Er waren natuurlijk momenten waarop ze zich met adembenemende helderheid iets van haar 'andere' leven herinnerde - het leven voordat ze in het felle licht van de pijn herboren was. Dan wilde ze praten, dan wilde ze kolonel Hu vertellen dat hij het mis had, dat ze de betekenis van dit of dat kende, de ware betekenis, en waarom loog hij tegen haar?

Maar dan daalde de duisternis weer als een verstikkende deken over haar neer en had ze niet eens de pijn om tegen zich aan te drukken. Ze keerde terug tot het niets waaruit ze geboren was.

De eerste keer dat dit gebeurde zei Qi lin: 'Dat kan niet gebeuren, ik ben al herboren.' Maar er kwam geen enkel geluid over haar lippen, en trouwens, ze verdronk bijna in alle vloeistof die in haar open mond stroomde.

De pijn kon haar al lang niet bang meer maken. Ze wist instinctief dat ze iedere pijn kon verdragen, want ze kende het geheim om zich over de pijn heen te zetten. Als een alchemist kon ze pijn in licht veranderen, een licht dat haar in leven hield.

In de nu volgende episoden hield ze haar mond stijf dicht. Dat redde haar misschien van de verdrinkingsdood, maar het kon haar angst niet verlichten. Niets was angstaanjagender, vond ze, dan wanneer je in een eindeloze leegte werd teruggeworpen. Het was of je voor altijd stierf. Of erger nog, niet stierf... en toch ook niet leefde.

Uiteindelijk leerde ze die vlagen van wat ze 'kleurherinnering' noemde te verbergen voor de mensen om haar heen, vooral voor kolonel Hu, die een speciale belangstelling voor die zogenaamde 'regressie-episoden' scheen te hebben. Ze kwamen trouwens steeds minder vaak terug.

Toen het zover was dat kolonel Hu haar duidelijk maakte wat haar doelwit zou zijn, kon Qi lin zich nauwelijks nog een ander leven herinneren dan het leven dat ze hier aan de rand van Beijing had geleid. Jake droomde van zijn dochter Lan. Dat deed hij vaak en het waren nooit prettige dromen. Hij was altijd op de oever van de rivier de Sumchun. Het modderige water stroomde over zijn voeten, zodat hij ze niet kon zien en ook niet kon voelen.

Zijn dochter kwam naar hem toe rennen. Ze had het lichaam van haar moeder. Ze was erg mooi. Ze droeg een ragfijne jurk, niet het rafelige triade-uniform dat ze die dag in werkelijkheid had gedragen. Ze rende over het water. Ze zonk niet maar rende over het water alsof het land was. Jake deed bezorgd zijn mond open.

'Lan!' riep hij. 'Lan!'

Maar er kwam geen geluid uit zijn mond. Hij deed zijn uiterste best om naar haar te roepen maar er kwam geen geluid uit hem. Op dat moment verscheen Mariana, zijn tweede vrouw, naast hem. Ze lachte zo hard dat de tranen over haar gezicht stroomden. 'Wat doe je?' Ze kon bijna geen woord uitbrengen. 'Weetje dan niet datje zonder stembanden geboren bent ?' Juist op dat moment dat ze op het punt stond in huilen uit te barsten, verdween ze. Hij bleef alleen met Lan achter.

Ze kwam met grote snelheid over de rivier op hem af. Ze zag hem nu en ze glimlachte. Haar armen gingen wijd open. Toen begon het bloed uit kleine ronde gaten over haar lichaam te spuiten. Een fontein van bloed. Haar gezicht was opeens vervuld van schrik en ze gleed uit en zakte weg in de rivier.

Jake schreeuwde en probeerde overeind te komen. Maar de rivier had zijn voeten weggenomen. Zijn benen eindigden in stompjes, eeltig en versleten. Hij kon absoluut niet vooruitkomen.

Met bovenmenselijke krachtsinspanning wierp hij zich in de rivier. Dieper en dieper zakte hij weg in het modderige water. Zonder voeten om hem voort te stuwen was hij net een steen. Zijn armen en handen waren nutteloos.

Dicht bij de modderige bodem vond hij haar, verward in wier en varens. Ze wiegde blauw-wit in de stroming. Een voorbijtrekkende draaikolk liet haar zwarte haar om haar gezicht wervelen, zodat hij het moest wegstrijken toen hij bij haar was aangekomen. Het was zo taai als wanneer het een levend iets zou zijn. Het leek hem van het grootste belang dat hij haar gezicht blootlegde, dus hij wijdde zich helemaal aan die taak. Het kostte hem al zijn energie.

En toen het hem eindelijk gelukt was, stootte hij een kreet van pure afschuw uit.

Het was zijn eigen gezicht dat daar zachtjes heen en weer ging. Zijn eigen gezicht. Zijn eigen gezicht.

Opeens was hij wakker. Zijn borst ging op en neer als een blaasbalg die gek was geworden, zijn huid glansde van het klamme zweet. Hij hoorde een geluid.

'Jake!'

Daar was het weer. Hij huiverde ervan.

'Jake, hou op!'

Steeds weer dat geluid. Hij begon te huiveren, en toen te beven en te zweten.

Bliss probeerde haar armen om hem heen te slaan, maar hij verzette zich tegen haar. Hij deed haar pijn zonder dat hij het wilde, en hij zag haar nog niet. Hij wist niet eens dat ze bij hem was.

Het geluid galmde spookachtig door zijn binnenste. Het bezat substantie en evenveel vorm als een schaduw. Hij bracht het in verband met een kleur, diep walnootbruin, glanzend met schakeringen die net onder de oppervlakte bleven. De teint van een huid, een huid waar vuurrood bloed onder stroomt, exploderende mahoniebomen die door de lucht vliegen als kolossale speren die door reuzen zijn weggeslingerd.

'Jake! Jake!'

De demonen van geluid bleven hem toeschreeuwen.

Zijn dochter riep naar hem, over het water van de Sumchun. 'Bah-ba.Bah-ba. Bah-bal' Intussen werd ze door de ene na de andere kogel getroffen en struikelde ze telkens weer, om meteen weer overeind te krabbelen en opnieuw te vallen. De mahoniebomen vlogen bij iedere inslag van de mortieren de lucht in, fonteinen van bloed en stukjes rots. Het was drie en een halfjaar geleden. Jake was nog een actief lid van de Quarry, en hij was op een missie uitgestuurd bij de grens van de New Territories en communistisch China. Hij werkte samen met een splintertriade, onaangepaste en roekeloze maniakken, mannen die verstoten waren uit de grote triaden die langs de noordelijke grens van de New Territories opereerden en vluchtende communisten over de grens naar Hongkong hielpen.

Jake en zijn groep - zijn dantai - moesten zorgen dat drie belangrijke Chinese geleerden veilig de grens over kwamen. Daarvoor had hij de hulp van de triade moeten inroepen.

Maar er was iets helemaal mis gegaan. Misschien was er op het laatste moment iemand opgepakt en hadden ze hem tot praten gedwongen. De operatie was met een vernietigende tegenaanval verijdeld. De strategie was perfect geweest en Jake had de hand van een meester in wei qi herkend: Nichiren, de moordenaar op wie hij had gejaagd, de man die Jakes dochter Lan had doodgeschoten.

... Lan die in zijn bloederige armen viel, haar huid diepbruin als dat van haar moeder, maar al afgekoeld. Haar ogen wazig en duister. Haar lange haar hing in de kolkende rivier.

Lan die lag te sterven in zijn armen, en haar moordenaar, Jakes halfbroer Nichiren, op de andere oever, aan het hoofd van de tegenaanval. De meester in wei qi. Jake was achter hem aan gegaan, over de rivier, in de jungle. En toen was hij zonder succes teruggekeerd en had alleen de lichamen van zijn afgeslachte groep gevonden. De triade was met medeneming van de eigen doden en gewonden in de jungle van brandende bomen verdwenen.

Vanaf dat moment had de triade alle contact met Jake verbroken. Ze geloofden dat ze door iemand van de Quarry waren verraden. Een ramp in veel opzichten, waar Jake nog jarenlang van te lijden had gehad.

'Lan!' riep hij nu, terwijl hij Bliss tegen de muur terugsloeg. 'Lan!'

'Jake,' riep ze hem hijgend toe. 'Jake! Het is maar een droom. Een droom!'

Ze duwde zijn vuisten opzij. 'Je bent nu wakker! Luister naar mij! Je bent wakker! Lan is dood! Hoor je me! Dood!'

Jakes ogen waren nu wijd open, hij wist waar hij was, maar hij zag niets anders dan het water van de Sumchun, de exploderende bomen, het strompelende lichaam van zijn dochter.

Ba-mahk, dacht hij in zijn wanhoop. Ba-mahkwas de weg naar energie, kalmte, orde in jezelf. Het was een manier om de strategieën van anderen te doorzien, om veldslagen en zelfs oorlogen te winnen. Ba-mahk: voel je hartslag. Dat was de eerste les die Fo Saan hem had geleerd. Hij probeerde zich te concentreren.

De hartslag voelen.

En voor het eerst sinds het hem was geleerd voelde Jake niets. Ba-mahk. Het was weg; het bleef ongrijpbaar.

Alleen die draaikolken diep in hem. Lan. Lan. Lan.

Voor hij het wist, huilde hij in de holte van Bliss' schouder.

'Het is al goed,' fluisterde ze. 'Het is al goed.'

Ze streelde hem keer op keer, veegde het zweet weg, streek het haar naar achteren dat over zijn voorhoofd was gevallen. Ze streek over zijn onderbuik en de binnenkant van zijn dijen, ze streelde zijn zak, kneep er zachtjes in, voorzichtig met haar nagels over de gevoelige huid, tot ze voelde dat hij weer tot leven kwam. Ze legde zijn gezwollen punt tegen haar opening. Door hun natuurlijke bewegingen kwam hij langzaam tegen haar aan, zodat ze zich zonder enige andere hulp voor hem opende en hem nog meer stimuleerde.

Ze slaakte een zucht toen hij diep in haar binnendrong. Ze hield haar hoofd achterover en duwde haar borsten tegen hem aan. Zijn lippen drukten tegen haar hals en zogen daaraan tot ze kreunde van genot. Geen moment onderbraken haar talentvolle handen hun werk op zijn vlees, geen moment liet ze hem vertragen; ze wiegde op zijn heupen en spieste zich tot aan het uiterste op zijn hete, pulserende zwaard. Lange halen, en toen korte snelle halen, tot ieder moment er een van extase was, heerlijk en subliem, teder.

Toen gingen ze op een heel andere manier in elkaar binnen. Ze probeerde hem met haar qi van de restanten van zijn nachtmerrie te verlossen. Ieder hartstochtelijk ogenblik bracht hen dichter bij elkaar, tot Jake het niet langer kon uithouden. Pulserend spoot hij zich leeg in haar vochtige diepten, intens kreunend, de ingehouden lucht uitblazend. Bliss, trillend als een blad in een storm, voelde de warmte van zijn orgasme. Op dat moment voelde ze ook de nadering van de wolken en de regen en gaf ze zich over.

McKenna was op zoek naar Grote Oesters Pok. Het idee dat Southasia Bancorp misschien in financiële moeilijkheden verkeerde had grote indruk op hem gemaakt. Als het gerucht waar was, dacht hij, zat Geduchte Sung diep in de problemen. Zijn halve leven lag waarschijnlijk in de kluizen van Southasia. Als er bij Southasia geknoeid is, moet ik daar achter zien te komen, dacht McKenna.

McKenna liep de nachtclubs van Wan chai af. Hij ging van de ene louche tent naar de andere. Een wereld van ronddraaiende rode en groene lichten, aangelengde drankjes en zielige hoeren, op hun twaalfde verslaafd aan de tranen van de papaver, op hun vijftiende oud, meesteressen in bedrog en vingervlugheid.

Hij had Grote Oesters nooit ergens anders dan in een van die tenten gezien. Hij nam aan dat de Chinees min of meer constant in die wereld leefde. Grote Oesters, zeiden de Chinezen, wist alles wat er in de Kroonkolonie gebeurde. Hij bracht McKenna altijd enigszins uit zijn evenwicht, want hij paste niet in de stereotypen waar McKenna's hoofd vol mee zat, en daarom vormde hij een bedreiging. In de regel wist McKenna wel raad met bedreigingen, maar Grote Oesters was een uitzondering. McKenna had hem nodig, dus hij liet hem met rust.

McKenna vond hem in de White Teacup, een belachelijke naam voor een etablissement waar met dezelfde onverschilligheid drank en gonorroe werden verstrekt.

Grote Oesters zat ergens achterin, waar - zoals McKenna meteen zag de verlichting en de muziek wat rustiger waren en de drankjes niet werden aangelengd.

McKenna baande zich een weg tussen de matrozen door en zag dat Grote Oesters een vrouw bij zich had. Het was geen animeermeisje. Deze vrouw had klasse en was verleidelijk gekleed. McKenna kwijlde bijna bij het zicht op de stukken boezem en dij die de theatrale en dure jurk van de vrouw vrij liet.

Zodra hij McKenna zag, gaf Grote Oesters een kneepje in de elleboog van de vrouw. Ze stond op en verdween in de rooksluier van de nachtclub. Het was absoluut niet aan het gezicht van Grote Oesters te zien hoe hij over de Australiër dacht. McKenna was kolossaal groot en daar ging altijd iets intimiderends van uit. Grote Oesters ergerde zich daaraan, maar hij kon er niets aan doen. Joss.

'Je verstoort mijn avond,' zei hij, en hij nam een teugje van zijn Courvoisier.

'Bezwaar als ik iets te drinken neem?'

'Ga je gang,' zei Grote Oesters.

'Je gaat me toch niet vertellen datje hier ook eet?' zei McKenna.

'Ik heb hier zaken te doen,' zei Grote Oesters. 'Ik eet in het Star House in Causeway Bay.'

'Ja, dat ken ik,' zei McKenna. Hij keek door het glas naar Grote Oesters.

'Ik wil wat informatie over Southasia Bancorp hebben.'

Grote Oesters huiverde inwendig om het volslagen gebrek aan goede manieren van de buitenlandse duivel. Een beschaafd man zou eerst minstens één glas met zijn gastheer hebben gedronken; hij zou naar het gezin van de gastheer hebben geïnformeerd, en naar de stand van zaken binnen de ondernemingen van zijn gastheer; hij zou er misschien een kleine weddenschap op hebben afgesloten of er regen zou komen. Maar als je met een pad aan tafel ging zitten, dacht Grote Oesters berustend, kon je verwachten dat je met slijm werd bespat.

'Wat is er met Southasia?'

'Ik hoopte dat jij me dat zou kunnen vertellen.'

Grote Oesters keek hem aan. 'Wat krijg ik in ruil?' vroeg hij.

'Ik waarschuw je een dag van tevoren voor de eerstkomende actie van de Special Branch in jouw territorium.'

'Ik wil dat er helemaal een eind aan die acties komt.'

Jezus Christus, dacht McKenna. 'Zelfs ik kan dat niet gedaan krijgen. Trouwens, als het me zou lukken, zou er veel over gepraat worden. Dan zouden ze het vast en zeker in Londen te horen krijgen en dan krijgen we een grootscheeps onderzoek, en dan is het allemaal weg -je bescherming, onze regeling, alles.'

Grote Oesters draaide zijn hoofd opzij en spuwde op de vloer. 'Wat kunnen mij die buitenlandse duivels van Britten schelen? Die hebben hier hun langste tijd gehad.'

'Als ze weg zijn, ziet het er voor types als jou niet best uit, neem dat maar van mij aan,' zei McKenna botweg. 'Dan krijgen we hier de communisten, en die trekken alle haren uit je zak.'

Om zijn immense walging voor die barbaar te camoufleren begon Grote Oesters te lachen. 'Ik zou me maar niet druk maken om de communisten,'

zei hij. 'We hebben het een en ander voor ze in petto.'

'De Southasia Bancorp,' zei McKenna. Hij had geen zin om met zo'n stomme Chinees over politiek te gaan discussiëren.

'Waarom ben je naar mij toe gekomen?'

McKenna dronk zijn glas leeg. 'Ik heb uit goede bron vernomen dat iemand daar een heleboel geld heeft verduisterd.'

Grote Oesters dacht na over wat McKenna hem had verteld. 'Ik heb daar niets over gehoord,' zei hij. 'Niets. En dat is het interessantste aspect. Ofwel jouw informatie is onjuist, ofwel...'

'Ofwel wat?' drong McKenna aan.

'Ofwel,' zei Grote Oesters, 'gaat het om zo'n grote verduistering dat ze alles in het werk hebben gesteld om het geheim te houden.'

'Dan zit ik hier mijn tijd te verspillen.'

'Integendeel.' Wat is die buitenlandse duivel toch weerzinwekkend, dacht Grote Oesters. Maar ik heb zijn informatie nodig om grote winsten te kunnen maken. Ik gebruik hem zoals zijn soort ons altijd heeft gebruikt.

'Kom hier morgenavond om deze tijd terug. Dan kan ik je vertellen wat er waar is van dat gerucht.'

'Goed,' zei McKenna, en hij stond op.

'O ja, nog één ding.'

'Ja.'

'Die waarschuwingen voor politie-acties,' zei Grote Oesters. 'Die geef je me zes maanden zonder tegenprestatie.'

'Onmogelijk!' zei McKenna.

'Voor een man met jouw rang is niets onmogelijk,' zei Grote Oesters met een kalme stem. 'Morgenavond. Om deze tijd.'

McKenna stikte bijna van woede, maar hij knikte instemmend. Toen draaide hij zich om en liep weg. Er was zoveel lawaai dat hij Grote Oesters niet kon horen lachen.

ledere dag van de werkweek ging Jake naar Sawyer & Sons, waar hij als Zhuan zijn werk deed in een kantoor dat Andrew Sawyer naast dat van hemzelf, op de bovenste verdieping van de torenflat, voor hem had ingericht. In het weekend werkte Jake thuis of op de jonk van Drie Eden. Hij had veel te doen. Communicatielijnen met communistisch China, Singapore, Bangkok, Manila, Djakarta, Tokio en Osaka moesten in stand gehouden worden. ledere dag werden er nieuwe contacten gelegd die de machtssfeer van de yuhn-hyun vergrootten. Bedrijven die cederbomen kapten in Indonesië, die lichte machines maakten in Singapore, die nieuwe soorten chips uitvonden in Tokio, ze waren allemaal met elkaar verweven. En dat alles moest door de Zhuan worden gecoördineerd. De ochtenden en avonden waren gewijd aan telefoon-en telexverbindingen met allerlei bedrijfsdirecteuren en hoge functionarissen, 's Middags bestudeerde Jake de financiële gegevens van die ondernemingen.

Het waren lange dagen met veel problemen. Maar het vinden van oplossingen vertoonde een sterke overeenkomst met het bedenken van zetten op een wei qi-bord. Het oplossen van problemen werd een tweede natuur voor hem - zoals de Jian al had voorspeld - en dat kwam door zijn wei qi'-training. Jake werd gefascineerd door de manipulaties en strategieën die hij uitdacht en in praktijk bracht.

Toen de avond begon te vallen, voerde hij zijn laatste telefoongesprek, sloeg zijn jasje over zijn schouder en ging naar beneden met de privé-lift die alleen door hem en Andrew Sawyer werd gebruikt. Buiten hing een benauwende vochtigheid. De lucht was helder, met in het westen de roze strepen van de zonsondergang. In de verte kwamen al wolken aandrijven, en hij kon ruiken dat er regen op komst was.

Zodra Jake in zijn Jaguar, die vlak bij het Sawyer Building geparkeerd stond, was ingestapt, wist hij dat iemand hem in het oog hield. Hij ging na welke richtingen hij kon inslaan en vroeg zich twee dingen af: Waarom word ik gevolgd? In wiens opdracht gebeurt dat?

