Jake zag schaduwen in de deuropening en kneep zijn oogleden samen. Er kwam iemand de kamer binnen. Geluidloos liep de gestalte naderbij en boog zich over hem heen.
Jake keek op, probeerde door de rook en kruitdamp heen te kijken, terwijl het immense geluid van de explosie nog in zijn pijnlijke oren nagalmde. Hij keek op in het gezicht dat hij zo goed kende.
'Mikio-san!'
Het eerste waar Andrew Sawyer aan dacht toen het begon was: ik moet de Zhuan vinden.
Maar omdat hij geen idee had waar de Zhuan was, greep hij de telefoon en draaide het nummer van Drie Eden. Ver beneden hem heerste er op de vloer van de Hang Seng, de effectenmarkt van Hongkong, een drukte van belang. Het leek wel een kuil met kronkelende slangen, ononderbroken in beweging.
Sawyer greep in het jasje van zijn pak en trok zijn dure zijden overhemd van zijn klamme huid los. Het was doorweekt met zweet. Verdomme, dacht hij ongeduldig, terwijl de telefoon aan de andere kant van de lijn maar overging, waar zitje toch?
Zijn nerveuze blik ging als de slinger van een pendule heen en weer tussen de cijfers op het grote bord en de krioelende activiteit rondom enerzijds Peabody, Smithers en anderzijds Tung Ping An, twee van de grootste effectenmakelaardijen. De tekenen waren niet mis te verstaan. Eindelijk werd er opgenomen. Sawyer blies opgewonden zijn adem uit.
' Weyyyy.'
'Het is begonnen,' zei hij. 'Het ergste is begonnen.'
'Waar ben je?'
'Hang Seng.'
'Is het ernstig?'
'Meer dan ernstig. Ik zou een gat in de lucht springen als het alleen maar
"ernstig" was.'
'Ik kom eraan,' zei Drie Eden.
'Lieve God,' zei Sawyer, hoewel de verbinding al was verbroken. Hij legde de hoorn op de haak, de schok nog steeds niet te boven. Naast hem zat een van zijn medewerkers, die voortdurend papiertjes met de laatste koersen naar hem toe schoof.
Al die cijfers wezen op hetzelfde en hadden dat al vanaf de opening van de beurs die dag gedaan: pakketten van tienduizend aandelen InterAsia werden met onregelmatige tussenpozen door de twee effectenfirma's, Peabody, Smithers en Tung Ping An, opgekocht. Het vreemde was dat de pakketten niet werden doorgegeven. Omdat InterAsia een betrekkelijk nieuw fonds was en er op Hang Seng altijd levendig werd gehandeld, waren grote fluctuaties in de koersen en in het koop-en verkoopgedrag niet ongewoon. Het was ook gebruikelijk dat Sawyer, die de belangen van InterAsia op de beurs behartigde, alle aankopen van pakketten van meer dan duizend aandelen in de gaten hield. Zijn netwerk zocht uit voor wie de effectenfirma's de aandelen kochten, ook al leidde dat spoor vaak alleen maar naar schijnfirma's.
Dergelijke gegevens verschaften Sawyer en de andere leden van de yuhn-hyun een beeld van de markt, zodat hun concern daar goed op kon inspelen.
Maar vandaag hadden de twee effectenfirma's samen bijna vijfenzeventigduizend aandelen InterAsia gekocht en kon niet worden nagegaan in wiens opdracht ze die aandelen hadden gekocht. Vooral dat laatste baarde Sawyer grote zorgen. InterAsia werd overvallen.
Maar door wie?
Hij hoorde wat tumult achter zich en onderbrak zijn overpeinzingen. Hij draaide zich om en zag Drie Eden haastig naar hem toe komen. De oudere Chinees zag lijkbleek. De zweetdruppeltjes stonden op zijn brede voorhoofd.
'Slecht nieuws,' zei hij toen hij hijgend het kamertje binnenkwam. Sawyers medewerker was opzijgegaan om plaats voor hem te maken.
'Nog slechter dan dit?' Sawyer maakte een weids gebaar in de richting van de rumoerige beursvloer beneden hen. 'Ik geloof niet datje de ernst van de...'
'Southasia,' viel Drie Eden hem in de rede. 'Het nieuws van het schandaal heeft zich over de hele kolonie verspreid.'
'O nee.' Sawyer zakte in zijn stoel achterover. Meteen daarop begon hij te beven. 'De bank?'
'De run is begonnen,' zei Drie Eden. 'En als we het niet direct de kop kunnen indrukken, hebben we niet genoeg geld om iedereen uit te betalen.'
'Verdomme nog aan toe!' Sawyer zag voor zijn geestesoog zijn hele leven te gronde gaan, alle energie en toewijding om Sawyer & Sons een van de meest vooraanstaande handelshuizen in het Verre Oosten te maken. En waarvoor? vroeg hij zich af. Om het allemaal in een catastrofe te laten eindigen? Jezus, nee! Hij keek de andere man fel aan. 'Misschien verliezen we in één week zowel Southasia als InterAsia.'
'Dat de duivel onnatuurlijk met al onze vijanden mag copuleren!' ging Drie Eden tekeer.' Dat betekent dat we onze greep op Pak Han Min en Kam Sang verliezen. Precies wat we volgens mijn Oudere Broer tot iedere prijs moeten voorkomen.'
'Kam Sang?' riep Sawyer uit. 'Wat in de naam van de Heilige Drieeenheid geeft een pokdalige hond voor een project dat duizend kilometer van ons vandaan is en waar we helemaal niets van afweten? Onze eigen handelshuizen staan op het spel. Als we InterAsia verliezen, hebben we ons hele leven voor niets gewerkt. Begrijp je dat? Helemaal voor niets.'
'Je hebt ons flink laten schrikken, yumi-tori.'
De bewaarder van de boog. Het was een eretitel voor een strijder van de hoogste rang, een meesterboogschutter. Wie noemde hem yumi-toril
'Mikio-san?' Wie kon weten dat hij een kyujutsu sensei was, behalve ...
'Ben jij het werkelijk?' Hij wilde zich oprichten om het gezicht wat beter te kunnen zien, maar er schoot meteen een golf van pijn door hem heen.
'Rustig, Jake-san,' Mikio's kalmerende stem. 'Ja, ik ben het. Maar alsjeblieft, je moet kalm aan doen. Je hebt het zwaar te verduren gehad.'
'Maar hoe?' Hij voelde druk op zijn schouders, iemand die hem omlaaghield, en toen hij omkeek, zag hij een jonge vrouw in een persimoenkleurige kimono. Daaronder zag hij nog net een streepje van een onderkimono met de kleur van vlammen.
Hij richtte zijn aandacht weer op Mikio. Het duizelde in zijn hoofd.
'Hoe?' fluisterde hij. 'Ik zag je sterven in je studeerkamer. Ik was erbij toen je vijanden de Bison afschoten. Ik voelde hoe de explosie je lichaam uit elkaar scheurde.'
'Dat lichaam heeft je leven gered.' Mikio Komoto keek Jake glimlachend aan, maar achter die glimlach ging veel spanning schuil. 'Ik probeerde je nog te waarschuwen, Jake. Ik probeerde je daar weg te houden. Ik moest dat op een slinkse manier doen, want ik vermoedde dat al mijn verbindingslijnen door mijn vijanden werden afgetapt. Ik had met opzet niet op je telefoontje gereageerd. Ik dacht datje misschien wel begrip zou hebben voor de moeilijke omstandigheden waarin ik verkeer. Ik heb Kachikachi gevraagd je naar Hongkong terug te sturen. In Hongkong hoor je thuis, nehl Niet hier midden in mijn oorlog. Maar dat was een vergissing van mij, mijn vriend. Ik was vergeten hoe hardnekkig jij kunt zijn. Ik zal er de Amida altijd dankbaar voor zijn dat jij niet ernstig gewond bent geraakt.'
'Wat is er gebeurd?' zei Jake. 'Vertel het me.'
'Het was een list,' zei Mikio. Hij streek met de palm van zijn hand over zijn gemillimeterde peper-en-zoutkleurige haar. 'Jij bent er ingetuind; nu, dan zijn mijn vijanden er misschien ook ingetuind. Zoals je misschien al hebt vermoed, was ik niet degene die jij van Jisaku naar mijn huis bent gevolgd.'
'Kachikachi!' Jake herinnerde zich plotseling het verraad dat de kleine yakuza had gepleegd.
'Dat hoorde allemaal bij de list, Jake-san. Wees maar niet bang. Mijn Kachikachi is me nog trouw. En hij zal me altijd trouw blijven, mijn vriend. Maar met zijn toneelspel heeft hij de Kisan-clan laten geloven dat ze met één slag van mij af konden komen en dat er dan voorgoed een eind aan de bloedige oorlog zou komen. Zonder een oyabun die het respect van de hele clan geniet kun je geen oorlog voeren.'
'Wie is er dan in je studeerkamer gestorven?'
'Een dappere man,' zei Mikio. 'Een held van de clan. Hij bood zich aan. Het was de dood van een samuraien terwijl ik rouw om zijn dood, verheug ik me over zijn goede fortuin. Zijn kamizal hoog verheven zijn ... en nu ben ik ten opzichte van de Kisan-clan in het voordeel. In hun ogen ben ik dood en is de positie van mijn clan onhoudbaar. Het is uit met ons, denken zij.'
'En ik heb dat briljante plan bijna verknoeid,' zei Jake.
'Ik had jou beter moeten kennen. Ik had dit moeten voorzien.'
'Je kon de moord op mijn vader niet hebben voorzien.'
'Is Shi Zilin dood? Amida! Maar weetje wie het heeft gedaan?'
'Ja,' zei Jake, en Mikio merkte dat zijn stem een bittere klank aannam.
'Hij is door een dantai vermoord, Mikio-san. Een yakuza-danfai.'
'Maar dat is absurd,' zei Mikio vlug. Zijn grote ontzetting stond op zijn gezicht te lezen.
'Ik heb tegen ze gevochten,' zei Jake. 'Ze hebben mijn vader gedood en Bliss, die nu in het ziekenhuis ligt, ernstig verwond. Er is geen twijfel over mogelijk. Ik heb de tatoeages zelf gezien. Irezumi.'
'Irezumi,' fluisterde Mikio. 'Maar wie zou er yakuza naar Hongkong sturen? Geen enkele oyabun die ik ken zou zo'n aanval op vijandelijk territorium willen riskeren.'
'Toch volgen Yakuza alleen bevelen van oyabun op,' zei Jake. 'Dat is een van de redenen waarom ik hier naar toe moest komen, Mikio-san, een van de redenen waarom ik de ticket die Kachikachi me gaf niet heb gebruikt. Het is van het grootste belang dat ik te weten kom wie er achter de moord op mijn vader zit. Zijn hele ring wordt aangevallen en ik kan me niet verweren zonder dat ik eerst weet wie mijn vijanden zijn.'
Mikio knikte. 'Ik begrijp het. Je hebt verstandig gehandeld, Jake-san. Het enige datje kon doen.' Hij keek peinzend uit zijn ogen en zei toen: 'Maar de Amida waakt over ons. Hij heeft jou beschermd en daar moeten we dankbaar voor zijn. Nu ...'
Maar op dat moment tikte de vrouw in de kimono op zijn arm.
'Ik zie dat het beter is om je te laten rusten,' zei Mikio zachtjes. 'Als je wakker bent, kun je iets te eten en te drinken krijgen. En dan hebben we nog tijd genoeg om te praten.'
Nee, zei Jake, ik wil nu praten. Maar hij zei dat alleen in zichzelf. Hij was al ingeslapen.
Tony Simbal was ongeveer drie uur in Miami Beach toen hij de Cubaan zag. Het was in een opzichtige bar, La Toucana. Hij zat daar nog maar even aan de bar of de Cubaan kwam binnen. De Cubaan heette eigenlijk Martine Juanito Gato de Rosa. Het was dan ook geen wonder dat hij op de campus simpelweg de Cubaan werd genoemd.
De Campus was het hoofdkwartier van het SNIT; de Cubaan was een van de beste agenten van het SNIT, dus het had Simbal niet hoeven te verbazen dat hij hem hier aantrof. Het feit dat Edward Maria Bennett ook in Miami was maakte dat er alarmbellen in Simbals hoofd begonnen te rinkelen.
Er waren genoeg andere plaatsen op de wereld waar de Cubaan zich zou kunnen bevinden - de Cl A schepte altijd op over hem en over zijn prestaties in Zuid-Amerika.
Simbal vond dit zo'n groot toeval dat hij het niet vertrouwde. Bennett en de Cubaan. Hoe vaak waren ze samen in actie geweest? Hoe vaak had Bennett beweerd dat de Cubaan zijn leven had gered en omgekeerd?
Ontelbaar vaak. Simbal had Bennetts SNIT-dossier, dat hij met hulp van Monica uit de DEA-computer had gehaald, uit zijn hoofd geleerd. Monica. Wanneer hij nu aan haar dacht, werd er iets strak getrokken in zijn onderbuik. Wat voerden Monica en Max Threnody in hun schild? Wat wilde Max van hem? Voor de honderdste keer sinds hij van het vliegveld Dulles was opgestegen vroeg Simbal zich af of hij Donovan van zijn verdenkingen op de hoogte moest stellen. Hij had besloten van niet. Het leek hem voorlopig voldoende dat Donovan zelf aan Threnody's manoeuvres twijfelde. Hij wilde niet dat de dingen uit de hand liepen terwijl hijzelf uit Washington weg was. Het leek hem beter het spelletje van zijn vroegere baas mee te spelen tot hij er wat dieper in zat. Hij kon Donovan altijd nog te hulp roepen.
Of was het dat hij diep in zijn binnenste niet kon geloven dat Max iets tegen hem ondernam? Als dat inderdaad zo was, voor wie werkte hij dan?
Dat was ook een vraag waar Simbal liever geen antwoord op had. Martine Juanito Gato de Rosa had allemaal sproeten op zijn wangen en zag er daardoor nogal jongensachtig uit, maar Simbal wist dat hij allesbehalve jongensachtig was. In de tijd dat Simbal voor de DEA werkte had hij twee keer het pad van de Cubaan gekruist. Bij een van die gelegenheden, in Colombia, had hij deze slanke knappe man de keel van een cocaïnesmokkelaar zien doorsnijden. Hij had dat gedaan met het gemak en de precisie van een chirurg.
Het was het gezicht van de Cubaan op dat moment dat Simbal toen was bijgebleven. Als hij er niet van had genoten had hij in ieder geval niets van zijn weerzin laten blijken.
Simbal stond altijd wantrouwig tegenover mensen - zelfs collega's van hem - die er geen moeite mee hadden iemand te doden. Dat was on-natuurlijk en gevaarlijk. Hij had de Cubaan in die categorie ingedeeld en was enkele maanden later, toen hij hem op een feestje van de Campus ontmoette, dan ook verbaasd geweest toen de man zo beschaafd en ontspannen bleek te zijn. Hij leek absoluut niet meer op de moordmachine die Simbal in Zuid-Amerika bezig had gezien.
Er was iets vreemds met die Cubaan aan de hand. Die gedachten waren weer in Simbal opgekomen toen hij die naam zo vaak in het dossier van Bennett was tegengekomen.
Het was geen toeval dat Simbal op zijn eerste avond in Miami naar La Toucana was gegaan. Volgens DEA-en SNIT-gegevens was dit een van de nieuwe broeinesten van de diqui en de drugshandel in deze omgeving. De Cubaan ging aan een tafel zitten waar al een man en vrouw aan zaten te drinken. Simbal groef in zijn geheugen en vond de naam van de man:
'Mako' Martinez, een grote cocaïnehandelaar. Het interessante aan Mako, wat hem van de meerderheid van zijn collega's onderscheidde, was dat hij ook in wapens handelde.
Simbal vond het merkwaardig dat de Cubaan juist bij die crimineel aan tafel ging zitten. Nu had hij twee vragen waarop hij een antwoord wilde hebben: Waarom was de Cubaan in Miami? Waarom legde hij contact met Mako Martinez?
Voor zover hij wist viel wapensmokkel buiten Martine Juanito Gato de Rosa's territorium. Natuurlijk was het mogelijk dat ze deze avond helemaal niet over wapens spraken. Maar dat zou ook weer een kwestie van toeval zijn, en dat beviel Simbal helemaal niet.
Hij dronk zijn glas wodka leeg, bestelde er nog een en gaf de ober een teken dat hij een tafeltje wilde. Even later werd hij vlak langs hun tafel geleid. Simbal keek in het gezicht van de vrouw en glimlachte. Ze keek ijzig en ongeïnteresseerd terug.
De ober zette hem twee tafels verderop neer en Simbal ging zo zitten dat hij de andere tafel vanuit zijn ooghoek in de gaten kon houden. De tweede wodka met ijs werd gebracht en hij gaf zijn bestelling op. De maaltijd was van middelmatige kwaliteit, maar Miami stond dan ook niet bekend om zijn culinair peil. Dat maakte trouwens niet zoveel uit, want Simbal was met zijn aandacht bij de tafel van de Cubaan. De mannen waren in een diep gesprek verwikkeld. Simbal kon alleen horen in welke taal ze spraken: Spaans.
Het ging zoals Simbal wilde. Op een gegeven moment begonnen de mannen blijkbaar over zaken te spreken en stuurde Mako de vrouw weg. De Cubaan moest even voor haar opzij gaan en zag Simbal zitten. Simbal vroeg de rekening. Hij was zich ervan bewust dat de Cubaan naar hem zat te kijken, maar hij keek niet op. Hij betaalde rustig de rekening en slenterde toen het restaurant uit. De Cubaan kreeg genoeg tijd om hem te volgen.
De restaurantbediende reed zijn gehuurde Corvette voor en Simbal kon niets anders doen dan instappen; er stonden anderen in de rij. Maar geen Cubaan te zien. Simbal keek van de ingang naar de straat. Het neon schitterde overal, de enorme verlichte vogel boven de naam van La Toucana bewoog eindeloos zijn kop op en neer. Geen Cubaan. Achter hem werd driftig op claxons gedrukt. Hij zette de wagen in de versnelling. Was het verbeelding van hem of had hij een van de bedienden vlug naar binnen zien lopen?
'Er zijn ongeveer vijfentwintig miljoen aandelen Inter Asia uitgebracht,' zei Andrew Sawyer. Hij veegde het zweet met een linnen zakdoek van zijn voorhoofd. 'Peabody, Smithers heeft vier miljoen aandelen in bezit die nog niet zijn overgedragen. Tung Ping An heeft er anderhalf miljoen, inclusief wat ze vandaag hebben gekocht.'
