Ken knikte verdrietig. 'Ik weet alleen niet of ik haar verraad door u dit te vertellen.'

'Wellicht red je haar wel. Kun je mij ook namen geven?'

Kens donkere ogen keken omhoog naar Nangi's gezicht. 'Eén man heeft zij weieens met name genoemd. Masamoto en nog iets...'

'Masamoto Goei?' vroeg Nangi, die bijna een hartstilstand kreeg. Ken knipte met zijn vingers. 'Ja. Dat was het. Kent u hem?'

Goei was de groepsleider van het Chi-project, die hem had gebeld over de kloon die ze hadden ontdekt. Hij had allang in staat moeten zijn geweest de kloon te analyseren. En toch wachtte Nangi nog steeds op zijn eindrapport. Nu bleek er dus een goede reden te zijn voor Goeis getreuzel.

Nangi's ogen brandden en hij voelde een barstende hoofdpijn opkomen. Met grote moeite herstelde hij zich weer. 'Vertel mij eens, Ken, weet je moeder iets af van Seiko's... vrienden?'

Ken liet een ironische glimlach zien. 'U kent moeder. Zij ziet alleen maar wat zij wénst te zien. De rest' - hij haalde zijn schouders op 'bestaat niet.'

Nangi knikte. Ja, dat was, tot op zekere hoogte, Kisoko ten voeten uit.

'Ik geloof dat ik beter terug kan gaan. Zij zal zich afvragen waar ik blijf.'

Hij keek neer op Ken. Ondanks zijn voornemen niets te laten merken, had hij toch medelijden met hem. 'Bedankt voor die informatie. Ik zal doen wat ik kan om Seiko te helpen.'

Ken knikte zwijgend. Hij staarde naar de katana die over zijn dijen lag. Misschien was hij allang vergeten dat Nangi er nog was. Terug in de bibliotheek, zat Kisoko als een plichtsgetrouwe echtgenote op hem te wachten. 'Ken heeft respect voor je. Hij laat slechts heel zelden iemand de dojo zien. Dat is zijn eigen domein. Zelfs ik ga er zelden heen,'

'Het spijt me voor hem.'

'O.' Ze wendde zich even van hem af en verschoof de kopjes met de koude thee. 'Hij heeft zich goed aan zijn gebrek aangepast. Juist jij kunt zijn moed naar waarde schatten.'

'Ja.' Hij wachtte even, maar zij bleek niet in staat verder te praten. Hij voelde medelijden voor haar in zich opkomen.

Kisoko stond vlak bij hem en fluisterde: 'Ik heb je gemist. Mijn hart wenste...' Ze wendde haar ogen even af. 'Ach, maar ik moet mijzelf niet weer vernederen. Eén keer was genoeg.'

'Kisoko -'

Ze had destijds een huwelijk gewild, iets dat hij haar niet kon geven. Hij was één van de zeldzame mannen die de voorkeur gaven aan de stilte en de rust van een vrijgezellenbestaan. Zijn leven was al gecompliceerd genoeg geweest, zonder daar een vrouw aan toe te voegen. Maar er waren momenten dat hij de weg die hij voor zichzelf verkozen had diep betreurde.

'Als ik je pijn heb gedaan,' zei hij, 'dan heb ik daarbij ook mezelf pijn gedaan.'

Ze huilde nu en uit haar ooghoeken druppelden langzame, stille tranen.

'Ach, Kisoko, ik hou van je,' zei hij, met haar wang tegen de zijne.

'Maar die liefde zou algauw in verbittering en afkeer zijn veranderd als ik met je was getrouwd. In het leven dat ik leid, moet ik zonder aan iemand gebonden te zijn beslissingen kunnen nemen.'

Haar arm kwam naar boven, haar vingernagels streelden zijn nek.

'Wat moet dat eenzaam voor je zijn geweest.' Ze kwam nog dichter bij hem. 'Voor ons allebei.'

'Als ik destijds had toegegeven, zou zelfs wat we toen hadden, kapotgemaakt zijn. Op deze manier hebben wij tenminste nog de herinnering.'

Ze sloot haar ogen. 'Ik wou datje me dat jaren geleden had verteld.'

'Ja,' was het enige dat hij wist te zeggen.

Toen liet ze haar arm zakken en bette haar gezicht. 'Is het niet raar hoe verblind men kan raken wanneer men huilt.'

Zwijgend ging ze hem weer voor door de gang, en weer viel hem de heerlijke stilte van dat huis op, de bescherming van de muren tegen de buitenwereld. Hij vroeg zich af of Okami hier zou zijn, maar daarna hoopte hij van niet. Dit zou een van de eerste plekken zijn waar zijn vijanden hem zouden zoeken, en Nangi kon de gedachte niet verdragen dat Kisoko gevaar zou lopen. Zij had zich altijd afzijdig gehouden van de wereld van haar broer, en hij zag geen enkele reden waarom dat nu veranderd zou zijn.

'Mijn nieuwsgierigheid heeft ons weer tezamen gebracht,' zei hij, toen ze weer in de hal stonden. 'Ik moet ervan uitgaan dat hier een bedoeling achter schuilt.'

Kisoko hief haar dromerige gezichtje naar hem op. 'Woon je nog steeds in hetzelfde huis?'

'Ja.'

'Ik herinner mij de achtertuin. Geniet je nog steeds zo van het snoeien van je shisigashira T

'Ik ben bang dat het een blijvende passie is.'

Haar ogen schitterden, hielden de zijne vast. 'Er staat er hier een die ik vijfjaar geleden heb geplant en jouw aandacht hard nodig heeft.'

'Het spijt me, hij is hier niet.'

'Waar is hij dan?'

'Pardon, wie zei u dat u was?'

'Croaker, Lew Croaker. Ik bel uit de Verenigde Staten voor Nicholas Linnear.'

Stilte. Toen weer die formele stem, door de afstand en een slechte lijn dun en blikkerig: 'Kan ik een boodschap aannemen voor Linnear-san, alstublieft?'

'Ik wil - ik moet nu met hem spreken. Verdomme, het is belangrijk!'

'Kan ik de boodschap aannemen, alstublieft?'

Croaker zette zijn vingers tegen zijn voorhoofd. Hij had zichzelf beloofd zijn geduld niet te verliezen. Maar die verdomde Japanners en hun symbolische formaliteit maakten je helemaal gek wanneer je iets zo spoedig mogelijk geregeld wilde hebben. Langzaam en duidelijk zei hij: 'Ik moet iemand spreken die mij kan helpen.'

'Eén moment, alstublieft.'

Hij keek op zijn horloge. Hoe laat zou het daar zijn? Even na drieën in de middag?

'Ja? Mr. Croaker, kan ik u helpen?'

'Dat hoop ik van harte. Ik ben een vriend van Nicholas Linnear. Kunt u mij zeggen waar hij is ? Ik moet hem dringend spreken. Zeer dringend.'

'Ik ben bang dat ik u daarmee niet kan helpen.'

'Met wie spreek ik?'

'Mijn naam is Seiko Ito. Ik ben de assistente van Linnear-san.'

'En u kunt mij niet doorverbinden met hem? Weet u wie ik ben?'

'Ja, Mr. Croaker, dat weet ik.' Er volgde een korte stilte. 'Om u de waarheid te vertellen, weet niemand waar hij op het moment is. Wij maken ons allemaal grote zorgen.'

Croaker liet een zucht ontsnappen. Christus.

'En Nangi? Kan ik dan Tanzan Nangi spreken?'

'Ik ben bang dat Nangi-san in een vergadering zit. Hij heeft strikte orders achtergelaten dat hij niet mag worden gestoord. Mag ik uw nummer hebben, dan -'

'Laat maar,' zei Croaker kortaf. Hij keek op, zag Margarite voor het hotelraam staan, haar bovenlichaam gestreept door het licht dat van buiten door de jaloezieën naar binnen viel. 'Wilt u alstublieft deze boodschap aan Nangi doorgeven? Zeg hem dat Lew Croaker naar Tokio komt. Ik zal er morgen om vier uur in de middag aankomen en verwacht hem te ontmoeten zodra ik op Narita ben geland. Gesnopen?'

'Pardon?'

Croaker wreef over zijn voorhoofd. 'Zeg hem dat nou maar. Oké?'

'Jawel. Ik zal Nangi-san de boodschap overbrengen zodra hij uit zijn vergadering komt -'

Maar Croaker had de hoorn al neergelegd. Hij stond op en liep naar Margarite. Bij zijn aanraking huiverde ze.

'Ik kan hem voelen,' fluisterde ze, 'alsof hij bij ons in deze kamer is.'

Ze draaide zich naar hem om. 'Nee, nee. Sla je armen om mij heen. Hou me goed vast. Ik weet niet meer of ik het warm heb of koud.' Ze legde haar hoofd op zijn schouder. 'Hij zit in me, Lew, en er is maar één manier om hem eruit te krijgen.'

Er ging een taxi voorbij en er kwam een verliefd stelletje de hoek om, de schouders hoog opgetrokken. Snel zochten zij de beschutting van de hotelingang op, die zich onder hun raam bevond. Er reed een politiewagen langs, met rood zwaailicht maar zonder sirene. Stofdeeltjes die in de lucht hingen, gloeiden rood op en verdwenen toen weer.

'Ik móet hem terugzien.'

Langs de stoep hieven platanen hun kale takken naar de hemel, spookachtige herinneringen aan een zomer die allang voorbij was. Hij staarde ernaar.

'Ik ga akkoord met Lillehammers plan. Ik bied mijzelf aan. Jij en ik, wij worden schietschijf en schildwacht.'

Hij voelde een lichte trilling door zijn armen gaan. 'Ik wou dat je er nog eens over zou nadenken.'

'O, Lew, waarvoor? Wat er is gebeurd, kan niet teruggedraaid worden. Wat de schakel tussen Robert en mij ook is, hij kan niet op een andere manier verbroken worden.'

'Hij zal weten datje eraan komt. Dat heeft Faith met zoveel woorden gezegd. Ik weet niet wat er gaat gebeuren wanneer hij jou weer ziet.'

'Jij zult hem doden.'

'Mijn opdracht is hem in te rekenen.'

Hij voelde haar hoofd heen en weer gaan. 'Nee. Je moet hem doden. Anders zal hij jou doden.' Ze draaide zich om in zijn armen, zodat ze hem kon aankijken. 'Dat zijn de enige twee mogelijkheden.'

Hij keek op haar neer. 'Het leven is véél ingewikkelder dan dat.'

'Dit niet. Hij niet.'

Hij accepteerde haar oordeel, net zoals hij haar houding jegens Do Duc accepteerde.

'Hoe dan ook, morgen zijn we in Japan, en dan zien we wel verder.'

Stilte en het suizen van de verwarming.

'Vertel me eens,' vroeg ze opeens. 'Waarom accepteerde je de hulp van mijn stiefmoeder?'

'Dat wilde jij toch ook?'

'Ja. Maar het is belangrijk voor mij te weten waarom jij erin toestemde.'

364

Vlak onder het raam klapperde een stel vlaggen, symbolen van invloed en macht.

'Als je een rationeel antwoord wilt, dan kan ik je dat niet geven. Ik kan je alleen maar zeggen dat ik op dit moment niemand meer vertrouw. Ik heb aldoor het gevoel gehad dat Lillehammer tegen mij loog of tenminste - mij niet alles over deze zaak vertelde. Zoals ik je al vertelde, geloofde ik geen minuut dat hij iemand van buiten nodig had om het veldwerk uit te voeren. Een man zoals hij zonder mensen die hij kon vertrouwen of op wie hij in geval nood een beroep kon doen? Onwaarschijnlijk.'

'En je geloofde mijn stiefmoeder?'

'Ja, ik geloof wat zij me vertelde.'

'Ik hoor een maar.'

Hij glimlachte in de duisternis. 'Het zou me niets verbazen wanneer zij zo haar eigen beweegredenen heeft.'

'Waarom ga je eigenlijk achter Do Duc aan? Waarom neem je de kuierlatten niet en vergeet je hem, Lillehammer en mijn stiefmoeder?'

Hij zag haar ogen naar de zijne zoeken en wist dat het niet de ogen van een getrouwde vrouw waren. Aan wie zij haar hart schonk, was een gezegend man.

'Daar zijn zoveel redenen voor, die ga ik maar niet allemaal opnoemen.' antwoordde hij. 'Ik heb Lillehammers aanbod aangenomen ondanks het feit dat ik wist dat hij de zaken verdraaide.' Hij kon haar horen ademen. 'Maar Lillehammer had mijn nieuwsgierigheid gewekt; plus die moord op Dominic. Niet alleen omdat hij was vermoord, maar vooral de manier waaróp. Ik wilde alle raadsels oplossen: wie je broer vermoordde en waarom, en wie Lillehammer was en waarom hij er zo op was gebrand Do Duc te pakken te krijgen.' Er lag, door het licht van de straatlantaarns, een lichtkrans om haar haren. 'En dan ben jij er nog. Zelfs na wat ik je heb verteld, zou ik alles nog in de steek kunnen laten, maar jij kunt dat niet en dat kan ik niet verdragen.'

'Ik had dus tóch gelijk.'

Hij glimlachte. 'Ja. Eens in de zoveel tijd sijpelt er zelfs door de dikke huid van een rechercheur een tikkeltje gevoel naar buiten.'

Ze nam een gemakkelijker houding aan in zijn armen, sloeg haar armen om zijn nek en zuchtte. Daarna legde zij haar voorhoofd tegen zijn borst.

'Ik ben moe,' zei ze. 'Ik heb me nooit eerder gerealiseerd dat je van macht zó moe kunt worden.'

