'Acht uur, is dat goed?' Hij gaf de Maleisiër het teken. Bliss vroeg zich af of hij nog meer wist. Ze had zijn gezicht gezien en zijn gedachten gelezen toen de Maleisiër haar naar hem toe had gebracht. Ze wist dat hij haar in gedachten had uitgekleed. Maar wat kon ze anders doen? Hij was het enige spoor dat naar de mysterieuze vrouw leidde die Jake had gevolgd. Ze had geen keus.
Ze haalde haar schouders op. 'Goed. Acht uur.'
De storm haalde Qi lin in toen ze de zuidelijke grens juist was overgestoken. Het had eerder kunnen gebeuren, maar ze hield steeds iets in gedachten wat de oude dokter in Jiao Zhuang hu tegen haar had gezegd: Denk aan derivieren die naar de zee stromen. Ze gebruikte de groene bomen die langs de brede modderige rivier stonden als bescherming.
Nu, hoog boven zeeniveau, wist Qi lin dat ze eindelijk buiten gevaar was. Ze was in de bergen van het noorden van Burma.
De Shan-staten. Waar niemand zich aan de wet hield en waar zelfs het Chinese leger zich bijna niet durfde te wagen.
Ze wist dat ze in de Gouden Driehoek was, een gebied dat niet alleen een deel van de Shan-staten maar ook stukken van Laos, Thailand en de Chinese provincie Yunnan omvatte. Ze wist dat hier alles om opium of, zoals het ter plaatse werd genoemd, de tranen van de papaver draaide. De regering van communistisch China had al jaren geprobeerd een eind aan de illegale maar uiterst profijtelijke opiumhandel te maken, en het nogal machteloze socialistische regime dat in Burma aan de macht was had ook pogingen in die richting gedaan. Maar de Shan-staten waren een wereld op zich. In deze bergen wemelde het van de eeuwenoude stammen, geregeerd door woeste en dictatoriale krijgsheren, goed bewapende en goed getrainde privé-legers die er samen met het onherbergzame terrein voor zorgden dat er geen eind aan de lucratieve handel kwam. Amerika en Rusland, de machtigste naties van de wereld, hadden zich wist Qi lin - daarbij neergelegd en probeerden al jaren in deze bergen te infiltreren, omdat ze de opiumhandel en de miljardenwinsten daarvan onder controle wilden krijgen.
De CIA en de KGB hadden in deze bergen zoveel tegenslagen te verduren gehad dat Qi lin het gerucht had gehoord dat de beide regeringen aparte fondsen in het leven hadden geroepen om de verliezen te dekken. Zodra ze de grens met Burma was overgestoken, werd Qi lin voorzichtiger. Ze was nu niet meer in China; haar papieren waren hier waardeloos. Ze had ze dan ook in een zakje gestopt en aan de Chinese kant van de grens begraven. De Chinese regering was in de Shan-staten actief om de opiumhandel een halt toe te roepen en een Chinees staatsburger kwam daar dan ook meteen onder de grootste verdenking te staan. Maar iemand die pas uit de gevangenis was ontsnapt, dat was heel wat anders... Vooral wanneer ze het verhaal vertelde dat ze op zoek was naar haar zuster, die nog maar een paar dagen geleden uit China was gevlucht. Shan betekent 'vrij volk'. Deze zelfde elementaire betekenis kan ook aan de woorden Siam en Assam worden gegeven, de namen van volkeren die zich in een groot gebied van Zuidoost-Azië hadden gevestigd. Van de vijftiende eeuw tot 1959 werden de Shan geregeerd door vierendertig sawbwa 's, vorsten die de macht over hun eigen gebied van vader op zoon overdroegen. Tegenwoordig waren veel Shan-krijgsheren die over de Gouden Driehoek heersten nakomelingen van die oorspronkelijke families. Maar er waren andere, veel gevaarlijker krijgsheren. Dat waren de schurkachtige generaals die uit het leger van communistisch China waren overgelopen, verdorven kerels die zich door de zucht naar rijkdom en macht lieten leiden. Het waren deze krijgsheren, en niet zozeer de Shanvorsten, waarvan een Chinees die de grens overstak te duchten had. Qi lin wilde tot elke prijs vermijden dat ze een van die generaals tegen het lijf liep. Niet ver van de grens werd ze door Shan-soldaten aangehouden. Ze droegen de rode hoofdbanden, witte flodderige broeken en dikke jasjes van het Shan-volk. Ze kende hun dialect niet, maar een van hen bleek zich enigszins in het Chinees te kunnen uitdrukken.
Qi lin liet zich fouilleren en ondervragen. Tenslotte haalde ze de foto van de dochter van de oude dokter te voorschijn. 'Zuster,' zei ze, wijzend naar de foto. 'Mijn zuster.'
Mok, de enige die een beetje Chinees sprak, liet de foto rondgaan. De kwestie werd door alle soldaten besproken. Toen wendde Mok zich tot Qi lin en zei: 'Wacht hier.' Hij keek haar woest aan. 'Als je beweegt, schieten ze je dood.' Qi lin knikte gehoorzaam.
Mok liet de andere soldaten bij haar achter. Ze bevonden zich dicht bij een betonnen bunkerachtig bouwwerk. Qi lin rook een heel bijzondere geur, zoet en tegelijk scherp. Ze kuchte, bracht haar hand naar haar mond, en een van de soldaten richtte zijn AK-47 op haar. Qi lin stak beide handen omhoog, de palmen naar de soldaat gericht. 'Niks aan de hand, moederloze strontvretende pokdalige hond,' zei ze met een uiterst onderdanige stem.
'Ik voer niets in mijn schild.' Ze glimlachte en de jonge soldaat ontblootte zijn tanden. Ze waren zwart als drop.
Qi lin zag andere soldaten met jutezakken op hun rug het betonnen gebouw binnengaan. Weer andere soldaten bewaakten hen met AK-47's. Qi lin had nog nooit zoveel wapens bij elkaar gezien, en dat terwijl ze lid was van de Gong lou-fu, de triade van de Stalen Tijger. In de verte kon ze de muilezels zien waarmee de jutezakken naar deze plaats waren gebracht. Ze herkende de geur nu ook. Het was de geur van de opiumbereiding. Dit was een 'fabriek' waar de ruwe opium werd bewerkt om er Nummer Vier van te maken, een vorm van heroïne die zo sterk geconcentreerd was dat het volume tot een tiende werd teruggebracht. Daardoor was het spul veel gemakkelijker over ruig terrein te transporteren en naar de beschaafde wereld te smokkelen.
Mok kwam terug en Qi lin richtte haar aandacht weer op hem. 'Niemand kent je,' zei hij.
'Toch wil ik de hoofdman spreken,' zei Qi lin, er goed op lettend dat ze geen beweging maakte. Ze was zich maar al te goed bewust van de AK-47's die op haar waren gericht.
'Uh?' Zijn kennis van het Chinees schoot tekort om haar meteen te begrijpen.
'De hoofdman.'
' De hoofdman ?' Er verscheen een verbaasde blik op Moks gezicht. Toen begon hij te stralen. 'Ah Ko Gyi,' zei hij. 'Je wilt hem spreken.'
'Ja,' zei ze. 'Dat wil ik. Nu.'
Mok knikte. 'We gaan naar hem toe.' Mok gaf de andere soldaten een teken en ze kwamen dichter om haar heen staan.
Qi lin keek naar Moks ogen. Daar was iets vreemds mee gebeurd. Er was iets voorgevallen toen hij weg was gegaan. Wat?
Toen de zon begon onder te gaan, hadden Qi lin en haar escorte ongeveer twaalf kilometer afgelegd. Ze waren ook meer dan vierduizend meter gestegen. Inmiddels huiverde ze van de kou. Niemand bood haar een jasje aan.
Ze kwamen in een dorp op een kleine hoogvlakte. Het dorp bestond uit huizen van bamboe rond een middenplein.
'Is Ah Ko Gyi hier?' vroeg Qi lin.
Mok negeerde haar. Hij had gedurende de hele tocht niets tegen haar gezegd. Qi lin had een onheilspellend voorgevoel. Maar het was te laat om terug te gaan. En trouwens, waar kon ze heen?
Toen ze in het Shan-dorp waren aangekomen, waren de andere leden van haar escorte al gauw in de schemering verdwenen. Mok pakte Qi lin bij haar arm vast en leidde haar naar een huis van bamboe en leem dat een beetje groter was dan de andere huizen. Het huis van de plaatselijke krijgsheer, nam Qi lin aan.
Iemand moest het nieuws van hun komst al hebben doorgegeven, want toen ze de vervallen trap naar de brede veranda naderden, kwamen er meerdere personen uit het huis te voorschijn.
Alsof dit een afgesproken teken was, duwde Mok haar naar voren. 'De indringster,' zei Mok in het Chinees. Mok vertelde wie ze was en waarom ze naar de vrouw van de foto zocht.
'Je naam?' blafte de krijgsheer.
Qi lin liet zich door haar instinct tot zelfbehoud leiden en loog automatisch. Ze keek nog eens goed naar de man, die bijzonder klein was en zo rond als een tonnetje, al had hij wel de sterkste armen en schouders die Qi lin ooit had gezien. Hij droeg een soldatenpak met een mouwloos shirt waaraan gouden en zilveren spelden waren bevestigd, alsof het medailles waren. Om zijn middel had hij een munitiegordel van webbing-materiaal met een zwarte leren holster waarin vermoedelijk een Amerikaanse Colt gestoken was. Hij droeg zachte leren laarzen die tot zijn knieën kwamen en scheen geen enkele last van de bijtende kou te hebben.
'Is dit haar?'
Qi lin begreep de vraag niet en wilde dat juist zeggen toen het tot haar doordrong dat de krijgsheer het woord tot een schimmige gestalte die zich achter hem bevond had gericht. De man kwam langzaam, bijna alsof het hem pijn deed, naar voren.
'Ja,' zei de oude man. 'Dat is haar.'
Qi lin zette grote ogen op. Boeddha! Ze had die oude man al eerder gezien! De moed zonk haar in de schoenen. Het was of al die kilometers sinds ze uit gevangenschap was ontsnapt haar opeens hadden ingehaald.
'Huaishan Han?' zei ze verbijsterd. 'Bent u het?'
In Miami was je niemand als je niet ergens woonde waar je over de oceaan kon uitkijken. Mako Martinez woonde in een luxe maisonette die zo groot was dat volgens Simbal de hele bovenste verdieping van het Quarrykantoor er met groot gemak in zou passen. Het was op de tweeëndertigste en drieëndertigste verdieping en je kon er komen met een lift die zo snel ging dat je er een bloedneus van kreeg.
De hal was zo groot en weelderig als een hoer van duizend dollar per nacht. Er hingen hier en daar echte schilderijen en er stond luxueus meubilair.
'Het stinkt hier naar geld,' zei Simbal.
Martine Juanito Gato de Rosa gromde instemmend. 'Er staan nog drie van zulke appartementengebouwen op stapel. Als Mako en zijn maats hun dollars hier niet lieten rollen, zou daar niets van terechtkomen. We krijgen hier zoveel van die appartementengebouwen dat ze ons de strot uitkomen.'
'Weetje zeker dat Bennett hier is?' vroeg Simbal.
'Hier in Miami weet je nooit iets zeker, jongen,' zei de Cubaan. 'Daar hoefje me niet de hele tijd aan te herinneren.'
Aan het eind van de hal ging een dubbele deur open en ze waren binnen. Simbal had al heel wat paleizen van binnen gezien, maar dit sloeg alles. De hele zuidwand van de huiskamer die minstens twintig meter lang was bestond uit een raam dat uitzicht bood over het water en de eilandjes met lichtjes in de duisternis. Meer naar rechts verhieven zich de hoge hotels van de stad.
Aan de andere kant van de kamer leidde een wenteltrap naar de bovenverdieping van de maisonette.
Verder stond hier allemaal weelderig meubilair en hingen er moderne schilderijen aan de muren. Overal stonden potten met enorme planten en palmbomen. Tussen twee grote zuilen was zelfs een echte hangmat gespannen. Simbal liep van de Cubaan vandaan en zocht zich een weg door de drukke zitkamer. Er schetterde popmuziek uit de speakers. De Police. Simbal vond dat wel grappig.
Er waren hier zoveel mannen met grove linnen jasjes waarvan ze de mouwen hadden opgestroopt om nog wat extra aandacht op hun T-shirts te vestigen dat Simbal dacht, Jezus Christus, zijn ze hier ergens een aflevering van 'Miami Vice' aan het verfilmen?
Hij ging de wenteltrap op, die zo smal was dat toen hij een vrouw met een Martini tegenkwam, de situatie interessant werd. Eerst meende Simbal dat ze hem zou vragen het ter plekke met haar te doen, maar ze likte alleen over haar lippen en zei: 'Ik zie jou straks vast wel ergens terug.'
Op de bovenverdieping keek Simbal om zich heen en zag de bar. Hij vroeg om een wodka met ijs en nam een slokje. Hij begon wat rond te lopen. Er was hier boven ook een balkon. Misschien niet zo breed als dat op de benedenverdieping, maar breed genoeg. Simbal keek door het glas naar de motorboten die zich ver beneden hem door de haven bewogen. Een klein onbewoond eilandje was van kleurige lichten voorzien, zodat het weelderig ongerept gebladerte op ieder uur van de dag en de nacht kon worden bewonderd.
Hij zag iets bewegen en toen viel het kleurrijke licht op een gezicht dat hem bekend voorkwam. Run-Run Yi. De diqui-baas in New York en vermoedelijk Alan Thunes grootste medestander in de hogere echelons van de organisatie. Met wie stond hij daar te praten?
Simbal slenterde wat verder. Bennett! Simbal wierp een lange blik op hem en ging, toen Bennett in zijn richting keek omdat er opeens een golf van geluid door de open glazen deuren kwam, vlug een stap terug. Toen Simbal weer hun kant op keek, was Yi alleen. Met een vloek zette hij zijn glas weg en liep het balkon op. Bewegingen, licht en schaduw. Hij baande zich een weg door de menigte, liep vlak langs Run-Run Yi, die over de reling naar beneden stond te kijken. Simbal bleef staan en deed hetzelfde. Hij zag Bennett op de benedenverdieping.
Simbal rende de trap af en vroeg zich af waarom Bennett er opeens vandoor was gegaan. Had hij Simbal gezien? In dat geval moest hij hem onmiddellijk hebben herkend. Toen herinnerde Simbal zich iets wat hij in Bennetts dossier had gelezen. Bennett had een perfect visueel geheugen. Hij had Simbal natuurlijk meteen in de gaten gehad.
Simbal zag Bennett weer lopen. De Cubaan had hem ook gezien en kon aan de blik in Bennetts ogen zien dat er iets aan de hand was. Hij stond samen met een Mexicaanse vrouw tussen Bennett en de voordeur in. Simbal liep hun kant op. Er werd verhit gesproken, maar de muziek stond zo hard dat Simbal niet kon verstaan wat ze tegen elkaar zeiden. Bennett was de eerste die zijn vuisten balde, en de Cubaan trapte hard op zijn wreef. Bennett porde met zijn elleboog in de ribben van de Cubaan. Daarna sloeg hij met zijn vuist tegen Gato de Rosa's gezicht. De Cubaan stond te wankelen op zijn benen. Bennett greep de Mexicaanse vrouw vast en trok haar met zich mee de deur uit. Simbal ving de Cubaan op en hield hem overeind. De man keek hem met een wazige blik aan.
'Martine?'
'Ben jij dat, jongen?'
'Ja. Bennett is tegenwoordig een beetje opvliegend, vind je niet?'
'Hij heeft Maria. Ze is een van mijn contactpersonen.' De Cubaan rochelde in een linnen zakdoek. Hij keek ernaar alsof hij nog nooit zijn eigen bloed had gezien. 'Verdomme!'
'Laten we achter die schoft aan gaan,' zei Simbal.
'Kijk uit watje doet, jongen,' zei de Cubaan. 'Hij heeft mijn corazon bij zich.'
Terwijl de afdalende lift zijn best deed hun trommelvliezen te laten springen, bleef Gato de Rosa met zijn bloederige zakdoek over zijn mondhoek vegen.
'Dat heeft nog niemand me ooit geflikt,' zei de Cubaan. Het was vooral zijn persoonlijk eerverlies waar hij zich druk over scheen te maken.' Hijo deputal'
'Wat zei hij?'
'Hij zei tegen mij: "Wat loopt die stomme klootzak van een Tony Simbal daar te zoeken?" Ik zei dat hij hallucineerde. En hij zei: "Simbal is hier en ik weet donders goed naar wie hij zoekt. Het is een regelrechte moordenaar".'
'Dat laat ik me niet zeggen!' zei Simbal verhit.
'Rustig blijven, jongen.'
De deuren gleden op de begane grond open en ze stapten uit de lift. Simbal wilde de hal inlopen, maar de Cubaan zei: 'Nee, deze kant op.'
Ze namen een achteruitgang en liepen over een breed pad dat door geelkoperen buitenlantaarns met een vaag nautisch motief werd verlicht. Insekten vlogen zich zoemend dood tegen de hete lichten. Verderop zag Simbal de aanlegplaatsen die bij het appartementengebouw hoorden.
'Hij is niet met een auto gekomen,' zei de Cubaan terwijl ze over het pad begonnen te rennen. 'Bennett houdt niet van auto's. Hij gaat nergens heen waar hij niet met een boot kan komen.' Hij wees. 'Dat is zijn boot. Die zwarte daar.'
'Geen stap dichterbij!'
Zodra ze Bennetts schreeuw hoorden, bleven ze staan. Ze waren niet meer dan een bootlengte van zijn vaartuig verwijderd.
'Tot zover en niet verder!'
