DEEL VIER
Chet Khmau
SEPTEMBER, HEDEN
Washington/Dallas/New York/Shanghai/
Bucks County
Tracy zette op de luchthaven Dulles opnieuw voet op Amerikaanse bodem, te midden van een jachtende regenbui. Boven de Atlantische Oceaan, voor de kust van Florida, dreigde orkaangevaar. Het was net half zes in de ochtend. De grijze regenvlagen onttrokken het grondpersoneel bijna aan het zicht van de passagiers. Tracy dacht aan het gezicht van Gouden Draak, doorgroefd en oud, gesierd door een gelukkige en tegelijkertijd bedroefde uitdrukking, met ogen vol tranen, ontroerd door het feit dat Tracy hem zijn dochter terugbracht.
Tracy stapte als eerste de aankomsthal binnen en was de laatste die eruit vertrok. Tussentijds pleegde hij een aantal telefoontjes. Allereerst belde hij Thwaite, maar er werd niet opgenomen. Hij belde het bureau en kreeg een brigadier aan de lijn die Tracy niet kon vertellen waar rechercheur Thwaite momenteel uithing. Maar
- daar kon Tracy op rekenen - hij zou Thwaite laten weten dat de heer Richter had geprobeerd om hem te bereiken.
Tracy had een vermoeden dat Thwaite bij Melody was ingetrokken, maar haar achternaam kende hij niet en hij wist evenmin waar ze woonde, dus hij gaf het voorlopig op. Vervolgens draaide Tracy een plaatselijk nummer. Aan de andere kant van de stad kwam een telefoon zoemend tot leven. Meteen nadat de telefoniste opnam, gaf Tracy haar zonder plichtplegingen één nummer van drie cijfers door. Kort daarop:
'Ja?'
'Met moeder.'
'Welkom thuis,' zei de directeur.
'En?' vroeg Tracy.
'Het wordt slecht weer,' zei de directeur.
Tracy hing meteen op. De zin die de directeur zojuist had uitgesproken, betekende dat de directeur Tracy persoonlijk wilde spreken. En Tracy wist waar dat gesprek zou plaatsvinden; dat hadden ze tijdens hun laatste ontmoeting afgesproken. Een halfuur later wandelde Tracy door de tuin van een pastorie in het zuidelijk deel van New York in de richting van een kleine kerk. De regen viel ruisend op het gebladerte en wiste alle andere geluiden uit. In de bloemperken had het regengeweld een flink aantal stelen geknakt. Tracy bleef een ogenblik onder een citroenboom staan en veegde de druppels van zijn gezicht. Tien meter verderop stapte een donkere gedaante uit het kerkportaal te voorschijn. Zijn gezicht werd beschaduwd door een zwarte paraplu. Tracy wachtte rustig af. Op enkele meters afstand bleef de gedaante staan.
'Moeder?'
Tracy stapte onder de beschutting van de citroenboom vandaan en ging naast de directeur onder de paraplu staan.
'Hmm,' zei de directeur. 'Ik vernam dat je het daarginds niet gemakkelijk hebt gehad.'
Tracy vroeg zich af van wie de directeur dat wist en, dat intrigeerde hem mateloos, hoeveel hij wist. Naast elkaar begaven ze zich, zonder een woord te zeggen, in de richting van het portaal en gingen de kerk binnen. Daar keek Tracy zijn voormalige werkgever vragend aan.
'Ik heb je in het oog laten houden,' zei de directeur. 'Ik ben van al je escapades in Hongkong op de hoogte.'
'Maar niemand stak een hand uit om mij te helpen.'
'Waarom zouden ze?' vroeg de directeur. 'Je werkt niet langer voor de stichting en wij zijn geen liefdadigheidsinstelling.'
Tracy had het gevoel of het opeens een stuk killer werd in de kerk. Hij huiverde.
'Is er inmiddels iets over Kim bekend?' vroeg hij vervolgens.
'Ach, Kim, een tragisch geval.' De directeur schudde zijn hoofd.
'Sinds ons laatste gesprek gaf je mij de hint dat hij zich op vreemde zijpaden begeeft. Je had gelijk. Ik kwam er achter dat hij voor een groep Europese industrieëlen werkt. Die lui hebben een hoofdkwartier in Eindhoven, Nederland. Allemaal rechtse lieden met een neiging naar het militante.'
'Dat zou best eens kunnen,' zei Tracy. 'Kim zou in ieder geval nooit voor de communisten gaan werken. Hij haat ze als de pest.'
'Hmm, kun je me misschien ook vertellen wat Kim voor die lui in Eindhoven doet?'
Tracy tuitte bedachtzaam zijn lippen. 'Ik weet het
nog niet zeker, maar -' Hij brak de zin af. 'Ken jij
Macomber?'
'Delmar Davis? Natuurlijk. De moderne wapens die hij maakt zijn de beste ter wereld. Dat nieuwe jachtvliegtuig, de Vampire, is iets geweldigs. Ik heb pas een demonstratie bijgewoond. Indrukwekkend.'
'Hij werkte voor me toen we samen in Ban Me Thuot waren gestationeerd.'
De directeur fronste zijn wenkbrauwen. 'Dat kan ik me niet herinneren.'
'Dat verbaast me niets. Ik recruteerde hem op eigen initiatief. Hij zat bij de commando's. Hij wilde bij de stichting komen werken, maar ik wees hem af.'
'Wat deugde er niet aan hem?'
'Hij was onstabiel. Hij genoot van zijn werk.'
'Kim evengoed.'
'Ja, maar op een andere manier. Kim wordt door ideologische overwegingen gestuurd. Kim is gevaarlijk, jazeker, maar over het algemeen kun je aan de hand van zijn mogelijke motieven bepalen wat hij van plan is.'
'Maar waarom breng je Macomber ter sprake?'
'Ik wil een kijkje nemen in dossier Sultan.' Daarna vertelde Tracy wat hij via Mizo te weten was gekomen. De directeur werd volkomen overrompeld, maar hij gaf niets van zijn ware gevoelens prijs. 'Kortom,' zei hij, 'komt het hier op neer, dat een bedrijf aan wie de Amerikaanse regering binnenkort een opdracht zal verstrekken waarmee vijfhonderd miljard dollar is gemoeid, met geld dat aan de handel in heroïne werd verdiend, werd opgezet.'
Tracy knikte. 'In het kort, ja.'
'Christus, maar we hebben die wapens nodig!'
'We hebben het over de man, niet over zijn produkten.' Tracy zuchtte.
'Kom mee,' zei de directeur abrupt. 'Jij mag dossier Sultan inkijken, ik heb andere dingen te doen.' Hij was opeens een en al haast. Tracy kon zich best voorstellen waarom.
De deur werd achter hem gesloten. Langzaam liep Tracy om het grote bureau van de directeur heen en nam, met dossier Sultan in zijn hand, op de stoel van de directeur plaats. Hij sloot zijn ogen en begon op een vreemde manier adem te halen. Prana. Rust. Vervolgens begon hij aan het dossier. Memo's, telexen, dagrapporten, verslagen, opdrachten, het was een flinke stapel. Maar anderhalf uur later wist hij precies waar hij aan toe was. Macomber. Macomber was het brein achter alles. Maar daarmee was nog niet alles verklaard. De moorden, bijvoorbeeld, op John en Moira. Had Macomber die moorden gepleegd? Of laten plegen?
De telefoon rinkelde.
'Hallo,' zei Tracy.
Stilte. Tracy herhaalde zijn uitspraak.
'Tracy? Ben jij dat?'
'Stein!'
'In levenden lijve. Hé, Tracy, het is goed om je stem weer eens te horen. Het spijt me van je vader. Ik heb de oude zelf nog gekend.'
'Mijn vader?' Tracy ging recht overeind zitten. 'Wat is er met hem?'
'Weet je dat dan niet? Heeft de directeur je niets verteld? Hij werd vier dagen geleden vermoord.'
Het zachte zoemen van de telefoon doorbrak het spinneweb van herinneringen in Kims hoofd. De gordijnen van de hotelkamer waren gesloten. Het vertrek was in halve duisternis gehuld. Hij nam op.
'Ja?'
'Walkure.'
'We moeten elkaar spreken,' zei Kim.
'Hmm,' zei de ander, 'maar niet in het hotel.' Kleding ritselde toen de man aan de andere kant van de lijn opstond. 'In de bar van het St. Marie. Oké?'
'Ja.' Kim kende de bar van het bekende hotel. Het interieur was in de stijl van de oude wereld uitgevoerd. Typisch een plek waar Walkure zich op zijn gemak zou voelen.
'Over vijftien minuten?' vroeg de ander.
'Haal ik dat?' vroeg Kim op zijn beurt.
'Als je meteen vertrekt, ja.' En vervolgens werd de verbinding verbroken.
Walkure, de man met het roodgouden haar, die tijdens de vergadering in Eindhoven het hoogste woord had gevoerd, legde de hoorn op de haak en wendde zich tot de twee zwaargebouwde mannen.
'On pridyot,' zei hij. Hij komt eraan.
'Pjotr,' zei hij nog steeds in het Russisch, 'jij wacht hier en schaduwt hem. Ik wil weten of hij geen argwaan koestert.' Hij kwam in beweging, een beer van een man. 'Grekov, jij gaat met mij mee.'
Hoewel Walkure binnen de groep industriëlen bekend stond als Helmut Mannheim, heette hij in werkelijkheid Mikhail Ivanovitsj Fyodorov. En hij werkte al vijftien jaar voor de KGB, de Russische geheime dienst. Sinds 1968 had hij zich, gesteund door Russisch geld, in het Europese zakenleven gestort. Nu behoorde hij tot de twintig rijkste mannen van West-Duitsland. Hij, een volle kolonel bij de KGB; het was iets waar Mikhail bijzonder trots op was. Kim stapte vanuit de lift de foyer van het Hilton binnen. Eenmaal buiten bleef hij op de stoep staan en keek om zich heen. Nergens was een taxi te bekennen. Dat was maar goed ook. Nu had hij in ieder geval een excuus om de man die hem naar buiten was gevolgd omzichtig gade te slaan. De man beschouwde hem blijkbaar als een zacht eitje. Kim kon het hem niet kwalijk nemen. Even later stopte er een taxi langs de trottoirband. Kim gaf de chauffeur opdracht om hem naar de bar van het St. Marie te brengen. Daar begaf Kim zich na een korte aarzeling via de mahoniehouten draaideur naar binnen. Ditmaal, zonder ook maar een ogenblik te aarzelen, liet Kim de bar links liggen en begaf zich naar de liften. Hij stapte in de liftkooi en ving op hetzelfde ogenblik vanuit zijn ooghoek een snelle beweging op. De man die hem vanuit het Hilton was gevolgd, haastte zich om de lift te bereiken vóór de deuren zich zouden sluiten. Kim besloot hem van dienst te zijn en drukte op de knop waarmee de liftdeuren opengehouden konden worden. Het volgende ogenblik glipte zijn achtervolger, een donkerharige man, naar binnen, en knikte een bedankje. Ze gingen naar boven.
Op de vijfde verdieping stapte Kim uit. Met haastige passen begaf hij zich naar een zijgang, drukte zich met zijn rug tegen de wand van een nis en wachtte af. Aarzelende voetstappen kwamen dichterbij. De man passeerde Kim, zonder hem te zien, en was toen al zo goed als dood. Geruisloos sloeg Kim een arm om zijn nek, zocht met zijn andere hand naar houvast in het haar van de man en gaf een korte ruk. Een halswervel knapte. Kim liet de man op de grond glijden en kneep met duim en wijsvinger het strottehoofd van de man stuk. Daarna ging hij met dezelfde lift terug naar beneden.
Daar, in de foyer, bleef hij een ogenblik peinzend staan. Vervolgens stapte hij langs een tweetal ritselende palmen de bar binnen. Het interieur bestond uit veel leer en glanzend houtwerk, belicht door ouderwetse nep-gaslampen. In de spiegel achter de toog ontwaarde Kim het dikke roodgouden haar van de man die hij als Walkure kende.
Bedaard nam Kim plaats op de barkruk naast de man. Hij bestelde een Stolichnaya met een schijfje citroen. Walkure glimlachte zuinigjes. Hij dronk Duits bier. Toen ze allebei voorzien waren, begaven ze zich naar een box, waar ze ongestoord een gesprek zouden kunnen voeren. Kim liet de keuze door de andere man bepalen. Hij was met de werkwijze van de KGB bekend en wist dat Walkure een plek zou kiezen waar hij zich in het zicht van een tweede agent zou bevinden. De bar werd op dat tijstip niet druk bezocht, en er zat niemand bij hen in de buurt. Toch spraken ze op gedempte toon.
'Zullen we bij deze gelegenheid Engels spreken?' opperde Kim.
'Een vreemde taal trekt in deze stad de aandacht. Per slot van rekening zijn we hier niet in Washington.'
De andere man knikte. 'Zoals je wilt.'
Kim keek de ander strak aan. Toen hij de man als Duitser kende had hij hem al niet gemogen. Nu hij wist dat hij tegenover een Rus zat, haatte hij de ander.
'Wat voor functie heb je?' vroeg hij botweg.
'Pardon?'
Kim beheerste zich. 'Gezien je leeftijd en je status die je bij de groep in Eindhoven geniet, vermoed ik dat je minstens kolonel bent.'
'Kolonel? Wat bazel je, man. Ik ben zakenman. Ik -'
'Waarom zit je dan hier?' vroeg Kim scherp.
'Zoals ik al zei: ik ben zakenman. Ik ben hier voor een zakelijke aangelegenheid.' Walkure had zich hersteld. De oosterling maakte hem nerveus.
'Wat voor "aangelegenheid"?'
De vlezige schouders tegenover hem kwamen omhoog, een onverschillig schouderophalen. Kim besloot er vaart achter te zetten.
'Een ogenblik,' zei hij. 'Ik moet even naar het toilet.'
Toen hij opstond, vlak voor hij zich afwendde, zag hij zijn tafelgenoot in de richting van een onbekende aan het andere eind van het etablissement knikken. Kim begaf zich rechtstreeks naar het herentoilet en deed zijn behoefte. Toen hij daarna aan een van de wastafels zijn handen waste, ging de deur open. In de spiegel recht voor hem zag hij de derde Rus binnenkomen.
De man keek vanuit een half gebukte houding onder de toiletdeuren door om na te gaan of een ervan bezet was. Daarna trok hij een pistool met geluiddemper.
Vóór hij het pistool kon richten, trapte Kim hem in zijn maagstreek. Maar de man was beter getraind dan Kim had verwacht en hij slaagde erin de volgende, dodelijke trap op te vangen. Met de derde trap, vanuit de heup ingezet, wist Kim de pols van de man te breken. Het gezicht van zijn tegenstander werd een ogenblik krijtwit.
Kim genoot van het gevecht, dat hij op dat ogenblik als ontspannend ervoer. De wetenschap dat hij het pleit uiteindelijk in zijn voordeel zou beslissen, leverde een bijdrage aan het gevoel van verrukking dat door hem heen ging.
De man sloeg met een hakkende beweging op hem in. Kim dook onder de slag door en greep meteen zijn kans. Zijn rechterhand kwam flitsend omhoog en raakte de man in de nek. Het doornuitsteeksel van de bovenste halswervel schoot de hersens binnen; de Rus was op slag dood. De volgende twee minuten was Kim druk in de weer om de man op een van de toiletpotten te hijsen en de deur te sluiten. Via de scheidingswand klauterde hij haar het aangrenzende toilet, en begaf zich terug naar de bar. Toen hij tegenover Walkure plaatsnam, zei hij: 'Ik zal je vertellen waarom je hier bent. Je bent hier om mij uit de weg te ruimen. De Sovjets willen niet dat een man als Gottschalk president van Amerika wordt; hij zal voorstander van een agressieve politiek zijn. Jij hebt opdracht om me te doden vóór ik het geld -'
'Heel knap uitgedokterd,' zei Walkure met een kille stem, 'maar verlies niet uit het oog dat ik je momenteel onder het tafelblad onder schot hou.'
'Wat? Zou je het wagen om mij in een openbare gelegenheid neer te schieten?'
'De loop is voorzien van een geluiddemper. Ik neem nauwelijks risico als ik schiet. Zodra je hoofd de tafel raakt, zal iedereen in de veronderstelling verkeren dat je een slok te veel op hebt.'
