'Ik denk dat mevrouw Pu zich daar heel goed van bewust was,' zei Zilin.

'Maar ze kon me niet afwijzen. Zolang ze wist dat ik haar dochters niet zou wegnemen, wilde ze doen wat ik vroeg. Deze ruil is voor haar ook bevredigend.'

Huaishan Han keek naar het lijk. Hij bukte zich en pakte een verstijfde arm op. Hij draaide de hand opzij, zodat de palm naar boven wees. 'Het gezicht kunnen we vervormen,' zei hij. 'Maar die handen?' Hij bewoog de hand heen en weer, die dik en vergeeld van boereneelt was. Zilin lachte en hield hem zijn eigen handen voor. De dikke laag eelt glansde als ivoor. 'Je vergeet, kameraad, dat ik een echte revolutionair ben. Ik heb jarenlang met de boeren op het veld gewerkt. Ik ben een van hen, zoals alle communisten zouden moeten zijn. Als we de kleren verwisselen, als we mijn ring aan zijn vinger schuiven, als we het ongeluk hebben geënsceneerd en als jij degene bent die het lichaam vindt, dan word ik vast en zeker dood verklaard. Daar twijfel ik niet aan.'

En het ging zoals Zilin had gezegd. Op verzoek van Mao werd er geen onderzoek ingesteld. Aan het lichaam van Zilin, gevonden op de helling van de Jinyun Shan, aan de voet van een diepe afgrond langs de kant van de weg, was niets verdachts te zien. Het was voor iedereen duidelijk dat hij in het donker over de weg had gelopen en door een voertuig of een groot dier was geraakt en daarna in de diepte was gevallen. Joss. Op uitdrukkelijk verzoek van Mao behield Huaishan Han zijn positie binnen de kring van vertrouwelingen van generalissimo Chiang. En het kwam vooral door de schat aan informatie die hij Mao verstrekte tenminste, zo meende Zilin - dat de kansen in het voordeel van de communisten keerden.

Mao bleef tot het midden van oktober 1945 in Chungking. Hoewel hij van Zilin had gehoord dat Chiang niet van plan was een echte coalitie aan te gaan, was zijn plichtsbesef zo groot dat hij bleef onderhandelen. In de herfst liet Mao de vruchteloze onderhandelingen aan Chu Enlai over, al was dat eigenlijk alleen maar een zoethoudertje voor de hardnekkige maar steeds meer teleurgestelde ambassadeur Hurley. Mao keerde naar Yunnan terug en riep zijn getrouwen bijeen. De Russen waren eindelijk aan de oorlog tegen Japan gaan deelnemen. Stalins scherpe neus rook een prooi. Divisies van het Russische leger drongen in Mantsjoerije binnen en liepen de Japanse eenheden onder de voet. Mao's grootste zorg op dit moment was dat het nationalistische leger van Chiang door de Amerikanen in staat zou worden gesteld om nadat de Japanse divisies waren verslagen de zogenaamde bevrijde zones over te nemen. Mao moest er niet aan denken wat er zou gebeuren als de nationalisten over modern materieel konden beschikken en dat tegen zijn eigen strijdkrachten konden inzetten.

Deze angst sprak hij uit tegenover Zilin, die hij als enige van al zijn adviseurs in vertrouwen nam. 'Chiang is numeriek sterker,' zei Mao op een sombere regenachtige dag tegen het eind van het jaar. 'Hij heeft de steun van zowel de Amerikanen als de Russen. Zijn regering wordt door de wereld erkend. Ik ben bang dat hij nu de macht heeft om ons vernietigend te verslaan.'

Zilin leunde tegen de stenen muur van de grot waarin ze hun hoofdkwartier hadden gevestigd. Hij zei: 'Het feit dat Chiangs troepen numeriek sterker zijn zal het resultaat van dit conflict niet beïnvloeden.'

Mao, die met gekruiste benen op een tapijtje zat, keek zijn adviseur aan.

'Ga verder, kameraad.'

Zilin sloot zijn ogen en hield zijn hoofd tegen de koude rotswand. Buiten trok de regen een grijsgroene sluier over het landschap.

'Sun Tzu heeft gezegd, Mao tong zhi: de vijand mag zo talrijk zijn als sterren, maar als hij je militaire situatie niet kent, zal hij niet weten hoe hij zich op je komst moet voorbereiden. Daarom moeten we onze strategie veranderen. Dat zal Chiang in verwarring brengen, want hij heeft nu het gevoel dat hij weet wat wij van plan zijn. Dat heeft Han me verzekerd. Als je zijn militaire organisatie nog meer met verrassingsacties in zijn territorium verstoort maakt dat zijn verwarring nog groter. En als je dan een geheime strategie volgt - een strategie die alleen wijzelf en zelfs niet de generaals van onze legers kennen - dan kun je waarlijk zeggen dat je de schepper van de grote communistische overwinning bent.'

Mao zei een hele tijd niets. Hij stond op en begon door de grot te lopen.

'Op Mantsjoerije komt het aan,' zei hij tenslotte. 'Dat kan ik voelen. Mantsjoerije is de sleutel van Chiangs overwinning. Daarom blijft hij er in de onderhandelingen ook zo op hameren. Als we hem daarmee in de val kunnen lokken, zullen we de overwinning behalen.'

Zilin had zijn ogen nog dicht. 'Daarom moeten we ons intensief met Mantsjoerije gaan bezighouden, Mao tong zhi?

'Ja.'

'We moeten Chiang dieper Mantsjoerije in lokken. We moeten streven naar een gedenkwaardige nederlaag in Mantsjoerije.'

'Wat?' Mao bleef abrupt staan.

'Ja.' zei Zilin. 'Ja. We zullen Chiang onze strategie laten zien. We trekken een leger samen bij een stad die van cruciaal belang is voor de verovering van Mantsjoerije. Welke?'

Mao keek hem gefascineerd aan en zei: 'Ssuping lijkt me wel geschikt.'

'Dan wordt het Ssuping,' zei Zilin. Hij deed zijn ogen open. 'Het zal met een groot verlies aan mensenlevens gepaard gaan, vrees ik. Maar na die nederlaag zal Chiang vast en zeker denken dat hij ons kan aanvoelen. En dan zal zijn grotere kracht tegen hem gaan werken.' Zilin zette zijn plan uiteen.

In mei 1946 leed het communistische leger zware verliezen toen het bij Ssuping door de nationalisten werd verslagen. Twee maanden later kondigde Mao aan dat zijn troepen voortaan het Volksbevrijdingsleger zouden worden genoemd.

Mao gaf zijn leger bevel alle steden in Mantsjoerije die niet met een minimale troepenmacht bewaakt konden worden op te geven. De meerderheid van het Volksbevrijdingsleger opereerde van nu af als guerrillamacht, een organisatie van uiterst mobiele groepen.

Chiang, misleid door wat hij als een beslissende overwinning bij Ssuping beschouwde, zag de nieuwe strategie van het Volksbevrijdingsleger als een nieuwe overwinning van zijn nationalisten. Hij stuurde dan ook veel divisies naar Mantsjoerije om de steden die - in zijn ogen - door de vluchtende communistische troepen waren verlaten voor hem in bezit te nemen.

Bovendien begon Chiang, gestimuleerd door zijn successen in Mantsjoerije, in 1947 een verwoed offensief tegen de communistische strijdkrachten. Terwijl Mao's legers uit elkaar gingen en Mao en zijn adviseurs zich in de heuvels van Yunnan terugtrokken, raakte Chiang er steeds meer van overtuigd dat hij de overwinning zou behalen.

Hij liet in de enorme uitgestrektheid van Mantsjoerije steeds meer steden bezetten. Dat ging net zo lang door tot zijn troepen, zoals Zilin al had voorspeld, over een veel te groot gebied verspreid waren. Met behulp van aanwijzingen van H,an begon Mao's Volksbevrijdingsleger nu aan zijn eerste serieuze tegenaanval. Het ging maandenlang onverbiddelijk door en begon geleidelijk effect te krijgen. Binnen negen maanden had Peng Tehuai, de communistische opperbevelhebber te velde, het nationalistische leger bij Sian verslagen. Nu kon Chiang zich niet meer uit Yunnan terugtrekken en kwamen de communistische troepen van twee kanten op hem af om hem de beslissende slag toe te brengen. De Amerikanen steunden de nationalisten met steeds meer adviseurs en geld. Hoe ernstiger de situatie werd, des te banger werden ze en des te meer geld gaven ze uit.

Al maanden eerder had generaal-majoor David Barr er bij Chiang op aangedrongen dat hij zijn posities in Mantsjoerije zou opgeven. Mao had in Mantsjoerije erg weinig troepen achtergelaten, maar in zijn opdracht werden nu de resten - driehonderdduizend man sterk - van het 'marionettenleger' van Mantsjoerijse Chinezen gerekruteerd. Dat leger was door de Japanners gebruikt en het was na hun nederlaag en de daaropvolgende terugtrekking van de Russen achtergebleven. Nu was het Volksbevrijdingsleger sterk in het noorden zonder dat het divisies in het zuiden hoefde op te offeren.

Maar Chiang, opgehitst door sommige van zijn adviseurs - onder wie Han - weigerde een territorium van zulk vitaal belang op te geven. Per slot van rekening was generaal Barr een faan gwai loh. Hij zou onmogelijk kunnen inzien van hoeveel historisch belang het was om Mantsjoerije te beheersen.

In november 1948 begon het communistische leger, onder de algehele leiding van Chen Yi, een immens offensief in de centraal-oostelijke provincies. In niet meer dan drie maanden sneuvelden er ruim een half miljoen nationalistische soldaten.

Nu was Chiang bereid tot vredesonderhandelingen. Maar de mars naar de bevrijding was begonnen en noch de generalissimo noch de rijke Amerikanen noch de agressieve Russen konden iets beginnen tegen de immense macht die uit haat en wanhoop was voortgekomen. In april hadden Mao's troepen Nanking veroverd. In de herfst behaalden ze de complete overwinning. Op l oktober 1949 kwam in Peking de volksrepubliek China tot stand.

Mao - voorzitter Mao - wat werd hij die dag bejubeld! Wat de man betreft die aan het eind van de rij liep, in schaduwen gehuld: weinigen kenden zijn gezicht en niemand kende zijn naam.

133

II

LEEGTE

SAMVARTASIDDHA

•jj^^^PI^

WINTER - VOORJAAR, HEDEN

New York/Hongkong/Washington/

Moskou/Beijing/Tokio

Toen hij het automatisch vuur had gehoord en Neon Chow had zien wegrennen van de plaats waar Jake in de walla-walla was weggevaren, was Drie Eden over de kade gedraafd om de politie te bellen. Hij was al tot de conclusie gekomen dat het geweervuur van zijn eigen jonk afkomstig was en bereidde zich voor op het ergste.

Zijn derde neef had dienst achter de balie van het politiebureau van Aberdeen en er werd dan ook snel op het telefoontje van Drie Eden gereageerd. De politieboot met vier agenten en Drie Eden aan boord zocht zich een weg door de drijvende stad.

Drie Eden stond nerveus voorin, terwijl vlak achter hem de politiemannen hun wapens nakeken. Ze deden dat met ongeveer evenveel zorgvuldigheid als de drie Japanse leden van de dantai eerder op de avond. De regen bespikkelde het donkere water en trommelde op de jonken en andere boten. Drie Eden veegde het water uit zijn ogen. Toen ze aan boord van de jonk gingen, zag hij Jake over iemand gebogen zitten.

'Hier blijven,' snauwde een van de agenten toen Drie Eden hem had verteld dat het Jake was. Hij had de agenten al beschrijvingen gegeven van de drie familieleden van wie hij wist dat ze aan boord waren: Jake, Bliss en Zilin.

'Bliss!' Drie Eden zakte op zijn knieën toen hij zag wie daar op het dek lag. 'O! Mijn bou-sehkl' Hij stak zijn bevende handen uit om haar glanzende haar van haar gezicht weg te strijken. Hij kreeg bloed aan zijn vingers.

'Jake,' fluisterde hij. 'Jake!'

'Ze moet naar een ziekenhuis, Oudere Oom.' Jakes gezicht was bleek. Het vuur was uit zijn ogen verdwenen.

'Ben jij ongedeerd, Jongere Neef?'

'Ja,' zei Jake fluisterend.

'Ende Jian?'

Jake knipperde met zijn ogen. 'Mijn vader ...' begon hij. Zijn ogen keken Drie Eden dof aan. 'Aan het leven van mijn vader is een eind gekomen.'

'Ah, de slechte goden die hier de hand in hebben!' Drie Eden stak zijn handen weer naar zijn aangenomen dochter uit. Het was een instinctief gebaar, maar dat maakte het niet minder belangrijk. De familie was kleiner geworden; nu was ieder afzonderlijk des te waardevoller voor hem. 'Heb je ze gezien, Jake? De moordenaars?'

Jake knikte. 'Ik vond ze benedendeks. Het waren er drie. Ze hebben die schade met Gion 30-09 machinepistolen aangericht.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ze waren erg goed. Erg professioneel. Een dantai, denk ik.'

Hoe kon hij zijn oom vertellen dat hij zijn ba-mahk was kwijtgeraakt?

Hoe kon hij het onverklaarbare verklaren ? Hoe kon hij uitleggen onder wat voor een schuldgevoel hij nu gebukt ging? Hij geloofde dat zijn ba-mahk hem voor de moordaanslag had moeten waarschuwen. Of op z'n minst had het hem de kracht moeten geven om de drie moordenaars uit te schakelen voordat ze de kans kregen Bliss iets te doen. Hij hield haar nog wat steviger vast.

'Een ziekenhuis, Oudere Oom,' zei hij. 'We moeten haar naar een ziekenhuis brengen.'

'De politieboot ligt langszij. Ze zullen haar zo snel mogelijk wegbrengen.'

Hij keek op, want op dat moment kwamen de politiemannen weer naar boven.

'Drie man dood,' zei een van de agenten. Een ander was al druk in een notitieboekje aan het schrijven. 'Veel bloed. Alles flink overhoop gehaald. Zo te zien is er wild met machinegeweren in het rond geschoten. Als een wervelstorm.'

'Drie mannen?' zei Drie Eden hem na. 'Wie?' De agenten keken hem met een onbewogen gezicht aan en hij wendde zich tot Jake. 'Wie zijn het?'

'Daar zullen we nog niet direct een antwoord op hebben,' zei de politieman. 'We hebben niets op hun lichamen gevonden dat ons kan helpen ze te identificeren.'

Alle goden groot en klein, dacht Drie Eden. Wat sta ik hier met die corrupte zonen van idiote zeeslakken te praten ? Ze weten niets en als ze iets wisten, zouden ze mij niets vertellen. 'Mijn dochter heeft dringend medische zorg nodig,' zei hij met een zakelijke stem. 'Wilt u zo goed zijn haar naar een ziekenhuis te brengen?'

'Wat weet u van dit incident, meneer?' vroeg de politieman met het notitieboekje.

'Niets,' zei Drie Eden. 'Wat zou ik kunnen weten? Helemaal niets!

Waarom stelt u me zo'n onzinnige vraag?'

'Een formaliteit, meneer,' zei een van de politiemannen. 'We zullen met uw neef moeten praten. En met uw dochter.'

'Alstublieft,' zei Drie Eden. 'Dat kan morgenvroeg allemaal nog wel. Mijn dochter is bewusteloos. Ik heb geen idee hoe ernstig gewond ze is. Mijn neef heeft een shock. Ik verzeker u dat alle betrokkenen een volledige verklaring zullen afleggen. Maar nu...'

De politieman die de leiding had keek van Jake naar Bliss en knikte.

'Goed.' Hij wees. 'Til haar op, jongens. Ja. Voorzichtig. Let op haar hoofd.'

Onder zijn toezicht droegen ze Bliss in de politieboot. Hij ging dicht bij Drie Eden staan. 'Ik moet u waarschuwen niets aan boord aan te raken tot de forensische deskundigen van de Special Branch er zijn. En de lijkschouwer is ook met zijn mensen op weg hierheen. U dient ze aan boord te laten.'

'Natuurlijk.'

De politieman wendde zijn ogen af. Het zoeklicht van de politieboot glansde op zijn brede Kantonese gezicht. 'Mijn condoleances. Dit is verschrikkelijk.' Hij haalde diep adem. 'Heeft uw neef ook medische zorg nodig?'

'Ik zorg wel voor hem,' zei Drie Eden. 'Zorgt u dat mijn dochter in het ziekenhuis komt.'

De politieman tikte tegen zijn pet. Even later was de politieboot in de nacht verdwenen.

'Dit is hem.'

Tony Simbal keek naar de schilderijen in hun sierlijke vergulde lijsten. Het doek dat Max Threnody hem had aangewezen was er een van Cézanne. Simbal zag er niets in.

'Wat me zo aantrekt in Cézanne,' zei Threnody, 'is dat hij op de rand van de anarchie balanceert. Het is toch buitengewoon dat hij een heel universum heeft gecreëerd dat tegelijk zo chaotisch en ordelijk is?'

Threnody maakte wat aantekeningen in het boekje dat hij had gekregen toen hij het veilinghuis aan Wisconsin Avenue was binnengegaan. 'Ik heb op het feestje van gisteravond niet veel van je gezien.'

'Monica en ik hebben herinneringen opgehaald.'

Threnody klapte het boekje dicht en grijnsde. 'Is dat de reden waarom mijn garderobekamer een uur lang niet toegankelijk was?'

'Dat zou best eens kunnen.'

'Zullen we gaan zitten?' Ze liepen naar de grote zaal waar de eigenlijke veiling zou worden gehouden. Die zaal was voor ongeveer een kwart gevuld.

'Het is niet goed afgelopen, begrijp ik.'