'Eddie, ik snap niet wat er met jou aan de hand is. Ik ...'
'Hou je leugenachtige bek, stomme Cubaanse zakkewasser!'
'Zeg luister eens!'
'Nee, luister jij eens, pooierkop!' Bennett kwam uit de schaduwen van zijn boot vandaan. Hij hield iemand voor zich uit. Simbal kon zien dat de Magnum op Maria's slaap was gericht. 'Kijk maar eens goed. Zal ik haar hersenen over de kade sproeien?'
Simbal en Gato de Rosa zeiden niets.
Bennett lachte. 'Moet je jullie toch eens zien. Ik wou dat ik een videoband van jullie koppen had. Jezus, wat zien jullie er stom uit. Net een stel pad vinders.'
'Laat haar los, Eddie,' zei de Cubaan. 'Ze is maar een wijf. Waarom zou je haar iets doen?'
Bennett drukte de loop van de Magnum zo hard tegen Maria's slaap dat ze haar hoofd scheef moest houden. 'Dacht je dat ik haar niet zou neerknallen? Idioten! Ze hebben me naar New York gestuurd om Alan Thune koud te maken. Dat weten jullie. Iedereen weet het.'
'Wat doe je?' zei Gato de Rosa binnensmonds tegen Simbal. 'Ik heb je gewaarschuwd.'
Simbal wist dat ze de impasse moesten doorbreken. Dit was een situatie waar snel iets aan gedaan moest worden. Degene die het snelst kon denken zou de overwinning behalen. Hij keek nog even in Maria's vochtige ogen en zag daar tot zijn verbazing geen angst of paniek. Dat was goed. Misschien hadden ze toch nog een kans.
'Weet je wat er van jou geworden is, Bennett?' Simbal sprak met stemverheffing. 'Je bent een paria!'
'Martine,' zei Bennett. 'Waar heeft hij het over?'
'Jij kunt nergens meer terecht,' ging Simbal verder. 'Je bent een verschoppeling. Niemand wil nog iets met je te maken hebben.'
'Jij bent knettergek!' riep Bennett terug. 'Je kraamt onzin uit!'
Maar Simbal had hem afgeleid. 'Je staat op de zwarte lijst.'
'Wat kan mij die DEA schelen!' zei Bennett, en hij lachte weer. 'Ik heb wat beters gevonden. Ik verdien meer geld dan waar arme stumpers als jullie ooit van kunnen dromen.'
'Ik kom je uit je lijden verlossen, Bennett.'
'Ja, dat dacht ik al. De killer van de DEA.'
'Nee, nee, dat heb je mis, Bennett. De diqui heeft me gestuurd.'
'Wat?'
Het was nu een kwestie van snel reageren. Simbal had de woorden nog niet goed en wel uitgesproken of hij kwam al in actie. Een, twee, drie grote passen en een sprong, een sprong tegen de arme Maria aan, zodat zij en Bennett naar achteren vielen.
Ze sloegen met zijn drieën tegen het dek; alles voltrok zich in een waas. Simbal had de pech dat Bennetts cowboylaars in een reflex uitschoot en hem boven zijn rechteroog trof. Tegelijkertijd ging de Magnum af en vloog Maria's borst uit elkaar.
Terwijl Simbal nog bezig was zich te herstellen, sloeg Bennett met de Magnum tegen Simbals neus, zodat die geen adem meer kon krijgen en voelde hoe de zenuwen in zijn gezicht verdoofd raakten. De Cubaan, die op de wal was blijven staan, had zijn pistool getrokken. Hij kon Maria zien maar hij wist niet hoe erg ze eraantoe was. Toen hij het schot had gehoord, had hij besloten niet op de boot te springen. In de verwarring zou dat Maria of Simbal het leven kunnen kosten. Simbal stootte zijn knie in Bennetts kruis en deed een graai naar de Magnum. Hij kreeg het half te pakken en het wapen vloog over de reling en plonsde in het water.
Bennett sloeg zijn beide handen tot een moker ineen en liet die met volle kracht op Simbals nek neerdalen. Daarmee was het pleit beslecht. Simbal kon zich niet meer herstellen. Hij zakte in elkaar en Bennett gaf hem een venijnige schop.
Hij greep in een kastje, haalde een Mack 10 te voorschijn en richtte het kleine machinepistool op de Cubaan, die naar voren was gekomen op het moment dat hij de Magnum in het water had horen vallen. 'Sorry van dat wijf jongen,' zei Bennett. 'Maar je hebt het aan deze klootzak te danken.'
Hij gaf een kort salvo toen de Cubaan in actie wilde komen. 'Jij bent niet zo stom als deze hier,' zei Bennett. 'Dus gooi dat pistool maar weg.'
Met één oog op Gato de Rosa gericht maakte Bennett de kabels los en startte de motoren. Even later manoeuvreerde hij de zwarte boot het water op.
Toen hij ver genoeg uit de kust was, liep hij over het dek naar de plaats waar Simbal en Maria lagen. Bennett tilde Simbal op zijn schouder. Met een dierlijk gromgeluid gooide hij hem overboord en zei tegen niemand in het bijzonder: 'Vervuil de zee niet meer dan nodig is.' Hij spuwde naar de plaats waar het lichaam was gezonken.
Het Star House in Causeway Bay was het soort restaurant waar Bliss liever niet kwam. Grote kristallen kroonluchters hingen boven ronde tafels voor acht of tien mensen. Sierlijke, uit hout gesneden draken slingerden zich in schril basreliëf langs de met goudverf bedekte muren, en er stonden overal zuilen in de vorm van rood-met-smaragdgroene feniksen. De twee of drie keer dat Bliss hier was geweest was haar middelmatig voedsel voorgezet. Maar deze keer was het anders. Alle gerechten zagen er mooi uit en smaakten voortreffelijk. Toen ze daar iets over zei, begon Grote Oesters Pok te lachen en zei: 'Dat zeggen ze allemaal, iedereen die ik hier naar toe breng. Ik kijk altijd naar hun gezicht als ze hier binnenkomen en als ze hun eerste hap van defaahn nemen. Het is heel simpel. De kok is mijn zwager. Hij is dol op mijn zuster. Daarom, zegt hij, heeft hij alles voor me over.'
'Hoezo?'
'Mijn ouders leven niet meer,' zei Grote Oesters Pok.
'Ik begrijp het.' Als hoofd van de familie was hij degene geweest die toestemming voor het huwelijk had moeten geven.
Vanavond was hij Grote Oesters Pok, niet Fung het Skelet. Hij zag er heel gesoigneerd uit en ze kon bijna niet geloven dat hij de gespierde smokkelaar met ontbloot bovenlijf was die ze eerder op de dag had ontmoet. Hij zei iets grappigs en Bliss lachte. Hij knikte en glimlachte bijna verlegen. Hij had sympathie voor haar opgevat. Ze was anders dan alle vrouwen die hij ooit had ontmoet. Ze dacht als een man, en dat intrigeerde hem. Hij zag geen zwakheid in haar, alleen een schranderheid waarmee ze flexibel op alle situaties kon reageren.
Grote Oesters Pok was wel eens vaker met die nieuwe generatie van westerse vrouwen in aanraking gekomen. Ze waren hard als staal en ongeveer even aantrekkelijk. Om zich een plaats in de mannenwereld te veroveren hadden ze hun ziel verhard.
Bliss was heel anders dan die westerse managers van grote ondernemingen. Hij stond er zelf van te kijken dat hij zich tot een vrouw met zo'n sterke persoonlijkheid aangetrokken voelde.
Inmiddels wist Bliss dat ze, als ze erachter wilde komen wie de vrouw was die Jake van zijn afspraak met Zilin had weggehouden, al haar concentratievermogen nodig zou hebben. Grote Oesters Pok was niet zomaar een opiumsmokkelaar. Hij was het tegenovergestelde van een simpele ziel. Voordat hij zijn prijs noemde, moest ze erachter zien te komen welke tegenprestatie hij voor de door haar verlangde informatie wilde hebben. Dat was de enige manier om zo'n slimme zakenman aan te pakken.
'Je schijnt net zo gemakkelijk van persoonlijkheid te veranderen als van kleren,' zei ze.
Grote Oesters Pok glimlachte. 'Het is maar een bescheiden eigenschap, en het is niet echt een talent te noemen. Als ik vele levens leid, vallen mij ook vele liefdes ten deel.!
Dus daar is hij op uit, dacht Bliss. Op mij.
'Ik kan me voorstellen dat het ook gevaarlijk is,' zei ze. 'Wie zoveel mensen tegelijk is haalt zich toch ook veel complicaties op de hals?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Misschien is dat een van de redenen waarom ik die levens wil leiden. Net als met smokkelen zijn er veel risico's aan verbonden. Ik vind dat een leven zonder risico's niet de moeite waard is.'
'Je zou ook een revolver tegen je hoofd kunnen houden en Russisch roulette kunnen spelen,' zei Bliss.
Grote Oesters Pok lachte. 'Dat heb ik ook gedaan. Het was een weddenschap. Ik heb een van mijn boten op die manier in handen gekregen. Heel gemakkelijk.' Hij lachte weer.
'De vrouw die deze opaal heeft gestolen,' zei Bliss.
Grote Oesters Pok keek haar aan. 'Krijg ik hem terug?'
Ze schoof hem over de tafel.
Grote Oesters Pok zei: 'Ze was mijn maïtresse. Tot ik ontdekte dat ze ontmoetingen had met een communistische agent van het vasteland.'
'Was ze een communistische spionne?'
'Ja.'
Opeens trok er een waas voor haar ogen langs. Haar qi voerde haar mee naar de bodem van de Zuidchinese Zee. Het maanlicht bespikkelde de golven. Ze hoorde het vreemde roepen van de walvissen, geluiden die overgingen in een stem, een stem die naar haar riep ...
- Hij komt, hij komt eraan -
Wie komt?
- Hij komt, hij komt nu -
Grote Oesters Pok keek plotseling om en liet zijn eetstokjes op zijn bord kletteren. Hij begon overeind te komen, deed zijn mond open en zei: 'Dewneh /o/j op je...'
Toen waren er de explosies, een, twee, drie, vier, vijf, zes, en de kogels troffen doel.
lan McKenna had in alle bars en restaurants van Wan chai naar Grote Oesters Pok gezocht. Toen had iemand in de White Teacup hem eraan herinnerd dat Pok altijd in het Star House in Causeway Bay dineerde. McKenna was naar binnen gelopen en had wild met zijn roodomrande ogen om zich heen gekeken. Hij was volkomen buiten zinnen, maar omdat de Chinezen alle gwai loh als krankzinnig beschouwden, schonken ze hem geen aandacht. Zelfs niet toen hij met grote passen op de tafel van Grote Oesters Pok af liep.
Tot hij de Magnum te voorschijn haalde en zes keer de trekker overhaalde. Toen barstte de hel los.
'Ik heb alle noodzakelijke telefoongesprekken gevoerd.'
Zijn ogen dicht, zijn geest zwevend in de duisternis, in het niets.
'Jake-san, heb je me verstaan?'
' Hai, Mikio-san,' zei hij met een vermoeide stem. 'Ik heb je verstaan.'
Mikio ging tegenover Jake op de tatami zitten. Aan de andere kant van de kamer stond Kazamuki bij het raam op een teken van Mikio te wachten. Hij gaf dat teken, een vaag handgebaar. Ze maakte een lichte buiging en ging zo stil de kamer uit dat Jake, die volkomen uitgeput was, niet eens merkte dat ze wegging.
'Ik heb met mijn kennissen bij de plaatselijke politie gesproken,' ging Mikio verder alsof er niets was gebeurd. 'Je hebt van hen niets te vrezen.'
'Hoe heb je dat klaargespeeld?' zei Jake. 'We hebben nogal een chaos achtergelaten.'
Mikio ging aan de onbeleefde vraag voorbij. Hij maakte zich zorgen omdat zijn vriend er in emotioneel opzicht zo slecht aan toe was. Aan Jakes stem was duidelijk te horen geweest dat hij medelijden met zichzelf had. Mikio vond dat niets voor hem.
Mikio gromde wat. 'Het is niets in vergelijking met de oorlog die ik de afgelopen paar weken heb gevoerd. Maak jij je er maar niet druk om.' Hij wierp een zijdelingse blik op zijn vriend en vroeg zich af of de dood van Jakes vader hem zo van streek had gemaakt.
Ze bevonden zich in een huis dat voor Japanse begrippen erg groot was, en de kamer waarin ze zaten was ook erg groot. Maar ze waren dan ook in Karuizawa, een stijlvol ontspanningsoord. Aan brede, met lariksen omzoomde straten stonden grote villa's met uiterst zorgvuldig onderhouden gazons. Hier kwam de traditionele elite van Tokio tot rust. Karuizawa had een gespleten persoonlijkheid. Hier in het oude gedeelte hadden leden van de keizerlijke familie, dichters en kunstenaars en oudere industriëlen hun villa's. Nog geen kilometer verderop lag de keerzijde van de munt, de wijk waar de nieuwe rijken - de zonen en dochters van de oude bezittende klasse - flaneerden, gekleed in de nieuwste tennismode van Fila en Ellesse en met Prince Graphite rackets over hun schouders. Daar draaide de hele levensstijl om het zien en gezien worden. Karuizawa lag maar twee uur rijden ten noorden van het centrum van Tokio en het lag schitterend op de rug van de Japanse Alpen, die zich in de lengte over het eiland Honshu uitstrekken.
'We zijn dicht bij het hart van de Moro-clan, Jake-san,' zei Mikio nu. Hij keek somber uit zijn ogen. Jakes ogen bleven dicht, zijn lippen bleven op elkaar. 'Jake-san.'
'Heb je ook sakiT
Mikio dacht even na en stond toen op om een fles uit het dressoir te halen. Hij kwam met twee minuscule kommetjes op een rood gelakt dienblad terug. Pas toen hij de rijstwijn hoorde stromen deed Jake zijn ogen open. Mikio gaf hem het kommetje. 'Het spijt me dat het niet warm is.'
Jake goot de saki in één gretige teug naar binnen. Mikio nam bedachtzaam een slokje uit zijn eigen kommetje.
'Het lijkt wel,' zei Mikio voorzichtig, 'of pijn altijd het moeilijkst te verdragen is als het vooral de geest is die ervan te lijden heeft. Ik ben in mijn leven vaak gewond geraakt, soms ernstig, soms minder ernstig. Maar de pijn van al mijn wonden was niets in vergelijking met de pijn die ik onderging toen mijn vrouw Kaziko stierf.'
Hij had nooit verteld hoe dat was gebeurd en Jake was zo beleefd er niet naar te vragen. Terwijl Jake zijn kommetje nog eens volschonk, zei Mikio:
'Ik denk dat de pijn me zo lang is blijven kwellen omdat ze stierf bij de geboorte van een kind. We hadden beiden zo lang op een kind gewacht en uiteindelijk konden ze geen van beiden worden gered.'
Jake zweeg. Zijn respect was onmiskenbaar.
Even later ging Mikio verder. 'Ik vertel je dit alles, Jake-san, om je duidelijk te maken dat ik veel ervaring met pijn heb opgedaan. Je moetje dan ook niet beledigd voelen als ik je vertel dat ik bij jou een soortgelijke pijn meen te zien.'
Jake staarde in de verte. De onveranderlijke, beboste heuvels hadden een geruststellend effect op hem.
'Misschien ben je hier naar toe gekomen om uit te zoeken wie je vader heeft vermoord, Jake-san,' zei Mikio, 'maar het lijkt me wel duidelijk datje nog een andere reden had, een even persoonlijke reden die misschien nog sterker was.'
Jake dronk zijn kommetje leeg en zette het op het dienblad. Hij schonk zich niet meer in. Zijn handen lagen onbeweeglijk op zijn schoot. 'Ik heb meer dan mijn vader verloren, Mikio-san. Ik heb ... het middelpunt van mijzelfverloren. Ik kan niet meer in ba-mahktreden. Ik kan de pulseringen niet meer voelen, zoals mij geleerd was. Zonder ba-mahkis mijn hele leven veranderd.'
'Als het tij van de oceaan keert,' zei Mikio, 'verandert de wereld. Dat gebeurt twee keer per dag, vele, vele malen in een mensenleven.'
'Dat is niet hetzelfde.'
'Integendeel, Jake, het is precies hetzelfde. Het tij is machtig. Zelfs boten durven er niet tegenin te varen. Maar als het tij verandert, veranderen de omstandigheden mee. Alles wat verandert moet weer terug veranderen.'
'Ik denk niet dat mijn vermogen om in ba-mahkte treden zal terugkeren.'
'Dat is heel goed mogelijk, Jake-san. In dat geval is het je karma. Joss, ne/j? Je moet je lot aanvaarden. Je moet het aanvaarden en verder gaan. Want in tegenstelling tot de getijden mag je de kracht van je geest nooit laten wegebben. Het is die kracht van de geest die een mens tot mens maakt. Het is het enige dat hem van de dieren onderscheidt. Alleen door die kracht mag de mens zich beschaafd noemen. Alleen daarop moeten je gedachten gericht zijn. Ook al word je daarbij gehinderd door de pijn die je voelt -juist doordatje die pijn voelt. Want de geest moet altijd sterk blijven.' Hij zette zijn kommetje neer. 'Altijd, Jake-san. Of anders is alles verloren.'
Jake dacht aan de berg waarover zijn vader een mensenleven geleden zo leek het wel - had gesproken, toen ze op het strand van de Zuidchinese Zee hadden gezeten. Zilin had gezegd dat als hij op de proef zou worden gesteld, het op de berg zou gebeuren. Daar was het donker en daar was Jake alleen.