Hij glimlachte nog steeds toen de staalsplinter waarvan de punt in een curare-extract was gedoopt zijn buik binnendrong. De schok en het feit dat het gif meteen in het bloed werd opgenomen, voorkwamen dat hij de trekker van zijn pistool overhaalde. Bedaard schoof Kim een nieuwe splinter in het buisje dat met een leren polsband aan de binnenkant van zijn pols was bevestigd, betaalde voor de consumpties en verliet in een normaal wandeltempo de bar. Terwijl hij terugliep naar zijn hotel, dacht hij aan Thu. Op zijn broer hoefde hij niet langer te rekenen. Hij zou nu de wraakoefening zelf moeten uitvoeren. Onwillekeurig gingen zijn gedachten terug naar die warme avond in Phnom Penh, die hij in gezelschap van een meisje op een terras had doorgebracht. Toen hij naar Chamcar Mon terugkeerde, was de brand die zijn ouderlijke woning vernielde nog niet geblust. Ze waren allemaal in de brand omgekomen. Zijn vader, Nguyen Van Tsjinh, zijn moeder, Duan, zijn zes broers en Diep, zijn enige zuster. Diep, die hij twee keer een flink pak slaag had gegeven, omdat ze stiekem een verhouding had met de Cambodjaanse jongen die verderop aan de weg woonde. Hij had zelfs gedreigd hun vader in te lichten. Diep was radeloos geweest en ze had hem gesmeekt om haar geheim niet door te vertellen. Ze had beloofd de verhouding meteen te zullen verbreken.
Kim had haar op haar woord geloofd, maar een week later had hij het tweetal opnieuw samen gezien. Misschien hield ze echt van hem. Misschien kon ze echt niet bij hem vandaan blijven. Kim kon het niet bepalen. De brand zorgde er in ieder geval voor dat hij er nooit achter kwam.
Diep kwam namelijk tijdens de brand om, samen met zijn ouders en broers. Alleen Thu, die had geprobeerd haar te redden, overleefde de brand. En Thu was degene geweest die hem tot wraak had aangezet. Thu was degene geweest die terug was gegaan naar Phnom Penh om daar op zoek te gaan naar de brandstichter. En Thu was degene geweest die tenslotte de waarheid had achterhaald. Het Khmer-vriendje van Diep, degene bij wie ze niet vandaan kon blijven, was de brandstichter geweest. Toen hij vertrok om zich bij de maquis aan te sluiten, had hij zijn haat gericht tegen het gezin waarvan hij wist dat de gezinsleden hem zouden vernietigen als ze te weten zouden komen dat hij een verhouding met een van hun eigen soort had gehad.
Die jongen heette Khieu Samnang en in het dossier Lappenpop had Kim de sleutel tot zijn wraak gevonden. De aangenomen zoon van Delmar Davis Macomber was de broer van Khieu Samnang, en het enige lid van de familie Khieu dat nog in leven was.
'Mijn... vader?' Tracy voelde zich tot op het bot verkillen. Hij voelde zich gedesoriënteerd. Hij had zich al enige tijd proberen te verzoenen met het feit dat zijn vader er op zekere dag niet meer zou zijn. Maar vermoord? Nee, dat kon niet waar zijn. Ergens moest iemand een vergissing hebben gemaakt. Hoe was dit mogelijk?
Hij bevond zich nog steeds in het kantoor van de directeur en hing onderuitgezakt op de stoel van de directeur. Hij raadpleegde zijn horloge en keek naar de telefoon. Als hij het telefoontje dat hij in gedachten had daadwerkelijk zou plegen, zou hij moeten ophangen als de directeur voortijdig binnenkwam. Dit telefoontje was strikt privé.
Hij belde.
'Met O'Day.'
'Met moeder,' zei Tracy.
'Wat kan ik voor je betekenen?'
'Ik heb wat informatie uit 1969 nodig, over een commando die voor ons in Ban Me Thuot werkte.'
'Naam?'
'Macomber komma Delmar. De middelste initiaal is een D.'
'We zullen eens kijken,' zei de stem aan de andere kant van de lijn, 'wat we van hem in de computer hebben. Waar zoek je precies naar?'
Ik wou dat ik het wist, dacht Tracy wanhopig. Hij had er de tijd niet voor om rustig na te denken. 'Weet je wanneer hij naar de Verenigde Staten terugkeerde?'
'Definitief of tijdens een verlof?'
'Definitief.'
'Ogenblik.' Er volgde een korte stilte. Tussentijds probeerde Tracy niet op zijn horloge te kijken. Hij wist dat hij het niet zou halen. 'Hij kwam terug met een Lockheed L-57, een transportvliegtuig, tegelijkertijd met driehonderd anderen.'
Tracy dacht een ogenblik na. Was Macomber indertijd vanwege zijn aandeel in de heroïnehandel huiswaarts gekeerd? Hij besloot een gokje te wagen: 'Wie vlogen er met hem terug?'
'Militairen van verschillende rang. O, wacht even. En een Cambodjaan.'
'Wat?'
'Je verstond me toch wel? Een Cambodjaan, zei ik.'
'Naam?'
'Khieu Sokha.'
O, Christus, dacht Tracy. Ik geloof dat ik beet heb. Maar wat hij in gedachten had, was zo ongelooflijk dat het onmogelijk leek. Hij dacht aan de moord op senator Burke in Kenilworth. Kon hij Thwaite maar bereiken om te vragen of de rechercheur inmiddels vorderingen had gemaakt.
Vrijwel meteen nadat hij ophing, kwam de directeur zijn vertrek binnen.
'Ik heb eens nagedacht over wat je me over Macomber vertelde.'
De directeur sloeg zijn armen voor zijn borst over elkaar. 'En ik ben tot de conclusie gekomen dat je, behalve de beschuldigingen van een drugshandelaar in Hongkong, geen enkel bewijs hebt aangedragen.'
'Jij was er niet bij,' zei Tracy met een duf hoofd. 'Die man loog niet. Hij verwachtte dat ik binnen het uur dood zou zijn.'
'Ze liegen allemaal, Richter, al die gele boeven. Voor hen is dat een manier van leven. Ze kunnen eenvoudigweg niet anders.'
Onder andere omstandigheden zou Tracy deze uitspraak bijzonder amusant hebben gevonden, maar nu niet. 'Mizo loog niet,'
herhaalde hij. 'Mizo stond duidelijk op te scheppen. Hij was maar wat trots op zijn handeltje. Hij had bovendien geen enkele reden om te liegen. Hij wilde dat ik van de feiten op de hoogte was, vóór hij me om zeep zou helpen.'
'Of hij hield er rekening mee dat jij zou ontsnappen.'
Tracy schudde zijn hoofd. 'Je hebt het mis. En die bom op mijn hotelkamer bewijst dat. Hij was al doodsbang van me vóór ik hem vertelde waarnaar ik precies op zoek was. Een paar uur na mijn aankomst in Hongkong prikte hij al door mijn dekmantel heen. Ik neem aan dat hij aanvankelijk veronderstelde dat ik een aandeel in de smokkelhandel zou opeisen.'
'Ik weet niet zeker of ik je kan geloven.'
'En de moorden?'
'De moorden? Welke moorden?'
'De moord op John Holmgren. De moord op Moira Monserrat. De moord op Roland Burke.'
'Ik zie het verband niet.'
'Ik ook niet. Nog niet. Maar het is er wel.'
'Waar heb je het in vredesnaam over...' De directeur stapte op zijn bureau af en leunde met zijn billen tegen de rand. 'Wat jij van mij probeert gedaan te krijgen, is dat ik stappen onderneem die wel eens fataal voor de ontwikkelingen in dit land zouden kunnen zijn. En dat terwijl ik van één ding heel zeker ben: Delmar Davis Macomber is voor dit land veel te belangrijk om iets tegen hem te ondernemen.'
'Verdomme.' Tracy had er schoon genoeg van. Hij stond op en stelde zich vlak voor zijn voormalige werkgever op. 'Je vergist je,'
zei hij met een enorme zelfbeheersing. 'En ik zal bewijzen dat je je vergist. Die man lacht ons recht in ons gezicht uit.'
'Laat hem zijn gang gaan. We hebben hem nodig. Ik vergeef hem zijn zonden.'
'Maar ik niet. Dat kan ik niet.'
'Dat weet ik,' zei de directeur vriendelijk. 'Sultan was jouw troetelkindje, jouw operatie. Ik kan me voorstellen dat je hart om wraak schreeuwt.' De directeur boog zich naar voren. 'Maar jij bent een beroepsjongen. Tenminste, dat was je. En je weet evengoed als ik dat je je niet door je gevoelens mag laten leiden. Ga iets leuks doen. Maak iets van je leven. Maar vergeet Macomber. Als hij iets heeft misdaan, dan heeft hij dat lang geleden gedaan. Zijn zonden behoren het verleden toe.'
Op dat ogenblik spuide Tracy bijna zijn vermoedens omtrent Macomber en de moorden, maar op het laatste ogenblik wist hij zich in te houden. Behalve een theorie, beschikte hij over geen enkel steekhoudend bewijs en gezien de mening van de directeur, zou deze hem slechts uitlachen.
Zoals Thwaite al vermoedde, legde Flaherty, zijn superieur, hem geen strobreed in de weg. Thwaite zette de zaak in algemene bewoordingen voor hem uiteen en Flaherty gaf hem toestemming om verder te gaan. Thwaite werkte al bijna zes jaar voor hem en dat feit had Flaherty geen windeieren gelegd. Een deel van elk door Thwaite behaald succes kwam tenslotte op zijn dienststaat terecht. Thwaite stapte net uit het kantoor van zijn baas de gang op, toen White hem aanriep. 'Of je Melody wilt bellen.'
'Is er iets?'
'Geen idee,' zei White. 'Maar ik vermoed van wel. Het afgelopen kwartier belde ze drie keer.'
Thwaite begaf zich naar zijn eigen kantoor en belde haar op.
'Doug,' zei ze. 'Ik had eindelijk rustig de tijd om die rol met lettertekens eens aan een nader onderzoek te onderwerpen.'
'Ik dacht dat je dat al had gedaan?'
'Eh, ja, in zekere zin. Ik maakte een snelle vertaling om jou een indruk te kunnen geven van wat er ongeveer in staat. Maar Japanse en Chinese lettertekens zijn soms op verschillende manieren interpreteerbaar. Een ideogram kent een aantal betekenissen. Het heeft allemaal te maken met context en -'
'Mei,' zei hij zo geduldig mogelijk, 'wat probeer je me duidelijk te maken?'
Er volgde een pauze. Toen Melody tenslotte weer het woord nam, klonk haar stem een beetje verlegen. 'Doug,' zei ze zacht,
'waar ben je precies mee bezig?'
'Waarom vraag je dat?' vroeg hij wantrouwig.
'Omdat er op de zevende, morgen, een nieuwe zending binnenkomt.'
'Heroïne?' vroeg hij.
'Wapens,' zei ze meteen.
Thwaite's hersens maakten overuren. Een gouverneur vermoord, een senator en een vrouw. De grootste dopehandel aller tijden en nu een illegale zending wapens? Wat is er in vredesnaam allemaal aan de hand? vroeg hij zich in stilte af. Alles hield met elkaar verband, maar waartoe leidde het? En wie was de centrale figuur die de touwtjes in handen hield? Opeens vroeg hij zich af waar Tracy was. Toen hij die ochtend bericht had gekregen dat Tracy terug was, had hij bij herhaling geprobeerd om hem te bereiken, zonder resultaat. We zijn iets van enorme omvang op het spoor, dacht hij, en wat het ook is, het bevalt me niets.
'Weet je het zeker?' Zijn stem klonk opeens een beetje schor.
'Heel zeker,' zei ze. 'Machinegeweren, granaten, mortieren, bazooka's, gasmaskers, gas, er komt van alles aan.'
'Christus,' was al wat Thwaite kon uitbrengen.
'Wat?' vroeg Tracy uiterst verbaasd.
'Heel eenvoudig,' zei de directeur. 'Kim heeft ons verraden en ik wil dat jij hem voor ons uit de weg ruimt.'
'Je bent niet goed bij je hoofd,' zei Tracy fel. 'Ik ben geen huurmoordenaar.' Hij deed een snelle stap naar voren, alsof hij vreesde dat de grond op de plek waar hij zich even tevoren had bevonden, plotseling zou wegzakken. 'Laat me met rust.'
'Zoals je wilt,' zei de directeur. 'Maar je vergeet één ding. Kim vermoordde jouw vader. Hij heeft zich aan een van de onzen vergrepen. Hij moet worden uitgeschakeld. Voorgoed.'
'Kim?' vroeg Tracy happend naar lucht. 'Heeft Kim mijn vader vermoord? Maar waarom?'
'Ik weet het niet, en het interesseert me ook niet. Ik ben alleen in de daad geïnteresseerd.'
'De waarheid!' riep Tracy. 'Ik wil de waarheid
weten.'
'De waarheid is dat Kim je vader vermoordde. Op een wrede, zeg maar sadistische manier. Waarom hij het ook deed, hij is iets van plan. En ik wil voorkomen dat hij zijn plan uitvoert.'
'Nee.'
'Je moet hem voor ons uit de weg ruimen.'
'Wat voor bewijs hebben jullie dat Kim mijn vader vermoordde? Hoe weten jullie dat hij het was?'
'Volgens de politie zag een van de buren vlak voor het ogenblik waarop de moord werd gepleegd een Aziaat de flat binnengaan.'
'Is dat alles? En op basis daarvan veroordelen jullie een man ter dood?'
De directeur knipperde met zijn ogen. 'Dat is niet alles, Tracy. Herinner je je een incident dat in 1969 in Ban Me Thuot plaatsvond? Kims eenheid werd geïnfiltreerd door een Vietnamees die aanvankelijk door ons werd vertrouwd. Hij richtte heel wat schade aan, vóór we erachter kwamen. Drie mannen van Kims groep werden als vee afgeslacht. Ja? Herinner je je het?'
'Ja, ik herinner het me heel goed. Ik was de verantwoordelijke officier.'
'En wat deed je?'
'Kim smeekte me, bijna op zijn knieën, om de Vietnamees voor zijn rekening te mogen nemen.'
'En wat deed je?' snauwde de directeur en wipte op zijn tenen omhoog.
'Ik gaf die kerel aan Kim. Het verhoor duurde tweeënzeventig uur, zonder enige onderbreking. Aan het eind ervan wisten we precies hoe groot de schade was en welke verliezen we aan de Vietnamees te danken hadden.'
'En weet je ook hoe Kim zich tenslotte van de verrader ontdeed?'vroeg de directeur.
'Dat kan ik me niet meer herinneren.'
'Denk eens na,' siste de directeur hem toe.
En dat deed Tracy. Toen: 'Hij wurgde de man met een stuk ijzerdraad.'
'Precies,' zei de directeur. 'En op die manier werd jouw vader vermoord.'
Tracy stopte met ademhalen. Hij drukte zijn vuisten stijf tegen zijn zij; de knokkels zagen wit. De directeur sloeg hem met de loerende blik van een valk gade. Tracy haalde diep adem en nam een besluit.
Joy Trower Macomber wist nu alles. Ze wist alles
af van het verleden van haar man, zowel van zijn misdadige
praktijken als van zijn misdadige inborst. Haar handen beefden en
ze verkeerde halfin een shocktoestand. De zes velletjes geel papier
in haar hand trilden. Ze had het mini-dagboek bij toeval ontdekt.
Die ochtend had ze haar haarborstel gemist. Ze had er vergeefs naar
gezocht, tot ze zich opeens herinnerde dat haar man een antieke
zilveren haarborstel in de bovenste lade van zijn nachtkastje
bewaarde. Toen ze de borstel uit de lade te voorschijn haalde,
gleed die uit haar handen en viel, vreemd genoeg, in twee helften
uiteen. Opgerold in de steel bevonden zich zes velletjes, een
volledige bekentenis.
Aanvankelijk was ze doodsbang geweest. Als Macomber zou ontdekken dat ze van zijn grootste geheimen op de hoogte was, zou het er niet best voor haar uitzien. Maar wat ze had gelezen, brandde als een hels vuur in haar brein. Het was onvoorstelbaar, hield ze zich voor. Niemand kon zo wreed zijn. Na lezing van de velletjes had ze haar hoofd omgedraaid en naar het bed gekeken waar zij en Macomber naast elkaar hadden geslapen. Ze had gehuiverd. Voor het eerst prees ze zich gelukkig dat ze niet langer samen een bed deelden; ze besefte nu dat ze het niet zou kunnen verdragen als hij haar ooit nog zou aanraken. Niet na deze afschuwelijke ontdekking.
Nauwelijks had ze de haarborstel teruggelegd of ze werd zich ervan bewust dat ze niet langer alleen in de slaapkamer was. Zijn magnetische aantrekkingskracht bezorgde haar een lichte prikkeling en ze draaide zich om. Hij stond achter haar. Ze sloeg haar armen om hem heen. Ze keek naar zijn strakke gelaatstrekken. Hij zag er gekweld uit. Die gezichtsuitdrukking, in combinatie met wat ze zojuist aan de weet was gekomen, bezorgde haar een felle steek van wanhoop in haar maagstreek.
'O, Khieu,' fluisterde ze. 'Khieu.'