'Dat hoort erbij. Hoe close jullie ook waren, ik betwijfel of Dominic dat met jou zou hebben gedeeld.'

'Hij is zo lang aan de macht geweest. Ik snap niet hoe hij het uithield.'

Croaker wist dat zij zich in werkelijkheid afvroeg hoe zij het moest uithouden. Misschien zou ze dat niet kunnen. Maar misschien was de wens slechts de vader van de gedachte.

'Dan zal ik Lillehammer maar bellen en hem vertellen datje meedoet. Hij mag nu geen argwaan krijgen.' Croaker nam de hoorn op. 'Ik weet zeker dat hij dolblij zal zijn.'

365

Hij draaide een nummer, wachtte tot de telefoniste opnam en gaf haar zijn codenaam, waarna zij hem vroeg even te wachten. Hij hoorde het zachte geklik van de solenoïdes toen het anti-afluistersysteem in werking kwam, en toen hoorde hij door de golflengten van alle elektronische troep heen de stem van Lillehammer.

'Het gaat door,' zei hij in de hoorn. 'Zij is bereid mee te werken.'

'Fantastisch,' zei Lillehammer. 'Wat hebben jullie nodig?'

'Papieren. We gaan naar Tokio.'

'Tokio?'

'Ja. Daar zit hij ook.' Croaker gaf Lillehammer de gegevens van hun vlucht. 'Zorg dat we die halen.'

'Binnen drie uur laat ik alles wat jullie nodig hebben door een koerier bij jullie hotel afleveren. Ik neem aan dat jullie daar nu zijn.'

'Oké, prima. En, Ahab, we moeten jou vlak vóór ons vertrek op het vliegveld nog spreken.'

'Roger.'

Croaker legde de hoorn erop terwijl het zweet hem uitbrak. Nou zitten we eraan vast, dacht hij. Nu kunnen we niet meer terug. Hij draaide zich om naar Margarite, die in het halfdonker naar hem zat te kijken.

'Op hoeveel manieren zal hij ons erin proberen te luizen?' vroeg ze.

'Ik was niet van plan hem daarvoor de kans te geven.'

Hij liep door de kamer naar haar toe en voelde zich nu al besmet door dat telefoongesprek. Hij bleef voor haar staan, en zij hief haar arm op en streek in een simpel gebaar een haarlok van zijn voorhoofd.

'Vertel me eens,' zei hij na een tijdje. 'Wat is er tussen jou en Faith?'

'Jij weet niets van haar af,' antwoordde ze effen, 'dus heb je geen enkel recht dat te vragen.'

'Vind je niet dat wat wij voor elkaar voelen mij dat recht geeft?'

Margarite keek naar hem op. Ze opende haar mond om iets te zeggen, maar sloot hem bijna meteen weer. Achter haar lag de straat er nu verlaten bij. Plotseling begonnen haar schouders te schokken en hij dacht dat ze huilde. Een gesmoord gehijg vertelde hem dat hij het mis had; ze stond te lachen.

'Dit moet Gods straf voor mijn zonden zijn,' zei ze lachend. 'Getrouwd met een verachtelijke maar desondanks onmisbare Siciliaan, opgezadeld met de zaken van mijn broer achter het mannelijke masker van mijn man. En dan ben ik ook nog eens hopeloos verliefd op een voormalige politieman die voor de FBI werkt.' Haar lach had een scherp kantje.

'Wat moet er van mij worden?'

Welk antwoord kon hij daarop geven? Welk antwoord wilde hij geven? Het leven was zó vol onduidelijke keuzen en verkeerde wendingen dat hij wilde dat dit moment anders zou zijn - de keuze helder en klaar, de mogelijkheid die zij beiden aangrepen de juiste. Maar hoe kon hij daar zeker van zijn? Het antwoord was eenvoudig: dat kon niet. Haar handen achter zijn nek trokken zijn gezicht naar beneden tot zijn lippen de hare bedekten. Ze smaakten ziltig, en nu wist hij zeker dat 366

ze in de schaduw had staan huilen, net als ze in de stallen van Faith had gedaan.

'Je wilt toch weten wat er tussen mij en stiefmoeder aan de hand is?'

fluisterde Margarite. 'Goed, dan zal ik het je vertellen. Ik verdenk haar. Waarvan? Van iets wat in haar ogen beslist gewoon een zakelijke beslissing was. Toen mijn vader niet langer in staat was zijn zaken te leiden, toen hij een blok aan haar been begon te worden, heeft zij hem gedood.'

Croaker keek haar een poosje diep in de ogen. Hij voelde haar hart bonken.

'Gedood.' In deze context klonk dat woord weerzinwekkend, ook al had hij het door zijn werk zó vaak gebruikt dat hij dacht er immuun voor te zijn. 'Zoals in vermoord?'

'Ja.'

'Heb je enig bewijs?'

Ze glimlachte door haar tranen heen. 'Mijn rechercheur, altijd en overal.'

'Daar kan ik niets aan doen. Zo zie ik de wereld nu eenmaal.'

'Ik zou heel graag willen datje op een dag mijn stiefmoeder goed zou leren kennen.'

Er lag een typische klank in haar stem, en Croaker wist dat zij hiermee zijn opmerking bevestigde.

'Dan zal dat zeker gebeuren.'

Wanneer hij haar zo in zijn armen hield, kon hij zich niet voorstellen haar ooit te moeten verlaten.

Haar dikke haar schoof langs zijn wang. 'Hou me nóg steviger beet.'

Dat deed hij, en haar geur en adem drongen zijn neusgaten binnen. Buiten zoefden auto's voorbij; één, twee, toen heerste er weer een monumentale stilte op straat. 367

16

Tokio

Er liepen muizen over de spoorrails.

Nangi lag in de donkere ruimte en dacht na.

Seiko en Goei.

Zowel thuis als over de grens verraden. Here Jezus, hij en Nicholas waren er geweest!

De muizen waren weer aan het rennen, en hij richtte zijn aandacht weer op de geluiden die door de dunne wand van de cel heen drongen, terwijl hij probeerde achter de betekenis ervan te komen. Zij herinnerden hem aan het geluid dat hij als kind had gehoord wanneer er muizen over de rails buiten zijn huis renden. Die geluiden in de duisternis klonken als statische geluiden uit een ouderwetse radio, het gepiep en gekras van apparaten die met elkaar in gesprek waren.

Urenlang was hij Seiko door heel Tokio gevolgd, waarna hij tot de conclusie kwam dat zij en Goei veel te slim ofte ervaren waren om elkaar openlijk te ontmoeten.

Daarna had hij zijn aandacht op Goei zelf gericht. Toen het donker begon te worden, na afloop van zijn gewone werkdag, was Goei daarheen gekomen, naar de Nakagin Kantoortoren, in de neonjungle van de Ginza. Het gebouw bestond uit modulaire kantoorcellen, tweeënhalf bij vier meter, zodat deze modulen per truck vervoerd konden worden. Om zijn gedachten af te leiden van Seiko's verraad nam hij voor de zoveelste keer alles nog eens door van het materiaal dat de Amerikaan Manny Mannheim die ochtend bij hem had afgeleverd. Maar de gedachte aan Mannheim bracht weer het verdriet naar boven over de dood van Harley Gaunt. Gaunt was een eersteklas administrateur geweest. Hij had begrepen waar Nicholas en Nangi mee bezig waren en had zichzelf met hart en ziel in de produktie en de vernieuwing voor de toekomst geworpen. Ze zouden hem heel erg missen.

De openbaringen van Gaunts materiaal waren legio. Het meest geschrokken was hij van het feit dat de regering van de V.S. - en daarmee werd die vervloekte commissie van senator Rance Bane bedoeld - op de Aziatische zwarte markt een zogenaamde Chi-kloon had ontdekt en tot de conclusie was gekomen dat de machine de Hive-technologie gebruikte die het eigendom was van Hyrotech-inc. Dit, samen met de gecodeerde faxen van Sato's hoofdkwartier in Tokio naar Saigon, betekende dat zij concrete bewijzen hadden dat Sato-Tomkin betrokken was bij de diefstal 368

van de Hive-technologie. Aangezien de hardware van Hive door alle afdelingen van de Amerikaanse regering werd gebruikt - zelfs door de top-secret-afdeling - kon die diefstal als landverraad worden beschouwd. Nu was het hem allemaal duidelijk. De Hive-technologie was het eigendom geweest van Hyrotech-inc., het Amerikaanse bedrijf dat Nicholas had willen overnemen. Geen wonder dat de Amerikaanse regering die overname in de ijskast had gezet - Nicholas had gelijk gehad. De Amerikanen waren uit op het bloed van Sato International, en zij richtten zich op de meest kwetsbare plek: Sato-Tomkin, de Amerikaanse tak van de keiretsu. Alleen waren Nicholas, Nangi en Sato International onschuldig aan enige overtreding. Het was die schurk Vincent Tinh, die Nangi al nooit had vertrouwd, die dat alles had bekokstoofd.

Natuurlijk, Tinh kon het niet alleen gedaan hebben. Iemand in het hoofdkwartier had met hem samengewerkt om de nieuwe technologie van de Chi-neuraalnetcomputer te stelen, en Tinh had gebruik gemaakt van zijn deskundigheid, zijn contacten, en, dat was het bitterste van alles, Sato's kapitaal en faciliteiten om een prototype van de Chi in elkaar te zetten en te laten fabriceren.

Iemand met een hoge positie in het Chi-project moest hem geholpen hebben. Natuurlijk wantrouwden de Amerikanen Nicholas. Hij had de leiding bij het Chi-project. En velen van hen zagen hem al als een verrader na de fusie van Tomkin Industries met Sato International. En om alles nog een graadje erger te maken, had hij het hoofdkantoor van SatoTomkin van New York naar Tokio overgebracht. Nu had Nangi spijt van zijn kortzichtig aandringen dat Nicholas in Tokio moest blijven om Japanse zakenlieden te leren hoe zij met succes zaken konden doen met hun Amerikaanse collega's. Nicholas, met zijn vooruitziende blik, had dit gebeuren wellicht voorzien en naar de States willen gaan om zijn zaak te bepleiten en zich te beijveren voor een hechtere samenwerking tussen Japan en de Amerikaanse zakenwereld. Maar volgens Gaunt waren er binnen de regering elementen die hun eigen plannen hadden. Zij werden de Toverspiegel genoemd en waren al enige tijd zeer actief. De man die Gaunt te spreken had willen krijgen en die hem, naar alle waarschijnlijkheid, had vermoord, heette William Justice Lillehammer.

Die naam kwam Nangi bekend voor. Waar had hij die eerder gehoord ?

Misschien bij Okami? Maar met betrekking tot wat? Hij brak zich het hoofd erover, maar kon zich de strekking van dat gesprek niet meer herinneren. Een 8-mm videoband die Gaunt met het materiaal had meegestuurd, lag warm tegen Nangi's borstkas aan. Hij had hem al eens bekeken, maar wilde hem graag nog eens beeld voor beeld bestuderen. De geluiden klonken in de duisternis als uitbarstingen van energie, en daartussenin de stilte van lege kantoren in de nacht. Nangi ging iets verzitten, zodat hij zijn oor steviger tegen de elektronische afluisteraar kon drukken. Onbewust wreef hij met een hand over zijn been om een betere bloedcirculatie op gang te brengen. Hij rook alleen maar plastic 369

en het stof van verwaarloosde machines. Om te voorkomen dat hij moest niezen, kneep hij zijn neus dicht.

Wat ironisch, dacht Nangi. Nicholas, de held, werd gevreesd in Japan en beschimpt in Amerika. Nangi vroeg zich af waar Sato International nu zonder hem zou zijn. Zeker niet aan de top van de computer-en telecommunicatietechnologie die de keiretsu tot een van de drie grootste Japanse corporaties van de jaren negentig zou maken. Als ze dit althans overleefden. Afgaande op het dreigement van minister Ushiba, en van hetgeen Nangi wist over de aanklachten en bewijzen die Harley Gaunt hem had gestuurd, betwijfelde Nangi serieus of ze het wel zouden overleven. Tenzij hij ontdekte wie er verantwoordelijk was voor het misbruik van de Chi-tecnnologie. Vincent Tinh, het brein van alles, was vermoord, ongetwijfeld door de hand van een van zijn vele vijanden. Gelukkig had Nangi een eersteklas privé-detective weten te vinden en hem in dienst genomen om onmiddellijk naar Saigon te gaan en daar te onderzoeken waar Tinh verder nog bij betrokken was en wie hem vermoord zou kunnen hebben. Het hele Sato Saigon-complex lag tijdelijk stil, totdat Nangi een opvolger voor Tinh had weten te vinden. Natuurlijk was er, zoals hij Kisoko had verteld, binnen het bedrijf al een logische plaatsvervangster aanwezig. Seiko.

Maar Seiko had voor Tinh gewerkt en probeerde de keiretsu om zeep te helpen.

Het elektronische gebrabbel achter de wand van de cel klonk nu met geregelde tussenpozen. Nangi begon snelle mathematische berekeningen te maken, terwijl zijn blik op de verlichte wijzerplaat van de chronometer aan zijn pols was gericht. Waar deden deze geordende uitbarstingen hem aan denken? Hij dacht diep na. Juist. Het leek op telemetrie. Of op gecodeerde faxen die de ether werden ingezonden. Hij legde zijn vlakke hand tegen de uiterst dunne wand en dacht: Als ik er mijn vuist op zet, breek ik zó door naar de andere kant. Wie zat er in de cel aan de andere kant van de wand? Niet Goei. Die was slechts een paar minuten gebleven en daarna vertrokken. Precies zeven minuten nadat hij het gebouw had verlaten, begonnen de muizen op de rails te lopen.