'Dew neh loh moh dat we een open vennootschap zijn geworden,' brieste Drie Eden.
'Dat is meestal de beste manier om aan veel kapitaal te komen,' zei Sawyer.
'Bij de geest van de Witte Tijger, soms heb ik er spijt van dat ik niet in de opiumhandel ben gebleven!'
'Dat kun je toch niet menen?'
'Bij de pokdalige, strontvretende nakomelingen van onze vijanden, dat meen ik wel!' riep Drie Eden uit. 'Daar weet je tenminste wie je vijanden zijn. Daar kunnen ze zich niet achter nepfirma's en luizige hoerezonen van effectenmakelaars verbergen.'
De twee taipan zaten nog in Sawyers kamertje. Hoewel de Hang Seng al uren geleden was gesloten, waren ze in hun commandopost blijven zitten om op nadere informatie te wachten.
Sawyer wist dat de Chinees zich alleen maar zo kwaad maakte omdat de kans bestond dat ze hun greep op Inter Asia zouden verliezen. Bijna al hun persoonlijk vermogen zat in dit project van de yuhn-hyun. Shi Zilin had erop gestaan dat ze de Zhuan volledige zeggenschap gaven over al hun bezittingen, liquide of niet. En nu hadden ze bijna niets meer over om die poging tot overname te bestrijden. Als hij niet zo diep bij Shi Zilin in de schuld had gestaan. Als ze geen open vennootschap waren geworden. Als, als, als. Het zuur brak hem op bij de gedachte dat al zijn jaren van hard werken in een week tijd naar de bliksem zouden gaan.
'We hebben de deuren van Southasia Bancorp moeten sluiten,' zei Sawyer somber. 'Iedereen wilde zijn geld opnemen en daar konden we onmogelijk aan voldoen. Toen het nieuws van het financieel tekort eenmaal bekend was geworden, was Southasia tot de ondergang gedoemd.' Hij sloeg met zijn vuist op de met papieren bezaaide tafel. 'Verdomme nog aan toe, ik snap niet dat het is uitgelekt! We zijn zo voorzichtig geweest!'
Drie Eden spuwde. 'Ik heb spionnen bij Tung Ping An en bij veel van de andere handelshuizen. Waarom zouden wij niet ook van informanten te lijden hebben? Het h'yeung yau, het smeergeld, doet wonderen in de kroonkolonie. Dat is altijd zo geweest. Er wordt betaald voor informatie die niet op een andere manier te krijgen is. Zo gaat dat nu eenmaal.'
'Niet in mijn onderneming!' zei Sawyer.
'Dan ben jij boven alle anderen verheven.'
'Ik zal die informant vinden.'
'Je kunt je beter op het probleem concentreren waarvoor hij ons heeft gesteld.'
Sawyer keek de ander aan. 'En de volgende keer? Dan komen we opnieuw in het nauw.'
Drie Eden had daar niets op te zeggen.
'Waar blijft hij toch ?' Sawyer keek op zijn horloge.' Hij had hier al een uur geleden moeten zijn.'
'Ben je bang dat hij niet komt?' zei Drie Eden. 'Hij komt zodra hij kan. Het zou in dit late stadium niet goed zijn als we argwaan wekten bij Tung Ping An, heyal Geef Kromme Neus nog wat tijd. Het is een beste kerel, een eerlijke spion.' Daar moest Drie Eden even om lachen. 'Als er zoiets bestaat.'
'Ik dacht van niet,' zei Sawyer nors.
'Kromme Neus is mijn zwager,' zei Drie Eden. 'Zijn loyaliteit is boven iedere twijfel verheven.' Hij lachte weer. 'Trouwens, ik betaal hem meer dan genoeg om hem tevreden te houden.'
De stilte op de beursvloer beneden hen was indrukwekkend in contrast met het ononderbroken rumoer wanneer de Hang Seng open was. In die enorme galmende ruimte, die nu zo onnatuurlijk stil was, klonken opeens voetstappen.
'Daar heb je hem,' zei Sawyer.
Drie Eden draaide zich om en even later kwam een man van middelbare leeftijd het kamertje binnen. Hij zou er onopvallend hebben uitgezien als zijn neus niet in een eerder stadium van zijn leven meermalen was gebroken.
'Nog nieuws?' zei Sawyer.
Drie Eden schonk zijn zwager thee in. Die was inmiddels lauw geworden, maar de man nam zijn kopje dankbaar aan. Hij dronk het leeg en zei toen:
'Ik heb de informatie. Het was veel werk en ik kreeg het pas een paar minuten geleden te pakken. Het kantoor is overstroomd met de papieren van de aankooporders.'
'Voor wie heeft Tung Ping An die pakketten aandelen opgekocht?' vroeg Drie Eden.
'Sir John Bluestone,' zei Kromme Neus.
'Bluestone!' riep Sawyer verrast uit.
'Maar dat is onmogelijk,' zei Drie Eden. 'Er moet een vergissing in het spel zijn. Sir John heeft te veel schulden om hier achter te zitten.'
'Maar hij is het wel,' verzekerde Kromme Neus hun. Hij hield hun een handvol fotokopieën voor. 'Kijk maar.'
De twee taipan bekeken de dunne vellen papier. Kromme Neus bleek de waarheid te spreken.
'Waar haalt hij het geld vandaan?' zei Sawyer.
'Dat vroeg ik me ook af,' zei Kromme Neus Su. 'Dus ik belde een vriend van mij bij Peabody, Smithers. Er is een consortium gevormd, Zwager. Ik heb onze eigen recente gegevens nagekeken. Tung Ping An heeft grote stukken niet-liquide middelen - onroerend goed, bedrijven en dergelijke voor deze mensen verkocht. Dit zijn de namen.'
Drie Eden las zedooren gaf ze aan Sawyer. 'Die kennen we allemaal,' zei hij. 'Bluestones vrienden, zakenrelaties. Mannen die hem een dienst verschuldigd zijn. Hij heeft al zijn vorderingen opgevraagd.'
'De opbrengst van die verkopen wordt gebruikt om de aankopen van InterAsia te financieren,' zei Kromme Neus Su.
'Jake en Shi Zilin hadden zoiets nooit kunnen voorzien,' zei Drie Eden verbijsterd.
Sawyer verkreukelde het papier in zijn vuist. 'Nu weten we het.' De wanhoop klonk duidelijk in zijn stem door. 'Bluestone wil InterAsia in handen krijgen en die onderneming is nu eenmaal zo door Jake en Shi Zilin opgezet dat we daar weinig tegen kunnen beginnen.' Hij sloeg met zijn vuist op het glanzende blad van het bureau. 'Die vervloekte kerel!'
Bliss ging met de opaal naar de Aapman. Hij heette Chan - ze kende niemand die wist wat zijn voornaam was. Trouwens, voor zover zij wist noemde niemand hem ooit anders dan de Aapman.
Hij had een winkel aan Yat Fu Lane in Kennedy Town. Het was een stoffig, onooglijk zaakje waarin hij zo ongeveer alles verkocht wat je je kon voorstellen.
Chan werd niet zonder reden de Aapman genoemd. Hij had een gezicht als dat van een orang-oetan. Het was veel te groot voor zijn kleine, kromme lichaam. Misschien leek het daardoor ook of zijn armen veel te lang waren. Het merkwaardige uiterlijk van de Aapman deed Bliss niets, want ze had hem haar hele kindertijd gekend. Nu was hij oud en eerbiedwaardig. Natuurlijk was hij blij haar te zien. Op zijn vreemde gezicht vormde zich een brede glimlach, waardoor er nog meer rimpels in de huid rond zijn kraaloogjes kwamen. Hij noemde haar tihn gai-jai, kleine kikker, omdat hij haar, toen ze nog een kind was, altijd naar een vijver in de New Territories bracht, waar ze naar het zomerlied van de boomkikvorsen luisterden. Toen hij klaar was met zijn klant, deed hij de voordeur op slot en ging met haar naar de achterkamer van de winkel. Hier woonde hij, en het contrast met de volgestouwde winkel was opmerkelijk. Hier had alles zijn plaats en lag er nergens stof.
Hij stommelde wat rond, zette thee voor hen en haalde koekjes te voorschijn. Hij had het altijd al leuk gevonden om Bliss gastvrij te onthalen. Ze keek ontroerd naar hem terwijl hij bezig was.
Na enige tijd kwamen ze over het doel van haar bezoek te spreken. De Aapman wist vanaf het moment dat ze zijn winkel kwam binnenlopen dat ze dat met een bepaald doel deed, maar het zou van slechte manieren getuigen om daar meteen naar te vragen.
Bliss haalde de opaal te voorschijn en de oude man woog de steen in zijn gelooide handpalm. Hij nam een juweliersloep, trok een lamp naar zich toe en knipte die aan. Toen keek hij naar de steen.
'Voortreffelijk,' zei hij zachtjes. 'Een uitzonderlijk vuur. Bovendien is hij dik en is hij door een meester in het vak geslepen.' Hij keek haar aan en haalde de loep van zijn gezicht weg. 'Hoeveel heb je hiervoor betaald?'
'Niets,' zei Bliss, en ze vertelde hem hoe de steen in haar bezit was gekomen en waar ze naar zocht.
'Hm, dat is niet zo gemakkelijk,' zei de Aapman peinzend.
'Maar je zei dat hij door een meester in het vak is geslepen. Kun je daar niets uit afleiden?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Misschien wel. Maar degene die hem heeft geslepen hoeft niet degene te zijn die hem heeft verkocht. Misschien is hij wel in Australië geslepen; daar zal hij ook wel uit de grond zijn gehaald.'
Bliss keek hem teleurgesteld aan. 'Er moet een manier zijn.'
De Aapman woog de opaal nog eens in zijn hand en knikte. 'Misschien.'
Hij stond op en liep naar de telefoon. Hij draaide een lokaal nummer en sprak enkele minuten zo zachtjes in de hoorn dat Bliss niet kon horen wat hij zei.
Peinzend legde hij de hoorn op de haak en kwam naar de tafel terug waaraan zij zat. 'Er is een manier,' zei hij.
'Goed.'
'Misschien.' Hij schuddezijn hoofd. 'Ik ben geen expert op het gebied van opalen. Ik verkoop ze eigenlijk niet, weet je. Als er me een wordt aangeboden, nou ...' Hij haalde zijn schouders weer op en wreef met zijn vingertoppen over het gladde oppervlak van de opaal. 'Ik heb een kennis gebeld.' Bliss was zo verstandig om niet te vragen wie het was. De Aapman stond in verbinding met allerlei vreemde types in heel Hongkong. Daarom was ze haar zoektocht ook bij hem begonnen. 'Ik heb een naam van hem gekregen ... maar ik durf je die naam bijna niet te noemen.'
'Waarom niet?'
'Heb je ooit van Fung het Skelet gehoord?'
'De smokkelaar?'
De Aapman knikte. 'De meeste opium die door Hongkong gaat wordt op de een of andere manier via Fung verhandeld.' Hij keek haar aan. 'Het toeval wil dat hij ook in edelstenen geïnteresseerd is. Een soort hobby van hem. Hij heeft een verzameling, heb ik me laten vertellen, waar de kroonjuwelen niets bij zijn.'
'Dan is Fung degene die ik moet hebben.' Bliss greep naar de opaal maar de oude man sloot zijn vingers eromheen.
'Het is een gevaarlijke man.'
Bliss lachte. 'Kijk eens goed naar mij. Ik ben geen klein meisje meer.'
'Tihn gai-jai, ik maak geen grapje. Iemand die in de tranen van de papaver handelt heeft geen scrupules, geen moraal... geen ziel. Hij zou je kunnen doden zonder zelfs maar met zijn ogen te knipperen.'
'Is hij degene die ik moet hebben?'
Toen de Aapman niets zei, vatte Bliss dat als een bevestiging op. 'Vertel me waar ik hem kan vinden.' Ze zweeg een ogenblik. 'Ik kan daar zelf ook wel achter komen. Je kunt me niet tegenhouden door niets te zeggen.'
Nu maakte de oude man eindelijk zijn hand open en nam Bliss de opaal van hem over. De steen voelde warm aan. 'Weet je waar de Container Terminal is?' zei hij.
'Aan Hoi Bun Road? In Kai Tak.' Kwun Tong, een wijk met veel industrie dicht bij het vliegveld in Kowloon.
De Aapman knikte. 'Je kunt er het beste kort voor het aanbreken van de ochtend heen gaan, is mij verteld.' Hij keek zo somber uit zijn ogen dat Bliss hem over zijn wang streek. 'Als jou iets overkomt, zal je vader me vermoorden.'
Bliss lachte weer. 'Jij bent altijd al een piekeraar geweest. Ik ben de dochter van mijn vader. Wat zal Fung het Skelet mij durven doen ?'
De Aapman zei niets, maar toen ze wegging, zag Bliss dat hij van thee op Johnnie Walker Red was overgeschakeld.
Mikhail Carelin lag in zijn bed en keek naar het plafond. Het was geen mooie aanblik want er zaten allemaal vlekken op en de verf was erg oud. Hoewel dit een comfortabel bed was, en hoewel er zich achter een half 244
open deur nog geen vijf meter van hem vandaan een goed ingerichte badkamer bevond, was hij niet in zijn eigen appartement. Hij bevond zich binnen de dikke muren van het Kremlin, in een kamer naast zijn kantoor, waar het 's winters vochtig en lawaaierig was en 's zomers benauwd. Het was naast het grote hoekkantoor waar Fjodor Leninin Genatsjev een groot deel van zijn werk deed.
Genatsjev hield van de nacht. In de duisternis, zei hij vaak, is vrede. Devreedzame tijden, Mikhail, zijn er om te werken. Zelfs te midden van degruwelijkste kakofonie heb je tijd om te dromen.
Ook Carelin hield van de nacht. Maar om een andere reden. De nacht was de tijd om te luisteren. In het schemerduister van Kremlins labyrint van gangen hoorde je de codeermachines, de nachtploegen die de wereldwijde netwerken van de macht bemanden. Genatsjev, die over het algemeen niet van clichés hield, had zich wel aan deze ene bezondigd: Het is altijd welergens op de wereld dag. Daarom is er altijd werk te doen. De nacht, wist Carelin, was de tijd voor clandestien werk en het omkopen van apparatsjiki. De corruptie vierde hoogtij in de duisternis. Selene.
Hij moest altijd weer aan Selene denken.
Zijn activatiecode. Verder had hij niets van zijn bron verlangd. Het was volkomen duidelijk wat hem te doen stond.
En toch ...
Sinds zijn taak hem uiteen was gezet, was er zoveel veranderd. Zo veel jaren in duisternis. Hij hield ervan om 's avonds en 's nachts uit ramen te kijken, uit alle ramen, maar vooral uit dat in zijn huis in Gorky Straat. Daar, in een andere kamer, lag zijn vrouw te dromen terwijl zijn wereld juist ontwaakte, een wereld van verraad en bedrog en geheimen. Grommend hees Carelin zich uit het bed. Op blote voeten liep hij over de koude vloer. In de badkamer liet hij het koude water stromen en hield zijn hoofd onder de straal.
Snuivend droogde hij zich af en sloeg de handdoek over zijn blote schouders. Hij keek op zijn horloge. Vijf over half vier in de morgen. Genatsjev telefoneerde nog met Washington. Carelin wist dat, want Genatsjev zou hem bij zich laten komen zodra het gesprek was afgelopen. Hij ging voor het raam staan en keek naar de uivormige koepels van de Vassili-kathedraal, goudkleurig glanzend in het licht van de schijnwerpers. Het was niet genoeg, dacht hij, om te zeggen dat alles veranderde toen hij de Se/ene-code ontving. Daarna had er zich ook nog een drastische verandering voorgedaan. Toen hij ontdekte dat zijn bron was gedood. Carelin had altijd aan één man gerapporteerd. Toen die dood was, kwam Carelin in een soort luchtledig terecht. Met wie kon hij contact opnemen?
Er zat een verrader in de organisatie waaraan hij rapporteerde; een verrader op zo'n hoge positie dat hij niet het risico kon nemen daar iemand anders te benaderen.
Hij dacht erover om eruit te stappen. Om Selene tegelijk met haar schepper tot stofte laten vergaan. Maar hoewel hij in Rusland was geboren, was het niet zo dat hij zielsveel van dat land hield. Het enige dat zijn leven draaglijk maakte was zijn werk. Hij had zich gerealiseerd dat hij geen keus had, dat hij moest doorgaan omdat hij anders geen toekomst meer had. Maar met wie moest hij contact opnemen?
Jake Maroc was de logische keuze geweest. De enige keuze die Carelin had. Jake had vroeger voor de Quarry gewerkt en hij kende die organisatie door en door. In Hongkong, zonder contact met het hoofdkwartier, liep hij niet het gevaar door Chimera verraden te worden en daarom was hij de enige die Carelin kon vertrouwen.
En dan was er nog iets. Maroc was Henry Wundermans beste vriend geweest; sterker nog, Wunderman was zijn mentor geweest. Maroc verdiende het dat hij de waarheid te horen kreeg. Daarom had Carelin contact met hem opgenomen en daarmee had hij de zaak als afgedaan beschouwd. Totdat hij zich realiseerde dat hij van Daniella was gaan houden. Nu was hij God. Hij kon scheppen en hij kon vernietigen. En nu begreep hij voor het eerst hoe verschrikkelijk de keuzen waren die God moest maken.
Door de open deur van zijn kantoor hoorde hij het geluid van de zoemer. Genatsjevs gesprek met Washington was voorbij. De baas had hem nodig. Hij wierp nog een laatste blik op de lichtjes van Moskou. Als het antwoord daar niet te vinden was, waar dan wel?
De zoemer ging weer en hij liep de kamer uit. Maar zijn problemen lieten hem niet met rust.
Jin Kanzhe was op weg door de portalen van de hemel toen het hem trof. Hij was bij de Acrobate. Ze had natuurlijk een naam, maar hij vond het opwindender om haar als de Acrobate te zien.
Hij had haar ontmoet na afloop van een boeiende voorstelling van de Dazhalen Acrobatentroep waarheen hij door Huaishan Han was meegesleept. De lichten waren nog maar amper gedimd of de oude man was al in slaap gevallen, iets wat erg vaak voorkwam.
Toch had Jin Kanzhe van de voorstelling genoten. De troep was zonder meer spectaculair. Vooral een van de vrouwen was hem opgevallen. De manier waarop ze zich over het toneel bewoog was meer dan gracieus te noemen. Ze bewoog vanuit haar heupen; dat wond hem enorm op. Op een gegeven moment merkte hij zelfs dat hij een nogal pijnlijke erectie had. In de pauze liet hij de versufte Huaishan Han naar huis brengen. Na afloop van de voorstelling gebruikte hij zijn officiële identiteitskaart om achter het toneel te komen. Zo wist iedereen daar meteen wie hij was, en dat kwam hem goed uit.