'Het is helemaal niet afgelopen.' De zaal begon snel vol te lopen. Het was verstandig van Threnody geweest om nu al plaatsen te zoeken.

'Monica zal je wel hebben verteld dat ik naar Peter Curran heb gevraagd,' zei Simbal.

Threnody sloeg zijn boekje open en maakte nog wat aantekeningen.

'Waarom denk je dat Monica me iets zou vertellen?' vroeg hij. 'Maar nu je het eenmaal op die typische onhandige manier van jou ter sprake hebt gebracht - ik geloof dat we een probleem hebben.'

Later, toen de Cézanne hem was ontgaan omdat er onverwacht hoog werd geboden, liepen ze samen over straat. Het was een bewolkte dag. De wind was net zo snijdend als toen er een deken van sneeuw over de stad had gelegen. Ze liepen op de oever van de Potomac.

Threnody stak zijn hoofd diep in de kraag van zijn oude loden jas.

'Vanwaar die plotselinge belangstelling voor Peter Curran?' vroeg hij.

'Je zei daarstraks datje geloofde dat we een probleem hadden. Wat voor een probleem? Heeft het iets met Curran te maken?'

'Ik wou dat we een eind aan dit steekspelletje konden maken,' zei Max Threnody.

'Ik werk niet meer voor jou, Max. De DEA heeft niets meer over mij te zeggen.'

'En toch lopen we hier samen. Hoe verklaar je dat?'

'Ik heb informatie nodig,' gaf Simbal toe.

Ze waren bij Virginia Avenue aangekomen en begonnen die in noordwestelijke richting te volgen.

'Als je geen open kaart tegen me speelt,' zei Threnody, 'kan ik je niet helpen. Je weet datje niet met een of ander trucje informatie uit me los zult krijgen. En als je geen toegang tot de DEA-computer hebt, lukt het je nooit om ...' Hij onderbrak zichzelf. 'Monica. Het feestje.' Hij knikte. 'Ik heb je aan de perfecte aanleiding geholpen, nietwaar? Ik begin zeker oud te worden.'

'Ik had inderdaad het idee om via Monica bij de DEA-computer te komen,' zei Simbal. 'Het is me niet gelukt.'

'Dat moet ik die meid nageven. Ze is bepaald niet stom. Maar ze hunkert naar je, Tony. Ik snap niet waarom, je bent zo'n schoft. Als je maar lang genoeg geduld hebt, geeft ze wel een keer toe. Maar ja, zij kent jou niet zo goed als ik.'

'Jij hoeft niet met mij naar bed te gaan.'

Threnody's ogen gingen wijd open. 'Allemachtig, wil je daarmee zeggen dat zij de échte Tony Simbal beter kent?' Het sarcasme lag er dik op. Simbal zweeg. Hij vroeg zich af waarom hij geen weerwoord kon bedenken. 'Wil je me nou helpen of niet, Max?'

'Zoals je zelf al zei, jij werkt niet meer voor mij.'

Simbal had het gevoel dat er hem iets ontging. Dat gevoel had hij in het veilinghuis ook al gehad. Wat was het?

'Misschien wordt het tijd dat we proberen vrienden te zijn,' zei Simbal.

'Ik vertrouwde jou, maar toen je uit Burma naar huis kwam, verliet je de DEA omdat er een studievriendje van je belde.'

Ze keken elkaar een ogenblik aan. Toen zei Simbal: 'Jezus dit lijkt wel een slecht huwelijk.'

'Misschien is het dat ook wel.'

Simbal haalde diep adem. 'Kunnen we die vijandigheden niet overboord zetten, Max? Dat zou ik erg graag willen.'

Ze hoorden een fluitsignaal van een binnenvaartschip dat ergens voorbij de bocht in de rivier moest liggen en Threnody keek in de richting van het geluid. Toen knikte hij. 'Mij best.' Hij drukte zijn handen tegen elkaar. 'Ik heb altijd bewondering voor je gehad, Tony. Je was een van mijn beste mensen. Ik vond het erg dat je wegging.'

'Ik was rusteloos, Max.' Simbal haalde nog eens diep adem. 'Dat is alles.'

'Zeker.' Threnody knikte. 'We moeten allemaal verder.'

Ze liepen een tijd lang zwijgend door. Een paar manager-types in sweatshirts kwamen joggend voorbij. 'Jezus, wat voel ik me altijd oud als ik die kerels zie,' zei Threnody.

'Peter Curran is je diqui-man, nietwaar?' zei Simbal. 'Alan Thune is vorige week in New York vermoord. Hij was op weg naar een afspraak met zijn vaste contactpersoon. Ik denk dat Curran meer over de huidige activiteiten van de diqui weet dan ik.'

'Ik begrijp niet waarom je daar zo'n belangstelling voor hebt.' Als het waaide, gingen Threnody's ogen altijd tranen. Hij veegde er met zijn zakdoek over. 'Zou je de diqui niet liever aan ons en het SNIT overlaten?'

Hij had het over het Strategisch Narcotica-Team van de CIA.

'De diqui hoort bij het territorium dat Donovan me heeft toegewezen. Zuidoost-Azië. Hij wil er alles van weten. Nou, kun je zorgen dat ik Curran een keer ontmoet?'

'Nee, dat kan ik niet,' zei Threnody, en hij keek Simbal strak aan. 'Peter Curran is geëlimineerd.'

In dit warme licht was haar huid zo taankleurig als die van een kat. Met haar dichte blonde haar en haar koele grijze ogen leek ze op een verlokkende tovenares, op Lorelei, vond Mikhail Carelin.

Daniella lag naast hem op het bed en dacht aan Oleg Maluta. Door toedoen van haar oom Vadim had ze Oleg Maluta op het persoonlijke vlak leren kennen. Oom Vadim wilde altijd graag dat ze in het eind van december naar Leningrad kwam. De andere familie dacht dat Daniella er alleen dan de tijd voor had.

Alleen zij en oom Vadim kenden de echte reden. Daniella's moeder had tot de Russisch-orthodoxe kerk behoord. Dat had ze voor Daniella's vader verborgen gehouden. Oom Vadim behoorde ook tot die kerk en hij had Daniella in de kersttijd graag bij zich.

Het was in Leningrad dat Daniella voor het eerst met Oleg Maluta in contact was gekomen. Ze was kort tevoren in het Politburo opgenomen, waarvan Maluta al een vooraanstaand lid was. Oom Vadim had de afspraken gemaakt voor het diner in het Del'Fin, een van de drijvende restaurants tegenover de Admiraliteit. Natuurlijk was de rivier de Neva in die tijd van het jaar met een dikke laag ijs bedekt.

'Die man kan je helpen, Danoesjka,' had oom Vadim haar gezegd toen ze naar het restaurant onderweg waren. 'Als hij je sympathiek vindt, zullen er veel deuren voor je opengaan en dan zul je het in je moeilijkste tijd - de komende zes maanden - veel gemakkelijker krijgen. Oleg Maluta weet in welke kasten alle bezems te vinden zijn.' Dat was een Russische uitdrukking. Niet bezems, dacht Daniella nu. Beenderen. Jouw Oleg Maluta weet waar ze allemaal begraven liggen, oom, en van wie ze zijn geweest. Het was ironisch dat ze nu een van de machtigste posities in heel Rusland bekleedde en toch, door de kwaadaardige sluwheid van één man, als een vos in de val zat. Ze durfde niet openlijk tegen Maluta op te treden, want ze was nog niet aan de consolidatie van haar eigen macht begonnen. Ze was nieuw in het Politburo en het zou nog wel even duren voor ze helemaal in die mannenwereld was opgenomen.

Ze kon niet eens haar eigen netwerk gebruiken om hem ten val te brengen, want hij had haar goed duidelijk gemaakt dat ze voortdurend in de gaten werd gehouden. Het was nog niet zo eenvoudig om dat met het hoofd van het Eerste Hoofddirectoraat van de KGB te doen; per slot van rekening was ze geen gewone burger.

Het Eerste Hoofddirectoraat was een grote organisatie en ze kende niet eens alle afdelingschefs persoonlijk. Er zaten daar nog veel uit de tijd van Anatoli Karpov bij. Ze was er zeker van dat Maluta een van hen voor zich liet werken. Dat was de enige manier om haar zonder risico's in het oog te houden: hij gebruikte gewoon Daniella's eigen mensen.

En terwijl ze daar nu onder het dikke donzen dekbed in het grote bed lagen, vroeg ze zich af of ze Carelin van Maluta's verraad moest vertellen. Wat zou hij doen als hij wist dat Maluta compromitterende foto's van hem en Daniella in bezit had?

Een moorddadige woede maakte zich van Daniella meester; ze ging recht overeind zitten.

'Wat is er, kosjkaT Zo noemde Carelin haar graag: kat.

'Een beetje koud,' zei ze. 'Het is niets.'

Carelin kwam overeind en sloeg zijn armen om haar heen. Hij was een onopvallende man, iemand die niet in een menigte zou opvallen, maar Daniella wist dat hij iets waardevols bezat: een uitzonderlijk grote innerlijke kracht.

Dat was ook de reden waarom Genatsjev hem zo vaak om advies vroeg. Carelin was niet een man die voortdurend op zoek was naar mogelijkheden om zijn machtsbasis te vergroten. Hij bezat een groot zelfvertrouwen en bleef altijd in de schaduwen opereren, handig om de periodieke zuiveringen heen manoeuvrerend.

Carelin was anders dan de andere mannen met wie ze het bed had gedeeld. Ze wist ook wel hoe dat kwam. Bij die andere mannen, zoals Karpov en Lantin, in wiens bed ze nu lagen, was de liefde iets geweest wat zij kunstmatig had opgewekt. Dat had ze in het geval van Carelin niet hoeven te doen. Hij hield echt van haar.

'Kom, kosjka,' fluisterde hij. 'Ga weer liggen.'

En Daniella luisterde naar hem, zoals Genatsjev overdag naar hem luisterde. Omringd door zijn warmte kwam haar lichaam tot rust. Haar ogen vielen dicht en ze slaakte een diepe zucht.

In haar slaap noemde ze Oleg Maluta's naam, en Carelin, die naar het spel van de vage lichtvlekken op het plafond van de slaapkamer lag te kijken, hoorde haar.

Maluta, dacht hij.

En toen ze tegen de ochtend wakker werd, zei hij: 'Vertel me over Oleg Maluta.'

Daniella was meteen op haar hoede. 'Wat bedoel je?'

'Vertel het me, kosjka,' zei hij. 'Vertel me waarom je zo bang voor hem bent.'

'Waarom zeg je dat?'

'Omdat hij in je dromen rondspookt.' Carelin keek haar aan. 'Zelfs in je slaap spreek je zijn naam met een stem vol haat en angst uit.'

Ze stak haar hand uit en streek over zijn wang. 'Waarom sliep je niet, IjoebimiT

Carelin glimlachte. 'Ik luisterde naar de nacht. Ik dacht na. En toen hoorde ik je zijn naam uitspreken. "Maluta", zei je.'

'Wat nog meer?'

'Alleen "Maluta".'

Nu was Daniella helemaal op haar hoede. Het was een eeuwigheid geleden dat ze een man iets had toevertrouwd. Ze wilde het Carelin graag vertellen, en dat was precies de reden waarom ze aarzelde. Er school gevaar in. In aangelegenheden van het hart kwam je altijd bedrogen uit. Dat had ze met vallen en opstaan geleerd. Aan de andere kant verlangt een verliefd hart ernaar om alles met de ander te delen, want dat wekt een nieuw soort intimiteit op.

'Ik wil het je wel vertellen ...' maar ze zweeg abrupt. Ze dacht aan Maluta's woorden: In deze oorlog ben je voor mij of tegen mij. De sneeuw, de stilte van de nacht, de wrede stem van Oleg Maluta. De smaak van as in haar mond toen ze het licht in Alexei's ogen zag doven, haar vinger bevend op de trekker, de nagalm van het schot.

En Maluta die het pistool van haar overnam en daarbij zorgde dat alleen haar afdrukken op het wapen te vinden zouden zijn. Een wapen dat werd weggestopt, waarmee nooit meer zou worden geschoten maar dat ieder moment tegen haar kon worden gebruikt.

'Kosjka,' zei Carelin.

'Doe het met me.'

'Kosjka, de pijn die ik achter je ogen zie...'

'Doe wat ik je vraag, Ijoebimi.' 1 Haar handen bewogen zich over zijn borst.

'Alsjeblieft.'

Carelin legde zijn handpalmen over haar harde hoge borsten. Zijn duimen wreven over haar tepels en haar mond viel open en ze begroef haar gezicht in zijn schouder. Een dichte werveling van haar streek over zijn gezicht, ruikend naar lavendel en citrus.

Zijn hand bewoog naar haar buik en daar onder. Hij merkte dat ze al nat en open was. Hij draaide zich om, tilde haar boven op zich. Ze opende zich als een bloem.

Hij ging in haar binnen en beet tegelijk in haar kaneelkleurige vlees. Daniella meende dat ze zou flauwvallen. Ze leunde met haar rug tegen zijn gespierde borst en ze kon zijn hartslag voelen, sneller naarmate hij dieper in haar schoof. Haar hoofd zakte naar achteren en haar oogleden begonnen te fladderen.

Zijn handen kneedden zachtjes haar borsten, trokken aan haar tepels, en ze huiverde en hijgde van verlangen. 'Ljoebimi,' zei ze.' Ljoebimi.'

Ze begon met haar heupen te draaien toen hij helemaal in haar binnen was, zodat haar spieren diep in haar zijn uiterste puntje streelden. Ze hoorde zijn zachte kreten, voelde zijn hete adem in haar oor. Het was of hij praatte, maar dan wel in haar taal die alleen tot haar ziel doordrong. Alsof ze van binnenuit met elkaar waren verbonden en niet van buitenaf. Haar vingertoppen spoorden hem en tegelijk haarzelf aan.

'Kosjka!'

Ze voelde dat hij zo hard als steen was. Diep in haar zette hij uit. Hij was zo diep.

Daniella's ogen, glazig en niet-ziend, gingen wijd open. Ze kon haar adem niet inhouden. Haar dijen trilden en ze sloten zich, vingen hem, duwden hem nog dieper in haar terwijl hij begon te stuiptrekken. Toen hij dat deed, duwde hij hard tegen haar bovenkant en ze gaf een schreeuw. Ze wreef hard met haar heupen tegen hem aan en werd overspoeld door een intense warmte. Van binnen was ze helemaal gesmolten, en ze legde haar handen over de zijne, knijpend in haar gevoelige borsten.

Ze hield pas op met bewegen toen hij zich uit haar terugtrok. Toen keek ze hem aan en fluisterde: 'Hou me stevig vast, lieveling. Hou me heel stevig vast.'

Later zei ze: 'Ik wil je over Maluta vertellen. Ik wil je alles vertellen.'

Carelin, die met een van zijn benen over haar dijen lag, zei niets. Hij voelde haar dichte haar tegen zijn wang, keek in die koele grijze ogen van haar en dacht aan de stormachtige Zwarte Zee.

Buiten was de wind weer opgestoken. Handenvol droge sneeuw vielen ratelend tegen de vensterruiten en zo nu en dan hoorden ze een auto met rammelende kettingen voorbijrijden.

'Wat heeft hij je gedaan, kosjkaT

'Ik werk nu voor hem.' Ze sprak met een erg zachte stem. Als ze niet zo dicht bij elkaar waren geweest, zou Carelin niet hebben geloofd dat hij haar had gehoord.

'De schoft,' zei hij met een kalme gelijkmatige stem.

En met die twee woorden bracht hij Daniella tot rust. Bij hem ben ik veilig, dacht ze.

'Hij heeft me gedwongen Alexei te vermoorden,' zei ze met een gesmoorde stem. 'Hij zei dat hij mij door Alexei liet bespioneren. En toen ik het pistool - zijn pistool, Maluta's wapen - tegen Alexei's hoofd had gedrukt en hem had doodgeschoten, vertelde Maluta me de waarheid. Dat er een man was die foto's van me nam. Ik twijfel er niet aan dat die man er is.'

'Heb je hem ooit gezien? Weetje hoe hij eruitziet?'

'Nee.'

Carelin dacht even na. 'Wat is er met het moordwapen gebeurd?'

Daniella zat onbeweeglijk op het bed. Haar ogen waren droog en het was of ze geen adem meer haalde. 'Dat heeft Maluta meegenomen. Mijn vingerafdrukken zitten erop. Het is niet te bewijzen dat het Maluta's wapen is. Hij heeft ook foto's.'

'Van de moord.'

Nu kwam het moeilijkste. 'Van andere dingen,' fluisterde ze. Van onnatuurlijke onbeweeglijkheid naar onnatuurlijke beweging. Ze beefde weer helemaal. Als Mikhail haar nu eens verliet? Ze kon die gedachte niet verdragen. Ze moest er niet aan denken dat ze het moederziel alleen tegen Maluta zou moeten opnemen.

'Welke andere dingen?'

Daniella bleef zwijgen. Haar tong plakte aan haar droge verhemelte vast. Ze voelde druk op haar stembanden.

'Kosjka,' zei hij zachtjes, 'nu moetje afmaken watje begonnen bent.' Hij pakte haar hand vast en gaf er een kneepje in om haar moed te geven. 'Wat zou er zo verschrikkelijk kunnen zijn?'

Daniella sloot haar ogen. Ze had het gevoel alsof ze op het punt stond van een boot in diep water te springen. 'Wat zou je vrouw doen, Mikhail, als ze ontdekte wat wij samen hebben?'

Hij lachte. 'Waarom zou je je daar druk om maken, kosjkal De enige van wie ze het zou kunnen horen ben jij, en jij zult het haar toch niet vertellen ?'

Toen zag hij de diep gepijnigde uitdrukking op haar gezicht. 'Maluta?'