Nangi ging met zijn oor bij de afluisterapparatuur vandaan en rolde weg bij de wand. Moeizaam kwam hij overeind en zonder op de pijn in zijn been te letten, liep hij een beetje kreupel de module uit. Hij zorgde ervoor het slot te laten slippen, zodat het kantoor weer verzegeld was wanneer hij de deur achter zich dichttrok.

Hij liep de smalle gang door, die slechts door een enkele t.l.-balk werd verlicht. Toen hij voor de deur stond van het kantoortje dat Goei was binnengegaan, trok hij zijn handschoenen aan.

Hij voelde zijn hart in zijn keel kloppen, haalde een paar keer diep adem in een poging te kalmeren. Toen schoof hij een dun reepje metaal met een omgebogen eind in het slot en draaide dat zoekend heen en weer. 370

Met zijn andere hand aan de knop zelf voelde hij de weerstand wegvallen en zachtjes draaide hij zover hij kon.

De deur stond nu op een kier en de telemetrie, of wat het dan ook was, was duidelijk hoorbaar in de intense stilte van de gang. Nangi glipte zonder geluid te maken het kantoortje binnen, waarna hij de deur achter zich dichtdeed. Er was niemand in het kantoor. In feite was het niet eens een kantoor, maar een kale ruimte, met alleen op twee verschillende lijnen een fax en een telefoon, zodat duidelijk was dat de cel verhuurd werd.

Steunend op zijn wandelstok liet Nangi zich voor de fax op zijn hurken zakken, waarna hij de stapel papier uit de bak haalde. Bij het licht van een van de zwart metalen lampen draaide hij ze een voor een om. Ze waren allemaal leeg. Toen hij ze echter dichter bij het licht hield, zag hij metaaldraad schitteren, dat in een patroon in de velletjes was gedrukt. Code.

Hij vouwde de vellen op, stak ze in zijn zak en keek naar het faxapparaat dat in het halfduister stond. De muizen hadden hun geren over de rails gestaakt.

De transmissie was beëindigd.

Het luiden van de klok gebeurde niet binnen de bedrijvige robotfabriek. Elektrische blauwe stralen schoten over het cement, roestvrij staal, en tere, in koper gevatte elementjes, koud vuur dat de sluiers van de bewusteloosheid wegschroeide. Toch deed Nicholas zijn ogen nog niet open. In plaats daarvan bleef hij diep, langzaam en regelmatig ademen, alsof hij nog steeds sliep. Hij luisterde naar het luiden van de klok, ver weg, als in een ander universum, en te midden van de chaos die hem achter zijn gesloten oogleden wachtte, hield hij zich als een drenkeling vast aan dat zware, ritmische geluid. Zelfs aan de afgrond van de dood was er dit. En alleen dit. Het luiden van een niet-bestaande klok.

Als hij zich op iets anders concentreerde, zou de pijn hem overweldigen, hem in een zee van wanhoop onderdompelen. De gestalte met zijn gezicht had folterend langzaam iets in zijn vlees gestoken dat aanvoelde als lange naalden, gloeiend van vloeibaar vuur of zwart vergif. Diep, dieper, tot in het hart van zijn pijncentrum.

Alleen bestonden die lange messen, die stalen klauwen, niet werkelijk. Ze waren afkomstig van de geest van de Messulethe, om de duistere kant van Tau-tau, Kshira, op te roepen. Nicholas had nog nooit zó hevig naar koryoku verlangd, de Verlichtende Kracht, het pad naar Shuken, het rijk waar Akshara en Kshira veilig waren verenigd in één geest. Het was duidelijk dat de donkere kant de geest van de Messulethe had vernietigd. Naarmate de pijn toenam, nam ook de ironie toe, want het werd nu duidelijk wat de Messulethe van Nicholas wilde. En dat kon hij hem niet geven, ook al zou heel zijn verzet gebroken zijn. Er was een schakel tussen Okami en de Amerikaanse maffia don, Dominic Goldoni, een geheime koerier met de codenaam Nishiki, die inlichtingen en belastende 371

bewijzen over zowel vriend en vijand aan die twee mannen doorgaf. Om een of andere reden scheen de Messulethe te denken dat Nicholas Nishiki was.

Als hij had kunnen lachen, zou hij dat zeker hebben gedaan, maar de dood was overal om hem heen. Niet de fysieke dood - dat was de Messulethe niet van plan - maar een soort mentale desintegratie, schok na schok in het centrale hersenstelsel, tot er niets anders dan een grijze gelei van over was. Het verwisselen van de gezichten was slechts de eerste schok geweest. Daarna kwamen de brandende naalden. En al die tijd bevond Nicholas' psyche zich in een shocktoestand, voelde hij zich in deze duisternis als een mot op papier vastgeprikt, zonder enige mogelijkheid tot ontsnappen. Dit was helemaal volgens de plannen die de Messulethe zo ijverig voor hem had bedacht.

Met uitzondering van het klokgelui, dat in zijn hoofd weergalmde en zich had vastgezet als een web van pijndraden.

Zonder dat klokgelui zou zijn geest nu gebroken zijn. Zijn geestelijke gezondheid bestond nog slechts bij de gratie van een geluid dat hij kon identificeren.

Hij wist wat dat luiden was. Althans, hij was in staat de energie op te roepen die de ene gedachte aan de andere verbond. Hij was als een kind dat helemaal opnieuw moet leren denken en zijn gedachten in actie omzetten. De sluier van de shock en de verlamming zat nog stevig op zijn plaats, maar daaronder was het hem heel even gelukt zich te bewegen. Onder dat psychische snelvuur opende hij zijn tanjian-oog, zag hij de kleur van het klokgelui, een helder, doorzichtig groen als de heuvels van Nara in de lente, en hij voelde dat zij vlak bij hem was. Geleste.

Geleste met haar nog niet aangeboorde psychische kracht. Dat was het plan dat zij in Parijs hadden bedacht toen Nicholas de valstrik in de gaten kreeg. Zij had geprobeerd hem ervan af te brengen, had hem zelfs gesmeekt dit vreselijke niet te doen: zich in de val te laten lokken. Maar welke keus had hij anders gehad? Zich niet houden aan de eed aan zijn vader, zijn verplichting jegens Okami? Misschien dat een andere man het uit angst op een lopen zou hebben gezet. Voor Nicholas was dat onmogelijk. Hij kon niet terug, hij kon alleen maar verder gaan, dwars door de hel die hem zeker te wachten zou staan.

Maar ik ga niet ongewapend, had hij Geleste verteld vóór zij op weg gingen naar Montmartre. Jij zult mijn geheime wapen zijn. Ze had hem eerst vragend aangekeken en daarna, toen het tot haar doordrong, met een uitdrukking van groeiende angst.

Nee, had zij gezegd, dat kun je niet menen. Mijn geest is niet geoefend

-in godsnaam, ik ben bang voor wat er in mij zit!

En Nicholas had zijn tanjian-oog geopend, zijn psyche om haar heen geslagen. Zo had hij haar gekalmeerd en haar de Weg laten zien - het pad van Akshara, waardoor zij psychisch met hem in contact kon komen en dat contact in stand kon houden.

Maar zal de Messulethe dat contact niet voelen ?

Nee, had hij gezegd. Ik verschaf jou het pad van Akshara. Alles komt 372

van mij af, en dat is het enige dat hij zal merken -Akshara en mijn pogingen om hem tegen te houden. Jij met je ongeoefende geest zult verdwijnen in het psychische masker van mijn verdediging.

Het enige gevaar, maar dat had hij haar niet verteld, was dat het geestelijk contact dat hij tot stand had gebracht om een of andere reden, verbroken zou worden. Hij wist niet of zij dan de kracht zou hebben dat contact weer te herstellen. Om dat te doen, zou zij haar angst voor zichzelf moeten overwinnen; zij zou zich in die angst moeten laten zakken, erdoorheen gaan, en er aan de andere kant weer uitkomen teneinde in haar geest zijn psyche terug te vinden.

Dat was dus het luiden van die klok in zijn hoofd, de enige reddingslijn om zijn verstand te kunnen behouden in de draaikolk van de door de Messulethe opgestelde val.

Geleste.

Zij was hier, ergens in dit krankzinnige universum van magie en robotica, waar gezichten gevild en als pakpapier weer over het rauwe vlees werden aangebracht.

Hij bewoog zich nog eens, vertrouwend op de band tussen hen, de psychische reddingslijn waaraan hij zich hier doorheen moest zien te slepen.

En dus was hij onvoorbereid op de ontlading van psychische energie, die hem totaal verlamd achterliet. Met zijn mond halfopen zat hij in zijn kooi, als een vlieg versmolten in barnsteen. Hij was figuurlijk tot bloedens toe geslagen en letterlijk niet meer herkenbaar, want hij had Do Ducs gezicht. Zijn ondervrager boog zich over hem heen, zette zijn duimen op zijn oogleden, eerst zachtjes, daarna harder, terwijl zijn gezang het trommelvel van kokoro aan het trillen bracht. Door nu hard op Nicholas' oogbollen te drukken, opende Do Duc een andere deur in de Zeszijdige Toegangspoort tot kokoro. Die poort was eeuwenlang gesloten geweest, verboden terrein zelfs voor degenen die na de Messulethe kwamen en hun eigen donkere en tragische geheimen hadden. Het was de Zesde Poort, de enige die verzegeld was door toverspreuken en -formules die zelfs Zoroaster niet zou durven te trotseren. Maar Zoroaster had geen witte ekster, de boodschapper van de goden, de brenger van hun oordeel, als zijn totem gekozen. En het was de witte ekster die Do Duc nu aanriep, met de woorden van de toverformule die hij uit Ao's geest had geperst nadat de Nung-sjamaan zo dwaas was geweest hem te weigeren de formule te vertellen. Wat waren de waarschuwingen van een oude man die door zijn ouderdom in een angstige vrouw was veranderd, vergeleken bij de macht die hij, door de witte ekster aan te roepen, kon krijgen?

En zo werd de verboden Zesde Poort geopend, en Do Duc baadde zich in de verderfelijke straling en angstaanjagende asymmetrie die eraan ten grondslag lag. Hij deed een stap naar voren en hoorde de krassende kreet van de witte ekster, net zo duidelijk alsof hij zich in de bergen, in de wildernis van zijn thuis bij de Nungs bevond.

Hij kon niet onderscheiden wat er vóór hem lag, totdat de witte ekster 373

met machtige klauwen zijn schouder vastgreep en het in zijn oor fluisterde. Toen begreep hij het. Hij zag de asymmetrie voor wat ze was - een andere realiteit die zich buiten de bovennatuurlijke cocon bevond waarin de tastbare wereld regeerde. Nu stak hij zijn hand ernaar uit, greep het en liet het als een zwaard uit de hemel in de geest van zijn slachtoffer vallen.

Nicholas, neergeslagen door die plotselinge explosie van psychische energie, voelde de uitkomst al aankomen. Hij had zich vergist. Die verwisseling van hun gezichten was niet slechts als schokeffect bedoeld. De Messulethe had een veel gruwelijker plan in gedachten. De druk op zijn ogen werd zó intens dat zijn pijnreceptors overbelast werden, het begaven en zijn hele gezicht verlamd raakte. Op dat moment schoot er een kort moment van helderheid door hem heen en wist hij wat er ging gebeuren.

Het was niet alleen zijn gezicht dat de Messulethe wilde hebben - het was zijn hele essentie, die zowel fysiek als bovennatuurlijk, uit hem werd getrokken. Daarna zou hij in het niets oplossen, met achterlating van een lege huls die, door wie hem ook vond, voor de Messulethe gehouden zou worden.

Terwijl de straling via de hard tegen zijn ogen gedrukte duimen van de Messulethe binnenstroomde, riep hij zijn laatste beetje energie op. Hij opende zijn tanjian-oog en begon de reddingslijn binnen te halen, de reddingslijn die Geleste hem verschafte, de reserve aan psychische energie die hij zo broodnodig had.

Maar hij stopte ermee, vervuld van ontzetting en wanhoop. Het klokgelui, het zuivere, doorschijnende groene licht was verdwenen.

'Laatste instructies.'

'Die man - Robert,' zei Lillehammer. 'Zorg datje die te pakken krijgt en breng hem bij me.'

'Vanuit Japan?' vroeg Croaker. 'En de formaliteiten?'

'Voor mijn mensen zijn er geen formaliteiten.'

De ruimte stonk naar sigarettepeuken en angst, net als in een verhoorkamer. Maar dit was een klein hokje, een opslagruimte die Lillehammer op Washington National Airport had gevorderd.

'Dus ik neem hem mee terug,' herhaalde Croaker, zodat er geen misverstand over zou bestaan.

'Ja.' Lillehammer keek hem met half toegeknepen ogen aan. 'De koerier heeft jullie alles gebracht wat jullie nodig hebben?'

'Identiteitspapieren, paspoorten, contant geld in yens en dollars, tickets, een vooruitbetaalde kamer in een hotel in Tokio. Alles.'

'Hoe zit het met de bewapening?'

Een echte soldaat, dacht Croaker. 'Daar zorg ik zelf wel voor,' zei hij terwijl hij zijn hand van titanium en polycarbonaat ophief en de naaldachtige nagels tegen elkaar liet tikken. Lillehammer knikte. 'Dat was het dan.'

374

'Lijkt mij ook.' Croaker keerde zich om, maar leek zich op het laatste moment te bedenken. 'Nog één ding. Waarom heb je mij niet verteld dat je wist wie Dominic Goldoni heeft vermoord?'

Lillehammer, altijd al een ijskoude, vertrok geen spier. 'Met wie heb jij gepraat?' vroeg hij rustig.

De atmosfeer in het hokje was werkelijk heel beroerd. Misschien werkte de ventilatie niet, dacht Croaker.