Tegenstrijdige gevoelens welden in haar op. Ze had tegelijkertijd medelijden met hem, hield van hem en voelde zich bedroefd en ook, jazeker, schuldig. Want, weliswaar zonder het te weten, had ze al die tijd in aanwezigheid van een monster verkeerd. Haar geweten drong er op aan dat ze Khieu de waarheid moest vertellen. Ze opende zelfs haar lippen. De woorden regen zich tot zinnen aaneen, maar ze kwamen niet over haar lippen. Hij heeft al genoeg te verduren gehad, hield ze zich voor. Ik mag hem niet nog meer belasten. En voor ze er verder over kon nadenken, drukte ze haar lippen op de zijne en duwde haar warme lijf tegen het zijne aan. Ze wilde hem maar wat graag warmte geven, en liefde, en alles wat ze verder voor goeds te bieden had.
Zijn bovenlijf was bloot en ze liet haar vingertoppen over de gladde, koperkleurige huid glijden. Onder haar dunne nachthemd voelde ze haar tepels hard worden. Ze schoof de bandjes van haar schouders en ontblootte zodoende haar stevige borsten. Haar hand gleed tussen hun lichamen in en ritste zijn broek open. Daarbinnen voelde ze zijn harde staaf. De warmte ervan deed haar naar lucht happen. Ze streelde de eikel en liet haar andere hand tot onder zijn ballen glijden.
Khieu sloot zijn ogen en huiverde. Zijn half geopende lippen bewogen als in een stil gebed.
Joy schoof zijn broek naar beneden en liet haar nachthemd van haar heupen op de grond glijden. Ze spreidde haar benen en trok zich aan hem op, tot haar hete schaamlippen in contact kwamen met zijn harde top.
Langzaam, plagerig, draaide ze met haar schaamhaar rondjes over de top van zijn erectie. Ze voelde zich vochtig worden en hem langzaam in haar glijden. Ze opende zich voor hem als een ontluikende bloem. Toen zijn penis verder bij haar naar binnen gleed, hoorde ze hem kreunen. Ze trok zich op, en liet zich zakken. Omhoog. Omlaag. Toen hij begon te beven en zijn ogen sloot, nam ze hem helemaal in haar op.
Dat wilde ze. Daarom had ze hem geplaagd, om de vreemde barrière die hem van haar leek te scheiden te doorbreken. De afgelopen weken had ze de intimiteit gemist die hun samenzijn daarvóór tot een feest en een troost had gemaakt. Voor het eerst sinds haar huwelijk had ze zich, dank zij Khieu, in het huis in Gramercy Park op haar gemak gevoeld. Want als hij er niet was geweest, zou ze zich zeker van Macomber hebben laten scheiden. Ze zou beslist zijn teruggekeerd naar Texas om daar verder te leven zoals ze had geleefd voor ze Macomber leerde kennen. Khieu spande zijn spieren en tilde haar hoger op. En Joy bleef vastgeprikt op hem hangen, happend naar lucht, in extase. Haar hart begon sneller te kloppen en in haar schoot brandde een verzengend vuur. Hij maakte haar zo heet, dat ze het nauwelijks kon verdragen. Door lustgevoelens verdoofd, was ze zich niet langer van haar omgeving bewust.
Ze had het gevoel alsof haar hart was losgescheurd van de rest van haar lijf. In haar binnenste barstte de kern van een zon uiteen. Haar oogleden knipperden; het werd haar bijna te veel. Zijn stoten volgden elkaar nu sneller op.
'Nee, nee, nee,' fluisterde ze. En vervolgens: 'O ja, ja!'
Ze wilde dat hij klaarkwam met een intensiteit zoals hij die nog nooit had ervaren. Ze liet haar hand zakken e,n kneep bij elke voorwaartse stoot zacht in zijn ballen. Nu werd het hem te veel. Hij schreeuwde het uit en Joy voelde zijn ballen samentrekken toen zijn diep in haar begraven penis begon te trillen en heet begon te spuiten.
'Oooo, ja,' riep ze triomfantelijk uit. De wetenschap dat zij er de oorzaak van was dat hij klaarkwam, gaf een extra dimensie aan haar liefdesspel.
Maar, op hetzelfde ogenblik waarop hij klaarkwam, bracht hij zijn rechterhand omhoog en ramde de zijkant van de hand tegen haar keel. Verward keek ze hem aan. 'Khieu...'
'Khieu,' zei hij haar na. Zijn stem klonk gezwollen en vreemd.
'Wie is Khieu?' Zijn testikels brandden alsof er napalm doorheen vloeide. 'Ik ben ... Chet Khmaul'Hij was het Zwarte Hart. En Chet Khmau, het Zwarte Hart, kon de tekenen van de goden naar eigen inzicht interpreteren. Vermoord haar, had de dode Malis hem vanuit het geestenrijk opgedragen. Door haar heb je je geloften verbroken; ze heeft je verleid. Ze moet sterven. Want je moet zuiver blijven, voor mij, voor Lauren, voor mij, voor Lauren, voor mij, voor...
En daarna vermoordde hij haar.
Zodra Macomber vanuit Hongkong vernam dat zijn organisatie grotendeels was opgerold, bracht hij een wijziging in de plannen aan. Het zat hem niet lekker. Enige dagen geleden had hij tot zijn schrik vernomen dat de laatste heroïnezending uit Hongkong niet was aangekomen, en nu dit. Hij prees zich gelukkig dat hij vooraf voldoende voorzorgsmaatregelen had genomen.
Zodra hem werd meegedeeld dat ook de Mauritious Maatschappij bezoek van de recherche had gehad, had hij zekerheid. Via de radio meldde hij de kapitein van de Jade, het vrachtschip dat de wapens vervoerde, dat deze de wapenzending moest dumpen. Geld speelde geen rol nu er zoveel op het spel stond.
Nu, terwijl hij zich onder de douche inzeepte, concludeerde hij juist te hebben gehandeld. Hij grinnikte. Het beloofde een prachtige dag te worden. De zon scheen. De enige wolk die alle prettige vooruitzichten beschaduwde, was het feit dat hij die dag van kantoor naar zijn huis in Gramercy Park moest om enkele belangrijke papieren op te halen.
Tracy geloofde niets van wat de directeur hem had verteld. Kim had zijn vader niet vermoord, daarvan was hij overtuigd. Kim was niet tot een dergelijke daad in staat. Hoewel Tracy de ander in het verleden ontzettend had beledigd zou Kim, als hij wraak zou nemen, alleen Tracy aanpakken.
Kim. Tracy was tot de conclusie gekomen dat Kims betrokkenheid bij deze zaak van zuiver persoonlijke aard was. Als dat zo was, dan bestond er geen twijfel over dat hij Tracy vanuit persoonlijke overwegingen op het spoor van de moordenaar van John Holmgren had gezet. De reden daarvan was hem echter nog niet duidelijk. En daarom was het van het grootste belang dat Tracy de Vietnamees wist te vinden. Kim wist ongetwijfeld voldoende om alle stukjes van de puzzel samen te voegen. Maar hij was zo moe. Slapen.
Het geluid van de telefoon wekte hem uit zijn halfslaap. Met tegenzin werd hij wakker. De immense vermoeidheid die zijn lijf al enkele dagen loom maakte, was nog steeds niet volledig verdwenen.
Echo's weerklonken door zijn hoofd, en hij had bijna de oplossing gevonden. Bijna. Hij reikte naar de hoorn en nam op. De stem van Thwaite zorgde ervoor dat hij meteen klaar wakker was.
'Hé, Tracy, ben jij het echt?'
'Thwaite, prettig je stem weer eens te horen.'
'Ik heb al sinds gisteren geprobeerd om je te bereiken. Geeft dat hotel van jou geen boodschappen door?'
Tracy vloekte. Hij was zelfde schuldige. Hij had de vorige avond vergeten aan de balie te informeren of er soms een bericht op hem lag te wachten.
'Alles goed met je?' vroeg Thwaite.
De stem van zijn vriend klonk oprecht bezorgd en Tracy dacht: de zekerheid dat ik tenminste één vriend heb, is een hele troost.
'Zeg,' vervolgde Thwaite. 'Ik hoorde het, van je vader. De FBI liet het lichaam weghalen en -'
'Ik weet het, ik weet het. We hebben hem gisteren begraven.'
'Christus, Tracy, ik was de stad uit toen het gebeurde. En, tja, ik weet eigenlijk niet wat ik moet zeggen.'
'Laat maar, ik begrijp je best.' Tracy ging overeind zitten en haalde zijn hand door zijn donkere haar. 'Hoor eens, we moeten een aantal zaken doorspreken. Om te beginnen, heb je in Kenilworth iets ontdekt? Weet je hoe de senator aan zijn eind kwam?'
'Hij werd vermoord,' zei Thwaite veelbetekenend.
'Dan zitten we op het goede spoor.'
'Ik weet nog veel meer,' zei Thwaite.
'Wacht eens even,' zei Tracy haastig, 'dit is een open lijn. En ik denk dat we elkaar een heleboel te vertellen hebben. Waar zit je nu?
Bij Melody?'
Thwaite aarzelde, heel kort, toen: 'Nee, ik zit op het bureau. Ik logeer nog steeds in een hotel.'
'Oké. Morgenochtend kom ik met het vliegtuig aan. Kun je me morgenochtend op het vliegveld komen ophalen?'
'Geen enkel probleem,' zei Tracy. 'Tot dan. Oké?'
Khieu werd met een schok wakker, zonder te weten
waar hij zich bevond. Hij voelde zich lichthoofdig. Hij voelde zich
... verlicht, op een vreemde manier, zoals hij zich na een sessie
met Preah Moha Panditto soms verlicht had gevoeld. Opeens kwam het
bij hem op dat hij de priester nooit helemaal uit zijn geheugen had
gebannen. Zelfs niet als hij Chet Khmau was.
Het heldere licht, het energieveld dat de priester omgaf, had grote
indruk op hem gemaakt. Khieu Sokha, de jongen, had zich er vaak
over verbaasd. Khieu, de volwassen man, verbaasde zich er nog
steeds over. Het volgende ogenblik schoot hem de opdracht van zijn
vader te binnen: vermoord Tracy Richter.
In het vliegtuig nam Tracy in gedachten opnieuw het dossier door dat de directeur hem met tegenzin ter beschikking had gesteld. Sector 350, de plek waar operatie Sultan werd uitgevoerd, was tevens de lokatie waar hij indertijd had geprobeerd om de Japanse terrorist, Musashi Murano, uit te schakelen. Tijdens die laatste opdracht hadden hij en Macomber met elkaar samengewerkt. Murano. De achtergronden van de man waren ook in het dossier opgenomen. De man was in het zuiden van Japan, in Kioeshoe, opgegroeid en getraind. Murano was een radicaal geweest, die uiteindelijk het contact met zijn geboorteland en zijn vrienden verbrak om zijn eigen idealen trouw te blijven. Hij was van Birma naar Thailand getrokken en tenslotte gestrand in Cambodja, waar hij de radicale Rode Khmer zijn diensten had aangeboden. Rapporten meldden dat hij indertijd in zes verschillende kampen groepen Khmer in het ongewapende gevecht trainde. Want Murano was een man die wars was van wapengebruik. Meer hadden ze niet van de man afgeweten. Tracy werd indertijd alleen meegedeeld dat de man hoogst gevaarlijk was en daarom moest worden uitgeschakeld. Tracy had in die woelige dagen echter ook geruchten gehoord dat Murano een discipel had, een jongen die hij trainde om zijn werk uiteindelijk over te nemen. Hij had die geruchten in een rapport vermeld, maar er was nauwelijks aandacht aan besteed. Na de dood van Murano hadden geruchten over een discipel echter opnieuw de kop opgestoken. Als, dacht Tracy met een bonzend hart, als het nu eens zo was... natuurlijk! Macomber had Murano nooit ontmoet; de Japanner was al dood toen ze bij het dorp waar hij verbleef arriveerden. Maar het was best mogelijk dat Macomber kennis had gemaakt met Khieu. Als Khieu Murano's discipel was geweest... Hij dacht aan alle doden: John, Moira, Roland Burke, zijn eigen vader. Dat moest het antwoord op zijn vragen zijn. Murano had de beste vechtmachine die ooit het aardoppervlak had bewandeld opgeleid, en Macomber had op een of andere manier een truc bedacht om Khieu aan zich te binden. Maar hoe? Wat had Macomber gedaan om de Cambodjaan met hart en ziel aan hem te binden?
Dat was een vraag die niet meteen ter zake deed, besloot hij. Het was belangrijker om te weten te komen wat Macomber nu in zijn schild voerde. Het gewicht van die vraag drukte enorm op hem. Op het vliegveld werd hij opgewacht door Ivory White. Hoewel de man in burger was, herkende Tracy hem meteen. Hij bewoog zich zoals iemand die dagelijks een uniform draagt, zich beweegt. Toen hij Tracy bijna genaderd was, begon hij te glimlachen en stak zijn hand uit. 'White. Ivory White,' zei hij vrolijk. 'Thwaite stuurde me om je af te halen. Ik breng je rechtstreeks naar hem toe.'
Ze verlieten de aankomsthal en White ging Tracy voor naar een zwarte Chrysler. Toen hij eenmaal op de achterbank zat, zei Tracy:
'Als je het niet erg vindt, zou ik onderweg een korte stop willen maken.'
'Mij best. Waar wil je heen?'
'Christopher Street,' zei Tracy, 'naar de flat van mijn vader.'
White hield zijn blik strak op het wegdek gericht. 'Oké. Komt voor elkaar. Ik weet waar het is.' Het was eruit voor hij het besefte.
'O ja?'
White draaide heel even zijn hoofd om en de droevige blik in zijn ogen ontging Tracy niet. 'Ja. Afijn, ik probeerde te voorkomen dat de FBI de zaak overnam, om die zodoende Thwaite in handen te spelen. Ik weet nog steeds niet waarom de FBI zich ermee bemoeide.'
'Mijn vader werkte voor ze.'
'Hmm, vandaar. Ik heb zijn werkkamer van binnen gezien. Ik kon er geen touw aan vastknopen.'
'Mijn vader was de grootste expert in het vervaardigen van miniatuur-explosieven,' zei Tracy.
'Meen je dat nou?' White knikte begrijpend. 'Dat verklaart waarom die spullen me onbekend voorkwamen.'
Toen ze bij het flatgebouw arriveerden, draaide White de contactsleutel om. 'Als je het niet erg vindt, ga ik in de tussentijd ergens een hapje eten. Ik verga van de honger.'
'In het geheel niet.' Tracy glimlachte. Hij
begreep best dat White doorhad dat hij het komende half uur liever
alleen was. Tracy wenste White smakelijk eten toe en ging het
gebouw binnen. De lift bracht hem langzaam en knarsend naar boven.
De liftkooi rook naar zweetvoeten en rozen. Op de verdieping waar
het appartement van zijn vader zich bevond, stapte hij de gang op.
Even later draaide hij de sleutel in het slot van de voordeur om.
Hij liet de deur helemaal openzwaaien, vóór hij naar binnen ging.
De leegte kwam hem in golven tegemoet. Hier zou hij niemand
aantreffen. Een ogenblik ervoer hij de aandrang om zich om te
draaien en terug te gaan. Maar het gevoel verdween, en hij besefte
dat hij geen keuze had. Zijn vader had hier gewoond en hier wilde
hij enkele minuten in stilte vertoeven.
Langzaam liep hij de woonkamer binnen. Het viel hem op dat alles op de juiste plaats stond. Hij keek naar links, de keuken binnen. Niets. Niemand. Hij huiverde.
Hij knipperde met zijn oogleden. Zijn ogen brandden. Pa, huilde hij in stilte, waarom moest het voor jou op deze wijze aflopen?
Het was niet zo maar een vraag. Het was een vraag, besefte hij, waarop hij het antwoord zou moeten vinden. En hij wist dat hem dat zou lukken. Hij zou de dader vinden en hem ter verantwoording roepen. En -'
Er werd een sleutel in het slot van de voordeur gestoken en omgedraaid. De deur werd geopend. Iemand kwam het appartement binnen. Het volgende ogenblik stapte Lauren de woonkamer binnen, en bleef stokstijf staan.
'Tracy!' Ze haalde diep adem. 'O, mijn god, Tracy!'
Tracy wilde iets zeggen, maar de woorden lieten zich niet over zijn lippen dwingen. Sprakeloos staarde hij haar aan.
'Weet je?...' begon ze aarzelend.
Hij knikte en schraapte zijn keel. 'Eh, ik heb een afspraak met Thwaite.' Het had geen enkele zin hier te blijven nu hij niet langer alleen was.
'Tracy.' Ze barstte bijna in tranen uit. 'Tracy, ik moet je iets vertellen.'
'Wat? Ik geloof niet dat wij -'
'In Shanghai heb ik iemand ontmoet.' Ze keek hem strak aan.