Terwijl hij door Queen's Road reed, schoten er hem nog andere dingen te binnen.

Waarom hadden ze dit moment uitgekozen om hem te gaan volgen ? Was het toeval, of zat er meer achter? Jake wist hoe gevaarlijk het was om iets als vanzelfsprekend aan te nemen.

Hij keek in zijn spiegeltje: zilvergrijze Alfa Romeo Spider Veloce, laag en rank. De bestuurder liet een Mercedes 500 SEL en een Mitsubishi vrachtwagen tussen hen in komen. De Spider bewoog zich met groot gemak door de verkeersstromen. Jake zou er misschien niets van hebben gemerkt, als hij niet, een fractie van een seconde nadat hij zijn eigen auto had gestart, de Alfa Romeo had horen starten. Als zijn raampje niet open was geweest, zou hij het misschien niet eens hebben gehoord.

Pas toen Jake zijn Jaguar in het Western District had geparkeerd, kon hij goed zien door wie hij werd gevolgd. Het was een vrouw. Ze had geen typisch Kantonees of Shanghais gezicht. Dat betekende niet dat ze niet in haar omgeving paste. Integendeel, ze was sjiek gekleed en zag er goed verzorgd uit.

Het was een mooie vrouw, zag Jake. Hij had niet direct in haar richting gekeken maar maakte gebruik van etalageruiten en glazen deuren. Voordat hij haar probeerde af te schudden, moest hij nagaan hoe goed ze was. Want dan zou hij weten hoe goed de tegenstander was en dat zou hem misschien iets vertellen over de identiteit van die tegenstander. Het zou hem misschien ook duidelijk maken welke ontsnappingsmanoeuvre de meeste kans van slagen had.

Jake had over vijftien minuten een afspraak met zijn vader op de jonk van Drie Eden, een afspraak die hij nu waarschijnlijk niet meer kon halen. Dat was niet erg. Het was juist goed als hij zijn bestemming veranderde. Volgers waren vaak vooral geïnteresseerd in iemands bestemming. Dat was ook de reden waarom Jake in tegenovergestelde richting was gereden. Hij moest zijn achtervolgster afschudden en daarna alleen aan het werk gaan. Dat was natuurlijk onmogelijk zolang ze beiden in een auto reden. Als hij te voet was, zou hij haar veel gemakkelijker kwijt kunnen raken, maar eerst moest hij iets meer over haar aan de weet zien te komen. Hij reed in hoog tempo naar het dichtbevolkte Central District terug. De tijd werkte in zijn nadeel. Als je iemand wilde afschudden, had je daar eigenlijk veel tijd voor nodig. Het was een ingewikkelde zaak. Jakes bespreking met zijn vader, over vijftien minuten, was van het grootste belang. Zilin zou Jake over de 'schaduwvijanden' vertellen, zoals hij het had genoemd.

Dus Jake deed het enige dat hij kon doen: hij ging van de straat af. Met drie treden tegelijk nam hij een trap die naar het netwerk van overdekte wandelgangen leidde dat de kolossale kantoortorens van het Central District met elkaar verbond.

Links en rechts mensen opzijduwend liep Jake naar Connaught Road Central. Hij ging een hoek om, keek naar een glimmende aanplakzuil en zag de vrouw vlak achter hem.

Winkels waren niet geschikt, want die waren te klein en hadden geen achteruitgang. Restaurants boden meer kans. Hij ging er een binnen en baande zich een weg langs de mensen die voor een tafeltje in de rij stonden. Maar het had geen zin. Ze bleef dicht achter hem en hij ging weer naar buiten.

Die wandelgangen waren niet geschikt, zag hij nu in, en hij ging bij de eerste de beste gelegenheid naar de straat terug. Ze was goed, die onbekende volgster, even goed op straat als in de Alfa Romeo, en hij was blij dat hij een aantal schijnmanoeuvres had gebruikt om na te gaan hoe goed ze was, want hij wist nu dat dit niet gemakkelijk zou worden. Hij wist dat hij haar kwijt moest raken voordat hij naar zijn bespreking kon gaan. Hij mocht haar daar absoluut niet naar toe leiden.

Hij liep haastig door Ice House Street tot hij bij Des Voeux Road Central was aangekomen. Daar bleef hij op het trottoir staan alsof hij niet wist wat hij nu moest doen. Op het allerlaatste moment sprong hij op een tram die in westelijke richting reed, en hij zag de vrouw naar de open achteringang rennen. Ze zou het niet hebben gered als een toerist niet zijn hand had uitgestoken om haar aan boord te trekken.

Terwijl die toerist nog druk met haar stond te praten, baande Jake zich een weg naar het voorste gedeelte van de tram.

Toen ze Tung Street insloegen, sprong Jake uit de tram. Hij deed geen pogingen meer zijn bewegingen te verbergen. Ze bevonden zich in het alleen door Chinezen bewoonde Western District, vol pakhuizen, expeditiebedrijven, slangenwinkels, vismarkten en apotheken. Zij sprong ook uit de tram en begon hem te volgen toen hij Jervois Street insloeg. Dat was niet erg. In de tram had Jake bedacht hoe hij haar zou aanpakken en hij wilde haar niet kwijtraken. Nog niet. Hij liep twee blokken en sloeg toen abrupt een smal steegje in waar een sterke visgeur hing. Het liep tegen de avond en de laatste stralen daglicht speelden over de toppen van de woonflats die zich als bossen bamboe op de steile hellingen van Victoria Peak verhieven.

Er waren overal schaduwen. Het patroon dat ze op de met vissebloed bevlekte keistenen vormden deed Jake aan Mikio Komoto denken. Hij had die dag twee keer geprobeerd hem te bereiken, maar zelfs Kachikachi, Mikio's trouwe adviseur, kon hem geen enkele hoop bieden dat hij Komoto zou vinden. Dat was een slecht teken. Mikio had zich in de escalerende yakuza-oorlog buiten zijn hoofdkwartier in Tokio moeten begeven. Was hij gewond geraakt? Lag hij nu in een afgelegen ziekenhuis, omringd door lijfwachten die hem tegen een moordaanslag moesten beschermen ? Hij had geen antwoorden op die vragen. Ten einde raad had Jake zijn informatiebron in Tokio gebeld. Die was rond de middag niet thuis, iets wat heel ongewoon was. Hij en Jake hadden afgesproken dat ze altijd om twaalf uur

's middags elektronisch contact met elkaar zouden hebben. Als de crisis bij Southasia Bancorp er niet was geweest, zou Jake het eerste het beste vliegtuig naar Tokio hebben genomen. Maar nu ...

Op Ladder Street begon hij naar boven te gaan. Het was een steile smalle weg, vandaar die naam. Er waren hier heel kleine winkeltjes waar stapels kooien in stonden. Jake dook een van die winkeltjes binnen en deed vlug zijn aankoop. De prijs was absurd hoog vanwege de tijd van het jaar, maar hij had geen tijd om uitgebreid te gaan afdingen. Met zijn rug naar de straat stopte hij zijn aankoop weg en vervolgde zijn weg door Ladder Street. Hij had dat alles zo snel gedaan en het was inmiddels zo schemerig dat de vrouw niet goed kon zien wat hij had gedaan. Des te beter.

Aan het eind van Ladder Street was een steegje zonder naam. Hij dook er meteen in. Met zijn rug naar de muur legde hij zo'n vijftig meter door deze stinkende tunnel af. Toen bleef hij staan en luisterde. Nu kwam het erop aan. Ze kon achter hem aan komen of ze kon blijven wachten tot hij weer uit het steegje kwam. In beide gevallen zou hij weten wat hem te doen stond. Hij wachtte. Het was laat voor het Western District, waar de winkels tussen vijf en zes uur dichtgingen. Een hond blafte en liep snuffelend door. Ergens boven zijn hoofd begon een baby te huilen. Hij hoorde een zangerige vrouwenstem in het Kantonees zingen. Even later was de baby weer stil. Nu was er niets meer te horen. Jake dacht weer aan Mikio Komoto. Stond die ook ergens in de duisternis te wachten tot een moordenaar zou toeslaan? Had hij een modern of een eeuwenoud wapen bij zich? Een pistool of pijl en boog? In Tokio en Osaka vloeide over(al bloed. Hoeveel mannen was hij kwijtgeraakt? En Kisans clan ook. De strijd om territorium. Een eer. Je moest het felle eergevoel van de yakuza nooit wegcijferen. Gin'. Jake voelde dat nu. De verplichtingen die hij tegenover zijn vriend had. Het feit dat hij de Zhuan was drukte al als een zware last op zijn schouders, en daarom was het belachelijk dat hij er iets aan toe zou voegen. Maar gin'was niet iets waar je voor kon kiezen. Je voelde het of je voelde het niet, zo simpel lag dat. Hij voelde zich verplicht zijn vriend te helpen. Al die tijd lette hij op ieder geluid dat de stilte verstoorde. Hij keek op zijn horloge. Er was een kwartier verstreken. Ze waagde zich niet achter hem aan. Nou, dat vertelde hem een heleboel over haar.

Glimlachend sloop Jake verder het steegje in. Hij had dit steegje met opzet uitgekozen omdat het leek alsof het net als veel van de andere steegjes doodliep. Een tijdje geleden had hij bij toeval ontdekt dat er zich aan het achterste eind een ruimte tussen twee pakhuizen bevond die net breed genoeg was om iemand door te laten.

Achter de nauwe tussenruimte wenkte hem het licht van Tak Ching Road. Jake wierp een laatste blik achterom. Schaduwen kropen als angstige honden langs de muur. Maar er was geen geluid te horen, er was geen teken dat ze hem volgde. Laat haar die ingang maar goed bewaken, dacht hij terwijl hij door de nauwe tussenruimte sloop. Ze zal daar niets vinden.

Hij was het smalle steegje door en werd enigszins verblind door de lichten van Tak Ching Road. Op dat moment werd de loop van een pistool tegen zijn gezicht gedrukt. Ze had de kraag van haar trui hoog opgetrokken zodat haar gezicht in schaduw gehuld was.

Ongeveer op het moment dat Jake zijn kantoor verliet, stapten drie Japanse paren uit het vliegtuig dat hen van Tokio naar Hongkong had gebracht. Op het vliegveld Kai Tak kwamen ze zonder problemen langs de douane en immigratiedienst. Ze waren jong en van ongeveer dezelfde leeftijd, in het begin van de twintig. Het konden welgestelde pasgehuwden zijn die dure spullen gingen kopen in Hongkong. Een typische gewoonte van veel rijke Japanners. Er werd op het vliegveld dan ook nauwelijks aandacht aan hen geschonken. Ze namen hun bijpassende Louis Vuitton-bagage in ontvangst en werden door een geüniformeerde chauffeur afgehaald. Ze stapten in een glanzende witte Rolls, de mannen voorop. De jonge vrouwen stonden nog even in hun kleding van Albert Nipon en Gianni Versace op het trottoir te giechelen.

Ze namen hun intrek in het uiterst moderne Regent Hotel, want dat stond het dichtst bij het water en bood een adembenemend uitzicht over de haven. Maar ze gingen meteen naar het meest luxueuze bastion van de Britse koloniale bezetting van Azië, het Peninsula Hotel aan de overkant van de straat, want de spectaculaire lounge van dat hotel was de plaats waar je thee of een drankje nam en naar iedereen keek en door iedereen gezien werd. Ze bleven daar ongeveer een uur, net lang genoeg om bijna het hele personeel op hen opmerkzaam te maken. Dat personeel had trouwens een grote hekel aan de Japanners en beschouwde hen als onbeschaafde pummels.

Als iemand op hen had gelet, zou hij hebben gezien dat de vrouwen druk babbelden zoals de meeste vrouwen doen die een opwindende reis naar het buitenland maken. Maar de mannen zeiden helemaal niets. Ze zaten verwoed te roken en dronken hun Suntory Scotch met bijna mechanische regelmaat.

Het ene moment waren ze met z'n zessen, het volgende moment zaten alleen de vrouwen er nog. De drie mannen waren de marmeren trap al afgegaan en liepen over de halfronde binnenplaats waar allemaal Rollsen en Mercedessen stonden.

Ze gingen niet naar het Regent terug, maar namen een taxi naar Kai Tak. Eenmaal op het vliegveld aangekomen gingen ze uit elkaar. Een van de mannen liep door de grote hal naar de bagagekluizen. Hij nam een sleutel, maakte een van de kluizen open en haalde er drie vinyl-tassen uit, donkerblauw met de witte opdruk van een luchtvaartmaatschappij. Hij ging met de tassen naar de herentoiletten.

Daar hield hij er een voor zichzelf en gaf de andere aan zijn twee metgezellen, die op hem hadden staan wachten. Ze gingen elk een hokje binnen.

Tien minuten later kwam de eerste man te voorschijn. In de volgende vijf minuten kwamen de andere twee naar buiten. Ze hadden alle drie hun vinyl-tas, maar afgezien daarvan was niet meer te zien dat zij de jonge welvarende Japanners waren die een halfuur eerder op het vliegveld waren aangekomen. Voordat ze het luchthavengebouw verlieten, dumpten ze hun tassen in afzonderlijke vuilnisbakken.

Twee namen elk een bus, de derde stapte in een taxi. Ondanks het feit dat ze zich van verschillende vervoermiddelen bedienden, hadden ze alle drie dezelfde bestemming: de haven van Aberdeen.

Drie Eden pakte Neon Chow's hand vast, een ongewone blijk van genegenheid. Hij kon het niet helpen. Ze was zo oogverblindend mooi. Het was de avond van haar verjaardag en ze waren, zoals ze had gevraagd, naar het stijlvolle Gaddi's gegaan, een van de beste restaurants van Azië. Neon Chow toonde haar dankbaarheid door zijn favoriete jurk te dragen, de jurk waarbij het halssnoer met smaragden dat hij haar had gegeven zo goed tot zijn recht kwam. Uit eerbied voor hem droeg ze geen andere juwelen. Er was niets dat met het halssnoer kon wedijveren. Drie Eden voelde zich beter dan hij zich in dertig jaar had gevoeld. Er was geen man in het restaurant die niet naar Neon Chow had gekeken. Mannen die veel jonger waren dan hijzelf.

'Eeeeya!' riep Neon Chow uit toen de sommelier een fles Dom Perignon kwam brengen. 'Mijn favoriete champagne!' Op de vele officiële gelegenheden die ze met de gouverneur moest bijwonen had ze de smaak van goede champagne te pakken gekregen. Drie Eden persoonlijk vond dat alle champagne naar kattepis smaakte. Maar het is haar verjaardag, dacht hij, en ze kan krijgen wat ze hebben wil.

Hij zag hoe ze zich met ganzeleverpastei en kaviaar volstopte, en later met wildbraad dat was overgebleven uit Boeddha mocht weten waar, druipend van zo'n vette jus dat zijn maag al opspeelde toen hij de lucht opsnoof. Maar wat maakte dat uit? Als zij maar gelukkig was. Neon Chow's geluk was erg belangrijk voor hem. Als zij gelukkig was, maakte ze hem ook gelukkig, en omdat hij onder immense zakelijke problemen gebukt ging, had hij daar een grote behoefte aan. Hij was op het kantoor van Andrew Sawyer geweest toen de definitieve gegevens van Southasia binnenkwamen. Zoals iedere maand hadden hij en Sawyer de financiële gegevens doorgenomen van de tankervloot die het eigendom van de binnenste ring was en door Drie Eden werd beheerd. Toen ze enigszins van de schok waren bekomen, hadden ze geprobeerd Jake te pakken te krijgen. Maar het was laat en Jake had zijn kantoor al verlaten. Drie Eden had zijn dochter gebeld. Bliss was op weg naar de haven van Aberdeen geweest om de Jian aan boord van de jonk van Drie Eden opnieuw een acupressuurbehandeling te geven. Ze had geen idee waar Jake was, maar ze wist dat hij die avond voor een bespreking met zijn vader naar de jonk zou komen.

Onder normale omstandigheden zouden een paar uur geen verschil hebben gemaakt, maar het nieuws was huiveringwekkend. Er was niet vijfentwintig maar bijna vijfenvijftig miljoen Amerikaanse dollars verduisterd. Het was een duizelingwekkend bedrag en voor zover Drie Eden en Andrew Sawyer konden nagaan, kon het de genadeslag voor Southasia betekenen.

Het was bijna onvoorstelbaar dat zo'n enorm bedrag aan de onderneming was onttrokken zonder dat iemand er iets van vermoedde, had Drie Eden gezegd. Maar Sawyer had hem het subtiele, gecompliceerde netwerk van internationale ondernemingen rondom Southasia uitgelegd. De bank bevond zich in het middelpunt van dat netwerk, het zenuwcentrum. Een hoofdboekhouder met voldoende durf en intelligentie zou heel goed in staat zijn geleidelijk zoveel geld naar zich toe te trekken. Het probleem was, had Sawyer gezegd, dat de man hem niet in staat had geleken het enorme risico te nemen dat met zo'n operatie gemoeid was.

Drie Eden had gezegd: 'In ieder geval staat vast dat de yuhn-hyun vijfenvijftig miljoen dollar heeft verloren. We hebben niet genoeg reserves om dat meteen goed te maken. Sterker nog, we hebben geld van onze rekeninghouders verloren. Als daar ook maar iets van uitlekt, kan Southasia bijna meteen zijn deuren sluiten.'

Het dessert bestond uit machtige chocoladecake met laagjes bonbonvulling. Drie Edens maag smeekte om genade, maar hij at zijn stuk cake toch maar op.

Natuurlijk zouden ze hun gevecht om het behoud van Pak kunnen opgeven. Dan zou er genoeg geld vrijkomen, maar tegen welke prijs? Het was ondenkbaar. Pak Han Min was voor de binnenste ring de sleutel van Kam Sang. Drie Eden wist niet waarom Kam Sang voor de yuhn-hyun van zo'n vitaal belang was, al was hijzelf degene geweest die dat labyrint van ondernemingen, Pak Han Min, had gecreëerd. Zijn oudere broer Zilin had er bij hem op aangedrongen dat hij dat zou doen. Waarom?

Alle ondernemingen die onder Pak vielen maakten, vooral dank zij het scherpe zakelijk inzicht van Drie Eden, uitstekende winsten. Maar de winsten werden op een ingewikkelde en clandestiene manier naar Kam Sang gesluisd. Waarom?

Voor zover hij wist kende alleen de Jian die geheime informatie. Drie Eden wist alleen dat ze Pak Han Min niet mochten verliezen. Betekende dat dan dat ze Southasia Bancorp maar moesten laten wegkwijnen? Wat zou er van de yuhn-hyun overblijven, als dat zou gebeuren?

'Wat is er, sijiT Omdat er in het Kantonees geen woord als 'schat' of

'liefste' bestaat, maakte Neon Chow gebruik van andere namen. Si ji betekende leeuw.

'Wat?' Ze had zijn overpeinzingen onderbroken.

'Ik zag je huiveren. Heb je kou gevat? Heb je daarom de hele avond met maar een half oor naar me geluisterd? Ben je ziek?'

'Ik ben niet ziek,' zei Drie Eden kortaf. Hij hield er niet van dat ze hem als een kind behandelde; dat herinnerde hem aan zijn hoge leeftijd. 'En ik ben me er niet van bewust dat ik niet goed naar je heb geluisterd.'

'Maar die huivering,' drong Neon Chow bezorgd aan.

'Dat komt door de airconditioning,' loog hij. 'Ik had moeten vragen of we een andere tafel konden krijgen.'