'Dat doet er niet toe.' Hij bracht zijn gezicht vlak bij dat van Lillehammer. 'Dacht je dat ik een sul was? Dat ik al mijn contacten had laten verwateren?'

'Dit gaat jou allemaal niet aan. Ik snap niet wat je bezielt.'

Croaker deed een stap dichter naar de man toe en wees. 'Vertel me eens, was Do Duc degene die jou dat heeft aangedaan? Je gezicht tot een masker heeft gesneden? Daar gaat het je toch allemaal om, is het niet?'

'Nou is het genoeg geweest,' zei Lillehammer. 'Hou je kop en doe je werk. Probeer mij niet te verneuken.'

'Ik ben niet bang voor je.'

'Dan ben je goed stom.'

'Niet stom. Goed voorbereid.' Croaker liet Lillehammer een meedogenloze grijns zien. 'Weieens gehoord van "achteruitlopen"? Nee? Dat moesten wij bij de NYPD altijd doen, anders was het niet denkbeeldig datje een mes in je rug kreeg. Niet van de jongens waar je achteraanzat of die je in het verleden achter de tralies had gezet, maar van Interne Zaken, een klote wijkcommandant, een overijverige advocaat die via jou een treetje hoger op de ladder wilde komen, officieren van Justitie die een politiek appeltje te schillen hadden, iedereen met of voor wie je ooit had gewerkt. Zeker, we pasten op elkaar. Maar verneukten elkaar net zogoed. En laat me je één ding vertellen, je vergeet nooit al de zéér gemene manieren om te voorkomen dat je zo'n mes in je rug krijgt.'

Lillehammer hief zijn handen op. 'Zullen we het daar maar bij laten, ja?' Hij wendde zijn blik af. 'O, shit!' En draaide zijn hoofd weer terug.

'Oké, luister, ik wil dat je die ploert voor me vindt. Daar heb ik je niet over voorgelogen. Ik ken hem inderdaad - uit Nam. Hij was een van de drie mensen die me in een kooi hebben gestopt, me bewerkt hebben, ja, dit gedaan hebben.' Hij ging met zijn wijsvingers langs zijn lippen.

'Een van die schoften was een gekke goser die Michael Leonforte heette en in Laos ondergronds was gegaan. Ik werd er met mijn eenheid op uitgestuurd om hem terug te halen, maar ze hebben me gevangengenomen. Leonforte commandeerde een stelletje Nungs - een Chinees bergvolk. Toen nam hij nog twee kerels in dienst - een idioot die Rock heette en zijn maat Do Duc.'

Lillehammer liep over van de manische energie van herinnering en hij begon heen en weer te ijsberen. 'Rock bewerkte me terwijl de anderen toekeken en me vragen stelden die ik niet kon beantwoorden.' Zijn ogen gleden bij Croaker vandaan. 'Je kent dat wel.' Hij haalde zijn schouders op. 'Hoe dan ook, de cavalerie kwam die dag niet opdagen. Er kwam niemand om me te redden. Ze graveerden mijn gezicht grondig, pakten 375

me in en brachten me terug bij mijn mensen. Als waarschuwing. Als een verdomde waarschuwing.' Hij ademde zwaar.

'Dat is lang geleden, maar ik ben het nooit vergeten.' Hij stampvoette alsof hij het koud had.

'Dan wordt Dominic om zeep geholpen, en na één blik op het resultaat weet ik wie het gedaan heeft. Do Duc, de schoft die door Goldoni's rivaal is ingehuurd. Door Caesare, de broer van Michael Leonforte.'

'Wat steekt er nou werkelijk achter die vendetta tussen de Goldoni's en de Leonfortes?'

'Als ik dat wist, zou ik bij de maffia horen. Omertd, snap je? Hoe dan ook, Do Duc was een voor de hand liggende keus. Zijn band met de Leonfortes gaat terug tot Nam.'

Lillehammer bleef staan om Croaker te kunnen aankijken. 'Alle Nungs van Leonforte hadden een tatoeage van die klote blauwe halvemaan, zoals Do Duc in dat Morris-meisje heeft gekerfd. Nu heb ik nummer twee bijna te grazen, maar nog niet helemaal. Daar heb ik jou voor nodig, want ik weet dat ik niet binnen een straal van drie meter in de buurt van Do Duc kan komen zonder dat hij het merkt. Hij zou me ruiken, zo waar als ik hier sta. Hij is half mens, half beest.'

'Waarom heb je me dat niet meteen verteld?'

'Dat het een privé-zaak was? Zou je dan ook meegedaan hebben?'

'Ik mag dan jouw Ishmael zijn, maar Do Duc is jouw witte walvis.'

Croaker ontblootte zijn tanden. 'Nee, inderdaad.'

'Zie je nou? Dat risico wilde ik niet lopen.'

Croaker wachtte even. 'En dat is alles?'

'Dat is alles, ja.' Lillehammer keek op zijn horloge en trok toen de deur van het hokje open. 'Nu zul je toch moeten rennen om je vlucht nog te halen.'

De schittering daalde als een sluier neer uit de hemel. Het was als te kijken naar jezelf terwijl je levend werd opgegeten. Elke spier in Nicholas' lichaam trok samen van pijn en angst. Het masker van de andere kant van de tijd daalde op hem neer. Binnen een paar tellen zou het beginnen zijn essentie aan repen te snijden, zoals gebeurde met een stuk vlees op het hakblok van de slager.

Wanhopig zocht hij naar Geleste - de glanzende draad waaraan hij zich kon optrekken uit de klauwen van de naderende dood. Waar was ze? Wat was er gebeurd? De psychische schakel was verbroken en zijn enige angst was waarheid geworden: zij was nu niet in staat de verbinding met hem weer tot stand te brengen. Hij wist dat hij verloren was zonder de voorsprong die zij hem verschafte. De schittering drong steeds dieper in hem door, veroorzaakte een asymmetrische hartslag die het natuurlijke ritme van zijn lichaam verstoorde. De gruwelijke cadans werd opgevoerd en tegelijkertijd verzwakte zijn eigen harteklop. Nog even, en er zou geen gedachte meer in hem over zijn, geen essentie, geen leven.

Toen verdween de druk.

Hij voelde dat hij van zijn oogleden werd weggenomen, en ogenblik376

kelijk verflauwde de schittering. Op dat moment vloog zijn tanjian-oog open. Bevrijd van de verlamming straalde het rechtstreeks door tot ko- koro en begon het trommelvel te bewerken om alle energie op te roepen die hij nodig had om in actie te kunnen komen.

Nicholas opende zijn tranende ogen, zag dat het gezicht dat het zijne was tot een grimas was uitgerekt. Het lichaam van de Messulethe was achterovergekromd, zijn handen grepen naar zijn nek. Hij werd met zijn rug tegen de tralies van de kooi getrokken, en toen Nicholas zich bewoog, zag hij de roestvrij stalen draad schitteren die strak om zijn nek was getrokken en diep in het vlees van zijn keel sneed.

Hijzelf kwam als een tot leven gewekte dode omhoog van zijn stoel. Zijn armen en benen bewogen zich met korte, spastische rukjes, zijn spieren verschoven terwijl hij probeerde de coördinatie tussen hersens en spieren weer tot stand te brengen. Zijn hersens gloeiden nog na, maar uit de rest van zijn lichaam was de pijn verdwenen.

De man met zijn gezicht uitte een kreet, zijn handen lieten de geïmproviseerde garrot los. In een razendsnelle beweging stak hij hen tussen de tralies door en kreeg haren en vlees te pakken.

Geleste gilde het uit.

Geleste!

In een flits zag hij wat er was gebeurd. Geleste had gevoeld wat er op het punt stond te gebeuren, waarop zij het initiatief had genomen. De fysieke daad om achter de Messulethe aan te gaan, had haar ongeoefende geest genoopt het psychische contact te verbreken.

De Messulethe hield haar hoofd in zijn handen en hij sloeg haar met haar voorhoofd tegen de stalen tralies van de kooi. Geleste wankelde naar achteren, haar greep op de garrot verslapte en de Messulethe rukte zich los. Hij haalde het bloederige ding van zijn hals en smeet het weg. Geleste lag op de vloer, net buiten de kooi. Was zij bewusteloos of... ?

Nicholas had het gevoel of hij door water liep. Zijn gedachten kwamen langzaam op gang. Er ging een folterende pijn door zijn hoofd terwijl hij de ene gedachte aan de andere probeerde te rijgen. Om hem heen stak een stormwind op en de hitte van een gloeiende oven. Hij werd naar achteren gesmeten, terug in de stoel waarop hij had gezeten en die onder het geweld versplinterde. De zijkant van zijn hoofd raakte de tralies, wat hem even verdoofde.

Niets werkte meer.

En daar kwam de man met zijn gezicht.

Toen begon het luiden weer, diep binnen in hem, en het groene licht verspreidde zich weer over hem.

Hij opende zijn tanjian-oog.

Hij maakte de verbinding met kokoro en begon het lange gebed dat de basis was van Akshara en dat Kansatsu, zijn Tau-tau sensei, zijn onverzoenlijke vijand, hem had geleerd.

Maar de hitte kwam weer op, de geur van withete sintels drong door in zijn neus, in zijn haar, en kroop over zijn huid. Het luiden, het doorzichtige licht, zijn schakel met Geleste, zijn geheime wapen, begaf het onder de aanval van de Messulethe.

377

Akshara - alles wat Kansatsu hem had geleerd - bleek nutteloos. De man met zijn gezicht deed twee stappen door de kooi en hees hem overeind. Toen, als in een bliksemflits, begreep hij het opeens. Hij stopte zijn litanie, liet alle lessen van Aksahara voor wat ze waren en luisterde in plaats daarvan alleen nog maar naar het luiden van de innerlijke klok. Los van alles, badend in de schittering die zijn tanjian-oog uitstraalde, verbrak hij de greep van de Messulethe. Hij sloeg toe met een snelle atemi, die de Messulethe met gemak afweerde. Nicholas ging niet verder met aikido, maar liet zich door zijn knieën zakken en sloeg de buitenkant van zijn onderarm met grote kracht tegen de rechterheup van de Messulethe. Die reageerde met een ontstellend snelle zwaai, raakte Nicholas met een zijdelingse slag op de schouder en sloeg meteen weer toe. Deze keer was Nicholas zó diep gezakt dat zijn ene knie op de vloer rustte. Heel snel nu ving hij de slag op met de eeltige rand van zijn linkerhand en terwijl hij overeindkwam, sloeg hij de uitgestrekte arm van de Messulethe weg en opzij in een onnatuurlijke boog, die bedoeld was om botten te laten breken.

De Messulethe bewoog zich met een verbazingwekkende snelheid, draaide zijn bovenlijf zó dat hij de onnatuurlijke positie van zijn arm tenietdeed. Tegelijkertijd deelde hij een gemene zwaaislag uit die voor Nicholas' nieren bedoeld was.

Nicholas nam een andere positie in en trapte naar de lies van de Messulethe. Beide mannen vielen op de vloer. Maar Nicholas rolde door en bracht met zijn knokkels naar beneden de Messulethe een korte twan ch'uan toe tegen het voorhoofd.

Zijn eigen hoofd klapte naar achteren, maar hij zat al gevangen in de klem van de krachtige benen van de Messulethe. Met een knie in zijn maag geklemd, probeerde hij zich weg te draaien, maar weer kreeg hij een zwaaislag tegen zijn kaak.

Hij zakte naar achteren, en de Messulethe, op één knie, stampte in zijn oksel, waarbij hij tegelijkertijd zijn arm uitstrekte en omdraaide. Nicholas voelde dat zijn pezen tot voorbij het uiterste uit elkaar werden getrokken, en zijn linkerhand graaide onder zijn lichaam. Zijn vingers sloten zich om een afgebroken stoelpoot en daarmee ramde hij op de zijkant van het hoofd van de Messulethe, vlak boven zijn oor. De Messulethe wankelde, zijn greep op Nicholas werd verbroken en Nicholas stond al overeind terwijl hij hem nog een zijdelingse dreun gaf. Hij liet zich boven op hem vallen, wetend dat hij slechts enkele seconden had om de Messulethe te doden vóór zijn superieure psyche zich weer herstelde. Hij gebruikte de zijkant van zijn hand voor een atemi, bedoeld om het kraakbeen van de neus te versplinteren en recht in de hersenen te laten doordringen. Dit was een dodelijke slag, en de geest moest tot het uiterste geconcentreerd zijn, het organisme in doodsgevaar, het besluit moest absoluut vaststaan, want wanneer de slag eenmaal was toegebracht, was er geen terugkeer meer mogelijk. De dood was het enig mogelijke resultaat.

Nicholas was er zeker van dat zij n besluit vaststond, dat er geen andere 378

mogelijkheid beschikbaar was en het risico zonder deze aanval onverdraagzaam groot zou zijn. Maar de slag kwam nooit aan. De zijkant van zijn hand bleef misschien een centimeter vóór zijn doel in de lucht hangen. Toen begonnen de spieren van zijn pols en onderarm te trekken alsof hij ze in een bed van gloeiende kolen had gestopt.

Nicholas bleef zich met zijn bovenlichaam tegen de Messulethe verzetten, ook al schoot zijn linkerbeen helemaal vanzelf uit, alsof hij stuipen had. De teen van Nicholas' voet raakte zijn vijand op het punt in de heup waar de buigspieren een belangrijke zenuwknoop voor het onderlichaam bedekten. De Messulethe viel, en omdat zijn concentratie werd verbroken, verslapte de kracht van zijn psyche. Nicholas sloeg de rand van zijn hand tegen de plek tussen en net boven de ogen van de Messulethe, die helemaal wegdraaiden. Nicholas voelde de psyche van zijn vijand wegvallen toen die op het punt stond het bewustzijn te verliezen. Toch, hij voelde de geest van zijn vijand spartelen, trachtend door die tijdelijke verlamming heen te breken, en hij wist dat hij slechts enige seconden respijt had.