'Iemand die jij kent en die jou kent.'
'Ja?'
'En ik heb Tisah ontmoet.'
Haar woorden nagelden hem ter plekke als aan de grond vast. Tisah. Lauren had Tisah ontmoet. Het onvoorstelbare was werkelijkheid geworden. Hoe was dit gebeurd? 'Hoe is het met haar?' vroeg hij zacht.
'Ze maakt het goed.' Wat ontwaarde ze in zijn blik? Hield hij nog steeds van haar? Ze was er persoonlijk getuige van geweest dat hij nog steeds van haar droomde. 'Ze is een gevangene.'
'Hoe ben je met haar in contact gekomen?'
'Via de Monnik,' fluisterde ze.
'De Monnik? Heb jij de Monnik ontmoet?'
'Hij stelde me aan Tisah voor. Ze is dol op ballet, maar ze mocht de voorstelling niet bijwonen. Meer kon hij niet voor haar doen.'
'Maar Lauren -'
'Luister naar me. Dit is van het allergrootste belang.' Haar stem had nu een dringende klank. 'Tisah is zijn dochter. Ze heeft hem verteld wat jij voor haar deed, hoe je haar het leven redde. Hij is je iets verschuldigd. Hij -'
'Is Tisah de dochter van de Monnik?' Tracy staarde haar wezenloos aan en vervolgens, heel langzaam, verscheen er een glimlach om zijn lippen.
Lauren fronste haar wenkbrauwen. 'Ik begrijp niet wat er te lachen valt.'
Tracy wreef een traan weg uit een ooghoek. Hij zuchtte diep, bijna van opluchting. 'Nee, dat kan ik me voorstellen,' zei hij.
'Maar ik dacht even aan Macomber.'
'Ik begrijp je nog steeds niet.'
Tracy nam haar in zijn armen. 'Macomber had toentertijd in Ban Me Thuot een verhouding met Tisah. Hij was op haar verliefd.'
'Dat weet ik,' zei Lauren. 'En zij was op jou verliefd.' Ze keek hem veelzeggend aan. 'Ik denk dat ze nog steeds op jou verliefd is.'
Ze wachtte een ogenblik en haalde diep adem. 'Geef jij iets om haar?'
'Lauren,' zei hij vriendelijk, 'een hele tijd geleden gaf ik iets om haar, in een ander leven. Maar ik dacht nog regelmatig aan haar. Ik hoopte dat ze gelukkig was. Het spijt me dat dat niet zo is. Eens betekende ze een heleboel voor mij. Op een of andere wijze was ze toen voor mij een levenslijn met het normale leven. Kun je dat begrijpen?'
'Ik vond haar heel aardig,' zei Lauren bij wijze van antwoord. En vervolgens sperde ze haar ogen wijd open. 'Macomber! Tracy, ik moet je iets over hem vertellen.'
'In opdracht van wie? Van de Monnik?'
'Hij vertelde me een en ander over Macomber,
dingen die ik aan jou moest overbrengen.'
Zijn gezicht werd abrupt een strak masker. Hij greep haar vast.
'Wat vertelde hij over Macomber?'
'Alles,' zei ze. 'Ik geloof dat ik alles weet.'
Toen Eliott op zoek ging naar Khieu trof hij overal in huis bloedspatten aan. Hij begaf zich van kamer naar kamer. Al wat hij vond waren kleine tekenen die op de aanwezigheid van Joy en Khieu duidden. Dat stond hem niet aan; het leek wel alsof zijn vader hier niet langer woonde. Het maakte hem zenuwachtig. Het huis rondom hem was stil als een graf.
Via de keuken liep hij de gang in en bleef opnieuw staan. De kelderdeur stond wijd open. Beneden brandde licht. Toen hij bij de deur stond en zijn hoofd iets naar voren boog, hoorde hij een geluid als van iemand die moeizaam ademhaalde. Het klonk ritmisch, als van een machine, en vreemd; een rilling ging door hem heen. De aandrang om zich terug te trekken, om zich om te draaien en het huis te verlaten, werd bijna allesoverheersend. Maar zijn vastbeslotenheid om Khieu te vinden was sterker. Alles wat hij ooit van zijn geadopteerde broer had gedacht was verkeerd geweest, al zijn haat misplaatst, dat had zijn vader hem duidelijk gemaakt. Hij wachtte tot zijn zelfvertrouwen was toegenomen en liep vervolgens langzaam de keldertrap af. Toen zijn voeten het ruwe cement raakten, draaide hij zich om. Het ogenblik daarop puilden zijn ogen haast uit hun kassen. Hij probeerde zich van de aanblik af te wenden, maar hij was er niet toe in staat. Hij viel op zijn knieën, toen alle kracht uit hem week. Heen en weer wiegend bleef hij zitten. Met stellige zekerheid wist hij opeens dat er op de hele aardbol geen enkele plek was waar hij ooit rust zou vinden. Voor hem, eveneens op zijn knieën, zat Khieu. Zijn rug was naar voren gebogen. Naast en achter hem ontwaarde Eliott een gapend gat in de stenen muur. En voor Khieu, op de keldervloer, lag het in stukken gesneden lijk van Joy Macomber.
'O, God,' snikte Eliott. 'O, God!'
Nu werd Khieu zich ervan bewust dat er zich nog iemand in het vertrek bevond. Hij was zo opgegaan in zijn werk dat hij zijn omgeving geheel uit het oog had verloren. Hij draaide zich met een ruk om en automatisch sprak Eliott zijn naam hardop uit: 'Khieu!'
'Wie is Khieu?' vroeg de man die voor hem stond. 'Ik ben Chet Khmau.' Zijn knappe gelaatstrekken werden door innerlijke roerselen vervormd. Duivelse emoties gingen als rukwinden door hem heen.
''Chet Khmau,' fluisterde Eliott. Zijn lippen werden opeens kurkdroog. Zijn brein, nog steeds half verdoofd door de schok, probeerde te achterhalen waar hij die term eerder had gehoord.
'Wat betekent het?'
Khieu sloop in een half gebukte houding op hem af en Eliott perste zijn rug tegen de muur achter hem. 'Wij hadden vele namen .. .toentertijd.' De stem van Khieu deed Eliotts nekharen overeind komen. 'Chet Khmau, het hart van de raaf, van de Rode Khmer. Het zwarte hart, dat ben ik.'
Eliott slaagde er op het laatste ogenblik in om zijn angstkreet binnen te houden. 'W-wat doe je met Joy? Wat heb je haar aangedaan?'
De Cambodjaan stond nu bijna vlak voor hem. Eliott werd bevangen door de reukloze sfeer van dood en verderf, die als een doodshemd om de ander heen hing. Khieus blik versomberde. Zijn ogen leken twee bodemloze gitzwarte putten, die een ziel verrieden die olie op het vuur van Eliotts angsten was. Hij begon te beven. Hij gleed, met zijn rug schrapend tegen de muur, van de ander vandaan, naar een hoek van de kelder.
'Het land wordt door oorlog geteisterd,' kraste Khieu. 'Wij staan als wilde dieren tegenover elkaar. Gevaarlijke wapens zijn ons in handen gevallen en met die wapens staan wij elkaar naar het leven.'
Zijn ogen schoten vuur, zoals de ogen van Murano eens vuur hadden geschoten. 'Zij was een krijgsgevangene,' siste Khieu vervolgens. 'Krijgsgevangenen moeten op de voorgeschreven manier worden afgemaakt, zodat de bevolking de onvermijdelijkheid van de nieuwe orde zal inzien. De nieuwe orde moet zo snel mogelijk worden geïnstalleerd, zodat alle sporen van het oude regime grondig kunnen worden uitgewist. Het oude regiem had Cambodja in een wurggreep. Kolonialisme en kapitalisme werkten hand in hand om de Khmer te vernietigen. Hier moet ogenblikkelijk een eind aan worden gemaakt.'
Eliott hapte naar lucht. Deze man, de persoon die voor hem stond, was voor hem een volslagen onbekende; de toon waarop hij sprak, de wijze waarop hij de woorden formuleerde, ze hadden niets van doen met de Khieu die hij kende. Geloofde Khieu' werkelijk wat hij zei?
Eliott kon het niet bepalen. Maar hij besefte wel dat Khieu in het verleden iets was aangedaan dat hem nu had gemaakt tot diegene die hij nu was. Hij keek naar het verminkte lijk van de vrouw die een poosje had geprobeerd om een echte moeder voor hem te zijn. En van haar keek hij naar het gekwelde gezicht van zijn broer.
'Je bent bedrogen,' zei hij opeens. 'De man die jou als zijn zoon aannam, heeft je bedrogen.' Hij stak zijn hand in zijn achterzak en haalde enkele vierkant opgevouwen officieel ogende papieren te voorschijn. Khieu pakte ze aan. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin en zei: 'Ga eens verder.'
En dat deed Eliott, omdat hij het als juist beschouwde. Hij vertelde zijn geadopteerde broer wat hij die ochtend had ontdekt, dat Macomber ooit deel uitmaakte van een gevechtsgroep die tot taak had de Japanner Musashi Murano te vermoorden. Hij vertelde dat de eenheid het kamp van de Rode Khmer had bereikt en daar tot de ontdekking was gekomen dat Murano niet langer tot de levenden behoorde. Maar de eenheid had een man achtergelaten die zich ervan moest overtuigen dat ze niet door de Rode Khmer werden voorgelogen. Die man was tien dagen lang in de buurt van het kamp gebleven. Die man heette Delmar Davis Macomber.
'Zodoende wist jouw "vader" van jouw bestaan af,' zei Eliott. 'Je liep hem niet toevallig tegen het lijf, zoals je al die jaren geloofde. De adoptie van de enige leerling van Murano maakte deel uit van een door hem opgezet plan. En dat voerde hij uit. Hij was ook degene die het gerucht verspreidde dat jouw broer voor de vijand werkte. Hij wist eenvoudig dat de Rode Khmer uiteindelijk geen risico zou kunnen nemen en hem zou vermoorden. Ze geloofden de leugens van onze vader. Hij was iedereen te slim af.'
'Is dat zo?' vroeg Khieu.
'Tijdens een bombardementsvlucht liet hij zich met enkele mannen boven jullie kamp droppen. Hij doodde de moordenaars van je broer, om op die manier jouw sympathie te winnen. Jij was hem ontzettend dankbaar en dat was ook zijn bedoeling. Het spijt me,' besloot Eliott, en hij meende het. 'Jouw leven heeft veel weg van een mijnenveld, met nergens een veilige plek om even op adem te komen.' Na deze woorden staarde Eliott Khieu indringend aan, razend benieuwd naar het effect van zijn woorden op de andere man. Hij wilde maar wat graag geloven dat deze gekwelde man op een of andere wijze baat zou vinden bij de waarheid. Wat Khieu betrof: hij twijfelde geen ogenblik aan de woorden van Eliott. Hoewel hij veertien jaar een compleet andere mening was toegedaan, herkende hij nu de logica in het verhaal en besefte dat het waar was. En hij begreep ook wat Eliott voor hem probeerde te doen.
Maar in zijn binnenste bevond zich een zwartheid die hij binnen afzienbare tijd niet langer zou kunnen beheersen. Een duisternis die onder hoogspanning stond. Hij zag het oranje en rood van exploderende napalmbommen. Hij hoorde het geschreeuw en gekrijs van de brandende Khmer, en snoof de reuk van geroosterd mensenvlees op. Hij hoorde opnieuw de doffe klappen van de knuppels waarmee Sam werd doodgeslagen.
'Ga weg,' zei hij met een bevende stem, met een mond vol speeksel en slijm. 'Ga weg.'
'Maar -'
Khieus ogen vonkten met een duister vuur. 'Ga weg. Nu!'
Een ogenblik werd het doodstil in het kantoor van bureau One Police Plaza. Lauren en Tracy keken allebei naar Thwaite, en knikten langzaam.
'Wacht eens even,' zei Thwaite met een verstikte stem. 'Willen jullie mij wijsmaken dat de man die Atherton Gottschalk probeerde neer te schieten door Macomber werd gehuurd?'
Lauren knikte.
'Maar dat is waanzin. Die man is een superpatriot. Misschien is hij een misdadiger, maar ik kan me niet voorstellen dat hij landverraad pleegt.' Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, dat gaat er bij mij niet in.'
Tracy boog zijn hoofd. Wat had de directeur van de stichting ook alweer gezegd: een uitstekende vent. Hij kan op mijn stem rekenen.
Gottschalk en Macomber.
'Lauren heeft gelijk, Douglas,' zei hij tegen Thwaite. 'Macomber zat achter de aanslag.'
'Dan is Macomber een gevaarlijke gek.'
'Gevaarlijk, ja, maar gek? Ik betwijfel het. Vertel eens, zijn Gottschalks kansen op de presidentszetel na de aanslag niet behoorlijk gestegen?'
'Ja.'
'Nou dan.'
'Maar, maar dat kan toch niet. Stel dat Macomber de man achter Gottschalk is, dan laat hij toch niet op zijn eigen beschermeling schieten!'
'En stel nu eens dat de moordenaar een
scherpschutter was die opdracht had om op het hart te
schieten?'
'Het telefoontje!' Thwaite knipte met zijn vingers.
'Wat!' zeiden Lauren en Tracy tegelijkertijd.
'Ik vermoedde al dat er iets niet klopte,' Thwaite keek hen aan.
'Nog geen minuut na de schietpartij kwam op het bureau een anoniem telefoontje binnen. De opbeller vertelde precies waar we de dader konden vinden. In dat licht bezien ...' Thwaite griste een rol rijstpapier van zijn bureau en reikte die Tracy aan. 'Kijk hier eens naar.'
'Christus,' zei Tracy even later. 'Heb je de heroïne werkelijk gevonden?'
Thwaite knikte. 'En dat is nog niet alles. Als je verder leest, zie je dat er een compleet wapenarsenaal naar dit land onderweg was.'
'Was?' Tracy keek scherp op.
'Was.' Thwaite knikte. 'Het schip, de Jade, liep vanochtend binnen. Vandaar dat ik je niet persoonlijk van het vliegveld afhaalde, maar White stuurde. Ik heb het schip van voor-tot achtersteven laten doorzoeken, zonder resultaat.'
'Dat betekent,' zei Tracy, 'dat Macomber ons nog steeds een stap voor is. Hij liet de hele handel in zee dumpen.'
'Maar waar had hij die wapens voor nodig?' vroeg Lauren.
'Afgaand op de wapens die hij bestelde, het type, zou ik zeggen dat hij een soort guerrilla-actie voorbereidde. Mijn vermoeden is dat de wapens voor een kleine groep terroristen waren bestemd. Waar die terroristen op dit ogenblik zijn en wat er van hen wordt verwacht, kan ik echter niet bepalen. Dat zullen we aan Macomber moeten vragen. En er is nog iets. Als Macomber indertijd een bepaald type actie met een bepaalde strategie uitvoerde en die aanpak bleek succesvol, dan bleef hij die herhalen. Het zou best eens kunnen dat hij met Gottschalk een tweede stunt probeert uit te halen. Gottschalk zal op een of andere wijze als een held uit de actie te voorschijn komen en de media zullen hem de lucht in prijzen.' Na deze woorden fronste Tracy zijn wenkbrauwen. Hij voelde zich in het geheel niet op zijn gemak. De plannen van Macomber, die tot dusver met succes waren uitgevoerd, zouden tot iets afschuwelijks leiden als voltooiing een feit werd. Tracy besefte maar al te goed dat Macomber tegen elke prijs moest worden tegengehouden. De politie kon niets doen; de harde bewijzen ontbraken. In zijn hoofd nam een gewaagd plan echter langzaam definitief vorm aan. Hij knikte en begon te vertellen. Zowel Lauren als Thwaite was stomverbaasd toen hij hun vertelde wat hij in de dossiers van de stichting had ontdekt.
'Die Murano was een klasse apart,' besloot hij. 'De geruchten die over hem de ronde deden, klonken ons overdreven in de oren. Toen. Nu ben ik bereid ze te geloven.' Hij haalde zijn vingers in een kammende beweging door zijn dikke haar. 'Thwaite, jij en ik hebben met eigen ogen gezien waartoe die kerel in staat is. Ik twijfel er niet langer aan: Khieu is de leerling van Murano. Enfin, in het dossier trof ik ook een beschrijving van hem aan. Voor een oosterling is hij tamelijk lang, mager, goedgebouwd, mager gezicht, volle lippen en bijzonder, bijzonder knap. Hij -'
'Ho eens even,' viel Lauren hem in de rede. 'Ik denk dat je het mis hebt. Dat klinkt mij in de oren als een beschrijving van Kim.'
Tracy voelde zijn maag kantelen en hij zei: 'Waar heb jij in vredesnaam Kim ontmoet?' Hij vroeg het zo heftig dat Lauren onwillekeurig een stap achteruit deed.
