De vrouw keek hem met haar stralende ogen aan. 'Weet u Tsukiji te vinden?'vroeg ze.

'Ja.'

'Zorg dat u daar morgenvroeg kort na half vijf bent.'

'Zal Mikio daar zijn ?' De vrouw in het Kenzo-pakje was al opgestaan. Ze keek hem nog even aan en liep toen met energieke passen het restaurant uit. Ze keek niet om.

Bluestone zat in zijn studeerkamer en luisterde naar Witoog Kao, die hem verslag uitbracht.

'Ik ben Grote Plas naar zijn gebruikelijke bronnen gevolgd. Mijn eigen bronnen hebben bevestigd dat hij zijn mond al voorbij heeft gepraat - voor een passend bedrag aan h'yeungyau.' Hij had het over smeergeld.

'Natuurlijk,' zei Bluestone. 'God verhoede dat hij ons in dat opzicht teleurstelt.'

De Chinees leek veel kleiner dan hij was, omdat hij op een erg grote stoel zat. Bluestone vond dat wel een prettig idee. De Chinees keek hem aan en zijn melkwitte oog glansde dof in het licht.

Witoog Kao lachte. 'Dat zit wel goed. Hij heeft niets in de gaten en doet precies wat we hadden verwacht.'

'Goed,' zei Bluestone. 'Je weet zeker dat Achtbare Pok er geen idee van heeft dat de informatie over de financiële moeilijkheden van Southasia Bancorp met opzet naar hem is uitgelekt?'

'Daar ben ik helemaal zeker van,' zei Witoog Kao. 'Zijn bronnen moesten hun best doen om aan alle informatie te komen.'

'Prima,' zei Bluestone. 'Ik was ook erg tevreden over de manier waarop je Teek Yau, de hoofdboekhouder van Sawyer and Sons, hebt uitgeschakeld.'

'Dat was me een genoegen,' zei Witoog Kao. 'Die pokdalige zeeslak had meer van een buitenlandse duivel dan van een Chinees.' Hij lachte. 'Mijn derde neef-u weet wel, hij werkt in die slagerij in Po Yan Street - wilde maar al te graag helpen. Hij moet ook niets van de lohfaan hebben.' Witoog Kao lachte. 'Zoals u weet levert die slagerij aan alle grote hotels waar buitenlandse duivels komen. Ha ha! Wat een heerlijk maal zullen die stomme gwai-loh die avond hebben genuttigd, nehT

'Let op je woorden,' zei Bluestone. 'Ik ben ook een buitenlandse duivel.'

'Nee,' zei Witoog Kao. 'U bent een communist. U hebt een plan voor heel Azië, voor de hele wereld. Ik weet dat u de ongelukkige volkeren helpt die in alle landen van de wereld door de lohfaan worden onderdrukt. U bent anders.'

Op dat moment ging de zoemer op Bluestones bureau. Hij nam de hoorn van de haak en luisterde enkele ogenblikken. 'Laat hem maar binnenkomen,' zei hij toen. Toen de deur openging, keek Witoog Kao om. Sir Byron Nolin-Kelly kwam binnen. Het was een kleine gezette Schot met een rode gelaatskleur en een dikke clownsneus, het type van de jolige oom.

In werkelijkheid was hij tai pan van Pacific Overland Trading, een invloedrijke onderneming die bijna even eerbiedwaardig was als Mattias, King & Company, de oudste westerse handelsmaatschappij in de kroonkolonie. Sir Byron was nogal een tiran. Ondanks pogingen van andere leden van zijn familie hem zijn macht te ontnemen zwaaide hij al vijfenvijftig jaar de scepter over Pacific Overland. Hij was machtig en gemeen en het had Bluestone veel tijd gekost om hem in te palmen.

Sir Byron hield van niets zoveel als van succes. Omgekeerd vond hij het verschrikkelijk om een nederlaag te lijden, op welk gebied dan ook. Maar vooral wanneer het om zijn onderneming ging. Bluestone had de opvatting verdedigd dat het consortium van tai pan dat InterAsia Trading had gesticht tot mislukken gedoemd was. Sir Byron had zich uiteindelijk laten overtuigen toen hij hoorde in wat voor financiële moeilijkheden Southasia Bancorp verkeerde; dat had hij gehoord toen hij dat weekend samen met de andere tai pan aan boord van de Trireme was geweest.

'Goedemiddag, tai pan,'' zei Sir Byron.

Bluestone beantwoordde de groet en keek naar Witoog Kao. 'Dit is Ping Po,' zei hij nonchalant. 'Een van mijn compradors.'

Zoals Bluestones bedoeling was geweest knikte sir Byron de Chinees even toe en negeerde hem verder volkomen.

'Ik kom net uit Macao,' zei hij, terwijl hij Bluestones aanbod om iets te drinken met een gebaar van de hand wees. 'Duistere Leong Lau en Zes-Teen Ping hebben hun financiële regelingen getroffen.'

'En het kopen?' zei Bluestone, die zijn opwinding niet helemaal kon onderdrukken.

Sir Byron knikte. 'Dat is begonnen. Daar heeft Bobby Chan voor gezorgd. Het wordt over zoveel onafhankelijke effectenmakelaars verdeeld dat alleen specifiek onderzoek de samenhang aan het licht zou kunnen brengen.'

'Dan beginnen jij en ik morgen met onze aankopen.'

Sir Byron knikte. 'Zoals afgesproken.'

Bluestone keek aandachtig naar de andere taipan, wachtend tot de Schot de reden van zijn komst ter sprake bracht. Wat ze elkaar tot nu toe hadden verteld had ook telefonisch kunnen worden afgehandeld.

'Weetje zeker datje niet wilt gaan zitten?' vroeg Bluestone, wijzend naar de stoel die door Witoog Kao was achtergelaten. De Chinees had zich discreet in een andere hoek van de kamer teruggetrokken en keek naar een oude vaas.

'Goed,' zei sir Byron. Hij ging even stijf zitten als hij had gestaan. Hij leek een gepensioneerde kolonel diezijn militaire houding nooit had opgegeven.

'Voordat jij en ik aan ons deel van dit project beginnen, wilde ik je een paar vragen stellen.'

Bluestone haalde zijn schouders op. 'Je had daar dit weekend op het jacht ruimschoots de tijd voor.'

Sir Byrons ijzige blauwe ogen keken Bluestone strak aan. 'Niet waar de inboorlingen bij zijn, ouwe jongen. Dit is iets tussen jou en mij.'

En Witoog Kao, dacht Bluestone, die jij als een deel van het meubilair beschouwt.

'Ik wil zo nauwkeurig mogelijk weten hoe groot het risico is.'

'Het risico is groot,' zei Bluestone zonder aarzeling. 'Dat kan ik niet ontkennen.' Hij wist ook dat als hij het zou ontkennen, sir Byron zou opstaan, de deur uit zou lopen en niets meer van deze zaak zou willen weten.

'We moeten het tegen listige tai pan opnemen. Maar ik geloof dat hun macht begint te tanen. Shi Zilin is dood. En zijn zoon, nou zijn zoon is verdwenen.'

'Verdwenen?'

'Waar hij ook moge zijn,' zei Bluestone, 'hij is niet in Hongkong. Wie moet InterAsia nu leiden? Sawyer? Die is zo goed als seniel. Drie Eden Tsun? Die is alleen op zee in zijn element, daar is hij niet te verslaan. Op het land is hij van anderen afhankelijk. En nu hebben ze geen geld meer. En wij hebben een kans om het Kam Sang-project in handen te krijgen. Als we dat in handen hebben, met zijn revolutionaire waterontziltingsbedrijf, dan hebben we heel Hongkong in onze macht. Ik hoefje niet te vertellen dat Hongkong altijd een grote behoefte aan drinkwater zal hebben. Kam Sang zal ons macht over de toevoer daarvan geven. We zullen het water kunnen verkopen voor de prijs die we zelf vaststellen.'

Sir Byron nam even de tijd om dit op zich in te laten werken. Toen knikte hij. 'Ik ben tevreden,' zei hij. 'Ik zal mijn aanbeveling aan de anderen doorgeven.'

'Uitstekend,' zei Bluestone, en hij stond op. Het was duidelijk dat het gesprek was beëindigd. De twee tai pan schudden elkaar de hand. Toen Nolin-Kelly weg was, wendde Bluestone zich tot Witoog Kao en zei: 'Denk je dat hij me geloofde?'

'Boeddha, ja natuurlijk. Als hij het wil geloven. En dat geldt ook voor de anderen. Het is in hun eigen belang om u te geloven. Hoe zouden ze ooit kunnen weten dat wij Kam Sang niet alleen vanwege het ontziltingsbedrijf in handen willen krijgen?' Witoog Kao gromde tevreden. 'Het was aan zijn ogen te zien dat hij al helemaal verblind is door die fantasie van geld en macht die u hem hebt aangepraat.'

Bluestone ging weer zitten. 'Ik vraag me af wat onze vriend Nolin-Kelly zou zeggen als hij wist dat hij een heleboel geld op tafel legt om de macht van de Sovjet-Unie in Hongkong te vergroten.'

In de duisternis van de tunnel werden alle gesprekken gedempt gevoerd. Toen reed de bus het licht weer in, over het Mayakovsky-plein en langs Hotel Peking naar het Planetarium. Mikhail Carelin kwam hier erg graag, zei hij.

Binnen draaiden kometen door de duisternis, een fonkelend lichtspoor achterlatend dat als diamantstof op Daniella's dichte haar schitterde. Ze kwamen langs een kamer waar dia's van de Sajoet werden vertoond. Ze wisten dat het een overdreven vertoning was, bestemd voor de vele toeristen die hier binnenkwamen.

Buiten was het grijs. Het sneeuwde niet maar het regende, en dat was tenminste nog een verandering. Je kon je hier bijna voorstellen datje in de gewichtloze, luchtloze, buitenaardse ruimte was terechtgekomen. Je kreeg het gevoel dat je boven alle zorgen en spanningen was uitgestegen. Toch maakte Daniella zich zorgen over Maluta. Ze begon in tijdnood te raken. Ze had alles zoveel mogelijk achter zijn rug gedaan en ze was doodsbang dat hij op de een of andere manier te horen zou krijgen wat ze met sir John Bluestone deed en dat hij dat dan zou willen overnemen. Nu ze eindelijk de enorme omvang van de yuhn-hyun van Shi Zilin kende, begreep ze waarom hij zoveel moeite had gedaan om het ware karakter van die organisatie voor haar verborgen te houden.

Mitre - Bluestone - had eindelijk iets ontdekt. En Daniella wist nu dat elementen in Hongkong en Beijing met elkaar samenwerkten. Ze stond versteld van de politieke en economische kolos die op die manier werd gevormd. Ze wist nu dat het niet genoeg was om in de yuhn-hyun geïnfiltreerd te zijn; ze moest die organisatie in haar macht krijgen - of anders totaal vernietigen.

Ze was er zeker van dat als Maluta deze informatie ooit in handen zou krijgen hij het Chinese project van haar zou overnemen. Dat mocht ze niet toestaan. Maar hoe kon ze een man verslaan die haar zo bang maakte? Zijn dossier was zo zuiver als maagdelijke sneeuw.

'Wat heb je ?' zei Carelin, en hij streek met zijn vingertop over de rimpels boven haar neus. 'Maluta?'

Ze knikte. 'Ik ben bang dat ik alles voor ons heb bedorven, Mikhail. Maluta heeft ons beiden in een bankschroef. Je kunt niet naar Genatsjev gaan. Dat zou je ondergang betekenen, want je weet hoe hij over goede zeden denkt. En als Maluta dreigt ons aan de kaak te stellen?'

Carelin schuifelde onbehaaglijk met zijn voeten. 'Dat heeft hij toch nog niet gedaan?'

'Nee,' gaf Daniella toe. 'Maar alleen niet omdat hij mij nog kan gebruiken. En wie weet, jou misschien ook wel.'

De komeet, met haar staart van groen en rood vuur, vloog over hen heen door de hemel en kwam ergens achter Daniella's linkeroor langs. Een fractie van een seconde schitterde het gesimuleerde sterrenlicht op haar wang, toen was ze weer in de schaduw gehuld. Het was of Carelins hart een sprongetje maakte. Als hij bij haar was, voelde hij altijd een zwaarte tussen zijn benen die hem nooit verliet.

'Is er iets watje voor me achterhoudt, Danoesjka?'

De zwartheid van de ruimte leek plotseling eenzaam en troosteloos, eenzamer dan de aarde ooit zou kunnen zijn. 'Hij gebruikt mij als een soort dekmantel,' fluisterde ze met een hese stem. 'Ik voer zijn opdrachten uit, maar alles gebeurt in mijn naam. Als er iets mis gaat, word ik aan de schandpaal genageld en gaat hij vrijuit.'

'Wat verlangt hij nu precies van je?'

Ze had de hele middag al boven een gevaarlijke afgrond gebalanceerd en nu wist ze niet wat ze moest doen. Het zou gemakkelijk zijn hem alles te vertellen. Ze had genoeg van het web van leugens dat ze om zich heen had gesponnen. ledere nieuwe leugen kostte haar weer een beetje meer moeite dan de vorige. Ze was net een patiënt met een slopende ziekte, ze zakte steeds verder weg uit de normale wereld. Ze was ziek en er was geen genezing mogelijk.

Carelin keek naar haar en merkte weer eens dat hij helemaal door deze buitengewone vrouw was betoverd. Hij had van het begin af geweten dat zijn verhouding met haar bijzonder onverstandig en, erger nog, gevaarlijk was. Maar toch had hij doorgezet. Het was of hij in tweeën was gesplitst. Aan de ene kant verzette hij zich tegen deze verhouding, aan de andere kant trok hij zich nergens iets van aan.

'Het is... een operatie die zich op Hongkong concentreert,' loog Daniella, en diep in haar binnenste slaakte ze een lange zucht. 'Maluta heeft Mitre, mijn belangrijkste agent in Azië, overgenomen.' De beste leugens, dacht ze, hadden altijd een kern van waarheid. 'Maluta neemt daar alles van mij over.' Bijna had ze hem de waarheid verteld. Bijna had ze Kam Sang genoemd. Wat een ramp zou dat zijn geweest! Hij zou regelrecht naar Genatsjev zijn gegaan om hem te vertellen wat Jake Maroc hun over Kam Sang kon vertellen, en dat zou de dood van hen beiden tot gevolg hebben. Maluta zou begrijpen hoe die informatie was uitgelekt en dan zou hij binnen de kortste keren de bewijzen van de moord en van hun verhouding boven water brengen. En dan waren ze er geweest.

Ze kende Carelin goed genoeg. Ze kende zijn trouw en gevoel voor rechtvaardigheid. In beide opzichten was hij fanatiek. Hij zou onmiddellijk naar Genatsjev gaan. Zonder stil te staan bij de gevolgen die dat voor hen beiden kon nebben.

Tijd. Dat was het wat Daniella nu het meest nodig had. Tijd om iets te bedenken waarmee ze Maluta kon uitschakelen. Maar Maluta wilde Jake Maroc nu dood hebben.

Hij trok haar dicht tegen zich aan, zodat hij haar geur kon ruiken en er een golf van haar dichte honingblonde haar over zijn wang streek. Ze drukte haar voorhoofd tegen zijn borst. 'O Mikhail, hij zal me al mijn macht afpakken. Ik kan niet toestaan dat hij me dat aandoet, Mikhail. Het wordt mijn ondergang.'

'Je hebt Chimera nog,' merkte hij op.

Daniella knikte. 'Ik had nooit verwacht dat hij tot zo'n hoog niveau zou stijgen,' erkende ze. 'Maar zelfs het feit dat ik Chimera heb kan me nu niet redden, Mikhail. Misschien is het beter als ik Maluta gewoon doodschiet.'

'Pang! Pang! Zoals in de boeken van Mickey Spillane, hè?'

'Drijf niet de spot met me!' riep ze uit.

'Gedraag je dan niet als een kind. Problemen kun je niet met een pistool oplossen. Dat zou jij toch moeten weten.'

Daniella keek naar hem op. 'Maar Maluta heeft een smetteloos dossier. Er is niets in zijn verleden te vinden dat hem kwetsbaar zou kunnen maken.'

Een diepe wanhoop maakte zich van haar meester. Wat heeft het voor zin, dacht ze, dat ik hem duidelijk probeer te maken hoe verlammend het is om in Maluta's macht te zijn?

Hij sloeg zijn armen om haar heen en zijn gezicht ging verloren in haar heerlijk geurende haren. Nooit, dacht hij, had hij zoveel van iemand gehouden als nu van haar. 'Misschien zie ik kans om jou mee te nemen als ik volgende maand met Genatsjev naar Genève ga,' zei hij.

'Hoe kom je zo ineens op Genève?'

Carelin haalde zijn schouders op. 'Ik weet het niet.' Hij keek om zich heen. 'Misschien komt het door deze omgeving. Je hebt hier niet het gevoel datje in Moskou bent. Daarom moest ik aan die reis naar Genève denken, weg van Maluta's nieuwsgierige ogen, zijn versluierde dreigementen; weg van alle intriges. Hier in het heelal krijg ik het gevoel dat voor ons zelfs Genève al het eind van de wereld is.'

Eerst wist Daniella niet wat haar overkwam. Als iemand die uit een droom ontwaakt en weet dat hij heeft gedroomd maar zich de droom zelf niet kan herinneren, hoorde ze iets door haar hoofd galmen. Wat was het?

... door het vuur.