Zijn stem klonk als het galmen van een klok. 'Heeft Maluta foto's van ons?'

Daniella knikte. Ze durfde niets te zeggen.

Carelin liet zijn hoofd tegen de muur hangen. 'O kosjka,' zei hij een hele tijd later, 'ik geloof dat we diep in de moeilijkheden zitten.'

'Dus je begrijpt,' zei Threnody, 'dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat jij of ik ooit nog in de gelegenheid zullen zijn om met Peter Curran te spreken.'

Simbal begreep nu waarom Monica zo vreemd had gereageerd toen hij Curran ter sprake had gebracht. Hij en Max begonnen tegelijk door te lopen.

'Wat is er gebeurd?'

'Zijn auto is met een kneedbom in een vuurbal veranderd.'

'Au.' Simbal bleef staan. Ze hadden nu al een tijdje gelopen en hij begon het koud te krijgen. 'Konden ze hem nog identificeren?'

'We hadden alleen het skelet,' zei Threnody. 'De lichaamsbouw komt overeen. Er waren geen tandartsgegevens van Curran, maar hij droeg altijd een bijzondere zegelring.' Threnody nam hem uit zijn zak. 'Op de universiteit - Yale, geloof ik - was hij lid van iets wat ze de Hellfire Club noemden. Die ring hebben we in de auto gevonden. We moesten de zwartgeblakerde stukjes huid eraf peuteren om te kunnen zien wat voor ring het was.'

'Dus dat is het.'

Threnody blies op zijn handen. 'Meer is er niet.'

Nu drong het tot Simbal door. Hij begreep waarom Max zich zo vreemd had gedragen.

'Jij wilt dat ik Peters plaats als infiltrant binnen de diqui overneem,' zei hij met enig ontzag in zijn stem. 'Dat heb je van het begin af gewild.'

'Ja en nee.' Threnody bracht zijn handen omhoog. 'Luister nou eerst even naar mij, spring niet meteen uit je vel. Als je er niets voor voelt, kun je gewoon weglopen en dan praten we er niet meer over. Ik heb iemand van buiten de dienst nodig om dit onderzoek voort te zetten. Maar nee, ik wil niet dat je Peters plaats overneemt. Hij was een paar heel vreemde dingen op het spoor gekomen. En dat is precies de reden waarom ik jou nodig heb. Toen Peter was vertrokken, bleek dat bepaalde, eh, documenten met een gevoelig karakter uit onze archieven waren verdwenen.'

'Heeft Curran iets van de zaak gegapt?'

De wind was weer opgestoken, en Threnody trok de kraag van zijn loden jas om zijn oren. 'Daar lijkt het op, ja.'

'Kun je me vertellen wat hij heeft meegenomen?'

'Namen, data, plaatsen, netwerken.'

'Jezus.'

'Zeg dat wel, Tony. Onze vrienden in het Congres zouden graag zo'n stok hebben om ons te slaan. Sommige Congresleden leven van dat soort vergissingen.'

Simbal keek hem aan. 'Noem je dat zo, een vergissing?'

'Hoe je het ook wilt noemen,' zei Threnody, 'er moet iets aan gedaan worden. En dat moet met uiterste discretie gebeuren. Het zou bijzonder vervelend zijn als dit uitlekte, al was het maar naar een andere dienst.'

Simbal wist dat hij Donovan bedoelde.

Achter hen schalde een sirene. Toen de ziekenwagen voorbij was en de normale verkeersstroom weer op gang was gekomen, zei Simbal: 'Ik zal onbeperkte toegang tot de DEA-computer moeten hebben.'

Threnody knikte. 'Je kunt krijgen watje nodig hebt, Tony.' Hij stak zijn hand uit en drukte die van Simbal.

De laatste regendruppels rolden over de vensterruiten. In de kamer was het erg stil. Alleen het ritmisch geluid van het ademhalingsapparaat was duidelijk te horen.

Drie Eden speelde met het koord van de jaloezieën. Hij maakte het grijze licht een beetje donkerder en toen weer lichter. Hij keek tussen de jaloezieën door alsof het tralies waren.

'Mogen alle goden onze vijanden te gronde richten,' zei Drie Eden. Het geluid van Bliss' diepe ademhaling, het duidelijkste teken van het feit dat ze onder verdoving verkeerde, was als een mes dat in zijn hart werd omgedraaid. Elke nieuwe zucht deed hem pijn.

'Die copulerende dokters weten niets,' zei hij wanhopig. 'Ze kunnen niets beginnen, ze zeggen niets. Ze geven niet eens hun onwetendheid toe. Bliss zou ieder moment kunnen sterven, en zij kunnen daar niets aan doen. Ze kunnen ons niet eens vertellen wat er is gebeurd.'

'Rustig maar, Oudere Oom,' zei Jake. 'De dokter heeft ons verteld dat de röntgenfoto's niets negatiefs te zien geven. En het EEG heeft geen inwendig trauma aan het licht gebracht.'

'Waarom willen ze dan nog meer tests doen? Waarom willen ze mijn dochter aan hun gwai loh apparaten onderwerpen?'

'Bepaalde onregelmatigheden in haar hersengolven, noemde de dokter het.'

'Ik begrijp het niet,' zei Drie Eden.

'De dokters ook niet, denk ik.'

'Zie je wel!' riep hij uit. 'Het is net wat ik zei.'

'Het is niets bijzonders, Oudere Oom. Die onregelmatigheden zijn niet levensbedreigend. Alleen een beetje vreemd.'

'Ah, Boeddha!' Drie Eden liet zich op een stoel naast het hoge zieken-huisbed zakken. 'Welk slecht joss heeft ons overvallen, Jake? Welke zware vergrijpen hebben we in een vorig leven begaan om zulke gewelddadige en machtige vijanden te verdienen?'

'We moeten er eerst eens achter zien te komen wie onze vijanden zijn.'

Drie Eden keek zijn neef aan. 'Je zei dat Bliss hun tatoeages heeft gezien.'

' Irezumi,' zei Jake. 'Ze zei dat het yakuza waren.'

'Dat begrijp ik niet,' zei Drie Eden. 'We hebben geen vijanden in Japan.'

'Als ze het goed heeft gezien, hebben we die nu wel.' Jake stond op en liep naar het raam. 'Er is in Japan een oorlog aan de gang,' zei hij tegen de leegte van de door neon verlichte nacht. 'Een yakuza-oorlog. Mijn vriend Mikio Komoto wordt belaagd.'

'En jij denkt dat dit iets met die vriendschap te maken heeft?'

Jake haalde zijn schouders op. 'Waarom niet? Misschien zochten ze naar mij. Misschien hebben ze mijn vader gedood uit ergernis omdat ze mij niet konden vinden.'

Drie Eden was niet overtuigd. 'Het waren professionals. Ze waren erg goed. Dat waren jouw eigen woorden, Jongere Neef. Je noemde ze een dantai. Jij hebt zelf twee van zulke dantai gevormd toen je voor de Quarry werkte. Kenmerkend voor de dantai zijn een buitengewone moed en discipline. Nu stel ik je twee vragen. Een: zou een dantainiet in staat zijn jou te vinden? Twee: zou een dantai uit ergernis tot zinloos geweld overgaan?'

Jake zei niets maar bleef in de duisternis staren. Hij dacht aan de vrouw die hem had gevolgd en die haar best had gedaan om hem zo lang mogelijk van de jonk weg te houden ...

Als hij van ba-mahk gebruik had kunnen maken, zou hij de grotere strategie bijna zeker hebben doorzien. Dan zouden ze in het voordeel zijn geweest. Ba-mahk had het leven van zijn vader kunnen redden ... Stommeling! dacht hij. Dat is je westerse bloed. Gebruik je Chinese verstand. Wat gebeurd is, is gebeurd. Joss. Doe wat je nu moet doen.

'Ik ga in ieder geval naar Japan,' zei hij na een lange stilte.

'Met achterlating van Bliss en die copulerende chaos bij Southasia Bancorp?'

'Bliss,' zei Jake, 'wordt niet eerder beter als ik hier ben. En wat Southasia Bancorp betreft, ik heb de hele yuhn-hyun om me het hoofd over te breken.'

'Dan is er nog de kwestie van de begrafenis van je vader.' De stem van Drie Eden was hard geworden. Hij herinnerde zich dat Neon Chow in Gaddi's had gezegd dat zijn eigen nummer één zoon ook geschikt was om Zhuan te zijn. 'Het is de plicht van een zoon ...'

'Vertelt u niet wat mijn plicht is en wat niet,' zei Jake, en hij keek zijn oom recht aan. 'Ik ben Zhuan. Ik ken mijn verplichtingen. Het lichaam zal vannacht worden gecremeerd. U en ik en T.Y. Chung zullen tegen het aanbreken van de ochtend de dienst bijwonen. De as van mijn vader zal in de Zuidchinese Zee worden verstrooid, zoals zijn wens was. En wat de zaken betreft, er moet hier iets worden gedaan terwijl ik weg ben.' Hij gaf zijn oom een klein pakje. 'Kies een van uw zoons uit - ik laat die beslissing aan u over. Zorg dat hij zoveel mogelijk over dit voorwerp aan de weet komt.'

Drie Eden maakte het pakje open. In smoezelige stukjes krantepapier zat een losse opaal. De rode vlam van de edelsteen twinkelde naar hem toen hij hem langzaam ronddraaide.

'Hoe kom je hieraan?'

'Het zat in de zak van iemand die zo dom was mij te volgen,' zei Jake.

'Wanneer was dat?'

'Zorgt u nu maar dat het gebeurt,' zei Jake kortaf. 'Als ik terugkom, wil ik weten waar hij gekocht is en - het belangrijkste - voor wie.'

Drie Eden maakte het pakje weer dicht en stopte het in zijn zak. 'Dat komt voor elkaar,' zei hij. Hij keek naar het bleke gezicht van zijn dochter.

'Zij is een deel van mij. En ze is meer. Ze is een deel van Shi Zilin. Mijn bou-sehk.'

Hij hief zijn hoofd en sprak opeens met een heel andere stem. 'En nu ga je naar beneden om je door een dokter te laten onderzoeken. Als je met alle geweld wilt doorzetten wat je van plan bent, wil ik er zeker van zijn dat je lichamelijk nog in orde bent. In het belang van de yuhn-hyun.'

'Ja, natuurlijk.' De spanning bleef tussen hen in hangen. Dit strookt niet met de plannen van mijn vader, dacht Jake. O Boeddha, ik kan niet geloven dat hij dood is. Geef me de kracht om de strategie uit te voeren. 'Ik reken erop dat jij de kwestie van Southasia uit de publiciteit kunt houden.'

'Jij bent een harde, Jongere Neef.' Drie Eden bewoog zich niet. 'Misschien heeft mijn Oudere Broer er toch goed aan gedaan toen hij geloofde dat jij Zhuan was. Wie de last van zo'n immense organisatie als de yuhn-hyun te dragen heeft moet inderdaad koud en hard zijn. Ik weet dat de last voor mij te zwaar zou zijn.'

De woorden van zijn oom troffen hem diep. Hij haalde een envelop te voorschijn. 'Oudere Oom,' zei hij met een enigszins gesmoorde stem. 'Ik weet niet waar ik de komende dagen zal zijn. Of wat er zal gebeuren. Joss, nietwaar? Maar ik heb wat regelingen getroffen.' Hij stak hem de envelop toe. 'Hierin vindt u de naam van Apollo, onze man in Rusland. Als ik weg ben moet u het radiocontact met hem onderhouden. Hij moet het gevoel houden dat zijn verbinding met ons volkomen veilig is. Ik zou hem voor geen goud willen verliezen. Begrijpt u dat?'

Drie Eden keek zijn neef aan. Zijn hart zwol van trots. 'Ik begrijp je volkomen, Zhuan.' Dus Neon Chow vergiste zich toch, dacht hij. Diep in zijn hart had hij het geweten. Toch deed het hem goed dat nu weer eens bleek hoeveel respect Jake voor hem had.

'Achtenveertig uur nadat ik ben vertrokken,' zei Jake, 'maakt u de envelop open en volgt u de instructies op om contact met Apollo op te nemen. Daarna doet u dat iedere achtenveertig uur tot ik terugkom.'

'Wanneer zal dat zijn, Jongere Neef?'

'Wanneer Boeddha het wil.'

Jake gaf hem de envelop.

McKenna keerde op het afgesproken uur naar het rokerige labyrint van de White Teacup terug. Het proces-verbaal over het incident in de haven van Aberdeen was op zijn bureau terechtgekomen en hij had het met belangstelling gelezen. Drie Eden Tsun was mede-eigenaar van Southasia Bancorp en hij vroeg zich af of deze aanslag op zijn jonk iets te maken had met het gerucht dat Witoog Kao aan hem had doorgegeven.

Hij zocht zich een weg tussen de menigte matrozen en animeermeisjes door en zag Grote Oesters Pok aan zijn gebruikelijke tafel zitten. Straks heb ik de antwoorden op mijn vragen, dacht hij.

Grote Oesters Pok was alleen en hij wuifde toen McKenna naar hem toe kwam. 'Ga zitten,' zei hij. 'Drink iets.' En hij lachte. 'Of drink je niet in diensttijd?'

McKenna negeerde de grap en schonk zich een stevig glas Johnnie Walker Black in. Hij dronk het in één teug leeg, alsof hij meende dat zo'n gebaar hem meer aanzien bij de Chinees zou geven. De houding van Grote Oesters Pok beviel hem helemaal niet, maar hij verkeerde niet in een positie om er iets van te kunnen zeggen. In elk geval niet tot hij de gewenste informatie had. Straks, dacht McKenna, zal ik hem eens een lesje leren. Ik zal hem eens wat respect voor het gezag bijbrengen.

'Wat heb je voor me?' vroeg McKenna.

'Inspecteur,' zei Grote Oesters Pok. 'Je doet me denken aan een haas die maar niet kon wachten tot hij de snelweg kon oversteken.' Hij rekte zich loom uit en schonk zich nog een whisky in. 'Hij rende de weg op. Juist op het moment dat er een vrachtwagen aankwam. De banden walsten hem plat op het smoorhete asfalt.' Hij nam een klein slokje whisky. 'Geduld is een goede zaak.'

'Ach wat, geduld,' zei McKenna. 'Ik wil antwoorden!' Hij schreeuwde en sloeg met zijn grote vuist op de tafel, zodat de flessen en glazen ervan rammelden. 'Antwoorden!' Hij veegde het zweet van zijn gezicht. Grote Oesters Pok leunde achterover en keek naar de grote gwai loh zoals iemand naar een vreemd en onaantrekkelijk wezen in een dierentuin kijkt. Deze man is niet te vertrouwen, dacht hij. Ik moet op mijn hoede zijn.

'Ik heb het antwoord voor je,' zei hij.

'Mooi,' zei McKenna. 'Dat is verdomd mooi.' Hij schonk zich nog eens in en sloeg de whisky weer in één teug achterover. 'Voor de dag ermee. Ik heb niet de hele avond de tijd.'

Grote Oesters Pok voelde zich alsof hij samen met een gevaarlijke beer in een stinkende grot zat. Hij zei: 'Er doet zich bij Southasia Bancorp een probleem voor.'

'Wat voor probleem?'

'Hun hoofdboekhouder heeft hen verlaten.'

'Ontslagen?'

'Gevlucht, is mij verteld.'

McKenna's ogen begonnen te stralen. 'Dan moet er geld in het geding zijn.'

Grote Oesters Pok knikte. 'Ongetwijfeld. De vraag is, hoeveel?'

McKenna draaide zijn glas in zijn handen rond. 'Het maakt erg veel uit hoeveel die hoofdboekhouder heeft verduisterd, nietwaar?'

'Vraagje mij naar mijn mening?' vroeg Grote Oesters Pok. McKenna keek op. 'Wat? O ja, natuurlijk.'

'Het zou alleen veel uitmaken als die man er op de een of andere manier in geslaagd was zoveel geld achterover te drukken dat de bank niet meer tegen een run bestand is.'

'Ja,' beaamde McKenna. 'De rekeninghouders hoeven maar een vaag vermoeden te hebben en er ontstaat de grootste chaos.'

'Alleen wanneer het verduisterde bedrag groot genoeg is.'

'Ze doen erg hun best om niets te laten uitlekken,' dacht McKenna hardop. 'Dat zou veelbetekenend kunnen zijn. Als ze inderdaad een groot tekort hebben, zou een run wel het laatste zijn dat ze willen riskeren.'

'Waarom maakt het voor jou iets uit hoe Southasia Bancorp er financieel voorstaat?' zei Grote Oesters Pok. Bij zichzelf dacht hij: ik weet hoeveel geld er is verduisterd, maar waarom zou ik het hem vertellen?

'Dat gaat je geen bliksem aan,' snauwde McKenna. 'Maar ik zal je vertellen wat je kunt doen. Ga eens na hoeveel geld er weg is. En doe dat gauw.'

'Ben ik tegenwoordig je boodschappenjongen?' Grote Oesters Pok keek hem met een volstrekt onbewogen gezicht aan.

McKenna boog zich over de tafel naar voren. Hij had een dieprode kleur en zijn ogen schoten vonken. 'Nou moet jij eens goed naar me luisteren. Vanaf het moment dat wij onze afspraak maakten, heb ik jou in mijn zak zitten. Ik kan je maken en breken. Ik kan kiezen uit wel tien klachten, waaronder poging tot omkoping van een functionaris van Hare Majesteits politiekorps.'

'Daarmee zou je alleen maar jezelf beschuldigen,' merkte Grote Oesters Pok op.