'In het appartement van je vader. Hij kwam langs op de avond waarop jij naar Hongkong vertrok. Hij kwam dat afluister-apparaatje ophalen. Hij... ik bedoel, Louis ... hij, die Kim, scheen heel wat af te weten van de plek waar jij... waar jullie vroeger werkten. Hij... hij was heel vreemd, Tracy. Zijn ogen. Zijn blik, die toonde iets waarvoor woorden tekort schieten. Hij maakte een ontzettend droevige indruk.'
'Had hij een litteken aan de zijkant van zijn hals?'
Lauren schudde haar hoofd. 'Nee, beslist niet.'
'Ze heeft Khieu ontmoet,' zei hij zacht. 'Dan is het duidelijk dat Khieu mijn vader vermoordde. Maar waarom ?Omdat hij hem had gezien? Hmm, in dat geval zou hij ook achter jou aan zijn gekomen, Lauren.'
'Ik weet het allemaal niet meer,' zei Lauren verward.
'Wat zei mijn vader tegen Khieu?'
'Ik ... ze hadden het over iemand in Hongkong. Mizo, zo heette die man.'
'O, mijn God,' zei Tracy. Nu wist hij waarom Mizo er zo op gebeten was geweest om hem meteen na zijn aankomst uit de weg te ruimen.
'Oké,' zei Tracy. 'Eén ding is duidelijk. We moeten eerst die Khieu uitschakelen. Hij is het gevaarlijkst. En ik ben de enige die een kans maakt om dat voor elkaar te krijgen. Ik ga naar hem op zoek.'
Lauren keek hulpeloos naar Thwaite. 'Nou,' begon
ze, 'zeg je niets? Laat je hem zo maar gaan?'
'Hij heeft gelijk.'
'Schoft,' riep ze opeens. 'Schoften, allebei!'
Tracy deed een stap naar voren. 'Lauren, ik heb je gewaarschuwd, van tevoren en in niet mis te verstane bewoordingen, dit is géén uitstapje.'
'Ik wil dat je een zender meeneemt,' zei Thwaite, 'zodat ik je met een team kan volgen. Zodra je die Khieu hebt gevonden, slaan we toe, zo snel dat die knaap niet zal weten wat hem overkomt.'
'Douglas,' zei Tracy beheerst. 'Jij hebt nooit in de jungle gevochten. Daar, in de oerwouden, geldt een andere logica.'
'Maar een kogel is een kogel,' zei Thwaite. 'En als je geraakt wordt, ben je dood. Kom mee.'
Khieu voelde elementaire veranderingen zich in hem voltrekken. Hij had Eliott weggestuurd. Als hij dat niet had gedaan, zou hij een halve minuut later zijn gespreide vingers in de ogen van zijn halfbroer hebben gestoken. Niet omdat hij dat wilde doen, maar omdat hij niet in staat was om weerstand te bieden aan de duistere aandrang in zijn binnenste. Zijn neusgaten verwijdden zich; de scherpe reuk van vers bloed hing zwaar in de lucht. De reuk herinnerde hem aan thuis, en aan zoveel andere dingen. Macomber, zijn vader, zijn mentor, die man aan wie hij zoveel verschuldigd was dat hij hem nooit helemaal zou kunnen terugbetalen, was een leugenaar en een kwaadaardige manipulator. Khieu had het gevoel dat iets van onbekende aard zijn ziel was binnengeglipt en daar ongekende verwoestingen aanrichtte, zonder dat hij er ook maar iets aan kon doen om het te doen ophouden. Alles wat hij wist, alles dat hem was geleerd, maakte deel uit van een leugen. Hij voelde zich van al zijn waarden - vermeende waarden, bleek nu - beroofd. Hij voelde zich opnieuw een kind, terug in de hel van Phnom Penh. Het leven zoals hij het tot dusver had ervaren, hield op te bestaan. Hij was herboren. Hij stond nu aan de vooravond van een nieuw leven. De training van Musashi Murano had eindelijk vruchten afgeworpen. Chet Khmau bepaal-de zijn handelingen. Maar hoe zat het met zijn andere ik; de 'ik' die in een ander leven gestalte had gekregen? Het heldere licht van Boeddha, de nagedachtenis aan Preah Moha Panditto? De lessen waarin hij ooit had geloofd?
Hij begon heftig te transpireren. Zijn spieren trilden als gevolg van de zenuwschokjes die door hem heen gingen. Wie was hij eigenlijk? Wat moest hij doen? Wie kon hij geloven? Het waren allemaal leugenaars. Hij bleef als ter plekke vastgenageld staan, nauwelijks in staat om adem te halen. Toen wist hij het. De stormkering in zijn hoofd gleed open. Hij zou de bevelen van Macomber opvolgen. Per slot van rekening was zijn vader, ondanks alles wat er was gebeurd, de enige levende persoon aan wie hij werkelijk iets verschuldigd was.
Hij sperde zijn ogen open. Zijn zintuigen stonden op scherp. Er kwam iets - iemand? - naderbij. Heel dichtbij. Het 'iets' was er bijna. Maar nog niet. Nog niet helemaal. Khieu draaide zijn hoofd alle kanten op. Wat was dat 'iets'?
Eliott kreunde opnieuw en drukte zijn beide handen tegen zijn maag. Opnieuw zag hij het verminkte lijk van Joy in zijn blikveld verschijnen. Hij kreunde opnieuw. Toen werd er op de deur geklopt.
'Ga weg,' fluisterde hij. 'Laat me met rust.'
Maar er werd opnieuw geklopt, ditmaal dringender. Hij hees zich overeind en liep op onvaste benen naar de deur. Het geklop moest ophouden. Hij kreeg er hoofdpijn van.Hij opende zijn kamerdeur.
Khieu!
Kim was naar New York teruggekeerd. De wensen van zijn opdrachtgevers interesseerden hem niet langer. Evenmin voelde hij er nog langer iets voor om voor de stichting te werken. Het leek nu allemaal zo zinloos. Alleen de gedachte aan zijn persoonlijke wraakneming stuurde zijn daden. Hij wilde ter plekke zijn als Tracy, het instrument van zijn wraak, zou toeslaan. Zodat hij, Kim, tenslotte op zijn eigen onnavolgbare manier met Khieu Sokha zou kunnen afrekenen. Wat Macomber betrof: Tracy mocht hem hebben, bij wijze van beloning voor zijn inspanningen. Wat Macomber uiteindelijk ook van plan was geweest, het interesseerde Kim geen zier. Zijn ogen glommen toen hij zich met de taxi van LaGuardia naar Manhattan liet brengen. Wraak was zoet.
'Mag ik binnenkomen?'
Eliott keek naar zijn aangenomen broer als naar een geestverschijning. Hij stond er zelf als verdoofd bij, zonder te weten wat hij moest doen of denken.
Khieu was opnieuw zichzelf: knap, goed gekleed, vol zelfvertrouwen en uiterst rustig. Misschien, dacht Eliott als in een koortsdroom, heb ik het allemaal maar gedroomd.
'Eliott?'
Hij haalde bevend zijn longen vol lucht en knikte houterig, als een slecht functionerende marionet.
'Natuurlijk.'
Hij sloot de deur en samen liepen ze de woonkamer van Eliotts appartement binnen. Khieu ging bedaard zitten.
'Wil je iets drinken?' vroeg Eliott.
'Een biertje, als je dat in huis hebt.'
Een ogenblik later stapte Eliott met twee flesjes Kirin het vertrek weer binnen. 'Ik hoop dat je het niet erg vindt om uit de fles te moeten drinken.'
Khieu schudde zijn hoofd. Hij nipte van het bier, plaatste het flesje naast zich op de grond en keek op. 'Ik heb niet veel tijd, maar ik wilde je toch even bedanken.'
'Waarvoor?' vroeg Eliott onnozel.
'Voor wat je me hebt verteld.' Khieu boog zich naar voren en klopte Eliott vriendelijk op zijn knie. Van buiten drong het geluid van een politiesirene tot hen door. 'Dat waardeer ik, echt.'
Eliott wist niet goed wat hij moest zeggen.
'Ik wil dat je iets voor me doet,' zei Khieu. 'Zou je dat willen?'
In afwachting van het antwoord leegde hij met enkele lange teugen het flesje bier.
'Het ligt eraan wat je van mij verlangt,' zei
Eliott onhandig.
'Je moet me helpen ophouden te bestaan,' zei Khieu. 'Kom. Onderweg zal ik je vertellen waarom.'
Infiltratie. Het was zijn forte, hadden ze gezegd toen hij bij hen aanklopte voor een baan. Ze namen hem omdat Louis Richter zijn vader was. Hij werd aan een zes dagen durende test onderworpen en na afloop daarvan bepaalden ze dat hij een geboren infiltrant was.
Dertien maanden later, na zijn opleiding, werd die conclusie door Jinsoku bevestigd. 'Jij, mijn vriend,' had de oude man gezegd,
'bezit de geest van een fret. Ze zullen je aan het lijntje houden, letterlijk, en je in de gevaarlijkste gaten en tunnels op onderzoek uitsturen. Wat het ook mag zijn dat je voor hen moet zoeken, je zult het vinden. Je zult slagen waar anderen zullen falen. Maar na een poosje zul je gebukt gaan onder een zware last. Alles heeft een keerzijde. Ze zullen steeds meer van je verlangen, steeds vaker zullen ze een beroep op je doen. Steeds vaker zullen ze je op pad sturen. In fysiek opzicht zal dat geen enkel bezwaar opleveren, maar de geestelijke druk zal enorm zijn. Let wel... dit blijft onder ons.'
Aan die wijze woorden dacht Tracy terug toen hij op weg ging naar Gramercy Park. Het zwarte, smeedijzeren toegangshek was gesloten. Een fietser passeerde hem. Een verliefd stel liep hand in hand aan de overkant van de straat voorbij. Het huis stond er stil en verlaten bij.
Even tevoren waren Khieu en Eliott in het huis in Gramercy Park gearriveerd. En daar vertelde Khieu Eliott waarom hij niet langer wenste te leven.
'Dit is iets wat jij niet weet, maar toen de Rode Khmer mijn broer vonnisten en halfdood knuppelden, lieten ze mij hem de genadeslag toebrengen. Kun je je voorstellen wat dat voor mij betekende?'
Ja, dat kon Eliott. Hij sloot zijn ogen, maar hij kon de tranenvloed niet keren. Mijn God! Hoe had Khieu dat kunnen doen? Zijn eigen broer! Maar natuurlijk. Hij had niet anders gekund. Een weigering zou hebben betekend dat ze hem ook zouden hebben gedood.
'Eens was ik je vader dankbaar,' zei Khieu. 'Maar hij misbruikte me, besef ik nu. Ik moordde voor hem. Ik heb dingen voor hem gedaan waarvan ik me vooraf niet kon voorstellen dat ik ertoe in staat was, en dat allemaal omdat ik bij hem in het krijt sta. Maar mijn handen zijn gebonden. Ik zal mijn belofte aan hem niet verbreken. Ik kan hem niet doden. Ik weet het, jij zult me niet kunnen begrijpen, maar als je me maar gelooft, is dat voldoende.'
'En daarom wil je niet verder leven?' vroeg Eliott fluisterend. Hij kon het nog steeds niet geloven. Hij sloot zijn ogen. Opeens voelde hij een zwaar gewicht tegen zijn handpalm drukken. De reuk van olie drong zijn neusgaten binnen. Sterke vingers grepen de zijne vast.
'Ik moet me voorbereiden,' zei Khieu. 'Ik ga nu naar boven om te bidden. Zodra ik ophou met bidden, zal ik naar beneden komen. Hier, op de drempel, zal ik blijven staan. Ik zal-het licht in de hal aan doen, zodat je me alleen als een silhouet ziet. Ik weet dat het gemakkelijker voor je zal zijn als je mijn gezicht niet ziet. Je hoeft alleen maar je hand op te heffen en de trekker over te halen. Ja?'
Eliott knikte.
'Vaarwel, Khieu.'
'Adieu, mon vieux.'
Eliott begreep Khieu maar al te goed. Khieu had zijn vader eeuwige trouw beloofd. Zijn vader had dat vertrouwen beschaamd door Khieu meedogenloos te gebruiken. Hij had Khieu van zijn eer beroofd en dat was het grootste verlies dat een oosterling kon lijden.
Boven zijn hoofd hoorde hij even later een monotoon gebed weerklinken. Zijn ogen brandden. Hij moest voortdurend met zijn oogleden knipperen om zijn blikveld helder te houden. Maar vreemd genoeg voelde hij zich niet eenzaam. Tenslotte, eindelijk, had hij zijn broer gevonden. Ze waren nader tot elkaar gekomen en dat feit vervulde Eliott met grote blijdschap.
Een onbepaald tijdsbestek later, werd het stil.
Gehoorgevend aan een vreemde impuls liep Tracy het huis voorbij. Vanuit de tegengestelde richting naderde een auto. Hij zag de bumper glanzen, de weerspiegeling van het lantaarnlicht op de flanken, de gele lichtbundels die de weg aftastten. De auto stopte vlak achter hem. De chauffeur stapte uit en liep om de voorkant heen. Even later opende hij aan de trottoirkant het achterportier. Vanuit de duisternis van het auto-interieur zag Tracy Delmar David Macomber op het trottoir stappen. Hoewel hij de man bijna veertien jaar niet had gezien, kon hij zich onmogelijk vergissen. De lange gedaante, de brede schouders, de kaarsrechte rug en de vloeiende beweging van de heupen. Nee, hij hoefde niet eens het gezicht van de ander te zien om te weten dat dit Macomber was.
Gewoon naar het huis lopen en aanbellen was nu uitgesloten. Hij ging op zoek naar een andere mogelijkheid om binnen te komen. Het huis was tijdens de eeuwwisseling gebouwd. Gewoonten en gebruiken in die tijd eisten een andere bouwstijl. Een heleboel rijke mensen lieten achter hun huis stallen bouwen, die in de loop der jaren voor het merendeel tot dienstwoningen voor het personeel werden omgebouwd. In de meeste gevallen gaf een verbindingsgang toegang tot het grote huis. Tracy begaf zich via een omtrekkende beweging naar de achterkant van het huis en zag meteen dat zijn vermoeden juist was geweest. De deur van de dienstwoning was op slot, maar dat gaf geen probleem. Hij keek scherp uit naar een alarm, maar vond er geen. Even later was hij binnen. De gang was kort, nauwelijks vier meter lang en de deur die toegang gaf tot het grote huis was niet op slot. Behalve een schemerlamp op een tafeltje, brandde er geen licht in de hal. Het was stil in het huis. Ergens ver weg, in een afgesloten vertrek, hoorde hij een klok tikken. Hij bleef staan waar hij stond, met ingehouden adem. Wat hoorde hij nog meer, behalve het tikken van een klok? De catechismus van het boeddhisme? Was dat mogelijk?
Het volgende ogenblik hoorde hij niets meer. Hij kwam in beweging; boven zijn hoofd hoorde hij stemmen, gesmoord en onverstaanbaar. Er werd geschreeuwd en meteen daarop volgde een pistoolschot. Tracy sprintte in de richting van de trap. Zodra Macomber het huis was binnengegaan, voelde hij dat er iets mis was. Maar wat? Khieu zei dreunend gebeden op, verder was het stil. Hij ging naar boven en begaf zich, door zijn intuïtie gestuurd, in de richting van de kamer van zijn zoon, en keek naar binnen. Iets of iemand bewoog zich in die kamer. Hij kneep zijn ogen half dicht, maar het was te donker om iets te kunnen onderscheiden. Macomber verspilde geen seconde. In de jungle van Cambodja kon een lichte aarzeling het verschil tussen leven en dood uitmaken. Hij uitte een schreeuw en sprong het vertrek binnen. Het pistoolschot was oorverdovend, maar het geluid deed Macomber niets. Hij handelde instinctmatig. Hij bleef in beweging. Zijn hand gleed onder zijn jas en pakte het mes vast dat hij altijd bij zich droeg. Met zijn andere hand reikte hij naar de lichtknop. Toen de vingertop van zijn wijsvinger de schakelaar omzette, gooide hij het mes in de richting van de gedaante die opstond van de stoel in het midden van het vertrek. Toen zijn vingers het mes loslieten, schreeuwde Macomber het uit. Te laat herkende hij zijn zoon.
'Eliott,' fluisterde hij verward. Hij zag het pistool tussen de slappe vingers van zijn zoon vandaan glijden. Hij had geen tijd gehad om na te denken, om een plan te maken, om zijn situatie rustig te beoordelen; hij had instinctief gehandeld. Alleen vanwege een waarschuwend gevoel van gevaar. En blindelings had hij op dat gevaar gereageerd op de enige manier die hij kende. En nu?