Jake wist dat Mikio gelijk had. Jake was misschien inderdaad naar Japan gegaan om erachter te komen wie zijn vader had vermoord, om de binnenste ring te beschermen en om zijn vriend Mikio te helpen. Maar dat waren praktische aangelegenheden. Er was ook nog het spirituele aspect. Dat was de werkelijke reden geweest waarom hij het besluit had genomen naar Japan terug te keren, het land waar hij zijn opvoeding had gekregen. Het schokkende verlies van ba-mahkhad een crisis in hem teweeggebracht. Hij had behoefte aan spirituele vernieuwing en vond die in de oude, mystieke heuvels van Japan, waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Toen hij opkeek, zag hij Kazamuki in de deuropening staan. Ze droeg een veel te grote zwarte blouse, een wijde zwarte broek en zwarte schoenen met dunne zolen. Haar dichte zwarte haar was in een strakke zwarte katoenen hoofdband verdwenen en haar gezicht was met lampezwart bestreken.
'We zijn klaar, oyabun.'
'Goed.' Mikio Komoto stond op en nam de canvas tas van Kazamuki over. Hij bukte zich, trok de ritssluiting los en haalde een paar voorwerpen uit de tas. Hij keek Jake aan en zei: 'Wat er ook gebeurt, je bent nog steeds yumi-tori.' De houder van de boog. Hij strekte zijn arm uit. Jake zag dat hij een auruma houten krijgsboog had. 'Het wordt tijd dat je je wapen gebruikt.'
Ze keken elkaar in de ogen. Dankbaar en met nieuwe moed pakte Jake de boog van hem aan.
Het Burmese regenwoud op vijfduizend meter hoogte sloot zich als een immense kathedraal over hun hoofd. Het bladerdak krioelde van het leven, een leven zo rijk als dat van de oceaan.
'Nu hebben we ze,' zei sir John Bluestone. Zijn rode gezicht straalde van plezier. 'We hebben de yuhn-hyun gebroken!'
Hij zat achter een gehavend bamboe bureau. Het was heel iets anders dan zijn kunstig bewerkte rozehouten bureau bij Five Star Pacific, maar dat maakte hem nu niets uit. Dit was een bijzonder moment: het moest genoten worden als wijn van de beste oogst. Het besef dat hij de zakelijke belangen van zijn vijanden nu in zijn macht had was zo opwindend dat hij ervan beefde en zijn handen onder het bureau stevig tegen elkaar moest drukken.
'Nu zijn we aan onze aanval op Inter Asia Trading begonnen.' Hij had het over het moederconcern van de yuhn-hyun. 'Omdat onze vijanden door de ramp bij Southasia Bancorp zijn getroffen, heeft onze actie op de Hang Seng-beurs een maximaal effect.'
Witoog Kao was niet onder de indruk. Hij liep over het verbleekte blauw-met-gouden Hereka-kleed en schonk zich iets te drinken in uit een van de flessen die op een half open kistje stonden.
Hij keek uit de stoffige ramen, die voor een deel met gescheurd en vergeeld krantepapier waren afgedekt, en zag allemaal Shan-soldaten met AK-47's en jutezakken vol opium. De weeïge lucht van de tranen van de papaver, die hier werden bewerkt, hing zwaar in de lucht. Witoog Kao dronk wat whisky en schonk zich nog eens bij. Hij had het belangrijkste nog niet gehoord.
'Het gaat erom dat we eenenvijftig procent van InterAsia Trading in handen krijgen voordat ze er erg in hebben wat er gebeurt,' zei een stem vanuit de schaduwen.
Daar had Witoog Kao op gewacht. Hij draaide zich om naar de verste hoek van de kamer en keek aandachtig naar de kleine gestalte.
'Als Sawyer of Drie Eden Tsun ook maar een vaag vermoeden krijgt voordat we voldoende aandelen hebben opgekocht, taipan, kunnen ze ons veel moeilijkheden bezorgen.'
Hoewel hij alleen met een uiterst eerbiedige stem sprak, luisterde Bluestone aandachtig naar de derde man. Het was een Chinees. Zijn leeftijd lag ergens tussen de vijftig en de vijfenzeventig. Zijn huid was glad, met uitzondering van een litteken dat een van zijn mondhoeken omlaag leek te trekken. Toch was het een knappe man. Hij had de ogen van iemand van twintig, onaangetast door de tijd. Er ging ook een vreemd soort elektrische spanning van hem uit. Het was niet iemand om ruzie mee te hebben. Wie het met hem oneens was en er niet absoluut zeker van was dat hij het bij het juiste eind had, liep grote risico's. Chen Ju was een uiterst onverzoenlijke vijand.
'Dit is een kritieke fase,' ging hij verder, 'en ik moet het nog eens zeggen: er is geen ruimte voor fouten. De kaarten die we in handen hebben zijn op zijn best erg kwetsbaar. Op dit moment geven ze ons een ontzaglijk overwicht op de yuhn-hyun, dat valt niet te ontkennen. Maar we moeten erg waakzaam zijn, anders raken we dat overwicht kwijt.'
Bluestone kwam uit de gehavende houten stoel. Hij voelde zich gedwongen om deze merkwaardige Chinees nog eens te laten zien hoe lang hij was. Hoewel Bluestone een bijzonder pragmatisch ingestelde man was, voelde hij zich in het bijzijn van Chen Ju nooit op zijn gemak. Bluestone had graag het gevoel dat hij iedere situatie in de hand had, en als hij met deze man te maken kreeg, ging hij daar altijd aan twijfelen.
Chen Ju bezat meer macht dan iedere man die Bluestone ooit had ontmoet. Voor iemand die zo sterk aan geheimhouding hechtte was Chen Ju uitermate invloedrijk. Bluestone wist dat er geen gram opium in of uit Hongkong werd gebracht zonder dat Chen Ju zijn toestemming had gegeven en erbij betrokken was.
Wat zou ik wel niet kunnen doen als ik zo'n ontzaglijk geheim netwerk had! dacht Bluestone. Hoe kan ik het best van deze samenwerking profiteren? Ik wil hebben wat Chen Ju heeft; nu moet ik zien hoe ik zijn macht aan hem kan ontfutselen.
Bluestone forceerde een brede grijns. 'Er is geen enkele reden om zo somber te zijn, mijn vriend. We hebben ons doel bijna bereikt.' Hij balde zijn vuist. 'Ik kan al voelen hoe de strop zich strak trekt om de nek van die schoft van een Sawyer. Wees maar niet bang, Chen Ju.'
Witoog Kao glimlachte, maar hij stond in de schaduw en kon dat dan ook veilig doen. Het was een geheime glimlach. Chen Ju was degene die hem had getraind en die hem opdracht had gegeven sir John Bluestone te bespioneren.
'Ik ben niet bang. Maar jij...!' zei de Chinees met het litteken. 'Pas goed op.' Hij keek naar de lange Engelsman en dacht: nooit in mijn stoutste dromen had ik ooit kunnen denken dat ik nog eens met een gwai loh in zee zou gaan.
Wat deze twee mannen met elkaar verbond was hun haat - hun haat ten opzichte van Andrew Sawyer. Eens was Chen Ju de vertrouwde comprador van Barton Sawyer geweest. Andrews vader was een buitengewoon getalenteerd zakenman geweest. Het was aan zijn bekwaamheid te danken geweest dat het handelshuis Sawyer & Sons tot grote bloei was gekomen. Aan zijn bekwaamheid en aan die van Shi Zilin.
Chen Ju klemde zijn tanden op elkaar toen hij aan die tijd terugdacht. Als Shi Zilin zich er niet mee had bemoeid, zou Chen Ju zelf uiteindelijk taipan van Sawyer & Sons zijn geworden. Shi Zilin en Andrew Sawyer hadden hem afgenomen wat hem toekwam. Voordat Shi Zilin op het toneel was verschenen, was Andrew Sawyer volkomen ongeschikt geacht om taipan te worden.
Dat 'Sawyer & Sons' was een totaal verkeerde naam. Bartons tai fa/had hem inderdaad drie zoons geschonken, maar de oudste was bij een bootongeluk om het leven gekomen en de jongste was als idioot geboren en niet ouder dan vijfjaar geworden.
Zo was alleen Andrew overgebleven, ondanks de grote droom van zijn vader, die een dynastie van Sawyers had willen stichten. Toen hij zag dat Andrew duidelijk niet geschikt was om de last van het handelshuis op zijn schouders te dragen, was Chen Ju naar zijn tai pan gegaan om hem een alternatief voor te stellen.
'Als ik helemaal geen zoons had,' had Barton Sawyer gezegd, 'zou jij mijn werk na mijn dood mogen voortzetten. Dat weet je.'
'Ik denk alleen aan het handelshuis, tai pan,' had Chen Ju gezegd.
'Dat weet ik.'
Maar Chen Ju had ook aan zichzelf gedacht. Hij wilde tai pan worden. Jarenlang had hij zo dicht bij de bron van de macht gezeten en had hij zo vaak zijn adviezen in Barton Sawyers oor gefluisterd dat hij nu geen genoegen meer met de positie van comprador nam. Bovendien wilde hij van Sawyer & Sons een Aziatisch huis maken. Alleen op die manier, geloofde hij, maakte het huis een goede kans op de positie van keizerlijk huis - de naam die traditioneel aan Hongkongs meest gerespecteerde handelsonderneming werd gegeven. Als Andrew Sawyer tai pan werd, verwachtte Chen Ju, zou Sawyer & Sons voor altijd kansloos zijn. Daarom besloot hij de tai pan te bewijzen dat Andrew werkelijk ongeschikt was.
Hij bedacht een plan om Andrew met de dochter van Jiu Ximin in contact te brengen. Chen Ju vond dat een amusant idee, want de vader van het meisje was een vakbondsleider en had meer dan zeventig procent van het personeel van Sawyer & Sons in zijn organisatie. Het was niet iemand met wie Barton Sawyer zich problemen kon veroorloven.
Toch zouden die problemen vast en zeker ontstaan, als Andrew zo dom was zich met dat meisje in te laten. Het was nog tot daar aan toe dat de zoon van een tai pan een bordeel bezocht en daar zijn behoeften bevredigde. Het mochten zelfs Chinese prostituees zijn. Maar het was ondenkbaar dat hij openlijk met een Chinees meisje omging zonder van plan te zijn met haar te trouwen.
Het was een test die Andrew Sawyer moest afleggen, en hij faalde volkomen. De oudste dochter van Jiu Ximin was inderdaad een verfijnde bloem. Chen Ju had een goede keuze gedaan. Ze had een gezicht dat zelfs een blinde man in vuur en vlam zou zetten.
Alles ging zoals de comprador wenste, maar toen had Shi Zilin zich er opeens mee bemoeid. Zonder dat Chen Ju het wilde was Andrew naar Shi Zilin gegaan om hem om raad te vragen. En Shi Zilin had hem raad gegeven. Hij had met de vader van het meisje gepraat en hij had Andrew uit de moeilijkheden gehaald voordat Chen Ju in de gelegenheid was geweest om Barton Sawyer het trieste nieuws van zijn onhandelbare zoon te vertellen. Plotseling had hij hem helemaal niets meer te vertellen en alsof dat nog niet erg genoeg was, begon Shi Zilin de jonge man ook de dingen te leren die hij als tai pan onder de knie zou moeten hebben. Chen Ju was er nooit achter gekomen welke beloning Shi Zilin had afgedwongen maar die moest wel aanzienlijk zijn geweest, want Andrew had ontzaglijk veel aan hem te danken.
Hoe dan ook, dat betekende het einde van Chen Ju's loopbaan bij Sawyer
& Sons. Hij zou nooit taipan worden en van het beetje macht dat hem nog restte moest hij steeds meer aan Shi Zilin prijsgeven. Hij ging weg.
'Pas goed op,' zei Bluestone hem nu na. Hij gromde wat. 'Het lijkt wel of ik mijn grootmoeder hoor. Ik weet dat ik een sjaal moet meenemen als ik
's winters naar buiten ga.'
'Ja,' zei Chen Ju, 'maar sla je hem ook om je keel?' Hij legde zijn gevouwen handen op zijn ronde buik. 'Ik heb lang moeten wachten tot ik wraak kon nemen. Dacht je dat ik me nu door iemand anders zou laten verzekeren dat het allemaal wel goed komt?'
'Wat zou er nu nog mis kunnen gaan?' wilde Bluestone weten. 'De oude man, Shi Zilin, is dood. Zijn zoon Jake Maroc is God mag weten waar. Drie Eden Tsun heeft zijn handen vol aan onze actie op de beurs. Via Neon Chow krijgen we alles te horen wat er in de yuhn-hyun voorvalt. En de andere taipan van wie we iets te duchten zouden kunnen hebben, T.Y. Chung, heeft kort geleden een overeenkomst met me afgesloten.' Hij spreidde zijn handen alsof hij wilde zeggen: wat zou je nog meer kunnen verlangen?
Ja, dacht Chen Ju, T.Y. Chung. Je wilt hem naar je toe trekken zoals je zult proberen mij mijn macht af te nemen. Maar in vergelijking met mij ben jij helemaal niets, taipan. Ik heb jou maar een heel klein deel van mijn macht laten zien. Je zou ervan duizelen als je die macht ooit in haar volle omvang te zien zou krijgen. 'Maroc mag dan uit het zicht verdwenen zijn,' zei Chen Ju, 'maar ik zie dat niet als een reden om feest te vieren. Integendeel.'
'Pas goed op,' zei Bluestone spottend.
'Inderdaad, taipan,'' zei Chen Ju, alsof het sarcasme hem was ontgaan. Maar bij zichzelf dacht hij: het wordt tijd dat die arrogante gwai loh eens goed op zijn nummer wordt gezet. 'Jake Maroc is de zoon van Shi Zilin,'
ging hij verder. 'Hij is de Zhuan, de uitverkorene. Dat betekent toch wel iets?'
Bluestone haalde zijn schouders op. 'Het is maar een naam.'
'Ik hoefje er niet aan te herinneren, taipan, dat een naam in China macht kan betekenen,' zei Chen Ju met een beheerste stem. Hij moest zijn woede inhouden. 'Jake heeft die naam van Shi Zilin gekregen. Dacht je dat die oude man niet goed bij zijn hoofd was? Als je dat denkt, ben je al een gevaarlijke weg ingeslagen.'
'Ik heb van Jake Maroc niets te vrezen,' zei Bluestone, denkend aan Neon Chow in het midden van Shi Zilins yuhn-hyun.
In een ommezien was Chen Ju uit de stoel gekomen en naast Bluestone komen staan. Toen Bluestone de blik in die zwarte roofdierogen zag, had hij opeens een droge mond. 'Je werkt nu met mij samen.' Chen Ju's fluisterstem drukte als een gekarteld mes tegen de hals van de taipan, zoveel dreiging ging ervan uit. 'Ik kan geen stommiteiten dulden. Je hebt Jake Maroc vroeger ook al eens onderschat. Als je niet van je fouten kunt leren, heb ik niets aan je.'
De woede die Bluestone nu voelde - die van de beschaafde westerling tegen de primitieve oosterling - dreigde zich helemaal van hem meester te maken. Witoog Kao voelde dat en stond gespannen op, klaar om ogenblikkelijk in actie te komen. Eén vuistslag zou genoeg zijn om die lange Engelsman buiten gevecht te stellen.
Chen Ju, die heel goed wist hoe diep zijn woorden Bluestone hadden gekwetst, wachtte nog even en maakte toen een discreet handgebaar. Witoog Kao ontspande zich weer.
'Je hebt je emoties bijna net zo goed in bedwang als een Chinees,' zei Chen Ju tegen Bluestone. 'Dat is tenminste een les die je goed hebt geleerd.' Zijn ogen keken recht in die van Bluestone. 'Zou je deze les ook goed kunnen leren?'
'Maroc.' Bluestones stem klonk enigszins gesmoord. 'Ik zal hem niet onderschatten.'
Chen Ju hield zijn hoofd schuin. 'Vergeet niet watje hier hebt toegezegd, tai pan. Als je die deur uit bent gelopen, heb je niemand meer om je eraan te herinneren.'
'Binnenkort zal ik aan het hoofd van InterAsia staan. Dat is jouw toezegging aan mij,' zei Bluestone. 'Alleen dat zal al genoeg zijn om Jake Maroc te verslaan.'
'Ja,' beaamde Chen Ju, 'InterAsia voor jou, Kam Sang voor mij.' O, wat is hij hebzuchtig, dacht hij. En die hebzucht maakt hem blind voor de waarheid. Hij is te stom om te zien waar de echte macht ligt. Zoals alle gwailoh voelt hij zich aangetrokken tot alles wat schittert, ook al is die schittering maar van korte duur.
'Gelijkwaardige compagnons, hè? De buit eerlijk delen,' zei Bluestone. Hij dacht: ik hoef niet kinderachtig te zijn, want ik krijg het grootste deel van de buit.
'Inderdaad, tai pan,' zei Chen Ju. Zonder mij zou hij net zo min kans maken InterAsia in zijn macht te krijgen als iedere willekeurige voorbijganger in de straten van Hongkong, dacht hij. Ik was degene die de hoofdboekhouder van Southasia zover kreeg dat hij er met het geld van de zaak vandoor ging. Die man was een onverbeterlijke gokker. Hij was ook een chronische verliezer. Het was gemakkelijk om hem in contact te brengen met mensen die voor mij werkten. En het was nog gemakkelijker om zijn vrouw en kinderen te bedreigen, zodat hij helemaal geen keus meer had. Hij deed wat ik wilde. Ik gaf die informatie aan Bluestone door, en nu zal hij, als hij eenenvijftig procent van InterAsia Trading in handen heeft, tevreden zijn. De stommeling! De hele wereld ligt voor het grijpen en hij ziet het niet.