Toen wist ze het: Maluta had dat met zijn cynische, arrogante stem tegen haar gezegd. Stel je voor! Ze gingen voor jou door het vuur. Ze verkochten jehun ziel, bogen hun hoofd voor je, knielden voor je neer om alles wat henmachtig maakte op jou over te dragen. Voor dit... Zijn koude handen op haar borsten, knijpend. En voor dit. Lager.

Maar nu, in deze atmosfeer waarin ze zich los van de aarde voelde, kregen zijn woorden een andere betekenis voor haar. Bogen hun hoofd voorje... knielden voor je neer. Waarom had hij zulke woorden gebruikt?

Toverde hij ze uit een hoed? De hoed van het onderbewustzijn?

Daniella vroeg zich af of er iets was waarvoor Maluta naar het eind van de wereld zou gaan. Ze bogen hun hoofd voor je... knielden voor je neer. Als was ze een godin, een tovenares. Had Maluta in dat geval niet een zekere macht op haar overgedragen? Zou hij bang voor haar zijn? Was dat de oorzaak van zijn haat en minachting?

Wat zag Maluta eigenlijk in haar? Welke macht meende hij dat ze bezat?

En hoe kon ze die macht tegen hem gebruiken?

Het oog waarmee de vis naar hem keek had de kleur van goudblad. Het was een grote rode tonijn, en hij lag op zijn kant. Vlak achter zijn kop was een papiertje met zijn grootte en gewicht over de schubben geplakt. De tonijn was er een van de vele in Tsukiji, Tokio's grote vismarkt op de oever van de Sumida.

Het was kwart voor vijf in de morgen. Er stond een zachte wind en de hemel had de kleur van oesters. Een groot deel van de stad sliep nog en was in schaduwen gehuld. In de verte verhieven zich de grote torenflats van Shinjuku, hun zilveren toppen deels door de wolken aan het zicht onttrokken. De tonijn werd juist uit de boten gehaald, en vreemd genoeg ook uit vrachtwagens, want een deel was over de Noordpool uit Amerika gevlogen. Jake herinnerde zich dat hij eens op een pier in Long Island bij New York had gestaan en de vertegenwoordigers van de Japanse handelsfirma's koortsachtig op de tonijn had zien bieden.

Jonge mannen liepen met korte haken tussen de vissen door en spreidden ze uit over het natte beton. Andere mannen liepen langzaam langs de rijen vissen en besproeiden ze met water.

Na een tijdje hing er een lichte nevel om hun voeten. De fijne druppels uit hun slangen werden door de schubben en het beton weerkaatst en vormden kleine regenboogjes in de lucht.

Om vijf voor vijf begonnen de mannen de enorme stapels roze en witte sashimi, fonkelend, vochtig fris, samen met de grote vissen voor de veiling klaar te leggen.

Er waren veel mensen op de markt: kopers, slaperige toeristen, opgewonden pretmakers die de hele nacht waren doorgezakt.

'Maroc-san.'

Jake draaide zich om en zag een kleine Japanner achter een stapel inktvis vandaan komen.

'Kachikachi-san!'

Ze bogen voor elkaar, de rituele begroeting van de yakuza.

'De vorige keer dat ik je zag, had je geen tijd.'

'Door je eigen toedoen, Maroc-san.'

'Duizend verontschuldigingen. De omstandigheden ...'

Kachikachi knikte. 'Komoto-san heeft later alles uitgelegd.'

'Ik ben voor Komoto-san gekomen,' zei Jake. 'Is hij hier?'

'Laten we gaan ontbijten,' zei Kachikachi. Hij liep voor hem uit over het beton dat nat was van zeewater en vissebloed. Ze gingen naar een klein restaurant dat uit niets meer dan een toonbank onder een gestreept scherm bestond.

Ze namen sashimi en Kirin-bier en Kachikachi zei: 'Ik moet je groeten namens Komoto-san.'

Jake zei niets.

'Hij verontschuldigt zich ervoor datje van het kastje naar de muur bent gestuurd. Zoals je zelf al zei, de omstandigheden ...'

'De oorlog.'

'Je komt op een uiterst ongelukkig moment,' zei Kachikachi.

'Dat weet ik.'

'Er is sprake van een escalatie van de oorlog.'

Boeddha, dacht Jake. Het is al een bloedbad.

'Het zijn bijzonder moeilijke tijden, Maroc-san. Ik heb hier een kwartier lang nagegaan of je niet werd gevolgd. Pas daarna durfde ik je aan te spreken.'

'Gevolgd door wie?'

'Tegenwoordig,' zei Kachikachi, terwijl hij een stukje inktvis in sojasaus doopte, 'zijn er veel vijanden.'

Jake dacht aan zijn eigen situatie. 'Ik was bang dat Komoto-san al dood was,' zei hij. 'Ik probeer hem al dagen te bereiken.'

'Beveiliging, Maroc-san.' Kachikachi bestelde nog wat sashimi voor hen beiden. 'En Komoto-san wil jou niet in groot gevaar brengen.'

'Daar is het te laat voor,' zei Jake. 'Ik ben hier al.'

Kachikachi's gezicht betrok. 'Het lijkt me beter dat je weer weggaat.'

'Weggaan?'

Kachikachi gaf hem een envelop. 'Onmiddellijk.'

Jake maakte de envelop open en vond een ticket voor Hongkong. 'Wat is dit?'

Kachikachi keek hem met bedroefde ogen aan. 'Het is de wens van mijn oyabun.'

Jake legde de envelop op de toonbank. 'Dit komt niet van Komoto-san.'

'Het spijt me je te moeten zeggen dat je geen keus hebt, Maroc-san.'

Kachikachi's ogen waren triest. 'Eigenlijk mag je zulke dingen niet tegen een vriend zeggen, maar ook ik heb geen keus.' Hij greep in zijn zak en legde wat geld op de toonbank. 'Zorg datje in dat vliegtuig zit.' Hij stond op.

'Ik wil Komoto-san spreken.'

'Tot ziens, Maroc-san.'

'Ik moet hem spreken, Kachikachi-san.'

Maar Kachikachi was al in de mist verdwenen. Jake stopte de ticket in zijn zak, verliet het restaurant en liep behoedzaam over de markt. Het was kort na half zes en de eerste veiling was begonnen. Er stonden nu veel mensen, zodat hij gemakkelijker verborgen kon blijven. Hij zag Kachikachi en baande zich een weg door de menigte, waarbij hij erop lette dat hij Kachikachi steeds vanuit een andere hoek benaderde. Aan het eind van de markt bleef de kleine man staan en keek om zich heen. Ze waren in het oosten van Tokio. Kachikachi sloeg rechtsaf en liep met haastige passen de straat door. Jake volgde hem. Hij stak meermalen de straat over en gebruikte winkelruiten en soms spiegels om de kleine man in het oog te houden. Tegelijk keek hij of iemand hem of Kachikachi aan het volgen was. Hij zag niemand.

Kachikachi ging naar Asashicho en liep regelrecht naar het Jisaku, een bekend restaurant waar je nog geisha's kon zien optreden, hoewel het vaak vrouwen van gevorderde leeftijd waren. Tegenwoordig verkochten alle jongere vrouwen hun lichaam in de uitgaanswijk Ginza.

Kachikachi ging het restaurant binnen en Jake bleef op straat staan en keek goed om zich heen. Er stonden een aantal auto's langs de trottoirband geparkeerd. Een ervan was de directiewagen van Mikio. De Mercedes had getint glas, zodat niet te zien was of er iemand in zat. Maar Jake zag dat er damp uit de uitlaat kwam. De motor stond aan en de Mercedes kon ieder moment wegrijden.

Zonder het restaurant uit het oog te verliezen ging Jake de straat op en hield een taxi aan. Op dit uur van de dag was dat niet moeilijk. De automatische deur ging open en Jake stak zijn hoofd naar binnen. Hij sprak de chauffeur in vloeiend Japans toe en vouwde daarbij meerdere bankbiljetten open. De man knikte, stopte het geld in zijn zak, en Jake stond op. Hij wilde juist naar het restaurant terugkeren toen hij de voordeur open zag gaan. Kachikachi kwam samen met een grote yakuza naar buiten. Ze bleven in de mist naar de straat staan kijken. Jake wendde zich af en leunde op het open portier van de taxi.

In de ruit van de auto kon hij een andere man uit de overschaduwde ingang van het restaurant zien komen. Ze liepen nu alle drie door en waren zonder enige twijfel op weg naar de Mercedes.

Jake stapte in de taxi en de deur schoof met een zucht dicht. Er was een klein televisietoestel in de wagen dat niet door de vorige passagier was uitgezet. Jake schakelde het uit en keek naar de drie mannen die haastig over het trottoir liepen. Jake keek vooral naar de derde man. Omdat de grote yakuza voor hem liep was het moeilijk zelfs maar een deel van zijn gezicht te zien, maar Jake herkende de brede schouders, de smalle taille en het gemillimeterde haar.

Mikio!

Dus hij was hier toch.

Er was iets met zijn manier van lopen - was hij gewond geraakt? Jake wilde juist uit de taxi stappen toen hij een motor aan de overkant van de straat tot leven hoorde komen. Hij keek om en zag rook uit de uitlaat van een blauwe Nissan opstijgen.

'De Mercedes,' zei Jake tegen de chauffeur, en de man knikte. Mikio en zijn mannen zaten al in de auto en de Mercedes zette zich in beweging.

'Wacht,' zei Jake tegen de chauffeur. 'Laat eerst die blauwe Nissan voorbijgaan.' Hij zag de chauffeur vlug even in het spiegeltje kijken. Toen waren alle drie de auto's in beweging. Ze zochten zich een weg door het geleidelijk drukker wordende verkeer van Tokio: Mikio, Jake en de onbekende vijand die op de een of andere manier van deze bijeenkomst op de hoogte was geweest.

In Jakes hoofd galmden Kachikachi's woorden: Er is sprake van een escalatie van de oorlog.

Toen Tony Simbal in zijn Saab over de lange bochtige oprijlaan naar Greystoke reed, deed hij dat met een lage snelheid. Hij had de ramen en het schuifdak open. Het goudgele zonlicht viel warm op de velours bekleding. Overal om hem heen zongen vogels. In de lucht hingen dunne wolkjes, schitterend in het zonlicht, en van tijd tot tijd zag hij een konijn of een fazant wegvluchten.

Simbal dacht aan Burma, aan de Shan-staten en de mysterieuze moorden op Peter Curran en Alan Thune. Inmiddels had hij het grote negentiende-eeuwse landhuis van de Quarry bereikt. Eens had hier Antony Beridien gewoond, de vroegere directeur van de Quarry, vermoord - zo werd aangenomen - in opdracht van generaal Daniella Vorkuta en haar agent in de Quarry, Chimera, alias Henry Wunderman.

Terwijl hij de motor afzette, zag Simbal dat Donovan weer over zijn Corvette '63 gebogen stond. Die auto was Donovans maniakale hobby. Hij was altijd bezig er iets aan te verbeteren.

Donovan trok zijn hoofd uit de auto terug en wuifde glimlachend met een moersleutel. Naast hem stonden een gereedschapskist en een tafeltje met een fles limonade, een ijsemmer waar de halzen van een paar flesjes bier uitstaken, en een aantal glazen.

'Pak zelf maar, Tony,' zei Donovan, en hij stak zijn hoofd weer onder de omhoogstaande kap van de Corvette.

Simbal liep over het grind en wipte de dop van een bierflesje. Hij nam een grote slok en keek zonder veel belangstelling naar het werk van de directeur. Hij wist bijna alles over automotoren wat er te weten viel. In de jungle was dat een bittere noodzaak geweest. Maar het was niet zo dat hij van auto's hield. Hij had andere dingen aan zijn hoofd. Hij keek om zich heen. Er was iemand in de rozentuin aan het werk. Binnenkort zouden de struiken in bloei staan.

'Nou,' zei Donovan, zijn hoofd en schouders uit het zicht. 'Wat heb je uitgevoerd?'

Simbal zette het lege flesje weg en leunde tegen het warme metaal van de auto. 'Je zult je nog wel een zekere Monica Starr herinneren.'

'Hmm, de naam komt me bekend voor. Vriendinnetje of collega?'

'Beide.' Simbal sloeg zijn armen over elkaar. 'We hadden een verhouding toen ik bij de DEA zat. Ik kwam haar laatst weer tegen.'

'O ja? Waar?'

'Een feestje.'

'Toch niet zo'n feestje bij Max Threnody?'

'Ja, dat was het,' zei Simbal. 'Hoezo?'

'Niets. Ik wil alleen graag weten waar mijn mensen rondhangen.'

'Jij vindt Max niet sympathiek, hè, Rodger?'

'Hem sympathiek vinden? Hmm, aan die mogelijkheid had ik nog niet gedacht. Laten we het erop houden dat ik niet veel van de DEA moet hebben. Ze zijn me te bureaucratisch en ze dansen me te veel naar de pijpen van het Congres. Ik geloof niet dat het je werk ten goede komt als je het die kerels in het Capitool altijd naar de zin moet maken. Vooral niet in onze bedrijfstak. De politici moeten ons met rust laten. Alleen dan kunnen we ons werk goed doen.'

Er kwam een galmend geluid onder de motorkap vandaan en Donovan kreunde. 'Eigenlijk snap ik niet hoe jij het daar zo lang hebt uitgehouden. Vergeleken met ons is het een erg burgerlijk zootje.'

'Dat is misschien wel waar, maar het blijft dat hun computer het beste wapen tegen de diqui is.'

Donovan kwam nu eindelijk onder de motorkap vandaan. 'O ja?' Hij veegde zijn vettige handen af en schonk zich wat limonade in. 'Vertel eens.'

Simbal vertelde Donovan over zijn gesprek met Monica en over haar terughoudendheid als Peter Curran ter sprake kwam. Toen hij over Currans dood kwam te spreken, liet Simbal niets weg maar deed het wel voorkomen alsof niet Max Threnody maar de DEA-computer de geheime informatie had prijsgegeven.

'Hoe heb je toegang tot die computer gekregen?' vroeg Donovan listig.

'Dat meisje?'

Simbal knikte.

'Rokkenjagen,' zei Donovan peinzend. 'Dat hebben we als student ook veel gedaan.'

Simbal glimlachte. 'We waren de schrik van de campus.'

'Geen gevoel voor verantwoordelijkheid.'

'En ook geen macht.'

Donovan keek hem met zijn heldere blauwe ogen aan. 'Maar we hadden wél macht, Tony. We oefenden een heel reële macht over vrouwen uit. Ze wilden allemaal bij ons zijn, weetje nog?'

'Ja.' Simbal haalde zijn schouders op. 'Maar om je de waarheid te zeggen ben ik er niet zeker van hoeveel van dat alles echt en hoeveel fantasie was.'

'Wat bedoel je?' vroeg Donovan op scherpe toon. 'We hebben ze allemaal gehad... alle meiden die we hebben wilden.'

'Behalve Leslie.'

Donovan zette zijn glas neer en wees. 'Ga achter het stuur zitten en start haar als ik het teken geef.' Hij morrelde nog wat onder de motorkap en zei toen: 'Toe maar.'

Simbal draaide het contactsleuteltje om en de motor begon als een grote kat te snorren.

'Prachtig!' Donovan stelde op het laatste moment nog iets bij en deed toen de kap dicht. 'Laten we een eindje gaan rijden.'

Simbal stapte uit en Donovan ging achter het stuur zitten. Zodra Simbal naast hem zat, reed Donovan weg. Het grind spoot onder de wielen vandaan.

'Weten ze hiervan?' zei Simbal, die zich goed vasthield.

'Wie?'

'De overheidsdienst die onze verzekeringen voor ons betaalt,' zei Simbal boven het lawaai van de motor uit. Hij wierp een blik op het dashboard en zag dat ze bijna honderdzeventig kilometer per uur reden. Donovan lachte en Simbal schreeuwde: 'Hoe hard gaat dit ding?'

'Daar zullen we zo achter komen,' zei Donovan, en hij drukte het gaspedaal tot de vloer in. Hij vloog met zoveel geweld om een bocht dat Simbal iets in zijn hals hoorde kraken. De weg werd recht; de naald van de snelheidsmeter hing trillend bij de tweehonderdveertig kilometer per uur.

'Wat zeg je daarvan?' schreeuwde Donovan grijnzend.

Simbal, die liever in een oude jeep of op de rug van een ezel over een Aziatische berghelling reed, zei niets. Hij concentreerde zich op het in bedwang houden van zijn maag.

Na wat een eeuwigheid leek ging Donovan wat langzamer rijden. Het zonlicht schitterde op de motorkap en de heuvels aan weerskanten van de weg waren al weelderig groen, alsof ze niet konden wachten tot de zomer begon.

'Waarom bracht je Leslie ter sprake?' zei Donovan na een tijdje. Simbal haalde zijn schouders op.' Ik weet het eigenlijk niet. Alleen dat het me passend leek. We waren toch herinneringen aan het ophalen? Ik weet niet hoe het met jou is, maar als ik aan onze studietijd denk, moet ik altijd aan Leslie denken. De onbereikbare Leslie.'

Donovan ging nog langzamer rijden; ze reden nu niet harder dan mensen die een dagje uit waren. 'Ze zal wel lesbisch zijn geweest.'

'Lesbisch? Jezus!' Simbal lachte. 'Hoe kom je daar nou weer bij?'

'Ze was toch niet in ons geïnteresseerd? Wat dat betreft was ze de enige, jongen.'

'Ik zei niet dat ze niet in ons geïnteresseerd was,' zei Simbal een beetje ernstiger. 'Ik zei dat ze onbereikbaar was.'

'Dat komt op hetzelfde neer,' merkte Donovan op.