Eliott klauwde naar het mes dat half uit zijn hals stak en zakte op de vloer ineen. Macomber voelde zich wanhopig. Hij had zijn eigen zoon gedood. Hij liet zich naast het lijk op de grond zakken en nam het levenloze lichaam in zijn armen. Zacht wiegde hij de jongen heen en weer. Hij huilde, zonder het te beseffen, tot hij plotseling achter zich voetstappen hoorde.
'Vader?' De stem van Khieu klonk zacht. Hij was aangekleed, maar blootsvoets. Hij deed een stap het vertrek binnen, geruisloos.
'Ik hoorde een pistoolschot.'
'Eliott. Hij schoot,' zei Macomber, die nog steeds niet kon accepteren wat er was gebeurd. 'Eliott probeerde me neer te schieten.'
'Dat klopt,' zei Khieu met een stem zo zacht als satijn. 'Helaas, hij vergiste zich. Hij dacht dat ik het was die zijn kamer binnenkwam.'
'Wat zeg je me daar?'
'O, u zie er gekweld uit, vader.' Khieu bleef hoofdschuddend in beweging, sluipend en soepel als een roofdier. 'Uw zoon is nu dood. Een feit dat net zo echt is als de pijn die ik dagelijks voel. U zou moeten sterven voor wat u me hebt aangedaan ... en Samnang. U
verraadde hem, vader. En u gebruikte zijn dood om mij nieuw leven te schenken. U vermoordde de moordenaars van Sam, maar eerst liet u ze hem vermoorden. Eliott heeft het me allemaal verteld. Hij-'
'Leugens!' krijste Macomber. 'Hij heeft zo maar wat gezegd. Maar hij loog. Eliott haat me. Hij -'
'Hij loog niet. Het stond allemaal in een dossier, zwart op wit, zei hij.'
Macomber kwam overeind en deed wankel een stap achteruit, alsof hij werd geslagen.
'Hoe?...' fluisterde hij.
'Maar vrees niet, vader. Ik zal u niet doden. Ik zal degene die mij nieuw leven schonk niet doden. U voerde me weg van de hel van de oorlog en bracht me... hier.' Khieu voelde de Khieu in zijn innerlijk wankelen, afscheid van hem nemen. 'Nee, het is veel beter als u verder leeft in de wetenschap dat u uw eigen zoon vermoordde, zodat tijdens elke nacht die u wakend zal doorbrengen het beeld van uw zoon, van uw dode zoon, in uw gedachten zal opduiken. En als u zult slapen, zult u van het ogenblik dromen waarop u hem vermoordde, keer op keer, tot u het niet langer zal kunnen verdragen en de waanzin u zal omvatten. En dan zal het ware einde niet veraf zijn, vader.'
'Wat mankeert jou?' bulderde Macomber. 'Ik eis uitleg.'
'U kunt niets meer van me eisen, vader. Bij elke ademtocht ebt uw macht uit u weg.' Hij stapte achteruit en verdween in het duister achter de deuropening.
'Wacht!' riep Macomber verschrikt. 'Ga niet weg.' Want hij wist maar al te goed waartoe de jongen in staat was; dat zonder hem al zijn dromen in duigen zouden vallen. De Angka, zijn droom via Gottschalk de wereld te kunnen beheersen, de weg die hij had gekozen. Zijn karma. Hij sloot zijn ogen. Zijn hart bonsde als een pneumatische hamer tegen zijn borstkas.
Tracy was bijna boven aan de trap toen de gedaante ruggelings in de deuropening verscheen. Hij spande zijn spieren, maar de schouder die even later tegen hem aan beukte, deed hem bijna zijn evenwicht verliezen. Hij ving een glimp op van een knap gezicht met gitzwarte ogen. In die ogen brandde een hels vuur dat om een of andere reden onaards leek.
Tracy snoof verrast en stak zijn hand uit naar de passerende gedaante. De gedaante draaide zijdelings van hem weg en schudde de hand af. Tracy probeerde het opnieuw, vond ditmaal houvast, en verloor zijn evenwicht. Samen tuimelden de twee mannen van de trap.
Tracy hield zich slap. Zodra zijn voeten de vloer onderaan de trap raakten, veerde hij echter overeind. Maar de ander deed hetzelfde. En in het schaarse licht zag Tracy een glanzende cilinder in de hand van de ander. Het metaal weerspiegelde het licht en Tracy was meteen op het ergste voorbereid.
De ander maakte een soepele polsbeweging en als gevolg daarvan verlengde de cilinder zich tot een lengte van een halve meter. Tracy wist van het bestaan van dit wapen af, maar hij had het nog nooit met eigen ogen gezien. Het was een wapen van Japanse oorsprong en favoriet bij de Yakuza, de onderwereld van Japan.
Hij hief zijn linkerarm op, met de zijkant van zijn hand naar zijn tegenstander gekeerd. De metalen staaf kwam met een fluitend geluid op hem af. De slag, met zijn bovenarm opgevangen, verdoofde zijn spieren, en op dat ogenblik besefte Tracy dat dit het wapen was waarmee Moira werd vermoord. Zijn rechtervuist stootte naar voren, naar een plek vlak boven het hart van zijn aanvaller. De stoot trof doel en de ander gromde van pijn. Maar opnieuw zwaaide de metalen staaf in de richting van Tracy's hoofd.
Nu had Tracy echter iets meer tijd tot zijn beschikking. Hij draaide naar rechts van zijn aanvaller weg en ontweek zodoende de slag. Hij spande zijn spieren en viel deze keer met zijn rechtervuist aan, maakte een schijnbeweging en stootte razend snel toe met zijn linker. Khieu gromde en wankelde toen de slag doel trof. Tracy rukte hem het slagwapen uit zijn hand. Nu waren ze beiden ongewapend. Khieu ging met een snelle reeks zwaardslagen Tracy te lijf, die al zijn aandacht nodig had om zich te verdedigen. Hij ging er zodanig in op dat hij pas besefte dat de ander hem had vastgepakt toen het bijna te laat was. Khieu maakte meteen van het ogenblik gebruik om zijn knie tegen Tracy's kruis te rammen.
Tracy reageerde met een Hyo, een opwaartse trap vanuit de heup. Khieu pareerde met een kata, die op hetzelfde principe berustte, en blokkeerde de trap. Meteen daarop raakte hij Tracy met een ketaguri, een stoot waarbij alleen van de voorste twee knokkels gebruik wordt gemaakt, tegen het hoofd. Tracy wankelde, bleef met een voet achter de onderste traptrede haken en verloor zijn evenwicht. Toen hij zich aan de trapleuning overeind hees, was Khieu verdwenen. Hij wist niet eens of de Cambodjaan naar boven was gegaan of via de voordeur de benen had genomen. Thwaite en zijn mannen, die via de zender die hij bij zich droeg ongetwijfeld kennis hadden genomen van het gevecht, konden elk ogenblik het huis binnendringen. Zelf ging hij naar boven, waarbij hij met drie treden tegelijk de trap nam.
Het licht in de kamer waaruit Khieu te voorschijn was gekomen, was nog aan. Toen hij naar binnen keek, zag hij in het midden van het vertrek Macomber op de grond zitten, met op zijn schoot het hoofd van een jongeman.
'Wie ben jij?' de stem van Macomber klonk schor. 'Khieu? Ben jij dat, schoft? Je vermoordde mijn zoon. Schoft!'
'Ik ben het, Tracy Richter. Khieu is ervandoor.'
Macomber zei een ogenblik niets. Hij staarde Tracy aan en langzaam liet hij zijn zoon uit zijn armen glijden. Hij kwam overeind en rechtte zijn rug.
'Richter?' Hij deed een wankele stap naar voren. 'Wat zoek je hier? Dit is mijn huis! Hoe durf je?'
'De politie kan elk ogenblik het huis binnendringen,' zei Tracy.
'Er ligt hier een lijk. Dat lijkt me voldoende om hun komst te rechtvaardigen.'
'Schoft!' Macomber spuwde het woord uit. 'Ik heb Khieu opdracht gegeven je te vermoorden. Jij ontsluierde het geheim van de Angka.'
'De wat?'
'De organisatie. Mijn organisatie.'
Nu begreep Tracy het. 'De organisatie die je na je terugkeer uit Cambodja opbouwde.'
'Wat weet jij daarvan af?'
'Alles. Jij kreeg greep op de invoer van heroïne vanuit China. De heroïne was bestemd voor de Amerikaanse soldaten in Cambodja en in Vietnam. Je hield de heroïnelijn in stand en van de opbrengst financierde je en bouwde je je zakenrijk op.'
De grote man wankelde alsof hij een harde slag had geïncasseerd. 'Jij weet ervan?' Macomber raakte buiten zichzelf. Al die jaren, voor niets. 'Eerst vermoordde je Tisah en nu vertel je me... dit! Je bent een van de ergste schoften die ik ooit heb meegemaakt. Ik weet niet waarom Khieu je niet vermoordde, maar erg vind ik het niet.' Macomber bewoog zich langzaam naar links. 'En zal ik je eens vertellen waarom ik het niet erg vind?'
'Zeg het maar.'
Opnieuw enkele stappen naar links.
'Omdat ik blij ben dat je nog leeft, zodat ik je zelf van kant kan maken.'
Tracy sprong op Macomber af toen deze zich bukte om het mes van de vloer op te rapen; hij raakte de ander toen deze het wapen vastgreep. Macomber was snel. Tracy was door de jaren heen vergeten dat deze man een formidabele vechter was. Het lemmet werd een zilveren flits toen Macomber het scherp vlak voor Tracy's gezicht langs door de lucht liet schieten. De woeste uithaal miste maar net.
Tracy greep de pols vast en stapte naar voren. Macomber trof hem met zijn vrije hand met een zwaardslag, een kansetzu-waza, de slag die op het sleutelbeen van de tegenstander wordt gericht. Tracy verdedigde zich zo goed mogelijk. Hij bediende zich van de ate-waza; de voorste knokkels van zijn hand raakten Macomber tegen zijn biceps.
Macomber brak de ingezette aanval onmiddellijk af. Met een draaiende beweging van zijn pols rukte hij zich los van Tracy en viel hem met het mes aan. Het glanzende lemmet was iets gebogen en lang genoeg om een hart te doorboren, als het op de juiste wijze werd gehanteerd.
Macomber stelde zich in een half gebukte houding op. Hij hield het mes laag vast, de punt opwaarts gericht, en maakte een schijnbeweging. Nog twee schijnbewegingen volgden, toen pas zette hij een aanval door. De stoot werd gericht op Tracy's middenrif.
Tracy had te weinig bewegingsruimte om de stoot helemaal te kunnen ontwijken. Hij negeerde echter het mes en stapte in plaats van opzij naar voren. Zijn arm kwam in een flits omhoog. De stijve, gestrekte wijs-en middelvingers stootten naar de ogen van Macomber. De grote man reageerde vrijwel meteen. Hij liet de stoot van richting veranderen en haalde uit naar Tracy's hand. Toen pas begreep Tracy wat Macomber al die tijd al had geweten. Slechts één van hen zou dit vertrek levend verlaten. Eén van hen zou sterven. Eén van hen zou herboren worden. Hier zou eindigen wat veertien jaar geleden in de jungle van Cambodja was begonnen.
Hij probeerde een osae-waza, maar vergeefs. Macomber reageerde bliksemsnel met twee blokkerende kata's, en nam Tracy in een shime-waza, een wurggreep die, indien ze niet binnen enkele seconden werd verbroken, met de dood zou eindigen. Nadenken viel Tracy moeilijk. Hij werd bleek en een lichthoofdig gevoel nam bezit van hem. Hij kreeg opeens het gevoel dat zijn voeten er niet meer waren; ze waren gevoelloos.
Toen gebruikte hij de Senjo, de kern van de strijd, zoals Jinsoku het vanuit het Japans had vertaald.
'Dit is geen actie die je zo maar uitvoert,' had de oude man hem gewaarschuwd. 'Ik zal je het mechanisme en de bedoeling achter deze dodelijke actie bijbrengen omdat ik wil dat jij overleeft. Met wat ik je inmiddels heb geleerd, maak je al een goede kans, maar mogelijk komt er een ogenblik waarop je geen kans zult hebben. Als het ooit zover komt dat je van aangezicht tot aangezicht met de dood staat, zul je dat ogenblik herkennen. Maak dan gebruik van de Senjo.'
Hij had de wand en de vloer nodig. Beide waren binnen bereik. Hij draaide weg naar links en liet zijn linker heup iets zakken, zodat Macomber gedwongen werd om mee te gaan. Het volgende ogenblik veerde Tracy omhoog. Hij wist niet of de afzet voldoende was, tot hij Macomber mee voelde geven. Toen de grote man een ogenblik uit balans was, veerde Tracy opnieuw door zijn knieën. Nu de wand. Tracy trok de ander uit evenwicht en ramde hem met zijn linker heup tegen de wand. Tegelijkertijd schoot zijn achterhoofd naar achteren en kwam in contact met Macombers neusbot. De wurggreep werd verbroken.
Tracy begon aan de laatste fase van de Senjo. Zodra hij de greep voelde verslappen, kwam hij als in een pirouette op één voet omhoog en stootte in een wervelende beweging met zijn vingertoppen tegen Macombers strottehoofd. Bot verbrijzelde en de grote man omklemde met beide handen zijn hals. Langzaam, heel langzaam, zakte hij door zijn knieën op de vloer. Hij rolde op zijn rug. Zijn ogen staarden naar het plafond. Zijn gezichtsuitdrukking was vastbesloten. Van angst, spijt of welke andere emotie ook was geen spoor te bekennen.
Tracy hoorde rennende voeten de trap op komen. Er werd geschreeuwd en beneden werd een taakverdeling tot stand gebracht, maar zelf was hij te uitgeput om zich zelfs maar te verroeren. Hij hoorde iemand zijn naam roepen. De stem van Thwaite. Nou, ze zouden hem spoedig vinden, dacht hij. Hij sloot zijn ogen en leunde tegen de wand. Zijn bloed ruiste als de wind in zijn oren.
Toen Tracy het huis in Gramercy Park verliet, was Lauren de eerste die hij tegenkwam. Ze stond aan de overkant van de straat, geflankeerd door twee politiemannen met helmen op. Ze maakte een ontzettend gespannen indruk. Haar gezicht was bleek, een masker van spanning. Achter haar hadden zich inmiddels heel wat toeschouwers verzameld. Ze werden tegengehouden door politiemannen. Zodra hij het licht van de straatlantaarns binnenstapte, kwamen er enkele verslaggevers op hem af. Hoe ze zo snel lucht van de zaak hadden gekregen was hem een raadsel. Elektronenflitsers gingen af.
Meteen daarop kreeg Lauren hem in het oog en rende op hem af. 'God zij dank,' fluisterde ze half huilend. Haar vingertoppen streelden zijn wang. 'Was het erg, daarbinnen?'
Hij knikte. 'Ja.' Hij greep haar vast; hij had behoefte aan het zachte gevoel van haar lichaam. 'Het was afschuwelijk.'
'Kom,' zei ze zacht. Hij verstond haar nauwelijks. Sirenes loeiden en de verslaggevers stelden met stemverheffing hun vragen.
'Macomber is dood,' zei hij tenslotte.
'En Khieu?' vroeg Lauren.
'Weg, verdwenen.'
'O God,' zei Lauren. 'O God.'
Atherton Gottschalk luisterde met stijgend afgrijzen naar de stem van de nieuwslezer. Het zou allemaal uitkomen. Joy was dood; haar lijk was in het huis van Macomber aangetroffen. Macomber zelf was dood. Eliott. Hoe lang zou het nog duren voor ze het lijk van Kathleen zouden vinden? Hij liep van het televisietoestel vandaan en ijsbeerde over de zachte vloerbedekking van de Newyorkse hotelsuite. Drie dagen geleden was er een eind gekomen aan zijn verblijf in het ziekenhuis, maar hij had besloten om in New York te blijven. Van de kant van de media was er nog steeds een heleboel belangstelling voor zijn persoon; teveel om onbenut te laten.
Achter het raam, in de diepte, zag hij de lichten van Manhattans West Side, aan de overkant van de donkere vlek die de plaats aangaf waar Central Park zich bevond. Zijn vrouw bevond zich in de badkamer en genoot van een warm schuimbad.
Gottschalk drukte zijn handen plat tegen de ruit. Hij overwoog om een borrel in te schenken, maar die avond had hij al veel te veel gedronken; eerst tijdens de party van de republikeinse partij in het Waldorf, vervolgens op de receptie die de burgemeester voor hem in het Metropolitan Museum of Art had gehouden. Hij begon te beven; de euforie die eerder op de avond bepalend voor zijn stemming was geweest, begon te wijken. Als dit zou uitkomen, zou hij niet in staat zijn om zijn vrouw nog langer recht in de ogen te kijken. Hoe zou hij het haar moeten uitleggen?