Ze scheen gerustgesteld te zijn en zei: 'Ik weet datje de laatste tijd veel aan je hoofd hebt. Sinds je zoveel tijd in het Sawyer Building doorbrengt, komen er allemaal nieuwe rimpels op je mooie leeuwengezicht. Dat bevalt me niet.'

'Ik ben een taipan,' zei hij, 'met de verantwoordelijkheden van een taipan. Dat weet je.'

'Toch was alles vroeger eenvoudiger... Ik geloof dat jij je beter voelde voordat Jake Maroc de Zhuan werd.'

'Jullie kunnen niet goed met elkaar opschieten.'

'Wat heb je met hem te maken?' zei Neon Chow. 'Hij is maar je oomzegger.'

'Hij is de zoon van de Jian,' zei Drie Eden.

'En hij is Zhuan. Waarom niet een van jouw zoons? Je oudste zoon is capabel genoeg. Zou hij die eer niet verdienen?'

'Misschien,' zei Drie Eden. 'Maar die beslissing was niet aan mij.'

'Ben jij niet een grote taipanT drong Neon Chow aan.

'Waarom denk je aan zulke dingen?' zei Drie Eden.

'Omdat Jake Shi niets zegt. Het is net of hij doofstom is. Ik vertrouw hem niet.'

'Doe niet zo dom. Een Zhuan mag ook niets zeggen,' zei Drie Eden. 'Het is niet gemakkelijk om je helemaal van al je beslommeringen los te maken. Hij moet al zijn energie op het leiden van de yuhn-hyun concentreren.'

'Met welk doel?' vroeg Neon Chow. 'Vind je niet dat wij het allemaal verdienen om dat te weten?'

'Eén China,' zei Drie Eden met glanzende ogen. 'Dat is al tientallen jaren de droom van de Jian. En ook mijn droom. Een verenigd China, sterk, in de voorste gelederen van de wereldhandel in de eenentwintigste eeuw. Een modern China: het nieuwe gezicht van Azië.'

'Om dat te bereiken,' zei Neon Chow schrander, 'zou Beijing zich bijna helemaal van het communisme moeten ontdoen; het zou een bondgenoot van het kapitalistische Westen moeten worden.'

'Ja, dat is waar.'

Toen er voldoende tijd was verstreken, excuseerde Neon Chow zich. Ze ging naar de damestoiletten. In een klein zijkamertje hing een telefoon. Ze duwde een muntje in de gleuf, draaide een nummer en wachtte.

'Waaaaay?'

'Pioenroos,' zei ze om zich bekend te maken. 'Ik wil zo gauw mogelijk een ontmoeting met Mitre.'

'Ik zal zien wat ik doen kan,' zei de stem. 'Een ogenblik.'

Neon Chow begon het benauwd te krijgen in het kleine kamertje. Toe nou, dacht ze, waarom zou dat zo lang moeten duren?

'Tweeënzeventig uur.'

En dat is voor die vervloekte bureaucraten al heel gauw, dacht ze. Wat weten zij nou van spoedsituaties die zich in het veld voordoen?

'Dew neh loh moh met dat!' schreeuwde ze door de lijn. 'Ik ben Pioenroos.'

'Goed, goed,' zei de stem. 'Achtenveertig uur. Maar dat is het uiterste.'

Ze zei niets, maar ze was ziedend van woede. Als ik een man was, zou Mitre me niet zo behandelen. Die vervloekte mannen!

Ze ging naar de damestoiletten en probeerde zich tot rust te brengen terwijl ze urineerde. Ze keek naar haar gezicht in de spiegel alsof ze het nog nooit eerder had gezien. De tijd liet er steeds meer sporen op achter. In een plotselinge opwelling van afkeer merkte ze dat ze een hekel aan haar eigen gezicht had.

Grote Boeddha! dacht ze. Communistisch China in een bondgenootschap met het Westen! Wat een monsterlijk idee!

Ze wist dat ze in deze opgewonden staat niet naar de tafel kon terugkeren. Drie Eden zou meteen zien dat er iets met haar aan de hand was, en als hij ook maar een klein beetje achterdochtig werd, was alles verloren. Ze haalde diep en langzaam adem. Op die manier zuiverde ze zich van alle negatieve emoties. Toen ze klaar was, keerde ze naar hun tafel terug. Drie Eden had een tweede pot thee besteld.

'Ga zitten,' zei hij, terwijl hij haar inschonk. 'Ik wil je iets vragen.'

De angst trok als een vloedgolf door haar heen, en ze voelde zich opeens zo duizelig dat ze bang was dat haar knieën haar niet meer konden dragen. Beheers je, dacht ze bij zichzelf. Wil je zo jong sterven?

Ze ging tegenover hem zitten en nam een slokje thee. Al die tijd dacht ze: ik moet zorgen dat we zo gauw mogelijk naar de jonk teruggaan. Maar hoe?

'Waarom trek je zo'n ernstig gezicht?' zei ze, toen ze het aandurfde om te spreken. 'Vergeet niet dat dit mijn verjaardag is. Op zo'n avond mag je niet over serieuze dingen spreken.'

'Ik heb zo lang mogelijk gewacht,' zei hij bij wijze van verontschuldiging.

'Maar er doen zich zakelijke problemen voor waar ik niet omheen kan.'

'Goed, siji,' zei ze met de stem van een klein meisje. 'Zoals je wenst.'

Goden, wat was er tussen de taipan in het kantoor van Sawyer voorgevallen?

'Niet zoals ik wil. Zoals joss gebiedt.'

'Dan leg ik me neer bij mijn joss.' Haar glimlach was even vals als haar woorden.

Hij knikte. 'Ik had niet anders verwacht. Ik wil datje in het kader van je werk voor je gouverneur op een ontmoeting met sir John Bluestone aanstuurt.'

Neon Chow hield haar adem in. Ze wist zeker dat alle kleur van haar gezicht was weggetrokken en ze dacht koortsachtig na. Alle goden! Hij weet het!

'Ik wil dat je dan zo vriendelijk mogelijk bent en zelfs met hem flirt. Kortom, ik wil dat je je aan hem opdringt.'

Toen dacht ze: hij vermoedt alleen maar iets en speelt met me.

'Ik wil datje uiteindelijk zijn vertrouwelinge wordt. Je moet hem ervan overtuigen datje genoeg van me begint te krijgen. Per slot van rekening ben ik een oude man. Misschien zijn mijn seksuele vermogens niet meer wat ze geweest zijn.'

/Maar siji.. .'

'Het is een voor de hand liggende tactiek, en Bluestone zal zoiets graag geloven. Verder denk ik dat hij het wel interessant zal vinden om mij op die manier te bedriegen. Vooral wanneer je hem vertelt datje mij voor hem zult bespioneren.'

'Sijil'

'Kom, kom, ik wil hem dat alleen maar laten geloven. In werkelijkheid zul je hem voor mij bespioneren.'

'O,' riep ze uit, en ze klapte in haar handen, 'wat ben je toch slim!'

'De yuhn-hyun heeft een dringende behoefte aan informatie over Bluestones plannen. Wil je het doen?'

Ze lachte in zichzelf. Hij weet het dus toch niet, hij heeft niet eens een vermoeden! Ze barstte van opluchting bijna in tranen uit. 'Natuurlijk wil ik het doen,' zei ze, en ze boog zich over de tafel naar hem toe. Een van haar handen was verdwenen.

Even later voelde Drie Eden haar lenige vingers op zijn dijen. Zelfs door de stof van zijn broek heen kon ze dingen doen die hem in staat van opwinding brachten.

'Kom,' fluisterde ze hees. Ze bewoog haar vingers om zijn geheiligde deel heen. 'Laten we zo gauw mogelijk naar huis gaan. Ik wil genieten van mijn verjaardag ... en van onze nieuwe zakelijke regeling!'

Toen de slang onder Jakes overhemd vandaan kwam, siste hij al. Hij had hem in de winkel in Ladder Street gekocht. Om deze tijd van het jaar scheidden de slangen een vloeistof af die volgens de Chinezen bevorderlijk was voor gezondheid en seksuele vermogens. De warmte van Jakes huid had de slang uit zijn winterslaap gewekt en zijn kop ging nu onderzoekend heen en weer. Jake gooide hem naar de vrouw.

De slang raakte verward in de wijde kraag van haar trui en de vrouw gooide haar armen omhoog. Het pistool kletterde op de straatstenen. Jake keek gefascineerd naar de worsteling. Dat was een vergissing van hem. Ze trof hem met twee bliksemsnelle karateslagen. De eerste trof hem zijdelings maar de tweede frontaal. Alle lucht werd uit Jakes longen gepompt en hij begon voorover te klappen.

De slang lag opgerold en met dof glimmende schubben op de grond. Hij siste. De linkerknie van de vrouw kwam omhoog en trof Jakes wang. Er trok een waas voor zijn ogen langs en hij viel op de straatstenen. Ze bukte zich en trok een van haar schoenen met hoge hakken uit. Hij keek opzij en zag dat de hak naar hem toegekeerd was. Het licht van de straatlantaarns viel op de punt. Die was van staal.

Het wapen zwaaide omlaag en Jake rolde op het laatst mogelijke moment weg. Hij hoorde het scherpe geluid waarmee het staal tegen de straatstenen sloeg, zag de vonken eraf springen en de arm uithalen voor de volgende slag.

Jake greep haar onderarm vast, draaide zich naar links en trok haar met zich mee. Ze verloor haar evenwicht en zakte op haar knie, die hard over de ruwe straatstenen schuurde. Jake sloeg op haar pols en de schoen verdween in de diepe schaduwen van het steegje.

Hij kon haar horen hijgen en wist dat hij nu een kans had. Ze krabbelden beiden overeind en stonden tegenover elkaar. Ze gooide haar andere schoen ook weg.

Voordat hij er erg in had, trof ze hem met een slag uit Pa-kua, een van de oudste vechtsporten van China. Hij zakte met hevige pijn in elkaar en ze trof hem met vier of vijf harde slagen, voordat Jake zich voldoende kon herstellen om de volgende twee slagen af te weren.

Toen trok ze de gouden ketting los die ze om haar hals droeg en slingerde die op hem af. De ketting trof hem in zijn ogen en meteen daarop had ze hem om zijn hals geslagen. Ze drukte haar knie tegen zijn borst en trok aan beide uiteinden van de ketting.

Met uiterste krachtsinspanning sloeg hij met zijn polsen tegen de binnenkant van haar armen. Hij greep haar rechterpols vast en sloeg met de muis van zijn linkerhand tegen haar rechterelleboog.

Hij hoorde iets kraken en ze slaakte een korte kreet van pijn en schrik. Hij trok haar naar voren en ze verloor haar evenwicht.

Ze viel tegen hem aan en hij wilde een atemi, een harde stoot, gebruiken om haar buiten gevecht te stellen. Maar hij zag de punt van haar mes nog net op tijd en kon niets anders doen dan dejut-hara gebruiken, een van de dodelijke atemi, een slag waarbij de punten van de vijfde en zesde rib werden gebroken en in het hart werden gedreven.

Zes minuten later was hij in een rode dubbeldekker gestapt. Hij ging meteen naar boven om een beter zicht op de omgeving te hebben. De bus reed weg en hij bleef achterom kijken tot hij er volkomen zeker van was dat hij niet werd gevolgd.

Bij de volgende halte stapte hij uit en liep vier blokken. Toen nam hij een andere bus naar het Central District terug.

De vrouw had geen papieren bij zich gehad. Het zou Jake trouwens verbaasd hebben als ze die wel had gehad. In haar zakken had wat geld gezeten, maar hij had geen sleutels gevonden. Alleen een klein, slordig ingepakt voorwerp. Hij maakte het los en keek ernaar. Een ruwe opaal met een uitzonderlijke schittering.

Op de halte waar hij moest zijn stapte Jake op het allerlaatste moment uit. Hij stond nu op het punt om naar zijn bestemming te gaan en was erg voorzichtig. Als hij door één persoon gevolgd werd, konden er nog meer zijn.

Eindelijk durfde hij het aan om naar zijn geparkeerde Jaguar terug te keren. Met gierende banden reed hij weg. Hij reed over de Peak naar Aberdeen en de Jian.

De drie Japanners kwamen in de haven van Aberdeen bij elkaar. Ze vergewisten zich ervan dat ze niet door iemand waren gevolgd. Ze waren nu als Tanka-matrozen gekleed en in het schemerlicht van de avond was alleen van heel dichtbij te zien dat het Japanners waren. Ze gingen uitzonderlijk gedisciplineerd te werk. Ze wisten de weg naar de juiste kade, alsof ze hier geboren waren en niet in de Japanse hooglanden. Ze werkten niet als individuen maar als een team. In Japan werden ze een dantai genoemd, verreweg de gevaarlijkste overvalsgroep. Dat kwam doordat de dantai een groepsidentiteit had ontwikkeld. Wij denken dus ikben. In feite was er geen sprake meer van afzonderlijke individuen. Ze dachten als één persoon en handelden als één persoon. Dit was coördinatie van het hoogste niveau.

Aan de voet van een smalle betonnen trap die uit de zijkant van de kade was gehakt lag een walla-walla op hen te wachten. Het bootje lag daar onbeschermd en kon zo wegvaren, iets wat in deze haven erg ongewoon was.

Een van de mannen stapte in om de buitenboordmotor na te kijken terwijl een ander het bootje begon los te maken. De derde ging aan het begin van de kleine pier staan en stak nonchalant een sigaret op. Al die tijd lieten zijn uiterst goed getrainde ogen de omgeving op zich inwerken. Toen alles klaar was, hoorde hij een lage fluittoon en draaide zich om. Hij gooidezijn peukje in het water en sprong in de boot. De walla-walla vertrok. De man bij de buitenboordmotor had geen andere kaart dan die in zijn hoofd. Hoewel hij nog nooit eerder in Hongkong was geweest, kende hij het labyrint van Hakka en Tanka, alle waterwegen vol jonken die deze drijvende stad vormden, net zo goed als de oudste bewoners van de Kroonkolonie.

Terwijl hij stuurde, zaten de twee anderen midscheeps. Ze haalden Gion 30-09's uit de zakken van oliegoed die ze achter hun broeksbanden hadden gestoken. Het waren kleine machinepistolen die de stopkracht van een Magnum .357 hadden. Terwijl ze door de schaduwrijke waterwegen tussen de grote logge jonken voeren, namen ze de Gions helemaal uit elkaar en keken alle onderdelen na. Toen ze klaar waren met hun eigen wapens, gaf de stuurman hun dat van hem en keken ze dat even grondig na. Toen ze daarmee klaar waren, naderden ze hun doel.

'Ik voel de storm, bou-sehk.' Bliss schrok van de stem van Shi Zilin, of beter gezegd, van wat hij zei. Ze waren samen in de jonk van Drie Eden Tsun.

'Welke storm, a-yehl Ik begrijp het niet. Het is vanavond erg helder weer.'

'Ik bedoel een ander soort storm,' zei hij met een ijle stem. 'Een storm die veel heftiger is dan de stormen van de natuur. Kun je het voelen, bou-sehkl Voel je het kwaad?'

Ze kon niets zeggen. Ze wist alleen dat de Jian in contact stond met iets waarvan zij zich niet bewust was.

'Mijn qi vertelt me dat er nu een eind aan mijn leven zal komen, bou-sehk.'

'Nee!' riep ze uit. Ze hield zielsveel van haar oom. Ze wierp zich op hem alsof ze zich op die manier tegen alle kwaad kon beschermen. 'A-yeh,a-yeh,' zei ze. 'Zeg niet zulke verschrikkelijke dingen.'

'Het is de waarheid, bou-sehk.'

'Maar hoe? Hoe?'

'Mijn qi is nog sterk, mijn kind. Mijn tweede gezicht is al zeventig jaar mijn schild en mijn zwaard geweest. Dacht je dat het me nu in de steek zou laten?'

'Maar ik houd van u. Ik zal u wegbrengen.'

'Het is te laat,' fluisterde Zilin. 'Luister.'

De kleine haartjes op Bliss' nek gingen recht overeind staan. Het zachte put-put-put-put van een walla-walla drong tot haar door. Ze bleef roerloos zitten, alsof ze geen adem meer durfde te halen. Het geluid stierf weg, en toen voelde ze een heel zachte stoot.

'Wie?' fluisterde ze. 'O, a-yehU'

'Bou-sehk, luister naar mij.' Zijn stem was het enige geluid in de hut en drong tot in de verste hoeken door. 'Dat mijn dood nu komt heeft geen betekenis. Joss. Een mens leeft, een mens moet sterven. Dat is nu eenmaal niet anders. Nee, het is de manier waarop ik sterf die me bedrukt. Ik wil niet sterven door de kogel van een onbekende moordenaar.' Hij lag met zijn gezicht omhoog en zijn dunne benige vingers grepen haar armen vast.

'Begrijp je me, bou-sehkT

Eerst begreep ze hem niet. Ze was door een kille angst bevangen.

'Nee, ik ...'

'Bliss!' In zijn ogen brandde een vuur dat ze daar nog nooit eerder had gezien. Het was of hij de incarnatie van een oude god was: Vishnu of Boeddha. 'Er is geen tijd te verliezen. Je moet doen wat ik je zeg. Neem het kussen waar mijn hoofd op rust.

'Ah, lieve Boeddha!' riep ze dodelijk verschrikt uit. Ze kon geen adem meer halen. Het was of haar hoofd in brand stond. Toch pakten haar handen even later het kussen vast. Ze zou nooit weten of het door het vuur in zijn ogen of door het geluid van krakend hout boven hun hoofd kwam dat ze deed wat hij zei.

Ze voelde de aanwezigheid van anderen aan boord van de jonk - de bewakers die Drie Eden had achtergelaten? Indringers? - en ze vroeg zich af of het tweede gezicht van de Jian op haar was overgeslagen. Ze had nooit goed begrepen hoe ver zijn qi reikte. Nu voelde ze het zelf. Ze voelde dat er drie mannen over het dek liepen; ze voelde hun kille bedoelingen, hun vernietigende vastbeslotenheid. Voor het eerst in haar leven onderging ze de ware betekenis van het kwaad. Het was een stank die in haar keel bleef steken en waarvan ze moest kokhalzen.

'Zo, lief kind. Nu moet het gebeuren. Ze zijn nu zo dichtbij, je mag niet langer aarzelen.' Ze hoorde zijn stem alsof het geluid door nevelen tot haar doordrong, en ze wist dat hij gelijk had. Ze kon voelen dat ze geluidloos de trap afkwamen.

Ze huilde. 'Jou-tau, a-yeh.' Slaap zacht. Ze kon het niet over haar hart verkrijgen het woord 'vaarwel' te gebruiken.

Even later barstte er een oorverdovende herrie los: de drie Japanse doders schoten hun Gion 30-09's tot in alle hoeken van de hut leeg.

'Het is gewoon een kwestie van geld.' Jin Kanzhe was veel te opgewonden om stil te zitten.

Hij liep door de studeerkamer van de villa heen en weer. Achter de glazen deuren lag het immense betegelde terras. Maar alles aan dit prachtige huis was immens. Het leek hier helemaal geen China - in elk geval niet het China van na 1949. Deze villa was de verblijfplaats van een keizer. Het meubilair was kostbaar antiek, zorgvuldig gekozen uit de beste werken van de bekwaamste ambachtslieden uit vroeger tijden.

'Ik zie niet hoe we dit kunnen financieren.' Wat hij dacht maar niet wilde zeggen was: die obsessie van jou wordt nog eens onze ondergang.

'Ik neem aan datje nu bent uitgesproken,' zei een stem in de schaduwen.

'Of neem je alleen een korte adempauze?'

Jin Kanzhe draaide zich met een ruk om. De uitdrukking op zijn gezicht maakte beter dan woorden duidelijk hoe serieus hij dit alles meende. Een oude hand kwam omhoog en zakte als een stervende vlinder weer omlaag. 'Ga eens zitten, Jin tong zhi. Neem wat chrysantthee. Daar word je kalm van.'