Simbal keek opzij naar de directeur van de Quarry. 'Ik was blijkbaar vergeten hoe verwaand jij bent als het op vrouwen aankomt. Wees nou maar eerlijk, Rodger, ze bezweken niet allemaal voor onze flauwe versierderskunsten. Trouwens, in die tijd wilden we alleen maar naaien. Twee dekhengsten. Onze intellectuele vaardigheden reserveerden we voor de collegezaal, als ik het me goed herinner.' Hij haalde zijn schouders op.

'Misschien was dat de reden waarom Leslie niet in ons geïnteresseerd was.'

'Ja, maar ik ben haar nooit vergeten,' zei Donovan plotseling. Het kwam er zo intens uit dat Simbal er het zwijgen toe deed. 'Ze lijkt me nu bijna een droom.'

Donovan was langzamer gaan rijden. Hij parkeerde de auto langs de kant van de weg en zette de motor af. De plotselinge stilte kwam als een schok aan.

'Ik weet nog hoe haar lange blonde haar achter haar aan golfde als ze over de campus liep. En soms had ik het gevoel dat haar grijze ogen dwars door je heen konden kijken.' Donovan leunde met zijn hoofd tegen de zitting. 'Jezus, wat wilde ik haar graag hebben.'

Even later startte Donovan de motor weer. 'De tijd gaat maar voorbij en wij hebben onze zaken nog niet besproken.' Hij maakte rechtsomkeert en begon naar Greystoke terug te rijden.

'En die vrouw, Monica en nog wat?'

'Starr,' zei Simbal. 'Monica Starr. Wat is er met haar?'

'Voelt ze nog iets voor je?'

'Ze had een verhouding met Peter Curran.'

'Curran is dood, heb jij me verteld,' zei Donovan. 'Hield ze van hem?'

'Dat weet ik niet.'

'Houdt ze van jou?'

'Dat lijkt me niet ter zake.'

Voor het eerst die middag begon Donovan te lachen. 'Die goeie ouwe Tony. Je houdt van ze en je laat ze in de steek, net als vroeger. Nou, in dit geval is het maar goed ook. Wie zal zeggen wat oom Max in zijn schild voert? Het kan me niet schelen dat je vroeger voor hem werkte, nu is dat voorbij. Ik denk niet dat hij jou graag op zijn territorium ziet opereren.'

'Wat heeft Monica daarmee te maken?'

Donovan liet blijken dat die vraag hem niet beviel. 'Iedereen heeft een zwakke plek, Tony. Die van jou is Max. Is het nooit in je opgekomen dat hij die Monica misschien op je af heeft gestuurd?'

De lichte trilling die hij in zijn onderbuik had gevoeld toen hij Monica de vorige avond het huis van Max Threnody zag binnenlopen ging nu over in regelrechte misselijkheid.

'Wat heb je, Tony?' zei Donovan. 'Je ziet zo bleek.'

Simbal besloot het er maar uit te gooien: 'Ik had nooit gedacht dat ik dit nog eens zou zeggen, maar Max speelt spelletjes met me. Eerst probeert hij bij mij in het gevlei te komen. Dan stuurt hij Monica Starr op me af en springt de oude vonk weer over. En dan zegt hij: maak maar een goed gebruik van haar, jongen, ze zal je helpen om tot alle computergegevens door te dringen.'

'Tot nu toe is dat prima,' zei Donovan. 'Je bent op een spoor gekomen. Edward Martin Bennett. Wat wil je nog meer?'

Simbal vertelde hem dat hij door een stom toeval achter Monica aan naar het huis van Max was gereden.

Donovan gromde wat. 'Nu zie je weer eens dat Threnody geen haar beter is dan de rest van ons,' zei hij, terwijl hij een ouder echtpaar in een Datsun inhaalde. 'Hij weet precies wat hij doet, Tony. Ik zou maar uitkijken als ik jou was.'

'Ik begrijp niet wat hij met dit alles probeert te bereiken.'

'Doe niet zo stom, daar kan ik niet tegen,' zei Donovan. 'Hij wil dat jij achter Edward Martin Bennett aan gaat. Als Bennett iets met Peter Curran te maken had, weet hij natuurlijk ook wie hem koud heeft gemaakt. En verder is het een lastig zaakje. Er zijn al te veel DEA-stukken gesneuveld. Dat is precies de reden waarom Max zoveel moeite heeft gedaan om jou in te palmen. Jij bent de perfecte man voor hem, Tony, snap je dat dan niet. Een ex-DEA-agent, ervaren en intelligent. Je kent het klappen van de zweep en toch sta je niet bij de DEA op de loonlijst. Je bent brandschoon. Je kunt je in het hol van de leeuw wagen en oom Max loopt geen enkel risico.'

'Maar dit is ons project. Van de Quarry.'

Donovan keek Simbal aan. 'Gebruik je verstand, Tony. Ze zullen je constant in de gaten houden. Wie denk je dat er komt opdagen als je net op het punt staat om toe te slaan ? Oom Max. Om het karwei af te maken en alle eer op te strijken. En bovendien kan hij dan ook nog zijn gesneuvelde stukken wreken.' Donovan had de gewoonte om de agenten van andere organisaties stukken te noemen, alsof hij aan het schaken was. Simbal knikte. Dit is me de middag wel, dacht hij.

'Goed,' ging Donovan verder. 'Ik heb je nu op het steekspel voorbereid. Nu ga je op zoek naar Bennett en ieder ander die hier misschien iets mee te maken heeft. Als je hulp nodig hebt, hoefje het maar te vragen.'

'Ik werk alleen,' zei Simbal. 'In het veld draag ik het liefst zelf de verantwoordelijkheid voor mijn leven.'

'Ja, dat weet ik.' Donovan ging weer sneller rijden. De laatste stralen van de zon schitterden als een regenboog op de voorruit. Ze waren bijna bij Greystoke terug.

'Wat doe ik met Max?' vroeg Simbal.

Donovan reed naar het hek en gaf de laser-gecodeerde identiteitskaarten van hemzelf en Simbal aan de bewaker bij de poort. Even later reden ze over de bochtige oprijlaan. 'Niets.' De wind fluisterde in de esdoorns en populieren. Er ronkte ergens een grasmaaier. 'Laat Threnody maar in zijn sop gaarkoken. Nu je weet wat voor een leugenaar hij is, zal dat je geen moeite meer kosten, Tony. Per slot van rekening heb je genoeg ervaring met hem.'

Toshima-ku. Mikio was op weg naar zijn huis. Hij leidde zijn vijanden - die ongetwijfeld ook zijn moordenaars waren - regelrecht naar de executieplaats. Kanamecho: een wijk binnen de ku. Jake kende dit gedeelte van Tokio goed - even goed als hij Mikio Komoto's huis kende. Hij had het een keer grondig verkend om aan geheime informatie over de verblijfplaats van zijn halfbroer Nichiren te komen.

De ochtendnevel was opgetrokken en de lucht was nu helder. Het zonlicht viel op het oude bukshout en op de slanke Japanse cipressen die op Mikio's terrein zwijgend de wacht hielden.

Jake liet de taxi stoppen. De Mercedes reed door de open ijzeren poort van Mikio's huis en verdween. Jake betaalde de chauffeur en stapte uit. De taxi maakte rechtsomkeert en reed weg.

Jake keek naar de blauwe Nissan. Die was langs de muur tot stilstand gekomen, precies ter hoogte van Mikio's studeerkamer. De vijand was goed op de hoogte.

Hij haalde een Zeiss-kijker uit zijn zak. Het was een klein, opvouwbaar ding. Hij bracht hem voor zijn ogen en keek nog eens goed naar de Nissan. Het zonlicht viel in tienduizend schitterende scherven op de ramen van de Nissan. Hij kon niet naar binnen kijken.

Hij haalde de kijker weer van zijn ogen weg, zoals hem geleerd was. Je mocht nooit te lang achtereen door een kijker turen, want dan liep je gevaar iets anders te missen. Dat was een van de vele dingen die Jake met behulp van wei qi had geleerd. Je mocht je nooit op één deel van het bord concentreren.

Nu zag hij een schimmige gestalte uit het zijpoortje rennen. De gestalte bleef in de schaduwen van de bamboemuur en rende toen opeens op de blauwe Nissan af. Hij bukte zich en het zijraampje ging open. Jake tuurde door de lenzen van de Zeiss en zoog zijn adem in.

Kachikachi!

Mikio's adjudant verried hem, wees de vijand op de kwetsbaarste plek in de beveiliging van het huis. De kleine yakuza rende nu weer naar het huis terug en deed het poortje niet op slot. Opzettelijk.

Kachikachi een verrader! Jake kon het bijna niet geloven. In oorlogstijd was alles mogelijk. Misschien was Mikio aan de verliezende hand en wilde Kachikachi aan de winnende kant staan. Hoe dan ook, Jake wist wat hij had gezien.

Hij maakte een omtrekkende beweging, zodat hij dichter bij het huis kwam en beter door het nog open zijraam van de blauwe Nissan kon kijken. Hij zag iets in de auto bewegen en stelde zijn kijker bij. Er zat behalve de bestuurder nog iemand in de Nissan. Hij zag dat de man aan de passagierskant met een of ander wapen bezig was. Dew neh loh moh op alle vijanden! dacht hij. Even later had hij het herkend: een Riverton Bison, een kleine, vanuit de hand te gebruiken werper waarmee een speciaal vervaardigde fragmentatiegranaat met een snelheid van ongeveer honderd meter per seconde kon worden afgevuurd. Zo wilden ze het dus doen. Alles zou met een grote klap in de lucht vliegen en dan konden ze Mikio van de muren schrapen.

Jake wilde juist op de auto afgaan toen hij de bestuurder een Gion 30-09

te voorschijn zag halen. Hij begon de onmiddellijke omgeving scherp in de gaten te houden. Hij deed dat erg goed; er ontging hem niets. Jake kroop achter een buksboom weg en nam de omgeving in zich op. Ze hadden de Nissan goed geparkeerd. Er was in de buurt van de auto nergens dekking te vinden. Het was onmogelijk de Nissan ongezien te naderen. Zo bleef alleen het huis over. Jake wist dat hij weinig tijd had. Hij stopte de Zeiss in zijn zak en liep, er goed op lettend dat hij buiten het gezichtsveld van de inzittenden van de Nissan bleef, naar het bamboehek. Hij haalde een nylonkoord uit zijn zak. Het was verzwaard met een ijzeren klauw. Hij wierp de klauw over het bamboehek en trok er meteen hard aan. De klauw bleef haken.

Toen ging hij naar boven.

Hij was vlug over het hek heen en sprong aan de andere kant met diep gebogen knieën op het gras. Hij hoorde vogels zingen en er ritselde ergens een eekhoorn of ander klein dier. Verder was het stil. In de verte ruisten verkeersgeluiden. Soms hoorde hij zelfs de slag van een knuppel op een nabijgelegen honkbalveld.

Waar in Boeddha's naam was iedereen? Wat was er met Mikio's vermaarde beveiliging gebeurd?

Hij liep vlug langs de zijkant van het huis, langs de lange smalle kyujutsu oefenbaan waar hij en Mikio zich in de eeuwenoude sa/nurai-kunst van het boogschieten hadden bekwaamd.

Jake keek op zijn horloge. Hij had er te lang over gedaan om hier te komen. Hij liep naar de engawa, probeerde defusuma van het vertrek naast Mikio's studeerkamer. Die zat op slot. Hij had geen tijd om het slot open te steken en sloeg daarom met de eeltige randen van zijn handen en zijn rechterhiel dwars door de deur heen.

Nu kon hij niet meer terug. Hij dacht voortdurend aan de Bison maar liet zich er niet door afschrikken. Hij moest Mikio in veiligheid brengen. Het was onheilspellend stil in huis. Hij had verwacht dat het geweld waarmee hij de deur had ingeslagen een groot tumult in het huis zou hebben veroorzaakt. Maar er was niets te horen.

Jake liep vlug door de donkere kamer. Duwde defusuma naar de gang opzij.

Hij zag Kachikachi uit de tegenovergestelde richting komen. Dus er was toch iemand die hem had horen inbreken.

'Amida! Maroc-san!'

'Muhon-nin!' riep Jake. Verrader. Ze worstelden een ogenblik in de smalle gang en toen wierp Jake de ander opzij. Hij draaide zich om en trok defusuma van Mikio's studeerkamer open.

'Ga daar weg!'

Hij hoorde Kachikachi's opgewonden kreet, maar hij had zijn vriend gezien, knielend op de tatami en diep in meditatie verzonken.

'Hoe ben je hier binnengekomen ? Stommeling! Ga daar niet binnen. Je mag hem niet storen ...!'

Mikio droeg zijn kimono. Op de rug was de kamon van zijn clan afgedrukt. De oyabun begon zich om te draaien.

'Mikio!' schreeuwde Jake. Hij greep een handvol kimono vast en begon zijn vriend omhoog te trekken op het moment dat het raam met explosieve kracht uit elkaar vloog.

De Bison, dacht Jake. En toen: O Boeddha, ik ben te laat. Wit en geel licht, schreeuwend fel. Alle geluiden, beelden, geuren balden zich samen tot één elementaire schreeuw die galmde en galmde terwijl de kamer met donderend geweld in elkaar zakte.

Toen laaide het vuur op, stromend als een rivier van dood. WINTER 1949 - VOORJAAR 1950

Peking

Het was generalissimo Chiang geweest die Mao had geleerd dat wie het leger onder zijn bevel had uiteindelijk de overwinning zou behalen. Met oorlog, geloofde Chiang, waren alle mogelijke conflicten te beslechten. Daar had Mao uit afgeleid: 'Politieke macht groeit uit de loop van een geweer.'

En dat had de Amerikanen natuurlijk veel zorgen gebaard. Maar wat ze nog het ergst van Mao vonden was dat zijn strategieën net zo goed voor hen als voor de massa verborgen bleven; hij was tegelijk onvoorspelbaar en gevaarlijk. De Amerikanen hoefden niet de illusie te hebben dat ze Mao konden gebruiken om hun eigen politieke doeleinden in China door te drijven, zoals ze Chiang altijd hadden gebruikt.

Mao stond aan de top van een piramide van macht die hij en zijn naaste medewerkers hadden gecreëerd en hij wist dat hij dit voornamelijk aan twee mannen te danken had. Sun Tzu had hem geleerd hoe hij zijn strategieën geheim moest houden. Zilin had hem verteld: 'In de politiek is bedreiging met geweld een doel op zich.'

Overigens waren Mao en, tot op zekere hoogte, Zilin wel degelijk bereid om naar Amerikaanse ideeën over een coalitieregering in het naoorlogse China te luisteren. Mao was zich er goed van bewust dat Amerikaanse interventie van groot belang kon zijn voor de toekomst van zijn land. Dat kwam, meende Zilin, vooral doordat Mao diep beledigd was door Stalin en Molotov, die hem een 'margarinecommunist' hadden genoemd. Zilin was de eerste geweest die inzag dat Moskou zich zorgen maakte over de richting die het Chinese communisme was ingeslagen. Vooral Stalin, de bevelhebber met de ijzeren vuist, kon zien of iemand een krachtige leider was. Zilin was er vast van overtuigd dat Moskou doodsbang voor Mao was. Ze waren niet alleen bang voor Mao's ideeën - een vorm van communisme die van de Russische lijn afweek - maar ook voor Mao zelf.

Stalin was een genie, daar was Zilin zeker van. De manier waarop hij Roosevelt tegen het einde van de oorlog had kunnen manipuleren was daar voldoende bewijs van, naast de geniale leiding die Stalin gedurende de oorlog aan zijn troepen had gegeven.

Het was Zilins theorie dat Stalin in Mao veel van de eigenschappen had gezien die hemzelf zo machtig maakten.

Stalin en Molotov hadden Mao en zijn volgelingen 'margarinecommunisten' genoemd, omdat hun revolutie bij de boeren en niet bij het proletariaat was begonnen.

Mao was diep gekwetst door dat woord. Zilin zag er alleen een lachwekkende belediging in, maar hij kon Mao niet overtuigen.

'China is uniek,' zei Zilin dan. 'Het is een agrarisch land waarvan Marx zich nooit een voorstelling had kunnen maken, laat staan dat hij zou hebben geweten hoe hij het moest temmen. En toch hebben wij dat gedaan, Mao tong zhi. Is dat er geen bewijs van dat Stalin liegt?'

Mao schudde zijn hoofd. 'Nee, je vergist je, Shi tong zhi. Hoeveel pijn het me ook doet om het toe te geven, Stalin en Molotov hebben gelijk. Onze revolutie - de ware communistische revolutie - moet bij het proletariaat beginnen.'

'Moskou wil ons provoceren,' zei Zilin dan. 'Dat is alles.'

'Nee. Wij zijn een agrarisch land, dat is waar, maar als we ons de komende decennia willen handhaven kunnen we het ons niet veroorloven een agrarisch land te blijven. Om onze verwoeste economie na de oorlog op poten te zetten zullen we moeten industrialiseren. En dan zullen wij ons eigen proletariaat creëren. Denk je ook niet, Shi tong zhi, dat we ons gedwongen zullen zien onze economie een kapitalistische fase te laten doormaken om zo tot voldoende industriële produktiviteit te komen ? Nou, we moeten er zeker van zijn dat we tot die nieuwe opkomende klasse doordringen. Zij zijn het - en niet de slinkende boerenbevolking - die ons land naar de jaren vijftig moeten helpen.

Daarbij kunnen de Amerikanen ons van grote hulp zijn. Alleen zij hebben het kapitaal en de industriële kennis om ons op het juiste spoor te zetten. Denk je dat Moskou na de oorlog genoeg geld heeft om ons de hulp te geven die wij nodig hebben? Vergeet het maar! Nee, Shi tong zhi, de Amerikanen zijn onze enige hoop.'