'Als ik maar te weten kom wat er in Kam Sang allemaal gebeurt,'
herinnerde Bluestone hem. Generaal Vorkuta kan bijna niet wachten tot ze dat weet, dacht hij. Wat zou het geweldig zijn als ik het haar kon vertellen. Chen Ju weet niets van mijn contacten met Moskou. En ik moet zorgen dat hij daar ook nooit iets over te weten komt. Als hij ooit te horen zou krijgen dat ik de vertegenwoordiger van de KGB in Hongkong ben, zou hij zich onmiddellijk tegen me keren.
Chen Ju glimlachte. 'Ik kan je verzekeren dat ik de geheimen van Kam Sang aan je zal geven zodra ik er zelf achter ben.'
'Het gaat ons beiden om de ondergang van Andrew Sawyer,' zei Bluestone. 'Zonder Sawyer & Sons zal Five Star Pacific het belangrijkste, door westerlingen geleide handelshuis in Hongkong zijn.'
Maar ik verlang nog meer, dacht Chen Ju. Ik kijk nu al verder dan Hongkong, verder dan heel Azië zelfs. Er staat mij meer voor ogen dan ooit een Chinees voor ogen heeft gestaan. En dank zij Kam Sang zal ik het allemaal krijgen.
Ik vraag me af wat deze gwai loh zou denken als hij wist wie ik werkelijk was en wat ik al die jaren sinds de oorlog heb gedaan. Hij lachte in zichzelf. In zekere zin was het de oorlog die me de weg wees. Het is ironisch dat de oorlog die zoveel verwoestingen in China heeft aangericht de grondslag voor mijn toekomst heeft gelegd. Maar ja, ik was in die tijd helemaal niet in China.
Bluestones verlangen om Andrew Sawyer uit het zadel te stoten is zo groot dat hij zich niet goed meer afvraagt wat mijn motieven zijn. Dat heb ik aan mijnjoss te danken. Hij wilde in mij geloven - in wat ik hem te bieden had - en dus geloofde hij in mij. Dat is op lange termijn beter voor ons beiden, in ieder geval voor mij.
'Nou,' zei Chen Ju nu, 'alles is in beweging gezet. Morgen of overmorgen zal Southasia instorten. De koersen op de Hang Seng-beurs zullen dalen en wij zullen aandelen InterAsia blijven opkopen. En dan zal de hele yuhn-hyun van ons zijn.' Hij stond op. 'Op dit moment hoeven we niets meer te doen.' Hij glimlachte. 'Zullen we samen dineren, taipanT
'Natuurlijk,' zei Bluestone. 'Het zal me een genoegen zijn.'
Schaduwen in de schemering. Drie zwarte raven in het halfduister van de laan. Langs twee langgerekte Mercedessen die, fluisterde Mikio, speciaal voor Hige Moro, de oyabun waren vervaardigd en met een bepantsering van meer dan een centimeter dik en met ingebouwde traangasspuiten waren uitgerust. Dat was natuurlijk verboden, fluisterde Mikio, maar wie zou de oyabun tegenhouden? De politie niet.
Drie deinende cipressen, een voor elke raaf, met schaduwen eronder die diep genoeg waren om hen in hun zwarte kledij voor zelfs de scherpste ogen verborgen te houden.
'Hige Moto staat aan het hoofd van de clan,' had Mikio gezegd, 'maar hij heeft drie broers, alle drie jonger dan hij, aan wie hij stukken van het Moro-territorium heeft toegewezen. Dat was de uitdrukkelijke wens van hun vader geweest die dit voor zijn dood zo had geregeld, "opdat de Moro-clan net als de legendarische hydra vele koppen en vele levens zal hebben en ook de meest hardnekkige vijanden ons niet kunnen vernietigen".'
Drie zwarte raven die door de schaduwen van de struiken rondom de kolossale villa van de Moro's slopen.
'Maar het is Hige Moro met wie we moeten praten. Alleen hij zal weten waarom ze jou hier naar het leven staan. Aan de anderen hebben we niets.'
'Het lijkt me beter als ik zelf zou gaan,' zei Jake. 'Ik ben met geen enkele clan verbonden en daarom zullen er, als ik aanval, geen represailles volgen. Jij hebt je handen al vol aan je oorlog met de Kisan-clan.'
'Integendeel,' zei Mikio. 'Hige Moro heeft de erecode van de yakuza al meermalen geschonden. Hij heeft jou op mijn territorium aangevallen, mijn vriend. Hij heeft daarbij ook nog geprobeerd Kazamuki en mijzelf te vermoorden. Als er Hige nu iets overkomt, is dat zijn eigen schuld. Geen van de andere clans zal het mij of jou kwalijk nemen.'
De nacht hing als de hand van Boeddha over de villa. Vuurvliegjes flitsten heen en weer, rusteloos bewegend boven het grote perfecte gazon, als kleine vissersbootjes op de oceaan. De raven trokken als geestesverschijningen over het terrein. Mikio hield zijn katana voor zich uit. De sierlijk bewerkte schede had hij in hun auto achtergelaten. Kazamuki hield een klein Hado-machinepistool tegen zich aan, een wapen dat honderd kogels per seconde kon uitspuwen.
'Het moet erg snel gebeuren,' had Mikio gezegd, terwijl hij de plattegrond van de villa uitspreidde, 'anders dringen we niet tot Hige door. Hoe langer we erover doen, des te kleiner wordt onze kans van slagen. Hij zal hier zijn, in het midden van het huis. Het huis is speciaal voor zijn vader gebouwd en het is een soort labyrint.'
'Weten we zeker waar Hige zich precies bevindt?' had Jake gevraagd. Mikio had geknikt. 'Daar heeft Kazamuki voor gezorgd.'
De eerste verdedigingslinie bestond uit honden. Jake zag de glanzende zwarte ruggen van de dobermanns over een haag van azaleastruiken springen. Hij spande zijn krijgsboog en liet de pijl wegschieten. De voorste dobermann zakte geluidloos in elkaar en Mikio stapte naar voren op het moment dat de tweede met een diep gromgeluid omhoogsprong. De katana flitste en het staal boorde zich door de nek van het dier. Ze liepen verder langs de azaleahaag. De lucht was bezwangerd met de geur van rozen en jasmijn. Mikio gaf een teken aan Kazamuki, die zich in de richting van de achteringang van hen verwijderde. Negentig seconden later keek hij op zijn horloge. Er riep een nachtvogel, en nog een keer, en hij zei: 'Het is tijd. Ze is op haar plaats.'
Jake nam een stalen pijl die tsubbeki-ne werd genoemd omdat hij een vreemde beitelvormige punt had. Hij spande de boog. 'Nu!' zei Mikio zacht en Jake liet de pijl wegschieten.
De pijl trof de voordeur, versplinterde het hout, verbrijzelde het ouderwetse ijzeren slot. Mikio was al bezig de stenen trap op te rennen en door de kapotte deur te stormen. Jake kwam vlak achter hem aan en greep intussen met zijn hand naar achteren om in één vloeiende beweging een nieuwe pijl af te schieten die terstond het hart van een naderbij snellende yakuzabewaker doorboorde. Er waren er nog drie. Mikio velde er twee met opwaartse en neerwaartse uithalen van zijn vlijmscherpe zwaard. Een nieuwe pijl doorboorde de hals van de derde yakuza.
Ze hoorden het onmiskenbare burt-burt-burtl van de Hado en wisten dat Kazamuki binnen was. Ze zou niet tot het hart van de villa doordringen maar op wacht blijven staan om te zorgen dat Hige niet door de achterdeur kon ontkomen.
Jake en Mikio liepen vlug de kamers door. Het was absoluut noodzakelijk dat alle yakuza in de villa buiten gevecht werden gesteld. Als er een in leven zou blijven, zou hij nooit dulden dat zijn oyabun werd aangevallen. Ze hoorden het klikken van een veiligheidspal en Mikio draaide zich bliksemsnel om, houwend met zijn zwaard. Een half ontklede jongeman gaf een schreeuw toen zijn uitgestrekte arm in tweeën werd gehakt. Mikio haalde opnieuw uit en de yakuza zakte in elkaar.
Van rechts kwamen twee mannen met ontblote borst. Hun irezumi - tatoeages - plooiden zich in het schemerlicht. Jake liet in een flitsend snelle beweging twee pijlen wegschieten en de mannen vielen opzij. Ze renden door de villa. Het burt-burt-burtl was weer te horen, ditmaal langer achtereen. Mikio kende de kortste route naar de kamer van Hige, maar het was belangrijk dat ze in alle kamers keken.
Jake had een pijl in zijn koker apart gehouden. Deze pijl had een punt die drie keer zo groot was als die van de andere en werd de watakushigenoemd, de vleesverscheurder. Die punt richtte zo'n verwoesting aan dat zelfs een onervaren schutter zijn vijand ermee kon doden. In de handen van een kyujutsu sensei als Jake was de watakushi een wapen van ongekende proporties. Dit huiveringwekkende projectiel was voor Hige Moro bestemd.
Ze vonden hem in zijn kamer, samen met vier van zijn bewakers. Mikio haalde twee van hen ogenblikkelijk met zijn zwaard neer. De derde bleef met een pijl in zijn buik tegen de muur hangen.
De vierde man viel Mikio aan en wist Mikio's slagen behendig te pareren. Hij begon zijn tegenaanval, en met iedere slag leek het wel of de punt van zijn katana dichter en dichter bij Mikio kwam. Dit maakte de yakuza overmoedig en hij verhevigde zijn aanval, en daar had Mikio precies op gewacht. Mikio maakte een schijnbeweging en even later lag de man dood op de vloer.
Nu bleef alleen nog Hige Moro over, een man met een hoofd in de vorm van een kogel en met peper-en-zoutkleurig haar dat zo kort was dat zijn schedel erdoorheen schemerde. Jake legde de vleesverscheurder op zijn boog.
Mikio Komoto zei: 'Dit is de man die je wilt doden. Ik geloof dat hij een verklaring wil horen, Moro-san. Hij wil horen waarom je hem naar het leven staat, en waarom een dantai jouw clan zijn vader Shi Zilin heeft vermoord.'
Moro keek van Mikio's gezicht naar de glimmende punt van de wata-kushi. 'Hij is iteki, een barbaar. Hij is niets,' zei Moro.
'Deze man is kyujutsu sensei, Moro-san,' zei Mikio. 'Hij is yumi-tori, een krijger van de eerste orde. Denk maar eens goed na.'
Moro spuwde op de vloer.
'Bereid je er maar op voor datje Hige Moro moet doden. Met folteringen en vernederingen kun je hem niet treffen. Als we zijn huis binnendringen en zijn mannen doden maar hem in leven laten, zal hij ons in ons gezicht uitlachen en ons de rest van zijn leven blijven achtervolgen.'
Jake liet de vleesverscheurder wegschieten en Hige Moro gaf een schreeuw. Hij sprong - of beter gezegd, zijn lichaam vloog naar achteren. Hij werd letterlijk in de lucht getild en zijn borstbeen knapte in tweeën. Hij werd door de pijn tegen de achtermuur gespiest.
Jake gooide de boog weg en liep door de kamer op Hige af. Hij greep de kin van de aan de pijl hangende man vast en sloeg tegen zijn wangen om de bloedsomloop in het krijtwitte gezicht weer op gang te brengen.
'Waarom heb je mijn vader gedood? Vertel op! Waarom?'
Hige kuchte. Hij had bloed in zijn mond. 'Ik werd ervoor betaald,'
fluisterde hij.
'Wie? Wie heeft je betaald om mijn vader te doden?'
'Een man ... een zekere Huaishan Han.'
Een Chinees? dacht Jake. 'Wie is dat?'
'Ik weet niet...' Hige kuchte weer en ditmaal spoot het bloed als een fontein tussen zijn lippen door. 'Iemand van het vasteland. Een minister.'
'Iemand uit communistisch China?' Jake en Mikio keken hem ongelovig aan. 'Je werkte voor communistisch China? Maar waarom?'
'Dat... heb ik gezegd.' Higes hoofd ging opzij hangen en zijn oogleden gingen fladderend dicht, zodat Jake in zijn oorlellen moest knijpen om hem weer bij zijn positieven te krijgen.
Jake herhaalde zijn vraag.
'Geld,'zei Hige.'Het geld dat ze.. .betaalden maakte mijn clan de rijkste van Japan.'
'Voor onze dood?' Jake schreeuwde nu. 'Ik ken de communisten. Die zouden nooit zoveel voor onze dood betalen.'
'O nee,' zei Hige, en hij maakte nu een heel vreemd geluid dat wel iets weg had van hondegeblaf. Het drong met een schok tot Jake door dat de man lachte. 'Nee. Helemaal niet. Ze hebben ons meer geld betaald dan je je ooit zou kunnen voorstellen.'
'Waarvoor?' schreeuwde Jake in zijn gezicht. Hij zat onder het bloed van de yakuza en greep Higes overhemd nu vast, zodat hun hoofden tegen elkaar stootten. Jake dacht aan zijn vader, aan de tijd die ze samen hadden doorgebracht. Zo weinig tijd! Dat hij niet meer naast die oude man kon zitten, niet meer zijn genialiteit, zijn liefde, zijn menselijkheid in zich op kon nemen... Het was een ondraaglijk verdriet. Tranen in zijn ogen. Van woede, frustratie en wanhoop. 'Zeg op! Waarvoor?'
'Alleen de berg ... de berg weet het.'
'Wat?' riep Jake uit. 'Welke berg? Wat bedoel je?'
Maar zelfs aan die huiveringwekkende lach was nu een eind gekomen. Hige Moro's wijd opengesperde ogen keken Jake dof aan. ZOMER 1950
Peking
Huaishan Han kwam als een held uit Hongkong terug. Tenminste, hij zei tegen Zilin dat hij naar Hongkong was geweest. Als hij ook naar Taiwan was geweest, zoals hij voor zijn vertrek te kennen had gegeven, liet hij daar niets van blijken.
Hoewel hij voor zijn vertrek erg in Senlins gezondheid geïnteresseerd was geweest, vroeg hij nu niet eens hoe het haar was vergaan. En hij bedankte Zilin ook niet voor zijn goede zorgen. Het leek wel of hij vergeten was dat hij Zilin om die dienst had gevraagd.
Hij was al meerdere uren in Peking, waar hij zich eerst bij Lo Jui-ch'ing en daarna bij Mao had vervoegd. Hij liet de medaille zien die Mao hem in een, zoals Huaishan Han het noemde, 'kleine, elitaire ceremonie' had uitgereikt.
Zilin vroeg zich af waarom hij niet op het ministerie was ontboden om bij die 'kleine, elitaire ceremonie' aanwezig te zijn.
Senlin wilde weten wat haar man had gedaan om dat eerbewijs te verdienen. Huaishan Han antwoordde dat hij dat niet mocht zeggen. Maar na het eten, toen de twee mannen een wandelingetje in de tuin maakten, vertelde hij het Zilin.
'Ik heb Mao tong z/if s leven gered.' Hij kon het niet langer inhouden en schreeuwde het bijna uit. Voor Zilin was het net een klap in zijn gezicht. Confucius zei dat alleen de verdorvenen trots zijn. Die trots was in strijd met zijn Vijf Deugden: Rechtvaardigheid, Medemenselijkheid, Wellevendheid, Trouw en Onderscheidingsvermogen.
'Dat is niet iets wat je in het publiek moet uitschreeuwen,' zei Zilin.
'Waarom niet?' zei Huaishan Han. 'Hoeveel mensen kunnen zeggen dat ze zoiets hebben gepresteerd? Heel weinig.'
Zilin had gemerkt dat Huaishan Han in de afgelopen zes maanden de gewoonte had ontwikkeld om zijn eigen vragen te beantwoorden. 'Dat is een nog betere reden om zulke kennis voor je te houden.'
'Welnee. Dat is nu precies de houding waar we vanaf moeten. De atmosfeer is vervuld van patriottisme. We rukken op naar Korea, weetje.
"Amerika Weerstaan en Korea Helpen", dat is onze nieuwe nationale leus. Dat zal vast wel aanslaan bij de mensen, denk je niet?'
Zilin zei niets. Hij wist wanneer hem een retorische vraag werd gesteld. Hij dacht aan het volk van China, vermoeid, ziek, nog likkend aan zijn wonden, nog altijd bezig de doden uit de lange, moeilijke jaren van de oorlog te begraven. Er was niet één Chinees, dacht hij, die deze oorlog wilde. Maar, herinnerde hij zichzelf, hij had er zelf voor gepleit. Het was een politieke noodzaak geworden. Maar dat betekende niet dat hij plezier beleefde aan wat hem te doen stond. Hij zag in dat het noodzakelijk was, dat het goed was voor de toekomst van China. Maar dat deed niets af aan alle ellende die de oorlog zou aanrichten. Hij huiverde inwendig en vroeg zich niet voor het eerst af hoe lang zijn geweten deze last nog zou kunnen dragen. In zijn dromen begonnen de doden al te verschijnen. Ze sloegen hun skeletarmen om Athena en Mai en hielden hen van hem vandaan. Hij was het wel gewend om in zijn dromen met de geesten van zijn vrouwen te spreken. Als een balsem op zijn wonden konden die gesprekken hem in elk geval tijdelijk van zijn kwellingen afleiden. Maar de laatste tijd was zelfs die kleine vertroosting hem ontzegd.
Druk pratende spoken en kakelende demonen joegen hem 's nachts na, en het ging al zo ver dat hij bang werd voor de slaap. En als hij dan eindelijk uitgeput in slaap viel, rechtop zittend, een open boek op zijn schoot, droomde hij van de voorjaarsavond bij de put van de waarzegger. Sterven en nogmaals sterven! En dan schrok hij wakker, met een bonkend hart en zijn ogen wijd open, en dan keek hij wild om zich heen alsof hij een indringer wilde betrappen.