'Het helpt ons niet aan het geld dat we nodig hebben.' Toch ging hij zitten. Hij nam het kleine porseleinen kopje aan en dronk van de thee zonder te proeven.

'Ik denk,' zei de stem in de schaduwen, 'datje op je hoede moet zijn voor je eigen obsessie, Jin tong zhi.'

'Wat bedoel je?'

'Die tirades van jou worden steeds heftiger.'

'Ik heb alle reden om me druk te maken om geld.'

'Ik ook, Jin tong zhi. Denk alsjeblieft niet dat ik slecht ben voorbereid.'

'Huaishan tong zhi, wij kennen de toekomst niet. Je kunt je niet op alle mogelijke gebeurtenissen voorbereiden. Zelfs jij niet.'

'Natuurlijk niet. Maar de verstandige strijder kan aan de hand van het terrein bepalen welke gedragslijnen hij zou kunnen volgen.'

Het bleef een tijd lang stil. De grote hond die naast de man in de schaduw lag gromde in zijn slaap. Misschien droomde hij dat hij een prooi ving. Jin Kanzhe verschoof op zijn stoel. Hij hield niet van honden, vooral niet van honden die getraind waren om op commando mensen te verscheuren.

'Laat het inzamelen van geld maar aan mij over,' zei Huaishan Han. 'Ik heb nog veel vrienden, veel politieke relaties.'

'Maar zelfs die zullen op een dag de bodem van hun geldkist in zicht zien komen, kameraad. Ik ben bang dat die dag al is aangebroken.'

'Zie je nu hoe groot jouw obsessie is, Jin tong zhïl Ik heb je verteld dat geld geen probleem is. Het stroomt als een eindeloze rivier door mijn handen. Ik maak me geen zorgen over geld.' De ogen van de oude man schitterden. 'In plaats daarvan denk ik aan onze lizi. Onze pruim. Wat is het ironisch... en passend... dat zij degene zal zijn die Jake Maroc zal verslaan. Op het juiste moment, het moment dat ik zal uitkiezen, zal hij haar tegemoet rennen. We zullen hem uit zijn eigen territorium weglekken. En hij zal zijn ondergang tegemoet gaan!'

Huaishan Hans hoofd beefde van emotie. 'Ik hoef je er niet aan te herinneren wat een geweldig yoss het was dat we haar vonden. Kolonel Hu zal zijn magische kunsten op haar toepassen. Hij kan de nacht in de dag veranderen. Ik heb hem dat zelf zien doen. Ja, mijn wraak zal zoet zijn. Ik heb er lang op moeten wachten, maar nu is het dan zover.' Er gloeide een spookachtig licht achter zijn ogen. 'Hoeveel lijden zal mijn wraak veroorzaken, Jin tong zhïl Jij kunt het niet zien, maar ik wel! Genoeg lijden! Meer dan een mens zou moeten ondergaan.'

Het was of de atmosfeer in de villa geladen was met de kracht van de haat en woede van Han. 'Jake Maroc - of moet ik zeggen Shi Jake - is mijn uiteindelijke doel. En wij hebben de perfecte moordenares voor hem getraind!' Zijn stem, eens zo broos, galmde door het huis. 'Stel je eens voor, Jin tong zhi. Zijn eigen dochter zal hem doden!'

Jake zag Neon Chow en Drie Eden zo'n honderd meter voor hem uit over de kade slenteren. Hij wilde juist iets naar hen roepen toen het oorverdovende lawaai van de machinepistolen begon. En terwijl hij begon te rennen, dacht hij: Gion 30-09's!

Hij duwde links en rechts mensen opzij. De avond was in tienduizend lichtgevende stukjes geëxplodeerd. Hij kon zijn ademhaling niet in bedwang krijgen. Binnen in hem brandde ook vuur, en hij dacht aan de vrouw die hem was gevolgd. Hij zou hier veel eerder zijn aangekomen als zij hem niet had opgehouden. Hem opgehouden.

En uit het verleden riep Lan, besmeurd met bloed, half weggezakt in de rivier: Bah-ba, bah-ba. Droom en werkelijkheid gingen in elkaar over en sloegen hem met de kracht van een brok graniet tegen zijn borst.

'Jake... Jake... Dew neh loh moh, Jake!'

Neon Chow rende met hem mee. Toen hij in de walla-walla sprong, voelde hij hoe bang ze was. 'Bel de politie!' riep hij. Hij duwde haar weg. Hij startte de motor en voer door de smalle waterwegen tussen de hoge jonken en de kleine vaartuigen. Lichtjes als edelstenen schitterden vrolijk op de achtergrond, maar verder was de duisternis vervuld van wrede explosies en de stank van kruitdamp.

Wat is er gebeurd? dacht hij. 'Wat is er gebeurd?'

Hij zocht zich een kronkelende weg door de drijvende stad en kwam bij de jonk van Drie Eden.

Hij zag de walla-walla die aan de zijkant van de jonk was vastgebonden en zette de motor af om er geluidloos naar toe te drijven. Zijn koperkleurige ogen tuurden in de schaduwen, tastten iedere vierkante centimeter van de omgeving af.

De walla-walla 's stootten tegen elkaar aan, en Jake was al over de reling. Hij klom langs het touw omhoog, hand over hand, terwijl zijn ademhaling in zijn oren ruiste en het bonken van zijn hart door zijn hele lichaam dreunde.

Het dek was in schaduwen gehuld. Er hing de bittere, benauwende stank van kruitdamp, en er kwamen zachte geluiden van beneden, alsof ratten een keuken waren binnengedrongen.

Er waren twee toegangen tot het benedendek en Jake nam een kist en zette die op het voorste luik. Toen sloop hij over het dek naar achteren. Het was erg donker. Het was begonnen te motregenen en hij sloop huiverend over het dek. Plotseling bleef hij stokstijf staan. Hij ging op zijn hurken zitten, stak zijn hand uit, voelde de warme kleverige nattigheid en wist meteen wat dat voor donkere massa's waren die daar op het dek lagen. De bewakers van Drie Eden: een, twee, drie, hun hals was bijna helemaal doorgezaagd met draad.

Jake sloop om hen heen en keek in de duisternis van het open luik. Zo donker als de toegang tot de hel, dacht hij, en er bleef iets in zijn keel steken. O Boeddha, laat mijn vader in leven zijn! Maar het was nu zo stil, en hij huiverde weer. Het was of het zachte ritmische kabbelen van de golfjes tegen de romp versterkt werd, alsof de elementen tegen de schepping van de mens te pletter sloegen.

De stank van kruitdamp was hier nog sterker. Er steeg een waas op van benedendeks. Dit was niet het moment om helder na te denken, om de verschillende mogelijkheden af te wegen. Hij wist dat zijn vader daar beneden was en dat indringers met Gion-machinepistolen het vuur hadden geopend.

Wij hebben veel vijanden in veel landen.

Wie was er daar beneden bij zijn vader? Welke kwade wind had hen daarheen gevoerd ? Als Zilin dood was, zouden de Chinezen joss zeggen en met hun leven doorgaan. Maar Jake kon dat niet. Hoewel hij zelf voor de helft Chinees was, verzette zijn westerse helft zich tegen zo'n afschuwelijke wereld. Zijn vrouw, zijn dochter, zijn vrienden ... en nu zijn vader?

Allemaal dood? Wat was dat voor een slecht jossl Hij was niet de Zhuan maar de ongelukkigste man van de wereld.

Hij hoorde zijn vader weer zeggen: Als je niet meedogenloos kuntoptreden, Jake, zal mijn ren voor niets zijn geweest. Jake voelde zich zoals hij zich voelde als hij schreeuwend wakker werd en de droom van Lan nog door zijn hoofd spookte. En als Bliss op dat moment bij hem was geweest, zou ze hem niet hebben herkend maar zou ze een verschrikkelijk masker hebben gezien, monsterlijk van haat en woede en angst, de misvorming van een mythisch wezen.

Hij liet zich door het luik zakken en nam de steile trap zoals een nachtdier zou doen, tastend en glijdend, zich hier en daar heel even vastgrijpend. Binnen in de jonk kwam de lucht van de dood hem recht tegemoet, een zucht van de nachtwind in de bergen, dieren die hun prooi hebben gedood en onrustig in beweging komen.

En uit de schaduwen kwam opeens een beweging als een wervelwind. Jake maakte een schijnbeweging naar links en dook toen naar rechts. Een felle bliksemende schittering en het losbarsten van de donder. Stukjes hout die in het rond vlogen, zodat hij zijn ogen moest afschermen. Het zou niet de eerste keer zijn dat iemand door een misser van dichtbij blind werd gemaakt.

Hij liet zijn voet uitschieten en hoorde iemand kreunen, waarna het afschuwelijk stil was.

Hij bewoog zich weer naar links, haalde uit met zijn vuist, zag een hoofd naar achteren klappen, een schittering in wijd opengesperde ogen. Met zijn volgende vuistslag verbrijzelde hij het bot.

Besmeurd met warm en kleverig bloed sloeg hij als een grimmige chirurg met angstaanjagende precisie om zich heen.

Opeens begon er een Gion van heel dichtbij te vuren. Jake hield even zijn adem in, sperde zijn mond toen zo ver mogelijk open en liet een kiai horen, de ijzingwekkende kreet om de vijand schrik aan te jagen en in verwarring te brengen.

Hij bereikte daarmee het gewenste effect en ploegde door. Het lukte hem nog net de levende schimmen van de dode te onderscheiden. Het scheelde niet veel of hij gleed uit over het bloed dat onder zijn voeten over het dek stroomde.

Ze hadden geen woord gezegd. Hij wist niet met hoeveel ze waren, alleen dat het meer dan één vijand was. Hij voelde de stilte van beroepsmensen en nog iets meer, een element waarmee hij maar al te goed vertrouwd was geraakt.

Dantai?

Zou dat kunnen? Zouden ze in perfecte harmonie aanvallen - de gewonde ook? Onmogelijk!

Hij lag op zijn rug nadat een serie van venijnige slagen alle lucht uit zijn longen had gepompt. Hij ademde hun lucht in, hun zweet, de lucht van dieren die hun prooi willen doden. Dantai?

De kolf van een Gion daalde op hem neer en hij graaide er blindelings naar toe. Bij toeval kreeg hij het machinepistool te pakken en zag kans zijn vijand dicht naar zich toe te trekken.

Op precies het juiste moment, toen hij de hijgende ademhaling van de vijand in zijn gezicht voelde, bracht hij de rand van zijn andere hand omlaag.

Maar vanuit zijn liggende positie kon hij niet de vereiste kracht inzetten. De wervels in de nek van zijn belager knapten niet af. Hij voelde dat de vijand zijn kracht aan het verzamelen was en rolde opzij, omdat hij anders het volgende moment dood zou zijn, zijn schedel ingeslagen met de kolf van de Gion.

Een van zijn armen was achter hem in de knel geraakt. Hij probeerde hem los te trekken, maar hij lag tegen de wand en er was geen ruimte. Hij voelde beweging boven zich, vastbeslotenheid om te doden, en hij liet zijn andere hand naar voren schieten, met de vingers tegen elkaar aan, stijf als een dolkmes. Zonder dat hij er bewust bij nadacht, ramde hij zijn hand onder de onderrand van het borstbeen van zijn tegenstander door, door huid en spierweefsel, door pezen en zenuwen. Hij voelde de curve van het hart en trok zijn vingers samen.

Deze ene vijand was dood. Maar de anderen - waren het er twee of drie?

- waren er nog?

Er ging een Gion af en Jake voelde dat een van de anderen op hem afkwam. Nee, het waren er twee. Jake haalde met volle kracht uit en bracht een van zijn vijanden uit zijn evenwicht. Maar er was een derde - Jake wist nu hoeveel het er waren geweest - en die viel hem nu aan. Jake wist instinctief dat dit de man met de verbrijzelde kaak was. Hij sloeg er met de muis van zijn hand tegenaan en werd beloond met een hard kreungeluid. Hij greep meteen naar het kraakbeen in het midden van de keel van zijn vijand. Hij gebruikte beide duimen om daar doorheen te breken, en toen was alle leven aan het lichaam boven hem onttrokken. Jake hoorde een zachte zucht, als lucht die op een kinderfeestje uit een ballon ontsnapt. Jake schudde met zijn duizelige hoofd en stond op. Zijn zintuigen tastten de duisternis al af naar zijn laatste vijand. Hij zag de glinstering van de Gion en rende eropaf, voortgestuwd door een felle razernij. Hij dook op de Gion af, maar die bleek zich in de al verstijfde greep van een dode te bevinden. Bliss hoorde de Gion één keer, twee keer ratelen, en daarna was de stilte zo lang en onnatuurlijk dat ze in de verleiding kwam om uit haar schuilplaats in de grote kledingkast te komen. Maar dat zou een fout zijn, wist ze, en ze had zelfdiscipline.

Geduld, dacht ze. Geduld. Ze schrok van het derde salvo van het machinepistool. Daarna hoorde ze alleen nog het kabbelen van het water. Langzaam, voorzichtig kwam ze te voorschijn. En ze verstijfde meteen. Ze tuurde in de duisternis benedendeks en zag iets bewegen. Ze kon zien dat het één persoon was, maar verder kon ze niets onderscheiden. Ze keek met zo'n scherpe hoek omlaag dat ze zelfs niet kon zien hoe lang die persoon was.

Jake, zei ze in zichzelf, waar ben je?

De gestalte sloop door de gang, een donkere schaduw in het schemerduister. Er scheen ergens een lamp die wild heen en weer zwaaide, beurtelings licht en schaduw verspreidend.

De gestalte verdween en dook toen opeens bij haar op, het hoofd omhoog geheven. Ze keek hem recht aan en gilde.

Hij viel haar bliksemsnel aan. De Gion kwam omhoog en trof haar op haar borst, zodat ze achteroversloeg. Haar voet bleef achter een nat touw haken en ze viel op haar heup. Ze voelde zijn gewicht op haar en probeerde zich los te worstelen. Ze haalde uit met een atemi, maar de invalshoek was helemaal verkeerd en hij weerde haar zwakke stoot moeiteloos af. Ze rukte haar hoofd naar hem toe en beet hem met al haar kracht. Haar tanden drongen door de huid van zijn hals heen. Ze beet zo hard als ze kon door spieren en pezen, en zag dat zijn hoofd in een reflex achterover ging. Toen had zijn duim haar keel gevonden en begon hij te drukken. Ze kwam meteen in ademnood. Met uiterste krachtsinspanning bracht ze haar been met een bliksemsnelle beweging omhoog en ramde met haar knie tegen zijn kruis. Ze hoorde hem grommen en hij liet haar keel los. Hij kuchte, en Bliss beet weer uit alle macht. En ze dacht, nu heb ik een kans.

Hij trof haar vlak onder haar linkerborst en het was of haar hart een sprongetje maakte. Er trok een golf van duizeligheid door haar heen en ze voelde zich zo misselijk dat ze haar tanden van elkaar moest brengen. Hij wankelde overeind en greep met zijn ene hand naar de gapende wond die haar tanden in zijn hals hadden gemaakt. Zijn overhemd hing los van zijn schouder. Hij trof haar opnieuw. Bliss braakte.

Hij stond op en schopte haar, kreunend van inspanning en van de pijn in zijn arm. Hij schopte haar keer op keer, kwaad op zichzelf omdat hij zich door een vrouw had laten tegenhouden.

Hij gleed uit in de nattigheid en met een laatste wanhopige krachtsinspanning stak Bliss haar arm uit en greep zijn gewonde arm vast. Hij uitte een gesmoorde kreet en hakte met zijn andere arm op haar in. Bliss kreunde maar hield blindelings vast. Ze was bedekt met bloed en slijm. Hij hakte opnieuw op haar in, ditmaal nog venijniger, en haar greep verslapte. Haar vuist scheurde de mouw van zijn overhemd los, zodat zijn blote vlees van schouder tot pols werd blootgelegd.

Toen ze die arm zag, gingen haar ogen heel even wijd open. Toen had hij kans gezien overeind te krabbelen. Hij bleef een ogenblik staan en schopte haar opnieuw met alle kracht die hij nog in zich had. In de volslagen duisternis die plotseling over haar neerdaalde kon ze zich nergens meer aan vasthouden.

In haar bewusteloosheid dacht ze: ik ben de wereld.

Bliss, die op verzoek van de Jian een genadige moord had begaan - als er zoiets bestond en door Boeddha werd erkend - was nu een deel van het zich uitbreidende qi van de Jian.

Opeens had Bliss het gevoel gehad dat er iets onder haar bewoog. Ze had haar ogen opengedaan en zijn zwakke lichaam roerloos onder zich zien liggen. Misschien was hij al dood. Ze had gedacht dat er niet veel voor nodig zou zijn om het leven nu uit hem weg te nemen.

Maar toen ze haar ogen weer sloot, voelde ze die beweging en wist ze niet of het uit haarzelf kwam of uit haar omgeving.

Er trokken allemaal beelden voor haar geestesoog langs, alsof ze droomde, alsof haar longen gevuld waren met de tranen van de papaver. Ze dreef languit op het water van de Zuidchinese Zee. Het was nacht, de lucht was vol regen en wind. Toch kon ze de dolfijnen door de inktzwarte duisternis van de zee zien duiken, in het borrelend, lichtgevend kielzog van de grote kudde walvissen. Ze doken en sprongen rond, riepen elkaar met hoge fluittonen die contrasteerden met de lage klanken van de walvissen, een onderwatersymfonie die de tranen in haar ogen liet springen. Ze huilde om al het leven om haar heen. Het was of ze haar hele leven doof en blind was geweest.

Haar qi was overal tegelijk en omhelsde alles met de hevigheid die alleen door ware liefde kan worden opgewekt. Waar komen die zuivere gevoelens toch vandaan ? vroeg ze zich af. Ze had nog nooit zulke emoties ondergaan. Toen drong het tot haar door dat het niet haar eigen qi maar dat van een ander was. En toen ze zich dat realiseerde, wist ze ook wiens qihet was. Er was geen twijfel over mogelijk en ze kon bijna niet begrijpen dat ze het eerst voor haar eigen qi had aangezien.

Maar jij bent dood, dacht ze. Je vroeg me je op die humane manier te doden, opdat je qi niet door de kogels van een moordenaar zou worden geschonden. Wil dit zeggen dat ik heb gefaald?

Maar diep in haar ziel kende ze het antwoord. De Jian was dood. Maar wat was er dan met haarzelf gebeurd?

Ze dook in de diepten, gedragen door zijn machtige qi, tot ze weer door de slanke gladde wezens werd omringd, wezens die ook de scheppingen van de almachtige Boeddha waren.

Toen Jake wakker werd, spuwde hij bloed. Hij wist zich tot knielende positie op te werken en leunde tegen de wand. De pijn stak als een lans door hem heen en maakte het hem moeilijk logisch na te denken. De derde man. Jake herinnerde zich welke fout hij had gemaakt toen hij op de dode was afgesprongen omdat hij de Gion had gezien. De derde man had hem van achteren aangevallen. Hij realiseerde zich dat zijn ba-mahk hem in de steek had gelaten en hij daardoor hulpeloos was geweest. Hij stak zijn hand uit en gaf bijna een schreeuw van pijn. Mijn ribben, dacht hij, en hij betastte zijn borst, huiverend van pijn. Maar het leek er niet op dat er iets gebroken was.