Hij gooide zichzelf dwars over de verslapte figuur, rukte de sleutels van zijn riem, sprong naar de deur en maakte die open. Een snelvuur van naalden doorboorde zijn geest toen de Messulethe, die zich ongelofelijk snel herstelde, met zijn psyche toesloeg in een poging te verhinderen dat Nicholas uit de kooi zou gaan. Nicholas struikelde en viel op één knie, bijna in Celestes schoot. Zij sloeg haar arm om zijn middel en samen liepen ze met grote stappen bij de kooi vandaan. Geleste keek om. Ze was als de dood zo bang, maar de Messulethe lag nog steeds op de grond. Had Nicholas hem gedood? Ze haastten zich verder. Eén keer viel Nicholas, haar met zich meetrekkend, en Geleste gilde het uit. Haar geschaafde handpalmen bloedden, maar kreunend hees ze hem weer overeind, trok hem mee en dwong hem verder te gaan terwijl ze de nabijheid van de Messulethe als een verschroeiend vuur in haar rug voelde branden. De doodsangst joeg door haar heen, maar zij spoorde hem aan, weg uit die betonnen bijenkorf van de robotfabriek met zijn rondtollende blauwe lichtstralen, de lucht van heet metaal en gesmolten plastics. De aanwezigheid van de psyche van de Messulethe in haar geest werd sterker en sterker, trachtend haar benen loodzwaar te maken terwijl ze langs rijen van roestvrij stalen hoofden liepen die werden gemonteerd op hoekige, onmenselijke schouders. Ogen met infrarode lenzen staarden voor zich uit toen de rennende schaduwen hen passeerden en weer voorbij waren. Neer! De stem in haar hoofd maakte haar in de war. Laatje zakken!

In een snelle beweging gaf Nicholas haar een klap tegen haar knieholten, zodat ze ogenblikkelijk op de grond viel. Ze was zich van hem bewust, van zijn lichaam dat over haar heen lag, en van de grote hitte die als een geconcentreerde straal langs de onbeschermde achterkant van haar benen ging.

Een geluid als een donderslag en ze jammerde zachtjes. De slag dreun379

de door in de vloer, en toen trok Nicholas haar weer overeind en werd ze langs een stuk muur meegetrokken, terwijl ze met grote ogen naar de eivormige beschadiging keek die er zo te zien door een gigantische vuist was ingeslagen.

Hij trok haar de hoek om, en het licht werd minder. Ze bevonden zich in een gang, en verderop zag ze een stel roestvrij stalen deuren die hij, door er in volle vaart met zijn schouder tegen te rammen, wist te openen. Ze waren nu in een brede gang en renden zo goed ze konden een lange helling op. Voorbij nog twee deuren lag een laadplatform, waar een eenzame vrachtwagen stond. Nicholas rukte het portier open en ging achter het stuur zitten. Hij zocht onder de vloermat en boven de zonneklep naar de sleutels. Toen hij ze niet vond, gebruikte hij een schroevedraaier die op de vloer lag, om de beplating rondom de stuurkolom open te krijgen.

Terwijl ze toekeek hoe hij de wagen startte door de losgemaakte draden van het startslot tegen elkaar te houden, voelde Geleste haar maag protesteren. Het was zo griezelig om het gezicht van de Messulethe te zien, terwijl ze zeker wist dat daaronder Nicholas' geest zat, omdat ze daarmee verbonden was. Toch, toen ze voor de eerste keer zijn ogen naar haar zag kijken vanuit het gezicht dat ze boven alles had leren vrezen, dacht ze dat ze zou flauwvallen.

'Nicholas!'

Ze schudde hem door elkaar en hij kreunde. Zijn voorhoofd kwam van het stuur af, maar zijn vingers bleven bezig met de draden. Huiverend keek Geleste op. Aan de grens van haar psyche voelde ze iets gruwelijks, alsof een of ander smerig beest aan haar gedachten snuffelde. Ze voelde de hitte over de lange helling op hen af komen en schreeuwde het uit, maar zonder woorden. Haar misselijkheid had plaats gemaakt voor pure doodsangst.

De motor kwam brullend tot leven en Nicholas zakte uitgeput onderuit op zijn stoel.

'Geleste, jij zult moeten rijden.'

'Maar ik heb nog nooit -'

'Kruip achter dat stuur!'

Hij schoof opzij en ze ging op zijn plaats zitten. Haar voeten zochten de pedalen.

Juist op het moment dat de metalen portieren met zó'n kracht openvlogen dat één ervan uit zijn scharnieren werd gelicht, trapte Geleste het gaspedaal in. Ze zette zich schrap tegen haar stoel toen ze de auto in de achteruit zette en met gillende banden reed ze de vrachtwagen bij het laadplatform weg en keerde ze hem. Achter zich hoorde Geleste een gesuis, maar ze weigerde ernaar om te kijken. Ze zette de vrachtwagen in zijn eerste versnelling, gaf gas, zette hem iets te snel in zijn twee, zodat de koppeling protesteerde, waarna de wagen snelheid genoeg had en ze de weg op reden.

'Verkeerde kant!' schreeuwde Nicholas. 'Je moet links rijden!'

Luid getoeter, zó dichtbij dat Geleste bijna uit haar stoel sprong, terwijl ze uitweek voor een bestelwagen die uit de tegenovergestelde richting 380

kwam. Geleste stuurde net iets te krap en metaal schraapte jankend langs metaal, één keer, en nóg een keer.

Toen waren ze er voorbij en Nicholas liet zich weer naast haar in zijn stoel zakken, terwijl de vrachtwagen brullend als een gewond dier met gierende banden wegreed van de plek des onheus.

381

17

Tokio

De figuren, gebocheld en bestiaal, bewogen zich in korrelige silhouetten tot zij in de schijn van de enige lichtbron, een kale fotolamp, terechtkwamen. Nangi hield zijn adem in toen duidelijk werd wat de twee mannen met elkaar aan het doen waren. Ondanks het feit dat Nangi afkomstig was uit een cultuur waar geen taboe op homoseksualiteit bestond, was hij toch diep geschokt. Niet door het zien van die twee blote mannen samen, maar door wat zij met elkaar aan het doen waren. Dus dat was William Justice Lillehammer, die oudere, langere man. De jonge blonde was energiek en intens als een toneelspeler. Met zijn verbazingwekkend soepele lichaam leek hij geschapen te zijn voor dit soort roekeloze spelletjes.

Nangi boog zich naar voren, richtte de afstandsbediening op de videospeler en spoelde de band terug tot een bepaalde scène. Hij had de band die Manny Mannheim hem op verzoek van wijlen Harley Gaunt had gebracht al diverse keren bekeken, maar deze keer maakte hij notities. De telefoon rinkelde.

'Moshi.'

'Nangi-san, het is mij gelukt het telefoonnummer dat u mij gaf na te trekken.'

Dit was Jisaku Shindo, de privé-detective die Nangi in de arm had genomen, en hij had het over het nummer dat Nangi had gekopieerd van het spookachtige fax-apparaat die hij had ontdekt in het kantoortje dat Masamoto Goei en Seiko in de Ginza hadden gehuurd.

'Het is inderdaad hier in Saigon,' zei Shindo, 'in een kantoorgebouw recht tegenover uw eigen kantoor.'

'Wie is de eigenaar?'

'Een firma die niet blijkt te bestaan.' Nangi kon horen dat de detective in zijn aantekeningenboekje bladerde. 'Het schijnt dat uw eigen mannetje, Vincent Tinh, maandelijks de huur betaalt.'

Nangi sloot even de ogen.

'Nangi-san? Er is nog meer.'

'Ik luister.'

'Goed. Een vriend van mij werkt in het kantoor van de lijkschouwer. Zodoende heb ik inzage gekregen in het autopsierapport van Tinh. Hij 382

is inderdaad verbrand in dat zwavelzuur, zoals Van Kiet u vertelde. Maar ze hebben ook nog vijfentwintig kogels uit hem gevist.'

'Vijfentwintig?'

'Precies. Uit het kaliber van de kogels en het patroon van de wonden zou ik zeggen dat hij aan het verkeerde eind van een soort machinegeweer stond. Ik vermoed dat het een militair wapen was, maar dat moet ik nog uitzoeken.'

Goeie God, dacht Nangi.

'Dan is er nog één ding,' zei Shindo. 'Die vriend van een vriend had dienst toen het lijk werd opgehaald. Volgens hem was de man een Japanner. En hij zweert ook dat het een Yakuza was.'

Het duizelde Nangi. 'Hoe kon hij dat weten?'

'Door de linkerpink van Tinh. Het topje was eraf.'

Yakuza sneden vaak een stukje van een vinger af om op zo'n manier trouw te zweren aan een oyabun of om boete te doen voor een gemaakte fout.

'Goed werk.'

'Dank u. Via mijn contacten is het me gelukt om morgenochtend Van Kiet te spreken te krijgen. De truc is om erachter te komen welke vorm van overredingskracht je bij deze mensen moet gebruiken. Ze zijn allemaal even corrupt.'

'Ik vertrouw erop dat u succes zult hebben. Hou me op de hoogte.'

'Zoals altijd.'

Nangi verbrak de verbinding en leunde naar achteren op de bank in zijn studeerkamer. Het was erg stil in huis, iets waarbij altijd van genoot. Maar nu had hij opeens behoefte aan geluid - rock-muziek op de radio, of een vrouwenstem. Hij bevond zich weer bij dezelfde poort, gedachten aan Kisoko dwarrelden als mistflarden door hem heen.

Maar er was nu geen tijd voor haar. Morgen zou Lew Croaker hier zijn met God weet wat voor nieuws. Nangi wist dat hij vóór die tijd nog veel te doen had.

Met zijn gedachten nog bij hetgeen Shindo hem had verteld, begon hij opnieuw een bepaald gedeelte van de video in slow motion te bekijken. Deze keer lette hij echter niet op de hoofdattractie: de twee lichamen die op zo'n vreemde manier bezig waren. In plaats daarvan keek hij naar de uiterste rechterkant van het beeld, waar zijn oog een beweging had waargenomen.

Hij zag het komen en gaan, en weer terug, als de schaduw van een vlam op een kale muur, eiv hij zette de digitale vergroter aan. Meteen waren alle sporen van wazigheid - een gevolg van het filmen bij weinig licht - verdwenen.

En Nangi keek recht in een gezicht.

Het gezicht was iels van de camera weggedraaid, omdat het met een koele onverschilligheid naar de seksuele capriolen keek. Nangi drukte'de knop in voor stilstaand beeld en zat lange tijd naar het gezicht te kijken. Het bevond zich half in de schaduw, maar vreemd genoeg hielpen die zwarte vlakken om de uiterlijke kenmerken van het gezicht duidelijker te maken.

383

Het vreemde was dat hij het herkende.

En dat was het duwtje dat zijn herinnering nodig had om hetgeen Okami ooit over William Justice Lillehammer had gezegd naar boven te halen.

Nangi herinnerde zich het gesprek nu alsof het de vorige dag had plaatsgevonden in plaats van twee jaar geleden. Okami was op één van zijn zeldzame bezoeken in Tokio geweest. Nangi herinnerde zich de plaats - het Meiji Heiligdom. Het was lente geweest en alles ontdeed zich van de sombere winterkleuren. In de lucht had de geur van ontluikende bloesems gehangen. Ik sta aan de rand van een diepe afgrond, had Okami hem verteld. Ik moet een beslissing nemen. Of ik leef en sterf zoals ik tot nu toe heb gedaan, of ik maak een grote sprong in het ongewisse.

Hebt u hulp nodig, Okami-san? had Nangi gevraagd. Nee, nee. Vreemd, dat terugkijkend Okami's opwinding veel meer betekenis leek te hebben. Ik wil jou niet in dit alles betrekken. Althans niet in materiële zin. Maar ik heb wel je raad nodig.

U zegt het maar.

Volgens bepaalde elementen in mijn centrale raad zou ik in zee moeten gaan met een man over wie ik een heel naar gevoel heb. Ondanks dat voorgevoel weet ik dat ik deze weg moet gaan. Ik weet dat het de verkeerde weg is, Nangi-san, maar ik moet deze poging wagen, teneinde de andere oyabun tevreden te stellen en de vrede tussen de clans te bewaren. Ik wil niet met een volledige oorlog opgescheept worden.

Okami had even zwijgend naar een paar spelende kinderen zitten kijken. Wie weet waar hij op dat moment aan had gedacht. Misschien wel, net als Nangi, aan de vreselijke prijs die men betaalt voor de volwassenheid. Deze man, van wie de naam Lillehammer is, werkt voor iemand die jij volgens mij ook kent, daarom dacht ik dat wij eens moesten praten. Ze waren verder gewandeld, de kinderen achterlatend in hun spel. Leon Waxman.

Ja, hem ken ik wel, had Nangi gezegd. Een paar jaar na het begin van de bezetting hebben wij elkaar hier in Tokio leren kennen. Eens kijken, dat zal in zevenenveertig of achtenveertig geweest zijn. Hoe dan ook, ik heb hem in het ziekenhuis ontmoet. Ik werkte toen voor het ministerie van Wederopbouw, geloof ik, en er was schade aan het ziekenhuis. Ik werd er met een ploegje technici heen gestuurd, om te kijken wat eraan gedaan moest worden.