Maar er was niemand in de villa. Alleen hijzelf.
'Het volk heeft leiding nodig, nieuwe energie,' hoorde hij Huaishan nu zeggen. 'De mensen moeten zich met hart en ziel inzetten voor die oorlog in Korea en voor de oorlog hier in ons eigen land. Er is veel te doen, Shi tongzhi. Vergeet niet dat we ons ten doel hebben gesteld de wereld te veranderen. Dat kan nooit een gemakkelijke taak zijn. We zullen de onwankelbare toewijding van alle kameraden nodig hebben.'
'We zullen ook geld nodig hebben,' merkte Zilin nuchter op. 'Alle goede intenties van de wereld zullen ons geen stap verder helpen als we niet ergens het kapitaal vinden waarmee Mao's hervormingen gefinancierd kunnen worden. Dat geld zal niet uit onze economie komen. Op dit moment hebben we helemaal geen economie. We hebben amper genoeg om onze eigen mensen te eten te geven, laat staan om de industrialisering te financieren die we in de toekomst bitter nodig zullen hebben.' Hij vroeg zich af hoe Stalin
- als ze in Korea succes hadden - de enorme schuld zou betalen die ze op hem te vorderen zouden hebben. Hij realiseerde zich dat ze misschien minder zouden krijgen dan ze verwachtten.
'Geld, ja,' zei Huaishan Han peinzend. 'Er wordt op de ministeries veel over geld gepraat.'
'Zoveel,' zei Zilin, 'dat je bijna zou denken dat we kapitalisten aan het worden zijn.' Hij lachte, maar zijn vriend lachte niet met hem mee.
'Dat is helemaal geen grappig idee,' zei Huaishan Han somber. 'Er zijn machtige vijanden die in ons nieuwe machtsstelsel proberen te infiltreren. Dat zijn allemaal knechten van het kapitalisme, of heb je de ontwikkelingen van de laatste tijd niet gevolgd?'
'O, ik volg het nog wel,' zei Zilin enigszins ironisch. 'Ik ben in de tijd dat jij weg was niet met pensioen gegaan.' Maar hij dacht aan de Russen. Hij geloofde dat Moskou, en niet Washington, de onverzoenlijke vijand van China zou worden. Voor Stalin - en voor de Russische leiders die hem zouden opvolgen - kon er maar één vorm van communisme bestaan. Hij zag in dat iedere afwijking van de Moskou-lijn als ketterij zou worden beschouwd, als een mogelijke bedreiging voor de Russische plannen om de wereld te overheersen. In Moskou's ogen kon er, als het op wereldideologieën aankwam, uiteindelijk maar één overwinnaar uit de bus komen. En in zekere zin was de weg die Mao volgde voor de Russen veel gevaarlijker dan het kapitalisme. Als het om Amerika ging, konden ze altijd met een beschuldigende vinger naar de uitbuiting van de Amerikaanse werkende klasse door de kapitalisten wijzen. Maar dat konden ze van China niet zeggen. Daar waren de verschillen subtieler en daardoor moeilijker aan te geven. En subtiliteit, wist Zilin, was niet het sterkste punt van de Sovjets.
In de benauwd warme avond riep een koekoek, en toen was het stil. Boven de muur die de tuin omsloot was een vaag lichtschijnsel te zien. De cicaden sjirpten hun symfonie van metalen klanken. Het weelderige bed van pioenrozen dat met veel zorg door Senlin werd onderhouden verspreidde zijn geur.
'Het is goed om een held te zijn,' zei Huaishan Han. 'In een land dat in een overgangsfase verkeert is het belangrijk dat er helden zijn.' Hij klonk alsof hij zichzelf probeerde te overtuigen. Sinds hij tot de Strijdkrachten voor Openbare Veiligheid behoorde, was het steeds belangrijker voor hem geworden dat hij zichzelf kon ophemelen. Zilin dacht weer aan zijn gesprek met Mao. We zullen steeds meer op het ministerie van openbare veiligheidmoeten steunen, had Mao gezegd. De geheime politie, had Zilin hem verbeterd. Als je ze zo wilt noemen, ja. En Zilin had gezegd: ik kan nietinstemmen met een terreurbewind. Was dat de reden waarom hij niet bij die kleine, elitaire ceremonie aanwezig had mogen zijn?
Zonder omhaal vroeg hij: 'Hoe heb je Mao's leven gered?'
Huaishan Han nam een sigaret uit een koker van gedreven zilver en tikte met het uiteinde op de glimmende bovenkant. De koker was geen Chinees maar een westers produkt, zag Zilin.
'Hoe kom je daaraan?'
Huaishan Han hoorde de vraag niet of wilde er geen antwoord op geven. Hij stopte de koker weer in zijn zak en stak zijn sigaret aan. Hij rookte een tijdje in stilte. Toen hij er zeker van was dat hij het tempo van het gesprek beheerste, zei hij: 'In Hongkong heb ik een complot tegen Mao's leven ontdekt. Dat was trouwens ook de reden waarom Lo Jui-ch'ing me daar naar toe had gestuurd. "Jij bent de enige", zei hij, "die we in staat achten zo'n moeilijke opdracht tot een goed eind te brengen".'
Zilin was niet onder de indruk. Hij wist dat Huaishan Han loog, want Mao had hem al verteld dat het Mao zelfwas geweest die Huaishan Han de laatste tijd zijn opdrachten had gegeven. Ook deze opdracht. Zilin vroeg zich af waarom zijn vriend hier in de tuin tegen hem stond te liegen, terwijl hij binnen bij zijn vrouw zou kunnen zijn, die hij in bijna twee maanden niet gezien had.
Huaishan Han bleef trekjes van zijn sigaret nemen en liet de rook door zijn mond ontsnappen. 'De informatie die we hadden gekregen bleek juist te zijn,' ging hij na een tijdje verder.
'En zo kwam je als triomfator naar huis,' zei Zilin met een scherpe ondertoon in zijn stem, 'om je beloning in ontvangst te nemen.'
'Dat is niet het enige,' zei Huaishan Han met een glimlachje. 'Ik heb de vijand meegebracht.'
'De vijand?'
'De kapitalist die het brein was achter het plan om Mao tong zhi te vermoorden. Hij is mijn gevangene.'
'Kun je hem zien? De oceaan. Ik kan hem helemaal zien, het maanlicht dat op het water glanst, met steeds wisselende lichtjes in de golfslag.'
Senlin deed haar ogen open en keek in Zilins gezicht, dat erg dicht bij het hare was. 'Zie je hem? De oceaan, bedoel ik.'
'Nee.'
'Waarom niet?' Ze tuurde in de schaduwen van het bamboebosje waar ze in stonden. Ze keek naar hun handen. 'Ik dacht, als we elkaar aanraakten ... als we op de een of andere manier met elkaar verbonden waren ... dat jij hem dan ook zou kunnen zien.'
'Maar ik zie hem niet,' zei Zilin. 'Dat is jouw gave, Senlin. Niet de mijne.'
'Nee,' zei ze met overtuiging. 'Het is onze gave.' Ze herinnerde zich hoe haar geest zich had geopend op het moment van de wolken en de regen, toen hij diep in haar was. Ze vroeg zich af of er een meer intiem contact van het vlees voor nodig was. 'Daar ben ik zeker van. Ik kon zulke dingen niet zien, voordat ik jou had ontmoet.'
'Je bedoelt, voordat ik met je naar Fazhan ging.'
Haar ogen gingen even dicht bij de gedachte aan de ./eng shui-man. Ze bezit een heerlijke verfijning, dacht hij. Een kwetsbaar lichaam, een sterke wil. Een combinatie die hem aan de doorschijnende vazen uit het verleden van zijn land deed denken. En hij dacht: schoonheid is een kracht op zich.
'Nee,' zei Senlin nu. En dat was ook nog iets. Ze liet zich niets aanpraten.
'Niet dat ik wil ontkennen wat er die avond met me is gebeurd. Ik weet heel goed wat Fazhans woorden in me losgemaakt hebben. De geest van Hu chao, echtgenote van de laatste Ming-keizer.'
'Het kwaad kan vele namen dragen.'
'Jij denkt dat Hu chao alleen maar het kwaad was?' zei Senlin met een zucht. 'Haar geest was verwrongen en afschuwelijk. Dat kwam door het kwaad dat haar was aangedaan. Het kwaad ging in haar binnen en ze werd erdoor verteerd. Het kwaad vernietigde haar lichaam maar tastte ook haar geest aan.'
'En hoe is die kwade geest in jou binnengekomen?' zei Zilin half spottend.
'De Soongs hebben een lange geschiedenis,' zei Senlin kalm. 'Misschien was Hu chao mijn over-over-over-over-overgrootmoeder.'
'Het is niet eens zeker of ze kinderen had,' zei Zilin.
'Dan is ze in mij herboren.'
Dat gepraat over geesten en reïncarnatie beviel hem niet. Hij was boeddhist, hij was in harmonie met het land, met het stijgen en dalen van qi. Er bestonden voor hem geen mysteries. De dingen bestonden; punt uit. Feng shui - geomantiek - was nog tot daar aan toe, maar dit ging te ver.
'Hoe dan ook,' zei hij, 'het kwaad is weg.'
Senlin stond tussen het ruisende hoge bamboe en er trokken strepen van licht en schaduw over haar heen. 'Het kwaad wel, ja. Maar iets anders is gebleven.' Het licht gleed over haar gezicht als maanlicht over de oceaan.
'Er is iets wat roept.' Lichtjes die wisselden in de golfslag. 'Kun jij me vertellen wat dat is?'
Iets wat riep?
Hij deed zijn mond open maar er kwam geen geluid uit. Hij voelde trillingen die van hem naar haar gingen en nog verder, naar de diepten van de oceaan.
Waar waren ze?
Onder het ruisende water, in de diepe koele onderstromen die het universum met zich mee voerden van leven dat water ademde in plaats van lucht. Het lied van de walvissen, die riepen, die riepen, met galmende echo's.
En toen verenigden Senlin en Zilin zich op een manier die heel anders was dan de vorige keer. En veel intiemer. Op dat moment van volslagen vereniging wist hij dat ze gelijk had. Op de een of andere manier waren zij en hij dit niet maar was het een resultaat van hen beiden. De muziek die ze hoorden, zagen, roken, voelden, was de harmonie van hun qi. Hun qi werd één.
De oorlog in Korea ging maar door. De eerste fantastische golf van Chinese overwinningen bracht een juichstemming teweeg, een welkome stimulans voor een land dat in een oorlog verslagen was. Nu bleek het plotseling weer enig prestige in de wereld te bezitten. Vroeger, in de tijd dat de ene nederlaag op de andere volgde, was de Chinese soldaat het mikpunt van spot geweest, maar nu begonnen de landen van de wereld plotseling weer enig respect voor de herwonnen militaire kracht van China te krijgen. Gelijke tred met de Chinese successen in Korea hield de pas begonnen loopbaan van Mao's oudste zoon Mao An-ying. Of het nu door het talent van de jongen kwam of doordat een sluwe bevelhebber hem wilde gebruiken om zijn eigen carrière te bevorderen, Mao An-ying kreeg een hoge functie op het hoofdkwartier te velde van het Tweede Chinese Leger. Amerikaanse bommenwerpers die over het kampement vlogen lieten hun dodelijke last erop vallen en doodden allen die daar aanwezig waren. Mao An-ying was geen uitzondering.
Het nieuws werd zo snel mogelijk aan Mao overgebracht. Maar zoals te verwachten was geweest, deed er zich enige vertraging voor, omdat de soldaten eerst in de chaotische situatie tussen de stinkende, rokende puinhopen naar tekenen van leven moesten zoeken. Uiteindelijk werd Mao's oudste zoon door een generaal geïdentificeerd.
'De oorlog,' zou Mao later tegen Zilin zeggen, 'is als bittere thee. De kracht die de thee je geeft wordt getemperd door de smaak van as die in je mond achterblijft.'
'Dit is het kwaad, dit wat wij doen.'
'Heb jij die indruk?'
'Ja.'
'Dan moeten we ermee ophouden.'
Ze liet een diep kreungeluid ontsnappen en drukte haar voorhoofd nog inniger tegen zijn borst. 'Dat kan ik niet.'
Zilin streelde de ravenzwarte golven van haar zachte haar. In het maanlicht was het of het met zilveren draden was doorweven. Hij dacht aan de eindeloze energie van de zee.
'Je man,' zei hij. 'Vraagt hij hoe het met je gaat?' Als hij bij Senlin was, sprak hij de naam van Huaishan Han nooit uit.
'Hij ziet me eten, hij ziet me naar buiten gaan,' fluisterde ze. 'Daar heeft hij genoeg aan.'
'Praten jullie met elkaar?'
'Soms.'
'En ... raken jullie elkaar aan?' Nu was het zijn beurt om te fluisteren.
'Bedoel je of we intiem zijn?'
Hij knikte zonder iets te zeggen.
Senlin legde haar handpalmen op zijn borst en trok haar hoofd van hem terug. Haar zwarte ogen keken hem aan alsof ze door de schaduwen van het bamboebosje heen wilden priemen. 'Mijn antwoord, denk ik, is belangrijker dan de vraag, nehT
Vrouwen, dacht Zilin, zijn in sommige opzichten veel wijzer dan mannen.
'Zou je me geloven als ik je vertelde dat het niets uitmaakt of ik de waarheid vertel of tegen je lieg?'
'Nee.'
'Toch is het zo.' Ze legde haar handpalm tegen zijn wang. 'Er is geen verschil.'
'De waarheid,' zei hij, 'onderscheidt zich van al het andere. Dat is het enige ideaal in deze onvolmaakte wereld. De waarheid.'
Senlin spreidde haar armen. 'Maar de waarheid is niet hier in de wereld om ons heen te vinden. Die is te vinden in da-hei, in de grote duisternis waar alle geesten zijn. Wij zien de waarheid alleen als wij samen in da-hei zijn.'
'Dus je bent inderdaad intiem met hem.'
'Jij hebt niet het recht me die vraag te stellen.'
'Niet het recht?'
'Hij is mijn man, jij niet.'
'Het is wreed van je om dat te zeggen.'
'Maar het is de waarheid.' Ze keek hem aan. 'De waarheid is jouw god, niet de mijne.' Ze streek met haar vingers over zijn gezicht. 'Ik wil je niet verdriet doen. Je hebt jezelf verdriet gedaan.'
Zilin sloot zijn ogen. 'Het was niet te vermijden.'
'Nee,' zei ze. 'Niet als je vastbesloten was de waarheid naar boven te halen.'
De waarheid, dacht Zilin. Ze had volkomen gelijk. De waarheid was zijn god. Hij mocht haar zijn eigen zwakheid niet kwalijk nemen. Hij probeerde zich van zijn woede te bevrijden.
Toen hij zijn ogen weer opendeed, dacht hij aan de sigarettenkoker van Huaishan Han. Niet voor het eerst. Hij had er maar een korte blik op mogen werpen, maar er was iets aan die koker geweest dat hem bekend voorkwam. Hij pakte Senlins hand vast en zei, denkend aan de waarheid: 'Ik wil dat je iets voor me doet.'
Het duurde meer dan een week voor ze hem de koker kon brengen. Huaishan Han was het grootste deel van de tijd de stad uit en dan nam hij de koker mee. En verder paste hij er zelfs in huis erg goed op. Het kostte Senlin dus enige moeite het ding weg te smokkelen en dan nog maar voor een paar minuten.
De sigarettenkoker van westers fabrikaat.
Natuurlijk had Zilin haar eerst moeten overtuigen. 'Hij is mijn man,' zei ze. 'Je wilt dat ik iets tegen mijn eigen man onderneem.'
'Je onderneemt al iets tegen hem,' merkte hij op.
'Hij is je beste vriend,' zei ze. 'Waarom doe je dit ? Vrienden intrigeren niet tegen elkaar.'
Zilin keek naar de lariksen en pijnbomen achter hun bamboebosje. Er stond een halve maan als op de avond dat ze naar de waarzegger waren gegaan.
Hij dacht aan wat de communisten met Senlin hadden gedaan. Hij vroeg zich af of Huaishan Han wist wat zijn vroegere meesters haar hadden aangedaan. Hij dacht van niet. Waarom zou ze het hem hebben verteld ? En Huaishan Han zou het nooit hebben gevraagd.
'Ik denk nu niet aan vriendschap,' zei hij. Hij sprak net zo goed tegen zichzelf als tegen haar. 'Ik denk aan China. Je hebt me een tijdje geleden verteld dat volgens jou de waarheid mijn god is. Nu, misschien is het inderdaad zo. Maar het is China waar ik voor werk. Ik zou graag mijn leven geven om de toekomst van China veilig te stellen.'
'Waarom maak jij je zorgen over de toekomst van China?'
Hoe kon hij het haar allemaal uitleggen? Hoe kon hij haar duidelijk maken dat hij een hemelse waker over zijn land was? 'Wie China beheerst,'
zei hij, 'kan op een dag heel Azië beheersen. Als China een fout maakt, als het in verkeerde handen valt of onder slechte invloed komt te staan, dan is er misschien geen weg meer terug. China is zo groot, er leven zoveel mensen dat als er eenmaal een beleid is vastgesteld, het uiterst moeilijk is daar verandering in te brengen. China heeft de vaart van een kolos die bijna niet meer te stuiten is.
'China heeft een waker nodig. Iemand die zorgt dat het land zich eerst kan handhaven, en dan welvarend wordt en zich tenslotte tot een wereldmacht ontwikkelt. Een Jian.'