Hij pakte de Gion op. Hij moest de vingers van de dode een voor een losmaken. Leunend tegen de wand kwam hij overeind. Hij stapte voorzichtig over de dode heen en liep door de gang naar de hut van zijn vader. Hij voelde de nachtwind al voordat hij de deuropening had bereikt. Hij stak zijn hoofd naar binnen en dacht: O Boeddha, nee! Wanden, plafond en vloer zaten vol gaten, barsten, losse brokstukken die in de wind heen en weer gingen. Er hing nog een dichte walm van kruitdamp. Toen hij naar binnen ging, voelde hij helemaal niets, alsof zijn benen niet van hemzelf waren.

Jake gooide de Gion weg en rende naar voren om zijn vader in zijn armen te nemen.

De Jian was zo licht dat het was of hij van lucht was. Het bevlekte kussen naast hem woog misschien nog meer.

Dat hij hem na zoveel jaar terug had gevonden om hem nu op deze manier te verliezen. Wat was het leven wreed! Hoe kon je zo'n verschrikkelijk lot aanvaarden? Dat zou onmenselijk zijn.

Wat haat ik dit leven! Die kreet galmde door zijn hoofd. Misschien loerde er van alle kanten gevaar, maar dat kon hem niets meer schelen. Hij dacht op dit moment alleen aan zijn verlies. Er was een liefde in hem opgekomen die alles wat hij ooit had meegemaakt te boven ging, en als de ontheiliging van een kostbare bloem was die liefde neergemaaid.

Hij was door verdriet overmand. Zijn hele leven had hij het zonder het vertrouwen, de bescherming en de troost moeten stellen die alleen een vader kan bieden. De komst van zijn echte vader in zijn leven was een enorme psychische verlichting geweest. Zilin had Jake tot in het diepst van zijn persoonlijkheid geraakt.

En nu...

Bliss!

Zijn hoofd kwam met een ruk omhoog en zijn hart begon sneller te slaan. Was zij hier niet ook geweest? Was zij hier geweest toen de jonk werd aangevallen? Jake herinnerde zich dat Bliss de pijn van zijn vader met acupressuur had verlicht.

Voorzichtig legde hij het lichaam van zijn vader weer neer en liep, mank en met een van pijn vertrokken gezicht, door de gang. Aan de voet van de trap bleef hij staan luisteren, maar hij kon niets anders horen dan het kraken van de jonk.

Hij begon op zijn schreden terug te keren maar keek toen over zijn schouder en zag de in elkaar gezakte lichamen. Hij ging terug en realiseerde zich dat hij die lichamen al veel eerder had gezien. Zo langzamerhand wist hij zeker dat hij zijn ba-mahk helemaal kwijt was. Hij zag haar en knielde neer. 'Bliss,' zei hij. Ze lag op haar zij, en er bewoog iets over het dek, zwart in de duisternis. Bloed. 'Bliss!'

Hij draaide haar naar zich toe en wiegde haar in zijn armen. Hij streek haar donkere haar, plakkerig van het bloed, van haar bleke gezicht weg en zei: 'Bliss.' Hij kuste haar droge lippen, en als in een sprookje gingen toen haar ogen fladderend open.

'Jake.' Haar stem was nauwelijks herkenbaar.

En hij dacht: Dank Boeddha, ze leeft nog. 'Niet praten, Bliss. Je redt het wel.' Zijn vingertoppen betastten haar om na te gaan hoe erg het was. 'Stil blijven liggen.' Ze wilde weer iets zeggen, haar lippen gingen krampachtig heen en weer en haar tong kwam te voorschijn. 'Stil,' zei hij.

'Jake.' Hij zag aan haar ogen dat hij haar moest laten spreken, en hij knikte. 'Jake.' Haar ogen zaten vol tranen. 'Het was een yakuza.'

Eerst meende hij haar niet goed te hebben verstaan. 'Wat? Wat was hij?'

'Een yakuza, Jake. Een yakuza.'

'Onmogelijk, Bliss. Je moetje vergist hebben. We zullen het er later over hebben

'De tatoeages.' Hij werd heel stil toen ze dat zei. 'Tatoeages van een feniks en een spin.' Irezumi - de traditionele Japanse tatoeages die alleen de leden van de Japanse onderwereld hadden. 'Het was een yakuza,' fluisterde ze.

'Bliss, wat heeft hij ...' Maar haar ogen gingen dicht, haar ademhaling werd dieper en Jake dacht: ik moet haar in een ziekenhuis krijgen. Hij droeg haar de trap op, stak zijn arm uit en gooide de kist van het dichte luik af. Toen hij het dek had bereikt, keek hij behoedzaam om zich heen. Het regende nu harder en hij rook de zee, fris en zilt.

Hij bracht zijn hoofd omhoog. Vader, ik heb je nodig. Waarom ben je gestorven terwijl ik je zo hard nodig heb? Maar er kwam geen antwoord. Alles was nu in beweging gezet; de teerling was geworpen. Er was geen weg terug meer. En als hij zich nu eens had vergist ? Als hij de strategieën van de vijand nu eens verkeerd had beoordeeld? Wat dan? Wie zou hem redden ? Wie zou de yuhn-hyun ooit kunnen beschermen ? Jake, de Zhuanl Op dat moment had hij het gevoel dat hij nog niet eens het leven van een insekt veilig zou kunnen stellen, laat staan een schepping van vijftig jaar die uiteindelijk heel Azië een nieuwe structuur moest geven. De zee kabbelde tegen de jonk zoals ze altijd had gedaan; de sterren, half verscholen achter de regenwolken, bleven schitteren, koude raadselachtige lichtjes. Het universum ging gewoon door, zonder zich iets van het menselijk leed aan te trekken.

Jake huiverde. Hij had het koud. De regen sloeg tegen hem aan, trommelde op het dek, en hoewel hij aan boord van de jonk van zijn oom in de haven van Aberdeen was, wist hij dat hij op de legendarische berg was waar Zilin hem vaak over had verteld.

Vader! O vader! Er was zo weinig tijd geweest!

Hij huilde nu, en zijn tranen vermengden zich met de kille regen. Hij boog zich over de bewusteloze Bliss. Hij wiegde haar in zijn armen, maar tegelijk wiegde hij ook zichzelf.

Shan, dacht hij. Het verhief zich zwart en dreigend in de symbolische geografie van zijn geest.

De berg.

ZOMER 1945 - WINTER 1949

Chunking/Yenan/Peking

Er was een tijd waarin alles mogelijk was.

Als een fabel die tot leven komt was er een tijd in China waarin grote draken door de gebergten zwierven, en de donder door de hemel raasde, en de rivieren rood waren van het bloed. Het was een tijd voor helden en schurken.

En het was de tijd waarin Zilin weer tot leven kwam - en waarin ook de zaadjes van zijn dood werden uitgestrooid. En dat alles vanwege een meisje. Op het eerste gezicht lijkt dat onmogelijk. Maar hoewel dit zich in de moderne tijd voltrok, was het in een periode waarin zich niet alleen helden manifesteerden maar ook een eeuwenoude vorm van magie zich liet gelden

- misschien wel op bevel van de hemelse wachters van China. Tegenwoordig is Chongqing, op de plaats waar de rivieren de Yangtze en de Jialing samenkomen, een moderne drukke stad met brede straten en karakterloze architectuur. Het rotsig voorgebergte waarop de stad is gebouwd loopt steil af naar de wateren vol sampans en jonken vol koopwaar.

In die tijd van draken en bliksem, toen de stad nog de naam Chungking droeg, was ze gebouwd op palen en bestond ze uit heel kleine, crèmekleurige huizen met grijze leistenen daken. Vrouwen met kromme ruggen en met strooien hoeden op hun hoofd sjouwden takkenbossen of manden met ruwe thee door smalle straatjes de helling op.

Ook toen waren de zomers in Chungking al benauwend warm, en de mensen die zulke temperaturen niet gewend waren zochten hun toevlucht op de lagere hellingen van de in schaduw gehulde Jinyun Shan - de berg van Rode Zijde.

Op een dag aan het eind van augustus 1945 bevonden Mao Zedong en zijn mensen zich op het adres Sengjiayan 50. Ze waren hier naar toe gereisd

- Mao's eerste vliegreis - voor een ontmoeting met generalissimo Chiang Kai-shek en generaal-majoor Patrick J. Hurley, afgezant van president Roosevelt. Het was de bedoeling dat er een compromis tussen de twee Chinese fracties uit de bus zou komen.

Roosevelt verzette zich in het openbaar tegen een hervatting van de burgeroorlog, die enkele jaren door de grote wereldoorlog was onderbroken. Maar in werkelijkheid was Roosevelt bang voor Mao en diens ideologie.

Ook Mao voelde veel voor een compromis met Chiang. Hij realiseerde zich heel goed dat de oorlog te veel natuurlijke hulpbronnen aan China onttrok. Hij maakte zich zorgen om de toekomst van zijn land. Hij wist dat als China in het naoorlogse internationale strijdperk wilde wedijveren, het land zich dringend moest industrialiseren. En daarvoor zou China buitenlands kapitaal nodig hebben. Maar de sluwe Chiang was in dit opzicht al veel verder dan Mao. Nog maar enkele dagen eerder had hij een verdrag met de Sovjet-Unie gesloten. Bovendien had Chiang, inspelend op de communistenangst van de Amerikanen, ook toenadering tot de Verenigde Staten gezocht. In Zilins ogen, en misschien ook in die van anderen, had Chiang een ernstige fout gemaakt. 'Zijn voeten wezen naar twee verschillende paden,'

had Zilin in het vliegtuig tegen Mao gezegd, 'en dat zou, als hij een belangrijke rol in dit land blijft spelen, wel eens rampzalig voor China kunnen zijn.'

'In een coalitie zoals die mij voor ogen staat,' zei Mao, 'zou zijn macht aan banden zijn gelegd.'

'Ik betwijfel dat sterk, Mao tong zhi. Hij die het leger beheerst, heeft Chiang vaak gezegd, regeert over het land. Zolang hij dat gelooft, zal hij denken dat hij zijn gang kan gaan. Achter Chiangs ene schouder staan Amerikaanse militaire adviseurs die hem hun deskundigheid in het oor fluisteren. Achter zijn andere schouder staan Stalin en Molotov. De Russen zijn Mantsjoerije al binnengevallen. Zeker, ze verslaan onze gemeenschappelijke vijand, de Japanners, maar hebben ze niet ook nog een andere, bedenkelijke reden om Mantsjoerije binnen te vallen? Ze hebben een begerig oog op dat gebied laten vallen, Mao tong zhi.'

Mao had een hele tijd gezwegen. Sinds het incident in de bergen van Yunnan twee jaar geleden, toen ze dank zij Zilins militaire strategie de nationalistische troepenmacht hadden verslagen die de toenmalige rebellenleider en zijn samengeraapte boerenleger had moeten vernietigen, had Mao de opinie van Zilin altijd op prijs gesteld.

Het was Mao die de bevelen gaf; het werd dan ook Mao's strategie, Mao's overwinning, en daardoor had Mao's roem zich als een bosbrand door de zuidelijke provincies verspreid. Zelfs Mao kon niet zeggen aan hoeveel nieuwe rekruten die ene overwinning hem had geholpen. Hij wist alleen dat zijn troepenmacht in 1936 ongeveer tachtigduizend man had geteld. Tegenwoordig bestond zijn geregeld leger uit bijna een miljoen man en was zijn militie meer dan twee keer zo groot.

Zilin had nooit enige eer voor zich opgeëist en hij had zelfs niet om beloning in enigerlei vorm gevraagd. Toen Mao hem de rang van minister wilde geven, had Zilin dat zelfs geweigerd.

'Ik dank je, Mao tong zhi,' had Zilin gezegd, 'maar het is erg nuttig om een nederige positie in te nemen. Dat herinnert mij telkens weer aan onze plaats in de wereld.' Hij boog zijn hoofd. 'Als jij en ik eens met elkaar spreken en dat overleg werpt vruchten af, dan is dat voor mij genoeg.' Hij glimlachte.

'Trouwens, je zult wel met me eens zijn datje al genoeg openlijke adviseurs hebt. Ik geloof dat ik nuttiger werk voor jou en voor ons streven kan doen als ik in de schaduwen blijf, onbekend en ongenoemd.'

Mao zuchtte nu. Hij keek uit over het landschap van zijn geliefde China.

'We verkeren in een onhoudbare positie,' zei hij tegen Zilin. 'We hebben hulp van buitenaf nodig. De Russen zijn bang voor ons. Zoals je weet hebben Stalin en Molotov ons "margarinecommunisten" genoemd, omdat ik me niet strikt aan de richtlijnen van Moskou heb gehouden. Trouwens, zeggen ze, een ware communistische revolutie komt voort uit het proletariaat, niet uit de boerenstand.'

Hij gromde. 'Onze enige hoop is Amerika. Ze zijn er al; ze steken graag'

hun neus in de aangelegenheden van andere landen. Ik geloof dat we onze naoorlogse industrialisatie met behulp van het vrije ondernemerschap van de grond moeten krijgen. Zoiets horen ze graag. Ze hebben geld, veel meer dan de Russen ... als we het handig aanpakken, kunnen we het geld dat wij nodig hebben wel van hen loskrijgen. Daarom wil ik dat je wat tijd doorbrengt met de adjudant van de ambassadeur, Ross Davies. Hij is vroeger majoor geweest, naar het schijnt een erg goede. Spreek met hem over Sun Tzu. Hij is een buitenlandse duivel, maar misschien herkent hij in jou iemand die ook in het krijgsbedrijf is ingewijd. Het schijnt dat ambassadeur Hurley alles met hem bespreekt. Ik wil weten wat president Roosevelt denkt. Ik wil weten of hij ons zal steunen.'

Zilin was minder hoopvol gestemd. Hij wist dat de Amerikanen een handig gebruik maakten van Chiang, omdat ze hem in de hand konden houden. Over Mao maakten ze zich niet zulke illusies. 'En wat gaat hij doen als het vuur in China ontbrandt?' zei Zilin met dat in zijn achterhoofd.

'Er komt geen vuur,' zei Mao. 'Daar kunnen we rustig van uitgaan.'

Maar ook als Mao geen speciale opdracht voor Zilin had gehad, had hij hem niet aan de onderhandelingstafel willen hebben als hij Chiang ontmoette. Zilins eerste vrouw Mai was assistente van Dr. Soen Jat-sen geweest. Toen generalissimo Chiang zich in 1925 van de Kwo-min-tang van Soen had afgescheiden, waren zijn mannen naar Shanghai, het toenmalige hoofdkwartier van de Kwo-min-tang - teruggekeerd en hadden hen allen vernietigd. Chiangs mannen hadden Mai 's nachts weggehaald. Bang dat haar iets zou overkomen waren Zilin en Hu Hanmin achter haar aan gegaan en in de confrontatie met haar ontvoerders had Zilin hen doodgeschoten. Maar niet voordat Mai zelf was gedood.

Misschien was Chiang dat incident na al die tijd vergeten. Mao wist het niet. Maar hij mocht het risico niet lopen dat die twee oog in oog met elkaar kwamen te staan. Hij had zich zelfs afgevraagd of hij er wel goed aan deed Zilin mee te nemen. Maar uiteindelijk had hij het feit dat hij de jongere man als adviseur nodig had de doorslag laten geven.

Zilin ontmoette Ross Davies voor het eerst vroeg in de morgen. Het was volkomen windstil geweest. Hoewel de zon nog niet boven de huizendaken uit was gekomen, was de lucht al benauwd van vochtigheid. De rivier beneden glansde blauw-wit. Er bewogen zich al sampans over de golven. Ergens in het smalle straatje kraaide een haan.

Davies was met het klamme zweet wakker geworden. Hij was rechtop in bed gaan zitten en had geprobeerd zuurstof in zijn longen te krijgen. Hij keek om zich heen. Het was vroeg in de ochtend, maar het was niet koel. Hij was al een tijdje in China, maar hij was nog steeds niet aan het klimaat gewend. De zomer vond hij het ergst; zelfs 's nachts baadde hij in het zweet. Hij stond op, kleedde zich vlug aan en ging naar buiten. Het was of de muren van zijn kleine kamertje op hem afkwamen. Hij veegde het zweet van zijn gezicht, hoorde de haan kraaien en zag Zilin zijn oefeningen doen. Zilin deed tai chi chuan.

Davies had een boek over Romeinse tactieken meegenomen en was van plan om rustig in de schaduw van een boom te gaan zitten lezen. Nu stond hij in het vlekkerige zonlicht naar het ochtendritueel van Zilin te kijken. Het kon niet de eerste keer zijn geweest dat Davies tai chi had zien voltrekken, maar het was vast en zeker de eerste keer dat hij dat met zo'n soepele, vloeiende gratie zag doen.

Deze man was de enige in Mao's gevolg over wie Hurley geen militair dossier te pakken had kunnen krijgen. Eigenlijk was er bijna niets over hem bekend. Zelfs zijn functie binnen de communistische hiërarchie en zijn relatie met Mao waren onduidelijk.

Het was relatief koel in de schaduw, maar Davies zweette. Hij was een grote man met een atletisch lichaam dat met de komst van de middelbare leeftijd niet dik was geworden. Davies deed zijn best om dat te verhinderen. Tweemaal per dag deed hij drie kwartier gymnastiekoefeningen. Behalve

's zomers in China, als hij het te heet vond om wat dan ook te doen. Hij stond met verbazing naar Zilin te kijken. Het was of hij die langzame rituele bewegingen nog nooit eerder had zien doen. De man had geen ademhalingsmoeilijkheden, ook al deed hij zijn oefeningen in de zon. Voor zover Davies kon zien, transpireerde hij absoluut niet. Eindelijk was Zilin klaar. Er blafte een hond en Zilin kwam uit zijn laatste houding, een soort trance. Hij zag Davies met het boek in zijn hand in de deuropening staan en glimlachte.

'Goedemorgen,' zei Zilin.

Davies knikte, enigszins in verlegenheid gebracht. Hij vroeg zich af of hij onbeleefd was geweest. 'Ik hoop dat u het niet erg vindt dat ik naar u stond te kijken.'

'Welnee.' Zilin kwam naar hem toe. 'Ik heb graag wat gezelschap.' Hij glimlachte, zoals de buitenlandse duivels deden. Op de een of andere manier stelde het hen op hun gemak, zoals dieren elkaar ook tekens geven. Zilin had een boek over de gewoonten van berggorilla's in Afrika gelezen. Je benaderde ze met neergeslagen ogen en een neutrale uitdrukking op je gezicht om ze te laten zien dat je geen agressieve bedoelingen had. Als je daarentegen je tanden ontblootte, kon je op een onmiddellijke aanval rekenen.

Faan gwai loh, dacht Zilin, buitenlandse duivels - het waren net gorilla's: sterk en gevaarlijk en primitief, en als je met ze te maken had, moest je achter hun motieven zien te komen, anders had je niets aan hen.

'U spreekt erg goed Engels,' zei Davies zonder zich van de neerbuigendheid in zijn stem bewust te zijn. Hij denkt dat ik de aap ben, dacht Zilin. Ach ja, een beschaafd man moet heel wat over zijn kant laten gaan, als hij die barbaarse duivels voor zijn doeleinden wil gebruiken.

'Ik heb het jaren geleden in Shanghai geleerd,' zei Zilin alsof er niets aan de hand was. 'Een vriend uit Virginia was zo goed om mijn geduldige leraar te zijn.' Een leugen om bestwil.

Davies' ogen begonnen meteen te stralen. 'Ik kom ook uit Virginia,' zei hij. Iets dat Zilin natuurlijk heel goed wist. 'Mijn familie heeft een boerderij in de buurt van Roanoke. Mijn vader fokt paarden. Renpaarden. Hoe heet je vriend?'

'Sawyer,' zei Zilin. 'Barton Sawyer. Zijn familie had ook een boerderij, al geloof ik niet dat ze iets met paarden te maken hadden.'