Wat dat betrof had Mao volkomen gelijk. In die tijd - het hoogtepunt van de oorlog - hadden de Amerikanen met een goed uitgebalanceerd beleid een stevige machtsbasis in een van de belangrijkste landen van Azië kunnen verwerven.

Maar de grote kapitalisten van die tijd moesten nu eenmaal niets van het communisme hebben. Ze zagen veel meer in generalissimo Chiang en waren er zeker van dat Chiang het communisme een halt toe zou roepen. Ze hadden geen oog voor de stormachtige ontwikkeling die China doormaakte. Ze konden niet inzien dat het communisme de enige logische methode was om een land dat zo uitgestrekt en zo arm was tot eenheid te brengen. Zo kwam het dat de Amerikanen in de oorlog alleen generalissimo Chiang steunden. Toen de Chinese burgeroorlog uitbrak en de Amerikaanse politici nog een kans hadden om de situatie in alle objectiviteit aan te pakken, gaven ze alleen hulp aan de nationalistische strijdkrachten. Zelfs toen van augustus 1946 tot mei 1947 het Amerikaans embargo op militair materiaal voor China van kracht was, werden in het geheim duizenden tonnen munitie van Amerikaanse, in China gestationeerde troepen naar de garnizoenen van de generalissimo overgebracht.

De Amerikanen lieten Mao geen keus. In december 1949 ging Mao naar Moskou en sloot daar een bondgenootschap met Stalin. Zo werd het lot van het moderne China bezegeld. Vanaf dat moment hadden de Amerikanen geen invloed meer op het beleid in China en moesten ze lijdzaam toezien hoe de ontwikkelingen in heel Azië door het samenspel van Rusland en China werd bepaald. Zo had Amerika een kostbare gelegenheid verspeeld om het Westen bij de aangelegenheden van het Verre Oosten te betrekken. Vanwege de rol die hij in Chungking en daarna had gespeeld was het misschien niet vreemd dat Zilin met Huaishan Han naar Lo Jui-ch'ng was gegaan. Lo stond aan het hoofd van het ministerie van openbare veiligheid. Hij droeg een grote verantwoordelijkheid die zich over het hele land uitstrekte.

Zilin en enkele andere naaste medewerkers van Mao wisten al dat Huaishan Han een goede spion was. Het werd tijd om daar een optimaal gebruik van te maken.

Kort na dit gesprek zou Mao uit Moskou terugkomen. Die samenloop zou later van groot belang blijken te zijn.

Hoewel Huaishan Han vlak naast Zilin was ingekwartierd, kregen de twee vrienden elkaar de komende maanden niet veel te zien. Mao was met gemengd resultaat teruggekomen - tenminste, dat vond Zilin.

'En dat is precies de reden,' zei Mao, 'waarom ik jou niet mee wilde hebben toen ik naar Rusland ging. Als jij een zwakke plek hebt, mijn vriend, dan zijn het de Sovjets. De Amerikanen waren mijn zwakke plek, maar dat is nu allemaal voorbij. Wat dat betreft had je gelijk. Maar nu de Amerikanen ons volkomen in de steek hebben gelaten, kunnen we niets anders doen dan de hulp van de Russen aanvaarden.'

Toch viel die hulp enigszins anders uit dan Mao had gehoopt. Stalin had zich bereid verklaard China het equivalent van driehonderd miljoen dollar te verstrekken. Het addertje onder het gras was dat dit in de vorm van kredieten geschiedde en niet in de vorm van een lening. Dat betekende dat China nu met handen en voeten aan de Sovjet-Unie gebonden was. Het was niet vrij om zelf naar de middelen te zoeken waarmee het de nieuwe industrie wilde opbouwen maar was geheel afhankelijk van Russische technologie en materialen.

Dit, zei een gedeprimeerde Mao later tegen Zilin, was het beste dat hij eruit had kunnen halen. 'Stalin wil ons nog steeds niet vertrouwen. Ik zou je niet kunnen vertellen hoe vaak hij het over Tito en diens "aanfluiting van een communistische staat" heeft gehad. Hij leek wel een plaat met een barst erin. Ik verkeerde in een heel slechte onderhandelingspositie. Per slot van rekening hadden de Russen net zo goed als de Amerikanen gewild dat er een coalitieregering kwam. Toen we ons in de burgeroorlog stortten, druiste dat recht tegen de wensen van Moskou in. "Waarom zou ik jullie nu nog vertrouwen?" zei Stalin als een teleurgestelde oudere oom.'

Zilin was niet zo verbaasd als Mao was geweest, maar hij zei niets. Mao ging er nu eenmaal van uit dat hij tegen de Sovjet-Unie bevooroordeeld was. Hij wist heel goed dat zelfs wanneer Mao overtuigend had kunnen aantonen dat Chiang degene was die de burgeroorlog was begonnen, Stalin wel een ander excuus zou hebben gevonden om alleen kredieten aan te bieden. Op deze manier wilde Moskou een zekere macht uitoefenen over wat het als zijn achterlijke - en misschien gevaarlijke - stiefkind beschouwde. Na een langdurige maaltijd in Mao's verblijf gingen Mao en Zilin naar de binnenplaats van het huis. Het was koud. Er viel een beetje sneeuw, dat om hen heen dwarrelde en alle geluiden dempte. Er stond geen wind. Mao trok zijn jas dichter om zich heen. 'Toen ik in Moskou was, woedde er ten noorden van de stad een sneeuwstorm. Vijf meter sneeuw. Kun je je dat voorstellen, Shi tong zhïT

Zilin zei niets. Er kon maar één reden voor zijn dat ze hier in de kou stonden, en dat was dat ze hier niet konden worden afgeluisterd. Zijn hart begon sneller te slaan. Wat was het dat Mao alleen aan hem wilde toevertrouwen ?

'Er is nog een ander probleem,' zei Mao nu. Hij keek de duisternis in. De achtermuur van de tuin was met klimop overwoekerd. 'Stalin bracht nog iets anders ter sprake. Korea.' Mao zweeg een ogenblik en ging toen verder:

'De Noordkoreaanse communisten zullen met steun van Moskou het zuiden binnenvallen.'

'Wanneer?'

'In juni.'

Zilin wist wat er nu zou komen. 'Dat betekent oorlog.'

Mao knikte. Hij keek erg bedroefd uit zijn ogen. 'Ons arme volk. Het is nog maar net verlost van een oorlog die al veel te lang had geduurd.'

'Dus Stalin liet je geen keus.'

Mao keek Zilin aan. 'Geen enkele.' Toen ging hij naar binnen.

'Ik heb haar gevonden!'

Zilin keek op van de administratie waaraan hij had zitten werken. Hij zag Huaishan Han, gekleed in een uniform, zijn kantoor binnenstormen.

'Ik heb haar gevonden, mijn vriend!' Zijn magere gezicht was helemaal opgewonden.

Zilin keek om hem heen en zag iemand anders aarzelend binnenkomen. Huaishan Han maakte een ongeduldig gebaar. 'Kom binnen, Senlin!

Haojia huolKom binnen!'

Ze was een vrouw die - zo leek het Zilin - altijd al slank moest zijn geweest, maar ze was nu zo dun dat ze bijna uitgemergeld te noemen was. Alleen haar ogen waren wijd en groot. Ze keken hem doodsbang aan. Huaishan duwde haar naar voren. Zilin zag dat ze een huivering probeerde te verbergen.

'Shi tong zhi,' zei Huaishan Han met een vreemd soort trots, 'dit is mijn vrouw, Soong Senlin.'

'Je vrouw.' Zilin was zo verbaasd dat hij dat niet verborgen kon houden. Hij camoufleerde dat door een lichte buiging te maken. Dat gebaar, eens zo vertrouwd en beleefd, ontlokte een vage glimlach aan het ongelukkige gezicht van de jonge vrouw.

'Gaat het goed met je, Senlin?' vroeg hij.

'Natuurlijk gaat het goed met haar,' zei Huaishan Han met een iets te harde stem. 'Tenminste, het zal goed met haar gaan als ik haar naar het ziekenhuis heb gebracht. Voor een routineonderzoek.'

Zilin bood de jonge vrouw - ze moest wel twintig jaar jonger zijn dan Huaishan Han, ze was nog geen dertig - zijn stoel aan. Ze ging dankbaar zitten. Haar gezicht stond meteen een beetje minder gespannen. Hij pakte zijn theepot en schonk haar in. Ze greep het kleine kopje zonder oor met beide handen vast alsof ze vastbesloten was alle warmte van de thee in zich op te nemen. Haar hoofd ging op en neer, ze mompelde haar dank en dronk gretig, alsof ze in geen maanden echte thee had geproefd. Zilin keek op naar zijn vriend. Huaishan Han haalde zijn schouders op.

'Ze Was door de communisten gevangengenomen.'

'Gevangengenomen ?'

'Hun commandant wist wie ik was. Een bekende nationalist, nehl Dat ben ik in de ogen van iedereen behalve jou en Mao tong zhi.' Huaishan Han maakte een gebaar. 'Uiteindelijk was ze hun vijand. Omdat ze mijn vrouw was, de vrouw van Huaishan Han, de nationalist. Dus namen ze haar gevangen, en ik denk dat ze haar ook gefolterd hebben, al wil ze daar niet over praten. Ze wil trouwens bijna helemaal niet praten.'

'Ik wist niet dat je getrouwd was.' Zilin was geschokt door de barbaarsheid van zijn eigen mensen. Toch had hij niet verbaasd hoeven te zijn. Hij had veel van de nasleep van de verbitterde burgeroorlog met eigen ogen aanschouwd. Maar op de een of andere manier trof dit pathetische schepseltje hem dieper dan de rest.

Het drong plotseling tot hem door hoe monsterachtig het spel was waar hij zelf in meespeelde. 'Als je het mij nu had verteld,' zei hij zwakjes. 'Dan had ik haar in veiligheid laten brengen.'

Huaishan Han wendde zich af. 'Het was niet de geschikte tijd om aan haar te denken, Shi tong zhi. Ik had mijn werk te doen. Het was gevaarlijk, dat dubbelspel, en ik moest me er helemaal op concentreren dat ik veilig door de tunnel kwam waar jij en Mao tong zhi me in hadden gestuurd.'

Hij keek Zilin weer aan. 'Gezien je eigen persoonlijke omstandigheden geloof ik dat jij dat wel kunt begrijpen.'

Het was alleen maar als een compliment bedoeld, een blijk van vriendschap, maar deze woorden maakten grote indruk op Zilin. Het was waar. Hij had ze allemaal achtergelaten: zijn vrouw Athena en de baby Jake, en ook zijn maitresse Sheng Li en hun zoon die als hij volwassen was de naam Nichiren zou dragen. Dat had hij gedaan om China te beschermen, om zijn land de juiste toekomst te geven. Hij had alles voor zijn land opgeofferd.

Zilin keek zijn vriend aan en zei: 'Ik herken dat uniform niet.'

'Het is van de Strijdkrachten voor Openbare Veiligheid,' zei Huaishan Han niet zonder trots. 'Lo Juiqing heeft me aan het hoofd van het district Peking gesteld.'

'De geheime politie,' zei Zilin.

'Zo heb ik Senlin gevonden, mijn vriend. Onze kracht groeit met de dag. Ik liet mijn mensen naar haar zoeken en ze hebben haar gevonden.' Hij draaide zich om en de klank van zijn stem veranderde. 'Senlin! We moeten nu gaan.'

Zilin keek naar haar terwijl ze opstond. Ze gaf hem het lege kopje en maakte toen een nogal formele buiging voor hem.

Toen ze weg waren, bleef Zilin achter zijn bureau zitten en probeerde zich op de papieren te concentreren. Het wilde hem niet lukken. In plaats daarvan zag hij Senlins handen toen ze het witte porseleinen kopje vasthielden: haar lange handpalm, de slanke vingers, zo delicaat en wit als sneeuw. Alleen haar nagels, gebarsten en tot op het leven afgebeten, ontsierden de grote schoonheid van haar handen.

De volgende keer dat hij haar zag waren haar nagels gegroeid. En er was een expert mee bezig geweest. Ze glansden van de lak en waren goed gevormd.

'Ik weet niet wat ik met haar aan moet,' zei Huaishan Han. Ze kwamen bij Zilin dineren. De twee mannen hadden de andere gasten achtergelaten en zich in Zilins studeerkamer geïnstalleerd.

'Wat is het probleem?'

Huaishan rookte een dunne zwarte sigaret van Russisch fabrikaat. Hij had de gewoonte om er op te tikken ook al was er geen overtollige as. Maar in Zilins ogen was Huaishan Han dan ook een erg gespannen man die al zijn extra energie in zijn werk stopte. Als hij eens niets anders te doen had dan wat administratie, werd hij lastig in de omgang. Zoals nu. Hij stond op en begon over het dikke wijnrode tapijt heen en weer te lopen. 'Het probleem is Senlin. Eerlijk gezegd is ze niet de vrouw die ik achterliet toen de oorlog begon.'

'Ze heeft veel meegemaakt,' zei Zilin. 'Je moet haar wat tijd gunnen.'

'Tijd!' zei Huaishan Han verontwaardigd. 'Ik heb geen tijd. Ik heb al veel te veel te doen. Mijn hoofd loopt over van het werk. Belangrijk werk! Ik kan die problemen thuis niet gebruiken.'

'Mmmm. Wat voor problemen?'

'De dokters. Onderzoeken. Rapporten. Gesprekken. Boeddha mag weten wat nog meer.'

'Wat is Senlins probleem nu precies?' vroeg Zilin.

'Dat weet ik niet.'

'Is het medisch of emotioneel? Wat is het?'

Huaishan Han blies een lange rookwolk uit. Zijn adem siste als die van een grote draak. 'Niemand weet het. Boeddha, de dokters kunnen me niets vertellen. Ze hebben alles geprobeerd, acupunctuur, acupressuur, kruiden. Ik zou de hele avond nodig hebben om het allemaal op te sommen.'

'En Senlin?'

'Dat heb je vanavond aan tafel zelf gezien. Ze at helemaal niets. Vind je dat niet vreemd?'

'Ze had geen trek.'

Huaishan Han hief zijn handen ten hemel. 'Boeddha, ze heeft nooit trek. Ze drinkt thee. Maar dat is dan ook het enige dat ze tot zich neemt.'

'Ze valt af.'

'Wat?' Huaishan Han liep als een machine aan zijn sigaret te puffen. 'Ja. Natuurlijk. Wie zou niet afvallen?'

'Toen je haar vond, was ze gevaarlijk mager.'

'Veel te mager.'

'Dus als ik het goed begrijp,' zei Zilin, 'zou ze nu al dood moeten zijn.' Zijn vriend hield net lang genoeg op met heen en weer lopen om hem aan te kijken. 'En toch is ze dat niet. Misschien is dat het wat de dokters proberen te begrijpen.'

'Welke vraag ze zich ook stellen,' zei Huaishan Han, en hij begon weer te ijsberen, 'ze hebben geen antwoorden gevonden. En de tijd begint te dringen.'

'Waarom?'

'Ik heb van Lo tong zhi een opdracht van het grootste politieke belang gekregen. Dat brengt met zich mee dat ik uit Peking moet vertrekken.'

Huaishan Han hield nu eindelijk op met heen en weer lopen; hij liet zich op de armleuning van een fauteuil zakken. 'Ik ga naar het zuiden, mijn vriend. Naar Hongkong en vandaar misschien naar Taiwan. Het is gebleken dat Kwo-min-tang-agenten van het nationalistisch regime in ballingschap op Taiwan in onze strijdkrachten zijn geïnfiltreerd. En misschien - en dat is een theorie van Lo tong zhi- ook in onze politieke instellingen.' Het gezicht van Huaishan Han betrok. 'Er kan een tijd komen waarin we niet meer om een zuivering heen kunnen. Waarin we de verraders in ons midden moeten uitschakelen. En als die tijd aanbreekt, zullen het onze mensen zijn die de vuige verraders vinden.'

Dit was de tweede keer dat Zilin zijn vriend over 'onze mensen' hoorde spreken. Huaishan Han bedoelde de Strijdkrachten voor Openbare Veiligheid. Hij sprak met de felheid van een bekeerling. Nu Huaishan Han eenmaal de sprong van het nationalisme naar het communisme had gemaakt, ontpopte hij zich als een vurige, onbuigzame ideoloog.

'Ik kan Senlin niet alleen thuis laten.'

'Je zou een verpleegster in huis kunnen halen. Of een gezelschapsdame.'

Huaishan Han schudde zijn hoofd. 'Dat wil ik niet. Ik wil geen invalide van mijn vrouw maken. Ik wil geen verpleegsters in huis. En wat die gezelschapsdame betreft, er is er niet een die ik goed genoeg ken of vertrouw.'

'Maar ze zal toch wel familie hebben?'

'Natuurlijk. Maar Senlin is een Soong... ze stamt af van dé Soongs, zegt ze. Zelfs op het eiland Taiwan is er geen Soong of Kung van betekenis meer over. Ze zijn allemaal met al hun rijkdom naar Amerika gevlucht.' Hij schudde zijn hoofd. 'Er is niemand meer.' Hij drukte zijn peuk in een ijzeren asbak uit. 'Daarom moet ik jou vragen, mijn vriend, of je voor Senlin wilt zorgen. Ik weet dat jij een wijs man bent. Als iemand kan ontdekken wat er met haar aan de hand is, ben jij het.'

Zilin zei niets. Hij was al bang geweest dat Huaishan Han hem dit verzoek zou doen. Het idee dat hij Senlin in huis zou hebben ... maar het was duidelijk welk antwoord hij moest geven. Hij kon zijn vriend dit niet weigeren. Dat zou onbeleefd zijn, erger nog, het zou een klap in het gezicht van hun vriendschap zijn.