Senlin keek hem een ogenblik aan en zei toen: 'Jij?'
'Ik doe alleen wat gedaan moet worden.'
'Maar hoe kun je dat weten?' vroeg ze. 'Jij kunt niet in de toekomst kijken.'
'Nee,' zei hij. 'Meestal tast ik in het duister.'
'Dan kan het niet anders of je maakt fouten en je hebt spijt van sommige dingen die je hebt gedaan.'
'Soms,' gaf hij toe. 'Dat is jammer maar onvermijdelijk.'
Haar vingers gleden over de binnenkant van zijn pols tot ze zich om zijn onderarm hadden gesloten. 'Maar nu niet meer.' Haar stem kwam niet boven fluisteren uit. 'Nu niet meer.'
'Wat?'
Haar gezicht was heel dicht bij het zijne. Hij rook haar zoete geur, een geur als van jasmijn en honing. 'Je hebt nu da-hei. Wij hebben nu da-hei. De grote duisternis.'
'Wat bedoel je? Dat het mogelijk is om daar de toekomst in te zien?'
'Misschien,' zei ze zachtjes.
Hij lachte. 'Dan heeft da-hei je zeker voorspeld dat je me de nieuwe zilveren sigarettenkoker van je man moet brengen.'
'Ja,' zei ze ernstig. 'Dat is zo.'
'Dat is belachelijk, Senlin.'
Plotseling verstrakte ze haar greep. 'Luister naar mij.' Ze sprak met een diepe, nadrukkelijke stem. 'Ik vraag je dit niet te doen. Ik smeek je het me niet te vragen.'
'Ik begrijp niet waarom. Je kunt altijd weigeren.'
'Dat kan niet.'
Hij lachte opnieuw. 'Dus je kunt me niets weigeren?' Maar zijn lach had een holle klank.
'Zo is het maar voor een deel,' zei ze. Ze drukte zich tegen hem aan, zodat hij het kloppen van haar hart kon voelen. Instinctief sloeg hij zijn armen om haar heen alsof hij haar wilde beschermen. Waartegen? 'Je zoekt de waarheid,' zei ze in zijn oor. 'Ik moetje die koker brengen.'
'En als je dat doet?'
'Het zou beter zijn - veel, veel beter - als je de waarheid deze keer onontdekt liet.'
'Waarom? Wat weet jij van die koker?'
'Niets,' riep ze plotseling uit, en ze klampte zich aan hem vast. 'Ik kan zien.'
'Wat?' zei hij. 'Wat kun je zien?'
Ze huilde nu openlijk, en haar kleine witte tanden beten in het vlees van zijn schouder.
'Senlin,' zei hij, 'wat kun je zien?'
Ze huiverde en zei: 'Het einde.'
Maar zoals ze had gezegd, deed ze wat hij verlangde. En opnieuw bedroog ze Huaishan Han. Ze bracht Zilin de sigarettenkoker.
'Er is maar weinig tijd,' zei ze, toen ze naar het bamboebosje was gerend waar hij op haar had staan wachten. 'Huaishan Han is net terug van Boeddha mag weten waar. Hij doet een dutje voor het eten. Maar straks wordt hij wakker.' Haar stem en haar woorden gaven Zilin het gevoel dat hij in een kindersprookje verwikkeld was.
Zilin nam de koker van haar over en bekeek hem aandachtig. Het zwakke licht van de namiddag viel op het gedreven zilver. Het ding kwam hem bekend voor, daar was hij zeker van. Maar waarom?
Hij draaide hem om, zag het merkteken van de zilversmid, zag dat de koker in Amerika was gemaakt. Dat was een schok alsof er ijskoud water in zijn gezicht werd gegooid. Hij had verwacht dat het een Engels voorwerp was.
Hij draaide hem weer om en maakte hem open. Een kleine zilveren veer hield de vieze zwarte Russische sigaretten van Huaishan Han op hun plaats. Zilin zag iets op de binnenkant van het deksel en hij hield de koker in het licht.
In het zilver waren met Engelse schreefletters enkele initialen gekrast: R.M.D.
En - misschien was het da-hei - toen wist hij alles: waarom Huaishan Han van het begin af over zijn missie tegen hem had gelogen, waarom hij Zilin niet had willen vertellen waar hij de sigarettenkoker vandaan had. Het angstaanjagendste van alles was nog dat hij wist wie Huaishan Han mee naar huis had genomen, het brein achter het plan om Mao te vermoorden. Zilin voelde de pijn in zijn hart en bracht langzaam, langzaam zijn voorhoofd omlaag tot het de glanzende bovenkant van de sigarettenkoker van westers fabrikaat aanraakte.
In de straten van Peking, Shanghai en Kanton, in de dorpen van Hunan, in de eindeloze rijstvelden, bamboebossen, langs de oevers van de kronkelende Yangtse - in heel China - was het stampen van soldatenlaarzen te horen.
's Nachts werd er geluisterd. Naar het schrapen van met metaal beslagen hakken op verandaplanken, het kloppen op de voordeur, de geschreeuwde bevelen. Verwarring en angst als je buren van hun bed werden gelicht en zonder enige uitleg in de duisternis werden meegevoerd, het ronken van de motoren dat langzaam wegstierf in de mist.
Zonder dat de mensen iets van de overgang hadden gemerkt was China een onderdrukt land geworden, waar een terreurbewind de hele samenleving beheerste. In iedere stad had Huaishan Han voor elke honderd huishoudens een bewonerscomité in het leven geroepen. Hetzelfde was op het platteland gebeurd, waar ieder hsiang of agrarisch bestuurscomité zich met de dagelijkse leiding van de boerderijen en rijstvelden belastte. Deze comités, zei Huaishan Han, waren noodzakelijk. Anders zou de immense bevolking van China nooit goed bestuurd kunnen worden. Bovendien was het gemakkelijk om er leden van de Strijdkrachten voor Staatsveiligheid in te laten infiltreren. Zo waren er op ieder niveau van de Chinese samenleving spionnen van het ministerie van openbare veiligheid. En daarom was er 's nachts het stampen van soldatenlaarzen, en waren er de scherpe bevelen, de onverklaarbare verdwijningen.
'We hoeven alleen maar naar de Franse Revolutie te kijken,' zei Mao tegen Zilin. 'Of, als je liever een voorbeeld uit het Oosten hebt, naar de marxistische revolutie in Rusland. Daar kun je precies hetzelfde zien. Dit is nog maar het allereerste beginstadium. We hebben alles wat oud en corrupt en gedegenereerd was omver gehaald. In plaats daarvan bouwen we een nieuw land van de grond af op. Onze eerste taak is het opbouwen van de staatsmachine, want dat is de kracht die China in beweging moet krijgen. De traditionele vijanden van de krachten van herstel zijn altijd de burgeroorlog en een invasie vanuit het buitenland geweest. Het zijn de Amerikanen van wie we het meest te vrezen hebben, Shi tong zhi. Het zijn de Amerikanen die we in Korea bestrijden, de Amerikanen die geld en oorlogsmateriaal naar de nationalisten sturen, de Amerikanen die van Taiwan een protectoraat hebben gemaakt.
Ze doen al die dingen, Shi tong zhi, omdat ze bang voor mij zijn. En omdat ze weten dat ze de nationalisten met hun protectionisme aan zich binden. Zonder Amerikaanse hulp zijn de nationalisten niets. Maar wat ze niet inzien is dat ze nu ook niets zijn. Nu, met Amerikaanse hulp, zijn ze niets dan kapitalistische marionetten. Ze doen in alle opzichten wat de Amerikaanse president zegt, of anders dreigen de Amerikanen hun hulp te beëindigen.'
Mao liep als een gekooide tijger door de kleine kamer heen en weer. 'De contrarevolutionaire hetze is al begonnen, aangewakkerd door de nationalisten en de Amerikanen. Als de Amerikanen Korea kunnen binnenvallen, dan zouden ze dat ook in China kunnen doen. Dat mag nooit gebeuren.'
'En dat is alleen met repressie te verhinderen?' vroeg Zilin.
'Lees onze geschiedenis er maar op na, Shi tong zhi,' zei Mao. 'Het is in feite de enige methode.' Hij gromde wat. 'Niemand houdt van heropvoeding. Mensen weten vaak niet wat het beste voor hen is. Dat moeten de leiders beslissen.'
'Dat moeten leiders hun opleggen.'
'Inderdaad,' zei Mao, die het sarcasme in de stem van zijn adviseur blijkbaar niet had gehoord.
Zilin vroeg om thee, en toen die geserveerd was, begon hij er meteen van te drinken. 'Wat gebeurt er met de gevangene die Huaishan Han uit Hongkong heeft meegebracht?'
'Wat?' Mao begreep hem niet meteen. Om dat te camoufleren begon hij zichzelf thee in te schenken en keek hij in de werveling van kleine blaadjes op de bodem van zijn kop. 'Eh, o. Ja. Ik was even vergeten dat hij en Huaishan Han zulke goede vrienden zijn. Ja, nou.' Hij dronk zijn kop leeg en fronste zijn wenkbrauwen alsof het hem niet goed smaakte. Toch schonk hij zich opnieuw in. 'Er is nog geen officiële beslissing genomen. Ik weet nog niet hoe we een zo goed mogelijk gebruik van de spion kunnen maken. We moeten natuurlijk een voorbeeld stellen.'
Wat zo vreemd was, vond Zilin, was niet dat Mao er zo omheendraaide maar dat hij Zilin niet meer in de ogen wilde kijken.
'Waarom ben je zo in die man geïnteresseerd?' vroeg Mao.
'Ik wil hem ondervragen.'
'Dat lijkt me niet verstandig,' zei Mao. Er was iets in zijn theekop dat zijn onverdeelde aandacht had. 'Hij is eigendom van de Strijdkrachten voor Staatsveiligheid. Dit is niet jouw terrein.'
'Dat zou het worden als jij er het bevel toe gaf.'
'Ik denk niet dat Lo Jin-ch'ing daar blij mee zou zijn. Bovendien zou K'ang Sheng er ook iets over te zeggen hebben.' Mao had het over het hoofd van de geheime politie van de Chinese Communistische Partij. 'Hoe zou ik hun zoiets moeten uitleggen?'
'Sinds wanneer hebben die mensen zoveel macht?' Zilin voelde hoe de woede in hem opsteeg. 'Ik ben jouw persoonlijk adviseur. Ik heb altijd overal toegang gehad.'
'De tijden zijn veranderd, mijn vriend,' zei Mao.
'Dan sta ik dus ook onder toezicht.'
Mao haalde zijn schouders op en gaf het in feite dus toe. Zilin was diep geschokt. De tijden zijn veranderd, mijn vriend. Hoe konden ze zo radicaal zijn veranderd, en zo snel dat hij er niets van had gemerkt. En met grote bedroefdheid realiseerde hij zich dat die veranderingen zich geen van alle zonder zijn medeweten hadden voltrokken. De veranderingen waren steeds een stapje verder gegaan, en hij was er de hele tijd bij geweest. Hij had zijn mond open kunnen doen om te protesteren; hij had kunnen zeggen dat ze hun doel ook konden bereiken zonder dat enorme netwerk van informanten en meedogenloze politiemannen die
's nachts op pad gingen om nietsvermoedende burgers op te pakken omdat ze zich één uur aan de nieuwsgierige ogen van het ministerie van openbare veiligheid hadden onttrokken.
Zilin was maar al te vertrouwd met Beria en de NKVD. Hij verafschuwde de ijzeren discipline en de repressie van de Russen, het stelsel dat zich niet alleen met iemands godsdienst en manier van leven bemoeide maar zelfs met de meest persoonlijke gedachten.
Dit was net zo goed zijn schuld als die van Mao of Lo of Huaishan Han. Zoveel ellende voor een volk dat al zoveel jaren te lijden had gehad, eerst van zijn eigen keizers, toen van de geheime genootschappen en kort geleden nog langdurig van de buitenlandse duivels. Je zou verwachten dat het Chinese volk er inmiddels volkomen aan gewend was geraakt om uitgebuit te worden. Misschien was dat het joss van China. Nee! Nee! Hoe kon hij zoiets denken. Maar de toekomst was somber. Hij voelde zich alsof hij zich op een uitgestrekte berghelling bevond en in kou en duisternis omhoogklauterde. Het was of hij zich niet meer kon herinneren wat er hem op de besneeuwde top te wachten stond.
'Ik moet de gevangene ondervragen,' zei hij.
'Waarom wil je met alle geweld iets wat ik je niet kan toestaan?' wilde Mao weten. Hij keek hem gekwetst aan.
'Ik vraag dit omdat we oude vrienden zijn,' zei Zilin. 'Ik vraag niet van je dat je je herinnert wat ik voor China opgeofferd heb of zelfs hoe ik jou in de loop van de jaren heb geholpen. Dit is geen kwestie van politiek of van macht. Ik sta hier voor je als niets dan je vriend. Als zodanig smeek ik je om mij één uur bij de gevangene toe te staan.'
Mao wendde zich af en toen hij door de kamer liep, zag Zilin voor het eerst hoe krom zijn schouders waren geworden. Mao keek uit over het Tienanmen-plein, waar het oorlogsmaterieel gereedstond, klaar om de strijd aan te binden met de gevreesde contrarevolutie die als het zwaard van Damocles boven hun hoofd hing.
'Er komt regen,' zei Mao. Hij keek naar de dikke zwarte wolken die in de lucht hingen, en deed ondanks de warmte het raam dicht. 'Vanavond,' zei hij, 'zal de hemel zich openen.' En op precies dezelfde toon voegde hij eraan toe: 'Je krijgt de helft van die tijd.'
'Ze hebben me in de bergen opgepikt,' zei Ross Davies, 'een klein kamp op een hoogvlakte in de Shan-staten.' De Shan-staten. In Burma. Niet in Hongkong, zoals Huaishan Han had gezegd.
'Ik was daar al meer dan een halfjaar. Het waren de papavervelden die ons op het idee brachten.'
'Ons?'
Davies' gebarsten lippen vormden een glimlach. 'Je dacht toch niet dat ik je dat ging vertellen, oude vriend?'
'Waarom niet?' zei Zilin. 'Ik ben toch dood?'
Ze moesten er beiden om lachen en dachten terug aan alle moeite die ze
- Davies, Huaishan Han en Zilin - hadden gedaan om te zorgen dat Shi's dood overtuigend zou zijn voor Chiang en diens luitenants. Inwendig was Zilin diep geschokt. Toen hij met het pasje dat Mao voor hem had uitgeschreven in de gevangenis van de Strijdkrachten voor Staatsveiligheid was binnengekomen, had hij verwacht daar zijn oude vriend - R.M.D.: Ross Marion Davies - met zijn dikke bos rood krullend haar, zijn heldere blauwe ogen en zijn jongensachtige gezicht aan te treffen. Maar wat hij tegenover zich zag was een magere man met een gelooid gezicht en ogen zo opgezwollen en bloeddoorlopen dat Zilin nog maar net iets wazig blauws in het midden zag schemeren. Verdwenen was de openhartige jongensachtige grijns, en de neus die eens aristocratisch recht was geweest was deerlijk gehavend en zo gezwollen dat hij wel een kwart van het gezicht in beslag nam.
'Ik was in de Shan-staten vanwege de papavervelden.' Toen hij sprak, kon Zilin zien hoeveel tanden hij had verloren. 'We wilden daar infiltreren en de macht overnemen.'
'De macht over de opium.'
'Ja.'
'Wat zouden jullie daar aan hebben?'
'In de eerste plaats geld,' zei Davies. 'Massa's geld.' Hij zat op een ruwe houten kruk die met dikke bouten aan de vloer was bevestigd. Met vingers die gezwollen waren door ziekte of foltering - dat was onmogelijk te zeggen
- greep hij de tralies vast die zich tussen hen in bevonden. 'En verder leek het ons een mogelijkheid om het hele gebied in onze invloedssfeer te krijgen en om daarna in andere gebieden te infiltreren.'
'En om Mao te vermoorden.'
'Wat?'
Zilin keek aandachtig naar Davies' gezicht. Zonder zich goed te realiseren wat hij deed, ging een deel van hem in da-hei. In die nachtzwarte ruimte kon hij waarheid van leugen onderscheiden. Beide stonden in verband met
'kleuren' afzonderlijke en verschillende kleuren die hij kon zien.
'Dat is mij verteld. Door Huaishan Han. Dat je van plan was Mao te vermoorden.'
'Dat is nietwaar.'
Davies sprak de waarheid. Zilin knikte, nam een pakje sigaretten en gaf het door. Hij stak er een voor zijn vriend aan en zag hoe diens gezicht zich ontspande toen hij een trekje nam.
'Jezus, zo een heb ik in geen tijden meer gerookt.'
'Het spijt me dat ze niet van je eigen merk zijn.'
Davies wuifde de verontschuldiging weg. De rook kringelde door zijn gehavende lippen, tussen de tralies door, en het leek wel of alles grijs om hen heen werd.
'Ik ben daar een hele tijd geweest,' ging Davies verder, alsof hij niet van het onderwerp was afgeleid. 'Een mensenleven.' Hij ademde langzaam uit, genietend van de tabak. 'Ik heb de plaatselijke machthebbers goed leren kennen. Goed genoeg om te weten dat wij het daar nooit voor het zeggen zullen krijgen.'
'De Shan haten de Amerikanen, en ze haten de Russen ook.'
Davies keek Zilin aan. 'Zullen we er maar niet meer omheendraaien ?' zei hij plotseling. Hij liet de peuk vallen en drukte hem uit met zijn eeltige hiel. Hij moest eerst de papieren slippers afdoen die hem waren gegeven. 'We weten alle twee waarom de Amerikanen - of wie dan ook - nooit een steunpunt in die bergen zullen krijgen.'