McKenna liet een schamper lachje horen. 'En wie denk je dat ze zouden geloven? Er is geen rechter in Hongkong die jouw woord boven het mijne zou stellen. Gebruik toch je verstand, kerel. Speel het spelletje nou maar braaf mee en doe watje gezegd wordt. Dan loopt het allemaal goed af. Ja?'

'Ik heb gedaan watje me hebt gevraagd,' zei Grote Oesters Pok met een kalme stem. 'We hadden een afspraak. Ik ga tot hier en niet verder. Ik loop nu al risico's.'

'Miezerig huftertje, je loopt bij mij de grootste risico's, snap je dat dan niet? Ik ben degene voor wie je bang moet zijn, vergis je daar niet in. Ik ben blank, kerel. Ik heb de macht.'

Eerst zei Grote Oesters Pok niets. Toen knikte hij en stond op. 'Goedenavond, inspecteur.' Hij gooide wat geld op de tafel. 'En vaarwel.'

Daniella en Oleg Maluta waren naar het ballet. Daniella liet de bewegingen, de kostuums en de muziek op zich inwerken en vroeg zich af waarom Maluta haar had uitgenodigd. Hij en zijn vrouw hadden jarenlang bijna iedere voorstelling in het Bolsjoi bijgewoond, totdat de plotselinge, raadselachtige dood van zijn vrouw een eind aan die gewoonte had gemaakt. Dat was vele jaren geleden. Tegenwoordig waren er veel mensen met wie Maluta naar het Bolsjoi zou kunnen gaan, mensen die hem politiek voordeel konden bezorgen. Nu ze zo dicht naast hem in de loge zat, dacht Daniella aan zijn humeur.

Soms leek Maluta wel een hond in het eerste stadium van rabies; hij schreeuwde en was gewelddadig. Maar op andere momenten was hij volkomen rustig. Toch was hij het gevaarlijkst als hij rustig was. Daniella had er natuurlijk weinig voor gevoeld om Maluta te vergezellen. Ze zou veel liever bij Mikhail Carelin zijn geweest. Diens late bespreking met Genatsjev zou nu wel al voorbij zijn.

Maar ze kon Maluta niets weigeren. Ze dacht aan de kamer waar hij de foto's van haar en Carelin en het pistool waarmee ze Alexei had doodgeschoten veilig achter slot en grendel hield. En ook de foto's waarop ze stond te huilen naast de auto waarin Alexei's nog warme lijk over het stuurwiel gezakt lag.

Ze kon niets tegen Maluta beginnen. Het grootste deel van de afgelopen dag had ze in de computer van haar Directoraat naar blutsen in Maluta's harnas gezocht. Vergeefs. Uit zijn schoolgegevens bleek dat hij op zijn vijftiende bijna geniaal was. Hij was een fervent marxist, evenals zijn ouders. Maluta's vader had zijn leven lang als ingenieur voor Moeder Rusland gewerkt.

Maluta was snel en zonder omwegen in de Sovjet-hiërarchie opgeklommen. Voor zover hij vijanden had gemaakt, waren die niet meer aan de macht. De enige tragedie in zijn leven was twaalf jaar geleden de dood van zijn vrouw geweest. Ze was omgekomen toen hun datsja in Zvenigorod tot de grond toe was afgebrand.

Volgens zijn dossier had Maluta verlof gekregen en had hij de datsja bijna zonder hulp op de fundering van de vorige gebouwd. Zijn eigen vorm van rouw. Hij moest wel erg veel van haar hebben gehouden, want hij was nooit hertrouwd. Sterker nog, in zijn dossier stond geen enkele verhouding vermeld.

Had hij al die tijd celibatair geleefd? had Daniella zich afgevraagd, of was hij de mensen die alle machthebbers in Rusland in de gaten hielden te slim af geweest?

Later, toen ze in Maluta's Chaika zaten, tikte Maluta met zijn knokkels tegen de glazen wand tussen hen en de chauffeur. De chauffeur vertoonde geen enkele reactie.

'We zijn alleen,' zei Maluta, terwijl hij zich achterover liet zakken. Hij zat half naar haar toe. Daniella keek uit het raam. Zo te zien waren ze op weg naar de Moskwa. Ze gingen niet rechtstreeks naar haar woning. Ze voelde zich een beetje misselijk. Nu zou ze erachter komen waarom hij haar bevel had gegeven vanavond met hem mee te gaan.

'Hoe gaat het met de grote liefde, mijn musje?'

De klank van zijn stem beviel haar niet. 'Als je me vanavond met rust had gelaten, zou ik te weten zijn gekomen wat Genatsjev in allerijl met Carelin te bespreken had.'

'O, je zult nog ruimschoots op tijd thuis zijn om hem met het dons tussen je dijen in te palmen.' Maluta lachte. 'Daar komt nog bij, ik vind het prachtig dat iedereen jaloers naar me staat te kijken als ik met jou uit ben. Mijn collega's komen niet alleen naar het Bolsjoi voor het ballet maar ook om te zien wie met wie is.'

Hoewel ze beiden lid van het Politburo waren, had Maluta gesproken van 'mijn' collega's.

'Je bent veel te pessimistisch, kameraad generaal.' Maluta nam een trek van zijn sigaret. 'Dat komt misschien doordatje een vrouw bent. Ik vraag me af of je flauwvalt als er een muis voor je voeten komt.' Hij lachte weer en balde zijn hand tot een vuist. 'Ik denk van niet. Ik heb je al een pistool zien gebruiken. Je kunt erg goed schieten. Maar wat gebeurt er als je onder de allergrootste druk komt te staan ? Zul je dan bezwijken ? Dat zou ik graag willen weten.'

De Chaika verliet de snelweg en kwam slippend tot stilstand. Maluta trok zijn hoofd in en stapte uit. Hij hield het portier voor haar open tot ze naast hem stond.

Ze liepen samen een stenen pad af. De helling was hier tamelijk steil en het was moeilijk lopen in de sneeuw.

De lichten van moderne hoogbouw fonkelden op het ijs dat voor deze laatste sneeuw was gaan kruien. De Moskwa leek zo dof en zwaar als lood. Langs de oevers was er niets dat bewoog.

'Dit is een van mijn favoriete plekjes,' zei Maluta. En om vooral niet de indruk te wekken dat hij haar iets persoonlijks toevertrouwde voegde hij eraan toe: 'Ik kom hier vaak als ik onder vier ogen met iemand wil praten. Hier weet ik zeker dat ik niet word af gefluisterd of op de band opgenomen. Hij spreidde zijn armen. 'Je kunt je hier nergens verbergen. Zelfs iemand die op zijn hurken zit is meteen te zien.'

Maluta keek een hele tijd zwijgend voor zich uit en zei toen: 'Jij bent een intelligente vrouw, intelligent genoeg om tot in het Politburo door te dringen. Tot nu toe heb je steeds je zin gehad. Je hebt mannen - en niet de eersten de besten - naar je hand kunnen zetten omdat je goed gebruik wist te maken van een zwakheid die ze allemaal gemeen hadden. Omdat ze jou wilden bezitten, en omdat jij handig genoeg was om dat verlangen van hen nog meer aan te wakkeren, hielpen ze je aan alles wat je nodig had om hogerop te komen. Stel je voor! Ze gingen voor jou door het vuur. Ze verkochten je hun ziel, bogen hun hoofd voor je, knielden voor je neer om alles wat hen machtig maakte op jou over te dragen. Voor dit...' Zijn handen drukten ruw tegen haar borsten. 'En voor dit.' Hij vond de verheffing in haar kruis.

Er maakte zich een laaiende woede van Daniella meester, maar ze bedwong zich en dacht na.

'Dat waren geen echte mannen,' ging Maluta onverbiddelijk verder,

'tenminste niet in mijn ogen. Jij denkt nu misschien datje er bent, datje recht hebt op een zekere mate van respect of zelfs gelijkwaardigheid. Niets is minder waar. Er moet jou nog duidelijk worden gemaakt watje plaats is. Je moet nog leren hoe nederig jouw positie is. Er zijn misschien mensen die bewondering hebben voor je moed. Maar moed is alleen bewonderenswaardig bij grote mannen en de nobelste dieren. En vrouwen passen in geen van die twee categorieën.'

Ze wist dat hij haar uit haar tent probeerde te lokken, maar ze scheen hem niet te kunnen negeren.

'Nee.' Hij stak weer een sigaret op. In het flakkerende licht van zijn aansteker kon Daniella de haat in zijn ogen zien. 'Als ik het voor het zeggen had gehad, zou jij nooit in het Politburo zijn benoemd. Ik heb me tegen die benoeming verzet. Maar nu je eenmaal bent benoemd, zal ik proberen een zo goed mogelijk gebruik van je talenten te maken.'

'Ik ben blij datje denkt dat ik die heb.'

'Als jij je benen uit elkaar doet, luisteren mannen naar je.' Hij spuwde een beetje tabak uit. 'Datje een slet bent is een vaststaand feit. Daarom kan ik je gebruiken.'

Daniella had zin om hem naar de keel te vliegen. Haar woede was zo intens dat het zweet haar uitbrak.

Er speelde een vaag glimlachje om Maluta's mondhoeken. 'Jij zou niets liever willen dan mij om het leven brengen, hè, Daniella Alexandrova? En daar ben je goed in, dat moet ik je nageven. Seks en dood, dat is je vak, nietwaar?' Hij lachte weer.

'Maar ik zal jou aan mijn zijde hebben, ook als ik partijleider ben geworden. Jij bent veel te waardevol voor mij om zomaar te verspillen. Ik heb je nodig en zoals ik je al heb verteld: ik ben een bijzonder pragmatisch ingesteld mens. Dat is trouwens ook de reden waarom ik vanavond een beetje in je teleurgesteld ben. Zeker, je hebt een handige manier bedacht om Shi Zilin uit te schakelen. Maar je poging om Jake Maroc om het leven te brengen is op een catastrofe uitgelopen. Dat bevalt me helemaal niet. En zijn we al wat dichter tot Kam Sang doorgedrongen? Misschien zou ik je moeten straffen. Daar zat ik onder het ballet aan te denken.'

Toen Daniella bleef zwijgen, kwam Maluta een stap naar haar toe. Ze rook zijn eau de cologne, zijn tabak, zijn zweet, een mengeling die haar dreigde te verstikken. 'Je verbaast me, Daniella Alexandrova. Ik had verwacht datje met venijnige argumenten van je af zou slaan.' Hij hield zijn hoofd een beetje schuin. 'Nee? Nou, dat geeft niet. Je zou je toch nooit afdoende kunnen verdedigen.' Hij haalde zijn schouders op. 'Wie weet?

Misschien ben je daar zelf ook al achter gekomen.'

Ze herstelde zich enigszins en zei: 'En Carelin en Reztsov? Dacht je dat die lijdzaam blijven toekijken terwijl jij alle macht naar je toe trekt? Als Genatsjev zou sterven, zou een van hen aan de beurt zijn.'

'O ja?' zei Maluta. Dat was precies wat hij uit haar mond had willen horen. Wat is ze toch voorspelbaar, dacht hij. 'Eliminatie is niet de enige manier om obstakels uit de weg te ruimen.'

'Wat bedoel je?'

Hij wachtte tot hij de angst op haar gezicht zag verschijnen, stak toen zijn hand uit en greep haar bij haar jas vast. Met een verbazingwekkende kracht draaide hij haar om en smeet haar met haar rug tegen een boomstam.

'Kijk maar naar jezelf. Ik heb je verlamd, kameraad generaal. Jou, het hoofd van het Eerste Hoofddirectoraat van de KGB. Je weet dat ik hetzelfde met Mikhail Carelin kan doen. Dacht je dat ik Reztsov niet in mijn macht zou kunnen krijgen?' Hij keek haar dreigend aan. 'Je staat nu aan mijn kant, vergeet dat niet. Als je zo dom bent mij ongehoorzaam te zijn, zul je onmiddellijk worden opgepakt en van moord met voorbedachten rade worden beschuldigd. Dan verdwijn je voor de rest van je leven achter de tralies.'

Hij liet haar los alsof hij van haar walgde. 'Je moet me Jake Maroc's hoofd nog brengen. En wat de geheimen van Kam Sang betreft: als je me die niet binnen tien dagen levert, zal ik me gedwongen zien andere maatregelen te nemen.'

'Je vraagt te veel van mij,' zei Daniella wanhopig. 'Die dingen ...'

'Zullen gebeuren, kameraad generaal. Anders zal ik me gedwongen zien om tot de onmiddellijke vernietiging van Kam Sang te bevelen.'

'Wat?' Haar hart begon sneller te slaan. De vernietiging van een militair complex op Chinees grondgebied? Was hij gek geworden?

'Natuurlijk,' zei Maluta. 'Zulke dingen zijn gemakkelijk te regelen. Een vergissing van een piloot, een onfortuinlijke fout, enzovoorts, enzovoorts. Zoiets hebben we wel vaker gedaan.' Hij grijnsde. 'En het zal gebeuren, kameraad generaal, geloof me. Hoe het ook uitvalt, Kam Sang zal de Chinezen niet meer van nut zijn.'

Vanaf zijn tafeltje in het restaurant kon Huaishan Han de Heuvel van het Lange Leven zien. Hij zat aan het beste tafeltje in het Ting Le Guan, aan de noordkant van het meer waarnaast het Zomerpaleis was gebouwd. Het restaurant dat iedere dag verse vis uit het meer serveerde, stond in feite op het terrein van het Zomerpaleis, zo'n drie kwartier van het hart van Beijing vandaan.

'Huaishan tong zhiT

'Ja.'

'Zullen we bestellen?'

Huaishan keek naar het smalle gezicht van Jin Kanzhe. 'Je maag knort zeker al?' Hij gromde wat. 'Ik heb geen honger meer, zoals ik ook nooit slaap heb. Ik ben de leeftijd waarop drie maaltijden en acht uur slaap per dag een noodzaak zijn al lang voorbij. Als ik tegenwoordig mijn ogen dicht doe, slaap ik niet. Ik droom van slagvelden en bloedvergieten, van veranderingen in de politiek, van de eisen die het communisme aan je stelt. Als ik op de rand van de slaap balanceer, hoor ik het volk van China naar me roepen.' Hij wuifde met zijn magere hand, zo benig als een vis. 'Maar ga gerust je gang.' Hij gromde weer. 'Vanavond geen garnalen voor mij. Alleen een paarjiao zi, meer niet.'

Jin Kanzhe deed wat hem verzocht werd. Hij bestelde de noedels voor de oude man, een hele vis voor zichzelf, en mao tai - een witte sterke drank voor hen beiden. De drank werd bijna meteen gebracht en voor hen ingeschonken. Daarna werden ze met rust gelaten.

'Vertel me eens, Jin tong zhi,' zei Huaishan Han, 'heb je vannacht gedroomd?'

Jin Kanzhe, die het inmiddels wel gewend was dat de oude man hem bizarre vragen stelde, zei: 'Ja. Ik droomde van karpers die in een heldere beek zwommen. Ze waren goudgeel en toen het licht op hun schubben viel, glansden ze als kleine zonnen.'

'Hmmm,' zei Huaishan Han peinzend. 'Dat is een gunstig teken. Die karpers vertegenwoordigen China. Of beter gezegd, het volk van China. Het gouden volk.' Hij knikte, waarbij zijn hoofd op zijn dunne hals heen en weer schommelde. Het was een simpel gebaar, maar het leek vreemd omdat de oude man er zo vreemd bij zat, de ene misvormde schouder hoger dan de andere. Jin Kanzhe had gehoord dat Huaishan Han vele jaren geleden zijn rug had gebroken. 'Dat is goed.' Huaishan Han dacht even na en zei toen:

'Vertel me eens. Heb je kinderen?'

Jin Kanzhe moest zich bedwingen. De oude man wist niet alleen dat hij kinderen had, maar hij wist ook hoeveel het er waren, hoe ze heetten en hoe oud ze waren. Hij had ze vaak ontmoet. Niettemin somde Jin Kanzhe zijn zes kinderen met naam en leeftijd op.

Huaishan Han knikte alsof hij al die informatie voor het eerst te horen kreeg. Toen zei hij, zoals hij altijd zei: 'Het is een zegen om kinderen te hebben, Jin Kanzhe.' Dit was de enige keer dat de oude man Jin Kanzhe's volledige naam gebruikte. 'Kinderen zijn het belangrijkste aspect van het leven. Vele jaren na de dood van mijn eerste vrouw heb ik geprobeerd nageslacht te verwekken. Ik nam drie andere vrouwen en ook een maïtresse met een doorschijnende huid. Ik heb ze allemaal overleefd maar het heeft me niets opgeleverd. Ze konden me geen van allen kinderen baren.'

Hij begon zich opeens op te winden. 'Dokters. Die vervloekte dokters! Ze konden me geen van allen iets vertellen. Mijn vrouwen waren vruchtbaar. Ik was potent. Potent, zeiden ze, tot ik bijna tachtig was. En toch heb ik geen kinderen. Jij weet niet wat dat is, Jin Kanzhe. Jij kunt het niet weten. Op jou rust niet de vloek die op mij rust.'

Waren dat tranen die daar in zijn ooghoeken glansden, vroeg Jin Kanzhe zich af. Het was heel goed mogelijk. Huaishan Han werd geobsedeerd door kinderen. Een ander zou, nu hij wist dat zijn vijand dood was, tevreden zijn geweest.

Maar Huaishan Han niet. Hij wilde meer. Hij wilde Shi Zilins zoon ook vernietigen. Het kind van zijn vijand.

'Ik denk niet aan kinderen,' zei Jin Kanzhe zorgvuldig. 'Mijn deskundigheid ligt op andere terreinen. Zoals Hongkong.'