Hij zag de Acrobate niet meteen. Lichten en zweet, rondjes thee en champagne, een zee van gezichten, half weggedoken in de vreemde, theatrale schaduwen. Eigenlijk was er niets bijzonders te zien. Hij was al half tot de conclusie gekomen dat ze er vlug vandoor was gegaan toen hij haar had gevonden. Zijn hart sloeg een slag over, en hij kon zijn adem niet in bedwang houden. Het nieuws van zijn komst had zich al door het hele theater verspreid. Ze keek hem aan met die glimlach die hij vanuit de zaal ook had gezien, en hij was verloren.
Nu hij de zachte, vochtige portalen van de hemel binnenging, hoorde hij haar onder zich kreunen. Ze gebruikte graag haar stem en Jin Kanzhe, die dat niet gewend was, kon zich niet meer inhouden toen ze zich zo liet gaan. De Acrobate lag in een buitengewone positie onder hem. Haar geoliede vlees, zo stevig en soepel, golfde als de zee. Hij zag haar enkels uit elkaar gaan toen ze weer in beweging kwam, terwijl haar lange benen hoog in de lucht waren gestoken, dicht bij haar schouders. Dit had een effect op de contouren van haar poort van jade, die ze hem aanbood als een heilige offergave. De zijkanten van haar kuiten streken langs zijn hals; zijn lendenen begonnen te smelten.
Hij was helemaal in haar. Haar warmte was ongelooflijk; hij had het gevoel alsof hij in een oven was terechtgekomen. Hij werd verzwolgen in een zee van vloeibaar vuur. Ook haar diepten waren verbijsterend; ze nam hem dieper en dieper en dieper in zich op.
Haar heupen bewogen zich in een duizelingwekkend tempo. Ze was een menselijk stuk elastiek. Hij kon zijn ogen niet geloven. Hij blies lucht uit zijn longen en ze kreunde.
Hij begon zich in haar leeg te spuiten en dat wekte nieuwe kreten in haar op. Ze deinde als de oceaan, de geluiden van haar extase waren als de wind in zijn oren.
Hun liefdesspel had al een hele tijd geduurd. Voor Jin Kanzhe was het zoiets als lopen over daken: moeilijk, gevaarlijk, verschrikkelijk opwindend, hoog boven de jachtige stroom van het dagelijks leven. Hij spoot en spoot in haar. En dacht aan Huaishan Han. Nou, niet precies aan de oude man. Het was zo vreemd, hij huiverde ervan. Plotseling voelde hij hoe hun vreemde houding druk op zijn armen uitoefende. Zijn bicepsen begonnen te trillen en te schokken. Het zweet liep over het midden van zijn voorhoofd, droop van het puntje van zijn neus op het glanzende vlees tussen haar kleine stevige borsten. De Acrobate was zich nergens van bewust. Haar gezicht had een verwrongen stand aangenomen; ze wreef zich tegen hem aan en hield haar poort van jade om zijn nog stijve lid gesloten. Ze bewoog bliksemsnel met haar heupen, een, twee, drie keer. En uitte een zachte kreet. Jin Kanzhe liet het aan zich voorbij gaan. Het beeld dat hem voor ogen was komen te staan eiste al zijn aandacht op. Hij kon de studeerkamer in de villa van Huaishan Han zien. Het was een avond - hij wist niet meer precies welke avond. Ze hadden samen veel gedronken en over vroeger gepraat de oude man praatte over Shi Zilin, Jin Kanzhe over de hel in Cambodja. Hij was blijkbaar ingedommeld. In zijn dromen had hij het sonore tikken van de klok gehoord. Zijn zware oogleden, geïrriteerd van de alcohol, kwamen nauwelijks van elkaar. Hij zag dat de oude man naar hem zat te kijken. Een schemerlamp scheen fel in Jin Kanzhes ogen. Toen stak de oude man zijn hand uit en gaf Jin Kanzhe een kneepje. 'Ben je wakker?' fluisterde hij.
Toen Jin Kanzhe niet bewoog, knikte Huaishan Han en verdween in het halfduister van zijn studeerkamer. Jin Kanzhe was erg moe. De alcohol pulseerde nog door zijn aderen, bonzend als gif. Zijn ogen gingen dicht en hij sliep in.
Tenminste, dat had hij tot op dit moment gedacht. Maar nu was dat beeld in hem opgekomen, aan de oppervlakte gebracht door zijn orgasme. Door de zaadlozing, om precies te zijn.
Het beeld van Huaishan Han die in de badkamer naast de studeerkamer urineerde. Hij zat gehurkt, zo oud dat hij steun nodig had. De deur op een kier, de oude man die naar het toiletpapier greep. Toiletpapier om te urineren? Misschien leed hij aan incontinentie, dat kwam bij oude mensen veel voor.
Maar waarom las hij het dan in plaats van het te gebruiken?
Jin Kanzhe maakte zich uit de armen en benen van de Acrobate los. Daarbij gleed hij uit haar poort van jade. Ze uitte een kreet van teleurstelling, want ze had hem tot het allerlaatste moment in zich willen houden. Hij rolde van haar weg en begon zich aan te kleden.
Het was erg laat. Ze zei: 'Blijf je niet slapen?'
'Ik kom terug,' zei hij, en hij stak zijn hand uit voor de sleutel. Ze rolde haar verbazingwekkende lichaam tot een bal op en hief haar gezicht naar hem. Tussen haar lippen glinsterde een metalen voorwerp. De sleutel van haar woning.
'Kus me,' zei ze, moeiteloos articulerend ook al had ze haar mond vol. Jin Kanzhe boog zich naar haar toe en sloot zijn lippen over de hare. Langzaam duwde haar tong de sleutel langs zijn tanden. Toen streek haar tong over de binnenkant van zijn mond.
Ze glimlachte toen hij zich oprichtte. 'Zo deed Houdini het,' zei ze. Ze was trots op haar kennis van esoterische feiten. 'Zijn assistente gaf de sleutel van zijn ketenen aan hem door als ze hem kuste voordat hij het water of de doodkist in ging.'
Het had geen enkele zin om haar te vragen hoe ze aan zulke vreemde stukjes informatie was gekomen. Jin Kanzhe kon haar niet doorgronden. De auto die buiten haar appartement had staan wachten bracht hem Beijing uit, naar de noordelijke buitenwijk waar Huaishan Han woonde. Er was nauwelijks verkeer op de weg, alleen wat konvooien van rommelende vrachtwagens: voedsel in plaats van soldaten, maar het geluid was hetzelfde. Jin Kanzhe liet zijn hoofd zakken. Hij miste kolonel Hu. De oorlog in Cambodja had een hechte band tussen hen doen ontstaan. Wat zij samen al niet hadden doorgemaakt! Als twee mannen alle dagen in groot gevaar verkeren, als ze met hun blote handen een vijand op vreemd grondgebied doden, dan raken ze onlosmakelijk met elkaar verbonden.
'Jin tong zhi.'
Hij schrok op. Hij had het gevoel dat dit niet de eerste keer was dat de chauffeur zijn naam had uitgesproken. 'Ja?' Een gesmoorde stem, alsof hij zojuist uit een droom was ontwaakt. Hij kon de geur van de Acrobate nog ruiken.
'We zijn er, Jin tong zhi.'
Hij kon de chauffeur in het spiegeltje naar hem zien kijken. 'Ga je benen even strekken,' zei Jin.
'Dat hoeft niet, kameraad.'
'Doe watje gezegd wordt en ga pissen,' blafte Jin.
Hij zat een tijd alleen in de auto. Hoorde de motor tikkend afkoelen. Zijn tong bewoog in zijn mond en proefde de metaalsmaak van de sleutel van de Acrobate. Hij dacht met enige bewondering aan Houdini. Hij stapte uit de auto en maakte het portier niet helemaal dicht. Het was een uitzonderlijk warme avond, een voorproefje van de mooie dagen die zouden komen, het korte respijt tussen de snijdend koude winter en de snikhete zomer. Een nachtvogel fladderde een ogenblik boven zijn hoofd. Jin Kanzhe ging van boom tot boom. De oude man liet altijd het licht in zijn studeerkamer branden. Hij was op een leeftijd gekomen waarin er van een regelmatige slaap geen sprake meer kon zijn. Soms sliep hij de hele dag en was hij het grootste deel van de nacht klaarwakker. Voorzichtig liep Jin Kanzhe de houten veranda op. Hij stak zijn plastic identiteitskaart in de smalle ruimte tussen de deur en de studeerkamer en het eeuwenoude kozijn en gebruikte een handigheidje waar Houdini, en de Acrobate ook, trots op zouden zijn geweest.
Hij keek naar binnen en zag dat er niemand in de studeerkamer was. Trok zijn schoenen uit, liet ze vlak voor de deur staan. Sloop geruisloos over de vloerbedekking. Struikelde over iets en moest zich binnensmonds vloekend op een van zijn knieën laten zakken.
Een pantoffel. Hij schoof hem opzij en bleef een hele tijd roerloos staan. Luisterde naar de klok die de seconden wegtikte. Veegde zweet van zijn voorhoofd.
Hij liep door de studeerkamer en trok de deur van de badkamer open. Daar knielde hij bij het toiletpapier neer en bekeek het. Het was een normale rol. Het was hier donker en hij durfde geen licht aan te doen. Hij stak zijn hand in de kleine nis waar het toiletpapier zich in bevond, frommelde daar wat in rond en ontdekte tot zijn grote opwinding dat er iets achter verborgen zat. Hij pakte het weg.
Toen hij in de studeerkamer terug was, hurkte hij met de papieren die hij in handen had bij de lamp neer. Het leken hem contracten, maar ze waren helemaal met de hand geschreven. In deze papieren had Huaishan Han blijkbaar gelezen toen hij dacht dat Jin Kanzhe sliep. Jin Kanzhe begon te lezen. Al gauw gingen zijn nekharen recht overeind staan. Hij kreeg een misselijk gevoel in het diepst van zijn maag. Hoe meer hij las, hoe groter zijn afschuw werd, hoe sneller hij las, hoe meer haast hij kreeg om bij het eind te komen.
Het was ongelooflijk. Hij had altijd al het vermoeden gehad dat Huaishan Han half gek was; nu had hij het bewijs. Nu wist hij wat er achter de schijnbaar onbegrensde macht van die oude man schuilging. Hij herinnerde zich wat Huaishan Han hem eens had verteld: Geld is geen probleem.Het stroomt als een eindeloze rivier door mijn handen. Nu wist Jin Kanzhe waarom. De rijkdom van de oude man moest nagenoeg onvoorstelbaar zijn. Maar wat een prijs moest China daarvoor betalen.
'Heb je je dossier gelezen?'
Jin Kanzhe schrok. Hij sperde zijn ogen wijd open als een hert dat opeens in het schijnsel van koplampen gevangen is. Huaishan Han stond in de donkere deuropening. Naast hem stonden een grote hond en Jin Kanzhes chauffeur. De jonge man had een pistool in zijn hand.
Jin Kanzhe stond op. 'Wat heb je ons aangedaan?' Zijn stem was gesmoord van woede en ongeloof. Hij zwaaide met de compromitterende papieren. 'Je zult ons allemaal vernietigen.'
'Dat denk ik niet,' zei Huaishan Han. 'Maar wat me wel zal lukken is dat ik wraak neem op Shi Zilin en zijn hele familie. Dit is de enige manier.'
'De enige manier!' Jin Kanzhe kon het nog niet geloven. 'Met jouw obsessie heb je het hele land in gevaar gebracht. Begrijp je wel watje doet?'
Huaishan Han lachte. 'O ja,' zei hij. 'Ik dood jou.'
Als in een droom zag Jin Kanzhe hoe Han zijn oude hand uitstak en een kneepje in de nek van de hond gaf. De hond gromde diep in zijn keel en sprong toen zonder te aarzelen naar Jin Kanzhes gezicht. De metaalsmaak kwam in Jin Kanzhes mond terug. Hij voelde de vreemde aanwezigheid van de sleutel tussen zijn tanden, en het seksueel aftasten van de hete tong van de Acrobate daarna.
Toen hij voelde hoe de scherpe tanden van de hond in zijn hals zakten, vroeg hij zich in een grijs waas af hoe Houdini zich hieruit zou hebben gered. Huaishan Han knipperde met zijn ogen. Hij stak zijn oude hand uit en de chauffeur gaf hem zijn pistool. 'Kijk of hij inderdaad dood is,' zei de oude man, nadat hij de hond weer naar zich toe had gefloten. Toen de chauffeur dat bevel had uitgevoerd, schoot Huaishan Han hem door het hart.
Op het afgesproken tijdstip ging Drie Eden achter de oude kortegolfradio zitten, keek de codes na en begon aan de lange ingewikkelde procedure van oproep en bevestiging. Hij was erg opgewonden. Deze radio was met dierbare herinneringen verbonden. Het was met dit toestel, dat uit zijn vroegere jonk was gered, dat hij het contact met Shi Zilin in Beijing had onderhouden in de lange jaren van hun moeilijke maar noodzakelijke scheiding. Tientallen jaren was dit goed onderhouden apparaat het enige geweest dat de twee broers met elkaar verbonden had.
Nu kwamen al die herinneringen weer in Drie Eden op. Zijn ogen glansden van tranen. Hij miste zijn oudste broer. Zijn hele leven was Shi Zilin er geweest. Zeventig jaar lang hadden ze samengewerkt. Ze hadden plannen voor de toekomst gemaakt. Ze hadden gewerkt aan de grote ren, de oogst die China nu binnenkort zou binnenhalen.
Drie Eden voelde een immens verlies. Zijn hart trilde van verdriet als hij dacht aan de leegte die hij na Shi Zilins dood voelde. Hij was het niet gewend om zich aan zulke zelfbespiegelingen over te geven. Misschien was dat de reden waarom hij Neon Chow niet naar hem toe hoorde komen. En waarom hij, toen ze haar armen om hem heen sloeg en hem kuste, nauwelijks over haar aanwezigheid nadacht. Eigenlijk zou ze niet benedendeks mogen zijn als hij achter de kortegolfradio zat. Dat was een strenge regel aan boord van de jonk, een regel waar alle leden van Drie Edens familie zich aan moesten houden.
'Ik zie de droefheid op je gezicht,' zei ze met een heel zachte stem. 'Ik zie aan je manier van lopen hoe moeilijk je het hebt.' Ze drukte hem zacht tegen zich aan. 'Zo kan ik je een beetje helpen. Ik weet dat het ontoereikend is.'
'Nee, nee,' zei Drie Eden. 'Het is erg belangrijk.' Hij was dankbaar voor haar warmte. Het maakte de leegte die hij voelde iets minder ondraaglijk. Hij vroeg zich niet af waarom ze hier ondanks het verbod naar toe was gekomen.
Dicht achter hem deed Neon Chow haar ogen open. Op het smalle tafeltje dat met twee geelkoperen kettingen aan de wand hing zag ze een opengevouwen stuk papier. Ze herkende het handschrift van de Zhuan.
'Wie heb je verder nu nog om je te troosten, wie omhelst je en blijft de hele nacht bij je?' fluisterde ze terwijl ze las wat er op het stuk papier stond. Haar hart bonkte in haar keel en ze voelde dat er een barstende hoofdpijn op komst was. Terwijl ze haar uiterste best deed om zich te beheersen, begonnen de woorden die Jake Maroc voor zijn oom op papier had gezet betekenis voor haar te krijgen. Lieve God in de hemel, dacht ze, toen ze de identiteit van Apollo, de informant van de Quarry in het Kremlin, las, ik moet om een spoedbespreking met Bluestone vragen. Ze wist natuurlijk niet dat Apollo een informant van de Quarry was - dat was Drie Eden mondeling meegedeeld. Maar ze wist wel dat dit de man was met wie Drie Eden namens Jake contact opnam. Had hij de vorige dag niet tegen haar opgeschept over de grote eer die de Zhuan hem had bewezen ? Had hij niet geprobeerd haar duidelijk te maken dat ze zich in de motieven van de Zhuan had vergist? Had hij haar niet met alle geweld duidelijk willen maken dat hij nog net zoveel macht binnen de yuhn-hyun bezat als toen Shi Zilin nog leefde? Ja. Ja. Ja. Een contactpersoon in Rusland, had hij haar verteld. In het Kremlin! Nu wist ze meer dan genoeg om het een met het ander te combineren.
'Jij,' zei hij. 'Alleen jij.'
Het duurde even voor het tot Neon Chow doordrong dat hij haar eigen vragen beantwoordde, zo sterk was ze door de betekenis van deze informatie gefascineerd.
'Vanavond,' fluisterde ze, likkend aan zijn oor, 'gaan we vroeg naar bed. Ik kan voelen datje me de hele nacht nodig zult hebben.' Haar hand gleed tussen zijn benen en gaf hem een kneepje. Ze voelde dat hij even huiverde en ze liep lachend bij hem weg. Ze was hem onmiddellijk vergeten en dacht alleen aan de lofprijzingen die ze van Bluestone zou krijgen als ze hem dit geweldige nieuws vertelde.
De jonge vrouw kwam geluidloos naar hen toe, haar ogen op haar kleine voetjes in de traditionele tabi en geta gericht. Ze droeg een puur witte kimono waar perzikkleurige rozen op waren geborduurd en ze hield een klein pakje tegen haar borst gedrukt. Onder hun toeziend oog knielde ze voor een kluis neer waarin zich het beeld van Kannon bevond, een voorwerp van zo'n extreme heiligheid dat het maar eens in de drieëndertig jaar aan de boetelingen werd getoond.
De jonge vrouw met het bedroefde gezicht boog nederig voor de godin van de genade. Om haar heen stond een overvloed aan schalen met voedsel en bloemen. Haar lippen bewogen in onhoorbaar gebed, en toen maakte ze langzaam het pakje open en legde het kleine popje eerbiedig tussen de witte en gele camelia's die op een aardewerken bord waren gerangschikt. Toen werd haar droefheid zo duidelijk voor hen als het zonlicht dat zich beneden hen over de vallei uitspreidde. Het dochtertje van deze vrouw was kort geleden gestorven en de pop die ze naar de godin van de genade had gebracht was de dierbaarste bezitting van het meisje geweest. Jake en Mikio Komoto zaten naast elkaar naar de vrouw te kijken. Toen ze opstond en een laatste blik op de perfecte gelaatstrekken van de vrouw wierp, rolde er een enkele traan over haar wang.