'Vertel me dat eens,' zei Zilin.
'Neem me niet in de maling,' zei Davies kwaad. 'Ik dacht dat ik jou tenminste nog kon vertrouwen.'
'Doe me dan een plezier.' Ze keken elkaar recht in de ogen. 'Alsjeblieft.'
'Omdat, oude vriend, jullie het allemaal beheersen: de teelt, de oogst, de verwerking, de distributie.'
'Wij?' zei Zilin geschrokken.
'Jij, Mao, Huaishan Han. Jullie vervloekte Chinezen.'
'Dat is belachelijk!' zei Zilin verbaasd. 'Ik geloof je niet.' Maar natuurlijk geloofde hij hem wel. Dat moest hij wel. In da-hei zag hij de kleur van de waarheid. En toen voegde hij er met een bezorgd gezicht aan toe: 'Ik weet daar niets van.'
Davies keek naar zijn gezicht zoals Zilin daarstraks dat van hem had bestudeerd. 'Tja.' Hij draaide zich om en stopte het pakje sigaretten zorgvuldig onder zijn stromatras weg. 'Je bedoelt dat je niet weet wie er achter zit? Is het Mao niet?'
'Ik weet het niet,' zei Zilin. Maar hij hoorde Mao weer zeggen: We moetennatuurlijk een voorbeeld stellen. Dat zou Huaishan Han hem wel ingegeven hebben. Zijn macht werd met de dag groter, tegelijk met die van Lo Jui-ch'ing en K'ang Sheng. Was dit de bron van hun macht? Of de bron van die van Mao? Boeddha! 'Vertel eens,' zei hij nu. 'Weet je de naam van de man die de leiding heeft van de papavervelden in de Shan-staten?'
'Hij noemt zich de Naga, je weet wel, de Burmese mythologische slang. Zijn organisatie staat bekend onder de naam diqui. De rest zul je zelf moeten uitzoeken, vrees ik.' Hij keek hem met een cynisch glimlachje aan en er was heel even iets van zijn vroegere levenslust te zien. Zilin hoorde geluid achter zich. De bewakers kwamen hem halen; zijn tijd was om. Hij begon overeind te komen en Davies stak zijn hand naar hem uit. De ogen van de Amerikaan keken de Chinees bang aan, alsof Davies het gevoel had dat hem met Shi aan zijn zijde niets zou kunnen overkomen.
'Wat gebeurt er met mij?' vroeg hij.
'Ik weet het niet, mijn vriend,' antwoordde Zilin. Maar hij wist het wel. We moeten natuurlijk een voorbeeld stellen.
'Zie ik je nog terug?'
Zilin keek naar Davies, die nog op de houten kruk zat. Hij had blijkbaar niet meer de kracht om overeind te komen, en Zilin dacht: wat doen ze hem hier aan? Hij herinnerde zich wat de communisten met Senlin hadden gedaan en hij vroeg zich af of deze mensen, die onder bevel van Huaishan Han stonden, anders waren.
'Vertel me eens,' zei hij. 'Werkte jij jaren geleden, toen we elkaar voor het eerst hadden ontmoet, voor de Amerikaanse geheime dienst?'
Davies hield zijn hoofd tegen de tralies en Zilin kon de stukken kale, verkleurde schedel zien, alsof het dikke, diep gekleurde haar op die plaatsen was weggebrand. 'Is dat van belang?'
Zilin schudde zijn hoofd. 'Nee,' zei hij naar waarheid. 'Van geen enkel belang.'
'Hij weet het!'
Ze was als een bang hert, trillend van angst.
'Het is belangrijk dat hier geen onduidelijkheid over bestaat. Weetje man het of heeft hij een vermoeden?'
'Hij weet het. Ik denk dat hij het weet.'
In de wolken hing een oranje waas van weerspiegeld licht, het licht van de zon die in het westen achter de koele blauwe bergen verzonk. Een tweetal pluvieren wiekte door het vage schijnsel; hun veren glansden een ogenblik goudkleurig op, en toen waren ze weg. De geur van amandelen hing in de lucht, een geur die hem aan cyanide deed denken. Hij had een keer iemand aan cy anidevergiftiging zien sterven, een spion die betrapt was en gevangen dreigde te worden genomen. Hij had de capsule in zijn mond doorgebeten. Zilin wendde zijn ogen af. Hij keek naar de cyaanblauwe heuvels. 'Als je dat gelooft, moet je weggaan.'
'Weggaan?' Ze keek hem radeloos aan. 'Waar kan ik heen?'
'Ik zal je beschermen.'
'Hij is mijn man. Ik kan hem niet verlaten.'
'Integendeel, Senlin,' zei hij. 'Je hebt hem lang geleden al verlaten.'
'Hou me vast,' fluisterde ze. 'Wil je me vasthouden?'
Zilin sloeg zijn armen om haar heen en ze drukte haar hoofd tegen zijn borst. Hij vroeg zich af waarom hij aan deze verhouding was begonnen. Hij had geweten - altijd geweten - dat dit er eens van zou komen. Zulke verhoudingen hadden altijd dit resultaat.
Maar hij wist dat hij niet wilde dat er een eind aan kwam. Met enige verbazing realiseerde hij zich dat hij Senlin niet wilde opgeven. Hij wilde haar gelukkig maken. Op dit moment was dat buitengewoon belangrijk voor hem. Het was of hij hiermee al zijn zonden kon goedmaken. Hij kon er een geweten mee sussen dat dof en zwaar was geworden van het gejammer van al die doden, van al die onrechtvaardigheid, al dat geweld. En datzelfde geweten werd ook nog bezwaard door het feit dat hij Athena, zijn tweede vrouw - Jakes moeder - en Sheng Li, zijn maitresse, in de oorlog aan hun lot had overgelaten.
Hij wist dat hij veel gewicht toekende aan één daad, het geluk van één mens. Misschien te veel. Maar Senlin was een bijzondere vrouw. Was hij de enige die dat kon zien? Huaishan Han zag het in ieder geval niet. Huaishan Han. Dit had ook iets met hem te maken. Zilins geweten werd belast door Huaishan Han. Zonder Zilin zou die man hier nu niet zijn en zou het misschien ook nooit tot dat afschuwelijke terreurbewind zijn gekomen. Maar die gedachte was nog maar net in Zilin opgekomen of hij realiseerde zich al dat hij daarmee te veel betekenis aan zijn eigen handelen toekende. Dit terreurbewind was niet iets wat door Huaishan Han was bedacht, en diep in zijn hart wist hij dat het er ook zonder die man van gekomen zou zijn.
Toch was duidelijk genoeg te zien hoeveel kwaad Huaishan Han deed. En dan was er nog de kwestie van de Shan. Misschien wist alleen de berg wie er achter de oogst en de distributie van de tranen van de papaver zat, maar Zilin kon niet geloven dat Mao er iets mee te maken had. Mao wilde maar één ding: zich aan de invloed van Moskou onttrekken. De oorlog in Korea was, zoals Zilin zelf had geargumenteerd, een moeilijke maar zekere uitweg. Als Mao zulke enorme kapitalen aan de opium verdiende, had hij zijn land toch nooit in een gevaarlijke oorlog gestort?
Lo Jui-ch'ing, K'ang Sheng en Huaishan Han daarentegen waren nog maar kort geleden in de hiërarchie van de nieuwe regering omhooggekomen, en in die korte tijd hadden ze een ontstellende macht verworven. Hoe was dat mogelijk? Kwam dat voor een deel door de berg, de Shan?
Zilin vond dat een redelijke veronderstelling.
Senlin drukte zich huilend tegen hem aan. 'Het eindigt zoals ik had verwacht,' zei ze.
'Nee,' zei Zilin. 'Deze keer heb je het mis.' Maar de geur van amandelen hing nog in de lucht.
Hij keek naar de maan. De fluweelzwarte nacht omhulde hem nu van alle kanten. Dikke wolken trokken voor de gele maan langs die bijna vol was. Er hing regen in de lucht; het kwam uit het zuidoosten. De barometer zakte, de roerloze lucht werd nog zwaarder.
Zilin gebruikte het pasje dat Mao voor hem had ondertekend. Hij was anderhalfuur bezig geweest de datum te veranderen en was tevreden over het resultaat. De gevangenis van de Strijdkrachten voor Staatsveiligheid doemde zwart en onverbiddelijk voor hem op. Het stond aan een straat die op het plein uitkwam, en het was een nieuw gebouw dat onder leiding van de Russen was ontworpen en gebouwd. Als gevolg daarvan leek het nu al vervallen, oud terwijl het nog jong had moeten zijn. Het werd omringd door een rij pas aangeplante platanen. Voor de ingang stonden een legertruck en twee troepentransportwagens. Alle drie de voertuigen waren leeg. Op dit uur van de nacht was het plein helemaal verlaten. Hij parkeerde zijn dienstwagen.
Hij kwam zonder problemen langs drie wachtposten. Maar het was niet het binnenkomen waar hij zich zorgen over maakte; het zou moeilijker worden de gevangenis weer uit te komen.
's Nachts was het aantal personeelsleden in de gevangenis met tweederde gereduceerd. Dat kwam vooral doordat de bovenverdiepingen tegenwoordig als kantoor-en vergaderruimte werden gebruikt. De gevangene was niet in zijn cel, vertelde de commandant van het cellenblok hem. Hij werd ondervraagd. Was dat gebruikelijk? wilde Zilin weten. De commandant, die Chu heette, zei ja. Het ging de hele nacht door.
'Wanneer slaapt de gevangene?' vroeg Zilin.
'Hij slaapt niet,' zei Chu zonder veel belangstelling. 'Dat hoort bij het ondervragingsproces.'
Zilin duwde het door Mao ondertekende papier in Chu's gezicht en zei:
'Breng me naar hem toe.'
'Dat is bijzonder ongebruikelijk,' zei de officier. 'Misschien moet ik eerst met Huaishan tong zhi overleggen.'
'Ik kom van Voorzitter Mao. Als je iets doen wilt, doe het dan goed en bel hem zelf op,' zei Zilin met dik opgelegd sarcasme. 'Hij zal het vast wel op prijs stellen om wakker gebeld te worden voor zo'n dringende procedurele kwestie.'
Chu keek aarzelend van het stukje papier naar Zilins gezicht. Toen knikte hij. 'Deze kant op,' zei hij.
Op de gang stonk het naar een desinfecterend middel, een stank die de lucht van faecaliën en urine maar net kon overheersen. Kale gloeilampen in kooitjes van draadgaas hingen aan het concrete plafond en verspreidden een vaag schijnsel. Toen ze door de gang liepen, flakkerden hun schaduwen voor en achter hen.
Chu bleef staan en klopte op een metalen deur, waar op ooghoogte een rooster in was aangebracht. Even later sprak iemand door dat rooster tegen hem. Ze werden binnengelaten.
De stank sloeg hem tegemoet. Drie geüniformeerde mannen hielden zich om de beurt met Ross Davies bezig, die naakt in het midden van de kamer zat. Er was een batterij van lichten op hem gericht. Er was ook een vreemd, venijnig gezoem te horen, en Zilin keek om zich heen. Een van de ondervragers had een elektrische staaf. Zilin zag hoe de man de punt van die staaf tegen Ross Davies' lichte vlees drukte. Er was een blauw-witte boog te zien, hij hoorde een gesmoorde kreet van pijn en er steeg een rookwolkje op dat naar geschroeid vlees stonk.
'Zo is het genoeg!' beval Zilin. 'Ik kom de gevangene halen.'
'Op wiens gezag?' zei de man met de elektrische staaf.
'Mao zhu xi,' zei Zilin.
'Het is waar,' zei Chu, wuivend met het papier waar Mao's naam op stond. 'De minister behoort tot de persoonlijke staf van de Voorzitter.'
'Geef hem zijn kleren,' zei Zilin. Hij wist dat dit heel snel moest gaan, omdat ze anders zouden gaan twijfelen. 'Laat hem zich aankleden. Geen gevangeniskleren. Mao zhu xi wenst de gevangene zelf te ondervragen.'
Twee van hen moesten Davies helpen zijn kleren aan te trekken. Zijn handen beefden en hij durfde niet in Zilins richting te kijken.
'Hebt u nog hulp nodig, kameraad minister?' vroeg Chu toen Davies klaar was. 'Ik kan wel twee van mijn mannen missen.'
'Nee,' zei Zilin. 'Ik red me wel, Chu tong zhi.'
'Weet u dat zeker, kameraad minister?' vroeg Chu, terwijl hij de deur van de ondervragingskamer voor hen openhield. 'Ik moet er niet aan denken wat er zou gebeuren als de gevangene zou ontsnappen.'
'Kijk dan naar hem,' zei Zilin, die Davies ondersteunde. 'De man kan amper in een rechte lijn lopen, laat staan dat hij zelfs maar zou kunnen proberen mij te overmeesteren. Ik neem de volle verantwoordelijkheid.'
'Zoals u wilt, kameraad minister.'
Ze kwamen langs alle drie de wachtposten. Buiten, in de stilte van de nacht, liet Davies een kleine zucht ontsnappen. Zijn hoofd rustte tegen Zilins schouder, zoals Senlins hoofd dat die avond ook had gedaan.
'Nog een paar stappen verder, oude vriend,' fluisterde hij in Davies' oor.
'We zijn nu bij de auto. Kun je instappen?' Davies knikte, maakte zich uit Zilins omhelzing los en liet zich met een van pijn vertrokken gezicht op de voorbank zakken.
Zilin liep om de auto heen en stapte in. Hij startte de motor en reed van het plein weg.
Zelfs jaren later, toen de herinneringen hem nog steeds niet loslieten, kon hij niet zeggen waarom hij naar Xiang shan was gegaan. Xiang shan was een groot park en Zilin bracht Ross Davies in dat park naar Shuang jing, de Villa met Twee Putten. Hier was zowel beschutting als water te vinden, hoewel een van de putten, verreweg de diepste, met een roestig stuk golfijzer was bedekt.
Zilin zette de wagen bij de ingang van het park neer en ze stapten uit. Met behulp van Zilin strompelde Ross Davies het park in. Het was een heel eind lopen naar de Villa met Twee Putten, maar die villa stond dan ook erg afgezonderd. Het was niet meer dan een tijdelijke rustplaats. De volgende morgen zou Zilin de Amerikaan ergens anders heen moeten brengen. Waarheen? Dat zou hij dan wel zien. We moeten natuurlijk een voorbeeldstellen. Hij kon dat niet laten gebeuren. Spion of geen spion, Davies was zijn vriend. Zijn leven betekende meer voor Zilin dan een geënsceneerd spionageproces ooit voor het nieuwe China zou kunnen betekenen. Het huidige regime zou gauw vergeten dat Ross Davies ooit had bestaan; Zilin kon dat niet.
Hij liet Davies zitten, gaf hem water en maakte het hem zo comfortabel mogelijk.
'Waarom heb je dit gedaan ?' zei Davies. Zijn gezicht was besmeurd met vuil dat door de stromen zweet en bloed was meegenomen. 'Ik dacht dat ik je nooit meer terug zou zien.'
'Jij bent een barbaar,' zei Zilin zacht. 'Jij weet niets.'
Davies glimlachte en sloot zijn ogen. 'Ik dacht dat de Shan erg waren,' zei hij. 'Hier was het erger,' zei hij. 'Veel erger.'
Zilin hurkte zwijgend naast zijn vriend neer. Misschien, dacht hij, is het belangrijk voor hem om nu te praten, omdat hij dat in de gevangenis niet kon.
'Ik dacht dat ze ons goed hadden voorbereid op... alle eventualiteiten. Maar nu .. .nu geloof ik dat zelfs zij niet wisten wat er met ons zou gebeuren als we gevangen werden genomen.'
In het zuidoosten was een diep gerommel te horen. De regen kwam eraan. Zilin keek omhoog langs het overhellende dak. In de laaghangende bewolking was geen enkel licht te zien, behalve een doffe elektrische weerspiegeling van de lichten van de slapende stad. Hij dacht aan de felle blauw-witte elektrische boog van de staaf, de geur van brandend vlees, Ross Davies' vlees, en hij had geen spijt van wat hij had gedaan.
'Ik weet niet hoe ik hier terecht ben gekomen,' zei Davies terwijl de eerste druppels op het dak van de villa tikten. 'Dit is een heel eind van Virginia vandaan. Ik ben ver van huis.' Hij hield zijn hoofd tussen zijn opgetrokken knieën.'Ikvoelmealsofik opeen andere planeet ben, en ik denk.. .ik denk dat ik dat nog het ergste vind. Om zo ver van alles wat me vertrouwd is te sterven.'
'Je zult niet sterven,' zei Zilin, die enigszins verschoof om uit de regen te komen die allengs harder werd. Hij dacht aan de wilde rit te paard over de Jinyun Shan. Hij haalde een sigaret te voorschijn, stak hem aan en stopte hem tussen Davies' lippen. Hij bedacht dat het goed was dat Davies' ouders hem nu niet konden zien.
'Ik ben bang,' zei Davies, die helemaal niet rookte. 'Ik ben bang voor de dood. Anders had ik wel geprobeerd me in mijn cel van het leven te beroven. Het is gewoon angst voor de dood. Wat zal er na de dood met me gebeuren ?
Zal ik wegzweven in het niets ? Zal ik de kou voelen ? Zal er wel nog iets zijn ?'
'Ik ben boeddhist,' zei Zilin. 'Er is geen hemel, geen hel.'
Met een abrupte hoofdbeweging keek Davies hem aan. 'Wat dan wel?'
'Een begin,' zei Zilin. 'Het leven - ons leven - is nog maar het begin van een kosmische reis. En wie zal zeggen waar die reis zal eindigen? Het leven is iets om voor te vechten. Voortdurend. Maar de dood is niet iets om bang voor te zijn, mijn vriend.'