Zilin knikte. 'Goed,' zei hij.

Huaishan Han stond op. Hij had tegenwoordig een onmiskenbaar militaire houding. Voor een politicus als Zilin was dat een verontrustend teken. Politici leerden soldaten te gebruiken maar hen nooit te vertrouwen.

'Wat is het mooi om naar dit meer te kijken,' zei Mao. Hij en Zilin slenterden langs de oever van het Kunming-Meer. Ze bevonden zich op het indrukwekkende terrein van Yiheyuan, het Zomerpaleis. Dit complex van gebouwen, tempels, paviljoens, tuinen, wandelpaden en eilandjes, elf kilometer ten noordwesten van Peking, was gebouwd voor generaties van Chinese keizers die 's zomers de hitte en vochtigheid van de stad wilden ontvluchten.

'Zelfs jij, Shi tong zhi, kunt niet weten hoe vaak dit meer van vorm en grootte is veranderd. ledere dynastie had eigen landschapsarchitecten en die hadden allemaal hun eigen ideeën over dit meer.' Mao hield zijn handen op zijn dikke rug. 'En toch ligt het hier nog steeds. Ik geloof dat we daar een les uit kunnen leren.' Hij haalde diep adem. 'Ik kom hier vaak over het water uitkijken. Ik laat dan mijn gedachten gaan, alsof ik dan alle vroegere vormen van het meer zou kunnen zien, alle vroegere levens van het meer.'

Hij schudde zijn hoofd. 'Maarjiet is of de boodschap niet goed tot me door wil dringen. China moet veranderen, Shi tong zhi. En ik maak me geen illusies over die verandering. Het zal een pijnlijke en bloederige aangelegenheid zijn.'

'Voor mij is het al bloederig genoeg geweest.'

Op Mao's gezicht verscheen een van zijn kleine raadselachtige glimlachjes. 'Stil! Dat is niet de ware revolutionaire geest, Shi tong zhi. De dood maakt deel uit van alle verandering. In alle ware revoluties moet bloed worden vergoten, Shi tong zhi. Het oude moet plaatsmaken voor het nieuwe; het is het bloed van het oude regime dat de aarde verrijkt die door de revolutionair wordt bewerkt.'

'Onze revolutionairen gebruiken geen ploegscharen maar geweren.'

Mao knikte. 'Voorlopig kan dat niet anders. En misschien zal het altijd zo blijven. Dat wordt bepaald door onze vijanden, niet door onszelf. China is al zwaar genoeg door de ongewenste aanwezigheid van de imperialistische barbaren beledigd. We zullen nooit meer toestaan dat we zo zwak worden dat anderen hier ongestraft kunnen binnenvallen. De Amerikanen zelf hebben ervoor gezorgd dat ik een ijzeren vuist heb. Ze geven steun aan Taiwan. Ze trainen Kwo-min-tang-agenten om in onze samenleving te infiltreren, want ze willen ons vernietigen. Ik zegje dat ze daar niet in zullen slagen!'

Dit vond Zilin interessant, want het kwam overeen met wat Huaishan Han hem had verteld. 'Je hebt met Lo Juiqing gesproken.'

'Met Lo tong zhi, ja,' zei Mao. 'En met Huaishan Han. Wat een geweldige vondst is die man! Ik moet je feliciteren, Zilin. Ik heb hem in het oog gehouden sinds jij hem een functie op het ministerie van openbare veiligheid hebt gegeven. Die man kent geen angst - dat heeft hij me op enkele missies bewezen.'

'Daar wist ik niets van.'

'Natuurlijk niet.' Mao liep een tijd lang zwijgend door en zei toen: 'De interne veiligheid is niet jouw afdeling. Bovendien weet ik dat de strakke hand waarmee ik moet regeren jou niet aanstaat. Waarom zou ik jou dan met de details van zulke onaangename operaties belasten?'

'Wat heeft Huaishan Han voor je gedaan?'

'O, hij maakt deel uit van het staatsapparaat,' zei Mao nonchalant, 'en je hebt me meer dan eens horen zeggen dat het staatsapparaat vaak tot onderdrukking moet overgaan.'

'Daar maak ik me zorgen over.'

'Waarom?' vroeg Mao. 'Maak jij niet ook deel uit van het staatsapparaat?'

Zilin gaf geen antwoord. Hij dacht aan de woorden 'onze mensen', die Huaishan Han enkele malen had gebruikt. Sinds Lo Juiqing de Strijdkrachten voor Openbare Veiligheid binnen zijn ministerie had gecreëerd, waren ze veel groter en machtiger geworden dan Zilin had verwacht. Hij bracht zijn bezorgdheid nu onder woorden.

'Onzin,' zei Mao. 'Zoals alle revoluties heeft ook onze revolutie radicale veranderingen in onze samenleving teweeggebracht. Natuurlijk zijn er altijd nog mensen die geloven dat het vroeger beter was. Natuurlijk zijn er mensen die geen vertrouwen hebben in de verregaande veranderingen die wij tot stand brengen. En het feit dat onze economie door de oorlog is verwoest en we een strakke landelijke hiërarchie moeten opbouwen maakt de last die wij te dragen hebben alleen maar groter. En dan is er ook nog de externe bedreiging van het nationalistisch-Amerikaanse bondgenootschap. Soms kun je alleen maar autoritaire methoden toepassen. Anders zou een land in tijden van snelle sociale en economische veranderingen te gronde gaan. Vertel me eens, Shi tong zhi, hoe anders zou ik zo'n uitgestrekt land onder zulke omstandigheden tot rust kunnen brengen?'

Zilin liep zwijgend en met gebogen hoofd door. Hij had geen oog voor de prachtige pagoden en tempels, de overschaduwde wandelpaden en fluisterende bomen. Wat hij voor zijn geestesoog zag was dat een koord dat het moderne China met zijn verleden had verbonden nu opeens was doorgesneden. Hij zag ook wat niemand anders zag: de scheiding was onherstelbaar. China zou nooit meer terug kunnen. Er zou heel veel onherroepelijk verloren gaan. De oude vaardigheden zullen wegkwijnen onder het banier van de revolutie, dacht hij.

Toen hij eindelijk weer opkeek, zag hij dat die prachtige bouwwerken daar waren neergezet door een volk dat hem nu al vreemd was. Er maakte zich een onuitsprekelijke droefheid van hem meester.

'Er is verdriet in je ogen,' zei ze. 'En pijn in je hart.'

Senlin. Haar naam betekende groot woud, en in zekere zin was dat wel passend, want als Zilin bij haar was, voelde hij zich verloren, alsof hij hopeloos verdwaald was.

Hij had bijna zijn hele leven aan een strategie gewerkt die gebaseerd was op de strategie van de mentor die hij als kind had gehad, de Jian. De Jian had in Suzhou gewoond, een stad met vermaarde en spectaculaire tuinen. Deze yuan lin, die in feite villa's omringd door tuinen waren, werden uiterst zorgvuldig onderhouden. De Jian woonde in zo'n huis en hij bracht de jonge Zilin langzaam de geheimen van de yuan bij: hoe heuvels, vijvers en dergelijke door de mens volkomen in harmonie met de omgeving konden worden aangelegd. Die opmerkelijke kunstmatigheid, zou Zilin uiteindelijk ontdekken, kon ook op de wereld buiten de yuan worden toegepast. Je kon worden wat je wilde, zolang je maar wist hoe je de juiste kunstmatigheid moest creëren. Zo had Zilin zich, omdat het zijn lot was de hemelse waker over China te zijn, bij de Chinese communistische partij aangesloten. Zijn houding ten opzichte van het communisme was zuiver pragmatisch. Hij had al in een heel vroeg stadium gezien dat het communisme in staat was al zijn landgenoten - die zo lang in verwoede oorlogen verwikkeld waren geweest

- te verenigen, waarna de Chinezen zelf het in China weer voor het zeggen zouden krijgen.

Daarom was zijn qi uiterst krachtig en goed ontwikkeld. Het was zijn qi dat hem in staat stelde om in de harten van anderen te kijken. Senlin was de enige uit zijn omgeving die hij niet kon doorgronden. Dit baarde hem zorgen maar het trok hem ook aan. Wat het raadsel nog groter maakte was het feit dat haar eigen qizo sterk was. Hij kon voelen dat haar qi even krachtig was als dat van hemzelf. Toch begreep hij niet goed hoe het zich manifesteerde. Er zouden maar heel weinig mensen zijn die haar 'sterk'

noemden. In ieder geval was het duidelijk dat haar man haar geen sterke persoonlijkheid vond.

Er waren momenten geweest - en er kwamen steeds meer van die momenten - waarop ze door zijn zorgvuldig opgebouwde kunstmatigheid heen had kunnen kijken. Niemand, zelfs Athena of Mai, was daar ooit toe in staat geweest.

Nu ze op deze donkere stille avond in zijn villa zaten, was het haar opnieuw gelukt. Zilin kon niet meer ontkennen dat ze een dieper inzicht had. De eerste keer had hij het ontkend, en toen had ze hem met haar grote ogen aangekeken en gezegd: 'Is er een reden waarom je tegen me liegt?'

Hij was verbijsterd geweest. Maar in haar stem en op haar gezicht bespeurde hij niets dan de simpelste eerlijkheid.

Nu zei hij: 'Het wordt me droef te moede als ik zie wat er van ons geworden is.'

'Dat begrijp ik niet.' Ze had de innemende gewoonte haar hoofd enigszins schuin te houden. Haar dichte zwarte haar, diep glanzend in het lamplicht, gleed dan over haar schouder.

'China schijnt zich tegenwoordig alleen maar met repressie te kunnen handhaven. De interne en externe druk is veel te groot voor ons. We hebben al immense en pijnlijke veranderingen moeten doormaken. Ik denk dat aan ons lijden nog lang geen eind is gekomen. Er zal nog veel bloed worden vergoten. Hoe kan de toekomst om zoveel wreedheid vragen, als het heden al zo hard is?'

Senlin keek hem aan en zei: 'Vraag het Boeddha. Bij hem moeten we onze toevlucht zoeken.'

'Jammer genoeg,' zei Zilin, 'is er in de moderne samenleving geen plaats voor Boeddha.'

'Schrijft Mao tong zhi dat? Als dat zo is, kan hij beter verdwijnen.' Ze wendde abrupt haar hoofd af.

Zilin vroeg zich af waarom ze niet verderging. Was ze van haar eigen antirevolutionaire woorden geschrokken of was het iets anders? Hij vroeg zich af wat er nog meer was dat Huaishan Han hem niet had verteld. Zijn vriend had tegen hem gelogen wat zijn opdrachtgever betrof. Hij had Lo Juiqing met naam genoemd terwijl dat helemaal niet nodig was geweest. Waarom? Misschien alleen om veiligheidsredenen. Dat zou begrijpelijk zijn. En naar alle waarschijnlijkheid zou Zilin volkomen gerustgesteld zijn geweest, als Huaishan Han zich de laatste tijd maar niet anders was gaan gedragen. Maar het was een feit dat Huaishan Han niet meer dezelfde was als de man met wie Zilin op de helling van de Jinyun Shan een bondgenootschap had gesloten. Evenals het nieuwe China zelfwas Huaishan Han veel harder geworden. Nu hij zich eenmaal in de kleuren van de revolutie had gehuld, deed hij, met Mao's filosofie in zijn hoofd en Mao's geweer in zijn vuist, de verschrikkelijkste dingen. Hij maakt deel uit van het staatsapparaat, had Mao gezegd, en Zilin vond dat onheilspellend. Huaishan Han geloofde dat hij bezig was van China een veiliger land te maken. Misschien had hij zelfs gelijk... en dat zou des te angstaanjagender zijn. Want Zilin vermoedde dat als Mao zijn vriend op een missie uitstuurde, er mensen om het leven kwamen. Snel en geluidloos voerde het instrument van de onderdrukking zijn bevelen uit. Weet Senlin wat hij doet ? vroeg Zilin zich af. Heeft ze een vermoeden van wat hij is geworden?

Hij stond op en liep naar het raam. Buiten hoorde hij het zich telkens herhalend zingen van een nachtegaal. Hij haalde diep adem en rook de regen. Die was nog een eind van hen vandaan maar kwam dichterbij. Op dat moment zag hij hoe de bliksem de hemel deed oplichten. Hij schatte de afstand.

'De regen zal niet lang duren,' zei hij toen het eerste rommelen van de donder door de heuvels galmde. 'Morgen wordt het een mooie dag. Misschien kun je dan een uitstapje maken.' Senlin verliet de villa alleen om naar een dokter te gaan.

Toen ze geen antwoord gaf, wendde hij zich van het raam af en keek haar aan. Je kunt hier niet altijd binnen blijven zitten, wilde hij tegen haar zeggen, maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen.

'Voordat Huaishan Han vertrok, heeft hij meermalen tegen me gezegd dat jij niet wilde spreken,' zei Zilin. 'Hij was bang dat er iets met je aan de hand was.'

Senlin hield haar handpalmen omhoog. Haar vuurrode nagels glommen in het licht. 'Hier is een wereld,' zei ze zachtjes terwijl ze haar rechterhand wat hoger hield. 'En hier...' De linkerhand. 'Hier is een andere wereld.'

'De dokters...'

'De dokters houden van raadsels,' zei ze. 'Als ze geen raadsels kunnen vinden, maken ze die zelf wel.'

Zilin liep van het raam vandaan en kwam naast haar zitten. 'Wil je daarmee zeggen dat er niets met je aan de hand is?'

Ze keek hem zwijgend aan.

'Zou je morgen naar buiten willen gaan, als ik met je meeging?'

'Ik houd niet van de wereld buiten.' De emotie, voorbijgaand maar intens, tekende zich op haar gezicht af. 'Die is hard en lelijk. Die is slecht. Ik verlang alleen naar de tijd van voor de oorlog.'

'We zullen nooit meer naar die tijd terugkeren.'

'Wat kun jij wreed zijn.' Er glinsterden tranen in haar ooghoeken.

'Ik spreek alleen maar de waarheid.'

Ze sloeg haar grote ogen neer en toen ze weer begon te spreken, deed ze dat met een heel zachte fluisterstem. 'Je vroeg me daarstraks waarom ik wel met jou spreek en niet met mijn man. Nu heb je je eigen vraag beantwoord.'

Zilin dacht daar een ogenblik over na. 'Hij heeft tegen je gelogen.'

Ze keek op. 'Alleen omdat hij tegen zichzelf liegt.'

Het was wat hij zelf al had vermoed, maar toch kwamen haar woorden hard aan. Hij besloot van onderwerp te veranderen. 'Je kunt de rest van je leven niet in deze villa blijven. Dat is een soort dood.'

'Wat maakt het uit? Ik ben al dood!'

Zilin wist niet wat hij voor haar kon doen. Hij wist alleen dat hij moest proberen een eind aan haar innerlijke kwellingen te maken. Buiten kraakte een donderslag, niet ver van hen vandaan. Senlin schrok ervan. Toen begon de regen tegen de vensterruiten te slaan, en sperde ze haar ogen wijd open.

'Het is niets,' zei Zilin. 'Alleen de regen.'

'Het is alles.' Maar het was of hij het niet was tegen wie ze sprak.

'Senlin.'

Ze huiverde en deed haar ogen dicht. Hij stak zijn hand uit en ze schoof tegen hem aan. Hij sloeg zijn armen om haar heen om haar overeind te houden. Toen alleen om haar vast te houden.

Haar gezicht was dicht bij het zijne. Hij voelde haar warmte. Onwillekeurig trok hij haar dichter tegen zich aan.

'Senlin.'

Ze had haar mond halfopen en hij voelde haar adem op zijn wang. Haar zachte haar waaierde uit. Het was of het hem streelde, of het een eigen leven bezat.

Steeds dichter voelde Zilin de zachtheid van haar wang tegen zich aan.

'Nee!' Met een ruwe kreet maakte Senlin zich van hem los. Ze wankelde overeind en liep met haastige passen de hele studeerkamer door.

'Senlin!'

'Alsjeblieft...' De donder rommelde en de regen sloeg tegen de ruiten.

'Alsjeblieft!'

Hij kwam met een snelle stap naar haar toe, zonder te weten wat ze zou doen of zelfs maar wat ze met dat ene woord bedoelde.

Ze rukte de glazen tuindeur open en het onweer stormde de kamer binnen.

De jaloezieën ratelden, een akelig geluid, en Senlin rende de regen in. Zilin kwam achter haar aan en riep haar naam. De zondvloed maakte de nacht zo donker als een diepe put. Boomtakken huiverden en schudden in de wind. Het geluid van de wind in de bomen kreunde in hun oren. Zilin haalde haar in op het moment dat een heftige bliksemschicht zich door de lucht vertakte. In het felle licht zag hij dat ze zich abrupt omdraaide. Ze vloog in zijn armen en begroef haar hoofd tegen zijn borst. Hij wilde haar naar binnen leiden, maar ze weigerde in beweging te komen. Ze bracht haar gezicht naar het zijne en opende haar mond. De regen danste op haar gezicht.

Zilin trok haar kleren weg, zoals zij koortsachtig bezig was die van hem weg te trekken. Nog nooit had hij zo'n aandrang gevoeld, bij geen van zijn vrouwen, niet bij zijn maïtresse en niet bij alle vrouwen die hij in zijn bed had gehad. Alles wat fysiek en emotioneel was werd vervangen door iets wat hij niet kon omschrijven.