Waxman was een Amerikaan, maar hij lag in een Japans ziekenhuis. Inderdaad, had Nangi gezegd. Dat ziekenhuis was gespecialiseerd in neurale chirurgie. Ik neem aan dat zijn verwondingen zó veelomvattend waren dat hij een aantal operaties van die aard moest ondergaan. Wat voor man leek hij jou?

Een vreemde, had Nangi geantwoord. Hij leek twee persoonlijkheden te hebben. De ene prettig en blij, de andere verschrikkelijk argwanend en duister. De verpleegsters met wie ik sprak, vertelden me dat hij zoveel last 384

van nachtmerries en angstaanvallen had dat ze de gewoonte hadden hem meteen na het avondeten te verdoven.

En jullie hebben contact gehouden nadat hij uit het ziekenhuis werd ontslagen ?

Ja. Ten eerste zocht hij contacten in Tokio. En ten tweede heeft hij mij daadwerkelijk geholpen omhoog te komen bij MIHI.

Hoe speelde hij dat klaar?

De twee mannen waren nu in een deel van het park gekomen waar jongelui met roze en groene hanekammen, zwartleren jacks, grote zonnebrillen en glimmende Kawasaki-motoren rondhingen. Ze lachten de voorbijgangers uit en lieten hun motoren ronken. Er klonk rauwe rockmuziek. Blijkbaar had hij al enige contacten, vertelde Nangi. Toen hij in het leger was, had hij dienst gedaan bij de verbindingsdienst, dus was hij nogal eens in contact gekomen met lui van het ministerie, vooral van hetministerie voor Handel en Industrie, dat zich uiteindelijk transformeerde tot MIHI. Hij zocht ijverig naar contacten in de zakenwereld en dus konden wij elkaar van dienst zijn. Ik weet nog hoezeer ik onder de indruk was van zijn begrip voor de Japanse manieren.

Dus hij wilde zakenman worden.

Blijkbaar.

Nou, hij zit nu in een heel ander soort werk, had Okami gezegd. Hij is het hoofd van een spionagenetwerk dat diep in de Amerikaanse federale bureaucratie verborgen is.

Ze waren nu in een deel van het park dat in aanleg was. Zelfs de jongelui met hun brommers lieten zich daar niet zien en voor het moment waren zij alleen.

Ik kan me wel voorstellen dat hij totzo'n soort leven werd aangetrokken,'

had Nangi gezegd. Ik kreeg altijd de indruk dat Waxman iemand was die allerlei dingen in de schaduw uitvoerde. Trouwens, ook al had hij er gevoel voor, ik kreeg toch de indruk dat het zakenleven hem verveelde. Het was hem veel te makkelijk. 'Als het afschieten van vis in een vijver,' zei hij eens tegen mij.

Okami zei toen: Waxmans netwerk is zó diep verborgen dat zelfs het Amerikaanse Congres er nog nooit van heeft gehoord. Dat kan goed zijn, of slecht.

Er is nog meer. Okami legde zijn handen achter zijn rug en leek diep in de gedachten. Waxman is aan het hoofd van een hecht groepje mannen komen te staan dat zichzelf de Toverspiegel noemt. Toverspiegel. Ik heb er nog nooit van gehoord.

Dat verbaast me niets, want zowat niemand heeft er ooit van gehoord. Deze mannen willen de machten de controle over het politiek en economisch beleid van hun regering in handen krijgen. Wij hebben het hier over een buitengewoon gevaarlijke man.

Okami bleef staan en keek Nangi aan, en Nangi wist dat ze het kritieke moment hadden bereikt.

Waxman is voor mij het eindpunt van deze bijzondere weg, zei Okami. Indien hij niet te vertrouwen blijkt te zijn, vrees ik dat ik mijn grote sprong 385

in het ongewisse zal moeten maken. Ik heb mijn eigen plannen, die ik ondanks het extreme gevaar voor mijzelf zal doorzetten. Ik bied je mijn verontschuldigingen aan voor het feit dat ik jou bij deze belangrijke be- slissing betrek, Nangi-san, maar er is niemand anders die ik kan vertrou- wen.

Ik herinner me dat Waxman geslepen was, had Nangi de laatste keer dat hij hem zag tegen Mikio Okami gezegd. Dat was zeven maanden vóór hij plotseling verdween. Misschien wel té slim voor zijn eigen bestwil. Wat bedoel je?

Alleen dit maar. Zijn intelligentie maakt een rusteloze ziel van hem. En persoonlijk kan ik rusteloze zielen nooit voor de volle honderd procent vertrouwen.

Nu Nangi naar het stilstaande, vergrote beeld van de 8-mm video keek, wist hij dat hij naar het gezicht van de man keek die hij zoveel jaar niet had gezien. Degene die daar met koele objectiviteit naar de seksuele capriolen van een van zijn agenten zat te kijken, was Leon Waxman. Tomoo Kozo sloeg een hand voor zijn mond, alsof hij zonder die bescherming zijn haat jegens Nicholas Linnear van de daken zou schreeuwen. Kozo stond naakt voor de lange spiegel naar zijn eigen lichaam te kijken. De irizumi vertelde een verhaal van verlies, wraak en dood, voor Kozo de drie hoekstenen van zijn bestaan.

Verlies, wraak en dood waren de zaken die Kozo nu bezighielden. Hij keek naar de feniks die zijn penis met haar vleugels omarmde. Haar felle kop was op de eikel getatoeëerd. De feniks groeide als hij een erectie kreeg en spreidde dan zijn vleugels uit.

Verlies, wraak en dood stonden voor Kozo niet alleen voor eer, maar ook voor zijn relatie met Nicholas Linnear. De twee hadden elkaar nog nooit ontmoet; misschien wist Nicholas zelfs niets van Kozo's bestaan af; maar Kozo kende Nicholas wél, en goed.

Ondanks de leugens die hij minister Ushiba had verteld, had Kozo de witte Toyota expres achter Justine Linnear en haar minnaar aangestuurd. En het resultaat was dat Nicholas Linnears vrouw nu dood was. Verlies.

Katsuodo Kozo, Tomoo's vader, had ooit een rol gespeeld in de opkomst van Mikio Okami, maar Okami had het langer uitgehouden dan hij. Allicht. Okami had de kolonel.

Kozo was doodziek van de Japanse verheerlijking van kolonel Linnear. Zelfs vele van de oyabun hadden grote waardering voor hem om hetgeen zij zagen als zijn pogingen tijdens de eerste jaren van de bezetting voor hun clans op te komen. Kozo twijfelde er niet aan dat de kolonel meer Japans dan westers was in zijn denken en doen. Naar zijn mening was dat hetgeen de kolonel tot zo'n gevaarlijk schepsel maakte. Wat Katsuodo Kozo het leven had gekost.

Kozo geloofde dat het de kolonel zelfwas geweest die zijn vader, die zonder een schrammetje op zijn lijf in de Sumida was gevonden, had vermoord. Maar Katsuodo kon niet zwemmen, en de kolonel wist dat. Kozo had hen op een zomermiddag horen praten.

386

Een week later werd Katsuodo's bleke lichaam uit de Sumida gevist en was Kozo zijn vader kwijt.

Een onherstelbaar verlies.

Kozo had pas jaren later de context van dat vreselijke ongeluk begrepen. Bijna vanaf het begin had Katsuodo het met Okami aan de stok gehad over het Yakuza-beleid. Okami was voor samenwerking met de Amerikanen - vooral omdat het bezettingsleger vaak bij de Yakuza om hulp aanklopte voor het neerslaan van rellen die door communistische infiltranten waren opgestookt. Het stond beter dat Japanse gangsters op Japanse arbeiders insloegen dan dat het Amerikaanse leger dat moest doen. Maar Katsuodo had zich hevig verzet tegen samenwerking met de Amerikanen.

De twist tussen de twee oyabun ontaardde ten slotte tot een echte oorlog. Tot Katsuodo's lijk in de Sumida werd gevonden. Omdat er geen schrammetje op hem werd gevonden, kon niemand de schuld krijgen en kon er geen wraak worden genomen. Okami en de kolonel versterkten hun invloed. De rust was weergekeerd.

Maar niets kon Tomoo Kozo's leven terugdraaien naar hoe het was geweest, en hij vergat het nooit. Volgens de Japanse traditie koos hij Okami als zijn mentor. Hij studeerde onder hem, werd een ware en trouwe vriend, versterkte zijn macht naarmate Okami in rang steeg. En toen Okami de Kaisho werd, was Kozo zijn trouwste volgeling. Hij stond naast Okami tijdens het opvolgingsritueel, terwijl hij, naar aanleiding van zijn stiekeme naspeuringen in de geschiedenis van Katsuodo's dood, hem en zijn band met kolonel Linnear uit de grond van zijn hart haatte. De kolonel was gestorven vóór Kozo zijn wraak kon uitvoeren. Dus bleef de zoon over. Maar de zoon was een ninja, een machtige tegenstander. Zelfs de oyabun waren bang van hem. En dan was er nog de herinnering aan de kolonel, een verering waartegen Kozo niets kon beginnen. Dus wachtte hij zijn tijd af, als een spin waarvan het web door wind, regen en vorst kapot werd gemaakt, maar die niettemin steeds opnieuw een ander web spon.

Wraak.

Kozo wendde zich van de spiegel af en begon zich aan te kleden. Het was tijd Do Duc op te zoeken.

Tijd om zijn eer terug te krijgen en de dood toe te brengen. Nicholas lag, met een asgrauw gezicht, tussen de gevallen bladeren alsof hij op een bed van vuur lag.

Geleste knielde naast hem en zei: 'Het huis -jouw huis? Het staat een paar honderd meter voorbij die bomen.'

Zijn ogen, wazig van de pijn, keken haar aan alsof zij een vreemde was. Celestes hart sloeg over. Wat had de Messulethe met hem gedaan?

Waarom had zij zo lang gewacht om iets te doen? Maar dat wist ze. Ze had nog nooit zo'n doodsangst gevoeld, als de angst die bezit van haar had genomen vanaf het moment dat Nicholas hun psychische contact tot stand had gebracht. In haar achterhoofd had ze altijd geweten dat er buiten de wereld die zij met haar ogen kon zien en met haar oren kon 387

horen nog een andere wereld was waarmee zij in tijden van stress of tijdens haar dromen in gedachten contact had. Maar om er zo rechtstreeks contact mee te hebben, had haar zenuwen ernstig op de proef gesteld.

'Ah, Nicholas.'

Ze boog over hem heen en zette zachtjes haar lippen op die van hem. Ze dacht dat ze hem hoorde kreunen en trok zich haastig terug, bang dat ze hem pijn had gedaan.

Ze lagen naast een stenen bassin waarin water vanuit de grond omhoog leek te bubbelen. Er was een enkele Japanse kanji in de steen gebeiteld en over de rand lag een bamboescheplepel. Fluisterend vroeg Nicholas haar om hem met die lepel iets te drinken te geven. Ze schepte het koude, heldere water op, hield zijn hoofd omhoog en zette de lepel aan zijn lippen.

Hij dronk enige tijd langzaam en luidruchtig. Zijn ogen waren gesloten, alsof dat water zijn hele wereld uitmaakte. Hij legde zijn hand vlak op het vloerkleed van bladeren en ging rechtop zitten.

'Thuis,' zei hij. 'Heb ik je de weg hierheen gewezen?'

'Weetje dat niet meer?'

'Nee.'

Ze legde haar hand tegen zijn wang. 'Nicholas, hoe ernstig ben je gewond?'

'Dat weet ik niet.' Hij keek om zich heen. 'Dit is de plek waar Justine en ik ons dochtertje hebben begraven. Dat kleine ding, zo teer en wit, ze heeft de kans niet gehad te leven.'

Hij legde zijn hoofd neer en Geleste trok hem in haar armen en wiegde hem teder terwijl hij zachtjes huilde.

'Het gaat wel weer,' zei hij na een tijdje. 'Dat was lang geleden. In een ander leven, eigenlijk.'

Geleste sloot even haar ogen en beet op haar lip. 'Nicholas, ik ben bang.' Ze keken elkaar in de ogen. 'Ik geloof dat de Messulethe het aan het eind doorhad. Ik geloof dat hij zich van mij bewust werd, dat ik jou hielp.'

Dat was waar. Door de nevel van pijn en shock begreep Nicholas dat hij haar niet langer op die manier kon beschermen. Hij had haar gebruikt, en nu zouden zij beiden de prijs moeten betalen. Het was een wanhopige gok geweest om zijn hoofd in de val van de Messulethe te steken, maar het resultaat was de moeite waard geweest. Uit de ondervraging had Nicholas kunnen opmaken dat de Messulethe Okami niet had. Anders zou hij geweten hebben dat Nicholas niet Nishiki, de tussenpersoon voor Okami en Dominic Goldoni, was.

Dat betekende dat Okami nog leefde en waarschijnlijk ondergedoken zat.

'Nicholas.'

Hij keek op in Celestes gezicht en opeens voelde hij haar psyche uit zijn schulp kruipen en hem met warmte en licht omvatten. Ze legde haar handen op hem, eerst heel licht, maar naarmate steviger haar innerlijke 388

gevoel van zelfvertrouwen groeide. De fysieke aanraking van haar kracht drong diep door tot zijn binnenste.

'Jij hebt de handen - de geest - van een genezeres,' zei hij tussen zijn gescheurde lippen door.

Automatisch begon hij aan het stille gezang van Akshara. Plotseling stopte hij daarmee.