'Hier komen ze allemaal,' zei Mikio, 'de vrouwen van Kyoto. Naar Kiyomizu-dera.' Ze waren hier zonder yakuza-soldaten naar toe gekomen omdat die te veel de aandacht zouden trekken. Trouwens, officieel was Mikio dood. 'O, ze komen werkelijk overal vandaan om Kannon een veilige bevalling af te smeken of, zoals deze vrouw deed, om de kami van hun dode kind te beschermen.'
Jake zei niets. Hij genoot van het geweldige uitzicht dat ze vanuit deze boeddhistische bergtempel op heel Kyoto hadden.
'Mijn vrouw kwam hier tamelijk vaak.'
Jake luisterde goed. Hij had Mikio's vrouw niet gekend, en trouwens, als een Japanner over zoiets persoonlijks begon te spreken, moest je aandachtig luisteren. Hij zette zijn pijn en verdriet uit zijn hoofd. Concentreer je, prentte hij zich in.
'Ze kwam de godin vragen haar een kind te laten krijgen. Dat was ... moeilijk voor haar. De artsen zeiden dat haar baarmoeder in een zodanige positie lag dat de kans op conceptie erg klein was.' Mikio bracht zijn handen naar elkaar toe alsof hij bad. 'Ze raadden ons kunstmatige inseminatie aan maar dat vonden we nogal... onsmakelijk. Daarom kwam ze hier naar toe om tot Kannon te bidden. Op deze prachtige berg, waar deze tempel in 798 is ingewijd verbleef de godin werkelijk, dacht ze. Ze had het gevoel dat de godin haar hier zou horen.'
Ze bevonden zich op de grote veranda van de tempel. Niet ver van hen vandaan bevond zich de melodieuze Otawa, een van de beroemdste watervallen van heel Japan.
Mikio stond abrupt op en liep naar de rand van de veranda die zich het dichtst bij Otawa bevond. Jake volgde hem en ze keken samen neer op de in het wit geklede pelgrims, die binnen de beschermende barrière van het water, tot Fudo-Myo-o-to baden om zich tegen de daden van hun vijanden te beschermen.
'Wij zouden daar beneden moeten zijn,' zei Jake. 'We hebben tegenwoordig beiden een heleboel bescherming nodig.' Even later zei hij, zonder zijn vriend aan te kijken: 'Heeft Kannon de gebeden van je vrouw verhoord?'
'Je ziet me hier zoals ik altijd ben geweest, Jake-san: kinderloos.'
Het was niet genoeg om te zeggen dat het hem speet, dus Jake zei niets.
'Misschien,' zei Jake na een tijdje, knikkend in de richting van de smekelingen achter de waterval, 'weten zij iets wat wij niet weten.'
'Als dat zo is,' zei Mikio, 'zullen we het nooit weten.'
Vanuit zijn ooghoek zag Jake een enkele traan over de wang van zijn vriend rollen, en hij dacht aan de vrouw die afscheid had genomen van de pop van haar kind. Hij wist nu waarom Mikio hem hier naar toe had gebracht. Hij had nog steeds het gevoel dat het zijn verantwoordelijkheid was geweest dat Jake in Tokio bijna om het leven was gekomen. Het deed er voor hem niet toe, wist Jake, dat het door Jakes eigen koppigheid was gekomen. Jake wist dat Mikio al het mogelijke had gedaan om Jake uit de gevarenzone weg te houden. Jake had gewoon geen aandacht geschonken aan die waarschuwingssignalen.
Als Jake in Japan was, voelde Mikio zich voor hem verantwoordelijk. Zo simpel lag dat. En zo ingewikkeld was het ook. Wat hen met elkaar verbond was niet alleen vriendschap maar ook gin'. Gin'had Mikio gedwongen een erg persoonlijk en ongetwijfeld pijnlijk deel van zijn verleden voor Jake bloot te leggen. Dat was iets buitengewoons geweest en Jake realiseerde zich dat heel goed.
'Maar de liefde blijft, Mikio-san,' zei Jake. 'Zoals de bergen en de zeeën blijft de liefde altijd bestaan. 'Hij keek naar de pelgrims die zich met de waterdruppels van Otawa zuiverden. 'Misschien is dat soms het enige dat ons op de been houdt, nehT
Mikio, die zijn blik geen moment van de waterval wegnam, knikte zwijgend. Hij begreep het.
De stilte omhulde hen zo volledig als wanneer ze op de bodem van Otawa zouden staan. Binnen die camouflage zag Jake een grijze pluvier vliegen. Onwillekeurig volgden zijn ogen de gracieuze lijn van de vogelvlucht over het donkergroene bos. De vogel steeg steeds hoger op tot hij over hen heen vloog en achter het klokkepaviljoen verdween.
Toen Jake de vogel nakeek, zag hij twee mannen in donkere pakken de brede trap aan de oostkant van het paviljoen afkomen. Ze hadden beiden kortgeknipt haar en hoekige gezichten. Ze droegen grote zonnebrillen. Ze maakten er geen enkel geheim van waar hun belangstelling naar uitging.
'Mikio-san,' zei Jake zacht maar nadrukkelijk, 'ik ben bang dat de oorlog ons heeft gevonden.'
Tony Simbal reed met grote snelheid in zijn gehuurde zwarte Corvette over Miami's Intracoastal Highway en hoorde het geluid pas toen het al bijna te laat was.
Hij reed honderdvijftig kilometer per uur en had de ramen open, zodat het gejoel van de wind de oorverdovende muziek van de Stones op de radio bijna overstemde, en het was daarom ook wel begrijpelijk dat hij eerst niets had gehoord. Begrijpelijk maar onvergeeflijk.
Want het was de Cubaan die naar hem riep, Martine Juanito Gato de Rosa in een vuurrode Ferrari. Hij reed naast de Corvette en schreeuwde de longen uit zijn lijf.
Zijn ene hand lag op het stuur en met de andere stak hij een Magnum 357
uit het open raam. Het wapen was op Simbals linkeroor gericht.
'Stoppen! Verdomde klootzak! Ik zei stoppen, verdomme!'
De bediende van La Toucana had zijn werk gedaan; hij had de Cubaan merk, model en kentekennummer van Tony's gehuurde Corvette doorgegeven. Toen Simbal de Corvette aan de kant van de weg had gezet en de motor had uitgeschakeld, drong de stilte van het landschap pas goed tot hem door. De rode Ferrari, met de schittering van de zon op de langgerekte motorkap, stopte pal achter hem, alsof er een verkeersagent achter het stuur zat.
Simbal hoorde een autoportier dichtslaan en schoenzolen over het beton kraken. Toen boog Martine Juanito Gato de Rosa zich naar de Corvette, zodat alle zonlicht werd geblokkeerd. Simbal voelde de koele loop van de Magnum tegen zijn slaap.
'Miezerig stuk wormestront,' zei de Cubaan. 'Ik zou je hersens uitje kop moeten schieten, maar ik heb te veel respect voor het interieur van deze automobiel.'
'Rustig maar, jongen,' zei Simbal. Hij lette er goed op dat hij zijn hoofd niet in de richting van de Cubaan bewoog. 'Laten we eens rustig met elkaar praten.'
'Waar haal jij de brutaliteit vandaan om hier naar toe te komen en je neus in mijn zaken te steken?'
'Ik weet niet eens wat jouw zaken zijn.'
De Magnum werd pijnlijk hard tegen zijn slaap gedrukt. Hij kon de eau de toilette van de Cubaan ruiken en ook een beetje van zijn zweet. Was hij bang voor iets? Voor Simbal?
'Dacht je dat je mij de stuipen op het lijf kon jagen ? Hijo de puta.'
'Ik kan je vertellen dat mijn moeder een echte dame was, Martine,' zei Simbal. 'De enige hoer die ik ooit heb gekend was jouw zuster.'
De Cubaan rukte het lage portier van de Corvette open. Hij gromde diep in zijn keel. 'Kom eruit.'
Simbal deed wat hem gezegd werd. 'Wat wou je doen,' zei hij, 'me overhoop schieten terwijl er iedere dertig seconden tien getuigen langs komen rijden? Hoor eens, we kunnen de hele dag beledigingen uitwisselen, als je dat wilt. Maar ik heb belangrijker dingen te doen.'
'Zoals stropen op mijn terrein.'
'Mako is helemaal van jou, jongen.' Simbal bracht zijn handen omhoog.
'Jezus, ik had in La Toucana ook op je af kunnen stappen. Dan had ik alles verknoeid.'
'Wat bedoel je met "alles"?'
'Kom nou, Martine. Het betere werk van Mako en Eddie.'
De Cubaan kneep zijn oogleden enigszins samen. 'Wat weet jij daar nou weer van ? En wat heb jij hier eigenlijk te zoeken ?'
'De Quarry stuurt me,' zei Simbal. Het had geen enkele zin om de DEA in dit stadium ter sprake te brengen. 'Er was vorige maand een diqui- aanslag in China-town. Een grote. Alan Thune werd met een bom naar de andere wereld geholpen. Daarna overkwam het een speurhond van de DEA, Peter Curran, in Paraguay dat zijn ledematen van zijn romp werden gescheurd. Ook dat was het werk van de diqui. Daarom ben ik geïnteresseerd. En mijn baas ook. Dus hier ben ik dan.'
'Waarom hier?'
' Laten we een rustig plekje opzoeken waar we als volwassen mannen met elkaar kunnen praten. Met een stevig glas erbij.'
De Cubaan richtte de loop van de Magnum nu recht op Simbals gezicht.
'Waarom hier?'
Simbal zuchtte. 'Omdat Edward Martin Bennett hier is. Nietwaar?'
De Cubaan bracht hem naar een bar aan Key Biscayne, bestelde een rum-cola en zei: 'Weet je, ik geloof dat we stapelgek waren toen we dit veranderden, deze geweldige Amerikaanse vondst.'
'Toen we wat veranderden?'
'Coca-cola, jongen.' De Cubaan keek Simbal aan alsof hij niet goed snik was. 'Een Amerikaanse traditie, hè? Waarom moeten ze daar nou weer zo nodig mee gaan knoeien? Tegenwoordig smaakt dat spul nergens meer naar. Ik bedoel, waarvoor heb je dan tradities?'
Simbal nam een slokje van zijn wodka-tonic. 'Van moord word ik altijd een beetje prikkelbaar, Martine,' zei hij. Ze droegen brillen met donkere glazen vanwege de zon en de schittering van de baai. Dat was ongunstig voor onderhandelingen, maar, vond Simbal, het was heel wat beter dan wanneer er een Magnum tegen de zijkant van je hoofd werd gedrukt. Hij was blij met deze vooruitgang.
'In ons vak worden er aan de lopende band mensen vermoord, dus kom me niet met dat geouwehoer aanzetten.'
'Het spoor leidt niet altijd naar iemand van het SNIT,' zei Simbal. 'Als iemand van de ene dienst iemand van de andere dienst uit de weg ruimt, dan ben ik daar verdomd slecht over te spreken.' Simbal boog zich naar voren.
'Weet je, Martine, die moord op Curran heeft me goed kwaad gemaakt.'
'Nou, ga dan ergens tegen een vuilnisbak staan schoppen.'
'Dat heb ik met je zuster al geprobeerd.'
De Cubaan werd vuurrood. 'Miezerig stuk wormestront, ik had je over de snelweg moeten uitsmeren toen ik de kans had.'
'Misschien wel,' zei Simbal, 'maar dat is verleden tijd. We zitten hier nu bij elkaar en we moeten zaken doen. Trouwens, als je mij om zeep brengt, kun je daar de grootste last mee krijgen. Ik zit niet meer bij de DEA. De Quarry zit achter de diqui aan. Nu zitje hier met mij te praten, maar er zijn nog veel meer kerels als ik. Mijn baas is aan maar één man verantwoording schuldig en dat is de president van het land. De Quarry heeft een macht waar het SNIT alleen maar van kan dromen. Ik denk niet dat het in jouw voordeel zou zijn om ruzie met mij te krijgen. Vooral niet omdat ik ook je vriend zou kunnen zijn.'
De Cubaan zei een hele tijd niets. De ober leidde een echtpaar met kinderen langs hun tafel en ze bleven zwijgen tot er niemand meer in hun buurt was.
'Dan moetje mij er maar wat meer over vertellen, jongen. Ik geloof er niks van datje hier naar toe bent gekomen om een moord te onderzoeken. Daar hebben we de FBI voor.'
'De FBI zou hier geen stap verder mee komen.'
Maar de Cubaan schudde al met zijn hoofd. 'Jij bent niet de eerste de beste, jongen. Ze sturen jou als er iets naar de bliksem dreigt te gaan.' Hij was opgehouden met drinken, zag Simbal, hij speelde alleen nog wat met zijn glas. 'Wat is er hier aan de hand?'
'Jij en Mako,' zei Simbal.
De Cubaan haalde zijn schouders op. 'Hij en Bennett werken samen. Dat had ik gehoord, dus ik wilde het uit de eerste hand hebben.'
'En wat heeft Mako je verteld?'
De Cubaan keek Simbal aan. 'Hij en ik hebben bootladingen spul op geheime bergplaatsen rond Miami liggen. Wat wil je nog meer?'
'Ik wil weten wat hij en Bennett in hun schild voeren.'
De Cubaan gromde wat. 'Waarom vraagje het hem dan niet zelf? Hij zal het je vast wel willen vertellen.' Hij schudde zijn hoofd.
'Wat stel je voor?' vroeg Simbal voorzichtig.
De Cubaan deed alsof hij stomverbaasd was. 'Vraagje dat mij?' Hij zette heel grote ogen op. 'Madre de Diosl Wat kunnen wij achterlijke inboorlingen jou, de Grote Blanke Jager, nou vertellen?'
'Schei uit met die komedie, Martine.'
'Wat heb jij een stel cojones, jongen!'
Simbal ging er niet op in.
'Wat voeren Bennett en Mako in hun schild?'
De Cubaan haalde zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Jij mag het zeggen.'
'Vertel me nou maar alles,' zei Simbal.
Na een tijdje zei de Cubaan: 'Verdomme,' en hij nam weer een slok uit zijn glas. 'Hij geeft vanavond een feestje, na middernacht. Heel exclusief. Het is de bedoeling dat ik daar contact met die twee zoek.'
'Bennett,' zei Simbal.
'Tja, als je er toch al zo diep in zit, moet ik je alles maar vertellen,' zei de Cubaan een beetje nors.
'Ik heb Eddie's dossier al gelezen,' zei Simbal.
'Dat betekent dat je lang niet alles over Eddie Bennett weet.'
'O?'
'Jij kent die hombre niet persoonlijk, jij weet geen barst van hem af.'
'Wat bedoel je?'
'Edward Martin Bennett is een gemene schoft.'
'Vertel me nou eens iets wat ik nog niet wist.'
'Dat probeer ik ook, jongen.' De Cubaan greep naar zijn glas, nam weer een stevige slok en zei toen: 'Het zat zo: Eddie en Peter Curran hadden ruzie gekregen.'
'Je bedoelt dat ze op een gezamenlijke DEA-SNIT-missie waren uitgestuurd?'
'Nee, man. Dat was het allemaal niet.'
Simbal probeerde aan het gezicht van de Cubaan te zien wat hij bedoelde. Het was niet veel goeds, dat was wel duidelijk. 'Je gaat me toch niet vertellen dat ze samen in zaken waren gegaan?'
'Geen zaken,' zei de Cubaan, en hij goot de rest van zijn rum-cola naar binnen. 'Plezier.'
'O Jezus.' Simbal dacht een ogenblik na. 'Je wilt toch niet zeggen dat al deze toestanden het gevolg zijn van kibbelpartijtjes tussen geliefden?'
De Cubaan speelde met zijn lege glas. Hij scheen nog een rum-cola te willen. 'Zo is het volgens mij inderdaad begonnen. Weetje, ze konden niet samenleven, ze mochten niet in het openbaar met elkaar worden gezien. Ze hadden het erg moeilijk. Als er zoiets in je dossier komt, Madonna, dan kun je in ons vak niets meer beginnen. Je mag niet meer in het veld opereren en je krijgt ook geen geheim materiaal meer in handen. Ze sturen je naar de leprakolonie. Zo noemde Eddie het altijd. Je kwam achter een bureau te zitten en daar kwam je de rest van je leven niet meer achter vandaan.'
'Je zei dat niemand het van hen wist,' zei Simbal. 'Jij weet het.'
'Jazeker, ik weet het. Eddie en ik hebben vaak samengewerkt. Dat heb je in zijn dossier kunnen lezen. Maar zoals ik al zei, dat dossier is in het geval van Eddie niks waard.' Hij zweeg even.
'Ga verder,' zei Simbal.
'Voor Eddie was er maar één en dat was Peter Curran. Ze kenden elkaar uit hun studietijd.'
'Ja, dat weet ik. Yale. Ze zaten in dezelfde club.'
'De Hellfire Club,' zei de Cubaan. 'Het was niet niks wat er daar gebeurde. Toen we een keer zaten te drinken, vertelde Eddie me over Curran. Hij vertelde me over de ontgroeningsgebruiken in de Hellfire Club. Hij en Curran zijn tegelijk lid geworden.' De Cubaan haalde zijn schouders op. 'Tja, mannen kunnen ook verliefd op elkaar worden.' Hij gaf de serveerster een teken dat hij nog een glas wilde. 'En ze kunnen natuurlijk net zo goed ruzie krijgen.'
'Is dat gebeurd?'
'Het was net als in ieder ander huwelijk dat mis gaat,' zei de Cubaan. 'Dat is het grappige. Een van de twee veranderde, de ander niet.'
'Dat moet Curran zijn geweest,' zei Simbal. 'Curran was met een vrouw aan het rotzooien, een agente van de DEA.'
'Ja, Eddie schijnt daar woest om te zijn geweest,' gaf de Cubaan toe,
'maar toch kwam het door Eddie. Hij was in diep water gestuurd.' Dat was SNIT-jargon voor undercover-werk van lange duur.
'Laat me eens raden,' zei Simbal. 'De diquiT
'Precies.' De Cubaan pakte zijn glas van het dienblad van de serveerster. Hij scheen een buitengewone dorst te hebben en Simbal herinnerde zich dat hij een zekere angst bij de ander bespeurd had.' Hij is al een hele tijd weg. Een heel lange tijd.'
Simbal hoorde de ondertoon in zijn stem. 'Wat bedoel je?'
De Cubaan trok een lelijk gezicht. 'Nou, dat is de reden waarom ik hier ben. Dat is de reden waarom ik zo kwaad was toen ik jou zag zitten. Eddie komt niet terug. Hij is overgelopen naar de andere kant.'
