel een hoop oude lappen — nee, het beweegt!"
„Misschien is het kapitein Royal wel. Misschien is hij gevallen en
heeft hij zich bezeerd. "
De jongens renden naar de man, die op het strand lag. Nog voor ze
bij hem waren, hadden ze al gezien, dat het niet kapitein Royal
was.
„Misschien is het iemand, die van de kliffen is gevallen, "
veronderstelde Joe.
Frank keek vluchtig in de hoogte.
„Als dat het geval is, kunnen we de arme kerel niet meer helpen, "
antwoordde hij.
Ze bereikten de man, die in het zand lag. Hij was niet dood, want
hij snurkte luidruchtig en de reden van zijn vaste slaap was niet
ver te zoeken: een lege whiskyfles lag naast hem.
De man lag zo, dat de jongens zijn gezicht niet direct konden zien.
Hij was slordig gekleed en zijn kleren waren nat van de mist.
De kerel kreunde en rolde zich langzaam op zijn rug.
Toen de Hardy's zijn gezicht zagen, hielden ze hun adem in, van
louter verrassing.
„Het is Carl Schaum!" riep Frank uit.
Het was inderdaad het lid van de bende autodieven, die uit de
gevangenis ontsnapt was en daarna Franks motorfiets had
gestolen.