Huaishan Han gromde. 'Hongkong. Ook zo'n vloek! Dat walgelijke kapitalistenhol wordt nog eens de ondergang van China. Moge Shi Zilin tienduizend maal door een vlammend hellevuur gaan omdat hij op die plaats zijn heil heeft gezocht! Welke slechte goden hebben hem ingeblazen dat hij daar de redding van ons land kon vinden ?' Hij schudde bedroefd met zijn hoofd. 'Wat zijn mensen toch misleid ... belangrijke mensen. Mensen van wie andere mensen betrouwbare informatie verwachten.'

Hij begon cynisch te lachen. 'Shi Zilin zag zichzelf als een hemelse waker over China. Wat een belachelijk idee! Wat een onzin is al dat mystieke gedoe! Een hemelse waker! Hij stuurde zijn familie naar Hongkong en hij wilde ze macht geven - hij wilde zijn grote macht aan hen overdragen. Naar een gebied buiten China. Wat we in de toekomst ook doen of zeggen dat we doen, één ding is heel erg duidelijk. Hongkong zal altijd Hongkong zijn. Het zal altijd zijn wat de buitenlandse duivels ervan gemaakt hebben. Het verderf zit te diep. Als we proberen daar verandering in te brengen, verspillen we onze tijd. We kunnen ons er beter helemaal van losmaken en vergeten dat het bestaat.'

Het eten was al enkele minuten geleden gebracht, maar Huaishan Han scheen zich daar niet van bewust te zijn. Jin Kanzhe wilde graag aanvallen, maar hij kon niet beginnen voordat de oudere man begon te eten, en het zou onvergeeflijk zijn geweest als hij de oude man aan iets wat zo voor de hand lag had herinnerd. Daarom luisterde Jin Kanzhe alleen maar. Dat was goed. Hij was in het gezelschap van een machtig man. Daar wilde Jin wel honger voor lijden.

'Waarom is Jake Shi nog in leven ?' vroeg Huaishan Han. 'Waarom krijgt mijn wraak geen vaste vorm?'

'Kolonel Hu heeft meer tijd nodig,' zei Jin Kanzhe. 'Hij zegt dat het moeilijk is onze pruim tot rijpheid te brengen.' Hij keek Han aandachtig aan. 'Hij heeft u overigens helemaal in het begin al duidelijk gezegd dat het, als het om de menselijke geest gaat, onmogelijk is een strak tijdschema te hanteren. U zei...'

'Ik heb lang genoeg gewacht!' riep Huaishan Han uit. 'Zeg dat maar tegen kolonel Hu!'

Jin Kanzhe kreeg steeds meer het gevoel dat Huaishan Han het contact met de realiteit had verloren en in een heel andere wereld leefde. Maar als dat zo was, waar kwam zijn immense macht dan vandaan? Hij bezat rijkdommen die de verbeeldingskracht van iedere Chinees te boven gingen. Waar kwamen die vandaan? Dat was het raadsel dat Jin Kanzhe wilde oplossen. 'Onze lizi is erg waardevol. Ik dacht dat we het daarover eens waren.'

Huaishan Han glimlachte. 'Onze gevaarlijke kleine pruim, ja. Onze waardevolle pruim.' Hij keek Jin Kanzhe recht in de ogen. 'Waarom zouden er zich in dit late stadium nog problemen met haar voordoen? Het is allemaal al geregeld.'

Jin Kanzhe verborg zijn grote ergernis. Er was iets grondig mis met Huaishan Han. Misschien kwam het alleen door zijn ouderdom. Wat zou er van de plannen van de oude man worden, vroeg hij zich af, als hij er niet was om op de realisering toe te zien ? En wat was zijn beloning voor het feit dat hij alles zo goed liet verlopen? Huaishan Han behandelde hem als een boekhouder. Hij wilde - hij had er recht op - dat hij een deel van de rijkdom van de oude man kreeg.

'Ja. Het is allemaal geregeld, Huaishan tong zhi,' zei hij. 'Maar Shi Zilin is dood. Moeten we nu echt nog verder gaan?'

'Wat bedoel je?' zei Huaishan Han. 'Leeft Shi Zilin niet voort?' En Jin Kanzhe dacht: nu is het eindelijk zover, nu is hij zijn verstand kwijt. 'Leeft Shi Zilin niet voort in zijn zoon, Shi Jake?' Het oude hoofd van Huaishan Han beefde. Hij greep het tafelblad vast, alsof hij daar steun moest zoeken. Jin Kanzhe zei niets; geen enkel antwoord was passend. Huaishan Han keek zijn metgezel dreigend aan. 'Ik heb zo lang in de schaduwen gewacht, Jin tong zhi. Zo lang. Shi Zilins macht was zo groot dat ik lange tijd niet naar Beijing kon terugkeren. Maar hij kon me er niet van weerhouden dat ik contact zocht met bepaalde ministers. Soms gebruikte ik mijn eigen naam, bij andere gelegenheden een valse. Het ging mij er om dat Shi Zilin er niets van wist. Jij en anderen noemen me minister, maar dat ben ik helemaal niet. Ik ben eerder een soort natuurlijke hulpbron van China. Mijn macht is nog buiten de regering gelegen. Dat komt door Shi Zilin. Doordat hij zo ellendig lang is blijven leven, heb ik nog maar bijzonder weinig tijd om mijn doel te bereiken.

Maar nu is mijn tijd aangebroken, Jin tong zhi. Nu komt mijn ster op. Toen Shi Zilin tien maanden geleden uit Beijing vertrok, werd ik hier verwelkomd door de vrienden die ik me in de loop van de jaren had gemaakt. Mijn privé-leger is gemobiliseerd; het wacht alleen nog op mijn laatste bevelen.

En nu ik over de middelen beschik om Shi Zilins hele familie uit te schakelen, nu hij waarlijk dood zal zijn, zal ik die bevelen geven.'

Langzaam, alsof hij uit een droom ontwaakte, werd Huaishan Han zich ervan bewust dat er eten voor hem stond. Hij keek verbaasd uit zijn ogen, alsof hij was vergeten dat hij zich in een restaurant bevond.

'Ik heb honger,' zei hij. En hij viel meteen op het voedsel aan. Onder het eten werd er niets gezegd. Het kostte Huaishan overigens niet veel tijd. Toen hij klaar was, legde hij zijn stokjes weg en begon voor zich uit te staren. Het was of zijn metgezel niet meer bestond of helemaal nooit had bestaan.

Zodra Jin Kanzhe klaar was en de thee werd gebracht, zei Huaishan Han:

'Waar ben je in dienst geweest, Jin tong zhiT

'Voornamelijk in Cambodja,' zei Jin Kanzhe. 'Net als kolonel Hu.'

'Ah, Hu,' zei Huaishan Han. 'Die heeft daar bij de Rode Khmers een paar duistere dingen geleerd, nietwaar? Soms heb ik het idee dat alles in zijn geest is zwartgeblakerd.'

'Dat zou best kunnen,' zei Jin. 'Kolonel Hu is twee keer gewond geraakt. De eerste keer niet zo erg. Maar de tweede keer had hij minder geluk. Hij werd in zijn buik getroffen en moest een zware operatie ondergaan. Ze haalden er een meter van zijn darmen uit. De pijn zal nooit helemaal weggaan.' Jin haalde zijn schouders op. 'Dat zal ook wel de reden zijn waarom hij zo verbitterd is over ons offensief in Cambodja. Door zijn pijn is hij de noodzaak van het Chinese buitenlands beleid uit het oog verloren. De Russen steunden de Noordvietnamezen. De Amerikanen deden wat de Fransen vroeger hadden gedaan: ze lokten prins Sihanouk met hun sirenenlied naar zich toe. China stond voor een elementaire keus: we moesten de opstandelingen, de Rode Khmers, gaan steunen. Hun barbaarse gewoonten waren gezien de omstandigheden volkomen gerechtvaardigd. Ze hadden de taak om het verdorven verleden van een complete natie uit te bannen en te komen tot een nieuw regime, een nieuwe politiek, een nieuwe samenleving.'

Huaishan Han keek zijn metgezel aandachtig aan. 'Vertel me eens, Jin tong zhi, hoe was het in Cambodja?'

Jin Kanzhe schoof zijn bord weg. Er was helemaal niets van de vis overgebleven, zelfs niet de graten. 'Bent u ooit in de hel geweest?' zei hij. Voor het eerst sinds hij hem kende tekende er zich op het gezicht van Huaishan Han iets anders af dan de innerlijke pijn en de alles overheersende wraakzucht die tegenwoordig zijn enige bestaansreden scheen uit te maken.

'De hel,' zei de oude man. 'Dat is de plaats waar ik de laatste achtendertig jaar verblijf.'

'Weg? Waar naar toe?' vroeg Bliss.

'Naar Japan.'

'Waar? Waar in Japan?'

'Dat moet hij zelf weten, bou-sehk? zei Drie Eden. 'Het is niet aan ons om het komen en gaan van de grote Zhuan in twijfel te trekken.'

Bliss hoorde iets in de klank van zijn stem, maar ze was zozeer afgeleid dat ze er niet bij stilstond. 'Waarom is hij niet hier?' Ze was zo juist uit het ziekenhuis teruggekeerd, waar haar hersenen aan alle denkbare tests waren onderworpen. De artsen hadden niets duidelijks kunnen vinden maar hadden gewild dat ze nog een paar dagen in het ziekenhuis bleef voor nadere tests. Ze had geweigerd.

'Wat is er met me aan de hand?' had ze hun gevraagd.

'We weten het niet,' hadden ze gezegd. 'Niets. Het lijkt ons goed als u hier nog wat langer blijft.'

'Waarom ?'

'Dan kunnen we er achter komen.'

'Waar achter komen?'

'Waarom al onze tests niets opleveren.'

'Dan is er dus wel iets,' had ze gezegd.

'Er is niets dat wij kunnen ontdekken. Tot nu toe.'

Ze had genoeg gehad van hun raadselachtige en ontwijkende antwoorden en was uit het ziekenhuis vertrokken. Drie aparte werkploegen waren druk bezig de jonk van haar vader te herstellen. Drie Eden had een jonk van zijn enorme vloot geleend en die lag nu dicht bij de eerste jonk in de haven van Aberdeen. Hij had zichzelf en zijn familie op die andere jonk geïnstalleerd, en dit was ook de plaats waar hij Bliss naar toe had gebracht toen hij haar uit het ziekenhuis had afgehaald. Hij was pas over Jake begonnen te spreken toen ze al aan boord waren. Hoewel ze hem er in het ziekenhuis meermalen naar had gevraagd, had Drie Eden er steeds omheen kunnen draaien. Ze had al genoeg aan haar hoofd.

'Waar in Japan?' herhaalde ze.

'Dat weet ik niet, bou-sehk.' Hij haalde zijn schouders op. 'Tokio, zou ik denken. Daar zit zijn yakuza-vriend toch?'

'Mikio Komoto? Ja.'

'De yakuza hebben de Jian vermoord. Hij gaat uitzoeken waarom.'

Voor het eerst was Bliss zich nu bewust van de buitengewone spanning die van haar vader uitging. Dat was normaal, vond ze. Shi Zilin had erg veel voor hem betekend.

Als ze in het ziekenhuis bij haar positieven was, had ze haar uiterste best gedaan om niet aan de Jian te denken. Het grootste deel van de tijd had ze geslapen of was ze onder invloed van verdovende middelen geweest. Soms had ze het gevoel gehad dat ze door wolken van dromen zweefde, zo tastbaar dat ze haar hand wilde uitsteken om ze aan te raken. Ze droomde van licht en gewaarwordingen; ze droomde dat ze zweefde, dat ze vloog. Als ze wakker werd, stond haar soms opeens het gezicht van Shi Zilin voor ogen, het gezicht dat ze had gezien voordat ze het kussen erop drukte. Ze sprak met de dokters of, als hij er was, met haar vader. Ze sprak over van alles, zolang het haar maar van Shi Zilins beeltenis afleidde. Maar zijn gezicht verscheen ook een keer in een droom. En op dat moment werd ze zich goed bewust van de uitdrukking op dat gezicht. De Jian had zijn ogen dicht, daar was ze zeker van. Toch was ze er ook zeker van dat hij naar haar keek. Hoe was dat mogelijk?

Ze dacht aan da-hei, de grote duisternis waar alles wat onlichamelijk aan de mens was vertoefde.

Ze vroeg zich af of Boeddha haar ooit zou vergeven wat ze had gedaan. Maar Shi Zilin had haar zelf gevraagd hem de dienst te bewijzen. Ze had hem voor de kogels van moordenaars behoed.

Voor het eerst vroeg Bliss zich nu ook af hoe de Jian had geweten dat ze zouden komen; hij had het al geweten voordat de walla-walla tegen de jonk was gestoten. Als hij het had geweten, dacht ze nu, waarom had hij dan niets gedaan om zich in veiligheid te brengen? Er was toch tijd genoeg om ons beiden van de jonk te krijgen?

'Bou-sehkr

Ze hoorde de stem van Drie Eden alsof hij ver van haar vandaan was.

'Je hebt mijn vraag niet beantwoord.'

Ik heb uw vraag niet gehoord, vader, dacht ze.

'Voel je je wel goed?'

Ze deed haar mond open om hem antwoord te geven, al wist ze eigenlijk niet wat ze moest zeggen. Er kwam haar niets over de lippen en ze begon het bewustzijn te verliezen.

'... eruit als een spook.'

Ze voelde dat ze heen en weer werd geschud en toen kon ze zich eindelijk op het bezorgde gezicht van haar vader concentreren. 'Bij de Hemelse Blauwe Draak,' zei hij. 'Je bent zo wit als melk. Ben je ziek?'

Boeddha, dacht ze. Boeddha, bescherm me tegen deze waanzin. 'Ik ben niet...' Ze drukte haar hand tegen haar voorhoofd. 'Ik voel me niet zo goed.' Ze ging op haar wankelende benen staan. 'Wil je me excuseren?'

Ze klampte zich aan de reling vast en boog zich eroverheen. Ze probeerde te braken maar kon dat niet.

'Kunst is waarheid,' had Fo Saan tegen Jake gezegd. 'Kunst begint met niets - een onbeschreven stuk papier, een wit stuk doek - en maakt daar iets van dat gevoelens oproept. Je kunt kunst alleen definiëren aan de hand van de emoties die het bij de beschouwer oproept.'

Het was Fo Saan geweest die Jake had geleerd hoe geest en lichaam functioneerden. Het was Fo Saan geweest die door Shi Zilin naar Jake toe was gestuurd toen Jake een jongetje was van zeven jaar oud. Fo Saan had op zijn eigen manier deel uitgemaakt van de yuhn-hyun, de binnenste ring. Hij was ook verantwoordelijk geweest voor het speelgenootje dat Jake als kind had gehad: Bliss.

Het was Fo Saan geweest die Jake had geleerd wat cham hai, het wegzinken, was en de laatste fase daarvan, ba-mahk.

'Er komt een tijd,' had Fo Saan tegen zijn jonge pupil gezegd, 'datje zult merken dat je tegen schimmen strijdt. Misschien zul je je vijand kennen, misschien niet. In ieder geval zullen zijn bedoelingen voor jou verborgen zijn. Je zult hier toeslaan! En daar! Maar je zult niets treffen. Alleen schimmen. En dan moet je aan mijn woorden denken en proberen één te worden met de Heersers der Ravijnen. Ook jij moet in de diepte blijven.'

Dat had Jake in gedachten gehad toen hij Drie Eden Tsun vertelde dat hij naar Japan zou gaan. Natuurlijk speelde zijn bezorgdheid om Mikio Komoto ook een grote rol. Maar Jake was zich er scherp van bewust dat de yuhn-hyun werd belaagd. Hij wist niet wie zijn vijanden waren of wat hun uiteindelijke doel was. Wat Fo Saan had voorzien was nu eindelijk gebeurd, en door zich te verwijderen uit Hongkong bleef hij in de diepte. Hopelijk zou hij nu de kracht van de Heersers der Ravijnen kunnen verwerven. Toen Jake in het vliegtuig zat te slapen, waren het de heldere kraaloogjes van Fo Saan die zijn droom beheersten. Hij had de afgelopen week weinig slaap gehad en sinds de dood van zijn vader helemaal niet meer. En zijn gevecht met de dantaihaó fysiek en emotioneel veel van hem gevergd. Hij vond het nog steeds onbegrijpelijk dat een yakuza-clan die moordaanslag op zijn vader had gepleegd. Hij huiverde ervan, want hij onderhield alleen via Mikio contacten met de Japanse onderwereld. Was Mikio al dood, het slachtoffer van de katana van een rivaal?

Fo Saan: 'Je bent geen kind meer; je bent niet meer in veiligheid.' Hij neemt Jake bij zijn hand en leidt hem de duisternis in. De hemel is doorzichtig, zodat het lijkt of de sterren als een regen van vonken op aarde neerdwarrelen.

'Waar zijn we?' vraagt Jake.

'Op de berg.'

'Waar gaan we heen?'

'Naar boven.'

Ze lopen een hele tijd door. Boven hun hoofd bewegen zich de schitterende sterren in hun baan. Een uil krast en stijgt met zijn krachtige vleugels op. Zijn roofzuchtige kop tuurt met enorme oranje ogen de duisternis in. Dan stort de vogel zich omlaag.

De man en de jongen horen het scherpe kraken van kleine botjes met een bijna bovennatuurlijke scherpte.

,' zegt Fo Saan, 'van shan krijgen de dieh loong, de draken van de aarde, de grootste van alle wezens, hun kracht.'

'Van deze berg?' vraagt Jake. 'Van een berg?'

'Vraag het de wind en het water,' zegt Fo Saan.

'Feng shui.'