Sun Tzu zei dat een generaal die zijn troepen zo effectief mogelijk wilde inzetten moest zorgen dat ze niet oprukten in een voor de vijand herkenbare vorm. Zelfs de briljantste militaire tactiek was daar niet tegen opgewassen. Dat had hij in 500 voor Christus geschreven, maar Sun Tzu's strategie was zo sterk dat zijn woorden nog steeds waarheid bevatten. Dit ging door Jakes hoofd toen hij en Mikio de hoek van de geschriftenzaal om gingen. Ze waren eerst over de grote veranda van de tempel gerend. De twee yakuza met zonnebrillen waren gewapend: het zou verkeerd zijn om hen te lijf te gaan of zelfs maar om te proberen stand te houden. Jake en Mikio waren ongewapend. Alle wapens waren op het terrein van de tempel verboden, en bovendien was Mikio de vorige dag in Tokio 'gestorven'. Ze hadden geen enkele reden gehad om hier belagers te verwachten. Maar ze hadden hun uiterst goed getrainde lichamen en waren op vertrouwd terrein. Ze renden over de veranda, vlogen een stenen trap af en haastten zich langs een lange rij vrouwen die boete kwamen doen. Toen ze de geschriftenhal waren binnengerend, hielden ze abrupt de pas in. 'O Boeddha,' zei Jake zachtjes. Hij zag vier andere yakuza op hen af komen en wist meteen wat er aan de hand was. Die twee gewapende mannen waren een afleidingsmanoeuvre geweest. Hij vloekte op zichzelf. Hij had zoiets moeten vermoeden toen hij die twee hun wapens zag trekken. In een tempel als deze zouden nooit vuurwapens worden gebruikt. Er zouden andere, minder opzienbarende methoden worden toegepast.
'De tuin in,' zei Mikio, en bijna helemaal dubbelgeklapt renden ze het grote beboste terrein tussen de geschriftenzaal en de klokkepagode op. Ze kwamen na het houten looppad bij een grote platte riviersteen uit, en stapten vervolgens van de ene steen op de andere, tussen aspidistra's en struisvarens door. Jake begon buiten adem te raken.
Het was hier erg stil. Ze konden ergens niet ver van hen vandaan water horen ruisen, ergens achter het zorgvuldig onderhouden groen. Ze waren zich tegelijk van de mannen bewust. Mikio gaf een rukje aan Jakes mouw en ze maakten zich uit de voeten. Dieper de tuin in, over een oefende hij nogal wat druk op zijn luchtpijp uit. Maar hij had de lucht al in zijn longen en hij gebruikte al zijn kracht.
Hij draaide naar links, gebruikte een atemi aan die kant en voelde hoe drie ribben onder de slag bezweken. Tegelijk werd de druk op zijn gezicht bijna ondraaglijk. De ketting begon de bloedstroom naar de hersenen tegen te houden en Jake wist dat het nog maar heel kort zou duren of de vonken zouden hem voor de ogen springen en zijn geestelijke vermogens zouden door het gebrek aan zuurstof worden aangetast.
De yakuza zakte op zijn knieën en trok Jake mee. Maar ondanks het feit dat drie van zijn ribben waren verbrijzeld, liet hij Jake niet los. Jake kon geen lucht meer krijgen. Nog een paar seconden en het was met hem gedaan. Hij deed het enige dat hij kon doen. Hij duwde zijn rug naar achteren, waardoor de verschrikkelijke last van zijn hele lichaam korte tijd op zijn hals drukte. Zijn hals fungeerde als draaipunt voor het hefboomeffect. Met zijn beide handen in elkaar gewrongen gebruikte hij een atemi metzijn elleboog, een venijnig scherpe beweging waarmee hij het borstbeen van de yakuza verbrijzelde. Ook deze belager zakte in elkaar. Jake voelde hoe er een diepe duisternis over hem neerdaalde.
'Jake-san!'
Mikio was bij hem. 'Ben je in orde?'
Het deed te veel pijn om te knikken en zijn tong was zo droog en opgezwollen dat het leek of zijn mond er helemaal vol mee zat. Op Mikio's zwijgende aandrang kropen ze achter een grote rots weg. Ze zaten tussen buksboompjes en jeneverbesstruiken.
'Er zijn er nog vier,' zei Mikio. Hij keek steeds op zijn horloge, alsof hij te laat was voor een afspraak.
Jake zag dat hij de manrikigusari had opgepakt. 'Hoe goed ben je daarmee?' Hij betastte het opengeschuurde vlees van zijn hals. Mikio keek hem met een grimmig lachje aan. 'Maak je maar geen zorgen, kyujutsu ka, over een uur drinken we Kirins in mijn favoriete bar in de oude wijk van Kyoto.'
Jake zei niets maar betwijfelde of Mikio gelijk zou krijgen. Hij had dringend rust nodig en hij kon niet nagaan hoe ernstig Mikio gewond was geraakt. Hij keek om zich heen en luisterde.
Opeens zag hij iets bewegen. Een glimp van iets zwarts met dunne streepjes, de mouw van een colbertjasje. 'Zet je maar schrap, Mikio-san, daar komen ze.'
Mikio gebruikte de manrikigusari tegen de voorste man, die achterover sloeg, zodat de shuriken die hij had willen gebruiken op het stenen pad kletterde.
Tegelijkertijd rende Jake een eind van Mikio weg. Het was van groot belang dat ze die vier mannen uit elkaar kregen. Als ze met z'n vieren bij elkaar bleven, wist Jake, was er bijna niets tegen hen te beginnen. Er gingen er drie met hem mee - blijkbaar dachten ze, omdat Mikio gewond was, dat Jake de gevaarlijkste van de twee was - en ze kwamen vanuit drie verschillende invalshoeken tegelijk op hem af. Toen de man aan zijn linkerkant hem dicht genoeg was genaderd, begon hij zijn aanval, een atemi met de vlakke hand recht in zijn gezicht. Op het laatste moment liet hij zich op zijn knie zakken en draaide daarbij zijn lichaam naar links. Met zijn rechterhand greep hij de mouw van de man vast en smeet de yakuza tegen zijn collega aan, die van rechts op Jake afstormde. Toen Jake overeind krabbelde, greep de man in het midden hem van achteren vast. Jake bleef zijn lichaam naar rechts bewegen, stootte zijn linkerhand onder de oksel van de yakuza omhoog en wierp hem van zich af.
De eerste man kwam met een shuriken op Jake af, maar hij greep zijn pols vast en trok hem naar voren, terwijl hij tegelijkertijd zijn rechterhand omhoogbracht om die met een dodelijke slag op de nek van de man te laten neerdalen. De man zakte levenloos in elkaar.
Nu stormde de derde man met een kort zwaard op Jake af. Hij begon aan de fciai-kreet, maar Jake sloeg met de muis van zijn hand tegen de kin van de yakuza. Met zijn andere hand weerde hij de arm met het zwaard af. Maar de yakuza had zijn voet laten uitschieten en Jake voelde een felle pijn in zijn heup. Zijn linkerbeen was opeens helemaal verdoofd en hij zakte tegen de rots.
De yakuza haalde uit met het korte zwaard en Jake rolde op het allerlaatste moment opzij. Hij hoorde het schrapen van het metaal over de rots en zag de felblauwe vonken.
Jake graaide met zijn vingers in het jasje van zijn tegenstander. Van dichtbij had de man helemaal niets aan zijn zwaard en zou hij ook geen dodelijke voet-atemi kunnen gebruiken.
Tot Jakes verbazing liet de yakuza onmiddellijk zijn wapen vallen en sloeg hij met zijn gestrekte hand vlak boven Jakes hart. Jake klapte voorover maar bezat nog de tegenwoordigheid van geest om weg te duiken voor de atemi die hij in zijn nek kon verwachten. De yakuza kwam met een uitgestoken hand op hem af en Jake kon zien dat de man een uitgebreide karatetraining moest hebben gehad. Hij haalde uit en Jake gebruikte een tenkan; hij stootte met de muis van zijn hand tegen de elleboog van de yakuza. Tegelijkertijd maakte Jake een draaibeweging met zijn lichaam en zag kans de man op de grond te smijten. De yakuza was half verdoofd maar wist zijn korte zwaard vast te grijpen en er in één beweging mee naar boven te steken. Het scheelde maar een haar of het lemmet trof Jakes hals.
Hij gebruikte zijn voeten om de yakuza uit zijn evenwicht te brengen, maar zijn positie was ongunstig en de man hanteerde het zwaard met een dodelijke kracht. Daarom deed Jake het enige dat hij kon doen. Hij gebruikte ir/miom de man naar zich omlaag te trekken en liet het hoofd van de man tegen de rots smakken.
Jake keek naar het levenloze lichaam van de yakuza, maar op dat moment sloeg er iets tegen de zijkant van zijn gezicht. Hij wankelde en gleed langs de rots omlaag. Hij knipperde een paar keer met zijn ogen, maar het waas dat ervoorlangs was getrokken wilde niet weggaan. Zijn gevoel voor diepte was weg. Zijn armen voelden aan alsof ze met lood waren verzwaard en zijn been brandde van de pijn die door de voet-atemi was toegebracht. De laatste van de yakuza stond met het korte zwaard van zijn gevallen kameraad in zijn hand. Hij bracht het glanzende lemmet omhoog en Jake wist dat hij niets kon doen om hem tegen te houden.
Het lemmet begon snel op hem af te komen. Jake wist dat het straks zijn hoofd van zijn romp zou scheiden.
Toen gebeurde er iets vreemds met het lichaam van de yakuza. Het puilde uit in het midden, zo'n zes centimeter boven het hart, en er kwam een natte, warme, kleverige massa over Jake heen. Dat ging met zo'n afschuwelijke stank gepaard dat hij begon te kokhalzen.
Toen kwam het volle gewicht van de yakuza op hem neer en werd zijn gezicht met bloed, darmen en stukken afgebroken bot bedekt. Boven alles uit was er de stank van dampende faecaliën, en Jake begon eronder vandaan te kruipen. Het was of hij begraven was in viezigheid. Hij raakte in ademnood en begon te hijgen.
Hij voelde dat iemand hem wegtrok en keek naar boven. Er streek een doek of een lap over zijn gezicht waarmee de stukken bloederig vlees werden weggehaald. Jake keek naar de dode yakuza en zag het achterste eind van een stalen pijl uit het stoffelijk overschot steken. Hij keek op en zag de vrouw in de stijlvolle persimoenkleurige kimono die hij ook in Mikio's huis had gezien. Ze knielde met een bloederige doek in haar hand bij hem neer.
Pas na een moment van opperste verbazing realiseerde hij zich dat ze in haar andere hand een Mitsui Jujika-1000 compressor-kruisboog had. Bliss wist wat het was om in de armen van Boeddha te zijn. Toen ze de Container Terminal in Kwun Tong naderde, zag ze dat Fung het Skelet niet aanwezig was. Ze zag dat niet met haar ogen maar met haar geest. Haar qi maakte haar daarvan bewust. Haar geest registreerde de vibraties van het universum.
Wie riep er daar op straat? Ze was zich voortdurend bewust van het gejammer van de doden, allemaal bij elkaar, een leger dat een heel continent in beslag nam. Wie waren het? Haar landgenoten, de doden van China, roepend om vrijheid.
Hoe wist ze dat? Hoe voelde het aan ? Bliss, in de boeg van de walla-walla die ze had gehuurd, sloot haar ogen en luisterde naar de stem van Shi Zilin. Die stem hoorde ze in het ruisen van de wind die haar zachte haren in beweging bracht, in het kabbelen van de golven tegen het bootje, in het borrelen van het kielzog. Ze hoorde hem in de kreten van de zeemeeuwen die gretig om een vissersboot heen cirkelden.
De aarde bewoog en Shi Zilin sprak. Ze waren een en hetzelfde, onveranderlijk. De qi van de planeet steeg op en daalde neer, al naar gelang ze in-en uitademde. Ze voelde dat terwijl ze hem hoorde spreken. Het waren niet zozeer woorden als wel impulsen, vergelijkbaar met de manier waarop de hersenen automatisch aan de ledematen doorgeven dat ze in beweging moeten komen. Je was je nooit van de gang van zaken bewust, alleen van het eindresultaat. Het was mysterieus, magisch, zelfs ontzagwekkend. Daarom was het niet iets watje met iemand anders kon delen. Vaak vroeg Bliss zich af wat ze zou doen als Jake in Hongkong terug was. Wat zou ze hem vertellen? Hoe kon hij de veranderingen in haar zien? Welk effect zouden ze op hem hebben ? Hoe zou hij reageren als ze hem vertelde dat de qi van Shi Zilin op haar was overgegaan?
Ze huiverde in de duisternis van kort voor het ochtendgloren. In het oosten tekende zich al een zachtroze gloed af.
'Zegt u me waar het is, mevrouw,' zei de botenman. 'Precies.'
Bliss wees het hem, en toen ze geen antwoord hoorde, draaide ze zich om en zag hem angstig naar haar kijken. Wat zou hij toch zien? vroeg ze zich af. Misschien ben ik gebrandmerkt, heb ik een litteken op mijn wang. Onwillekeurig streek ze met haar vingertoppen over het gladde vlees. Ze lachte om zichzelf maar het klonk erg geforceerd en ze moest er meteen weer van huiveren.
Ze wou dat Jake hier bij haar was. Niet om haar te vertellen wat ze moest doen of zelfs maar om haar gerust te stellen. Voor het eerst sinds ze met elkaar herenigd waren hingen er twijfels over hen tweeën als wolken boven de horizon.
Zijn voorgeschiedenis liet haar niet los. Ze wist van de zelfmoord van zijn eerste vrouw, de dood van Lan in de Sumchun; ze wist ook van Jakes tweede vrouw Mariana. Toen zij in de Japanse Alpen was vermoord, was Jake voorgoed naar Bliss teruggekomen. Maar geen van zijn huwelijken was erg gelukkig geweest.
Jake was getrouwd met zijn werk, vroeger de Quarry en tegenwoordig de yuhn-hyun. Hij werd helemaal door zijn werk geobsedeerd en die obsessie had hem vervreemd van de mensen van wie hij het meest ter wereld hield. Bliss wist dat dit nog maar een deel van het verhaal was. Ze dacht aan het bijzondere van Jake. Fo Saan was niet alleen Jakes leermeester geweest maar ook de hare. Daarom wist ze heel goed welke buitengewone talenten Jake bezat. Het was zijn verhoogde qi, zijn vermogen om in een half mystieke geestestoestand te geraken die ba-mahkwerd genoemd, die hem van de meeste andere mensen onderscheidde. Het was dit, geloofde ze, dat er de oorzaak van was geweest dat hij van zijn familie vervreemd was geraakt.
Nu vroeg Bliss zich af hoe het tussen haar en hem verder was gegaan. Haar eigen qi was uitgebreid. Zilin sprak tot haar. Ze vroeg zich af of zij de hoedster van de geest van de Jian was geworden, of dat zijn qi op haar was overgegaan. Ze vroeg zich af of hij haar in enig opzicht leidde en zo ja, met welk doel.
'Hier is het, mevrouw,' zei de botenman toen ze de pier hadden bereikt. Maar hij wilde het geld niet aannemen dat ze hem wilde geven. Hij wilde haar niet in de ogen kijken of antwoord geven op haar vragen. Het was duidelijk dat hij alleen maar wilde dat ze van zijn boot af ging. Bliss deed dat. Ze bereikte de kade over een roestige metalen trap die langs het beton omhoogliep. Ze kon de dieseldampen van het vliegveld ruiken. Links van haar bevond zich de Container Terminal zelf en daarachter stond een schijnbaar eindeloze rij pakhuizen, volgestouwd met allerlei legitieme en illegale goederen die op transport naar nagenoeg alle landen van de wereld wachtten.
De boot van Fung het Skelet lag zo'n driehonderd meter verderop voor anker. Het was een rank vaartuig met genoeg paardekracht om de modernste politieboten het nakijken te geven. Het was geverfd in de kleur van de zee bij nacht en dus bijna onzichtbaar.
De kapitein, hoorde ze van een bemanningslid, stond alleen als de Maleisiër bekend. Ze was nog geen twintig minuten op de pier toen hij te voorschijn kwam. Het was een man met een donkere huid en een atletisch lichaam dat al een beetje dikker begon te worden. Hij had een grote, opkrullende snor die glom van de was.
Hij was jong, niet ouder dan midden dertig, schatte Bliss. Hij droeg een oude spijkerbroek en een T-shirt.
Het bemanningslid met wie Bliss had gesproken hield de Maleisiër staande en sprak even met hem. De Maleisiër knikte en stuurde de man weg. Hij kwam naar de pier waar Bliss stond te wachten.
Hij kneep zijn oogleden samen tegen het licht van de opkomende zon en zei: 'Je vroeg naar de kapitein van deze boot?'
'Ik zoek Fung het Skelet.'
De Maleisiër nam een met de hand gerolde sigaret uit een zak van zijn spijkerbroek. Die was half geplet. Hij was even bezig hem weer enigszins in model te brengen en aan te steken. Hij zoog wat rook in zijn longen en zei toen, terwijl hij de rook weer uitademde: 'Wij hebben niets te bespreken.'
'Ik heb iets te verkopen,' zei ze.
'Jij?' Hij lachte schamper en schudde zijn hoofd. 'Jij hebt niets waarvoor ik me zou interesseren. Tenzij...' Zijn blik gleed over haar lichaam.
'Opalen,' zei Bliss.
'Je verspilt mijn tijd.' Hij begon zich om te draaien.
'Vuuropalen uit Australië,' zei ze. 'Weetje daar iets van?'
Hij nam weer een trek van zijn sigaret. 'Ja. Alles heeft een prijs en ik weet daar alles van.'
Ze merkte dat hij zich graag een superieure houding aanmat. 'Weetje er genoeg van om te weten wat dit waard is?' Ze gaf hem de opaal. De Maleisiër gromde wat en keek even naar de steen. Draaide hem om. Hield hem tegen het licht. Toen wendde hij zich af en spuwde. Hij liet de steen weer in haar hand vallen. 'Is dat alles?' zei hij. 'Maak datje wegkomt.'
'Niet alleen deze ene,' zei ze, niet in het minst uit het veld geslagen. 'Er zijn er honderd van.'
'Dezelfde kwaliteit?' Ze kon zien dat hij nu niet meer van plan was weg te lopen.
Ze knikte.
'Heb je een prijs in gedachten?'
Bliss keek hem aan en zag aan zijn gezicht dat ze op haar hoede moest zijn.
'Ik heb een prijs.'
'Laat eens horen. Als het...'
Maar ze schudde al met haar hoofd. 'Ik vertel het jou niet,' zei ze. 'Ik vertel het Fung het Skelet.'