Zonder iets werkelijk in zich op te nemen, staarde Gottschalk naar buiten. Wat moest hij nu? Het was slechts een kwestie van tijd tot hij politiebezoek zou krijgen. Hij wist maar al te goed hoe een onderzoek verliep. De politie zou bovendien niet bij de woning van Macomber zijn aangekomen als men niet wist wat er aan de hand was.
De Angka was niet meer, en dat betekende dat het met hem ook was gedaan. Het feit dat Macomber dood was, gaf geen respijt; dat feit kon hem niet redden. Hij was zelf met te veel schakels aan de Angka verbonden. En de politiemannen die dit onderzoek zouden leiden, zouden wel heel dom moeten zijn als ze hem niet op het spoor zouden komen. Hij wist uit ervaring hoe slim politiemannen konden zijn.
Hij wendde zich af van het raam, liep het vertrek door en trok het koord van zijn kamerjas strakker om zijn lijf. Voor de gesloten deur van de badkamer bleef hij staan en klopte discreet aan. De stem van zijn vrouw klonk gesmoord toen ze antwoord gaf. Hij draaide de knop om en opende de deur. In de badkamer was het warm en vochtig.
Roberta had haar haar in een wrong geknoopt. Alleen haar hoofd en haar knieën staken boven het water uit.
'Hallo, schat,' zei hij. Hij glimlachte schaapachtig. 'Ik kom eigenlijk alleen binnen om dat even te zeggen.' Ze hield haar hoofd een beetje schuin en glimlachte.
'Dat is lief van je, schat.' Haar handen kwamen uit het schuim te voorschijn. 'Ik kom er zo uit.'
'Haast je niet,' zei Gottschalk. 'We hebben volop de tijd.'
Hij trok zich uit het benauwende vertrek terug en trok de deur stevig achter zich dicht. Hij begaf zich naar het televisietoestel. Er werd nog steeds druk gesproken over wat er was gebeurd. Zijn naam kwam twee keer ter sprake. Hij stak zijn hand uit en zette het toestel af.
Vervolgens begaf hij zich naar het raam en opende het. Het gleed gemakkelijk omhoog. Het is maar goed, dacht hij lichthoofdig, dat ik een kamer nam in een van de oudere hotels. Die hebben tenminste ramen die je zelf kunt openen.
Het was een heel eind, naar beneden, maar daar dacht hij niet aan. Hij voelde de wind langs zijn gezichtshuid strelen. Hij keek naar de gebouwen en de donkere boomtoppen van het park, zwart en sereen.
Zonder erbij na te denken zwaaide hij een been over de vensterbank, en nog een. Op weg naar beneden - hij hield zijn ogen tot het laatste ogenblik geopend - dacht hij aan Kathleen. Het huis aan Gramercy Park stond er stil en verlaten bij. De rechercheurs, inspecteurs, brigadiers, laboratoriummensen en politieartsen waren eindelijk vertrokken. Voor de hoge mahoniehouten deur stonden de twee achtergebleven politiemannen zacht met elkaar te praten.
Boven hun hoofd, in de schaduwen van de vliering, bewoog een gedaante. Khieus zintuigen stonden op scherp. Zodra hij zich ervan overtuigd had dat hij alleen was, begaf hij zich naar de eerste verdieping en stapte de kamer van Eliott binnen. Hij liep naar de plek waar Eliott op de grond was gevallen, en was gestorven. Khieu bad voor zijn ziel en smeekte Boeddha om verzoening met het al. Tussentijds zocht zijn woelige geest naar vrede. Hij had de dood van een broer gewroken door een tweede te verraden. Hij wist dat het niet anders had gekund. Maar Eliotts dood maakte hem bedroefd op een wijze die hij niet kon plaatsen.
Zelf voelde hij zich verloren, richtingloos, een thuisloze wees, tot hij zich herinnerde dat hij Macombers laatste opdracht nog niet had uitgevoerd. Op de trap was hij van plan geweest om door te zetten, want hij had geen ogenblik getwijfeld aan de identiteit van de man met wie hij in een handgemeen verwikkeld was geraakt, maar hij had er de tijd niet voor gehad.
Hij besefte dat hij zichzelf niet als een ware en trouwe zoon van zijn vader kon blijven beschouwen als hij deze laatste opdracht niet uitvoerde. Hij moest de nagedachtenis van Macomber in ere houden.
Tracy reed de Audi 4000 via de linker rijbaan door de Lincolntunnel. In gedachten zag hij het gezicht van Thwaite, zoals de man had gekeken toen Tracy had gezegd: 'De enige manier om Khieu te pakken te nemen, is via mij. Macomber zei tegen me dat hij Khieu opdracht gaf om mij te vermoorden. Op de trap faalde hij ... Maar hij zal een tweede poging wagen. Daar twijfel ik geen ogenblik aan.'
'En Lauren beseft dat ook,' zei Thwaite peinzend. Lauren was naar huis gegaan. De gedachte dat er nog geen eind was gekomen aan het bloedvergieten, was haar teveel geworden. Ze wilde op geen enkele wijze bij de afloop van de laatste confrontatie betrokken zijn.
'Weet je,' zei Thwaite doodkalm. 'Ik laat je dit niet alleen opknappen.'
Tracy negeerde hem. 'Weet je,' zei hij langzaam, 'die Khieu is gek. Ik zag in zijn ogen een schittering zoals je die alleen bij waanzinnigen aantreft. Ik denk dat ik echter de enige ben die een kans tegen hem maak. Die kerel is een wandelende moordmachine, Thwaite. Bemoei je er niet mee. Denk je werkelijk dat je hem kan vinden? Hij heeft zijn hele leven doorgebracht met leren hoe hij moet moorden en moet voorkomen om gegrepen te worden. Je maakt geen kans.'
'Jij wel?'
'Hoor eens, laten we er geen spelletje van maken. Dat heeft geen enkele zin. En per slot van rekening zit hij achter mij aan.'
'En hoe wil je het aanpakken, bijdehandje?'
'Ik ga terug naar mijn huisje in Bucks County. Ik ken die plek van binnen en van buiten. En het huis staat zo ver van de bewoonde wereld vandaan dat jij en je mannen geen enkele moeite zullen hebben om de omgeving in het oog te houden.'
Tracy reed de tolweg af, met een frons in zijn voorhoofd en een gespannen gevoel in zijn maagstreek. Over Thwaite maakte hij zich geen zorgen. Er waren nu een heleboel mensen betrokken bij het verhinderen van de laatste fase van Macombers plan. Want dat die laatste fase nu was ingegaan, dat was een feit. Khieu wist ongetwijfeld evenveel van de plannen van de Angka af als Macomber zelf. Maar er was nog iets gebeurd. Tracy had de directeur van de stichting gebeld. Die laatste had een team computerexperts naar New York gestuurd om de programma's van de computer van Metronics te kraken. Stuk voor stuk waren het knapen die alles van computers afwisten, en dat ze zouden slagen was een vaststaand gegeven. Maar wanneer?
De directeur had tegen Tracy gezegd dat Metronics zonder de leiding van Macomber een zekere ondergang tegemoet ging. Tracy maakte zich ook zorgen over Kim. Gedurende de nacht had hij verschillende keren geprobeerd om met Kim in contact te komen, door met vaste regelmaat het telefoonnummer van diens appartement in Washington te draaien, evenwel zonder resultaat. Het feit dat Kim van het toneel was verdwenen, stond Tracy niet aan. Toen de directeur hem tegen de morgen had gebeld met de mededeling dat drie agenten van de KGB - van wie een een topfunctie binnen de geheime dienst had - in een luxe hotel in Dallas dood waren aangetroffen, wist hij meer.
'Kim heeft ze van kant gemaakt,' had de directeur gezegd. 'De moorden tonen zijn handwerk. Wat er precies aan de hand is, weet ik niet, maar als ik jou was, zou ik heel voorzichtig zijn.'
Tracy bevond zich nu, vroeg in de ochtend, in Bucks County. Op River Road sloeg hij rechtsaf. De krekels lieten overal hun geluid horen. Ondanks het vroege uur was het al tamelijk warm. Even later zag hij rechts van de weg het dak van zijn huis achter de boomtoppen opduiken. Vogels kwetterden en een lauwe bries ritselde door de bladeren. De geuren van het platteland drongen de auto binnen.
Hij liep het geveltrapje op en ontsloot de voordeur. Het was binnen heel stil. Allereerst ging hij in de ijskast op zoek naar iets eetbaars. Hij vond een onaangebroken pot pindakaas en een half brood. Hij stilde zijn honger met de pindakaas. Terwijl hij uit de pot lepelde, ging hij de woonkamer binnen. Zoals altijd werd hij automatisch aangetrokken door de Boeddha op de schoorsteenmantel. Na een poosje gleed zijn blik over de tegels. Er was iets mee. Hij liet zich tot in hurkzit door zijn knieën zakken en krabde met een vingernagel aan de donkere vlekjes op de voegspleten. Vervolgens likte hij voorzichtig aan de vingertop. Zodra hij de bekende smaak proefde, wist hij wat het was. Bloed.
Hij huiverde. Meteen nadat Khieu Moira had vermoord, had hij Boeddha om vergeving van zijn daad gesmeekt.
Het was bijna donker. Tracy zat in de fauteuil in de woonkamer, met zijn hoofd tegen de rugleuning. Wolken onttrokken de ondergaande zon aan het zicht. Hij sloot zijn ogen en luisterde naar de typische geluiden die bij het huis hoorden. Hij luisterde aandachtig, zodat hij meteen alert zou zijn als hij een afwijkend geluid zou horen. Khieu mocht hem onder geen beding ongezien besluipen.
Toch viel hij in slaap, zonder het te willen. En toen hij wakker schrok, was er iets veranderd. Hij kon echter niet bepalen wat. Buiten floot een merel. Een tak ritselde tegen de zijgevel. Die geluiden waren hem bekend. Een van de steunbalken kraakte. Aan de andere kant van het huis piepte een van de blinden; hij had zich al lang geleden voorgenomen om de scharnieren een druppeltje olie te geven. Maar ook deze geluiden kwamen hem bekend voor. Nee, zijn onrust kwam voort uit het feit dat hij bepaalde geluiden niet hoorde. De krekels in de nabije omgeving van het huis produceerden geen enkel geluid; het huis zelf leek zijn adem in te houden. Een ritselend geluid.Hij was niet langer alleen in het vertrek.
Langzaam draaide hij zich om en kwam overeind. Schaduwen aan het andere eind van het vertrek vloeiden in elkaar over, bleven in beweging en versmolten tot een ondoorzichtige zwarte massa. Khieu.
Hij bevond zich in een half voorovergebogen houding, als een tijger die zich opmaakt voor de sprong. Toen hij zich bewoog weerspiegelde het oogwit van zijn linkeroog het schaarse licht in het vertrek. Hij werd door duisternis omgeven, bedekt, verhuld, zoals Murano hem had geleerd.
'Ik kende Macomber goed,' zei Tracy zacht. 'Toen, vroeger. Ik wist dat je zou komen.'
'Ik wil je niet doden,' zei Khieu. 'Maar ik ben Chet Khmau. Ik heb geen keuze.'
Tracy werd bevangen door het vreemde gevoel dat iets hem ontging.
'Waarom?' vroeg hij, hoewel hij het antwoord al kende. 'Macomber heeft je als zijn boodschappenjongen gebruikt. Nu kun je zelf je eigen weg kiezen.'
'Dank zij hem,' zei Khieu, 'ben ik die ik ben. Al het andere is dood, vernietigd, uitgewist. Dat deed hij. En toch ... toch was hij degene die mij nieuw leven schonk. Moet ik nog meer zeggen? Kan iemand het onverklaarbare verklaren?'
'Nee.'
'Ik... ik ben niet langer tot helder denken in staat.' De stem klonk op een vreemde wijze een beetje zweverig. 'Herinneringen komen en gaan, zonder dat daaruit een vast patroon te ontdekken is.'
'En Boeddha? Helpt -'
'Boeddha overleeft alles en iedereen.' Khieu verplaatste zijn gewicht van zijn ene naar zijn andere voet. 'Want hij is gevrijwaard van wensen, hoop, passie, angst en andere wereldlijke zaken. Hij vond het Ware Licht.' Hij bewoog opnieuw, nauwelijks waarneembaar. 'Ik heb al mijn gevoelens achter me gelaten.' Hij keek Tracy nu recht in de ogen. 'Ook mijn haat heb ik achter me gelaten.'
Op dat ogenblik besefte Tracy welke tactiek Khieu toepaste. Het-Bewegen-van-de-Schaduw, een tactiek die werd toegepast als de aanvaller de strategie van zijn tegenstander niet kon bepalen. Er ging een enorme druk van hem uit; een druk die Tracy zou dwingen een tegenzet te doen. Toen Khieu meteen daarop in beweging kwam en aanviel, brak het koude zweet Tracy uit. Hij blokkeerde twee razend snelle stoten.
Khieu bediende zich van de chikara-wai chia, een aanvalstechniek waarbij geestelijke energie geconcentreerd in de slagen tot aanval komt. Tracy wist er iets van via Jinsoku's veel gelezen Ryuku-no-Maki, het boek van de Draak en de Tijger. Volgens zijn vroegere leraar was het een van de oudste boeken over de geheimen van de vechtkunst. In dat boek werd er slechts in vage bewoordingen over de chikara-wai chia gesproken; de auteur legde uit dat de verschrikkelijke kracht ervan zich, indien niet juist gebruikt, tegen de gebruiker kon keren.
De cfcifcara-energie was een vorm van energie die alle studenten zich eigen probeerden te maken.
Wat kon Tracy er tegenover stellen? Hoe kon hij zich verweren?
Tracy wist het niet. Maar hij besefte nu wel hoe het gevecht zou eindigen. Maar hij bleef zich verweren. Hij probeerde een slagenreeks van verschillende ate-waza's, maar Khieus energieniveau bleef toenemen. Een ogenblik later lag Tracy plat op zijn rug, geveld door twee slagen die de lucht uit zijn longen persten. Hij kwam zuurstof te kort. Zijn ademhaling verliep moeizaam. Hij voelde zich door Khieus energie omsloten worden. En hij zag het gezicht van de ander, vlak boven hem, als een glanzende maan. Het gezicht toonde geen enkel gevoel. Khieu teerde niet op emoties. Hij teerde op pure waanzin. Op dat ogenblik ontstond er in Tracy's lijf een pijn die hem het gevoel gaf in trage cirkels rond te draaien, alsof hij weerloos aan het oppervlak van een rivier door de stroom werd meegevoerd.
Lauren parkeerde haar Mustang op de onverharde weg die parallel met het korenveld liep. Aan de andere kant van het korenveld zag ze Tracy's huis, een massief blok in de toenemende duisternis. Ze stapte uit en liep het korenveld in. Nu ze hier eenmaal was, begreep ze waarom ze was gekomen. Ze kon eenvoudigweg niet passief blijven nu Tracy in doodsgevaar verkeerde. Ze zou het huis binnengaan, en die gedachte alleen al deed haar knieën knikken. Wat zou ze binnen aantreffen?
Op stijve benen liep ze door het korenveld. Over Thwaite en zijn mannen maakte ze zich geen zorgen. Als ze haar zouden tegenhouden, zouden ze hun positie bloot moeten geven. Ze zag niemand en ze hoorde niets, en dat verontrustte haar. Waarom lieten de krekels niets van zich horen? Voorzichtig duwde ze tegen de vliegendeur en glipte zijdelings naar binnen. Met klamme handen reikte ze naar de koperen knop van de deur van de woonkamer. De deur was open. Ze duwde ertegen en stapte over de drempel. En daar lag Tracy, met zijn gezicht in een plas maanlicht, ruggelings op de vloer. Zijn ogen waren gesloten en ze kon niet bepalen of hij ademde of niet. Er stond iemand over hem heen gebogen. Druppels - bloed of transpiratievocht? - drupten van zijn kin.
Onwillekeurig hapte ze naar lucht. Hij draaide zijn hoofd om en keek haar aan. Khieu! Het was Khieu! Ze deed een stap naar voren en opende haar mond.
'Nee!' De zinloze ontkenning die aan zijn lippen ontsproot klonk zowel dierlijk als wanhopig.
Lauren stapte vastbesloten naar voren en liet zich naast Tracy op haar knieën vallen.
'Heb je hem vermoord ?' hoorde ze zichzelf als van veraf vragen. Ze spuwde de woorden uit.
'Ik weet het niet.' Zijn stem klonk heel zacht. Ze keek opzij; hij had zich niet bewogen.
'Waarom ben je gekomen?' fluisterde hij. 'Ik heb alle belastende bagage achter me gelaten. Alles: jaloezie, haat, hebzucht, angst en... liefde. Ik kon het me niet langer permitteren ze mee te moeten dragen. En nu ... nu ben jij hier!'