Toen hij zijn lippen over de hare sloot, trok er een tinteling door hem heen. De regen woedde overal om hen heen en drukte bladeren en takjes tegen hun naakte vlees. Het rommelen van de donder klonk in hun oren als het grommen van een grote primitieve kat, woest en gretig. Toen Zilin haar borsten ontblootte, huilde hij bijna van verlangen. Zijn vingertoppen streken over haar huid en zijn lippen volgden. In de schaduwrijke vallei tussen haar dijen ontdekte hij de warmte, en ze gaf een schreeuw en haar lenige lichaam golfde naar boven, haar hoofd in de nek, haar mond open, de regen indrinkend.

Even later had ze hem in haar twee handen genomen en leidde ze hem door portalen die als een anemoon waren opengebloeid. Onmiddellijk had hij het gevoel dat hij midden in een droom was terechtgekomen. In China ging dat zo: als je sliep, kwam je hun - geest - door de bovenkant van je hoofd naar buiten op de plaats waar het bot aan het begin van je leven het laatst hard was geworden. Wat je droomde, onderging je. Zo simpel was dat. Daarom waren dromen niet minder echt dan watje wakend meemaakte. Op het moment dat Zilin in Senlins zachte kern binnendrong, steeg zijn geest uit zijn lichaam op. In de onweersstorm vermengde zijn geest zich met de hare.

Omhoog vlogen ze in een eindeloze spiraal van beweging, geluid, kleur, geur. De zoete geur van het natte gras, de kreten van een paar pluvieren in de huiverende kruin van een pijnboom, de kleur van de wind, zachtpaars en elektrisch blauw in het onweer. Beweging.

Kracht.

o'Toen hun kreten van genot zich met de lange kreunende kreten van de wind vermengden, was Zilin eindelijk getuige van Senlins qi. En hij begreep alles.

'Oorlog.'

Zoals Zilin had voorspeld, was het de volgende dag mooi weer. Maar Mao was in een slechte stemming; zelfs de uitzonderlijk heldere hemel kon daar geen verbetering in brengen.

'Er is oorlog overal om ons heen,' ging hij tekeer. 'Onze economie kan zich niet nog een oorlog permitteren - zeker niet in het buitenland, in Korea. Onze mensen roepen om vrede. Wat ze van ons verwachten is leiderschap en ondersteuning en geen nieuwe oorlog, waarin Chinees bloed op de bodem van een ander land zal worden vergoten.'

'Misschien zouden we naar een manier moeten zoeken om voordeel uit die oorlog te trekken,' zei Zilin.

'Jij begrijpt het niet,' zei Mao ongeduldig. 'De Amerikanen en de nationalisten liggen als hongerige haaien in de wateren voor de kust op de loer. Als wij ten strijde trekken, zullen ze wachten tot we door de oorlog verzwakt zijn. En dan zullen ze toeslaan. Op dit moment zijn de contrarevolutionairen relatief zwak en weinig talrijk. Een nieuwe oorlog zou hen aan nieuwe kracht helpen. Opgehitst door de nationalistische agenten zullen ze een ernstige bedreiging gaan vormen. Dacht je dat ik dat kan toestaan?'

'Nee,' zei Zilin.

Mao bleef staan. Ze bevonden zich in hotelkamers waar kantoren van waren gemaakt. De ramen keken uit op het Tienanmen-plein. Ze stonden open en het geluid van massa's fietsen die door de brede straten reden was ononderbroken te horen. 'Ik wil datje dat heel goed begrijpt, opdat je later, als je misschien een andere smaak in je mond hebt, niet met een slecht geweten naar me toe komt.'

'Wat vraagje van mij?' In een andere kantoorkamer klonk het geratel van stokoude schrijfmachines waarop propagandapamfletten werden getikt.

'Alleen dit,' zei Mao. 'Een oorlog met Korea zal catastrofale gevolgen voor China hebben, ongeacht het voordeel in internationaal opzicht dat jij er voor ons uit kunt slepen. De economie zal opnieuw instorten en erger nog, er is een kans dat onze daden tot onze eigen politieke ondergang zullen leiden.' Mao keek hem indringend aan. 'Om zo'n catastrofe te voorkomen zullen we steeds meer op het ministerie van openbare veiligheid moeten steunen.'

'De geheime politie.'

'Als je het zo wilt noemen, ja.'

'Ik kan niet instemmen met een terreurbewind.'

Heel even was Zilin bang dat hij te ver was gegaan. Er kwam wat kleur op Mao's wangen, even onnatuurlijk als de rouge die vrouwen gebruiken. De stilte die tussen hen in hing was tot het uiterste gespannen. Mao ging zitten. Hij deed zijn ogen dicht en masseerde de oogleden met zijn duimen. Toen hij voldoende tot rust was gekomen, zei hij: 'Ik geloof niet dat een van ons een keus heeft. Jij gelooft dat oorlog met Korea onvermijdelijk is.'

'Onvermijdelijk,' zei Zilin, 'en wenselijk.'

Van tijd tot tijd rinkelden er belletjes, kleine geluidjes als de schrijfmachines aan het einde van een regel waren gekomen. Een minister die binnenkwam om Mao iets te vragen werd gauw weer weggestuurd. Na een tijdje zei Mao: 'Je moet me maar eens goed duidelijk maken wat je bedoelt, Shi tong zhi. Ik ben niet in de stemming voor grappen.'

'Je kent me beter dan dat, Mao zhu xi.'

Bij het horen van de formele aanspreekvorm keek Mao hem aan. 'Laten we niet zo gespannen tegenover elkaar staan, mijn vriend. Daar schieten we geen van beiden iets mee op. Ik voel er niets voor om met mijn meest vertrouwde minister overhoop te liggen.'

Zilin maakte een lichte buiging en boog zijn samengevouwen handen voor zich op en neer.

Om zijn woorden te illustreren ging Mao thee zetten en er werd niet meer over zaken of politiek gesproken voordat ze beiden hun eerste kopje leeg hadden. Ze spraken over dingen van persoonlijke aard.

Op een gegeven moment schoof Mao zijn kopje van zich af en zei: 'Zou je me nu je theorie over de oorlog met Korea willen uitleggen?'

Zilin knikte en schonk zich nog eens in. 'Je hebt me al verteld dat Stalin in actie wil komen als de Amerikanen de Yalu oversteken en Noord-Korea binnenvallen.'

'Ik heb gezegd dat hij wat dat betreft in tweestrijd verkeert,' verbeterde Mao hem. 'Hij heeft er een groot belang bij dat heel Korea uiteindelijk door de communisten wordt beheerst. Om dat te bereiken zit er niets anders voor hem op dan Russische troepen op het conflict af te sturen.'

'Als de Amerikanen de Zuidkoreanen te hulp komen, zou zo'n beslissing voor beide kanten en misschien wel voor de hele wereld catastrofale gevolgen hebben.' Zilin schudde zijn hoofd. 'Nee, Mao tong zhi, het is China zelf dat de sleutel van Stalins dilemma in handen heeft, en met die sleutel kunnen we misschien de deur naar onze eigen redding openen.'

'Hoe?'

'We vertellen Stalin dat als MacArthur de Yalu overschrijdt wij troepen naar Korea zullen sturen. Wij kunnen dat veel beter doen dan hij, want wij kunnen tegen de rest van de wereld zeggen dat we alleen maar vrijwilligers hebben gestuurd om een naburig communistisch regime te helpen. Zullen alle westerlingen niet geloven dat de Koreanen onze broeders zijn? Op die manier kunnen we ons ook in de oorlog mengen als de Amerikanen tussenbeide komen. Zij zullen net zo goed aarzelen als wij. Ze kunnen het zich niet veroorloven ons rechtstreeks aan te vallen. Daarmee zouden ze de wereldopinie tegen zich innemen.'

'Ja, dat begrijp ik,' zei Mao. 'En Stalin zou bij ons in de schuld staan. Ik zou dan meer hulp van hem kunnen krijgen - misschien zelfs hulp waar geen stringente voorwaarden aan verbonden zijn. Maar er is het probleem dat we troepen moeten sturen.'

'Stuur de resten van het Kwo-min-tang-leger die hier gestrand zijn. Laat ze hun bloed maar voor ons vergieten. Laat ze maar de eerste Chinezen zijn die samen met de Koreanen een poging doen de Amerikanen uit het noorden te verdrijven.' Zilin zette zijn theekopje neer. 'En we weten beiden wat er dan zal gebeuren, Mao tong zhi. We hebben een grondige studie van generaal MacArthur gemaakt. Hij zal de Yalu oversteken.'

'Dus dat is ons lot,' zei Mao. 'We moeten het vuile werk voor Moskou opknappen om hulp van hen te krijgen en hun vertrouwen te winnen.'

'Dat is altijd het lot van de zwakken,' zei Zilin. 'Maar de geschiedenis is veranderlijk. We moeten ons best doen om onze eigen geschiedenis te maken. Dan zijn we op een dag misschien zo sterk dat Moskou bang voor ons is en niet andersom.'

Zilin had besloten met Senlin naar Fazhan te gaan, een waarzegger die de kunst van de geomantiek beoefende.

Fazhan had het gezicht van een woeste Mongool. Zijn huid - voor zover die onder de wijde plooien van zijn zwarte gewaden te voorschijn kwam was zo droog en gelooid als de huid van een olifant. Zijn hoofd was lang en smal, zijn lichaam eveneens. Hij was ook lang, en daardoor straalde hij nog meer kracht uit.

Fazhan was een Zwarte Hoed feng shui-man. Er waren veel vormen van geomantiek; dit was de oudste vorm die met de meeste mystiek was omweven.

De oorsprong van Zwarte Hoed feng shuizou te vinden zijn in India, het geboorteland van Boeddha. Van daaruit was het naar Tibet gegaan. Toen het zich veel later uit het land van de grote bergen verwijderde, was het in China gekomen. Inmiddels had het macht en invloed onttrokken aan ieder land en iedere cultuur waar het in de loop van de eeuwen was toegepast. Zilin maakte een buiging voor de/engs/iMi'-man en Senlin deed hetzelfde. Het was duidelijk te zien dat ze erg bang voor hem was.

'Gegroet, Grote Leeuw,' zei Fazhan tegen Zilin. 'Het is goed je weer eens te zien.' Zijn stem klonk als gerommel van de donder in de verte.

'Ik mag mij gelukkig prijzen hier te zijn, Zilveren Knopen,' zei Zilin. Met deze woorden gaf hij de waarzegger een smalle rode envelop. Die was een fractie van een seconde te zien en was toen in de plooien van Fazhans gewaad verdwenen.

Senlin keek zwijgend maar met veel belangstelling naar deze uitwisselingen. Geen van beide mannen gebruikte de moderne aanspreekvorm, tong zhi, kameraad. Bovendien gebruikten ze bijnamen die op een diepe en langdurige persoonlijke vriendschap wezen.

Zilin draaide zich om, stelde Senlin aan de waarzegger voor en vertelde in het kort wat haar was overkomen. Al voordat hij klaar was met zijn verhaal, was Fazhan in beweging gekomen. Zilin ging bij een muur van de kamer staan, zodat Senlin alleen in het midden achterbleef. De blik van de feng shui-man, een blik als zwart vuur, was ondraaglijk voor haar, en daarom probeerde ze zich af te leiden door om zich heen te kijken. Ze bevonden zich in een kamer van negen bij negen meter. Het plafond was spierwit, maar de wanden waren met kalligrafische perkamentrollen behangen. Inmiddels had Zilin het verhaal van Senlins voorgeschiedenis gedaan en was de feng shui-man drie keer om haar heen gelopen. Toen bleef hij voor haar staan. Hij zei: 'Ze heeft het aanzien van een feniks. Dat is gunstig. De feniks heeft zijn wortels in de trouw. Samen met de draak heerst hij over de hoofdstad van China.' Hij draaide zich om en stak drie_/oss-stokjes aan. Hij legde ze een voor een bij een klein appelgroen beeldje dat naast een vergulde Boeddha stond.

'Spreek tegen mij,' zei Fazhan, en Senlin beefde bij het horen van zijn stem. Die was donker als houtrook en leek haar ook dezelfde geur te verspreiden. Het zouden wel de ^oss-stokjes zijn die ze rook. Hadden stemmen een geur? 'Je bent gefolterd.' Het was geen vraag.

'Ja,' fluisterde ze.

'Hoe ben je gefolterd?'

'Zilveren Knopen ...'

Maar de feng shui-man stak zijn hand op om Zilin het spreken te beletten. Senlin keek in dat lange Mongoolse gezicht en meende dat ze iets anders zag. Een gelaatsuitdrukking die ze nog niet kende.

'Als het pijnlijk is,' zei Fazhan, 'moetje bedenken dat een wond ook pijn doet als zij geneest. Zij moet pijn doen, anders geneest zij niet.'

'Er waren schimmen,' begon ze. 'Ik weet nog dat er overal schimmen waren. Misschien kwamen ze van de mannen die zich achter de vuren bewogen. Er brandden overal vuren, heb ik dat al verteld?' Haar stem had een vreemde nagalm, alsof ze hen van grote afstand toesprak. 'De mannen kwamen naar me toe met de vuren in hun rug. Ik kon hun gezichten nooit zien. Uit de afwezigheid van licht en warmte kon ik iets over hun bewegingen afleiden, maar ik had altijd het licht van het vuur in mijn ogen. Er was een verschrikkelijke stank waar ik van moest kokhalzen. Er waren stapels gebroken beenderen. Die waren allemaal zwart en geschroeid, alsof ze in de vuren hadden gelegen.

Het waren beenderen van Japanners, vertelden de schimmen me. En beenderen van nationalisten. Er bukte zich een schim en ik voelde iets langs me heen gaan. Het moet een wapen zijn geweest want ik zag de schim de afgehakte hand van een Chinese soldaat omhooghouden.

"Kijk," zei hij, "Kijk, dat doen we met nationalistisch uitschot!" En hij wierp de hand in de vlammen. Ik hoorde veel geknetter en gesis. En de vingers ... de vingers begonnen in beweging te komen. Ik begon te gillen en de schimmen begonnen te lachen. Ik gilde en gilde en al die tijd zag ik hoe het vuur zich door de huid van de hand vrat en de vingers in beweging bracht. Ik zag die hand zwart worden, kronkelend alsof hij de hevigste pijnen leed.

Toen de hand weg was en er zelfs niets meer van de botten over was, gooide de schim het stompje de duisternis in. Ik hoorde honden blaffen, net buiten de kring van het licht en het vuur.

Toen greep de schim me vast en maakte me los. Hij bracht me naar de vlammen. Nu zag ik ook waar die weeïge stank vandaan kwam. Het was de lucht van brandend mensenvlees. Ik zag hoe de soldaten de Ming-lichamen onteerden ... Ze sneden hun mannelijkheid af en drukten tegen de kaken zodat de monden wijd open gingen ... het was afschuwelijk, onuitsprekelijk.'

Senlins borst ging onbeheerst op en neer en het was of ze in haar eigen woorden dreigde te stikken. Ze huiverde alsof ze koorts had, maar de fengshui-man gaf Zilin met een gebaar te kennen dat hij niet naar haar toe mocht gaan.

'Je sprak over "Ming-lichamen",' zei Fazhan. Senlin schrok alsof er een gloeiend heet stuk ijzer tegen haar huid was gedrukt. 'O ja?' Ze knipperde met haar ogen. 'Dat kan ik me niet herinneren. Natuurlijk bedoelde ik de Japanse lichamen. Het waren de Japanse lichamen.' Er kwam een lege blik in haar ogen. 'Waarom zou ik Ming zeggen? De Ming-dynastie is driehonderd jaar geleden ten val gebracht.'

Fazhan draaide zich om en stak nog drie Joss-stokjes aan. Hij legde ze naast de eerste drie, die al half opgebrand waren.

'In 1644 om precies te zijn,' zei hij. 'Tegen het eind van de vijftiende eeuw kwam het eind van de Ming-dynastie in zicht. Meedogenloze Mongolen uit het noorden en barbaarse Japanse piraten in het oosten vormden een voortdurende bedreiging. Er heerste een chronische armoede, veroorzaakt door de steeds meer in zwang komende grote landgoederen met veel personeel. Dieper en dieper boog zich de rug van de meelijwekkende boer, totdat deze onmenselijke onrechtvaardigheden uiteindelijk tot een storm van protesten leidden, gevolgd door stakingen van de werkers in de handelssector.

Ondanks het optreden van een pas in het leven geroepen geheime politie bleven de mensen protesteren. En al die tijd nam de macht van de Ming-keizers af, totdat ten tijde van Wanli aan het eind van de eeuw veel van de keizerlijke macht in de handen van de hof-eunuchen was overgegaan. In 1621, kort na de dood van Wanli, maakten de tegenstanders van de Mings zich van Peking meester. Deze interne oorlog was het teken waarop de Mantsjoes hadden gewacht. Vanuit het noorden trokken ze door het land. Toen ze de hoofdstad bereikten, werd er ontzaglijk veel bloed vergoten. Uiteindelijk riepen de zegevierende Mantsjoes de Qing-dynastie uit.'

De kamer was vervuld van de geur van dejoss-stokjes. Het was warm, alsof er ergens op een onzichtbare plaats een vuur was aangestoken.

'Wat hebben de Ming en de Mantsjoes met Senlin te maken ?' vroeg Zilin.

'In fengshuiheb je met vele aspecten van de wereld te maken,' zei Fazhan.

'Sommige zijn duidelijk zichtbaar, andere zijn in donkere hoeken verborgen. Onder normale omstandigheden heb je te maken met ru-shr, datgene wat binnen de reikwijdte van onze ervaringen ligt. In die gevallen is een genezing vaak gemakkelijk, want mensen hebben de vijf elementen in zich: aarde, vuur, water, metaal, hout. Alle mensen bezitten deze vijf elementen in een mate die aan de hand van een schaal van een tot tweeënzeventig te bepalen is. Een verstoring van het evenwicht binnen een of meer van deze elementen is vaak de oorzaak van iemands feng shui- probleem.'