'Ik ken die naam niet,' zei Davies, zichtbaar teleurgesteld. 'Maar Virginia is een grote staat en ik ben al een hele tijd van huis. Al sinds ik nog jong was.'

Zilin zag dat de uitdrukking op Davies' gezicht veel milder was geworden en dacht: nou, in ieder geval hebben sommige dingen een universele geldigheid. 'U moet Virginia wel net zo erg missen als ik Suzhou.'

Davies glimlachte een beetje spijtig en zijn gezicht leek opeens erg jongensachtig. 'Ja, dat denk ik ook wel.' Hij haalde een koker van gedreven zilver te voorschijn en nam een sigaret. Hij bood er Zilin een aan, die beleefd weigerde. Davies streek een lucifer aan. 'Ik ben vroeger een goede ruiter geweest.'

'Paarden zijn in China nogal zeldzaam,' zei Zilin. 'U zult hier wel niet vaak de kans krijgen om te rijden.'

Davies lachte en blies rook uit. 'Geen enkele kans.'

'Nou, misschien is er hier een boerderij in de buurt waar we een nobel ros voor u kunnen vinden.'

'O ja?' Davies kwam de stenen trap af. 'Dat zou ik erg op prijs stellen. Het zou fantastisch zijn.' Hij dacht een ogenblik na en tikte as van zijn sigaret.

'Zeg Shi tong zhi, zou u er iets voor voelen om te leren paardrijden?'

Voor geen goud, dacht Zilin. Met een inwendige huivering stelde hij zich voor dat hij op zo'n gigantisch wezen zou zitten. 'Dat zou bijzonder interessant zijn, meneer Davies. Ik zou het erg graag willen.'

Davies' blauwe ogen keken hem sluw aan. 'Zeg, zou het dan mogelijk zijn dat u mij in ruil voor de paardrijlessen tai chi chuan leert?'

Moge tien jaar ziekte je paarden treffen, dacht Zilin. 'Een voortreffelijk idee, meneer Davies. Ik zal u daar graag bij helpen. Zullen we zeggen, morgen om half zes?'

Davies moest iets wegslikken. 'In de ochtend?'

Zilin maakte een lichte buiging. 'U leert snel.'

Davies stak hem zijn kolossale hand toe. 'Afgesproken.' Grijnzend als een gorilla.

Ross Davies bleek inderdaad een uitzonderlijk snelle leerling te zijn. Tai chi was bepaald niet eenvoudig, maar de Amerikaan maakte zich de geestelijke aspecten ervan binnen korte tijd eigen. Dat verbaasde Zilin enigszins, want het was zijn ervaring geweest dat de meeste buitenlandse duivels absoluut niet in staat waren het filosofisch karakter van tai chi te begrijpen; ze beschouwden dat als iets voor oude mannen en anderen die te zwak waren om zich bezig te houden met 'echte' oefeningen, waar snelheid, kracht en uithoudingsvermogen voor nodig waren.

Ook voor tai chi was veel kracht en uithoudingsvermogen nodig, want het was veel moeilijker de oefeningen langzaam te doen dan om routinematig van de ene positie op de andere over te gaan. En snelheid had je juist nodig om het tempo te matigen. Trouwens, de geest was hier aan het werk, en dat maakte het heel iets anders dan gewone gymnastiek. Davies bracht dat aan het begin van hun tweede week van oefeningen ter sprake. 'Als ik mijn eigen oefeningen doe, houd ik het met dit weer nog geen twee minuten uit, zo warm krijg ik het dan. Als we tai chi doen, kunnen we het meer dan een uur volhouden zonder dat ik me beroerd ga voelen. Toch voelt mijn lichaam na afloop helemaal fit aan.'

'Ik weet niet veel van jouw oefeningen,' zei Zilin. 'Maar ik weet wel dat lichaam en geest tot één geheel moeten worden gemaakt. Het heeft geen zin om het een wel te oefenen en het ander niet.'

Ze zaten op een bank in de tuin thee te drinken.

'Ik slaap beter sinds ik tai c/»ben begonnen. Ik rook minder.' zei Davies.

'En kijk ...' Hij nam een slok thee. 'Ik kan ondanks de warmte hete thee drinken zonder te gaan zweten. Wat zeg je daarvan, Shi tong zhiT

Zilin lachte. 'Datje een Chinees begint te worden.'

Hij had hier en daar geïnformeerd en een boerderij voor hen gevonden. Het was niet ver van de hellingen van de Jinyun Shan, de Berg van Rode Zijde, waar ze de voortreffelijke Jinyun-thee oogsten. Dat laatste zou, meende Zilin, ook wel de reden zijn waarom het paard niet was geslacht en opgegeten. Omdat de oogst hier zo groot was, had een paard meer waarde voor de boeren als het in leven bleef. Het was een uitstekend dier, verzekerde Davies hem op hun eerste bezoek. Het kreeg net zo goed te eten als de boerenfamilie zelf.

Alle jonge mannen - er waren vijf broers - vochten in de oorlog mee; alleen de vader, die ongeveer van Zilins leeftijd was, de moeder en drie dochters waren achtergebleven. Jazeker, dat paard was belangrijk, een belangrijk middel van bestaan in de donkere jaren van de oorlog. Op de vruchtbare hellingen van de shan, waar tal van subtropische planten wild door elkaar groeiden, waren er geen echte seizoenen. De zorgvuldig opgekweekte thee werd sterk en krachtig, en in China waren er altijd lege theekopjes te vullen.

Op hun eerste bezoek bracht Zilin vis en eiernoedels voor de boerenfamilie mee, niets bijzonders voor een faan gwai loh als Davies maar manna uit de hemel voor de familie Pu.

'Waarom geef je ze niet gewoon wat geld?' zei Davies. Zilin realiseerde zich weer eens hoe dwaas het was om te geloven dat apen ooit zouden leren denken.

Davies vond dat er wel erg veel omslag moest worden gemaakt voor dat stelletje boeren. Maar hij deed wat Zilin van hem verlangde. Die mensen mogen dan stomme boeren zijn, dacht hij terwijl hij een buiging maakte, ze hebben een paard.

'Wat een prachtexemplaar,' zei hij een tijdje later in het gammele bouwsel dat als schuur dienst deed. Hij streek met zijn hand over de vetlok van het dier en voelde de lange pezige spieren. 'Het verbaast me dat ze zo goed voor hem zorgen.'

'Heb je ooit geprobeerd om met een halve ton thee op je rug een berghelling af te dalen, Davies?'

'Ik begrijp watje bedoelt,' zei Davies.

'Daarom moeten we ook heel voorzichtig zijn met dit dier.' Zilin zorgde dat ze op een veilige afstand van het dier bleven staan. Hij had geen zin om een trap tegen zijn hoofd van dat beest te krijgen. 'Zonder dit paard zouden de Pu's vast en zeker van de honger omkomen of zich eerst doodwerken.'

'Geen probleem,' zei Davies, en hij sprong met een verrassend snelle beweging op de rug van de hengst. Het paard begon zacht te hinniken en stampte nerveus met zijn hoeven, en als Davies naar Zilin had gekeken, zou hij hebben gezien dat die zich angstig aan een paal vastklampte. Davies zat over de gebogen nek van de hengst gebogen. Zijn handen brachten het dier tot rust terwijl hij het zacht fluisterend toesprak. Even later was het paard kalm, afgezien van een enkele huivering. Davies liet het in beweging komen.

Zilin liep behoedzaam achter Davies en het paard aan naar buiten. Het liep tegen de middag, en om deze tijd rustten de boeren uit. Het was geen toeval dat Zilin hier om deze tijd van de dag met Davies naar toe was gekomen. Hij zou er nooit over hebben gepeinsd de dagelijkse werkzaamheden van de boerenfamilie te verstoren. De meisjes waren naar buiten gekomen om naar de afschuwelijk grote faan gwai loh te kijken. Ze giechelden en een van hen vroeg aan Zilin waarom het haar van de barbaar in brand stond en de rest van hem niet opbrandde.

Zilin keek gefascineerd toe terwijl Davies zich vooroverboog en het paard over de hellingen begon te galopperen, zigzaggend tussen de bomen door. Vogels vlogen kwetterend op. Zilin zag de witte staart van een konijn verschrikt in de verte verdwijnen.

Hij hoorde een vreemd geluid. De meisjes Pu hoorden het ook, want ze waren stil geworden. En toen wist Zilin het. Boeddha bescherme mij, dacht hij, de barbaar lacht. Nog een hele tijd galmden Ross Davies' kreten van pure blijdschap over de hellingen van de Jinyun Shan, waar nog nooit zulke geluiden waren gehoord.

Na enige tijd kwam Davies terug. Hij reed nu in een langzamer tempo, en later vertelde hij Zilin dat het dier zich op die manier van het zweet van het galopperen kon ontdoen.

Davies, met een blos op zijn wangen en grijnzend van oor tot oor, zwaaide zich van de hengst en zei: 'Nu is het jouw beurt.'

Zilin wist niet hoe hij het had. 'Wat?'

Davies hield zijn hoofd een beetje schuin. 'Je dacht toch niet dat ik het vergeten was, Shi tong zhïï Als jij me tai chi leerde, zou ik jou leren rijden.'

Is dit mijn beloning voor het leiden van een eerzaam leven? dacht Zilin.

'Het wordt al Iaat,' zei hij. 'Misschien een andere keer.'

'Onzin.' Davies klopte op de rug van het paard. 'Het is gemakkelijk. Wel, jij bent niet zo lang als ik, dus ik help je een handje.' Hij vouwde zijn vingers in elkaar en boog zich voorover. 'Stap hier maar op,' zei hij. 'Kom op. Je weet niet half hoe fantastisch het kan zijn.'

'Ik weet het niet, Davies. In Chungking leek het vooruitzicht me op de een of andere manier aanlokkelijker.'

'Dat begrijp ik,' zei Davies. Hij zwaaide zich weer op de rug van de hengst en bukte zich. Voordat Zilin wist wat er gebeurde, was hij al achter de Amerikaan op het paard getrokken.

'Sla je armen maar om mijn middel, Shi tong zhi,' zei Da vies, en hij drukte de hakken van zijn laarzen in de flanken van het paard. O Boeddha, dit wordt niets! dacht Zilin. Zo'n fysiek contact in het openbaar was voor hem - zoals voor alle Chinezen - iets waar hij niet eens over peinsde.

Maar toen ze in beweging kwamen, werd hij bijna van de gladde rug van het dier geworpen. Hij zag hoe diep de grond onder hem lag en sloeg zijn armen strak om de barbaar heen. Hij sloot zijn ogen en bad dat geen van zijn voorvaderen deze vernedering gadesloeg.

Hij voelde de wind op zijn gezicht en in zijn haar. Hij hoorde het stampen van de hoeven van het paard en voelde de bewegingen van spieren en botten waarmee het dier hen droeg.

Hij deed zijn ogen open en viel bijna flauw van duizeligheid. De wereld trok in een waas van bruin en groen en blauw aan hem voorbij. Hij voelde misselijkheid in zich opkomen en bad tot Boeddha dat hij zijn in opstand gekomen ingewanden in bedwang zou kunnen houden. Hij maakte daarbij een zo goed mogelijk gebruik van zijn innerlijke discipline. Hij concentreerde zich op zijn diepste kern en zocht naar de plaats waar hij zijn qi kon vinden.

Zilin was toen nog niet zo goed met de buitengewone kracht van zijn qi vertrouwd als in de decennia die zouden volgen. Het was nog iets primitiefs, dat hij nauwelijks beheerste.

Zonder precies te weten hoe hij het deed overwon Zilin zijn angst. Opeens stond hij in contact met het sterke beest onder hem. Hij kon zien wat het was: een krachtige machine.

Met al zijn zintuigen onderging hij het sublieme coördinatievermogen van dit dier, en de macht van het paard ging op hem over. Zilins ogen werden geopend en de snelheid waarmee hij zich door de wereld bewoog maakte hem uitbundig. Hij was één met het universum.

Veel later zaten ze op een veldje naast een sprankelende beek, waar waterspinnetjes zwommen en kikkers vanuit de schaduw van overhangende varens naar hen zaten te kijken. Overal zoemden insekten, die zich in de warmte van het goudgele zonlicht koesterden.

Achter hen verhief zich de gigantische Jinyun Shan, de Berg van Rode Zijde, met hoge steile hellingen. De eigenaardige lucht van de theeplanten, jonge groene scheuten die nog niet klaar waren voor de oogst, hing in de lucht.

Het paard was weg; het deed weer zijn primitieve maar uiterst belangrijke werk voor de familie Pu. Toch roken ze zijn geur nog bij zichzelf. Ross Davies haalde zijn zilveren koker te voorschijn en stak een sigaret op. Met half samengeknepen oogleden keek hij in het diepe gouden licht dat als een tapijt over de hellingen lag. 'Er komt een dag dat ik met roken moet ophouden.' Hij genoot zichtbaar van zijn sigaret en Zilin wist dat hij altijd zou blijven roken.

'Waarom stel je nooit vragen ?' zei Davies. 'Ik stel altijd vragen; dat is me zo geleerd. Deze sigarettenkoker was een geschenk van mijn vader. Ik kreeg hem toen ik eindexamen had gedaan. Mijn vader was de eerste die mij leerde dat ik vragen moest stellen. Hoe kom je ooit iets aan de weet als je geen vragen stelt?'

'Misschien,' zei Zilin met een zachte beleefde stem, 'zijn er andere mogelijkheden om dingen aan de weet te komen.' Hij keek naar een mier die zich moeizaam een weg in hun richting baande. 'Ik observeer.'

'Dat is ook iets wat ik niet begrijp. Hier in China heb ik altijd goed uit mijn ogen gekeken, maar ik ben er niets wijzer van geworden. Er zijn nog zoveel dingen die ik niet kan doorgronden.'

'Misschien komt dat doordatje wel kijkt maar niet observeert. Dat zijn twee verschillende dingen.'

Davies ging rechtop zitten. 'Wat bedoel je?'

Zilin wees. 'Neem bij voorbeeld die mier. Wat zie je?'

Davies haalde zijn schouders op en keek naar de mier die zich naar zijn uitgestrekte been bewoog. Het insekt begon tegen zijn broekspijp op te klimmen en hij streek het weg. 'Ik zie alleen maar een ergerlijke mier.'

'Nu moet je hem observeren, Davies. Kijk naar hem met je hart, niet alleen met je ogen.'

'Ik heb geen flauw idee wat je daarmee bedoelt.'

'Als we nu in de tuin van Zengjiayan 50 waren om aan onze tai chi te beginnen, zou je dat niet zeggen.'

'Geestelijke discipline is één ding...'

'Neem me niet kwalijk dat ik je in de rede val,' zei Zilin, 'maar geestelijke discipline is er niet alleen voor bepaalde momenten in je leven. Het is niet iets wat je aan en uit kunt zetten. Geestelijke discipline moet op ieder moment van je leven in de praktijk worden gebracht.'

'Maar wat heeft dat met die mier te maken?'

'Zie je hoe hij zich herstelt van de harde klap die jij hem hebt gegeven?'

Davies knikte en Zilin ging verder. 'Nu gaat hij naar de plaats waar hij daarstraks verslagen is. Wat doet hij?'

'Hij klimt.'

'Ja, Davies. En hij doet dat zonder aarzeling. Voor de mier ben jij shan, de berg. Stel je eens voor datje de Jinyun Shan beklimt, Davies. Stel je eens voor dat je een bepaald punt bereikt en dat je dan door een ontzaglijke storm over de helling wordt teruggeworpen. Wat zul je dan doen ? Zul je je terugtrekken? Of zul je verdergaan?'

'Ik ben een mens, geen insekt, Shi tong zhi,' zei Davies. 'Ik kan logisch denken. Die mier weet alleen dat hij naar voren moet gaan, ook al houdt dat in dat hij door een onbekende macht wordt gedood.' Hij stak zijn hand uit, nam de mier tussen duim en wijsvinger en drukte hem dood.

'Ah, Davies,' zei Zilin hoofdschuddend. 'Nu moet je me toch eens vertellen waarom je zoveel liefde kunt opbrengen voor het paard waar je op reed en geen enkel gevoel voor die mier die je daar hebt vernietigd.'

'Hoe kan een mier voor mij van nut zijn?' zei Davies.

'Zo. Dus dat is jouw criterium als het om leven en dood gaat.' Zilin keek naar de Amerikaan. 'Vertel me dan eens, Davies. Zou je mij doden als je ontdekte dat ik voor jou niet meer van nut zou zijn?'

'Doe niet zo belachelijk!'

Zilin stond op. 'Ik ben niet degene die zich belachelijk gedraagt, Davies.'

Hij begon weg te lopen.

Davies sprong overeind en ging achter hem aan. 'Ik heb je beledigd, Shi tong zhi,' zei hij. 'Dat spijt me, al moet ik bekennen dat ik geen idee heb van wat ik heb gedaan.'

'Dat is nu juist de kern van de zaak.' Zilin bleef staan en keek de ander aan. 'Wat ik me afvraag is of ik het jou zou kunnen leren.'

Davies was zichtbaar verontwaardigd. 'Als een dier.'

'Of, om geen blad voor de mond te nemen, als een barbaar. Inderdaad, Davies.'

Davies knipperde met zijn grote blauwe ogen. 'Nu zou ik me eigenlijk beledigd moeten voelen.'

'Dat hoeft niet. De meeste Chinezen geloven dat defaan gwai loh niet in staat zijn iets te leren ... dat ze nooit beschaafd kunnen worden.'

'Ik begrijp het.'

'Nee, Davies, ik moetje tot mijn spijt zeggen datje het niet begrijpt.' Zilin zuchtte. 'Je spreekt zonder goed te hebben nagedacht; je ziet zonder te observeren. Kortom, je gaat door het leven alsof de wereld je hoogstpersoonlijke speelterrein is, je neemt hier wat en daar wat, al naar gelang het je uitkomt, alsof je verder nergens rekening mee hoeft te houden. Je bent hier, maar dit is niet jouw land. Je bent een vreemdeling en je bent ongewenst. Je wordt gevreesd, gehaat, soms nauwelijks getolereerd. Daar hoef ik je niet aan te herinneren. Het is vernederend voor ons beiden.'

Davies' jongensachtige wangen werden vuurrood en hij keek diep gekwetst uit zijn ogen. 'Vervloekte kerel,' zei hij. Hij beefde van woede. Zilin zei niets. Zijn oren namen de geluiden van de kwetterende vogels en de zoemende insekten en de wind die door de boomtoppen ruiste in zich op. Het waren mooie geluiden, de geluiden van het leven.

Na een tijdje zei hij: 'Ik meende wat ik daarstraks zei. Ik geloof dat jij in staat bent je tijd in China goed te besteden, Davies. Dat is, geloof ik, erg zeldzaam bij een westerling, en als ik jou was, zou ik er maar eens goed over nadenken.'

'Maar jij bent mij niet, Shi.' Davies' stem was afgemeten van woede. Hij nam een pistool uit een verborgen zak. Het was geen groot wapen, maar Zilin wist dat het daarom niet minder dodelijk was. 'Jij zou nooit kunnen weten hoe het is om een blanke te zijn. Jij hebt een gele huid en scheve ogen en je praat een hoop onzin - gevaarlijke onzin, als je afgaat op wat sommige machtige mensen bij ons in Amerika zeggen.'

Hij spande de haan van het pistool. 'Ik zou je nu net zo gemakkelijk kunnen doden als ik die mier heb gedood. Wat zegje me van zo'n macht?'

Zilin schudde zijn hoofd. 'Watje me nu laat zien is geen macht, Davies. Het is geweld. Die twee begrippen worden vaak met elkaar verward en dan vallen er nogal eens doden.'

'Wat een onzin!'