Hij boog zich nog verder naar voren. Zodra Lauren in zijn ogen keek, wist ze echter intuïtief dat hij haar niets zou doen. Ze had macht over hem.
'Ik ga nu weg,' zei ze zacht. 'En ik neem Tracy met me mee.' Ze was absoluut zeker van zichzelf. Als hij haar had willen vermoorden, zou hij dat eerder hebben gedaan. Ze nam Tracy in haar armen, hees hem half overeind en liet haar handen onder zijn oksels glijden. Hij was te zwaar om op te kunnen tillen. Ze zou hem naar buiten moeten slepen.
'Nee.'
En het volgende ogenblik sloten zijn vingers zich om haar pols. Zijn kracht was verbazingwekkend. Ze wierp het hoofd in de nek en liet hem haar tanden zien. 'Ik neem hem mee!'
'Dat kun ... dat mag je niet doen. Ik moet hem doden. Dat moet ik doen. Het moet!'
'Dan zul je mij ook moeten vermoorden.'
De gekwelde uitdrukking die op zijn gezicht verscheen, maakte haar aan het schrikken. Wat ging er in vredesnaam achter die knappe gelaatstrekken schuil? Deze man was geen monster, zag ze nu. Hij had gemoord om te overleven; hij putte er geen voldoening uit. Toch waren er vijf mensen door zijn hand omgekomen, en Tracy dreigde de zesde te worden. Was dat niet monsterachtig? Ze kon echter niet langer wachten. Ze kwam overeind. Ze begon Tracy weg te slepen, uit de plas maanlicht vandaan.
'Niet...'
Maar zijn stem miste overtuigingskracht. Lauren bleef in beweging. Ze transpireerde heftig. Ze hield zich voor dat alles in orde zou komen. Hij zou haar niet achterna komen. Ze was immuun voor zijn macht. En Tracy zou het overleven, O God, help me. Ze bad, zoals haar moeder altijd van haar had geëist, tot een God die ze niet kende en die ze niet begreep. Maar ze bleef bidden toen ze Tracy wegsleepte van de waanzinnige, de keuken binnen, opnieuw door een plas maanlicht. Ze trok Tracy langs de ijskast, een tafelpoot, langs een stoel en verder. Tenslotte bereikte ze de achterdeur, duwde die open en stapte naar buiten.
Ivory White had Lauren via zijn nachtkijker door het korenveld zien lopen. Hij had haar onmiddellijk herkend. Meteen had hij Thwaite op de hoogte gesteld. De politieman vervloekte haar en deed dat met elke vloek die hij in zijn vocabulaire had. Toen:
'Wat is ze in vredesnaam van plan?' vroeg hij zich hardop af. Maar nu zag hij haar met Tracy, omkaderd in het licht van de deuropening. Hij bracht zijn walkie-talkie naar zijn mond en beval zijn manschappen op het huis af te gaan.
Khieu liet zich op zijn knieën vallen. Nu zij buiten zijn blikveld was, keerden zijn zelfbeheersing en kalmte terug. Haar zien, haar aanraken, haar ruiken; op een of andere wijze was dat er de oorzaak van geweest dat zijn gevoelens waren teruggekeerd. Langzaam wendde hij zich tot het beeld van Boeddha. Toen maanlicht zijn netvlies beroerde, kwam Tracy bij bewustzijn. Hij draaide zijn hoofd om. Zijn schouders en bovenlijf deden pijn. Lauren zat op het geveltrapje, met haar hoofd op haar armen. Hij kon niet bepalen wat er was gebeurd.
Hij stak zijn hand naar haar uit en raakte haar aan. Met een ruk hief ze haar hoofd op en keek hem verbaasd aan. Toen ze zag dat hij niets mankeerde, stortte ze zich in zijn armen en begon te snikken.
Ze stonden op en omhelsden elkaar. Hij fluisterde
haar geruststellende woorden in haar oor, maar hij hield aldoor de
achterdeur in het oog. Opeens zag hij in het interieur een schaduw
bewegen, en hij herkende Kim. 'Een ogenblik,' zei hij. 'Blijf
hier.' Lauren verstijfde in zijn armen.
'Waar ga je heen.' Ze greep hem vast en trok aan hem. Ze zag de uitdrukking op zijn gezicht en schudde meteen haar hoofd. 'Nee, je gaat niet terug. O nee.'
Hij maakte zich van haar los. 'Heel even maar.'
'Hij vermoordt je.'
En hij zag aan haar gezicht dat ze gelijk had. Wat had ze daarbinnen gedaan? Hoe had ze hem naar buiten gekregen? Op geen van deze vragen kende hij het antwoord. Hij wist alleen dat hij nog een rekening met Kim te vereffenen had.
'Ik ga niet verder dan de keuken,' zei hij. 'Je kunt me vanhier in het oog houden.'
Ze deed er het zwijgen toe. Ze besefte dat hij zich toch niet zou laten tegenhouden. Ze knikte.
'Traangas,' beval Thwaite. 'We nemen geen enkel risico. We pompen het huis vol traangas en daarna wachten we vijf volle minuten.'
'Waarom moeten we vijf minuten wachten?' vroeg een brigadier van het plaatselijke korps.
'Er zijn twee burgers in de nabije omgeving van het huis. We moeten ze de gelegenheid geven om zich uit de voeten te maken.'
'Wanneer beginnen we met de beschieting?'
'Nu meteen.'
Tracy en Kim stonden tegenover elkaar in de halve duisternis van de keuken.
'Waarom?' vroeg Tracy zacht. 'Waarom, Kim?'
'Wraak.' Kim had het gevoel alsof zijn stembanden aan elkaar waren gelijmd. 'Zijn broer... zijn broer stak expres mijn ouderlijk huis in brand. Mijn hele familie kwam in de vuurzee om. Iedereen, behalve mijn broer. Zij waren Khmer. Ze haatten ons, de Vietnamezen. Voor hen waren wij Yuon, barbaarse indringers. Maar Sam, de broer van Khieu, had een ... een verhouding met mijn zuster, Diep. Hij had nooit met haar kunnen trouwen en besefte dat. Misschien nam hij wraak toen hij ons huis in brand stak. Ik weet het niet en het interesseert me niet. Het is een feit dat hij het deed.'
Ik vermoedde het al, dacht Tracy, het is iets van
persoonlijke aard. Van heel persoonlijke aard. Heel even voelde hij
de aandrang om Kim tegen te houden. Hij had even tevoren zelf
tegenover Khieu gestaan. Hij wist dat de Cambodjaan geen enkele
moeite met Kim zou hebben. Maar hij had geen keuze. Als hij zou
proberen om Kim tegen te houden, zou deze hem vermoorden. Hij
draaide zich om en liep snel het huis uit.
Khieu had al zijn kleren uitgetrokken en zat naakt in het midden van de vloer op de grond. De houten Boeddha stond pal voor hem. Het serene gezicht staarde hem aan en herinnerde hem aan Lok Km. Phnom Penh. Preah Moha Panditto. Overal om hem heen brandden kaarsen. Het flakkerende, rustige licht had hem tot bedaren gebracht. De storm in zijn binnenste was gaan liggen. Hij verroerde zich niet toen buiten de eerste traangasgranaten werden afgeschoten. Ruiten versplinterden en een lichte bries drong het vertrek binnen. Enkele kaarsen vielen om. De vlammetjes likten aan het vloerkleed. Een gordijn vatte vlam. Khieu was zich ervan bewust dat de lichtsterkte in het vertrek toenam en vervolgens afnam toen dikke blauwige wolken hem omhulden. Hij begon te hoesten en wreef de tranen uit zijn ogen. Toen concentreerde hij zich op de Boeddha en wat hij moest doen. Hij begon bij het eerste gebed uit de catechese.
Kim stapte de brandende woonkamer binnen. Tijd en ruimte en plaats hadden hun betekenis verloren. Hij was verdwaald in het doolhof van de tijd. Hij hoorde Dieps laatste doodskreten, vanuit een ziedend inferno. In gedachten zag hij de verkoolde lijken van zijn vader en moeder, zijn broers, zijn ... Boven zijn hoofd kraakte iets en het ogenblik daarop kwam het plafond naar beneden. Een kruisbalk miste zijn hoofd en raakte Thu tegen zijn dijen. Nu, in Tracy's woning, was Kim in gedachten terug in Chamcar Mon. Hij hoorde de geesten van zijn hele familie hun klagende stem verheffen, smekend om wraak.
Hij stapte naar voren en op de gedaante af die roerloos in het midden van het vertrek zat. Haat vulde zijn hart. Een zwarte, allesoverheersende haat die zijn geest leek te verteren, die hem opbrandde zoals de vlammen het huis opbrandden. Zijn kleren vatten vlam, maar hij besteedde er geen aandacht aan. Met een kreet van gefrustreerde woede stortte Kim zich naar voren. Zijn uitgestrekte arm werd op het hoofd van de Khmer gericht. Kim drukte op de verborgen toets en een blauwige metaalsplinter schoot weg in de richting van het onderwerp van zijn woede. Maar Khieu bleef zitten en prevelde zijn gebeden. Kim brulde het uit. Hij had de beschikking over andere wapens en hij haalde ze te voorschijn. Zijn overhemd vatte vlam. Het volgende ogenblik hoorde hij een krakend en brullend geluid. Vonken spatten in een golf omhoog en een intense hitte sloot zich om hem heen toen de vloer het begaf en instortte. Hij viel, tot in het oneindige niets. Khieu prevelde zijn laatste gebed. Een ervaring die hem volslagen vreemd was, deed zich aan hem voor. Hij voelde de last die hij al die jaren met zich mee had gedragen, zich van zijn stoffelijk omhulsel losmaken. Zijn geest vond verlichting. Hij steeg op, naar het aangezicht van zijn geliefde Boeddha. Heel even bevond hij zich tussen de wolken; hij bereed de wind en zag aan de horizon de lichte ronding van de wereldbol. Toen spleet de hemel open. Die hemel stortte reinigend vuur over hem uit. En achter de vlammen, achter de gloed, zag hij het hemelse gelaat van zijn Boeddha. Er straalde een geruststellend licht van uit dat hem aan alle kanten omsloot. Hij dacht aan de energie die hij ooit had gevoeld toen Preah Moha Panditto hem aanraakte. Hij verbaasde zich er niet langer over; hij beschouwde het licht niet langer als een vreemd verschijnsel.
Hij maakte er nu deel van uit.
Thwaite voelde zich niet helemaal lekker toen
Melody hem belde en hem vroeg naar haar appartement te komen. Maar
hij ging toch. Ze stond hem voor de deur op te wachten. Ze was
gekleed in een duifgrijs mantelpak en droeg haar lange haar in een
dikke vlecht. Toen ze hem zag, verscheen er een glimlach op haar
gezicht. Ze boog zich naar voren en kuste hem op zijn wang.
Vervolgens haakte ze haar arm in de zijne. Ze begonnen in
westelijke richting Eleventh Street af te lopen.
'Gefeliciteerd met je promotie,' zei ze.
'Bedankt. Ik had zelf echter het idee dat de commissaris het bij wijze van publiciteitsstuntje deed.' Maar in werkelijkheid was hij best tevreden. Hij had er altijd naar gestreefd om inspecteur te worden.
'En Tracy?' vroeg ze. 'Hoe is het met hem?'
'Tracy is samen met Lauren vertrokken. Ze waren van plan om heel lang vakantie te nemen.'
'En ik vind,' zei Melody, 'dat wij dat ook maar eens moeten doen ... inspecteur.'
Ze lachten allebei.
Tracy rende Lauren vanaf de drempel van de voordeur over het strand achterna. Met schitterende ogen keek hij naar haar lichaam. Ze bewoog zich zo sierlijk, zo soepel en vol klasse. Voor hem was ze een tot werkelijkheid geworden droomvrouw.
Ze bleef staan en draaide zich om. Aan haar gezicht was te zien dat ze zich afvroeg waarom hij zo lang wegbleef. Op dat ogenblik struikelde hij over de halve schil van een kokosnoot en viel voorover op het zand.
Lauren lachte als een kind. Nog steeds gierend van
pret liet ze zich naast hem vallen en nam zijn gezicht in haar
beide handen. Tracy,' fluisterde ze. 'O, Tracy.'
Er was niemand op het witte zandstrand te bekennen. De palmen wuifden in de wind. 'Zullen we gaan zwemmen?' vroeg Tracy. 'Ik dacht dat dat de afspraak was.'
'O ja,' zei Lauren, die zich dicht tegen hem aandrukte. 'Maar nu nog niet.'
Een halve wereld verderop gaf een jonge Chinees een pakje documenten af bij de voordeur van een groot huis even buiten Shanghai. De Monnik nam het pakje van hem aan en tekende voor ontvangst. Zodra hij alleen was, ritste hij met een lange vingernagel het papier stuk en keek met gefronste wenkbrauwen naar de inhoud: een diplomatenpaspoort, visa en contant geld. De visa toonden aan dat hij op weg zou gaan naar Amerika. Hij knikte tevreden en stopte het pakje in een vakje van zijn reistas. De taak die hem wachtte was geenszins eenvoudig. Bovendien zou hij wat hij moest doen niet kunnen verzwijgen. Maar als hij na afloop de waarheid vertelde, zou dat waarschijnlijk betekenen dat er een eind zou komen aan de op wederzijds vertrouwen gebaseer-de relatie met zijn dochter Tisah. Nee, besloot hij, voorlopig kon hij maar beter stilletjes vertrekken en doen wat hij moest doen. Het gesprek dat hij enkele dagen geleden met een hoge regeringsvertegenwoordiger had gevoerd, stond hem nog levendig voor de geest.
De regeringsvertegenwoordiger heette Wu Xilian. De Monnik had zelfs zijn naam nog nooit eerder gehoord, maar dat was niet ongewoon in een regering waarvan de leden elkaar als zandkorrels opvolgden.
Wu Xilian bleek een man te zijn die het leven zeer ernstig nam. Humor was bij hem ver te zoeken. De Monnik plaatste hem onmiddellijk als een voorstander van de harde politieke lijn. Aanvankelijk maakte hij zich daar in het geheel geen zorgen over. Al gauw werd hem echter duidelijk dat Wu een man was met wie niet te spotten viel. Afgezien daarvan, hij was volslagen onvoorbereid op wat zijn nieuwe baas hem te zeggen had.
'Dit gedoe met die Macomber zit me helemaal niet lekker,' begon Wu bars.
'En waarom niet?' vroeg de Monnik met een vlakke stem. 'Ik kreeg het dubbele bedrag dat -' Wu stak zijn hand op en legde hem zodoende het zwijgen op.
'Ik heb het nu niet,' zei Wu, 'over geld.' De wijze waarop hij het laatste woord uitsprak, maakte duidelijk dat hij het verschijnsel als iets ongezonds beschouwde. 'Het gaat me alleen om de politieke belangen die ermee waren gemoeid.'
De Monnik besefte dat hij geen steek meer kon laten vallen, wilde hij dit heelhuids overleven.
'U moet niet vergeten,' begon hij, 'dat ik een mogelijkheid zag om via een Amerikaanse operatie het door de Sovjets opgezette terroristen-netwerk aan te pakken.'
'Van wat ik over de zaak heb vernomen, heb je een Amerikaan met wie jouw dochter een persoonlijke band heeft gehad, in staat gesteld het plan van Macomber te verijdelen. Voor China zou het heel gunstig zijn geweest als Amerika een president had gekregen die fel tegen de Sovjets was gekant. Jij hebt, indirect, voorkomen dat Gottschalk aan de macht kwam. Dat riekt naar landverraad.'
'Van een persoonlijke band van een Amerikaan met mijn dochter is geen sprake,' zei de Monnik.
De stem van Wu Xilian klonk onverhuld vals toen hij zei: 'Ik weet zeker dat Tracy Richter iets voor jou betekent. En natuurlijk betekent hij ook iets voor jouw... dochter.' Hij glimlachte nu bijna. 'Ik wil dat hij nooit meer in staat zal zijn om onze paden te kruisen. Zorg ervoor.'
De Mercedes van de Monnik bracht hem naar het regeringsvliegveld in Hongquiao, waar een vliegtuig voor hem gereed stond. De Monnik zou eerst naar New York vliegen; dat was tenslotte de woonplaats van Tracy Richter. En als hij daar niet was?
Halverwege de verrijdbare trap naar het vliegtuig bleef de Monnik een ogenblik staan. Het deed er niet toe als Richter niet in New York was. De Monnik zou hem vinden, waar hij zich ook bevond. Het leven van de Monnik en dat van zijn dochter stonden immers op het spel.
Hij bukte zich en verdween in de sigaarvormige buis van aluminium, staal, hydraulica en elektronische webben. Een ogenblik later was hij los van de grond.