Fazhan nam weer drie joss-stokjes en stak ze aan. Nu lagen er negen bij het jade beeldje en de gouden Boeddha. Negen, het gelukkigste getal.

'Soms,' ging Fazhan verder, 'heel soms heb je met iemand te maken voor wie ru-shr niet toereikend is. Wanneer je alle bekende gegevens hebt uitgeput, moet je de antwoorden ergens anders gaan zoeken. In chu-shr, datgene wat buiten iemands ervaring ligt.'

Zilin kon door de rook heen zien dat Senlin beefde. Ze keek hem aan en zei: 'Alsjeblieft, breng me naar de villa terug. Zilin, ik smeek het je!'

Zilin keek van haar gekwelde gezicht naar de feng shui-man, die er zwijgend als een standbeeld bijstond, de toppen van zijn lange vingers tegen elkaar. Voor het eerst in zijn leven wist hij niet wat hij moest doen. Zijn verstand gaf hem in dat hij moest blijven, maar zijn hart, verscheurd door wat zijn ogen zagen, drong er bij hem op aan dat hij Senlin uit deze kamer moest weghalen.

'Zilin, alsjeblieft! Het kwade is hier.' Haar wijd opengesperde ogen keken hem aan. Ze was doodsbang. 'Ik ben bang dat het kwade mij zal verteren.'

'En dat zal het ook,' zei Fazhan, 'als je nu weggaat.'

'Nee!' Het was of het woord uit haar keel werd gewrongen. Fazhan spreidde zijn handen. 'Als je weg wilt kan ik je niet tegenhouden. En Zilin kan dat ook niet. Niemand heeft dat recht, Senlin. Dat moet je begrijpen. Als je hier niet uit vrije wil blijft, kan ik niets doen om je te redden.'

'Haar redden?' zei Zilin. 'Haar redden van wat?'

'Van wat haar van binnenuit verteert.'

'Wat is dat?' vroeg Zilin.

'Chu-shr,' zei de feng shui-man.

Senlin uitte een zachte kreet, zo vervuld van wanhoop dat Zilin haar bij haar pols vastpakte en wegleidde.

Door de lange donkere gang hoorde hij haar snikken, een vreemd galmend geluid, alsof het - net als de stem die Senlin had gebruikt om de verschrikkingen die haar waren overkomen te vertellen - van heel ver kwam.

Bij de ingang van het gebouw kwamen ze langs een spiegel. Senlin wierp er een blik in en bleef toen zo abrupt staan dat Zilin bijna zijn evenwicht verloor.

'Nee,' zei Senlin met een heel andere stem. 'Ik kan niet weggaan. Nog niet. Nog niet. Het kwade...'

Opeens kwam Fazhan te voorschijn. Zilin wist niet hoe hij zo plotseling uit de schaduwen kon treden.

'Het is tijd,' zei de/engs/iMi'-man. 'Aarde, vuur, water, metaal, hout. Geen van die vijf zal ons een antwoord opleveren. Chu-shr.' Hij begon hen in een andere richting te leiden.

'Waar gaan we heen?' zei Zilin.

'Naar de rand van de put,' antwoordde Fazhan.

De tuin bij avond. Witte moerbeibomen. Dezelfde bomen die door de wevers werden gekweekt en waar de kostbare zijderups zich mee voedde. Er hing hier een vreemde, kruidige lucht die Zilin niet kende. In de hemel stond de dunne koude zilveren schijf van de maan, de hoorns van de draak, zoals ze zeiden.

Ze liepen negen keer rond door de kleine tuin. Negen was symbolisch voor een lang leven.

'De negen is vanavond belangrijk,' zei de/engsftui-man. 'Misschien zelfs van cruciaal belang. Dit is de vierentwintigste dag van de vierde maan, de onheilspellendste dag van de kalender.'

Zilin wist dat. Hij vroeg zich af waarom hij besloten had Senlin hier op deze avond naar toe te brengen.

'En toch zijn jullie hier,' zei Fazhan, 'en dat is op zichzelf al veelbetekenend. Als dit de juiste tijd is, dan moet dat maar zo zijn. De Tao van ononderbroken verandering vertelt ons dat alleen in het diepst van de duisternis het eerste licht kan verschijnen.'

Fazhan leidde hen naar het midden van de tuin. Hier groeiden overal wijnranken en hing de weelderige geur van rozen, hoewel het eigenlijk te vroeg in het jaar was voor zulke bloesems.

Toen ze aan alle kanten door de overwelvende witte moerbeibomen waren omringd, liet de feng shui-man hen bepaalde posities innemen.

'Senlin,' zei hij, 'ga nietje gezicht deze kant op staan, naar de hellingen van de zwarte schildpadberg. Zilin, hier moet jij staan, bij de rotsformatie van de rode feniks, en ik hier, bij de mond van de groene draak.' Hij knikte. 'Nu zal de qi opstijgen, borrelend als lava, vanuit de plaats waar het eindeloos kolkt in het hart van de planeet.'

Senlin was zich bewust van een grote duisternis vlak voor haar. 'Wat is dat?' zei ze, wijzend.

'De put van de geest,' zei Fazhan.

Er stond helemaal geen wind, en er waren nauwelijks wolken te zien. Het schijfje maan stond in het firmament als het laatste vraagteken op een verder lege pagina.

Nu begon Fazhan te spreken in een soort ritmische litanie. Zijn woorden kwamen niet uit een Chinees dialect dat Zilin ooit eerder had gehoord. Misschien was het helemaal geen Chinees, dacht hij, maar een eeuwenoude Tibetaanse of Indische taal.

Het leek wel of de hitte die binnen had geheerst hen naar buiten was gevolgd. De koele voorjaarsavond was nu zo warm als een avond in het midden van de zomer. De bladeren van de moerbeiboom hingen slap en begonnen vocht te verliezen.

Zilin keek naar Senlin. Haar ogen keken strak in een onzichtbare ruimte. Alsof ze in trance was ging ze een stap naar voren en liep toen door tot ze aan de rand van de put stond. Ze bracht haar handen omhoog en in het koele licht van het schijfje maan zag hij haar de stenen van de rand van de put vastgrijpen. Ze begon zich voorover te buigen tot haar gezicht boven de grote diepzwarte muil hing.

Senlin kon niet ademhalen. Ze probeerde lucht in te zuigen, maar het was of ze in een luchtledige ruimte was terechtgekomen waar haar longen niet wilden functioneren. Ze hoorde Fazhans mysterieuze spreuken niet meer. Maar ze voelde ze wel. Zijn woorden vielen als een mantel om haar heen en begonnen haar tegelijkertijd uit haarzelf te trekken. Ze voelde hetzelfde als wat ze had ondergaan toen zij en Zilin zich in de regen van de vorige avond met elkaar verenigd hadden.

Het topje van haar schedel begon weg te smelten en er begon iets - een deel van haar - te voorschijn te komen. Toen voelde ze de pijn en wist - wist

- dat er iemand anders in haar was.

Dit was de bron van het kwaad, niet Fazhans huis of tuin of put. Het was die kwaadaardige aanwezigheid in haar geweest die hier een gevaar had bespeurd - voor zichzelf, niet voor Senlin.

Senlin klampte haar kaken op elkaar. Haar ogen traanden en binnenin haar ging iets verschrikkelijks tekeer. Klauwen graaiden in het rond en verwondden haar, en ze probeerde te schreeuwen. Ze kon niets beginnen. Ze wankelde in de luchtledige ruimte boven de put heen en weer en zou in die eindeloze diepten zijn gestort als Fazhan zijn onzichtbare web niet om haar heen had geweven.

Er schitterde nu een oogverblindend licht in haar hoofd en een ogenblik lang ging Senlin terug in de tijd: ze zag hoe Peking door de vijanden van de Ming-dynastie werd geplunderd. Ze herleefde de wreedheden die de verslagenen door de overwinnaars werden aangedaan. Ze was getuige van de dood van de dynastie, het bloederige, gruwelijke einde. Ze was de echtgenote van de keizer en ze herkende het gezicht van generaal Li Zi cheng, eens haar minnaar en nu haar doodsvijand.

Li Zi cheng beëindigde het leven van de keizer met een verschrikkelijke slag. Toen pakte hij haar op en gooide haar door de kamer. Ze trok een dolk uit een schede op haar borst en probeerde hem te doden. Maar hij lachte alleen maar en sloeg haar zo hard op haar gezicht dat ze het wapen losliet. Toen besprong hij haar. Hij verkrachtte haar en deed dat langdurig; keer op keer stootte hij zijn lid, hard als jade, diep in haar. Toen hij klaar was, beval hij alle soldaten in de zaal om haar te nemen. Ze gehoorzaamden gretig, met een, twee en zelfs drie tegelijk.

Het duurde lang voor ze was gestorven. Nu was haar fysieke lichaam ondergegaan. Maar haar geest niet. Die was in leven gebleven en hunkerde nog steeds naar wraak en vernietiging. Bevatte die geest ook maar iets meer dan dat ene elementaire verlangen?

Zilin wist daar toen natuurlijk nog niets van af. Maar hij zag Senlin over de put gebogen staan. Hij zag hoe de afschuwelijkste stuiptrekkingen door haar heen gingen. Hij zag haar mond veel verder opengaan dan hij voor mogelijk zou hebben gehouden.

En hij zag de lichtflits, blauw-wit, zo fel dat hij een branderig gevoel in zijn ogen kreeg. Hij zag alles in een waas en later zou hij er nooit zeker van zijn of hij het echt had gezien of dat hij het zich allemaal maar had verbeeld ... de rook van de eeuwen die als die van de negen joss-stokjes nu uit Senlins wijd opengesperde mond opkringelde. Het leek hem wel of die rook tegelijk snel en langzaam door de lucht trok, en tegelijk drong in zijn neusgaten diezelfde misselijk makende weeïge stank binnen die Senlin had beschreven en die Zilin zelf in de oorlog zo vaak had geroken. De lucht van brandend vlees.

En nu begon die rook een vorm aan te nemen, de gedaante van een jonge vrouw. Haar ogen waren erg groot, haar neus was de vleesloze holte van een skelet.

Ze had ook armen, die in vingers eindigden - of, gezien de voorkeur van de Mings, in nagels - van bijna een halve meter lang. Maar haar romp was zo dun en strak als het lichaam van een slang.

De verbijsterde Zilin zag hoe die slang zich eerst om Senlins schouders en toen om haar hals en hoofd begon te wikkelen.

Hij gaf een schreeuw, maar op dat moment deed Fazhan een stap opzij. De feng shui-man stond nu niet meer voor de opening in de rots die de groene draak werd genoemd.

Zilin voelde dat er een wind opstak en zocht met zijn ogen naar de herkomst daarvan, want de toppen van de hoge moerbeibomen waren nog even roerloos en slap als ze waren geweest sinds de drie mensen in de tuin waren gekomen.

Toen zag hij dat de onnatuurlijke wind, zo koud als een ijzige rivier in de winter, zijn oorsprong had in een van de horizontale spleten van de groene draak.

De huiveringwekkende verschijning die een deel van Senlin was en die haar ook probeerde te doden wendde haar hoofd zodra ze de wind voelde. Toen kwam het water. Opnieuw een onweersbui, leek het wel, maar nu viel het water horizontaal!

Het ijzige water sloeg in het gezicht van de verschijning. De rook kronkelde, het water spuwde, de zware wind stootte en de trillende, zinderende lucht brandde.

Een gejoel, een harde windvlaag, en toen - in een stilte zo intens dat het onnatuurlijk was - was de verschijning weg, en was de hitte weg. De tuin, volkomen sereen, lag vredig in het maanlicht.

Fazhan hielp Zilin overeind. Zilin keek de feng shui-man in de ogen. 'Wat is er gebeurd?'

Fazhan glimlachte. Hij maakte zijn mantel enigszins open en zei: 'Je ziet, Grote Leeuw, de rij zilveren knopen zit nog aan de binnenkant van mijn kleren genaaid. Er is niets veranderd.'

'Zag ik ...'

'Er is niets veranderd,' herhaalde Fazhan.

'En Senlin?'

'De tuin is van jou. Doe ermee wat je wilt. De geest slaapt nu.'

Fazhan liet hen tussen de moerbeibomen achter. Zilin liep naar Senlin toe. Ze beefde en hield de rand van de stenen put nog omvat, maar toen ze voelde dat hij bij haar was, draaide ze zich om en zag hij dat haar ogen helder waren.

'Ze is weg.'

Zilin zei niets. Hij vroeg zich af of dit allemaal een droom was geweest.

'De vrouw van de laatste Ming-keizer. Hu chao.'

Zilin wist dat het onzin was. Natuurlijk was het een droom geweest. Ze wankelde als een dronkaard aan het eind van een lange avond. Misschien wist ze niet eens wat ze zei. Hij pakte haar op.

'Haar minnaar werd haar vijand,' fluisterde ze met een ijle stem. 'Het was een generaal met de naam Li Zi cheng.' Haar hoofd rustte tegen zijn borst en hij voelde haar woorden als het rommelen van de donder in de verte. Hij droeg haar over het kronkelpad de tuin uit. Haar oogleden waren zwaar. Toen ze naar de villa waren teruggekeerd en hij haar naar bed had gebracht, ging Zilin naar zijn studeerkamer. Hij zocht tussen de rijen boeken en bladerde een historisch werk door tot hij iets over de periode van het verval van de Ming-dynastie had gevonden.

In 1621, toen Peking werd geplunderd en de Mantsjoes in China aan de macht kwamen, stond er inderdaad een generaal Li Zi cheng aan het hoofd van het rebellenleger. Er was ook sprake van de vrouw van de laatste keizer, maar omdat al veel van zijn macht door de keizerlijke eunuchen was overgenomen werd hij door veel Chinese geleerden niet belangrijk geacht en werd de naam van zijn vrouw niet genoemd.

Zilin ging van het ene boek naar het andere, maar hoe gedetailleerd ze verder ook waren, nergens vond hij de naam van de vrouw van de keizer. Maar heel Peking stond tot zijn beschikking en uiteindelijk gaf een obscuur leeszaalboek hem haar naam.

Hu chao.

III

VORMING

VIVARTA

VOORJAAR, HEDEN

Jiao/Hongkong/Miami/Kyoto/Moskou/

Beijing/Washington/Karuizawa

Midden in de storm, belaagd door pijn, dacht Qi lin: Ik ben een dier. Ik ben maanden achtereen een dier geweest. Als ik in leven wil blijven, moet ik een beschaafd mens worden.

Gemakkelijker gezegd dan gedaan. Qi lin bracht haar vuile hand naar de grote blauwe plek op de plaats waar de duim van kolonel Hu haar sleutelbeen had gebroken. De pijn golfde door haar heen, maar dat was iets waar ze wel aan gewend was.

De pijn was haar vriend, haar enige constante metgezel. In al die tijd dat kolonel Hu haar ervan had overtuigd dat zwart wit was, en liefde haat, en pijn gevoel en behaaglijkheid gevoelloosheid; dat dood leven was. Met behulp van prana - diepe ademhaling - verdreef ze de pijn naar een specifiek deel van haar geest, terwijl ze naging in hoeverre ze haar arm kon gebruiken. Er gebeurde niets zolang ze haar arm onder schouderhoogte hield. Voorbij dat punt kon ze voelen hoe de gebroken uiteinden over elkaar heen schuurden. Haar arm voelde verdoofd aan, van schouder tot vingertoppen, en dat betekende dat er een zenuw was getroffen. Ze wist dat ze bij een dokter moest zien te komen.

Dat zou niet het probleem zijn, dacht ze. Het probleem was dat ze al die vragen moest uitbannen die door haar hoofd spookten.

Maar eerst het bos. Ze had rust nodig, maar ze realiseerde zich maar al te goed dat ze op de vlucht was. Met dit weer zou ze te voet maar een bepaalde afstand kunnen afleggen voordat ze het bewustzijn verloor. Haar achtervolgers zouden dat weten en ze zouden wel al een denkbeeldige cirkel hebben getrokken, met het gebouwencomplex waar ze vandaan was gekomen als middelpunt. Waar ze ook heenging, ze zouden haar uiteindelijk vinden. Als ze probeerde hen te vlug af te zijn, zou ze in de val lopen. Ze moest iets anders bedenken.

Ze keek op en de regen sloeg tegen haar trillende oogleden. Ze besefte wat ze moest doen. Het betekende dat ze haar beide handen, haar armen zou moeten gebruiken, dat ze haar armen boven haar hoofd moest steken. Het alternatief was de dood.

Ze zette haar tanden op elkaar en greep een tak vast. Ze klom tot hoog in het groen van de boom. Op een grote tak, zo'n vijftig meter boven de grond, strekte ze zich uit en viel, haar pijnlijke arm met de andere arm omvattend, in een diepe droomloze slaap.

Toen ze wakker werd, was het bijna ochtend. Ze snoof de lucht op en begon omlaag te klimmen. Zodra ze stemmen hoorde, verstijfde ze en bleef tegen de stam gedrukt zitten tot de stemmen waren weggestorven. Toen liet ze zich op de bodem van het woud zakken en maakte dat ze wegkwam. Zo'n twee kilometer verderop drong ze een boerderij binnen en stal daar kleding en voedsel. Ze wist dat ze daarmee een duidelijk spoor achterliet, maar ze had geen keus.