'Wat is er?' Geleste had de verandering in hem aangevoeld. 'Dit is allemaal zo nieuw voor mij. Heb ik iets verkeerd gedaan?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, ik ben het zelf. Iemand heeft mij een deel van Tau-tau geleerd - Akshara. Ik heb hem vele jaren vertrouwd, maar uiteindelijk bleek hij mijn vijand te zijn. Hij had zowel Akshara als de duistere kant daarvan, Kshira, bestudeerd. Zonder koryoku, het Pad, en Shuken, de bescherming door integratie, had de duistere kant hem verdorven gemaakt, net als met de Messulethe is gebeurd.'

Nicholas gebaarde om nog meer water, en ze zette de lepel tegen zijn mond. Hij dronk in stilte. De vochtige geur van de bladeren en de vruchtbare grond hing in de lucht, en de vogels zongen. Zo ver van de bochtige weg was het geluid van het verkeer niet te horen.

Geleste wilde niet meer denken aan de nachtmerrie, waarin zij achter het stuur van de vrachtwagen gezeten over de snelweg had gereden, op de linkerbaan en voorbij borden die ze niet kon lezen, worstelend met de koppeling, terwijl Nicholas in elkaar gedoken naast haar zat.

'Deze man, mijn sensei, heeft mij alles geleerd wat ik van Tau-tau weet,' vertelde Nicholas verder, nadat zijn dorst was gelest. 'Het verwonderde mij echter dat het mij zo weinig hielp tegen de Messulethe. In die kooi, half bewusteloos, riep mijn dromende geest deze man voor mij op, en ik zag - ik zag, Geleste - dat hij mij bedroog. Hij leerde mij alleen de dingen die hij wilde dat ik wist.'

Er bewoog iets in het struikgewas voorbij het groepje kale ginkgobomen, en allebei draaiden ze hun hoofd om. Maar het was alleen een diertje dat op zoek was naar afgevallen noten.

Nicholas ging zó zitten dat hij met zijn rug tegen de rand van het stenen bassin leunde, alsof dat hem kracht gaf. 'Die man is ongelofelijk slim geweest,' zei hij na een tijdje. 'Ik accepteerde zijn lessen kritiekloos, zelfs nadat ik hem had ontmaskerd. Ik snap nu niet hoe ik zo naïef heb kunnen zijn.' Hij keek haar aan. 'Geleste, volgens mij heeft hij mij niet alleen Akshara geleerd. Ik geloof nu dat hij mij een onvolledige combinatie van Akshara en Kshira heeft geleerd. Stel dat die duistere kant van Tau-tau mij begint te veranderen?'

Geleste veegde het donkere, natte haar van zijn voorhoofd weg en kuste hem teder. 'Dat is vast niet zo,' verzekerde zij hem. 'Het effect van samen met de Messulethe in die kooi te zitten, kun je niet zomaar van je afschudden.'

Hij wist wat ze bedoelde, dat de schok van de drugs en de ondervraging hem gevoelig maakten voor paranoïde waanvoorstellingen. Maar daar vergiste zij zich in. Hij kon het angstaanjagende gevoel dat Kansatsu hem op een of andere manier gesaboteerd had niet van zich afzetten. Hij herinnerde zich dat Kansatsu hem had verteld dat Nicholas hem vele 389

malen hoog op de Hodaka was komen opzoeken, hoewel Nicholas wist dat hij daar slechts één keer was geweest.

De tijd, had Kansatsu gezegd, lijkt wat dat betreft op de oceaan. Er zijn getijden, stromingen, die elkaar op bepaalde punten overlappen, zodat er een soort draaikolk van gebeurtenissen ontstaat die zich als rimpels over het water uitbreiden tot ze op de rotsachtige kust stranden. Nicholas, die nog maar pas was begonnen aan reizen buiten de tijd, begreep nu beter dan toen waarover Kansatsu had gesproken. Als Kansatsu in staat was bepaalde momenten in de tijd op te roepen, had hij met gemak kunnen voorzien dat hij door de hand van Nicholas zou sterven, net zogoed als hij de onvermijdelijkheid ervan zou hebben begrepen. Wellicht had hij het als karma geaccepteerd en had hij uit wraak een soort psychische tijdbom in Nicholas' hoofd geplant. De vraag was nu hoe Nicholas die bom onschadelijk moest maken.

Er was een manier, maar die was zó gevaarlijk, zó vol onbekende valstrikken dat hij niet wist of hij het aandurfde. Hij vroeg zich echter af of hij wel een keus had.

Op dat moment hielden de vogels op met zingen, en Nicholas en Celeste keken elkaar aan en wisten beiden dat hij eraankwam. De Messulethe.

'Dood?

'Ik ben bang van wel. Heel tragisch. Een auto-ongeluk.'

'Lieve God. Justine dood!'

Lew Croaker keek Tanzan Nangi aan. Hij zag er ouder en vermoeid uit. Zijn gezicht had meer rimpels dan Croaker zich herinnerde.

'Weet Nicholas het al?'

Nangi schudde zijn hoofd. 'Zoals je hebt gehoord, hebben wij hem al enige tijd niet kunnen bereiken.'

Croaker ging zitten en Margarite legde een hand op zijn schouder. Hij had haar tijdens hun vlucht daarheen alles over Nicholas en Justine verteld. Ze hadden beiden wallen onder hun ogen maar waren niet zo vermoeid als ze hadden kunnen zijn. Samen hadden ze een slaappil gedeeld die Margarite onderin haar toilettas had gevonden en zo hadden ze zes uur lekker geslapen.

Ze bevonden zich in de huiskamer van Nicholas' huis even buiten Tokio. Massieve houten balken droegen het plafond, en door de enorme glazen pui stroomde het late herfstlicht naar binnen. Dikke sofa's en grote stoelen vulden de centrale tatami-ruimte, twee stappen lager dan de omringende houten vloer. Aan de muren hingen westerse kunstwerken en schitterend gekleurde weefstoffen uit Frankrijk en Italië. Het huis rook naar boenwas, stro en rozemarijn.

Nangi had dit de meest logische ontmoetingsplaats gevonden. Toen Seiko hem de boodschap doorgaf, was hij woedend geweest dat zij hem niet tijdens zijn vergadering had gestoord. Maar hij zette zijn kwaadheid opzij en had snel nagedacht. Seiko had hem Croakers boodschap letterlijk overgebracht en dat, naast het kruisverhoor dat hij haar had afge390

nomen, had hem genoeg aanwijzingen omtrent Croakers stem en houding gegeven, om te weten dat zijn komst daar zeer dringend was. Gezien zijn eigen situatie - en die van Sato International - wilde hij niet dat iemand van Croakers aanwezigheid in Tokio afwist. Dus kwam zijn kantoor zowel als zijn eigen huis niet in aanmerking. En ook wilde hij niet het risico lopen hen in zo'n openbare plek als een hotel-lobby te ontmoeten.

Sinds Justine's dood had Nicholas' huis leeggestaan, op de bezoekjes van de werkster na. Nangi had de sleutels, en het feit dat het zo afgelegen stond, maakte het helemaal ideaal. Hij was met zijn auto naar het vliegveld gegaan om Croaker - en zijn gezellin - zelf naar het huis te rijden. Maar niet vóór hij Seiko van zich had afgeschud. Zij was de enige op kantoor die van Croakers komst afwist, en hij wilde haar niet in de buurt hebben terwijl het gesprek plaatsvond.

Dus had hij haar naar Vietnam gestuurd om tijdelijk het kantoor van Sato Saigon over te nemen. Hij vertelde haar van Jisaku Shindo, maar waarschuwde haar dat de privé-detective als produktie-expert in dienst was genomen om te helpen bij de integratie van het relatief nieuwe overzeese kantoor met het hoofdkwartier in Japan. Hij vroeg haar Shindo zoveel mogelijk behulpzaam te zijn.

Het idee om haar zoveel vrijheid te geven, was riskant, maar Nangi was aan risico's gewend. Hij belde Shindo, vertelde hem van haar komst en dat hij haar ervan verdacht de firma tegen te werken. Dat was het enige dat hij op dat moment kon doen. Hij had geen bewijzen van haar ontrouw, behalve van horen zeggen, en wilde niet overhaast te werk gaan. Trouwens, zij was minder belangrijk dan de mensen aan wie zij van alles verslag deed. Als zij schuldig was. Misschien zou zij zich door een gevoel van vrijheid in Saigon verraden. Als dat het geval was, was Shindo daar om rapport te doen van haar val.

Goei, de projectleider van Chi, was een ander geval. Hij had zichzelf verraden met zijn gecodeerde fax, en hoewel Nangi's mensen nog steeds bezig waren met het ontcijferen ervan, twijfelde Nangi niet aan zijn schuld. Het liefste had hij Goei op zijn plaats gehouden met vierentwintig uur per dag toezicht. Maar die luxe had hij niet. Hij wist dat hij, op het moment dat hij Goei overdroeg aan de autoriteiten, in elk geval senator Rance's aantijgingen jegens Nicholas en Sato-Tomkin ontzenuwde en met een beetje geluk hun zaak tegen hen schipbreuk zou doen lijden: Goei was degene die de technologie van het Chi-project aan Vincent Tinh in Saigon had doorgegeven, niet Nicholas. En omdat Goei nu direct in verband kon worden gebracht met Tinh, waarvan reeds bekend was geworden dat hij een misbaksel was die Sato-Tomkin willens en wetens had verraden, zou ook de keiretsu zelf van alle blaam gezuiverd zijn. Dus had hij Goei laten arresteren en Seiko haar nieuwe opdracht gegeven. Ze leek dolblij te zijn. En opgelucht, wat hem bevreemdde. Hij had haar die ochtend met een weekendtas vol kleren op het vliegtuig naar Saigon gezet, met de belofte dat de rest van haar spullen haar zo spoedig mogelijk zou worden nagezonden. Ze had niet geprotesteerd omdat zij 391

beter dan wie ook, de noodsituatie begreep die door Vincent Tinhs dood was ontstaan.

Nangi luisterde aandachtig terwijl Croaker hem vertelde hoe hij door Lillehammer was binnengehaald om de moord op Dominic Goldoni op te lossen; over zijn steeds sterker wordende vermoeden dat er meer achter Lillehammer stak dan op het eerste gezicht te zien was, en aansluitend de onthullingen die Lillehammer had gedaan over zijn persoonlijke plannen om Do Duc Fujiru, de Vietnamese moordenaar, te pakken te krijgen. Croaker keek op van het feit dat Nangi al wist van de dood van Harley Gaunt en wat daarop was gevolgd, maar hij verraste Nangi weer toen h£ hem vertelde over Margarites verhouding met haar stiefmoeder, Renata Loti en haar broer, Dominic, en over de erfenis die de laatste haar had achtergelaten, het beheer van zijn imperium.

Toen Croaker klaar was met zijn verhaal over Margarites vermoeden dat de oorlog tussen de Leonfortes en de Goldoni's méér was dan een eenvoudige bloedvete tussen twee maffiafamilies, wendde Nangi zich tot Margarite en zei: 'U hebt Croaker-san verteld dat uw broer u deelgenoot maakte van alle geheime informatie die hij had over vooraanstaande leden van de regerende en wetgevende macht. Waar kwam die informatie vandaan?'

'Een geheime bron,' antwoordde Margarite. 'Zijn naam is Nishiki.'

Ze werd opeens onrustig en stond op van haar stoel om gespannen heen en weer te lopen over de tatami.

'Heeft uw broer u ooit laten kennis maken met deze Nishiki?' vroeg Nangi.

'Nee. Ik... Mijn indruk was dat Dominic hem zelf ook nooit heeft ontmoet. Hij was alleen maar een stem. Maar mijn stiefmoeder weet wie hij is. Zij heeft ons hierheen gestuurd om hem tegen Do Duc te beschermen.'

'Dat zei Croaker-san al.' Nangi nam Margarite Goldoni DeCamillo scherp op en vroeg zich af of hij haar kon vertrouwen. Lew Croaker, Nicholas' beste westerse vriend, vertrouwde hij volledig, maar verder durfde hij niet te gaan. 'Heeft uw stiefmoeder u een naam genoemd?'

'Ja. Wij moesten een zekere Mikio Okami opzoeken.'

Nangi bleef even bewegingloos staan. 'Okami is de Kaisho, het hoofd van alle oyabun van de Yakuza,' vertelde hij hun. 'Maar zijn vijanden zijn al in actie gekomen; hij wordt vermist. En nu vertellen jullie mij dat hij zelf Nishiki is - Dominic Goldoni's geheime bron.'

'Faith leek er zeker van te zijn,' zei Margarite. 'Maar stel dat hij al dood is?'

'Daar dacht ik ook aan,' zei Nangi, 'tot ik bepaalde feiten op een rijtje zette. Wat betreft de beweringen omtrent Nicholas en Sato-Tomkin: ik heb de verraders binnen ons bedrijf gevonden. Eén van hen, Vincent Tinh, is vorige week in Saigon vermoord. Het schijnt dat hij betrokken was bij alles wat maar illegaal was. Maar wie hem heeft vermoord? Aan de politie in Saigon hebben we niet veel. Maar het vreemde is dat zijn lichaam werd opgeëist door een man die zich voordeed als Tinhs broer. 392

Terwijl hij helemaal geen familie meer had. En deze man vertelde dat hij werkte voor een zaak die Avalon Ltd. heette.

Ik heb wat nasporingen gedaan. Hoewel ze bij Avalon Ltd. ontkenden deze man te kennen, is het toch een bijzonder vreemde firma, die schijnt te bemiddelen bij het vervoer van geld over de internationale grenzen. Nu heb ik ontdekt dat de man die Tinhs lichaam kwam ophalen een Japanner was, én een Yakuza. Het lijkt me duidelijk dat ik expres op het spoor van Avalon Ltd. ben gezet.