'Ja, feng shui. De kunst om de magische krachten te zien in aarde, lucht, vuur, water en metaal: de vijf hoofdelementen.' Fo Saan, die voorover gebogen de helling op loopt, kent geen vermoeidheid, al is de weg lang en soms moeizaam. 'Er is ai in de aarde,' zegt hij, 'zoals er 07'in ons allen is. Qi is een grote spiraal. Soms wordt het naar het middelpunt van de aarde getrokken, soms stijgt het op naar de dalen, rivieren, stromen ... en shan, de bergen. Het is op die plaatsen dat de mens probeert te leven.'

Het loopt tegen de ochtend als ze de top bereiken. De sterren zijn zichtbaar dichterbij maar beginnen in het oosten al te vervagen.

'Ga liggen,' zegt Fo Saan. Jake doet wat hem gezegd wordt. 'Sluit je ogen.' Hij doet het.

'Om de dood af te weren,' gaat Fo Saan verder, 'moetje voldoende kracht opwekken om te kunnen doen watje geleerd is. Met oefeningen alleen kom je er niet. Om je eerste echte gevecht te winnen zul je snel, behendig en flexibel naar lichaam en geest moeten zijn.'

Jake hoort en voelt dat er iets beweegt, maar hij houdt zijn ogen dicht. Fo Saan gaat verder: 'Kracht, energie. Macht. Qi. Je bent geen kind meer, geen baby meer.' Is er een verborgen betekenis in Fo Saans herhaalde woorden te vinden ? Jake weet het niet. 'Je moet helemaal opnieuw beginnen. Je moet de essentie van het leven leren kennen.'

Nu laat Jake zijn mond openvallen maar hij geeft geen schreeuw. Er rust zo'n enorm gewicht op zijn borst dat hij er zeker van is dat het hem zal verpletteren. Zijn oogleden beginnen te fladderen en Fo Saan zegt: 'Doe je ogen niet open.' Jake gehoorzaamt hem.

'Ik krijg geen adem,' zegt Jake moeizaam. 'Ik ga dood.'

'Er ligt een steen op je borst,' zegt Fo Saan. 'Een grote zware steen. Misschien is het een schub van een dieh loong, afgeworpen aan het eind van de winter.'

'Ik krijg geen adem.'

'Dan moetje helemaal opnieuw leren ademhalen,' zegt Fo Saan, en nu begrijpt Jake de betekenis van de woorden die zijn mentor had herhaald. 'Je bent geen kind meer, geen baby meer. Hij heeft geen zuurstof meer in zijn lichaam. Het gewicht drukt op hem alsof de shan zelf op zijn borst ligt. Jemoet helemaal opnieuw beginnen.

'Je zult je wel afvragen,' zegt Fo Saan, 'waarom ik je niet opnieuw leer ademhalen in een rustige omgeving, met een aangename zomerbries en met eindeloos veel tijd om het te leren?' Zijn stem was dichter bij Jakes oor.

'Mijn antwoord is dat dit een andere vorm van leren is. We hebben het hier over instincten. Als je wordt aangevallen, geeft je instinct je in dat je je adem inhoudt en je spieren verstrakt. Je qi stroomt niet meer. En dan zul je sterven. In plaats daarvan moet je leren om te blijven ademhalen als je wordt aangevallen, om je spieren soepel te houden, om je qi te laten stromen. Je wordt aangevallen. Je moet ademhalen.'

De stem verdwijnt in de nacht. Er hangt een rode rand om Jakes oogleden. Hij ziet dat en vraagt zich af wat het is. Zijn hart hamert in zijn borst, zijn ribbenkast dreigt onder het enorme gewicht te bezwijken. Zijn hart bonkt in zijn oren. Ik ga dood, denkt hij.

Dan komt zijn lichaam of zijn geest - hij weet niet welk van de twee - in beweging. Hij komt in een zuivere ruimte, een buitenwereldse ruimte. Nu voelt hij geen pijn meer maar alleen het rimpelen van een ononderbroken stroom. Is dit qil

Jake concentreert zich op deze ene plaats, een bundel zilver maanlicht die in het midden van een dicht en verstikkend woud valt. Hij beweegt zich over deze open plek. Hij beweegt zich omhoog.

En terwijl hij dat doet, verzamelt hij kracht. Zijn spieren golven en trekken zich samen alsof ze door een opwelling van innerlijke energie worden aangedreven.

Omhoog gaat hij. Het gewicht valt van hem af. Hij hoort dat de steen van hem afvalt. Hij haalt adem.

En in zijn oor fluistert Fo Saan: 'Jeuih-jahp lihk-leung. Je hebt de kracht verzameld. Je hebt helemaal opnieuw leren ademhalen,'

Jake doet zijn ogen open. Het daglicht schemert over de horizon en verlicht nu eindelijk de berg waarop hij ligt.

Tony Simbal zocht in de DEA-computer naar gegevens over Encarnacion. Een stadje in het zuidoosten van Paraguay. Het was de plaats waar, had Threnody hem verteld, Peter Curran aan zijn eind was gekomen. Het ging hem niet om de gebruikelijke gegevens - aantal inwoners, bronnen van bestaan, klimaat en dergelijke. Daar had hij de Encyclopaedia Britannica voor kunnen gebruiken.

De DEA-dossiers zaten boordevol informatie over dat deel van de wereld vanaf 1947. Niet zonder reden. In die tijd begon er verandering te komen in de ontwikkeling van bepaalde Zuidamerikaanse landen - inclusief Paraguay. Bepaalde leiders werden opeens sterker, hun privélegers werden groter en kregen een betere uitrusting. Er waren in een verbazingwekkend kort tijdsbestek enorme geldbedragen in die landen gepompt. En binnen vijfjaar waren er nieuwe industrieën opgekomen. Al die industrieën waren clandestien en in het grootste deel van de wereld illegaal.

De intelligentste en machtigste nazi's die in Duitsland en Europa hadden weten te ontkomen hadden zich ingesteld op een leven diep in de smaragdgroene jungles van Zuid-Amerika. Paraguay stond hoog op de DEA-lijst van landen waarvan de regimes de vluchtende oorlogsmisdadigers hadden geholpen. Dat hadden ze natuurlijk niet voor niets gedaan. De Duitsers hielpen hen om aan de macht te blijven in een land dat onder immense armoede, ziekte en onderontwikkeling gebukt ging. Encarnacion, ontdekte Simbal, was tot aan de komst van de nazi's een achterlijk stadje geweest. En nu begonnen de diqui het daar over te nemen. Waarom ? Niemand wist het. Vermoedelijk was Curran juist bezig geweest dat uit te zoeken.

'Wie was er in Encarnacion toen Peter Curran daar was?' zei Simbal hardop.

'Ik weet het niet,' zei Monica zachtjes. Ze keek over zijn schouder mee. Het scherm van de terminal was fel verlicht en pulseerde van informatie.

'Iemand van de DEA?'

'Niet dat ik weet.'

'Laten we dat eens nagaan. Hoe heet het dossier?'

'Dossier Reizen.'

Simbal vond het en zocht naar het tijdstip waarop Curran in Paraguay was geweest. Niets te vinden.

'Goed,' zei ze. 'Wat nu?'

Hij rook de frisse geur van haar zeep, vermengd met het parfum dat ze gebruikte. Een losse lok van haar zachte haar streek over zijn wang. Hij voelde haar warmte.

'Dossier vakanties,' zei Simbal en ze gaf hem de officiële naam van het dossier. Hij riep het op en nam de lijst door. Er waren zes namen. Geen van hun reisbestemmingen kwam precies met de gegevens overeen en trouwens, ze waren allemaal verplicht hun bestemmingen en plaatselijke telefoonnummers aan Threnody's kantoor door te geven. Monica ging dat na. Er was aanleiding geweest om drie van hen in de loop van hun vakantie op te bellen en ze waren alle drie op de plaats geweest die ze hadden opgegeven. Drie anderen waren nog weg en hadden niet in contact met het hoofdkantoor gestaan. Ze waren geen van drieën in Zuid-Amerika, laat staan in Paraguay, maar Simbal had ook niet verwacht dat iemand daarmee te koop zou lopen.

'Weetje wel waar je naar zoekt?' vroeg Monica hem.

'Het is maar een ingeving,' zei Simbal, en hij draaide het eerste nummer. Hij gaf de telefoon aan Monica door en ze bedacht een excuus om te bellen. Het was laat. Iedereen lag in bed op de plaats die ze hadden opgegeven.

'Dat waren dus de vakantiegangers,' zei Monica. 'Tevreden?'

'Heeft dit ding een grote capaciteit?' Simbal klopte op de zijkant van de monitor.

'Ja. Hoezo?'

'Zijn jullie op het netwerk aangesloten?'

'Ja. Maar het hangt van de dienst af en binnen de dienst van de classificatie van het materiaal.'

'FBI, CIA, SNIT?'

Monica legde haar vlakke hand over het toetsenbord. 'Oei,' zei ze.

'Voordat ik mezelf in deze dienst in de nesten werk, moetje me eerst maar eens vertellen wat je van plan bent.'

'Dat kan ik niet vertellen.'

'Dan scheiden hier onze wegen.' Ze wilde de terminal afzetten, maar Simbal pakte haar hand vast.

'Monica.'

'Probeer me maar niet te vleien, Tony. Dit bevalt me helemaal niet. Ik was bereid je hier binnen te laten. Dat is volkomen in strijd met de regels van het huis.'

'Max weet er alles van.'

'O ja? Nou, daar heeft hij mij niets van gezegd.'

'Wil je erachter komen wie Peter Curran heeft laten vermoorden?'

Monica huiverde. 'Dat weet ik al. De diqui.'

'Misschien.'

'Wat bedoel je?'

'Ik bedoel dat ik wil weten wat de diqui in Encarnacion te zoeken heeft... wat ze daar uitspoken.'

'Vanwege de nazi's?'

'Vanwege de nazi's.'

Het bleef een tijdje stil. In de schemerige kantoorkamers om hen heen was het ook stil. Het was benauwd.

'Wat denk jij dat er met Peter is gebeurd?' zei Monica na een tijdje.

'Hij kreeg het met iemand aan de stok,' zei Simbal. 'Maar ik ben er niet van overtuigd dat het de diqui was.'

'Wie dan?'

'Wil je dat ik het uitzoek?'

Monica hoefde maar even te aarzelen. Toen zei ze: 'Welke dienst?'

Ze vonden niets bij de FBI en de CIA. Maar het Strategisch Narcotica Team van de CIA - ook wel SNIT genoemd - had een eigen computernetwerk.

'Laat mij het nu maar overnemen,' zei Monica, en ze ging in zijn plaats achter het toetsenbord zitten. 'Die SNIT-computer is net een mijnenveld. Ze zijn daar zo paranoïde dat je alleen maar bepaalde dossiers hoeft op te roepen en er gaat al een intern alarm uit.'

'Kunnen we daar niet omheen?'

'Wat moeten we hebben?'

'Hetzelfde,' zei Simbal. 'Opdrachten, vakanties.'

Monica's vingers vlogen over het toetsenbord om het ene dossier na het andere op te roepen. 'Niets,' zei ze.

'Ik zie het,' zei Simbal somber.

Ze wilde het contact met de SNIT-computer al weer verbreken toen ze een elektronische asteriks zag.

'Wat is dat?'

'Ik weet het niet,' zei ze. 'Laten we het volgen.' Even later verscheen het antwoord op het scherm.

'Iemand die met verlof is gegaan,' zei Simbal. 'Jezus Christus.'

'De data komen overeen,' zei Monica. 'Twee dagen nadat Peter naar Paraguay is vertrokken is het verlof ingegaan.'

'En hij is nog niet terug. Ken jij die Edward Martin Bennett?'

'Nee.'

'Zijn dossier.'

Monica begon te zoeken. 'Oeps,' zei ze. 'Die gegevens zijn beveiligd. Daar moet ik omheen.' Het kostte haar twaalf minuten. 'Goed,' zei ze, 'dit zijn hun gegevens over Bennett.' De gegevens begonnen zich over het scherm te bewegen.

BENNETT, EDWARD MARTIN, GEBOREN 13/3/36, DULUTH, MINNESOTA. OUDERS . . .

'Sla dat maar over,' zei Simbal.

OPLEIDING SINDONLAGERESCHOOL.FITZSIMMONSMIDDELBARESCHOOL. 4/1/50

OVERGEGAAN NAAR VARLEY SCHOOL IN VALLEY FORGE; PENNSYLVANIA. UNIVERSITEIT VAN YALE, LICHTING 1956. LID VAN ZWEM-, LACROSSE-EN VOETBALTEAM. PHI BÈTA KAPPA. AANVOERDER VAN HET VOETBALTEAM 1956. LID HELLFIRE

CLUB.. .

'Ho eens even,' zei Simbal, plotseling opgewonden. 'Die kerel heeft met Peter op Yale gezeten.'

'Toeval?'

'En ook op de Hellfire Club.'

'Zegt dat iets?'

'Ja,' zei Simbal, en hij dacht aan de zegelring die volgens Threnody op het lijk was gevonden. 'Dat zou iets kunnen zeggen.'

Monica verbrak het contact met de SNIT-computer en ze schakelden over op gegevens van de luchtvaartmaatschappijen.

'Begin twee dagen nadat Peter is vertrokken.'

'Dit zou wel even kunnen duren.'

'Nee,' zei Simbal, en hij drukte zijn wijsvinger tegen het scherm. 'Daar is het!'

PAN AM VLUCHT 107, VERTREK 11.00 JFK, AANKOMST 19.00. BENNETT, EDWARD

MARTIN

'Mexico City,' zei Simbal.

Monica's vingers bleven zich over het toetsenbord bewegen. 'Er is geen aansluitende vlucht naar Paraguay, maar er is er wél een naar Buenos Aires.' Ze neuriede een beetje. 'Zijn naam staat niet op de passagierslijst.'

'Dat verbaast me niet. Ik zou het ook niet aan de grote klok hangen als ik die kant opging.'

'Hier heb ik zijn naam weer,' zei Monica. Simbals opwinding begon op haar over te slaan. 'Hier heb ik de gegevens: Mexico City - hij vertrok een week nadat we van Peters dood op de hoogte waren gesteld uit Mexico. Hij vloog naar San Francisco. Een dag later vloog hij naar Miami.'

'En daar is hij nog?'

Monica typte iets in. 'Nou,' zei ze. 'Hij is niet met een vliegtuig vertrokken.'

Toen ze de apparatuur hadden afgezet en het kantoor hadden verlaten, zei ze: 'Ik wou datje vanavond met me mee kon gaan.' Hij hielp haar met haar jas.

'Je familie komt eerst,' zei hij. In werkelijkheid dacht hij aan andere dingen, zoals Edward Martin Bennett in Miami. 'Je hebt je nicht in geen jaar gezien?'

'Zo ongeveer.' Monica bleef aarzelend in de deuropening staan. 'Je gaat naar Miami, hè?'

Hij zei niets en ze volgde hem naar buiten. Het was erg warm voor de tijd van het jaar. Ze konden het verlichte Washington Monument zien, koel, wit, majestueus.

'Lieg niet tegen me, Tony. Niet opnieuw.'

Hij knikte. 'Ik ga.'

'Is Bennett het?'

'Dat weet ik pas als ik er ben.'

'Waarom Iaat je het deze keer niet aan iemand anders over?' Simbal zweeg, en Monica knikte. Toen draaide ze zich vlug om, liep de marmeren trap af en stapte in haar Mazda. Ze reed weg.

Simbal keek haar een beetje bedroefd na: hij zou zijn laatste nacht in Washington graag bij haar hebben doorgebracht. Toen herinnerde hij zich dat ze was vergeten hem de nieuwe toegangscode tot de DEA-computer te geven. Die zou hij nodig hebben om op eigen houtje achtergrondinformatie over Edward Martin Bennett te verzamelen.

Hij ging vlug de trap af en riep haar na, maar ze was al te ver weg. Hij rende naar zijn Saab, draaide het contactsleuteltje om en ging achter haar aan.

Ze reden door Washington bij avond, een wereld van monumenten, parken, vijvers, fonteinen.

Toen ze in Georgetown waren aangekomen, voelde Simbal zich plotseling koud van binnen. Monica woonde in Alexandria, en dat lag in precies de tegenovergestelde richting. Ze had hem verteld dat haar nicht Jill die avond met het vliegtuig uit San Diego zou aankomen en een paar dagen bij Monica zou blijven logeren. En toch sloeg ze R Street in. En Simbal bleef met gedoofde koplampen achter haar aan rijden.

Hij zette de Saab een eindje verderop aan de overkant van de weg en zag tot zijn verbijstering dat ze de trap opging en op de bel drukte. Hij zag zijn oude vriend Max Threnody naar de deur komen en haar binnenlaten. Tony Simbal zat in de duisternis van zijn auto en had het misselijk makende gevoel dat hij verraden werd. Het gevoel dat zijn vertrouwde omgeving niet zo veilig meer was.

Bluestone was een lange, hoekig gebouwde man met rode wangen en blauwe ogen die onderzoekend de wereld inkeken. Hij droeg pakken uit Savile Row, want zelfs de beste kleermakers in Hongkong vond hij niet goed genoeg. Zijn overhemden waren met de hand gemaakt door Turnbull and Asser, zijn schoenen kwamen van Church of England. Sir John was van mening datje nooit genoeg geld kon uitgeven om goed en correct gekleed te gaan.

'En hoe gaat het met mijn kleine bloem?' zei Bluestone.

'Ik heb iets voor je.'

'Dat weet ik,' zei hij glimlachend. 'Daarom doet het me zo'n groot genoegen met je te gaan lunchen.'

'Deze lunch was mijn idee,' verbeterde ze hem.

Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'En een vreemd idee ook, zou ik eraan toe kunnen voegen.' Hij spreidde zijn handen. 'We zijn hier voor iedereen zichtbaar.' Ze zaten in de vestiging van Princess Garden in het Central District, hoog boven de voetgangersbrug over Chater Road.