Qi lin sloot zich aan bij een groep vrouwen die een enorm complex rijstvelden bewerkten en werkte daar een hele dag mee. Ze sloot vriendschap met een vrouw en ging, nadat ze haar naam had gehoord, naar een ander veld, waar ze zich voorstelde als de vierde nicht van de vrouw. Niemand scheen zich voor haar te interesseren en ze hoefde bijna geen vragen te beantwoorden. Op het eind van de dag kreeg ze een lift op een ploffende, roestige vrachtwagen.

Het was al donker toen ze een kleine stad bereikte. Onderweg was ze langs fabrieken en ijzersmelterijen gekomen. Ze vond een dokter en klopte bij hem aan. Omdat het zo laat was, moest ze een paar minuten wachten. Eindelijk ging er een klein raam op de bovenverdieping open en stak iemand zijn hoofd naar buiten. Het licht van de straatlantaarns viel op ronde brilleglazen. Even later gaf een hand haar een teken dat ze de hoek om moest gaan.

Qi lin volgde de aanwijzingen op en werd door een klein deurtje in de schaduwen van een steeg binnengelaten.

'Jongere Zuster?'

Het was een oudere man met een buikje. Hij droeg een ouderwetse jas en een flodderige broek.

'Oudere Oom, duizend maal excuses,' begon ze. 'Vanmorgen vroeg, toen ik naar het rijstveld ging, struikelde ik over een boomwortel.' Ze streek voorzichtig met haar vingertop over de blauwe plek onder de holte van haar hals. 'Ik geloof dat ik een bot heb gebroken.'

De dokter klakte met zijn tong. 'Dan had je hier meteen naar toe moeten komen.'

Qi lin keek hem met wijd opengesperde ogen aan. 'O, maar dat kon ik niet, Oudere Oom. Ik zou nog geen uur loon kunnen missen. U moet weten, mijn zoontje - hij is nog maar drie - is erg ziek. Hij ligt in het ziekenhuis en ik moet steeds naar hem toe. Hij huilt om zijn moeder. Zou ik niet aan zijn zijde moeten zijn?' Ze liet tranen in haar ogen opwellen. 'Maar ik heb nog andere kinderen die ik te eten moet geven, Oudere Oom, en geen man die voor ons kan zorgen.'

'Maar de staat zal toch wel...'

'De staat, de staat!' riep ze uit. 'Ik wil niet ten laste van de staat komen.'

'Ah,' zei de dokter, 'je weet wat Confucius over trots heeft gezegd.' Maar hij was zichtbaar ontroerd. Hij schuifelde naar voren. 'Laat me nu eens zien hoe erg je verwond bent.'

Qi lin keek toe terwijl hij haar blouse openmaakte en aan zijn werk begon.

'Wilt u me vertellen waar ik precies ben, Oudere Oom?'

'Je bent juist voorbij de shen dao, de weg van de geest, de Heilige Weg waarover de keizers werden gereden als ze begraven werden. De weg naar hun graftombes.' Hij deed zijn werk met veel vaardigheid, maar toch viel haar mond open van pijn toen hij zijn onderzoek deed. 'Dit dorp heeft de naam Jiao Zhuang hu. Misschien heb je er wel van gehoord. Het neemt een belangrijke plaats in onze moderne geschiedenis in. In de oorlog maakten de boeren hier een netwerk van ondergrondse gangen, waar ze zich voor de binnenvallende Japanners konden verschuilen en vanwaar ze hen konden bespioneren. Die gangen zijn tot op de dag van vandaag blijven bestaan, een monument voor de moed en het vernuft van het Chinese volk.'

Hij zweeg een ogenblik en veegde de omgeving van de wond met alcohol schoon, waarna hij twee lange naalden in haar vlees stak. De pijn was meteen verdwenen. Qi lin keek hem aan en hij zei: 'Ik moet de breuk nu zetten, Kleine Zuster. Misschien kijk je liever een andere kant op.'

Qi lin lachte zo hard in zichzelf dat ze bijna weer begon te huilen. O oude man, dacht ze, als je eens wist hoeveel bloed ik heb gezien. In mijn korte tijd op aarde heb ik meer bloed gezien dan zelfs jij. Ze wendde haar ogen af, omdat hij dat nu eenmaal zo wilde.

'Zo,' zei hij enige tijd later. 'Het is klaar.' Hij begon een kruidenpapje op te brengen en wikkelde daar zelfklevend verband omheen, een combinatie van het oude en het nieuwe.

Hij ging aan zijn bureau zitten, nam een pen en haalde een officieel uitziend papier te voorschijn. 'Nu, Kleine Zuster, moetje me je naam, adres en arbeidsnummer geven.'

De eerste twee zouden geen onmiddellijk probleem vormen, wist Qi lin, maar dat nummer was onmogelijk. Hij zou van haar verlangen dat ze haar papieren liet zien. Dat kon ze natuurlijk niet. Dat was, afgezien van het zetten van haar sleutelbeen, de reden waarom ze hier naar toe was gekomen. Nu ze weer op de drempel van de beschaving stond, had ze de juiste papieren nodig om te kunnen gaan en staan waar ze wilde. Dat was voor een vluchteling in communistisch China nog niet zo eenvoudig.

'De tunnels,' zei ze, terwijl ze zich van de onderzoekstafel liet zakken.

'Pardon?'

'Dat beroemde ondergrondse labyrint waarover u sprak.' Ze pakte het heel voorzichtig aan. 'Zo kunstig. Ik zou het graag willen zien. Wilt u me erheen brengen ?'

'Wanneer? Nu?'

'Natuurlijk nu.' Ze pompte enthousiasme in haar stem. 'Welke tijd zou beter zijn? Onze voorvaderen gingen toch ook 's avonds en 's nachts de tunnels in om de Japanners te bespioneren.'

'Ja, maar...'

'Wat heeft het dan voor zin om ze bij daglicht te bekijken ?' Ze glimlachte.

'Trouwens, ik heb nu iets nodig om mijn aandacht van mijn schouder af te leiden.'

Hij aarzelde even maar knikte toen. 'Goed.' Ze had het precies goed aangepakt. Kolonel Hu zou trots op haar zijn geweest.

De dokter ging haar voor. Hij nam een lantaarn en ging een keldertrap af die op een blinde muur uitkwam. Hij drukte ergens op - een onregelmatigheid in het metselwerk - en ze liepen door. In het flakkerend halfduister zei ze: 'Ik wil dat u me de weg naar Beijing wijst.'

Hij bleef staan. Zijn oude vochtige ogen keken in de hare. 'In de hoofdstad zul je papieren nodig hebben,' zei hij.

'Dan zult u me van die papieren voorzien.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Ik ben geen vervalser, Kleine Zuster.'

Ze glimlachte. 'Ik heb die foto van haar op uw bureau zien staan. Ik zag haar schoenen in de hoek van de kamer.' Haar ogen waren nu hard als staal.

'Uw dochter.'

Hij hield de lantaarn wat hoger, zodat de schaduwen wild over de muren dansten. 'Wie ben jij?'

'Ik ben Chinees,' zei ze. 'Ik ben niet Chinees.'

Hij hoorde de uitdagende klank van haar stem. 'Je bent niet uit deze omgeving afkomstig.'

'Nee.'

'Niet van het vasteland.'

Ze keek hem aan.

'Taiwan.'

Ze lachte. 'Ik ben niet de vijand. Niet de Kwo-min-tang.'

'Maar je zou niet aarzelen me te doden.'

'Oudere Oom,' zei ze, 'u mag zich gelukkig prijzen dat u mijn leven niet hebt geleid.'

' "De hemel kan het niet helpen hoog te zijn, de aarde kan het niet helpen groot te zijn. De zon en de maan kunnen het niet helpen dat ze rond gaan, en alle dingen van de schepping kunnen het niet helpen dat ze leven en groeien,"' zei hij, citerend uit Laotse.

'Dan zult u mij de papieren van uw dochter geven.'

'Het is zinloos strijd te leveren.' De dokter keek haar met samengeknepen oogleden aan. 'Ik zie dat je die les nog moet leren,' en hij knikte. 'Jij bent ouder dan ik, Kleine Zuster, ja, ik zal ervoor zorgen. Ik geef toe aan je verlangens.'

Toen bracht hij haar naar zijn spreekkamer terug en gaf haar alle papieren die ze in de buitenwereld nodig zou hebben. Ze gingen het labyrint van tunnels weer in en hij leidde haar naar het meest westelijke uiteinde.

'Hier,' zei hij, wijzend naar een gammele houten trap. 'Je loopt door een sparrebosje en komt bij een weg. Daar gaat veel verkeer overheen. Het zal je vast wel lukken een lift te krijgen.'

'Ik zou u nog steeds kunnen doden,' zei Qi lin.

'Ja.'

'U hebt mijn gezicht gezien. U weet in welke richting ik ga.'

'Ik heb ook het gezicht van de vos buiten mijn raam gezien,' zei hij. 'Ik weet in welke richting de wind waait. Anderen zoeken naar wat ik al weet, maar ze zullen niets vinden.'

'Waarom?'

Hij keek haar recht in de ogen en met een lichte huivering drong het tot Qi lin door dat er meer in hem zat dan ze had gedacht. 'Zij volgen de Tao niet,' zei hij. 'Zij leveren strijd, en daarom leveren anderen strijd tegen hen.'

'Net als ik.'

'Jij hebt al eerder gedood, Kleine Zuster. Ik zie de dood in je ogen.'

'Ik heb gedood om in leven te blijven.'

'En zo heb je jezelf gedood,' zei hij zachtjes.

'Ik doodde uit noodzaak,' hield ze vol.

'O ja?'

De pijn laaide in haar op, de zwartheid dreigde zich van haar meester te maken. Het was de zwartheid - of om precies te zijn, de angst daarvoor die haar had aangezet om kolonel Hu te doden. 'Hij was mijn schepper.' Ze sprak nu met een zachte, spookachtige fluisterstem. 'En ik heb hem vernietigd.'

De oude man keek haar met zijn zwarte kraaloogjes aan. Zijn gezicht verried geen emotie. Hij kon duidelijk zien hoe moeilijk ze het had.

'Misschien heeft je schepper jou in de soldaat veranderd die ik hier voor me zie staan,' zei hij. 'Moet ik je nog vertellen dat soldaten de werktuigen van het kwaad zijn ?'

Qi lin keek hem een hele tijd aan. De pijn in haar hoofd was nu bijna ondraaglijk. Ze was zich bewust van het slaan van haar hart, van het bloed dat door haar aderen stroomde. Hij was gevaarlijk voor haar. Via hem zouden ze haar kunnen vinden. Moest ze hem doden?

Toen schoof ze de papieren achter haar broeksband. Ze ging de gammele trap op. Ze zou hem niet doden. Was dat een overwinning of een nederlaag?

Vanuit de duisternis zei ze: 'Vaarwel, Oudere Oom.'

'Denk aan de rivieren die naar de zee stromen,' hoorde ze hem zeggen. Toen Bliss haar ogen dichtdeed, zag ze de edelsteen. De schittering verspreidde zich door de zee, rood, goudkleurig, een zweem van brons. En ze dacht: waarom is die opaal zo belangrijk?

Ze was aan boord van de jonk van haar vader. Omdat ze stemmen hoorde, trok ze wat kleren aan en verliet haar hut. Op blote voeten liep ze door de gang. Ze had het gevoel dat ze die stemmen in haar slaap had gehoord, dat ze er wakker van was geworden. Maar ze waren zo zacht dat ze dat bijna niet kon geloven.

'... is, zoals je kunt zien, van uitzonderlijke kwaliteit,' hoorde ze haar vader zeggen. Ze was nu dichtbij. 'Groot rood vuur, een prachtexemplaar.'

'Het is Australisch, hè?' Danny, nummer drie zoon.

Het was erg laat, bijna vier uur in de morgen.

'Ik wil dat je uitzoekt waar het is gekocht.'

Bliss verscheen in de deuropening van de hut. 'Vader?' zei ze.

'Bou-sehk. Gaat het goed met je?' Iets wat haar tegenwoordig voortdurend werd gevraagd.

'Ja,' zei ze. 'Het gaat goed. Ik droomde van een grote edelsteen, een opaal met een rode vlam.' Ze keek omlaag en zag midden op de tafel de steen liggen waarvan ze had gedroomd, dezelfde opaal. En voordat een van de mannen iets kon zeggen of doen, pakte ze de steen op.

'Bou-sehk...'

'Vader, duizend maal vergeving omdat ik u stoor, maar ik geloof dat ik deze steen al eens eerder heb gezien.' Met enige moeite nam ze haar blik van de schittering weg. 'Ik hoorde u Danny vragen uit te zoeken waar deze steen gekocht is. Is dat belangrijk?'

Drie Eden dacht erover om haar in haar eigen belang iets voor te liegen. Hij maakte zich zorgen over haar, maar hij wist niet hoe hij haar moest helpen. Nu hij de blik in haar ogen zag die hij zo goed kende, deed hij het enige wat hij kon doen: haar de waarheid vertellen.

'Jake heeft hem aan mij gegeven voordat hij naar Japan ging. Op de avond dat Zilin werd vermoord werd hij gevolgd door een vrouw, die hem belette om op tijd bij de jonk te komen.'

'Wist Zilin van zijn komst?'

'Ik denk van welja.'

Bliss keek naar de opaal, draaide hem steeds weer om tussen de smalle toppen van haar vingers. In de waterige glinstering meende ze het gezicht van de Jian te kunnen zien.

' Bou-sehk ...?'

'Vader, ik zou graag...'

'Geen sprake van,' snauwde hij. 'Dit moet Danny doen. Hij...'

'Wilt u me hier gevangen houden?'

'Wat een onzin!' protesteerde Drie Eden. 'Je bent vrij om te gaan en staan waar je wilt.'

'Zolang mijn zuster Ling me maar vergezelt,' zei Bliss. 'Als een patiënte, dus.'

'Ik wil niet...' Hij onderbrak zichzelf en keek zijn nummer drie zoon aan. 'Danny, wil je ons alleen laten?'

De jonge man knikte en toen hij de deur achter zich had gesloten, zei Drie Eden: 'Bou-sehk, bou-sehk, wat wil je dat ik doe? Moet ik jou het gevaar in sturen?'

'Het enige gevaar,' zei ze kwaad, 'is dat ik doodga van de zorgen om Jake. Iets anders kan ik niet doen, als u me niet laat gaan.'

Drie Eden schudde zijn hoofd. 'Ik geloof niet dat jij zelf beseft wat er met je aan de hand is.'

'Er is niets met mij aan de hand. Maar u hebt gelijk, ik ben niet meer degene die ik vroeger was ... mijn peetvader is gestorven.' Ze ging op de stoel zitten waar Danny op gezeten had, en streek met haar hand door haar haren. 'Shi Zilin was mijn laatste contact met het verleden. Zijn mentor, de eerste Jian, was mijn overgrootvader. Het was Shi Zilin tot wie mijn moeder zich wendde toen ze in grote nood verkeerde. Zonder hem zou ik misschien nooit zijn geboren. In ieder geval zou ik dan nooit naar Hongkong zijn gekomen en zou ik u nooit als vader hebben gehad.

Ja, ik ben veranderd, dat ontken ik niet. Er is leegte waar vroeger energie was. Ik aanvaard zijn dood, vader. Boeddha wilde het. Joss. Maar het kan me niet onberoerd laten. Ik ben niet meer dezelfde en ik kan ook niet doen alsof ik dat ben.'

'Er is niemand die dat van je verlangt,' zei hij zachtjes.

'Nou dan.'

Drie Eden keek naar de jonge vrouw die hij had grootgebracht en stond versteld van de grote liefde die hij voor haar voelde. 'Ik zal jou niet aan de belangen van de yuhn-hyun opofferen.'

'Dat is al gebeurd,' zei ze. 'Dat besluit hebt u al lang geleden genomen. U hebt me getraind. Nu moet u me laten doen waarvoor u me hebt opgeleid.'

'Het spijt me...'

'Het is te laat voor spijtbetuigingen, vader.'

Drie Eden wist dat ze gelijk had. Hij capituleerde en gaf haar alle informatie die hij van Jake over de opaal had gekregen. Toen hij klaar was, glimlachte Bliss en kuste hem op zijn wang. Tegelijk sloot ze haar vingers om de steen.

Jake hoorde stemmen. De doden schreeuwden in zijn oor. Hun beenderen rammelden, hun kaken klapten als de bek van een krokodil op elkaar, hun knokige vingers wezen en knipten als de kauwwerktuigen van insekten. Hun boodschap leek hem belangrijk, en daarom bleven ze schreeuwen, nam hij aan. Jake zei niets; hun tirade ging ononderbroken door. Hij vroeg zich af wat er toch zo belangrijk kon zijn. De kakofonie begon hem te ergeren. Als hij dood was, kon het niet dringend zijn. Als hij niet dood was...

De zwartheid ging over in een vlaag duister gruis die in zijn gezicht werd geblazen. Hij stikte bijna in de rook.

Bloed en huid, vlekken van vlees, het resultaat van de aanval met de Bison op Mikio's huis. De explosie ...

Hij deed zijn ogen open.

... die Mikio's lichaam tegen hem aan had geworpen, wat er van Mikio's gezicht was overgebleven, alleen bloed en bloederig bot, roze en glanzend, een grijnzend doodsmasker.

Hij zag aan de andere kant van de kamer een gesloten fusuma, een houten deur. Hij zag die deur langzaam opengaan. Hij hoorde een vogel zingen in de bomen buiten? - en kon nergens zeker van zijn, want zijn zintuigen waren nog helemaal verdoofd van de explosie, het gewicht van Mikio die tegen hem aan was gevallen, een menselijk lichaam dat door toedoen van ondraaglijke krachten uit elkaar was gesprongen.

Mikio, mijn vriend!