'O ja. Als jij me doodt, Davies, ben je verslagen. Waarom? Omdat je mij dan hebt verloren.'

'Integendeel, Shi. Ik zal je hebben gedood, ik zal je leven hebben genomen. Ik zal mijn macht over jou hebben uitgeoefend.'

'Nee, je zult niets meer hebben gedaan dan je met de mier hebt bereikt. Een nutteloze - erger nog, gedachteloze - daad. Je zult een tastbare macht over mij uitoefenen, als je me beschermt, als je me in leven houdt en mijn vriend wordt. Dan zul je mij voor jouw zaak hebben gewonnen of op z'n minst een bondgenoot hebben verworven die je in moeilijke tijden nog van nut kan zijn. Dan zul je je met moed en verstand hebben gedragen. Zo moet je je strategie opbouwen.'

Ze stonden een hele tijd tegenover elkaar. Tussen hen glansde de loop van het pistool, als een adder die op het punt staat toe te slaan. Er hing een etherische stilte tussen hen in. Nog jaren later zou Ross Davies zweren dat hij daar op dat veldje op de weelderige helling van de Jinyun Shan een tastbare aanwezigheid had gevoeld. Hij was, zou hij zijn drinkvrienden vertellen, verstikt geweest van woede en vernedering. Hij zou zichzelf pas veel later erkennen dat Zilins woorden hem tot in de kern van zijn wezen hadden getroffen. Maar op het moment zelf wist hij alleen dat Zilin hem klein en onbeduidend had laten lijken. Alle woede die zich in hem had opgebouwd omdat hij de mysteries van dit land maar niet kon doorgronden was in hem opgeweld en aan de oppervlakte gekomen.

Het was heel vreemd, zou Davies later denken, hoe weinig het had gescheeld of hij had de trekker overgehaald. Als militair kende hij de aandrang om te doden maar al te goed en die aandrang was nu bijna onweerstaanbaar.

Het was op dat moment dat een merkwaardige stilte zich van hem meester maakte. Het was of hij kon voelen hoe de hartslag van de aarde waarop hij stond naar hem omhoogkwam en zich door zijn bloedsomloop verspreidde.

Hij knipperde met zijn ogen, keek naar het wapen in zijn hand en liet het in het gras vallen.

'Wat is er gebeurd?'

Het was avond. De duisternis was over de hellingen van de Jinyun Shan komen kruipen. Uren geleden was het zonlicht achter het blauw van de lengende schaduwen weggezakt.

Een van de meisjes Pu, degene die naar het vuur in het haar van de faangwai loh had gevraagd, had hun iets te eten gebracht: een deel van de geschenken die Zilin aan de familie had gebracht.

Ze hadden in stilte gegeten en zich op het voedsel geconcentreerd. Pas toen ze hun kommen en stokj'es opzij hadden gelegd, was Davies begonnen te spreken.

'Er zijn vragen,' zei Zilin met een kalme stem, 'waarop geen antwoord hoeft te worden gegeven.'

'Maar...'

'Je moet leren mysteries te aanvaarden, Davies. Het gebeurt vaak genoeg dat het leven zijn raadsels niet wil prijsgeven.' Hij keek op. De sterren schitterden met blauwwitte pracht door de inktzwarte duisternis van de boomkruinen. Het was lang geleden, realiseerde hij zich, dat hij zoiets had gezien. Veel te lang was het licht van de sterren door de dampen van het krijgsgeweld aan het oog onttrokken geweest.

'Ik zal je een geheim vertellen, Davies. Het is een mysterie dat ik vanmiddag zo erg heb genoten.'

'Vond je dat paardrijden echt zo mooi?'

'Ja.'

Het sjirpen van de cicaden werd versterkt door de immense muur van de berghelling.

'Ze denken dat jullie de incarnatie van de duivel zijn, weet je.' In de duisternis klonk Davies' stem erg dichtbij, alsof hij in Zilins oor fluisterde.

'In het Boek Openbaring van onze bijbel is sprake van het Beest. Volgens onze hoge diplomaat Allan Dulles zijn jullie het Beest. Jij en Mao en alle andere communisten.'

'Is Dulles de enige die er zo over denkt?'

'Grote goden, nee. Heel wat rijke en machtige mensen zijn het met hem eens. Henry Luce, Bill Donovan, Henry Ford, noem maar op.' Davies keek naar hem opzij. 'Zeggen die namen je iets?'

'Ik geloof van welja.' Zilin vroeg zich af of hij de vraag zou stellen. Hij voelde de daverende kracht van het paard nog onder zich, de innige band die hij met het dier had gehad. Zijn band met Ross Davies. En natuurlijk dacht hij aan de stilte die in de middag over hen beiden was neergedaald.

'En is president Roosevelt het met die rijke en machtige mensen eens?'

'Om je de waarheid te zeggen geloof ik niet dat het veel uitmaakt wat Roosevelt ervan denkt.'

Zilin dacht daarover na. Hij had altijd gedacht dat de Amerikaanse president Mao tegelijk haatte en vreesde. 'De president heeft toch de leiding van het land?'

'Ja,' zei Davies, 'maar alleen in bepaalde opzichten. Afgezien van het feit dat er in ons constitutionele stelsel allerlei middelen zijn ingebouwd om het machtsevenwicht te handhaven, heeft de president heel serieus rekening te houden met de druk die op hem wordt uitgeoefend.'

Omdat het donker was, kon Davies de Chinees niet zien knikken. 'En natuurlijk is het een universele wet dat hoe rijker iemand is hij des te meer druk kan uitoefenen.'

Ross Davies verschoof enigszins naast Zilin. 'Ja, dat denk ik ook. Je hebt de situatie goed door.'

De volgende keer dat ze op de helling van de Jinyun Shan bij elkaar kwamen was Davies niet alleen. Zilin zag dat de andere man een officier uit de hiërarchie van Chiang was. Hij zei niets en wachtte op de uitleg van de Amerikaan.

'Shi tong zhi,' zei Davies tenslotte, 'dit is Huaishan Han. Luitenantkolonel m het nationalistische leger.'

'En een vertrouweling van generalissimo Chiang,' zei Zilin. 'Ik heb van u gehoord.' Hij maakte een stijve lichte buiging die op ongeveer dezelfde manier werd beantwoord.

'Nou,' zei Davies, zijn handen over elkaar wrijvend, 'zullen we dan maar gaan lunchen ? Ik heb onze kok iets laten klaarmaken.' Zijn heldere blauwe ogen keken van de ene man naar de andere, alsof hij wachtte tot het eerste vonkje zou overspringen. Hij zette een grote mand in de schaduw van een boom. Het was een ongewoon benauwde dag. De middaglucht was volkomen windstil.

Davies was druk bezig broodjes, salades en kruiderijen te voorschijn te halen en bleek ook een fles witte wijn te hebben meegebracht.

'Heeft een van jullie honger?' vroeg hij hoopvol. 'Het zou zonde zijn om al dit voedsel te laten bederven.'

Huaishan Han keek argwanend naar het buitenlandse voedsel. Hij was broodmager.

Davies had alles uitgestald en keek hen nog eens aan. 'Is er niets bij waar jullie trek in hebben?'

'Broodjes,' zei Zilin.

'Is er geen thee?' zei Huaishan.

Er trokken wolken voor de zon langs en het was of het veld een dimensie verloor, of er iets van de rust en stilte de helling was afgerold. Een eindje verderop was Pu met zijn paard bezig. Zijn dochters gaven hem de ene na de andere bos geoogste thee aan en hij laadde alles op het dier.

'Er is toch wijn?' Davies trok de kurk uit de fles en haalde een paar kristallen glazen uit de mand.

'Ik vind het best,' zei Huaishan Han, terwijl hij naast de Amerikaan ging zitten, 'maar ik betwijfel of onze kameraad hier er iets voor zal voelen.'

Toen Davies hem het glas gaf, nam hij een teugje en bracht hij met een spottend gebaar een toost uit. 'Ik zou maar niet aan deze wijn beginnen, kameraad. Je zou je alleen maar in zulke elitaire drank verslikken.' Hij knikte, zodat zijn grote moedervlek goed te zien was. 'Op weg hierheen kwamen we langs een beekje. Het vocht van de aarde is een passender drank voor een communist.'

Zilin ging aan de andere kant van Davies zitten. Hij vroeg zich af waarom de Amerikaan een lid van Chiangs staf had meegebracht en kwam bijna meteen tot de conclusie dat hij hen alleen maar hoefde te observeren. De houdingen van de mannen zouden hem alles duidelijk maken. Davies zette een glas wijn voor Zilin neer. Hij was zo beleefd om niet te proberen het hem aan te reiken.

Huaishan Han boog zich naar voren. De wijn glinsterde op zijn dunne lippen. 'Dit is uitstekende wijn, kameraad,' zei hij met een licht spottende stem tegen Zilin. 'Waarom probeer je het niet eens? Ook wijn komt voort uit de aarde.' Hij glimlachte. 'Wat maakt het uit dat het de geliefde drank van de kapitalistische industriëlen is ?' Hij gromde wat. 'Maar neem me niet kwalijk. Ik was even vergeten dat industrie iets is waar jullie communisten bitter weinig van weten. Ik huiver bij de gedachte aan wat er van dit land zou worden als Mao ooit aan de macht kwam.'

Zonder een spoor van rancune zei Zilin: 'Zonder het communisme zou China tot eeuwige kleinschalige oorlogvoering gedoemd zijn. Het communisme is het enige dat de miljoenen boeren die het grootste deel van onze bevolking uitmaken kan verenigen. Zonder de eenheid die het communisme kan bewerkstelligen zal China zwak blijven, een verzameling losse scherven waaruit defaan gwai loh kunnen kiezen wat er van hun gading is.'

Huaishan Han gromde van afkeer.

'Het zijn allesverslinders,' ging Zilin verder, 'de f aan gwai loh. Ze hebben geen gevoel voor cultuur, voor fatsoen; geen gevoel voor de universaliteit van de natuur. Als het bolwerk van het communisme ons niet beschermt, zullen ze ons helemaal kaal plukken. Ze zullen alles wat goed en nuttig is uit China wegnemen. Pas als ze alles hebben weggeroofd, zullen ze weer vertrekken.'

'Jij bent net zo'n woordkunstenaar als je god Mao,' zei Huaishan Han.

'Mijn god is Boeddha,' zei Zilin. 'Dat zou toch vanzelf moeten spreken.'

Hij had een paar dunne bamboestaken opgeraapt en nam nu een knipmes uit zijn zak om er hier en daar insnijdingen in te maken, zodat de soepele staken een ingewikkeld patroon gingen vormen.

Davies, die een broodje zat te eten, zei: 'Wat doe je?'

'Ik heb honger,' zei Zilin. 'Ik doe daar iets aan.' Hij stond op, stak zijn arm uit en trok een handvol hennepachtige takjes naar beneden. Zijn handen bewogen zich zo snel als in een waas en even later verdween hij in de struiken.

Een paar minuten later kwam hij weer te voorschijn. 'Ik denk,' zei hij terwijl hij weer ging zitten, 'dat ik nu een beetje van die wijn neem.' Hij nam er langzame teugjes van, proefde het op zijn tong en in zijn keel. 'Je komt hier in China niet vaak meer zulke voortreffelijke wijn tegen.'

'Moet je hem eens horen,' zei Huaishan Han. 'Praat hij nu als een communist?'

'De politiek wordt bepaald door de kracht van de overtuiging,' zei Zilin.

'Het zijn degenen die altijd recht in de leer willen zijn die het vaakst verslagen worden.'

'Een overtuiging is van nature onbuigzaam,' merkte Huaishan Han op.

'Ik spreek van de overtuiging dat er een bepaald doel moet worden nagestreefd,' zei Zilin. 'Wie het welzijn van het volk op het oog heeft zal zich vaak moeten aanpassen. Als we zuiver dogmatisch zijn, zullen we de mensen nooit tegen armoede, ziekte en buitenlandse interventie kunnen beschermen.'

Huaishan dronk zijn glas leeg en vroeg of het nog eens ingeschonken kon worden. 'Mijn buik begint leeg te worden,' gromde hij.

'Dat is tenminste iets,' zei Zilin, 'waarover een nationalist en een communist het eens kunnen worden.' Hij stond weer op en verdween in de struiken. Toen hij even later terugkwam, had hij een haas die hij in zijn eigengemaakte strik had gevangen. 'Onze lunch,' zei hij, en terwijl hij het dier begon te doden en villen, zei hij: 'Je ziet, Davies, het land moet zijn mensen te eten geven. Dat is een universele wet.'

Davies veegde kruimeltjes van zijn schoot. 'Heeft Boeddha niet gepredikt dat het verkeerd is om te doden?' Hij maakte zijn zilveren koker open en nam een sigaret. Huaishan Han nam er ook een. Davies hield een lucifer bij beide sigaretten. 'Ik heb gehoord dat priesters nog geen schop in de grond willen steken omdat ze bang zijn dan een worm of een insekt te doden,' zei hij, terwijl hij de rook in zijn longen zoog. 'Is dat waar, Shi tongzhiT

'Dat is waar,' zei Zilin, terwijl hij de ingewanden uit de haas verwijderde,

'maar ik ben geen priester. Wij hebben allemaal onze eigen taak op aarde, Davies. Misschien heb ik meer van de vos dan mij lief is. Maar je zult ontdekken dat de wereld niet volmaakt is. Je moet leren de plaats die je op de wereld inneemt te aanvaarden. Ben je het daar niet mee eens?'

Zonder dat het hem werd gevraagd maakte Huaishan Han een vuur, nadat hij eerst een stukje grond had vrijgemaakt. Even later waren de twee Chinezen bezig het dier aan een ruwe spit van groene takken te roosteren. Het vet viel sissend en knetterend in het vuur en er begon zich een heerlijke lucht te verspreiden.

Davies at er niet van mee - hij zag de kop met de doffig glazige ogen naar hem kijken en gaf de voorkeur aan zijn tabak.

Zilin en Huaishan Han deelden het malse vlees en gaven zich helemaal over aan het genot van het eten. Er werd niets meer gezegd tot ze klaar waren. Davies zag tot zijn verbazing dat er helemaal niets werd overgelaten. Zelfs de ingewanden, omwikkeld en langzaam in de as gesmoord terwijl het vlees werd opgegeten, werden aan het eind van de maaltijd verslonden.

'Je zult je wel afvragen waarom ik Huaishan heb uitgenodigd om vanmiddag mee te komen,' zei Ross Davies.

Zilin zei niets. Hij vond het dwaas om vanzelfsprekende antwoorden te geven.

'Wat wij - dat wil zeggen, hij en ik - graag zouden willen weten is of jij er iets voor zou voelen ...' Davies schraapte zijn keel en staarde naar de glimmende punten van zijn laarzen. 'Of je er iets voor zou voelen om naar, eh, onze kant over te gaan.'

Een ander zou misschien verontwaardigd overeind zijn gesprongen. Een ideoloog, een man die recht in de leer was. Zilin keek naar de twee mannen en vroeg zich af wat er verkeerd was aan deze situatie. Er was iets dat niet klopte. Hij had het gevoel dat de strategie die hier werd gevolgd enigszins uit het lood geslagen was.

'Met "onze kant",' zei Zilin behoedzaam, 'zul je wel de nationalistische zaak bedoelen.'

'Dat is ook de Amerikaanse zaak,' zei Davies.

Zilin knikte. 'Ja, Davies, we waren al erg onder de indruk van je patriottisme.'

Davies keek hem schaapachtig aan. 'Dat is goed te merken, hè?'

'Als een schitterend baken in de donkerste nacht,' zei Zilin. 'Maar het is wel verfrissend dat je zo gemakkelijk te doorzien bent. Ik hoop dat je die eigenschap niet zult verliezen.'

'Al dit gepraat is misschien wel amusant,' zei Huaishan Han, 'maar je hebt onze vraag niet beantwoord, kameraad.'

Zilin keek recht in de donkere ogen van Huaishan Han. 'Dat komt omdat ik die vraag niet serieus neem. Trouwens, ik geloof geen ogenblik dat het

"onze" vraag is. Davies weet wel beter dan dat hij mij zoiets stompzinnigs zou vragen.' Maar Zilin was zich al bewust van de spanning die Huaishan Han was gaan uitstralen, en hij vroeg zich af: Is er iets wat mij ontgaat?

'Dit is geen grap, kameraad,' zei de andere Chinees, overschakelend op mandarijnenchinees. 'Het is voor ons van tamelijk groot belang om een oprecht antwoord van je te krijgen.'

'Maar m'n beste kerel,' zei Zilin in dezelfde taal, 'dat antwoord heb je toch al? Ik zou mezelf nog liever van het leven beroven dan dat ik me bij de nationalistische strijdkrachten aansloot. Heel China staat op het spel. De toekomst en het welzijn van het land zijn voor mij van het grootste belang. Je vraagt niet alleen van me dat ik Mao tong zhi verraad maar ook China zelf.'

Huaishan Han, die aandachtig naar Zilin had gekeken, scheen tot een conclusie te zijn gekomen. Hij knikte. Maar vreemd genoeg keek hij Ross Davies daarbij aan.

'Nou,' zei Davies, terwijl hij de resten van de lunch begon te verzamelen.

'Ik geloof dat het tijd wordt dat we naar Chungking terugkeren.'

Diep in de nacht had Zilin een droom. De geesten van de Chinezen die door toedoen van de/aan gwai loh om het leven waren gekomen jammerden in een taal die hij niet verstond. Een ritmische taptoe.

De regen sloeg tegen het raam van zijn kamer. De bamboe jaloezieën rammelden. Een schaduw daarnaast. Lang, hoekig, zich verheffend langs de rand van de gesloten deur. Een schaduw die daar niet zou moeten zijn. Zilin ging dieper ademhalen en keerde terug naar het kristallen pad in zijn hoofd, shujing ban dexiao-lu, om vast te stellen wat het was dat in zijn kamer was binnengedrongen.

Nu kon hij de ademhaling horen, die van hem en die van een ander, boven het andere natuurgeluid uit: de storm. Een korte lichtflits en toen rolde de zware donderslag door de hemel.

Hij had op het juiste moment naar de juiste plaats gekeken. Het kristallen pad had hem geleid. Huaishan Han was in zijn kamer!

Zilin herinnerde zich de spanning die van de nationalist was uitgegaan, de intense blik in zijn ogen. Hij herinnerde zich ook het pistool dat Davies, de bondgenoot van de nationalist, op hem had gericht.

Hij kwam zijn bed uit en bereidde zich voor op het gevecht. Hij was niet van plan om in de aanval te gaan, maar hij wist dat hij zich tot de dood zou verdedigen.

'Shi tong zhi.'

Regen als trommelslagen.

'Shi tong zhiV

Verwoed rammelende jaloezieën.

'Hier ben ik.' Nadat hij dat had gezegd, ging hij naar een andere plaats in de kamer, maar de nationalist ondernam niets tegen hem.

'Ik moetje spreken.'

'Je kiest daar een vreemde en ongepaste methode voor uit.'

'Niets is ongepaster dan de oorlog die wij voeren.'

'Dat is waar,' erkende Zilin. 'Zeg maar watje op je hart hebt. Ik zal de lamp aandoen.'

'Nee!'

Zilin liet zich door de dringende klank van de stem weerhouden.

'Ik smeek je hier geen licht te maken. Niemand mag ooit weten dat ik hier ben geweest.'

'Huaishan Han,' zei Zilin, 'je moet het me maar niet kwalijk nemen dat ik zo sceptisch ben, maar je bent een fervente nationalist, dat heb je gistermiddag heel goed duidelijk gemaakt. Bovendien heb je geprobeerd mij te rekruteren, mij een verrader te maken van de zaak waarvoor ik alles heb opgeofferd. Kortom, je bent mijn vijand. Vertel me dus maar eens waarom ik dit niet onmiddellijk moet rapporteren, aan mijn superieuren en aan de jouwe.'