'O ja,' beaamde ze, 'erg, erg zichtbaar.'

'Daar zul je dan wel een goede reden voor hebben.' Ze zag er fantastisch uit, van top tot teen een televisiester. Toen ze het restaurant binnenkwam, keek iedereen, mannen en vrouwen, naar haar om.

'Prosit,' zei hij, zijn glas heffend.

'Das vidanya,' zei ze met een lachwekkend Russisch accent. Hij keek haar nors aan. 'Doe niet zo idioot.'

'Idioot?' zei Neon Chow. 'Ik doe niet idioot. Drie Eden Tsun weet wie je bent. Ze weten het allemaal: Jake, Sawyer, allemaal.'

Bluestone zette zijn glas heel zorgvuldig neer. 'Wat bedoel je precies, ze weten wie ik ben?'

'Ze weten dat je de hoogste agent van de KGB in Azië bent,' zei Neon Chow. Het was duidelijk dat ze van dit gesprek genoot. 'Kijk niet zo zuur,'

zei ze, en ze nam een teugje uit haar glas. 'Ze willen dat ik jou ga bespioneren. Daarom heb ik je gevraagd of je met me wilde gaan lunchen.'

Bluestone keek naar haar gezicht. Hij dacht koortsachtig na en even later begreep hij het. Misschien was dit niet zo'n ramp als hij eerst had gedacht.

'Jezus Christus,' zei hij. 'Wil Drie Eden Tsun datje mij in de gaten houdt?'

'Ja,' zei Neon Chow.

De ober kwam en ze gaven hun bestelling op. Toen hij weg was, zei Bluestone: 'Dit zou wel eens heel gunstig kunnen zijn. Blijkbaar willen ze mij op mijn plaats houden. Ze hebben liever een bekende vijand dan een onbekende. En ik heb ze al misleid wat de plannen met Southasia betreft.'

'O ja,' zei Neon Chow. 'Zoals ik je al meldde, denken ze dat jij achter de verduistering door Teek Yau zit.'

'Ja,' zei hij. En omdat ze dat denken, dacht hij tevreden, geloven ze ook dat mijn plan om hen te verslaan niets anders behelst dan dat ik geld van Southasia laat verduisteren. Hij dacht een ogenblik na en zei toen: 'Luister. Het is niet zo erg dat ze weten wie ik ben. Misschien helpt het me zelfs om InterAsia Trading en al haar financiers te gronde te richten.'

'Maar er is nog meer,' zei Neon Chow.

'Heb je ontdekt wie er achter de moord op Shi Zilin zit?'

'Vergeet het maar,' zei ze vlug. 'De oude man is door een stelletje yakuza vermoord. Rivalen van Jakes yakuza-vriend, ik ben zijn naam vergeten.' Ze zette haar lege glas weg. 'Ik heb je iets veel belangrijkers te vertellen. Toen Drie Eden met me uitging omdat ik jarig was, kon ik hem over de yuhn-hyun uithoren. Het is hun bedoeling om bepaalde tai pan hier met belangen in Rood China in verbinding te brengen.'

Bluestone keek haar verbaasd aan. 'Wat zegje daar? Zou er een geheime verstandhouding tussen Hongkong en Beijing zijn?'

'Ja.'

'Onmogelijk! Zelfs wanneer China in 2047 de volledige zeggenschap over Hongkong krijgt, zullen de concerns hier zich tot hun laatste snik tegen de overgang naar het communisme blijven verzetten.'

'Volgens de informatie die ik heb gekregen,' zei Neon Chow, 'komt er geen overgang naar het communisme. In plaats daarvan komt er één China. Eén politiek systeem. Eén economisch systeem. En dat systeem zal vast en zeker niet het communisme zijn.'

Bluestone wist dat al. Maar het was altijd verstandig om de ene bron met de andere, volkomen onafhankelijke, bron te vergelijken. Dat was een les die Daniella Vorkuta hem had geleerd en die hem al meer dan eens goed van pas was gekomen.

Spionage, dacht Bluestone terwijl hij Neon Chow recht in de ogen keek, was geen spel voor amateurs. Alleen de ervaren professionals konden zich handhaven.

Qi lin zweefde volkomen los van de tijd. Kolonel Hu verstond zijn vak. Hij was door Jin Kanzhe gewaarschuwd dat deze jonge vrouw een sterke persoonlijkheid had. Er was geen twijfel over mogelijk dat ze over een uitzonderlijke qi beschikte. Om succes te hebben moest hij zich altijd goed bewust zijn van iemands qi. QI kon alles veranderen. Kolonel Hu had dit ontdekt in de tijd dat hij in Cambodja was. De Rode Khmers waren met hun hersenspoelingen nogal primitief te werk gegaan. Ze waren moeilijk in de omgang, en kolonel Hu was er al gauw mee opgehouden hen te adviseren. Met fanatiekelingen kon je niet praten; je praatte alleen tegen hen. Soms luisterden ze, soms niet. In Cambodja had kolonel Hu de Rode Khmers leren minachten. Hij had wel veel van hen geleerd, want hun technieken waren soms erg effectief. Maar hij had de pest gehad aan iedere minuut in dat moordlustige land. Eigenlijk was hij doodsbang voor de Rode Khmers geweest. Ze dachten net zo min na als robots. Ze waren niet minder effectief geprogrammeerd dan hun meelijwekkende onderdanen. Kolonel Hu had in zijn leven natuurlijk al veel fanatiekelingen meegemaakt - China zelf stond bekend om zijn ideologisch fanatisme. Maar wat hij in Cambodja had aangetroffen sloeg alles.

Voor hem was hun dierlijk barbarisme voor altijd verbonden geweest met de stank van verbrand vlees en geschroeid haar. Hij had geen uur in Cambodja doorgebracht waarin die stank niet in zijn neusgaten had gehangen. Na een tijdje had hij ermee leren leven.

Kolonel Hu dronk. Hij deed dat om de emoties te verdrijven die door die afschuwelijke mensen in hem opgewekt waren. Toen hij uit Cambodja terug was gekeerd, was hij, toen niemand keek, neergeknield en had hij zijn lippen liefdevol tegen de bodem van zijn eigen China gedrukt. Hij dronk om te vergeten, maar hij kon niet vergeten. Altijd waren er de emoties en de herinneringen. Alleen wanneer hij tegen het aanbreken van de ochtend voor een paar uur in slaap viel, had hij rust. Maar als hij dan wakker werd, stormden de herinneringen weer als joelende duivels op hem af. Soms voelde hij de aandrang in zich opkomen zijn eigen hersenen in stukken te scheuren.

In plaats daarvan vermande hij zich en ging door met zijn werk. En nu was het zijn werk om Qi lin een hersenspoeling te geven. Dat was geen gemakkelijke taak. Ze stelde hem voor een aantal unieke en op het eerste gezicht onoverkomelijke problemen. Dat vond kolonel Hu niet erg. Hoe moeilijker het was, des te meer beviel het hem, want dan kon hij zich er des te beter op concentreren.

Kolonel Hu was het bangst voor de avonden en nachten.

Zijn mannen waren gaan slapen en Huaishan Han was vertrokken. Hu was alleen, alleen in de kille eenzame nacht, die zoals altijd gevuld was met het ritselen van nachtwezens, de wind die als verre ijle stemmen door de bomen ruiste... stemmen van de stervenden, van de verdoemden. Kolonel Hu greep naar de fles.

Soms gebruikte hij niet eens een glas; dat ging hem te langzaam. Op deze avond, terwijl de windvlagen zand van de Gobi-woestijn tegen de vensterruiten bliezen, had kolonel Hu zich half verdoofd gedronken. Zolang de oude Huaishan Han er nog was geweest, had hij geen drank durven aanraken. Maar Huaishan Han was uren geleden vertrokken en het was een lange nacht. Kolonel Hu dronk. Zijn ene hand hield de hals van een bijna lege fles vast met de wanhoop die alleen iemand die dreigt te verdrinken kan opbrengen.

Kleine zweetdruppeltjes glinsterden als trieste diamanten in zijn kortgeknipte haar. Zijn uniformshirt hing open bij zijn hals en het gesteven weefsel plakte aan het zweet van zijn borst.

Kolonel Hu schrok huiverend en hikkend op. Hij zei iets wat zelfs voor hemzelf onbegrijpelijk was.

Toen keek hij om. Qi lin stond in de deuropening.

Achter haar was er niets dan volslagen duisternis, en daardoor leek ze opeens veel kleiner.

'Is Huaishan Han al weggegaan?'

'Wat doe je hier?' vroeg kolonel Hu met een enigszins lallende stem.

'In mijn slaap was er allemaal.. .'Qilins bevende stem stierf weg. Ze leek zo jong, zo...

'Allemaal wat?'

'Leven. Krioelend leven.'

Kolonel Hu dacht aan zijn eigen slaap en hoe hij die onderging als de alcohol hem geen vergetelheid schonk. Hij huiverde weer. Hij bracht zijn hand omhoog, merkte dat hij de fles nog vasthield en wuifde met het ding naar haar. 'Kom binnen.' Overal langs de grens van het complex stonden bewakers, maar niet voor haar deur. Dat werd psychologisch niet opportuun geacht. 'Ga zitten.'

Qi lin deed wat haar gezegd werd. Ze liet zich op een sofa van bamboe en canvas zakken. Ze leek net een vogeltje, dun en zwak, zoals ze daar met die grote donkere raadselachtige ogen naar hem zat te kijken. Het waren vreemde ogen; ze hadden vanaf het eerste moment kolonel Hu's aandacht getrokken. Ze straalden van intelligentie. Het waren Chinese ogen, maar er kwam nog iets anders bij. Ze hadden iets westers. Kolonel Hu wist waar dat van kwam.

'Vertel me over je dromen,' zei kolonel Hu.

'Ik was in een stad,' zei Qi lin gehoorzaam. 'Het was een grote stad, groot als een bijenkorf. De stad was gebouwd op een heuvel... op vele heuvels, zodat de straten nooit vlak waren. Nooit. Ze stegen en daalden als de getijden van de zee. Dat was vreemd.'

'In welk opzicht was het vreemd?'

'Ik voelde me daar helemaal thuis,' zei Qi lin met een beetje verwondering in haar stem. 'Ik begrijp dat niet. Ik ken de jungle. Ik weet dat ik daar altijd ben geweest, dat ik me daar thuis voel. Dat heb je me steeds weer verteld.'

'Het is de waarheid.'

'En toen die stad ...'

'Die stad is een droom.'

'Maar het voelde zo echt aan. Ik droomde met zoveel details... de straten, de huizen, winkels. Zelfs de mensen.'

'Welke mensen?' Kolonel Hu richtte zich enigszins op. Hij streek door zijn haar, veegde de nattigheid uit over zijn broekspijp.

'Dat weet ik niet.'

'Maar je zei dat je met zoveel details droomde.'

'Dat is ook zo.'

'Beschrijf me die mensen dan.'

'Dat kan ik niet.'

'Je liegt tegen mij.'

Qi lin keek hem angstig aan. 'Nee!'

'Vertel het me dan!'

'Dat kan ik niet!'

'Vertel het me! Vertel het me!' Kolonel Hu realiseerde zich dat hij schreeuwde. Hij had haar vastgegrepen en schudde haar heftig heen en weer. Het was of zijn keel werd dichtgesnoerd van woede. Qi lin snikte, een tere scheut die beeft onder de kracht van een orkaan. 'O

Boeddha!' riep ze uit. 'Boeddha bescherme mij!'

Kolonel Hu's woede werd nog veel groter en hij schudde haar als een maniak heen en weer. 'Waarom roep je hier de naam van Boeddha aan ? Dat is verboden! Streng verboden!'

Zijn woede viel als een hagelstorm op haar aan, verblindde haar, dreigde haar te verstikken. Het was of ze belaagd werd door krachten die ze niet kon beheersen, krachten die alles waaraan ze gewend was geraakt dreigden te verwoesten. Dat zou een terugkeer naar de pijn betekenen - die afschuwelijke, galmende pijn, met daarachter een huiveringwekkende leegte. Ze wierp zich tegen hem aan, en haar tranen liepen over zijn wangen, liepen in zijn ogen, zachte drupjes die trillend aan zijn lippen bleven hangen tot hij ze inslikte.

Kolonel Hu voelde haar tegen zich aan en hij voelde warmte. Haar huiveringen gingen door hem heen. Het was of hij kon voelen dat haar ziel bevend uit elkaar viel. En onwillekeurig trok hij haar tegen zich aan. Zoals twee dieren in het wild - al zijn het vijanden - elkaar opzoeken en eikaars lichaamswarmte delen om door de bittere kou van de winter heen te komen, zo liet ook kolonel Hu zich nu door zijn instinct leiden. Het ging net zo goed om hemzelf als om haar, al begreep hij dat misschien nog niet. Het enige dat hij begreep was het lijden.

'Kleintje,' mompelde hij. 'Kleintje.' Hij hoorde haar zachte gejammer en in dat gejammer de angstkreten van de massa's mensen die in naam van een ellendige, nihilistische ideologie zonder hart of ziel waren gefolterd. Hij voelde hoe ze zich tegen hem aandrukte.

Hij begon zich warm van binnen te voelen en verbaasde zich daarover, omdat het warmte van buitenaf was. Kolonel Hu leefde niet celibatair. Hij vond genot bij meerdere vrouwen. Maar die hadden allemaal dijen als van albast, koel en hard. Tijdens de wolken en regen onttrokken ze zijn hete zaad aan hem, maar niets meer dan dat.

Nu had hij opeens het gevoel dat hij de zon op zijn schoot had, en niet dit kleine zwakke vrouwtje dat deze nacht naar hem toe was gekomen. En geleidelijk drong het tot hem door dat de warmte een speciaal effect op hem had. Zijn lendenen brandden. Hij was zo hard als steen. Qi lin bewoog op hem en hij kreunde.

Onverwacht en ongewild. Erger nog, ondenkbaar. Toch kwam kolonel Hu's heilige lid omhoog tot in de warmte tussen Qi lins dijen. Kolonel Hu wilde niet opgewonden worden, maar hij wilde ook niet dat er een eind aan deze heerlijke warmte kwam. Hij trok Qi lin tegen zich aan, sloeg zijn armen om haar heen en voelde haar armen om hem heen. Hij zei tegen zichzelf dat hij haar niet begeerde, dat hij haar niet kón begeren. Haar poort van jade was verboden terrein voor hem. Hij was in niet mis te verstane termen gewaarschuwd. In Qianmen had Jin Kanzhe gezegd: 'Zheige lizi hai mei shi nu.' Deze pruim is nog niet rijp. Maar datbetekent niet dat ze niet gevaarlijk is. Integendeel. Ze is bijzonder dodelijk. Qi verkeerde in felle tweestrijd, maar toen stak ze haar hand uit en pakte voorzichtig de kop van zijn geheiligde lid vast. Onmiddellijk had kolonel Hu het gevoel dat hij geen adem meer kon krijgen. Alle wilskracht werd aan hem onttrokken en hij gaf zich helemaal aan haar aanraking over. Op dat moment hoorde hij hoe de regen als de staart van een woedende draak tegen de kleine vensterruiten begon te slaan.

Kolonel Hu voelde hoe de knopen van zijn gulp een voor een werden losgemaakt. Hij stak zijn hand uit en begon de knoopjes van Qi lins blouse los te maken. Die was van ruw katoen, net als haar broek. Geen gevangeniskleding - ook dat zou psychologisch niet opportuun zijn. Hij ontblootte haar stevige rijpe borsten op hetzelfde moment dat zij haar hand om zijn naakte lid legde. Hij huiverde en trok haar borsten tegen zijn mond. Zijn lippen kwamen van elkaar om de punt van de ene en toen van de andere borst te omvatten.

Qi lin likte met haar tong over haar handpalm en pakte hem weer vast. Er ging een hevige storm door kolonel Hu heen, als de storm die buiten de hoge bomen deed buigen.

Kolonel Hu wilde haar naakte dijen zo graag aanraken dat zijn vingers beefden toen ze het koord van haar broek probeerden los te maken. Uiteindelijk moest Qi lin hem helpen.

Ze schoof zonder haar voeten op de vloer te zetten haar broek naar beneden. Ze was niet helemaal naakt, want ze had haar blouse, die openhing, nog aan en dat wond kolonel Hu nog meer op. Zijn geheiligd lid beefde net zo hard als zijn handen.

Hij streelde haar dijen en voelde dat ze warm waren, niet koel als albast. Haar vlees lag zacht en soepel onder zijn eeltige vingers. De ruggen van zijn handen veegden over het dichte bosje haar en hij haalde diep adem. Qi lin bewoog haar hand rond de kop van zijn geheiligde lid en leidde hem naar haar poort van jade. Daar liet ze hem halt houden, de gezwollen punt trillend tegen haar aan.

Kolonel Hu kreunde van verwachting. Hij voelde haar onuitsprekelijke zachtheid op zijn gevoelige vlees.

Hij voelde haar slanke armen over zijn schouders, ze streelden zijn gladde huid. Haar vochtige lippen kwamen naar voren, begroeven zich in zijn hals, en er liepen kleine huiveringen tot in zijn kruis. Al zijn gewaarwordingen trokken zich daar samen. Het bloed stroomde in zijn gezwollen penis en hij voelde zich heerlijk topzwaar.

Ze stak haar vingers in zijn oren en hij hield het niet langer uit. Met een diep en langgerekt kreungeluid bracht hij zijn heupen omhoog en ging het trillend portaal binnen.

Op dat moment werd Qi lins greep opeens erg pijnlijk. Ze drukte met haar handen tegen beide kanten van zijn hoofd en hield haar linkerelleboog tegen zijn gezicht. Zo kon ze genoeg kracht zetten om zijn hoofd naar links te rukken.