Hij stak zijn hand uit, nam de bijna uitgedoofde sigaret tussen Davies'
lippen vandaan en zoog wat rook in zijn longen. Hij blies de rook weer uit en gaf de sigaret terug.
Davies keek hem aan. 'Ik ben zo ver van huis.'
'Denk niet meer aan Amerika,' zei Zilin. 'China is nu je thuisland.'
Davies hield zijn hoofd naar achteren en nam een lange trek van zijn sigaret.
Een geluid, een scherp geluid uit de schaduwen voorbij de bron, en Zilin sprong overeind. Hij zag iemand in de richting van de villa strompelen. Hij ging een stap naar voren, de stortregen in, en toen nog een stap en nog een stap tot hij dicht bij de afgedekte put was.
'Senlin!'
Ze wierp zich over de laatste paar meter in zijn armen.
'Ah, de verliefden!'
Zilin kende die stem goed. Huaishan Han. Hij kwam tussen de bomen vandaan.
'Die trouwe Chu heeft me na jullie vertrek opgebeld,' riep Huaishan Han terwijl hij naar hen toeliep. 'Hij doet zijn werk altijd erg grondig, Chu tongzhi. En hij is ook argwanend. Ik zei dat hij jullie moest volgen tot ik ter plaatse was.' Hij glimlachte zonder enige humor. 'Dus hier ben ik dan.'
Zilin keek naar Senlin, die onbeheerst huiverend tegen hem aanhing. Het was erg donker en wat er te zien was werd vervaagd door de regen. Een donderslag, duisternis, en toen een felle lichtflits die haar gehavende gezicht vol blauwe plekken bescheen.
'Senlin, wat...!'
'Ik zei toch dat hij het wist?' snikte ze. 'Dit is mijn straf. Hij heeft alleen mijn gezicht geslagen. Ik denk dat er botten gebroken zijn. Dat wilde hij.
"Iedereen moetje schande zien!" schreeuwde hij terwijl hij me sloeg. "De rest van je leven zal iedereen kunnen zien wat je hebt gedaan".'
Zilin hield haar sprakeloos tegen zich aan. Hij kuste haar gezicht, terwijl ze bleef jammeren.
'Hiervoor?' zei hij even later. 'Hiervoor?'
'Niet alleen voor mijn ontrouw,' zei Senlin. 'Ook omdat ik een kind in mijn buik draag. Jouw kind.'
Met verbijstering zag Zilin dat Huaishan Han de pols van Senlin vastgreep.
'Geef haar op, verrader!' Zijn ogen brandden van woede. Ze hadden de dofheid die ideologen vaak in hun ogen hebben. Vroeger had Zilin gedacht dat Huaishan Han tot het communisme was bekeerd. Dat was toch zijn reden geweest om over te lopen ? Nee, nee. Zilin realiseerde zich nu wat voor een handige opportunist Huaishan Han was. Toen hij van de nationalisten naar de communisten was overgelopen, had Huaishan Han zijn eigen zaak erg goed gediend, en dat was het enige dat hem interesseerde. Dat was ook de reden waarom hij zich met de tranen van de papaver had ingelaten. Geld en een bredere machtsbasis: die twee dingen vormden de ware ideologie van Huaishan Han.
Huaishan Han drukte het lemmet van een mes tegen de zijkant van Senlins hals, op de plaats waar de halsslagader klopte. 'Geef haar op of je ziet haar sterven.'
Zilin trok de arm terug die hij nog om Senlin heen had. Hij wachtte op die fractie van een seconde waarin Huaishan Han zich ontspande en dook toen met zijn hoofd omlaag, tegen de maagstreek van de andere man aan, zodat die achteroverviel.
Huaishan Han kreunde toen de rand van het ijzeren putdeksel tegen zijn ruggegraat sloeg en het mes uit zijn vingers vloog.
Zilin bracht zijn handen samen en sloeg er zo hard mee tegen het borstbeen van Huaishan Han dat de man dubbelklapte van pijn. Razend van woede greep Zilin hem vast en gooide hem omhoog.
Huaishan Han belandde met een harde klap op het midden van het ijzeren deksel. Het deksel, roestig geworden door de elementen en door tientallen jaren van verwaarlozing, bezweek. Huaishan Han gaf een schreeuw en stak wanhopig zijn hand uit. Hij kreeg Senlin weer te pakken en ze ging met hem mee naar beneden.
Schreeuwend in de storm en regen klauterde Zilin op de put. De geur van de eeuwen kwam hem uit de diepten tegemoet. Hij kon niets zien en voelde alleen een hand, vingers die naar hem graaiden. Hij stak zijn arm zo diep mogelijk de put in en greep de hand vast. De huid daarvan was glibberig van het zweet.
Wiens hand was het? Van Huaishan Han of Senlin? In de regen en duisternis kon hij dat niet nagaan.
Toen opende zich de door de maan beschenen oceaan voor hem en was hij in da-hei. Hij hoorde roepen.
Ik zal hem vernietigen. Hij voelde de stem. Ik moet hem vernietigen. Laatlos. Laat los.
Nee! riep hij in stilte. Nee!
Er is geen andere manier. Hij maakt me dood.
Hij trok aan de hand. Neel
Ik wil niet dat hij jou ook doodmaakt. Laat los, ik smeek het je. Senlin! Sterren die van hem wegdansten in het vreemde licht van de oceaan. Ik kan je redden! En hij reikte, niet met zijn hand of zelfs met zijn geest maar met zijn qi, zijn buitengewone qi, tot hij haar had gevonden, en hij greep die essentie van haar waarmee hij zo vaak was samengesmolten. En smolt er een laatste keer mee samen.
Senlin.
Het is de enige manierl
Toen liet hij de hand los.
Minuten - of was het jaren - later kroop hij van de put af. Onder het druipende overhellende dak van de villa lag Ross Davies te slapen. Zilin ging naar binnen, uit de kou en de vochtigheid en de volslagen duisternis. Hij sloeg zijn armen om zijn opgetrokken benen heen en begon hevig te huiveren.
Pas op dat moment rook hij de misselijk makende geur van bittere amandelen, en toen hij omkeek, zag hij de bovenkant van de doorgebeten holle kies en zag hij dat de gescheurde lippen van zijn vriend een diepe onnatuurlijke schakering van blauw hadden aangenomen.
IV
EXISTENTIE
VIVARTASIDDHA
VOORJAAR - ZOMER, HEDEN
Miami/Moskou/Hongkong/Shan/
Washington
'Hij is weg.'
'Wat?'
'Hij is weg, jongen. Je weet wel, verdwenen. Die klootzak is weg.'
'Bennett?'
Martine Juanito Gato de Rosa hield zijn hoofd schuin. 'Zou ik alle water wel uitje longen hebben gekregen, jongen? Misschien zit er nog wat.'
'Whoa! Nog meer mond-op-mond-beademing,' zei Tony Simbal, 'en ik word nog verliefd op je.'
Het was donker daar beneden en koud. Simbal had het in zijn hele leven nog nooit zo koud gehad. Maar toch was het goed dat het zo koud was geweest; dat had hem weer tot leven gewekt. Zonder die kou zou hij als een steen naar de diepten zijn gezakt waar de Cubaan hem niet zonder een zuurstoftank had kunnen bereiken. Simbal huiverde nog na van de kou en de duisternis.
De topaaskleurige ogen van de Cubaan werden dof. 'Wat verdomde zonde.' Hij zat daar met een grijze deken waarop met grote zwarte letters de woorden MIAMI METRO POLICE prijkten. Iemand had de politie gebeld, maar de Cubaan had de agenten zijn legitimatiebewijs laten zien en ze waren al gauw weer vertrokken. De ziekenbroeders hadden aan Simbals schrammen en schaafwonden gewerkt. Ze hadden hem voor onderzoek en observatie naar het ziekenhuis willen brengen, maar hij had dat geweigerd.
'Maria was heel anders dan die gemene krengen die je hier meestal tegenkomt. Ze had een goed verstand.'
In de kou en de duisternis was geen adem. Dat was iets wat nog steeds aan Simbal knaagde. Geen lucht, geen leven. Hij stelde zich voor hoe de longen niet meer werkten doordat de kou en de duisternis zich ervan meester
- maakten, binnendruppelend door de neusgaten en tussen de opeengeklemde tanden door tot het een stroom werd. Verdrinking. Hij huiverde weer en trok de ruwe politiedeken strakker om zich heen.
'Kijk toch eens naar mijn pak,' zei de Cubaan. Zijn stem klonk oprecht bedroefd. 'Dat kan ik nu wel in de vuilnisbak gooien. Weetje hoeveel het me heeft gekost?'
'Hou je bek.'
'Wat?'
'Ik zei hou je bek. De Company heeft toch voor dat pak betaald?' Hij bedoelde de CIA.
'Eh, ja.'
'Nou zanik dan niet.'
De Cubaan boog zijn hoofd. 'Het gaat me niet om dat stomme pak, jongen. Jezus nog aan toe.'
Simbal beefde nog van de schrik.
'Die hijo de puta richtte zijn pistool op haar en knalde haar kapot. Zomaar. Daar moetje kei-en keihard voor zijn, neem dat maar van mij aan.'
'Martine, hou je bek.' Maar hij luisterde nu heel goed naar de Cubaan. Hij wilde weten hoe die zich werkelijk voelde.
'Ik laat me door jou niet zeggen dat ik mijn bek moet houden, man,' zei de Cubaan gekwetst. 'Wie dacht je dat er tussen de haaien sprong om jou eruit te halen?'
'Er zijn geen haaien zo dicht bij de kust, Martine.'
'Nooit van dichterlijke vrijheid gehoord, jongen ? Madre de Dios, zonder mij had je nu op de bodem liggen rotten.'
'En dat stel ik op prijs, Martine, echt waar, maar wil je nou even je smoel houden?'
De Cubaan keek naar de lichten van de jachthaven. 'Dat is geen manier om je dankbaarheid te tonen, jongen.'
'Je zei dat Bennett is verdwenen.'
Gato de Rosa keek naar het water. 'Ja, die zien we niet meer terug.'
'Misschien toch wel,' zei Simbal.
De Cubaan draaide zich naar hem om. 'Wat weet jij wat ik niet weet?'
'Run-Run Yi.'
'De Yi uit Chinatown? Een van de drie broers die de diqui'm New York leiden.'
'Dezelfde. Ik zag hem op het feestje. Hij en Bennett stonden te praten.'
'Nou en?' De Cubaan haalde zijn schouders op. 'Daar zijn feestjes toch voor?'
'Dit feestje niet,' zei Simbal. 'Weetje nog wat Bennett zei? Hij heeft Alan Thune koud gemaakt. Run-Run Yi was Thune's grote beschermheer binnen de diqui. Ik heb gehoord dat Yi van plan was Thune een flinke promotie te laten maken.'
Gato de Rosa's topaaskleurige ogen gingen wijd open. 'En jij denkt...'
Simbal knikte. 'Als er iets mis is met Thune, dan is de kans groot dat hetzelfde mis is met Yi. Wie weet, misschien stopten die twee een deel van de buit in hun eigen zak of waren ze zelfs van plan om voor zichzelf te beginnen.'
'Als je gelijk hebt,' zei de Cubaan, 'hoeven we alleen maar Run-Run Yi te vinden en dan vinden we Bennett ook. Die is dan natuurlijk van plan om Yi om zeep te brengen.'
'Precies.'
De Cubaan stond op en schudde zijn deken van zich af. 'Ik ga even telefoneren. Er is vast wel iemand die weet waar Yi zit.'
Iemand wist het.
'De Yak zegt dat Run-Run in het Trilliant logeert.'
'De Yak?'
'Luister eens, hombre, als jij zoveel haar als die kerel had, zouden ze jou ook de Yak noemen.' Zijn mooie roomkleurige zijden pak was een grote ravage, vol kreukels en uitgezakt bij de knieën en ellebogen. 'Laten we wat droge spullen halen.' Hij stak zijn hand uit. 'En dan gaan we op zoek naar Yi.' Hij trok Simbal overeind. Ze stonden erg dicht bij elkaar. 'Waar die hufter gaat, ga ik met hem mee.'
'Bennett is mijn terrein.'
'Nu niet meer,' zei de Cubaan. 'Niet na wat er hier gebeurd is.'
Het Trilliant was een schitterend hotel in de vorm van een piramide. Enorme roze tegels leidden naar de ingang van brons en rookglas. Aan weerskanten stonden palmen, azalea's en bougainvillea's.
'Eersteklas,' zei Simbal.
'Ja,' zei de Cubaan, 'als je die onzin meer dan een uur kunt uithouden.'
Binnen maakte de airconditioning de ademhaling bijna onmogelijk.
'Jezus,' zei Simbal, 'waar is mijn parka?'
'Wat is er,' zei Gato de Rosa, 'heb je geen zin om dood te vriezen ?' Hij liep naar een kolossale balie met een marmeren bovenkant waarop een rij roze telefoons zonder kiesschijf stond. Hij nam een hoorn van de haak en vroeg om het nummer van Run-Run Yi's kamer. De telefoniste wilde het hem niet geven en hij wilde niet dat ze naar de kamer belde.
Hij slenterde naar de receptie en wachtte tot de receptionist, die er Latijnsamerikaans uitzag, klaar was met telefoneren. Gato de Rosa riep hem zachtjes naar zich toe en drukte hem een briefje van twintig in de hand. Het bankbiljet ging van de een naar de ander met een mysterieuze behendigheid waar een goochelaar trots op zou zijn. Ze spraken nog geen dertig seconden in het Spaans met elkaar.
Even later was Gato de Rosa terug. 'Wat kon je anders verwachten,' zei hij. 'Zevenendertig-nul-nul-twee. De suite op de bovenste verdieping. Die kost vijfhonderd dollar per nacht.'
'Wie zei dat misdaad niet loont?' zei Simbal terwijl ze naar de rij bronzen liftdeuren liepen. Elke deur was voorzien van het driehoekig beeldmerk van het hotel. Dat was ook in de vloerbedekking van de hal geweven.
'Zei je landgenoot ook of Yi thuis was?' vroeg Simbal.
'Hij dacht van wel.'
'Heeft hij bezoek?'
De Cubaan keek Simbal met enige scepsis aan. 'Zeg, het is een receptionist, niet Superman. Dit hotel is verdomd groot. Er kan hier een vrachtwagen vol mariniers binnenkomen zonder dat hij het merkt.'
'Maar je hebt in ieder geval vastgesteld dat jij vanavond de eerste was die hem omkocht.'
Gato de Rosa lachte.
Zijn lach verstomde meteen toen hij Bennett uit een van de liften zag komen. 'Hijo de putal'
De hal stond vol met gasten in modieuze outfits. Er kwam muziek van links en de meeste mensen bewogen zich in die richting. Een late floorshow in de nachtclub. Er schitterden zoveel diamanten dat het pijn deed aan de ogen.
Bennett begon zich tegen de stroom in te bewegen. Hij scheen geen enkele haast te hebben en had niet de moeite genomen om achterom te kijken. Simbal en de Cubaan begonnen achter hem aan te gaan. Ze baanden zich een weg tussen de japonnen van Nipon en Ungaro en de After Sixsmokings door. Wolken Norell en Chanel No. 5 bleven om hen heen hangen.
Bennett verdween door een zijdeur en ze namen zijn tempo over. Ze kwamen in een betonnen gang. Aan de muur hing een bord met: IN DE HAL
GEEN ZWEMKLEDINGTOEGESTAAN, en Simbal zei: 'Verdomme!' Hij begon te sprinten. Hij herinnerde zich wat de Cubaan had gezegd: Bennett ging nooit ergens heen waar hij niet met een boot kon komen. Ze passeerden glazen deuren die automatisch opengingen en liepen om het verlichte zwembad heen. Dat was zo groot als een sportveld. Achter het grote betonnen terras waarop wel honderd strandstoelen stonden, was er een brede trap, waarover ze, met drie treden tegelijk, naar beneden gingen. In het schijnsel van de zwembadverlichting konden ze zien dat Bennett al bij de waterkant was. Simbal zag hem in de branding duiken en meteen weer bovenkomen. Met harde krachtige slagen zwom hij weg. De Cubaan ging achter hem aan het water in.
Even later zag Simbal de ranke zwarte boot voor anker liggen.
'Verdomme!' zei hij en hij begon naar het hotel terug te rennen. De dubbele mahoniehouten deur van de suite zat niet op slot. Run-Run Yi lag op een zeegroene sofa die langs de wanden van de zitkamer liep. Zijn gezicht was zo wit als rijstpapier. Zijn borst ging onregelmatig op en neer en zijn ogen waren dicht.
Simbal knielde bij hem neer en voelde zijn pols. 'Oudere Oom,' zei hij in het Kantonees. 'Je komt er wel bovenop. Dit heeft Bennett gedaan. Edward Martin Bennett. Waarom?'
Run-Run Yi's ogen gingen open, maar Simbal wist dat hij niets meer kon zien. 'Bennett moest me dood hebben,' zei hij langzaam, zachtjes, pijnlijk.
'Zoals hij Alan Thune dood moest hebben?'
'Ja.'
'Waarom?'
Yi zei niets. Hij rolde van pijn met zijn ogen.
'Waarom, Oudere Oom? Waarom moest Bennett jou en Alan Thune dood hebben?'
De Chinees mompelde iets en Simbal zei heel hard: 'Wat?'
En toen hij het hoorde, begreep hij het niet. 'Wapens?' zei hij. En toen nadrukkelijker: 'Oudere Oom, zei je wapens?'
Yi's oogleden fladderden. 'Ik ga dood,' zei hij met een gesmoorde stem.