'Omdat,' zei Huaishan Han met zijn fluisterstem, 'mijn superieuren tot jouw dood hebben besloten.'

In de akelige stilte die nu volgde rommelde opeens weer de donder.

'Verklaar je nader.'

'Ik zal het proberen,' zei Huaishan Han. 'Maar je moet beloven datje het licht uit laat.'

'Goed.'

'Op de een of andere manier heeft Chiang een glimp van je opgevangen.'

Zilins hart begon sneller te slaan.

'Hij weet nog dat zijn mannen vermoord zijn door iemand die met de assistente van Soen Jat-Sen was getrouwd. Hij weet nog dat hij toen een klopjacht heeft georganiseerd en hij weet nog dat die geen resultaat heeft opgeleverd. Nu heeft hij je gezien. Hij zal je hier doden.'

'Onzin,' zei Zilin met heel wat meer zelfvertrouwen dan hij voelde. 'Dit is politiek. Heel China staat op het spel. Als Chiang en Mao het eens kunnen worden, zal de coalitie ...'

'Er komt geen coalitie,' fluisterde Huaishan Han. 'Neem dat maar van mij aan.'

'Wat is dan de reden van deze topconferentie?'

'De generalissimo komt alleen maar tegemoet aan de verlangens van de Amerikanen en de Russen, die er bij hem op aangedrongen hebben dat hij ging onderhandelen. En het Chinese volk wilde dat ook. Het is de oorlog beu. Maar je kunt gerust van mij aannemen, Shi tong zhi, dat Chiang zijn besluit al had genomen voordat jij en je medestanders ooit voet in Chungking hadden gezet. Het is een overwinning voor hem dat de "grote Mao" nederig naar zijn gebied komt om over vrede te onderhandelen.'

Huaishan Han schudde zijn hoofd. 'Maar van een coalitie kan geen sprake zijn. Chiang is van plan de onderhandelingen te rekken en om het mislukken van de besprekingen aan de halsstarrigheid van de communisten te wijten. Daarna roept hij zijn leger op en zal hij jullie verpletterend verslaan.'

Zilin had de hele tijd al verwacht dat Chiang dit zou doen. Mao wist dat maar weigerde het nog te geloven. Zilin geloofde niet in die mythische coalitie en Chiang ook niet, zo bleek hem nu. Als Huaishan Han de waarheid sprak.

'Ik heb geen enkele reden om hier iets van te geloven,' zei Zilin. 'Jij bent mijn vijand. Na wat er vandaag is gebeurd.'

'Dat is het nou juist,' zei de nationalist. 'Jij realiseert je nog niet wat er onder die lunch precies is gebeurd. Ik was niet van plan jou te laten overlopen, Shi tong zhi, ik wilde alleen maar weten hoe het met je overtuigingen gesteld was. Ik wilde absoluut zeker weten met wie ik te maken had. Davies had me verteld dat ik je kon vertrouwen, maar ik wilde hem niet helemaal geloven. Per slot van rekening is hij een f aan gwai loh. En wat weten barbaren van Chinezen?'

'Dus je besloot het zelf maar eens na te gaan.' De stukjes van de puzzel begonnen in elkaar te passen.

'Ja,' zei Huaishan Han. 'Daarom probeerde ik je uitje tent te lokken. Nu weet ik datje hart zuiver is. Nu weet ik dat ik je kan vertrouwen.'

'Mij vertrouwen? Waarvoor?'

'Ik ben degene die wil overlopen, Shi tong zhi. Ik kan Chiang en zijn militaristische ideeën niet uitstaan. Hij denkt alleen maar aan de glorie van de oorlog - de zogenaamde glorie. Hij gelooft alleen in het leger. Voor hem is dat het enige dat telt. De mensen interesseren hem nauwelijks.'

'Dus je wilt communist worden.'

'Ik wil de beste toekomst voor mijn land. Ik weet dat Chiang daar niet voor kan zorgen.'

'Natuurlijk heb je dit alles aan Ross Davies verteld toen je hem vroeg of hij als bemiddelaar wilde optreden.'

'Natuurlijk niet,' zei Huaishan Han verontwaardigd. 'Dacht je dat ik niet goed bij mijn hoofd was? Ik heb hem verteld dat ik de totstandkoming van een coalitie op een informele manier wilde bevorderen. "Als ik een van Mao's adviseurs benader," zei ik tegen hem, "en de onderhandelingen op een lager niveau begin, kunnen we de gang van zaken misschien versnellen."'

'En hij geloofde dat?'

'Waarom zou hij niet? Jij kent Davies net zo goed als ik. Zo'n voorstel spreekt hem erg aan. Hij moet er gevolg aan geven, weetje. Als patriottist kon hij niet anders.'

Zilin lachte. 'Ja, ja. Hij als patriottist...'

'De beste eigenschap voor een nobele wilde,' zei Huaishan Han.

'Hij is nog niet zo kwaad, die Davies,' zei Zilin. 'Voor een faan gwan loh.'

Huaishan Han kwam wat verder de kamer in. 'Ik zal je helpen pakken,'

zei hij. 'We zullen samen naar het noorden vluchten, weg van het bolwerk van de generalissimo.'

'Nee,' zei Zilin. 'Daarmee lossen we niets op. En als jij overloopt, komt Mao daardoor in de problemen. We moeten een betere oplossing bedenken.'

'Een betere oplossing?' zei Huaishan Han hem na. 'Hoe kun je aan zoiets denken als je ieder moment gedood kunt worden?'

'Rustig maar, kameraad,' zei Zilin. 'Chiang zal me heus niet diep in de nacht door iemand de keel laten doorsnijden. Hij zou zich zo'n schandaal niet kunnen veroorloven. Als het waar is wat jij me zojuist hebt verteld, is het voor hem van het grootste belang dat hij met schone handen uit deze patstelling te voorschijn komt. Anders zullen de Amerikanen hem niet blijven steunen. En zonder de Amerikanen is Chiang verloren. Daarom zal Chiang niet overhaast te werk gaan. Hij weet dat ik niet weg zal gaan zolang Mao hier is. Het moet op een ongeluk lijken. Niemand mag ooit met een beschuldigende vinger naar het nationalistische kamp kunnen wijzen.'

'Ja, dat begrijp ik,' zei Huaishan Han. 'Maar toch ...'

'Geduld, mijn nieuwe kameraad. Geduld. We bedenken wel iets.'

De volgende morgen voelde Zilin zich niet meer zo zeker van zichzelf. Al was het alleen maar omdat Ross Davies niet voor zijn tai chi-les kwam opdagen. Dat was nog nooit gebeurd sinds hij en Zilin hun pact hadden gesloten, en het zou een onheilspellend teken kunnen zijn. Zilin was nooit geneigd voorbarige conclusies te trekken, maar het was geen geheim dat hij iedere morgen om deze tijd op deze plaats zijn oefeningen deed. Als Chiang had besloten Zilin te laten vermoorden, zou hij de Amerikaan daar vast en zeker niet als getuige bij willen hebben. Er kon gemakkelijk een reden gevonden worden om Davies hier vandaan te houden.

Bovendien had Zilin al gemerkt dat Mao en zijn onderhandelaars al naar hun dagelijkse bespreking waren vertrokken, hoewel het nog maar amper zes uur was geweest. Zilin kon de informatie die hij van Huaishan Han had gekregen niet eens rapporteren. Op voorstel van Zilin zou Han op zijn plaats blijven tot hij een teken kreeg. Zilin had Han ervan verzekerd dat hij Mao voorlopig van groter nut zou zijn als hij in het kamp van Chiang bleef. Het was stil in de vroege ochtend. De binnenplaats was nog nat van de regen van de afgelopen nacht. Er kraaide geen haan, er blafte geen hond. De hemel werd verduisterd door een dichte, ononderbroken laag zinkgrijze wolken.

Zilin begon zijn oefeningen, maar was er met zijn aandacht niet helemaal bij. Hij verloor zijn omgeving niet uit het oog en was bedacht op ieder vreemd geluid.

Op een gegeven moment voelde hij dat de haartjes in zijn nek overeind gingen staan. Het was of zijn huid geladen was met elektriciteit en hij kon bijna voelen hoe de loop van een geweer op hem was gericht en de sluipschutter door het vizier naar de achterkant van zijn hoofd keek. En hoe de kogel op hem af vloog, een zacht gierend geluid dat aanzwol tot een gezoem, vlak voordat het projectiel zich in zijn schedel begroef. Beweging!

Zilin dwong zichzelf niet opzij te kijken. Hij ging door met zijn oefeningen en deed zijn best om zijn gespannen zenuwen tot rust te brengen. Een kleine beweging, ja.

De deur!

Die begon, na een korte aarzeling, naar binnen te zwaaien. Zilin rende geluidloos op de ballen van zijn voeten naar een positie vlak achter de deur. Er gebeurde niets. Blijkbaar keek degene die aan de andere kant van de deur stond een hele tijd naar de binnenplaats. Zilins ademhaling was rustig, maar hij merkte dat hij zweette. Hij realiseerde zich dat hij bang was. Hij wilde niet sterven. Hij vond de woede die hij nodig had om in leven te blijven

- de woede gericht tegen iemand die hem naar het leven stond. Zilin wist dat hij zonder die woede nooit iemand van het leven zou kunnen beroven. De deur, niet meer dan een paar centimeter van hem verwijderd, begon te trillen en ging toen heel langzaam open. Zilin huiverde bij de gedachte aan wat generalissimo Chiang met hem zou willen doen.

Hij kon merken dat er iemand aan de andere kant van de deur stond. Er was daar beweging. Wie het ook was, hij betrad de binnenplaats en Zilin wist dat nu het moment was aangebroken. Het was doden of gedood worden, hij wist dat heel goed. Hij had al eerder gedood, Chiangs mannen op precies te zijn, toen hij zijn vrouw Mai had willen redden. Hij had geen keuze gehad.

Nu had hij ook geen keuze, maar hij dacht aan Boeddha en diens leerstellingen. In dat opzicht had Davies zich tenminste niet vergist. De beweging was opeens veel sneller; hij had nu geen tijd meer. Zijn gedachten maakten plaats voor handelingen.

Iemand die als in een waas voorbijrende. Zilin sprong uit zijn schuilplaats met zijn arm omhoog om de dodende atemi toe te brengen. Op dat moment drong het tot hem door wat hij zag.

Zijn arm kwam weer omlaag en zijn woede was verdwenen.

'Wat doe jij hier?'

Ze dacht dat hij kwaad op haar was en begon te huilen. Het was Pu's dochter, het meisje dat het vuur in Ross Davies' haar had gezien. Het zag er slecht uit en Zilin wist dat het niet beter zou worden. Het paard was gestruikeld. Misschien was zijn last te zwaar geweest of was zijn hoef achter een boomwortel of in een rotsspleet blijven haken. Dat maakte eigenlijk niet uit.

Waar het om ging was dat er een last van vijfhonderd kilo op Pu was terechtgekomen. De poot van het paard was natuurlijk gebroken en Zilin constateerde dat Pu's darmen en milt waren gescheurd. Hij was in zijn eigen bloed verdronken.

Intussen leed het paard afschuwelijke pijn. Nu het zijn poot had gebroken, kon het dier de Pu's alleen nog als vlees van nut zijn. Maar Zilin moest iets aan de pijn van het dier doen.

Terwijl zijn handen over de bezwete huid van het paard streken, dacht hij aan Ross Davies en diens wilde uitbundige kreten. Hij dacht aan het geweldige gevoel dat hij zelf had gehad toen hij op de sterke rug van het dier zat. Hij vond de zenuwknoop en drukte er kort maar hevig op, zodat het licht uit de wild in hun kassen rollende ogen verdween. De meisjes huilden, maar hun moeder hield haar gezicht onbewogen. Haar stoïcisme herinnerde Zilin aan de talloze gezichten van oorlogsslachtoffers die hij had gezien, met lege ogen en lege harten. Hij vroeg zich af of de oude vrouw in deze pragmatische tijden het meest om het verlies van haar man of om dat van het paard rouwde. Zonder Pu konden ze zich wel in leven blijven houden. Maar de dood van het paard was een heel andere zaak.

'We hebben niet eens het geld voor een fatsoenlijke begrafenis,' zei mevrouw Pu later. Haar stem was zo ijl als de wind om het huis. Zilin en de meisjes waren achtergebleven om het dier te slachten, want het vlees moest vers gegeten worden. De oude man lag nog op de plaats waar hij was gevallen, bedekt met zwart samengeklonterd bloed en een regen van theebladeren.

'Wat zal er van zijn geest worden als die niet op gepaste wijze naar het volgende leven wordt geleid?'

Ze sprak tegen niemand in het bijzonder, hoewel Zilin en haar dochters naast haar zaten, maar tegen het huis als geheel. Het was of ze het gevoel had dat de geest van haar dode man nog steeds in de ruwe balken en vloerplanken woonde en er daar een antwoord vandaan zou komen. Zilin was op het idee gekomen terwijl hij schouder aan schouder met de meisjes Pu het paard aan het slachten was. Hij had niets gezegd maar had het idee als een zeldzaam en fascinerend juweel van alle kanten bekeken. Het was een gewaagd idee - sterker nog, het was krankzinnig. Maar, zei hij tegen zichzelf, dit zijn ook krankzinnige tijden. En natuurlijk was er ook een soort boeddhistische symmetrie in te vinden, een evenwicht van winst en verlies dat hem aansprak omdat hij diep in zijn hart altijd wilde dat het goede en het kwade met elkaar in evenwicht kwamen.

Hij zag het vale licht op het gezicht van mevrouw Pu vallen en dacht aan wat hij haar wilde vragen. Durfde hij het ? Maar hij wist dat hij zich eigenlijk moest afvragen: durfde hij het niet?

Strikt genomen was het volgens de leerstellingen van het boeddhisme volkomen verkeerd wat hij haar wilde vragen. Maar China verkeerde in oorlog; het ging erom datje in leven bleef, in elk geval tot er verbetering in de leefomstandigheden kwam. En die kans om in leven te blijven was precies wat Zilin de Pu's te bieden had. In leven blijven in ruil voor...

'Mevrouw,' zei hij, en hij boog zich naar voren om zijn stem niet te hoeven verheffen. Het had geen enkele zin om de meisjes er in dit stadium bij te betrekken. 'Ik weet wel een manier om te zorgen dat de geest van uw man op gepaste wijze naar het volgende leven wordt geleid.'

Ze keek op en veegde lokken vroegtijdig grijs haar uit haar ogen. Ze had stilletjes zitten huilen, haar hoofd voorovergebogen opdat haar dochters het niet zouden zien. Er was niets vermoeids aan die ogen, zag Zilin. Ze keken hem met een koortsachtige intensiteit aan. Het was een hard leven dat ze leidde. Daar maakte ze zich al lang niet druk meer om. Ze had haar joss met een absoluut vertrouwen in haar voorouders aanvaard.

'Ons verlies is groot, Shi tong z/ii,' zei ze. 'Maar u hebt al meer voor ons gedaan dan ik had kunnen vragen of me zelfs maar had kunnen voorstellen. Het is verkeerd van mij om nog meer van u te verlangen.'

'Integendeel, mevrouw,' zei hij zorgvuldig. 'Ik ben degene die u nu om een verschrikkelijke dienst moet vragen. Ik heb de macht om uw wensen in vervulling te doen gaan. Ik kan zorgen dat uw overleden man een goede begrafenis krijgt. Bovendien kan ik zorgen voor een nieuw paard.'

Mevrouw Pu zei niets, hoewel ze was opgehouden met huilen. Haar wijze ogen keken hem onderzoekend aan. Tenslotte zei ze: 'De oorlog is universeel in het verdriet dat hij toebrengt, nehT

Zilin boog zijn hoofd om haar woorden te beamen.

'We moeten zorgen dat we in leven blijven, Shi tong zhi,' zei ze met een stem die al wat krachtiger was. 'Tegen welke prijs dan ook. Als u daarvoor kunt zorgen, zullen ik en mijn dochters u voor altijd dankbaar zijn, dat beloof ik u.'

Zilin wist dat hij het was die haar dankbaar zou moeten zijn, maar hij was zo slim haar niet tegen te spreken. 'Ik zal u eerst vertellen wat ik van u verlang.'

Ze kneep haar oogleden enigszins samen. 'U zult mijn dochters niet van me wegnemen?'

'Nooit, mevrouw.'

'Ik dacht al van niet. Ik ken u, Shi tong zhi. Zoiets zou u niet doen.' Ze knikte ernstig. 'Doe dan wat u wilt. Wij zullen in leven blijven. Het verdriet zal ons niet breken, al moeten we er als bamboe voor buigen.'

'Ik wil dat u weet wat ik van u verlang.'

Ze haalde haar schouders op. 'Joss.'

Zilin knikte. 'Joss.'

'Je bent krankzinnig,' zei Huaishan Han. 'Volslagen krankzinnig.'

'Waarom?' zei Zilin. 'Omdat ik wil sterven?'

Huaishan Han snoof. 'Het zal je nooit lukken.'

'Met jouw hulp zal het me lukken.'

'Onmogelijk!'

Zilin had een van de meisjes met een boodschap voor Huaishan Han naar Chungking gestuurd. Hij kwam pas toen de duisternis was gevallen. Zijn gezicht was bleek. 'Boeddha,' zei hij een beetje ademloos, 'toen je uit de stad was verdwenen, vreesde ik het ergste. Wat is er gebeurd?'

Zilin vertelde het hem. Toen begon hij hem zijn plan uiteen te zetten. 'Nu,'

zei hij terwijl hij Huaishan uit de boerderij naar buiten leidde, 'zal ik je aantonen waarom het niet mogelijk is.'

Hij had een paar vuurtjes gemaakt rondom de plaats waar Pu nog lag. Hij had het lichaam niet willen verplaatsen maar er mochten geen dieren bij komen.

'Kijk,' zei Zilin terwijl hij Han binnen de kring van de vuurtjes bracht.

'We zijn ongeveer even oud. We verschillen maar een klein beetje in lengte en gewicht, dat zal niemand merken.'

Huaishan Han gromde wat. 'Jullie lijken niet op elkaar.'

'Zeker,' zei Zilin. 'Maar als we klaar met hem zijn, maakt dat niet meer uit.'

Huaishan Han keek Zilin aan. 'Je bent gek.'

'Integendeel, ik heb de oplossing gevonden van het dilemma waarin Chiang me heeft geplaatst. Eigenlijk is het heel eenvoudig. Mijn dood maakt een eind aan alles. Chiangs vete is dan niets meer dan een pluimpje rook dat vervliegt.'

'Hoe ben je op het idee gekomen?'

'Deze man is dood,' zei Zilin. 'Ik zou liever anders willen, maar het is nu eenmaal zo. Zijn gezin heeft niets. Zonder een paard komt er niets van hen terecht. In ruil voor dit omhulsel waaruit de geest al is opgestegen geef ik ze wat ze nodig hebben om zich in leven te houden.'

'Vertel me eens, kameraad met het zuivere hart,' zei Huaishan Han met een sarcastische ondertoon, 'wat zou je hebben gedaan als mevrouw Pu nee had gezegd? Had je hen dan van de honger laten omkomen?'

'Dan zou ik precies hetzelfde hebben gedaan als wat ik nu doe. Ik zou hebben gezorgd dat Pu een goede begrafenis kreeg; ik zou een ander paard voor hen hebben gevonden. Er is geen andere mogelijkheid.'

Huaishan keek hem een tijd lang aan. De knetterende vuurtjes verspreidden hun gloed in de duisternis en de misselijk makende stank van de dood ging bijna verloren in de geur van houtrook.