'Wie?'
'Ben jij in de opalen geïnteresseerd?'
'Alleen als de prijs me bevalt.'
'Wat ga je tegen Fung zeggen als ik deze stenen aan de concurrentie verkoop?'
De Maleisiër zei niets.
'Opalen zijn Fungs specialiteit.'
De Maleisiër keek aandachtig naar het eindje van zijn sigaret. 'Ik ken jou niet.' Zijn ijskoude ogen keken haar recht aan.
Bliss hield hem de opaal voor. 'Breng dit naar Fung,' zei ze. 'Misschien kan dat je geruststellen.'
De Maleisiër wierp zijn peukje in het water. Hij scheen een besluit te hebben genomen. 'Kom aan boord,' zei hij, zonder nog naar het juweel te kijken. 'We varen over drie minuten uit.'
Toen ze op weg waren, pakte hij haar arm vast. 'Jij bent of heel slim of heel stom,' zei hij.
Daniella was nog nooit in Zvenigorod geweest, maar het verbaasde haar niet dat het op de oever van Maluta's geliefde Moskwa lag. Aan weerszijden van de glooiende heuvels waarop het stadje was gebouwd verhieven zich steile, dicht beboste hellingen.
Maar ze had wel eens gehoord van de Sobor na Gorodke, de kathedraal van Maria Hemelvaart, bijna vijfhonderd jaar geleden van grijze steen gebouwd. Wat ze zo vreemd vond toen de verwarmde Chaika langs de hekken reed was dat de spleetvormige ramen en de grimmige grote koepel in het midden van de kathedraal het op een middeleeuwse burcht lieten lijken. Het bouwwerk deed haar meer aan een oorlog dan aan godsdienst denken. Maar soms waren die twee begrippen ook bijna hetzelfde, vond ze. Daniella had gedacht dat ze in het weekend geen last van Maluta zou hebben. Per slot van rekening was hij naar zijn datsja in Zvenigorod gegaan en was zij in Moskou. Het was vroeg in de morgen geweest en ze had de ramen van haar kantoor opengegooid om de eerste vogels van de lente te kunnen horen die buiten van tak tot tak sprongen. Er was nauwelijks verkeer op de Ringweg en ze hoorde bijna alleen de geluiden van het bos. Ze had zich in de nieuwste informatie van Mitre verdiept en was helemaal opgewonden geraakt door het nieuws dat ze hun doel bijna hadden bereikt: InterAsia, de yuhn-hyun. Kam Sang! Meer dan wat dan ook wilde Daniella doordringen tot de verborgen kern van dat project van communistisch China. Ze geloofde niet dat het echte geheim van het project haar via Zhuang Hua, Shi Zilins medewerker in Beijing, was onthuld. Misschien stond er in Kam Sang inderdaad een nucleair waterontziltingsbedrijf waarmee iets aan Hongkongs eeuwige watertekort kon worden gedaan. Maar er was meer aan de hand.
Het Chinese leger was nauw bij Kam Sang betrokken. Waarom?
Naarmate Mitre meer en meer gegevens voor haar verzamelde, kreeg ze het vermoeden dat Zhuang Hua onvolledig over het project was ingelicht of dat hij - en ze huiverde bij die gedachte, een dubbelagent was geweest, zogenaamd haar informant binnen Shi Zilins kantoor maar in werkelijkheid iemand die haar precies datgene doorgaf wat Shi Zilin haar wilde laten weten.
Nou, ze zou het nooit weten, want Zhuang Hua en Shi Zilin waren beiden dood. Maar Jake Maroc Shi, Shi Zilins zoon, leefde nog, en het zat haar dwars dat Mitre geen idee had waar hij was. Maroc zou hard aan het werk moeten zijn met de yuhn-hyun in Hongkong. Toch was hij nergens in de kroonkolonie te vinden.
Daniella stuurde een gecodeerd bericht aan Mitre waarin ze hem opdracht gaf om na te gaan waar Jake Maroc zich bevond. Ze was net aan het zenden toen de telefoon ging. Ze dacht dat het Carelin was die over hun lunchafspraak belde, en ze nam meteen op.
'Ik heb eerst naar je huis gebeld, kameraad generaal.' Maluta.
'Een vrouw is nooit klaar met haar werk,' zei ze, en hij lachte.
'Dat is de reden waarom ik bel.' Hij wachtte even en zei toen: 'Ik wil horen wat je inmiddels hebt bereikt.'
'Maandagmorgen...'
'Niet maandag,' viel hij haar in de rede. 'Nu.'
'Maar ik heb een lunchafspraak met Carelin.'
'Zeg die maar af. Ik wil je hier hebben. En dan kun je me ook verslag uitbrengen over je verhouding met hem.'
'Je doet het voorkomen alsof het iets smerigs is,' zei ze kwaad. Ze was kwaad omdat hij haar plannen in de war stuurde en haar commandeerde alsof ze een opwindpop was, en vooral omdat hij haar van Carelin weghield.
'Misschien is het dat ook wel,' zei hij kortaf. 'Maar het is niet aan mij om daarover te oordelen.'
'Je bent een zak, weetje dat?'
'Je flapt er westerse scheldwoorden uit alsof je daarmee bent grootgebracht. Ik vind dat nogal verdacht, Daniella Alexandrova.'
Hij verstond de kunst om zo ongeveer iedere belediging als een boemerang terug te laten keren. Ze begon zich weer kwaad te maken.
'Waarom spreek je plotseling over loyaliteit?'
'Dacht je dat, kameraad generaal? Loyaliteit?' zei hij met een spottende stem. 'Wat interessant! Ik vraag me af wat een KGB-psycholoog uit die opmerking zou afleiden. Hm. Misschien moeten we een afspraak voor je maken op het Serbsky Instituut.'
'Wat een belachelijk idee!' Maar ze wist dat hij de macht bezat om zelfs zo'n belachelijk voorstel daadwerkelijk uit te voeren.
'Moetje ongesteld worden?' vroeg hij. 'Je bent zo recalcitrant.'
Daniella hield haar mond. Ze wist waarom ze zich zo gedroeg. In Zvenigorod, in de datsja, kon ze hem niet ontlopen. Ze zou voortdurend met Oleg Maluta geconfronteerd worden en dat maakte haar doodsbang. Daarom deed ze onwillekeurig pogingen hem te ontvluchten. Carelin had tegen haar gezegd: Je vindt wel een oplossing. Dat weet ikzeker. En was het niet Maluta zelf die had gezegd: Eliminatie is niet de enige manier om obstakels uit de weg te ruimen. Ja. Ja. Ze dacht aan haar wei
^i-bord, een samenspel van strategieën, een springplank naar.. .naar wat?
Ze wilde zo graag verlost worden van de verlammende angst die Maluta's macht in haar had opgewekt.
Ze deed haar mond open en zei: 'Hoe laat wil je me in de datsja hebben ?'
'Mijn Chaika staat binnen een half uur beneden om je naar huis te brengen. Pak gauw je spullen in. Ik wil hier met je lunchen.'
Nu, enkele uren later, was ze ter plaatse. Oleg Maluta's datsja stond aan de voet van een van de achterste heuvels. Het huis stond hoog boven het grootste deel van het stadje en bood dan ook een goed zicht op de Moskwa. Het leek een jachthut. Daniella kon zich niet voorstellen dat het huis dat was afgebrand hetzelfde was geweest; er was geen vrouw die zich in deze typisch mannelijke omgeving lang op haar gemak zou voelen. Binnen was alles van hout - vloeren, wanden, het plafond, alles was van zwaar en donker hout.
Maluta begroette haar in de deuropening. De chauffeur liep hen met de bagage voorbij. Maluta keek met een goedkeurend knikje naar de aktentas die Daniella bij zich had.
Toen ze naar binnen waren gegaan, schonk hij hun iets te drinken in en gaf haar, zonder haar gevraagd te hebben wat ze wilde, een glas witte Rijnwijn. Het was haar een beetje te zoet, maar ze glimlachte en zei na het eerste slokje dat ze het lekker vond.
'Wat heb je voor me?'
Dat was typisch iets voor hem, dat totale gebrek aan beleefdheid. Maar Daniella begon zijn strategie te doorzien. Hij had blijkbaar het gevoel dat hij zijn onmiddellijke omgeving volledig moest beheersen. Hij hield ervan om anderen uit hun evenwicht te brengen, in de - misschien wel juiste veronderstelling dat hij daarmee een zeker tactisch voordeel behaalde. Met enige schrik drong het tot Daniella door dat die tactiek in haar geval erg veel succes had. Ze was nooit helemaal zichzelf als ze bij hem was. Ze wist zich nooit goed raad met haar houding.
Ze maakte de aktentas open. Die was van met de hand gelooide struisvogelhuid, een van de vele extravagante geschenken die ze van Joeri Lantin had gekregen. Ze haalde meerdere dunne roze vellen papier, afkomstig uit het Kremlin, te voorschijn.
'Dit is wat mijn contactpersoon in Hongkong heeft ontdekt...'
Maluta kwam met een rood gezicht over het oosters tapijt naar haar toe. Daniella kon voelen dat hij woedend was, maar ze bleef onbewogen zitten.
'Wat is dit voor onzin?' Hij gooide de vellen papier weg en ze fladderden over het tapijt. 'Jake Maroc leeft nog en Kam Sang is nog net zo'n groot mysterie voor mij als tevoren.'
'Mijn contactpersoon staat op het punt Kam Sang volledig in zijn macht te krijgen, kameraad,' zei Daniella met een kalme stem. Er was een lange blauwe ader op de zijkant van Maluta's voorhoofd opgezwollen. Hij balde zijn grote handen tot harige vuisten. 'O ja?' zei hij met zo'n gesmoorde stem dat Daniella wist dat hij zijn emoties bijna niet meer in bedwang kon houden. 'Misschien zou het goed zijn als we gewoon eens over Kam Sang heen vlogen en er "per ongeluk" een bom op lieten vallen!'
Daniella keek naar hem alsof hij een giftig beest was. 'Dat is stom gepraat, dat weet je net zo goed als ik,' zei ze.
Maluta keek haar een hele tijd zwijgend aan. Toen draaide hij zich abrupt om en liep naar de bar. Met veel gekletter liet hij ijsblokjes in een groot kristallen glas vallen, waarna hij het tot de rand met wodka vulde. Hij dronk het in één teug half leeg. 'Je weet wat dit betekent,' zei hij met zijn rug nog naar haar toe.
Toen Daniella niets zei, blafte hij haar toe: 'Zeg op!'
'Ik weet niet precies watje bedoelt, kameraad.'
Hij draaide zich naar haar om en keek haar dreigend aan. 'Stom kreng!'
schreeuwde hij. 'Misbaksel van een wijf, moet ik het soms voor je uitspellen?
Achterlijke idioot! Ik heb alleen maar idioten om me heen.' Hij goot de rest van de wodka naar binnen en smeet het glas tegen de bar kapot. Hij kwam dicht naar haar toe en zei: 'Het kan twee dingen betekenen, kameraad generaal. Of je bent onbekwaam of je hebt tegen me gelogen.' Hij keek haar woest aan. 'Nou, wat is het?'
'Jij kent Maroc niet,' zei ze, en ze moest zich inhouden om hem geen klap te geven. 'Hij is mijn wreker. Hij is niet zo gemakkelijk uit te schakelen. Het is niet zo dat je maar met je vingers hoeft te knippen om van hem af te komen.'
Haar kalme stem had misschien wel enig effect op hem. Ze realiseerde zich dat hij haar graag op stang mocht jagen.
'Goed, goed,' zei hij met een meer normale stem. 'Ik geef toe dat Jake Maroc niet de eerste de beste is. Maar aan de andere kant is hij ook niet onoverwinnelijk, kameraad generaal. Niemand is dat. Hij moet een kwetsbare plek hebben en die plek moet jij vinden en daarna moet je hem met grote spoed elimineren. Is dat duidelijk?'
'Volkomen,' zei Daniella, en ze voelde een grotere minachting voor hem dan ze in haar hele leven ooit voor iemand had gehad.
Stel je voor! Ze gingen voor je door het vuur. Ze verkochten je hun ziel. Daniella stond voor de spiegel in de slaapkamer die Maluta haar had toegewezen.
De zwarte japon van Dior die Joeri Lantin voor haar had gekocht viel op de vloer. Ze stond roerloos naar zichzelf in de spiegel te kijken. Het was bijna of ze naar een sepiakleurige foto keek, alsof ze haar eigen dochter of kleindochter was en in een fotoalbum bladerde en opeens een portret van Daniella Alexandrova Vorkuta vond.
Het was op dit moment, zoals een bliksemflits een nachtelijk landschap heel even verlicht, dat ze zag hoe verwrongen en ongelukkig haar leven was geworden. Er is helemaal niets normaals meer aan, besefte ze. Misschien kwam het door de gedachte aan de dochter of kleindochter die ze misschien nooit zou hebben. Eigenlijk had ze helemaal geen privé-leven. Ze behoorde met hart en ziel aan de KGB toe. Zelfs een beetje geluk dat ze had als ze met Carelin samen was werd aangetast door de angst dat Maluta hen aan de kaak zou stellen, of dat iemand anders binnen de KGB of het Politburo het zou ontdekken en die informatie zou gebruiken om hen in zijn macht te krijgen of te vernietigen.
Jarenlang was ze zo druk met haar carrière geweest dat ze er nooit bij stil had gestaan wat ze allemaal opofferde.
Allemachtig, dacht ze, als iemand het drie jaar geleden tegen mij over kinderen had gehad, zou ik haar in haar gezicht hebben uitgelachen. Kinderen? Voor iemand met een onbegrensde ambitie?
Voor het eerst in haar leven realiseerde Daniella zich hoe hol en leeg het kon zijn om macht te hebben. Haar leven werd beheerst door haar afschuwelijke psychologische strijd tegen Oleg Maluta en ze voelde alleen nog maar angst en walging. Ze wist dat ze, als ze het geluk zou hebben hem te verslaan, geen enkele triomf zou voelen.
Ze bogen hun hoofd voor je, ze knielden voor je neer om alles wat henmachtig maakte op jou over te dragen.
Het was waar wat Maluta haar op die ijskoude avond aan de oever van de Moskwa had verteld. Als een vampier had ze hen allemaal leeggezogen en daarna gedood, alle mannen in haar leven die geprobeerd hadden haar te gebruiken maar die uiteindelijk door haar waren gebruikt. Ze dromden voor haar geestesoog samen als geliefde acteurs die door hun bewonderend publiek worden teruggeroepen.
Nu ze in haar koele grijze ogen keek, die ogen die zoveel machtige mannen in hun ban hadden gekregen, kwam er een verbazingwekkende gedachte in haar op. Ze wist opeens wat haar gelukkig zou maken. Dat was niet het verslaan van Oleg Maluta, niet een benoeming tot hoofd van de KGB of zelfs tot partijleidster. Het was simpelweg het gevoel van Mikhail Carelins zaad in haar. Meer dan wat ook ter wereld wilde ze een baby van hem.
Ze verloor even haar evenwicht en viel tegen haar eigen spiegelbeeld aan. Toen ze zich terugtrok, bleef er op de plaats waar haar adem het spiegelglas had bewasemd een doffe plek achter.
Even later bukte Daniella zich om haar japon van Dior op te pakken. Die was helemaal niet geschikt voor deze avond. Ze legde de jurk weg en bekeek zichzelf nog eens in de spiegel. Haar uniform met de blauwe schouderstukken bleef goed in model. Ze kon het rustig blijven dragen, vond ze. Het was zelfs mogelijk dat dit de juiste manier was om het aan te pakken. Ze had Maluta nooit zien drinken - dat wil zeggen, zwaar drinken. In Moskou nam hij bij het eten wel eens een glas zubrovka. Dat was alles. Maar hier in de datsja dronk hij ryabinovka - wodka met bessensmaak - alsof zijn leven ervan afhing.
Hij had al heel wat wodka achterover geslagen toen ze naar beneden kwam, waar een verfijnd diner op haar stond te wachten. Voordat ze aan tafel gingen, trok hij nog een fles open en nam die mee. Iemand was blijkbaar een hele tijd in de keuken bezig geweest, maar Maluta diende alles zelf op. Als er nog iemand anders in de grote datsjav/as, kreeg Daniella hem niet te zien.
Na afloop van de voortreffelijke maaltijd zei Daniella: 'Eet je altijd zo goed, kameraad?'
Maluta, die suiker in zijn thee deed, zei niets. Hij liet drie klontjes tegelijk in zijn glas vallen en gebruikte zijn lepeltje om erop te tikken tot ze uit elkaar vielen. Hij roerde een beetje in zijn thee, deed er nog drie klontjes in en herhaalde de procedure.
Na een tijdje zei hij: 'Mijn vrouw kon bijzonder goed koken.' Maar aan de klank van zijn stem kon ze horen dat hij in de eerste plaats tegen zichzelf sprak. 'Thuis ben ik een bepaalde manier van eten gewend. Sommige dingen moeten nooit veranderen.'
Hij stond plotseling op en liep de eetkamer uit. Daniella zat nog even in haar thee te roeren tot ze zag dat haar suiker was opgelost. Toen stond ze op en liep achter hem aan.
Hij stond voor een van de grote ramen in de huiskamer die uitkeken over de Moskwa ver beneden. Hij dronk kleine slokjes thee en hield zijn andere hand op zijn rug. Hij maakte vanavond een melancholieke indruk, iets wat Daniella nog nooit bij hem had meegemaakt. Ze had hem kalm en bijna hysterisch kwaad meegemaakt, maar nooit peinzend en teruggetrokken.
'De Moskwa blijft altijd bestaan,' zei hij, en opnieuw had ze het vreemde gevoel dat hij helemaal niet tegen haar sprak, misschien niet eens tegen zichzelf, maar tegen een onzichtbare persoon. 'De bergen blijven bestaan. Maar het leven heeft zijn eb en vloed.'
Hij draaide zich naar haar om. 'Is het niet waar, Daniella Alexandrova?'
Ze knikte. 'Het is een natuurwet, nietwaar?'
Zijn donkere ogen keken haar vanuit de schaduwen van de zware gordijnen aan. 'Misschien. En wij kunnen het weten, hè? Wij die ons alle dagen met de wetten bezighouden. Is het de mens die in deze wereld de wetten stelt, Daniella Alexandrova? Of is het, zoals jij zei, de natuur?' Hij bracht zijn glas thee omhoog en nam er een slokje uit zonder zijn blik van haar weg te nemen. 'Zou de natuur een andere naam voor God zijn?'