Die beweging had heftig genoeg moeten zijn om zijn nek te breken. Ze deed het goed, zoals het haar in de Gong lou-fii geleerd was. Maar kolonel Hu's amoureuze stoot had haar invalshoek veranderd.

Ze hoorde een scherp kraakgeluid, maar dat werd gevolgd door zijn schokkende zaadlozing, en het was meteen of alles binnen in haar vloeibaar was.

Kolonel Hu voelde geruis in zijn oren. Er was een waas voor zijn ogen getrokken en hij had pijn ergens in zijn zenuwstelsel. Zijn lichamelijke reacties waren vertraagd doordat al dat bloed zich in zijn onderbuik en dijen had geconcentreerd.

Toch registreerde zijn geest direct wat er gebeurde, en Jin Kanzhe's woorden kwamen weer in hem op. Ze is bijzonder dodelijk. Zijn handen werden door haar lenige dijen op hun plaats gehouden en hij probeerde ze los te trekken. De pijn schoot door hem heen en trok zijn hoofd scheef. Voor zijn geestesoog trokken de vaalgele luchten van Cambodja, bevuild met napalm en verscheurd door bommen en artillerievuur. Ze had hem ernstig verwond. Tweemaal in zijn leven had het weinig gescheeld of hij was omgekomen. Telkens was hij gespaard. Zijn joss was goed. Hij zou ook nu niet sterven. Hij trok zijn spieren samen, bevrijdde een van zijn handen en sloeg daarmee over haar borst. Ze gaf een schreeuw, maar zijn hand voelde zo zwaar en log als een zak cement aan. Hij kon weer wat helderder kijken, maar er hingen nog vlekken voor zijn ogen en hij werd er duizelig van.

Vreemd genoeg was hij nog steeds in haar, porrend en stotend terwijl hij met haar vocht. De pijn had hem niet verlamd; dat was ook iets wat hij niet kon begrijpen. Hij stompte haar in haar buik, maar kon daar niet genoeg kracht in leggen omdat hun onderlinge afstand te klein was. Hij trok zijn andere hand los en sloeg hard tegen haar borst. Toen voelde hij dat ze haar armen weer om zijn hoofd legde. Hij wist dat ze het nog een keer wilde proberen. Hij verzette zich met alle kracht die hij nog in zich had. Het probleem was dat hij zich in een zittende houding bevond en dus geen goed gebruik van zijn grotere kracht kon maken. Bovendien had ze met haar eerste aanval een deel van zijn zenuwstelsel beschadigd. Kolonel Hu gebruikte zijn duim om in het zachte vlees bij haar sleutelbeen te graven. Hij zocht naar haar halsslagader maar ze ontweek hem. Nu had ze zijn hoofd in haar greep en begon er druk op uit te oefenen. Hij hijgde en slikte, beet bijna zijn tong in tweeën. Hij hoestte en kuchte, proefde de zilte smaak van zijn bloed.

Hij groef nog verder en voelde dat er een bot brak. Ze gaf een schreeuw en stootte haar elleboog in zijn oog. Half verdoofd bracht kolonel Hu zijn hand omhoog. Hij voelde de plaats waar hij met zijn duim in haar vlees had gedrukt en voelde opeens waar hij naar zocht. De halsslagader! Hij duwde zijn duim er venijnig hard tegenaan en voelde dat er korte tijd geen druk op zijn hoofd werd uitgeoefend.

Toen trof hem een verblindende pijn tussen zijn dijen, een pijn die omhoogschoot, zijn maag binnenstebuiten keerde en zijn hart in een ijzeren greep nam.

Zijn duim viel weg en Qi lin sloeg met de muis van haar rechterhand tegen de zijkant van zijn hoofd.

Er knapte iets, en kolonel Hu schoot overeind alsof hij door de bliksem was getroffen. Qi lin liet hem los en kroop van hem af. Terwijl ze haar broek oppakte en achteruit door de kamer liep, hield ze haar blik op hem gericht. Ze trok de broek aan en knoopte haar blouse dicht, huiverend van de pijn in het kleine botje dat hij had gebroken.

Buiten schitterden de lichten in de regen. Ze wist waar hij zijn pistool had, pakte het en keek of het geladen was. Dat was het. Ze stak het achter haar broeksband, nam zijn legerjasje en hing het over haar schouder. Toen ging ze de rusteloze nacht in.

Kolonel Hu, alleen achtergebleven, viel van de stoel. Die val bracht hem enigszins tot leven. Zijn hoofd lag in een onnatuurlijke stand. Hij hoorde een geluid als van een stromende waterkraan en vroeg zich af wat het was. Hij kon niet staan en hij kon niet zitten. Daarom kroop hij. Het kostte hem veel tijd om bij de open deur te komen. Zijn gezichtsvermogen keerde bij vlagen terug. Daar tussenin zag hij, alsof het een landschap was dat kortstondig door de schittering van de bliksem werd verlicht, het kamp van de Rode Khmers waar hij bijna twee jaar had geleefd. Hij hoorde stemmen schreeuwen, harde keelstemmen, het grommen van hongerige wolven. Hij hoorde de explosies van bommen, en voelde de roze stukjes vlees en slijmerige organen die als lijm aan je gezicht en kleren bleven plakken. Buiten in de storm lag kolonel Hu te sterven. Hij was zich nog maar vaag van zijn omgeving bewust. Zijn bewustzijn ging aan en uit in felle, pijnlijke vlagen. In een van die flitsende episoden van helderheid realiseerde kolonel Hu zich dat het geluid van de stromende waterkraan dat hem was gevolgd uit hemzelf afkomstig was. Zijn longen voelden zwaar en vol aan. Het kostte hem de grootste moeite om alleen maar adem te halen. Hij lag in elkaar gedoken op de grond. De regen sloeg tegen zijn lichaam en de modder kroop tussen zijn tenen. Dat was zijn laatste bewuste gedachte, het zuigen van de modder.

Toen trokken alle gedachten uit zijn hoofd weg. Zijn herinneringen verdwenen in de mist, waar ze hem nooit meer met hun afschuwelijke kracht konden treffen.

Het kostte Jake bijna drie uur om van het vliegveld Narita in het centrum van Tokio te komen. Dat was in het moderne Japan niets bijzonders. Op de supersnelwegen stond het verkeer van het begin tot het eind bumper aan bumper, en toen hij eindelijk bij het Okura werd afgezet, was hij zo moe als wanneer hij nog een vliegtuig naar een andere tijdzone had genomen. Terwijl de hotelbediende zijn koffers voor hem uitpakte, gooide Jake alle kranten die hij op het vliegveld had gekocht op het bed. Er zat er niet een bij waarvan de voorpagina niet vol stond met nieuws over de yakuzaoorlogen. De politie werkte dag en nacht door, maar zoals wel vaker in een land waar gewelddadige misdaad niet veel voorkwam, werden er nauwelijks successen behaald.

De speciale anti-yakuza-eenheid was op persoonlijk aandringen van premier Nakasone in het leven geroepen. Er waren enige arrestaties verricht - de laatste nog in de afgelopen morgen - maar dat was tot kleine jongens beperkt gebleven. De grote bazen, oyabun, van de yakuza bleven buiten schot en in menig krantecommentaar werd op de onbekwaamheid van de politie geschimpt.

Over Mikio Komoto werd nergens iets geschreven, al werd zijn clan regelmatig genoemd. Was dat goed nieuws of slecht nieuws? Jake probeerde de betekenis na te gaan. Toen hij alleen in de kamer was, dacht hij aan Bliss. Om haar stem te horen hoefde hij haar alleen maar op te bellen, maar toch greep hij niet naar de telefoon. Hij wilde nu niet met haar spreken, hij wilde zulke zachte gevoelens niet toelaten. Als hij te zacht was, te zeer afgeleid, kon dat hem het leven kosten.

Hij staarde voor zich uit. De stem van zijn vader zweefde door zijn hoofd. De aanwezigheid van zijn vader. Als hij bij Jake was, verspreidde hij de typische geur van de ouderdom: warm, diep, geruststellend. Jake dacht terug aan het strand van Shek-O waar ze uren in de zon hadden gezeten terwijl de golfjes van de Zuidchinese Zee om hun enkels spoelden. Ze spraken over zoveel dingen ... en soms over helemaal niets. Dan waren ze alleen bij elkaar.

Weg. Allemaal weg.

Wij hebben veel vijanden in veel landen. Ze zullen hun best doen om de yuhn-hyun te vernietigen.

Een vijand onder de yakuza in Japan ? Wat hadden die met de yuhn-hyun te maken ?

Hij steunde met zijn ellebogen op zijn knieën en rustte met zijn vermoeide hoofd op zijn handen. Zijn lichaam voelde aan alsof hij zo juist vijftien ronden met de wereldkampioen zwaargewicht in de ring had gestaan. Er wervelden allerlei mogelijkheden door zijn hoofd.

Met een licht kreungeluid stond hij op en liep door de in Japanse stijl ingerichte kamer. Zijn schoenen had hij bij de drempel achtergelaten. Hij nam een lange hete douche en probeerde zijn vermoeidheid, pijn en angst weg te spoelen. Hij wist dat hij op levensgevaarlijk terrein was. De yuhn-hyun werd aangevallen en als hij niet gauw ontdekte wie de vijand was, zou de zorgvuldig uitgebalanceerde ring van mensen die zijn vader in meer dan vijftig jaar had samengesmeed voor altijd uiteenvallen. Vooral dedraken van de triaden zullen op hun hoede zijn, had Shi Zilin hem verteld, ze zullen voortdurend proberen hun rivalen de loef af te steken. Als weverdeeld zijn, zijn we kwetsbaar en lopen we gevaar vernietigend te wordenverslagen.

De angst maakte zich weer van Jake meester. De angst dat hij zou falen. Hij was in het duister en de kou op de berghelling. Zijn vader had hem tot Zhuan benoemd. Misschien had hij zich vergist, misschien had hij zich door zijn liefde voor de enige zoon die hij nog had laten verblinden. Misschien wilde hij alleen maar dat Jake Zhuan was. Had Shi Zilin de verkeerde gekozen?

Jake droogde zich af en kleedde zich aan. Even later verliet hij de kamer. Het was vroeg in de middag, kort na lunchtijd, en het was druk op straat. Hij had in het vliegtuig gegeten maar niets geproefd. Zijn maag was vol, dat was alles.

Jake liep in een rustig tempo naar Sotobori-dori en liep over de brede avenue naar de wijk Akasaka. In de buurt van het Mikado Theater verliet hij de straat en nam de metro naar het station Meiji-Jingumae. Hij kwam in de wijk Harajuku uit. Kort na de oorlog was dit de plaats geweest waar een groot deel van de Amerikaanse bezettingsmacht was gelegerd. Tegenwoordig was Harajuku een wijk waar vooral yuppies woonden. Modieuze winkels wedijverden om de aandacht van de bezoekers met restaurants waar westers eten te krijgen was. Wie geen trek had in sushi of soba maar wel in een hamburger of patat kon het beste hierheen gaan. Harajuku was ook de plaats waar Mikio Komoto zijn kantoren had. Jake duwde de rookglazen deuren van het grote gebouw open en nam de lift naar de bovenste verdieping. Aan het eind van een gang van brons en graniet passeerde hij een glazen deur waarop met Engelse en Japanse lettertekens de tekst KOMOTO SHOMU KOGYO was afgedrukt. Dat betekende zoiets als 'Komoto Handelsonderneming,' een weinig zeggende naam die van alles kon omvatten.

Jake wist eigenlijk niet precies waarmee de onderneming haar geld verdiende. Mikio deed in alles wat los en vast zat: elektronica, vezeloptica, robottechnologie, noem maar op. Als er op de prioriteitenlijst van het MITI

- het Japanse ministerie van internationale handel en industrie - een nieuwe industrie voorkwam, dan zat Mikio er meteen bovenop. Het MITI was de machtige bureaucratische organisatie die sinds het eind van de oorlog het beleid van de hele particuliere sector had bepaald. Kort na de oorlog had de zware industrie de hoogste prioriteit gehad. Tegenwoordig lag de nadruk op lichte industrie - elektronica en computers en dergelijke.

Mikio's kantoor was luxueus ingericht. Jake liep naar een scherm van plexiglas en meldde zich bij een mannelijke receptionist, jong en goed gekleed. Jake gaf zijn naam op en toen de jongeman hem vroeg voor welke aangelegenheid hij kwam, zei hij dat het persoonlijk was. Terwijl hij daar stond, draaide een vrouw in het kantoor zich om en keek hem aan. Haar grote ogen sloegen hem een tijd lang gade, maar toen ging ze opeens weer aan het werk.

'Gaat u maar even zitten,' zei de jongeman nadat hij Jakes kaartje in ontvangst had genomen. 'Ik zal contact opnemen met de secretaresse van meneer Komoto.' Hij sprak het Engels overdreven duidelijk uit, alsof hij bang was dat hij te snel zou gaan.

'Dank u,' zei Jake en hij liep terug en ging zitten. Hij was hier niet bepaald alleen. Zakenlieden in donkere pakken zaten hier als vogels op een draad. Van tijd tot tijd werd er een opgeroepen door een buigend personeelslid. Mensen kwamen en gingen. Toen Jake bijna een uur had gewacht, stond hij op en stak zijn hoofd door de opening in het scherm van plexiglas.

'Neemt u mij niet kwalijk,' zei hij tegen de jongeman, 'maar ik heb nog niets gehoord.'

'Ik heb uw kaartje persoonlijk aan de secretaresse van meneer Komoto overhandigd,' zei de jongeman, alsof dat op zichzelf een verklaring was.

'Dat was vijftig minuten geleden.'

'Het is druk vandaag,' zei de jongeman.

'Ik ben een goede vriend van meneer Komoto,' zei Jake. Vanuit zijn ooghoek zag hij dezelfde vrouw opzij kijken. Keek ze naar hem? 'Wanneer kan ik hem spreken?'

'Zodra ik iets hoor,' zei de jongeman, 'geef ik het aan u door.'

'Zou ik dan met de secretaresse van meneer Komoto kunnen spreken?'

De jongeman keek op zijn glanzend communicatiepaneel. 'Het spijt me, maar ze is telefonisch in gesprek. Wilt u even gaan zitten?'

Zo'n twintig minuten later stond Jake weer voor het plexiglas. De jonge man keek op.

'Ja?'

'Het toilet?'

'Door die deur, linksaf de gang op. Laatste deur.'

Jake knikte en liep weg. Het herentoilet was even modern en glanzend als de rest van het gebouw. Maar het was niet groot. Er waren twee urinoirs en toen de deur openging en er een man binnenkwam, stonden hij en Jake dicht naast elkaar.

Er was geen ander geluid te horen dan het wateren van de twee mannen. Jake zag dat de andere man een Japanner van midden in de veertig was. Zoals alle andere zakenlieden in Tokio droeg hij een donker pak. Het enige verschil was dat hij zich zo te zien niet op zijn gemak voelde. Zijn spieren spanden zich tegen de soepele stof van zijn pak. Op zijn wangen glansden oude littekens. Hij keek niet naar rechts en niet naar links maar scheen gefascineerd te zijn door de lege muur voor hem.

Jake was klaar. Terwijl hij zijn ritssluiting dichttrok, hoorde hij de man zeggen: 'Een kop koffie zou er wel ingaan.'

Hij zei het zacht maar heel duidelijk. Hij had niet opzij gekeken en toen Jake naar hem keek, liet de man niet blijken dat hij zich van zijn aanwezigheid bewust was. Hij trok zijn eigen ritssluiting dicht, waste zijn handen en ging weg.

Jake stond zich af te vragen of hij de man inderdaad had horen spreken. Hij dacht na. Hier in het kantoor van Komoto Shomu Kogyo bereikte hij niet veel.

Op de gang keek hij naar weerskanten. Niemand te zien. Jake nam de lift naar de grote hal. Eenmaal op straat ging hij linksaf. Hij kwam langs een dure Kenzo-boetiek, wierp een blik in de etalage en liep door. Toen bleef hij staan en liep terug. In de etalage stond een gestileerde pop. Ze had oranje en groen haar en nagels met de kleur van topaas. Ze droeg het mantelpakje dat de typiste in Mikio's kantoor had gedragen.

Een typiste in een mantelpakje van Kenzo? Dat zou haar een heel jaarsalaris hebben gekost. Tenzij ze helemaal geen typiste was. Wie was ze dan wel?

Een kop koffie zou er wel ingaan.

Jake liep terug naar de ingang van de koffieshop in Mikio's kantoorgebouw, de Blaffende Vis. Hij liep langzaam naar binnen en wachtte tot zijn ogen aan het schemerige licht gewend waren. Hij keek om zich heen. De vrouw in het Kenzo-pakje zat aan een marmeren tafeltje. Ze zat met haar benen over elkaar, zoals Japanse vrouwen eigenlijk nooit doen. Ze rookte een sigaret en had een heel klein kopje koffie voor zich staan. Ze glimlachte naar hem.

Hij liep naar haar toe alsof ze hier hadden afgesproken, en ging tegenover haar zitten. Hij bestelde een kop koffie en toen ze alleen waren, zei hij: 'Wie bent u?'

Ze trok een pruilmondje. 'U bent erg onbeleefd, meneer Maroc.'

'Neemt u mij mijn barbaarse manieren niet kwalijk,' zei hij in het Japans.

'Dat is beter,' zei ze, overschakelend van Engels op Japans. 'Ik ben blij dat de boodschap u heeft bereikt.' Haar ogen twinkelden. 'Ik vroeg me al af hoe lang uw blaas het uithield.'

Jake vond het niet grappig. 'Waar is Mikio?' zei hij. 'Gaat het goed met hem? Ik moet hem spreken.'