De haartjes op Daniella's nek begonnen in beweging te komen. Oleg Maluta die over God sprak? Dat zou ze nooit van zo'n strak pragmatische volgeling van de Partij hebben verwacht. Ze begreep niet waar hij heen wilde, dus zei ze niets.
'Wie heeft de wereld gemaakt, Daniella Alexandrova? Is ze ontstaan in een explosie van brandbare sterrenmaterie? Een triljoenen jaren durende werveling van kosmisch afval ? Of zie je een goddelijke hand die een andere vorm aan maagdelijke klei heeft gegeven?
'Vraagje mijn mening?' vroeg Daniella. 'Of som je alleen maareen aantal mogelijkheden op?'
Hij kwam uit de schaduwen van de gordijnen vandaan. 'Ik wil graag weten waar je in gelooft.' Ze stonden nog geen meter van elkaar vandaan.
'Ik wil graag weten of jij een, zullen we zeggen, hogere macht aan het werk ziet - in het allereerste begin.'
'Ja,' zei ze zonder aarzeling. 'En God was een communist.'
Ze had gedacht dat hij in lachen zou uitbarsten, maar dat deed hij niet.
'Ik spreek in ernst, Daniella Alexandrova.' Ze vroeg zich af waar hij heen wilde, op welke manier hij haar nu weer in de val wilde lokken. 'Ik wil weten of je gelovig bent. Je weet wat ik bedoel. Ik wil weten - als je gelovig bent
- of dat geloof je een zekere mate van troost kan schenken.'
'Ik sprak daarstraks niet de waarheid,' zei ze. 'God begrijpt het communisme niet.'
Hij kwam wat dichter bij haar staan. 'Dus je bent wél gelovig.'
'Ik ben communist,' zei ze. 'God begrijpt mij ook niet.'
Nu lachte hij wel. 'Als Hij bestaat, wat ik betwijfel, kan ik me niet voorstellen dat Hij iemand van ons begrijpt.' Even later wendde hij zijn blik van haar af en keek naar het roodbruine oppervlak van zijn thee. Hij was weer in melancholie gehuld. 'Daniella Alexandrova, ik moetje dit vragen. Is er iets in je leven gebeurd wat je niet kon verklaren .. .wat je niet helemaal begreep.'
'Ik geloof dat ik je niet helemaal kan volgen, kameraad.'
Maluta keek haar weer recht in de ogen. 'Ik heb het over tragedies.'
En meteen wist Daniella waarop hij zinspeelde: de dood van zijn vrouw. En omdat ze wist dat hij een bepaald antwoord van haar wilde hebben, loog ze. 'Ja.'
'En?'
'Ja, en?'
'Heb je...' Hij onderbrak zichzelf, alsof hij zich voor zijn woorden schaamde. 'Heb je toen de hand van God gezien in die... tragedie?'
'Als je gelovig bent, kameraad, dan beheerst de hand van God alles ... en iedereen.'
'Maar hoe wordt het onverklaarbare ... de tragedie van een mensenleven, dan verklaard?'
'Het wordt nooit verklaard,' zei Daniella, en ze moest nu denken aan iets wat oom Vadim haar had verteld toen haar moeder was gestorven. 'Dat is onmogelijk. Je kunt beter zeggen dat het zich oplost.'
'Dat het zich oplost?' Hij zei het alsof hij die woorden nog nooit eerder had gehoord.
'Ja,' zei Daniella. 'In je eigen geest. Een soort innerlijke vrede. Een einde van de pijn.'
Maluta deed zijn ogen dicht. Zijn lippen bewogen alsof ze een gebed prevelden. Of misschien beefden ze alleen maar wat. 'Ik begrijp het,' zei hij tenslotte. 'Een innerlijke vrede. Dus je kunt 's nachts slapen.'
'Wat?'
'Kun je 's nachts slapen?' vroeg Maluta.
'Ja.'
'En droom je?'
'Soms.'
'Soms,' zei hij droefgeestig. 'Ik droom altijd.' Hij draaide zich om en zette muziek op. Tsjaikovsky. Het Zwanenmeer.
De lucht was opgeklaard en er scheen maanlicht op de Moskwa. Daniella keek weemoedig naar buiten.
Ze liep naar het dressoir. De platenspeler, een ouderwets apparaat dat heel anders was dan de draaitafel die Lantin had gekocht om er zijn op de zwarte markt gekochte buitenlandse persingen op te kunnen afspelen, werd omringd door ingelijste foto's van Maluta als jongeman, als kind met zijn vader en moeder, met zijn moeder alleen, zittend op haar brede schouder terwijl ze lachend naar zijn angstige gezicht opkeek. Achter de foto's stonden twee rijen goed ingebonden boeken, buitenlandse uitgaven. In een zilveren lijst zag ze een jonge vrouw die zijn zuster had kunnen zijn als de foto niet zo oud was geweest; ze keek met wijd open ogen en zonder een spoor van angst en zelfs met een beetje agressie in de camera. Naast dit echte portret stond een kiekje in een soortgelijke zilveren lijst. De vrouw was een donkerharige Georgische schoonheid met diep zwarte ogen in een krachtig, dominerend gezicht. Daniella had nooit een foto van Oleg Maluta's vrouw gezien, maar ze was er zeker van dat het deze vrouw was geweest.
'Oreanda,' zei ze onwillekeurig.
Maluta griste de foto uit haar hand en hield hem van haar af alsof het al een ontheiliging was als ze ernaar keek.
'Ze was een knappe vrouw,' zei Daniella, en ze vroeg zich af hoe ver ze hiermee kon gaan.
NVaVuta ^tornde 'waX. RxeXXe de foto vjeei tveei aVvet %eetv etvV.ewaarde aan hechtte. 'Het is laat. Het is tijd dat we elkaar welterusten wensen.' Maar hij kwam niet in beweging en Daniella bleef staan waar ze was. Ze hoefde alleen maar haar hand uit te steken en de foto van Oreanda Maluta pakken, de vrouw die was omgekomen in een mysterieuze brand waardoor de eerste datsja was verwoest die op dit stuk land had gestaan. Daniella kon het gezicht van de vrouw niet uit haar hoofd zetten, een gezicht vol kracht en met een bijna vorstelijke uitdrukking. Dat zag je bijna nooit bij Russische vrouwen. Ze vroeg zich weer af of ze Oleg Maluta via Oreanda kon treffen.
'Ik ben niet moe,' zei ze. 'Als je het niet erg vindt, blijf ik hier nog wat zitten lezen.'
'Wil je een boek? Ik heb een uitgebreide verzameling Russische werken.'
'Nee, dank je,' zei Daniella. 'Ik heb zelf iets meegebracht. De markies de Sade.' Ze zette haar theekopje weg. 'Ken je zijn boek Justine?' Ze keek aandachtig naar zijn gezicht. Het was een van de boeken die ze op de plank had zien staan. Ze kon zich nauwelijks voorstellen dat hij zoiets las: Schulden Boete zou eerder iets voor hem zijn. Was het een boek van Oreanda geweest?
Maluta had zijn ogen enigszins samengeknepen. 'Wat weetje van mij?'
Ze knielden voor je neer... 'Jij hebt die titel uitgekozen. Ik geloof niet in het toeval.'... om alles wat hen machtig maakte op jou over te dragen. 'Met wie heb je gepraat? Er is niemand die van Oreanda weet. Alleen ikzelf.'
'Dan heb je daarmee zelf je vraag beantwoord.' Daniella sprak met een luchtige stem en keek hem met een glimlachje aan. Ze was op de goede weg, dat kon ze aan zijn ademhaling zien. 'Ik heb met niemand over je vrouw gesproken.'
'En toch weet je het!' Hij greep haar pols vast alsof hij daarmee die wetenschap uit haar kon wringen.
'Ik weet hoe mooi Oreanda was. En hoe sterk ...'
'Sterk, ja. Sterk. Niet een echt vrouwelijke persoonlijkheid.'
Ze had alleen over haar gezicht gesproken, maar ze had hem haar zin voor haar laten afmaken. Dit begon op een psychologische ondervraging te lijken. Het ging er nu om dat ze hem uit zijn tent lokte, dat ze het vuurtje aanwakkerde dat al was gaan branden.
'Er zou nooit meer een vrouw als zij kunnen zijn,' zei Daniella zachtjes. Ze was erg dichtbij. 'Ze was bijzonder. Zo bijzonder.'
'Bijzonder.' Zijn ogen gingen wijd open. 'O ja, ze was bijzonder. Ze was een wereld op zich. Ze was als Justine.' Er straalde een fel koud licht in haar ogen. 'Als ik naar Moskou terugkeer, verandert alles. Dan kan ik weer ademhalen. Als haar tranen vloeien, als het maanlicht uit de Moskwa is verdwenen, als de lucht weer zuiver wordt en de regen het stof verdrijft.'
Ze dacht aan wat hij haar over God en het geloof had gevraagd. 'Je liefde voor haar zal nooit sterven.'
'Nee, nee, nee!' Hij werd plotseling wild, greep haar pols pijnlijk hard vast. 'Oreanda!' Hij riep haar naam. Niet met liefde en weemoed maar met woede en angst. 'Zij is degene die nooit zal sterven. Nooit, nooit, nooit!'
'Maar ze is dood, kameraad. Oreanda is al negen jaar dood.'
Zijn ogen bleken nog feller te kunnen stralen. 'Verbrand zwart als de nacht. Ik zag het lijk toen ze het uit de ravage trokken, de arm van het skelet die uit de kom viel, de oogloze schedel die me spottend aanstaarde. Was zij het? Was het Oreanda?'
'Dat zal wel door de lijkschouwer zijn nagegaan. Er wordt geen overlijdensakte opgemaakt als de identiteit van de dode niet vaststaat. Er zijn bij voorbeeld tandartsgegevens.'
Zijn hoofd ging op en neer. 'Tandartsgegevens, ja. Zo hebben ze het gedaan. Het was Oreanda. De lijkschouwer had geen enkele twijfel.'
'Dan is ze dood, kameraad. Wat...'
'Nee!' viel Maluta haar schreeuwend in de rede. 'Ze is hier! Ik heb dit voor haar gebouwd. Ze heeft het me voor haar laten bouwen, op dezelfde plek!'
Toen wist Daniella het, het was opeens allemaal begrijpelijk geworden: Maluta's bijna schizofrene gedrag, zijn onbeheerste woedeaanvallen, zijn grote afkeer van vrouwen, van haar, zijn wreedheid ten opzichte van haarzelf, zijn woorden: Ze verkochten je hun ziel, bogen hun hoofd voor je. Wat had ze zich vergist!
Dit was de magie die hij op haar had overgedragen: de macht die Oreanda had bezeten, de macht waardoor hij haar net zo sterk had gehaat als dat hij van haar had gehouden; de macht die hem geketend had. Als ik naarMoskou terugkeer, verandert alles. Dan kan ik weer ademhalen. Had hij de brand waarin zij was omgekomen zelf aangestoken ? Had Oleg Maluta zijn geliefde vrouw vermoord? Ze was vastbesloten daar achter te komen.
Ze pakte zijn hand en zei: 'Je vergist je, Oleg,' de eerste keer dat ze zijn voornaam gebruikte. 'Oreanda is dood, dood, dood.' Ze trok zijn hand naar haar kruis. 'Dit is wat er over is gebleven.' En toen naar de uitpuiling in zijn eigen kruis. 'En dit.' Ze voelde dat het groter werd en legde haar duim en wijsvinger op de punt. Ze draaide haar pols en zijn hand liet haar los. Ze liet zich op haar knieën zakken en maakte behendig zijn broek los. Ze haalde zijn gezwollen lid te voorschijn en sloot haar lippen eromheen. Ze baadde hem in warmte tot ze voelde hoe hij verhit raakte. Toen begon ze haar tong te gebruiken, ze streek langs de hele lengte. Ze fladderde met haar tong tegen de onderkant van de punt tot ze voelde hoe de krachtige spieren aan de binnenkant van haar dijen zich samen begonnen te trekken. Toen hield ze ermee op.
Ze ging rechtop staan.
'Wat...,' zei hij bijna hijgend. 'Wat doe je?'
'Waarom ik begonnen ben?' zei ze. 'Of waarom ik ophoud?' Haar half open lippen waren nat, glanzend van speeksel en zijn precoïtale vloeistof. Hij huiverde. Van genot of van angst?
'Waarom je ophoudt,' zei hij met een bevende stem.
Ze legde haar hand over zijn hartstreek en kon zijn donderende slagen voelen. 'Ik kan niet verdergaan,' zei ze. 'Oreanda zou het niet willen. Jij bent haar man, haar minnaar. Jij bent alleen van haar.'
Hij huiverde opnieuw en zijn oogleden gingen fladderend dicht. 'Ik kan weer ademhalen,' fluisterde hij.
'Het maanlicht op de Moskwa,' zei Daniella in zijn oor, en toen likte ze er met het puntje van haar tong aan. Al die tijd hield ze de punt van zijn penis in haar hand. Ze wreef met haar vingertoppen.
'Ik kan weer ademhalen,' hijgde hij.
'Oreanda...'
Hij legde zijn hand op haar schouder en duwde haar naar beneden. Daniella had intussen de rok van haar uniform losgemaakt. Nu ze weer neerknielde, gleed die rok van haar af en stapte ze eruit. Ze droeg er niets onder.
Oreanda! schreeuwde het door zijn gedachten. Ze had hem met haar seksuele eisen tot slaaf gemaakt. Iets in hem had haar die macht aangeboden en ze had het naar zich toe gegraaid. Het was wreed en venijnig, die cyclus van Oleg en Oreanda. Hoe meer macht hij in zijn carrière verwierf, des te meer macht gaf hij haar over hem - of des te meer macht trok ze naar zich toe. Hij wist niet wat hem het meeste genot schonk. Het spookbeeld van haar seks dreef hem nog steeds van de ene kamer in de datsja naar de andere. Nu voelde hij hoe hij van binnen helemaal smolt in de hitte van Daniella's seksuele agressie. Hij had niet zo'n genot gevoeld sinds ... Maluta uitte een scherpe kreet en greep haar jasje vast. 'Uh, uh, uh,' toen haar warme mond hem weer omsloot. Al zijn beledigingen, al zijn sneerende opmerkingen aan het adres van haar sekse, hadden zijn hunkering gecamoufleerd. Hij haatte haar om wat Oreanda hem had aangedaan. Hij was ook bang voor haar, doodsbang dat de slavernij waarin hij negen jaar had geleefd opnieuw zou beginnen. Als ik naar Moskou terugkeer, verandertalles. Dan kan ik weer ademhalen.
Op het eind aanbad hij haar zoals hij Oreanda vroeger had aanbeden. Daniella nam hem helemaal in zich, ze opende haar keel. Boven haar gorgelde Maluta diep in zijn eigen keel. De punt van zijn penis zette zich uit en begon te pulseren.
Daniella trok haar mond terug en bracht hem omlaag tot hij op de vloer lag. Ze knielde bij hem neer en hield zijn trillende lid in de palm van haar hand.
Haar knieën bevonden zich aan weerskanten van hem. Ze leidde hem naar haar toe. 'Dit is wat je wilt, nietwaar?'
Hij kreunde.
'Maar je hebt tegen me gezegd dat je het nooit wilt.' Ze boog zich over hem heen. 'Nooit. Dus nu krijg je het niet.' Ze duwde zijn penis tussen haar dijen vandaan.
Maluta stak zijn hand uit om haar vast te grijpen, maar Daniella gebruikte de zijkant van haar hand om hem weg te slaan. 'Nee, nee,' zei ze.
'Niet op die manier. Op geen enkele manier.'
Misschien had hij haar kunnen overmeesteren, misschien niet. In ieder geval was dat niet zijn bedoeling. 'Er moet een manier zijn.'
Daniella nam zijn punt en wreef die weer over het zijdezachte vlees tussen haar dijen. Onmiddellijk begon hij te pulseren, en ze liet hem los. Ze raakte hem niet aan en wilde ook niet dat hij dat zelf deed.
'Wat?' Het was een bijna gesmoorde kreet.
'Ik wil het.'
'Wat?'
'Zeg het,' drong ze aan. 'Zeg: "Ik wil het".'
'Ik wil het,' zei Maluta.
'Ik wil weten datje het meent.'
'Ik meen het. Ik wil het.'
'Hier,' zei ze. Ze pakte hem op en liet zich weer zakken. 'Ga je gang.'
Hij uitte een lange extatische kreet toen ze zich helemaal over hem heen liet glijden. Ze schommelde heen en weer tot hij helemaal in haar was, en zijn mond viel open van opwinding.
Zijn penis begon te stuiptrekken en spoot diep in haar leeg. Tegelijk kwamen zijn handen omhoog om haar borsten door de dikke stof van haar uniform te omvatten. Terwijl hij zich in haar leegspoot, trok hij haar tegen zich omlaag.
Toen hij enige tijd later uit haar gleed, bleef zij nog schrijlings op hem zitten. Haar borsten lagen tegen zijn borst. Zijn ademhaling werd diep en regelmatig; hij was bijna ingeslapen.
Ze legde haar vingers om zijn hals en drukte haar lippen tegen zijn oor tot ze voelde dat hij bewoog. 'Ik zou je moeten vermoorden.'
Hij ademde even in en ze greep meteen zijn slappe penis vast en gaf er een pijnlijke draai aan.
'Dat zou Oreanda willen, nietwaar?'
'Wat bedoel je?'
'Je hebt haar vermoord, Oleg.'
'Wat?'
'Ja. Jij hebt de brand gesticht. Je was handig, je deed het op zo'n manier dat niemand je zou verdenken. Maar dat neemt niet weg dat je Oreanda hebt vermoord.'
'Nee, nee.'
'Lieg niet tegen me, Oleg. Ik kan het merken als je liegt.'
'Ik lieg niet!' riep hij uit. 'Ik had niets met die brand hier te maken. Niets!
Ik zweer het je.'
Daniella nam haar ene hand van zijn penis weg maar hield haar andere hand op zijn keel.' Ik wil je iets vertellen, Oleg,' zei ze met al haar minachting in haar stem. 'Toen jij in me was, voelde ik niets. En toen ik jou in mijn mond had, moest ik mijn uiterste best doen om niet te gaan kotsen.'
'Waarom vertel je me dit?' zei hij, zijn gezicht van het hare afgewend.
'Omdat het belangrijk is datje de waarheid kent.'
Maluta duwde haar van zich af en trok koortsachtig zijn broek omhoog. Zijn gezicht was een en al schaamte en dat deed Daniella goed. Nu heb ik een zekere macht over hem, dacht ze. Misschien kunnen we elkaar nu eindelijk als gelijken in de ogen zien.
'We zijn er bijna,' zei Kazamuki.
Jake, die naast haar in de Mitsubishi sportwagen zat, keek onder het rijden naar het spel van haar persimoenkleurige kimono. Er zat niet één bloedvlekje op de prachtige zijde.
Mikio lag met zijn gewonde arm tegen zich aan op de achterbank. 'Het is niets,' zei hij. 'Het bloed is al bijna gestold. Ik voel bijna geen pijn.'
'Alsjeblieft,' zei Kazamuki zachtjes terwijl ze een bocht om vloog. 'Een oyabun moet zuinig zijn op zijn energie.'
Jake sloot zijn ogen, duizelig van vermoeidheid. Hij dacht aan wat er in Kiyomizu-dera was gebeurd. Mikio Komoto zat nog met zijn witte vuisten om de ketting van de mannfcigMsarigeslagen. De yakuza die aan zijn voeten lag, met zijn witte gezicht in een onnatuurlijke stand, had het uiteinde van een zware stalen pijl in het midden van zijn borst. De gemene punt met weerhaakjes stak er aan de andere kant uit. Door de inslag van het projectiel was zijn ruggegraat gebroken.
Voordat ze Jakes laatste tegenstander had geveld, had Kazamuki zich ervan vergewist dat het leven van haar oyabun niet in gevaar was. Terwijl de Mitsubishi met grote snelheid Kyoto uitreed, ging er de ene na de andere golf van misselijkheid door hem heen. Ze reden naar het noordoosten, terug naar Tokio. Opeens kon hij zich niet meer inhouden. Hij vroeg Kazamuki of ze konden stoppen, en toen ze aan de kant van de weg stonden, stapte hij vlug uit en braakte.
Zonder ba-mahk was hij maar een doodgewone man. Vermoeid stapte hij weer in de auto. Kazamuki had de wellevendheid bezeten om in haar spiegeltje te kijken. Ze reden met hoge snelheid door. Psychische en lichamelijke vermoeidheid, veroorzaakt door extreme angst. Mikio Komoto met de manrikigusaridie hij om de jonge yakuza had geslagen. De zonnebril kapotgeslagen, het gezicht verwrongen in de dood maar blijkbaar toch nog herkenbaar voor de oyabun.
'Jake-san,' had Mikio behoedzaam gezegd. 'Ik ben bang dat ik uiterst verontrustend nieuws voor je heb. Deze yakuza zijn niet van de Kisan-clan.'
Hij keek Jake scherp aan. 'Begrijp je wat dat betekent? In mijn beveiliging is nog steeds geen bres geslagen. Deze mannen hadden het niet op mij voorzien; ze nemen helemaal niet aan de yakuza-oorlog deel.'
'Wie zijn het?' had Jake wezenloos gezegd.
'Leden van de Moro-clan. Wel eens van hen gehoord, Jake-san?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Nee.'
'Weetje dat zeker? Had je nooit met hen te maken toen je voor de Quarry werkte?'
'Niet dat ik weet. Hoezo?'
'Omdat, mijn vriend, deze aanslag niet op mij gericht was. Jij was het doelwit.'
De Mitsubishi kwam over een bult in de weg en omdat ze met een snelheid van tweehonderd kilometer per uur reden, kreunde Jake ervan.
'Voel je je niet goed, Jake-san?' Mikio's stem van de achterbank. Jake zei niets maar kneep zijn ogen nog stijver dicht. Ze waren lang genoeg in Kyoto gebleven om een met Mikio bevriende arts te bezoeken. De schade was minimaal.
'Nu gaan we naar Karuizawa,' had Mikio gezegd. 'Daar heeft de Moro-clan zijn hoofdkwartier.'
'Jake-san.'
Hij deed zijn ogen open en zag Kazamuki heel even naar hem opzij kijken.
'Is de oyabun wakker?'
Jake luisterde naar haar zachte stem en draaide zich toen voorzichtig om. Mikio's ogen waren dicht, zijn ademhaling was diep en regelmatig.
'Hij slaapt,' zei hij. 'Is er een probleem?'
'Dat hangt ervan af,' zei ze, terwijl ze weer in haar spiegeltje keek. 'De laatste twintig kilometer rijdt hetzelfde Toyota-busje achter ons aan. Er zitten steeds twee andere auto's tussen.'
'Worden we gevolgd?'
'Dat zullen we moeten nagaan, nehT
Ze gooide het stuur om en de Mitsubishi zwenkte naar de uiterst linkse rijbaan. Ze gaf nog meer gas.
Jake keek in het spiegeltje aan zijn kant en zag de zwarte Toyota onmiddellijk. Het was zo'n futuristisch uitziend busje. De ramen waren helemaal zwart, zodat je niet naar binnen kon kijken.
Hij keek of de Toyota iets bijzonders deed, bij voorbeeld sneller rijden om hen bij te houden of van rijbaan veranderen. Er gebeurde niets. Het busje zat nu vier auto's achter hen.
'Nu zullen we eens zien,' zei Kazamuki. Ze accelereerde weer en ging met gierende banden van de ene rijbaan naar de andere. Er werd op claxons gedrukt en ze hoorden remmen achter hen piepen. Zo kwamen ze op de uitvoegstrook.
Jake wierp weer een blik in het spiegeltje en zag de Toyota. 'Daar komen ze,' zei hij.
Kazamuki schakelde terug en manoeuvreerde zich tussen twee auto's en een vrachtwagen door. Zodra ze daar achter zat, trapte ze weer op het gaspedaal en reed door rood licht. Drie straten verderop ging ze langzamer rijden tot ze bijna niet meer vooruitkwamen.
De Toyota was hen al die tijd gevolgd. Hij was ook langzamer gaan rijden. Met gierende banden gooide Kazamuki de Mitsubishi weer in de vierde versnelling. De Toyota volgde.
Nu zat hij niet recht achter de Mitsubishi maar enigszins schuin. Hij claxonneerde naar een tegemoetkomende auto, die opzij slingerde en op het trottoir terechtkwam.
Het busje maakte de onderlinge afstand kleiner. Jake kon zien dat het raampje van de wagen was opengedraaid. Hij zag de loop van het machinepistool als de snuit van een lelijke hond naar buiten steken.
'Uit de weg!' schreeuwde hij, terwijl hij een ruk aan het stuurwiel gaf.
'Wat?' riep Kazamuki geschrokken uit toen de Mitsubishi met grote snelheid op een muur afreed. Ze hoorden een serie explosies achter zich en Kazamuki bracht hen weer op het rechte spoor.
Ze keek even naar hem opzij. 'Ze hebben meer dan katana in die wagen,'
zei hij.
Kazamuki concentreerde zich op het verkeer. De Toyota had door Jakes ontwijkende manoeuvre enig terrein verloren maar liep nu weer op de vrachtwagen uit. Er was blijkbaar iets aan de motor gedaan, want ze schoten als een raket naar voren.
'Ze zijn erg dichtbij,' zei hij, en ze knikte.
Ze liet de Mitsubishi abrupt linksaf slaan en deed dat met zo'n grote snelheid dat de twee linkerbanden van het wegdek loskwamen. Ze raakte bijna drie voetgangers die schreeuwend opzij stoven. Drie blokken verderop sloeg ze opnieuw linksaf. Ze hoorden het gieren van de remmen van de zwarte Toyota achter hen maar konden hem niet zien. Ze reden met een gevaarlijke snelheid, maar daar was niets aan te doen. Ze konden kiezen tussen het bulderen van de wind of de kogels van het machinepistool, die de Mitsubishi in schroot konden veranderen.
Nog één keer naar links. Kazamuki ging nog harder rijden en Jakes tanden begonnen te rammelen. Alles trok in een waas aan hem voorbij en hij hoopte maar dat niemand hen in de weg zou komen.
Kazamuki gooide het stuur weer om en nu waren ze helemaal rond. De Mitsubishi kwam weer recht overeind en spoot weg. Ze zaten nu recht achter de zwarte Toyota. Geen manoeuvre voor iemand met zwakke zenuwen, dacht Jake.
Ze zat vlak achter hun uitlaat en trapte, vlak voor een stoplicht, hard op het gaspedaal. De Mitsubishi schoot gehoorzaam naar voren en smakte met een harde klap tegen het zwarte Toyota-busje.
Dit gebeurde met zo'n grote snelheid dat de Toyota het kruispunt op werd geslingerd. Het licht was al op groen gesprongen en er waren auto's in beweging gekomen. De zwarte bestelwagen trof er twee van opzij en schoot omhoog.
De wagen begon rond te tollen als een acrobaat die de laatste, fascinerende stunt van zijn voorstelling uithaalt. De Toyota sloeg met de achterkant op het wegdek terug. De benzinetank scheurde met de rest van de linkerkant helemaal open. Vonken van het scheurende metaal sloegen in de benzinedampen en er was een gedempt whumpl te horen. Kazamuki ging scherp linksaf en drukte weer op het gaspedaal. Zijn bijnaam Fung het Skelet dankte hij aan zijn tatoeage, een dansend skelet dat door het golven van zijn spieren in beweging werd gebracht. Vaak droeg hij geen overhemd, zodat iedereen de tatoeage op de huid van zijn rechterschouderblad kon zien. Het was belangrijk dat hij zijn bijnaam eer aandeed.
Mong Kok was het noordelijk eind van de baai van Yau Ma Tei, aan de westkant van het schiereiland Kowloon. Er lag hier een ware zee van alle mogelijke boten. Er leefde en werkte een stad van mensen in deze baai, die een verlengstuk van het land zelf was.
Het was gemakkelijk om hier onzichtbaar te blijven, om hier een schat verborgen te houden ook al waren er anderen die ernaar zochten. Fung het Skelet bezat zo'n schat en er waren er inderdaad velen die er graag een jaarsalaris voor over zouden hebben om te weten waar die schat zich bevond.
Velen hadden het met weinig of geen resultaat geprobeerd. Niet omdat Fung het Skelet niet te vinden was - iedereen in Hongkong was te vinden, als daar maar de juiste prijs voor werd betaald - en ook niet omdat hij zo'n machtige misdadiger was dat hij over legers van gangsters beschikte. Nee, Fung het Skelet was een legitieme zakenman die alleen 's morgens vroeg of's avonds laat aan boord van de boten kwam waarmee hij drugs liet smokkelen.
Van negen tot vijf kleedde en gedroeg hij zich als alle andere taipan. Hij liet niemand zijn tatoeage zien. En niemand kende hem als Fung het Skelet. lan McKenna zou hem onmiddellijk als Grote Oesters Pok hebben herkend.
Dat hij in de claustrofobische en loslippige kroonkolonie een nogal gevaarlijk dubbelleven kon leiden had hij aan zijn grote intelligentie en vindingrijkheid te danken. Uit het feit dat hoofdinspecteur lan McKenna hem alleen bij zijn legitieme identiteit kende bleek juist hoe handig Fung het Skelet was.
'Legitiem' was hij maar tot op zekere hoogte, want hij had veel moeite gedaan om deze identiteit van een handelaar in vlees op te bouwen. Hij vond het prachtig om in Wan Chai rond te hangen met de ene beeldschone vrouw na de andere aan zijn zijde. Hij zag graag hoe het water de politiemannen in de mond liep als ze zagen waar hij in handelde. Er was natuurlijk een uitgebreid politiedossier aan Fung het Skelet gewijd, maar zoals zoveel dossiers stond het bol van allerlei ongefundeerde geruchten en nutteloze informatie uit de derde hand. Er was niet één hard feit over hem bekend, en in ieder geval geen foto en geen bewijsstuk dat tot een arrestatie kon leiden.
Het was nu eenmaal zo dat er zoveel mensen waren die door de praktijken van Fung het Skelet een heleboel geld verdienden dat de politie geen schijn van kans had ooit een verklikker te vinden. Trouwens, iedereen wist dat iemand die Fung dwars zat binnen vierentwintig uur een dood man was. Zo groot was de macht van de man. In een land waar nog steeds nieuwe legenden ontstonden werd alleen met de grootste eerbied over hem gesproken.
Toen Bliss door de Maleisiër naar hem toe werd gebracht, was hij juist bezig met een van zijn kapiteins een reserveroute te bespreken. Al zijn boten hadden een reserveroute voor het geval ze met de politie te maken kregen. Alle routes werden dagelijks veranderd en waren alleen bekend bij Fung zelf en de kapiteins. Op die manier kon er niets uitlekken. De verantwoordelijkheid drukte het zwaarst op je schouders, zei Fung het Skelet vaak, als je haar alleen moest dragen. En daar had hij volkomen gelijk in. Zijn beveiliging was perfect, en was dat altijd al geweest. De Maleisiër hield Bliss apart zolang Fung het Skelet nog met de kapitein sprak. Hij stond tussen haar en zijn baas in, zodat ze, zelfs als ze kon liplezen, daar niet de kans toe kreeg.
Tenslotte ging de kapitein weg. Fung het Skelet knikte en de Maleisiër bracht Bliss naar hem toe.
'Ik ken jou wel,' zei Fung het Skelet onmiddellijk. 'Jij bent de vrouw van Jake Maroc.'
Bliss zei niets. Ze vroeg zich af of ze deze man al eens eerder had ontmoet. Ze had nooit iets met drugs te maken gehad en kende alleen zijn naam. Maar ze wist van het verleden van haar vader en vermoedde dat die twee elkaar eens hadden ontmoet. Fung het Skelet was minstens twintig jaar jonger dan Drie Eden, maar hij had zoveel contacten dat ze zich niet kon voorstellen dat die twee mannen elkaar in hun hele leven nog nooit tegen het lijf waren gelopen.
'Integendeel,' zei ze op goed geluk, 'ik denk datje mijn vader kent, Drie Eden Tsun.'
Fung het Skelet leunde tegen de achterreling van de boot. 'O ja? Heeft hij je hier naar toe gestuurd?'
'Nee. Dat was de Aapman.'
Fung het Skelet gromde wat en stak zijn hand uit. 'Laat eens kijken wat je hebt.'
Bliss diepte de vuuropaal op en liet hem in zijn hand vallen. Fung het Skelet was bijzonder lang bezig de steen te onderzoeken. Tenslotte keek hij haar aan en zei: 'Hoe kom je eraan?'
Bliss had het al aan de klank van zijn stem kunnen horen, maar haar qi waarschuwde haar nog eens heel duidelijk dat ze niet tegen deze man moest liegen. Daarom vertelde ze hem wat haar vader van Jake had gehoord.
'Nu weet ik waarom je hier naar toe bent gekomen,' zei Fung het Skelet.
'Het is nietje bedoeling mij Australische vuuropalen te verkopen. Het gaat je om deze specifieke steen.'
'Ken jij de jonge vrouw in kwestie?'
Fung het Skelet richtte zich op en liep langs de zijkant van de boot naar voren tot hij in de boeg stond. Bliss kwam achter hem aan. Het was nog erg vroeg in de morgen, maar de baai was al tot leven gekomen: kookvuren, kinderen die langs touwen omhoogklauterden, walla-walla's die zich langzaam door de vaargeulen bewogen, jonken die de baai verlieten of van zee terugkwamen, beladen met onbekende vracht. Ver weg, in het westen, zag ze de ranke contouren van een politieboot, loom patrouillerend als een haai langs een rif.
'Daar ergens,' zei Fung het Skelet, 'is er de droom van onvoorstelbare rijkdom. Iedereen denkt eraan: de grote klapper maken. Soms heb ik het gevoel dat mensen - sommige mensen - ieder risico wel willen nemen om zulke rijkdommen binnen bereik te krijgen. Wat denk jij daarvan?'
'Ik denk dat er iedere minuut een nieuwe sukkel wordt geboren,' zei Bliss. Het bleef een tijd stil. Toen barstte Fung het Skelet opeens in lachen uit. Zijn kapitein, altijd bedacht op onverwachte scherpe geluiden, keek op van zijn kaarten, zag dat alles in orde was en ging weer aan het werk.
'Vroeger meende ik dat de lohfaan, de buitenlandse duivels, de enige sukkels op de wereld waren.' Hij draaide de opaal in zijn vingers rond om de stralen van de ochtendzon op de steen te laten schitteren. 'Tegenwoordig ben ik natuurlijk ouder en wijzer. Ik weet wel beter.' Hij keek haar aan.
'Maar om je vraag te beantwoorden: ja, ik ken de jonge vrouw van wie Jake deze steen heeft afgenomen. Het is mijn steen. Ze heeft hem mij onder, laten we zeggen, delicate omstandigheden afhandig gemaakt.'
'Ik hoop dat ze het waard was,' zei Bliss.
Fung het Skelet glimlachte. 'Geen enkele vrouw is de prijs van dit juweel waard. Als je iets van opalen wist, zou je dat begrijpen.'
'Waarom volgde ze Jake?'
Fung het Skelet keek uit over de zee. Ze wist dat hij de politieboot in de gaten hield; dat was een gewoonte van hem. 'Misschien wel om dezelfde reden als die waarom ze dit van mij heeft gestolen.'
'Wat bedoel je?'
'Ze moet wel gek zijn geweest toen ze dat deed. Ze wist wat er met haar zou gebeuren. De enige reden waarom ze niet in mijn opdracht is gedood is dat Jake me voor was.'
'Ze was niet gek,' zei Bliss. 'Dat zou Jake hebben geweten.'
Hij keek haar aan. 'Heb je dan een andere verklaring?'
'Ze was niet stom,' zei Bliss. 'Ze was erg slim. Slim genoeg om Jake van de afspraak met zijn vader weg te houden, om de weg vrij te maken voor degenen die Shi Zilin hebben vermoord.'
Fung het Skelet keek van Bliss' gezicht naar de schittering tussen haar vingertoppen. 'Waarom heb ik het gevoel dat jij weet waarom ze die steen heeft gestolen ?'
'Ik heb wel een idee,' gaf Bliss toe. 'Ik denk dat ze de steen zag, wist wat hij waard was en het erop besloot te wagen.'
'Maar ze wist dat ik haar binnen een dag zou laten doden.'
'Dan wist ze blijkbaar ook dat ze binnen een paar uur uit Hongkong weg zou zijn.'
'Jake heeft daar een stokje voor gestoken.'
'Ja.'
Fung het Skelet keek nog eens goed naar de vrouw. Ze was erg schrander. Hij vroeg zich af hoe schrander ze precies was. 'Ik weet dat ze iemand anders heeft ontmoet toen ze... in mijn huis was.'
'Weet je ook wie?'
Hij keek op zijn horloge. 'Ik ben laat voor een afspraak die ik niet kan verzetten. Wil je later met me dineren?'
'Waar?'
'Ik ga meestal naar Star House, ken je dat?'
'In Causeway Bay? Ja.'