Al deze factoren brachten mij tot de volgende conclusie: dat Mikio Okami nog in leven is, ondergedoken is en dat hij degenen die hem het beste kunnen helpen heimelijk aanwijzingen stuurt omtrent zijn vijanden. Kijk, leden van Okami's centrale raad hebben hem door hun tegenwerking ertoe gebracht om een verbond met een zekere Leon Waxman te sluiten. Waxman is iemand die ik jaren geleden in Tokio heb gekend en die daarna een belangrijke speler achter de schermen van Washington is geworden.

Ik denk dat Okami in opstand is gekomen. Ik heb hem verteld dat Washington niet te vertrouwen is, en dus heeft Okami in het geheim de Godaishu verlaten, waarna hij een ander verbond heeft gesloten waaraan hij al jaren in het geheim werkte - met uw broer, Mrs. Goldoni. Dominic is vanwege dit verbond vermoord, en Okami heeft ervoor moeten onderduiken.'

'Maar is hij veilig?' vroeg Margarite.

Nangi keek haar aan. 'Zelfs als hij dat is, dan is er toch zóveel macht tegen hem in de strijd gebracht dat ik me afvraag hoelang hij het zal kunnen overleven.'

393

18

Washington/Tokio

Toen Faith Goldoni de deur van haar huis opende, glimlachte Lillehammer en zei: 'Will Lillehammer, Mrs. Loti. Prettig eindelijk kennis met u te kunnen maken. Mag ik binnenkomen?'

Faith staarde naar de loop van het pistool dat hij op haar hart hield gericht en zei: 'Natuurlijk.'

Terwijl ze hem door de hal voorging de gang in, hoorde ze hem zeggen:

'Er is verder niemand in huis, Mrs. Loti. Dat heb ik gecontroleerd.'

'Dat zal vast wel.'

Hij stootte haar aan dat ze moest doorlopen. 'Naar de keuken, en dan via de achterdeur naar buiten.'

Zonder dat hij verder iets hoefde te zeggen, wist zij dat ze naar de stallen gingen. Zij wist ook wat dat betekende. Eigenlijk verwonderde het haar dat dit moment niet veel eerder al was gekomen. Het was nog maar kort geleden dat Douglas Moon, Lillehammers minnaar, haar de videoband had verkocht en dat ze de man die naar hen stond te gluren had herkend als Johnny Leonforte. Hij zag er heel anders uit, dat zeker, na al die tijd en met dat scheve gezicht, maar dit was een man met wie zij intiem was geweest, en zodra ze hem zag, had ze geweten wie hij was. Het was lang geleden, maar niet zo erg ver van haar af. Tijdens die dagen in Tokio, gedurende de bezetting, was de basis gelegd van alles dat nog zou komen. Die dagen waren als met een laserstraal in haar geheugen gegrift.

Hoelang had Johnny geweten wie zij was? Ze leefde niet in afzondering, zoals hij wél moest leven, en hoewel ze in Los Angeles enige plastische chirurgie had ondergaan, was zij nog steeds Faith Goldoni. Johnny zou haar beslist herkend hebben.

Johnny in leven!

Eerst had ze die gedachte onvoorstelbaar gevonden. Maar zij zelf had het overleefd, en waarom hij dan niet? En hij had nog een aangeboren voorsprong op haar - hij was een man.

'Doe de deur open.'

Ze gehoorzaamde en de scherpe geur van paarden, mest en ingekuild voer kwam haar tegemoet. De dieren draaiden hun hoofden in haar richting en snoven.

'Maak je maar geen zorgen,' zei Lillehammer. 'Ik zal je niet doodschieten. Dat roept veel te veel vragen op.' Ze draaide zich om, zodat ze 394

met haar rug tegen een van boxen stond. 'Je zult door één van de dieren doodgeschopt worden,' zei hij, met een gebaar naar de paarden. Faith voelde het tuig in haar rug drukken en ging iets opzij om die druk niet te voelen. 'Dat gelooft niemand. Ik sta bekend als een goede ruiter.' Niet alleen om de druk te vermijden, maar ook om haar linkerhand over het leer en het bit te kunnen leggen.

'Ze zullen het wel moeten geloven,' zei Lillehammer, die een stap dichter bij haar en de paarden kwam, 'want dat zal in de lijkschouwing staan. Verder zal er niets aan je te zien zijn. Nog geen krasje.' Hij glimlachte.

'Geloof me. Ik ben hier heel goed in.'

'Waarom doe je dit?' Ze verwachtte geen antwoord, maar wilde alleen haar zelfbeheersing versterken.

'Daar staat een grote hengst.' Hij gebaarde met zijn pistool. 'Open die deur.'

Dat was waarop Faith had gewacht. Ze opende de staldeur met haar rechterhand, terwijl ze met haar linkerhand het tuig van de haak tilde en er met een geoefende beweging van haar pols mee in zijn richting zwiepte. Het werkte bijna net als een zweep, het dikke leer en het stalen bit raakten de zijkant van Lillehammers gezicht en nek en hij begon te bloeden.

Hij brulde, wankelde, en schopte wild voor zich uit, waarbij hij Faith op haar heup raakte. Ze gilde het uit en zakte op één knie in elkaar. De paarden beukten geschrokken tegen de zijkanten van hun boxen. Ze hinnikten, hun ogen puilden bijna uit en hun wijdopen neusgaten trilden bij de geur van angst en pijn die ze opvingen.

'Teef die je bent!' schreeuwde Lillehammer, terwijl hij zich bevrijdde van het tuig en naar haar graaide.

Hij stond net voor de open boxdeur en Faith smakte met alle kracht die zij kon opbrengen haar schouder tegen zijn knieën aan. Lillehammer verloor zijn evenwicht viel naar achteren in de box, waar de in paniek geraakte hengst stond.

Lillehammer viel met zó'n schok tegen de flank van de hengst aan dat het dier wild steigerde en met zijn voorbenen door de lucht klauwde. Het paard was duidelijk buiten zichzelf van angst en liet zijn hoeven recht op Lillehammer neerkomen. Hij viel tegen de zijkant van de box en de hengst werd door het lawaai en de verwarring zó in paniek gebracht dat zijn hoeven in een helse cadans op het wezen neerdaalden dat hem zo aan het schrikken had gemaakt.

Faith kwam weer overeind en rook het bloed.

'O, Mr. Dominic,' zei ze tegen het paard. 'Arm dier. Ben je zo geschrokken?'

Zijn ogen rolden nog steeds rond, maar de hengst ving de bekende klank van haar stem op. Hij draaide zijn grote hoofd en keek haar met zijn linkeroog aan. Ze bleef kalmerende geluidjes maken en hij ging weer op vier benen staan, snuivend en schuddend met zijn hoofd. Net als zij had hij ook een hekel aan die geur van bloed.

Ze liep naar de openstaande deur van de box en hief haar hand op om het plekje net boven zijn neus te kunnen aaien. Als reactie op haar 395

strelende stem en gebaren kalmeerde hij nu. Pas toen keek ze links van haar en zag de rode pulp, wat ooit William Justice Lillehammer was geweest, op een hoop tegen de wand van de box liggen.

'Stil maar, Mr. Dominic,' fluisterde ze, terwijl ze een kus op de neus van de hengst drukte. 'Nu is alles goed.'

'Ik ben bang datje iets te voorbarig bent.'

Ze draaide zich om, ze kende die stem. Daar stond de man die ze op Moons videofilmpje had gezien. Hij zag er nu werkelijk gruwelijk uit. In het echt leek hij minder op Johnny Leonforte dan in dat filmpje. Ze bedacht dat hij naast haar in een restaurant of in de schouwburg had kunnen zitten zonder dat zij hem zou hebben herkend, tenzij ze toevallig naar hem had gekeken wanneer de lichten gedoofd werden, en in de schaduw de man die hij eens was geweest zichtbaar werd. Net als op die video. Half echt, half herinnering.

'Hallo, Johnny. Je hebt het ver geschopt sinds de keer dat ik je voor het laatst zag.'

'Dat hebben we allebei gedaan. En het is een lange, pijnlijke reis geweest.'

'Voor één van ons in elk geval wel.'

Johnny Leonforte probeerde te glimlachen, maar de zenuwen aan één kant van zijn gezicht leken niet te werken en het resultaat was grotesk.

'Je vriend Okami heeft me goed geraakt met zijn mes, maar ik ben niet zo gemakkelijk dood te krijgen.' Hij bewoog met de bewegingen van de hengst mee. 'Faith, je zou me een groot genoegen doen wanneer je langzaam uit die box kwam. Nu ik met eigen ogen zie hoe je met die dieren weet om te gaan, weet ik dat het een fout van Will was om te denken dat hij jou en de paarden kon laten doen wat hij wilde.' Hij bleef in beweging. Trouwens, we moeten zien te voorkomen dat jij het wapen van Will in handen krijgt, vind je ook niet?'

Faith, die daar al aan had gedacht, zei: 'Mr. Dominic is nog steeds onrustig. Ik geloof dat het beter is wanneer ik hier bij hem blijf.'

Johnny haalde een .357 Magnum te voorschijn. 'Waar moet ik de kogel laten inslaan, Faith? Net onder het paard z'n oor?' Hij richtte op het hoofd van de hengst.

Faith verbrak het contact met de hengst en kwam de box uit. 'Goed. En nu?'

'Doe de deur van die box dicht. We willen niet gestoord worden.'

Ze deed wat hij zei, waarna zij dieper de stalruimte in liep, bij de hengst vandaan.

'Wat doe je?'

'Ik wil geen fouten maken. Niet datje plotseling besluit Mr. Dominic tóch neer te schieten.'

Johnny vertrok zijn gezicht tot een grimas. 'Genoemd naar je niet zeer geliefde overleden zoon, hè, Faith? Groot huis, stallen, paarden, zoveel geld en invloed datje niet weet watje ermee moet doen. Jezus, wat een leven heb jij gehad!'

Ze keek hem aan zonder iets te zeggen.

'Dat was het leven dat ik had moeten hebben, rotwijf!' Ze kromp in 396

elkaar onder de woestheid van zijn kreet. Ze kon alle opgekropte woede en jaloersheid van al die jaren in zijn ogen zien schitteren.

'Jij hebt alles van me afgenomen! Jij en Okami, die vervloekte Jap. Je had alles zelfbedacht! Je neukte Goldoni en deed je voor als Faith Sawhill. En ik ben erin getrapt. Jij gooide je lichaam in mijn schoot en ik heb het aangenomen!'

'Dat doet zeer, hè, te weten dat je uiteindelijk slechts een man was net als alle mannen die ik heb gekend. Ik hoefde mijn benen maar voor jullie open te doen, een stuk van jullie lichaam in mijn mond te nemen, en alles wat ik wilde, kreeg ik net zo gemakkelijk als Alladin met "Sesam, open u!"'

'Ik maak je af, verdomd nog aan toe!'

Wu praatje als de Johnny Leonforte die ik heb gekend,' zei ze, terwijl ze een stap naar achteren deed om zijn dreigement te ontlopen. 'Niet als de Rode Koningin, die de grootste geesten van Washington in de luren wist te leggen. Over invloed gesproken, hoeveel presidenten heb je kunnen manipuleren? Denk je eens in! Een Siciliaanse schurk als jij, een acteur!' Ze schaterde het uit. 'Waarom zou je me haten, Johnny? Ik heb je de grootste gunst van je leven gedaan. Jij bent in de wieg gelegd voor de achtergrond en voor acteur. Weet je nog hoe je je verveelde bij de zakelijke kanten van alles? Je had het er zelfs over dat ik de boekhoud-kundige kant maar voor mijn rekening moest nemen. Weetje nog?'

'Jij hebt het leven van me afgenomen, Faith! Moetje mijn gezicht zien. Vroeger was ik knap. Ik moest mijn naam veranderen, ik heb zoveel operaties moeten ondergaan dat ik de tel ben kwijtgeraakt. En de pijn!

En toen moest ik me verbergen, ja, op de achtergrond, maar zonder huis, zonder een gezin, zonder de bewondering van mensen die telden, alles waarnaar ik altijd in mijn leven heb verlangd. Jij hebt dat allemaal van mij afgepikt!' Johnny's gezicht zag donkerrood en hij kwam met opgetrokken schouders op haar af. Wéér lachte zij, en er klonk nu een wrede klank in haar stem. 'Er is niets veranderd, Johnny. Ik doe nog steeds jouw boekhouding!'

'Nee! Jij, Okami en Dominic waren er samen op uit om mij te ruïneren!'

'Jij hebt slechte vrienden gekozen, Johnny, toen je besloot beide kanten tegen het midden uit te spelen. Voor de FBI was jij de Rode Koningin, de geheimzinnige meesterspion voor de regering, een held voor zijn land. Maar in het geheim leidde jij de Toverspiegel voor je eigen doeleinden. Je nam maffiamensen in dienst, gebruikte je eigen neef, Caesare, om hen in de rangen te laten opklimmen, tot het dons waren, met verplichtingen jegens hem en jegens jou. Jij was held en schurk tegelijk.'

Ze stond nu tegen de achterste muur en deed een stap naar links, zodat haar lichaam hem belette te zien wat daar aan de muur hing. 'En nu doe je hetzelfde met de Godaishu. Je hebt de Toverspiegel aan de Godaishu gekoppeld om de FBI te ondermijnen, om hun wetten te ontduiken en jouw netwerk in zaken over heel de wereld uit te breiden. Alleen ben je nu te ver gegaan. Die jongens van de Godaishu trekken zich geen barst van jou aan. Jij dacht dat jij en Caesare hun partners zouden blijven?

397

Dan moet ik je toch teleur stellen. Ze hebben je gebruikt. Jij en Caesare waren hun toegangskaartje tot alle voor hen ontoegankelijke gebieden in heel Amerika.'

Ze wreef met haar rug tegen het gehavende leer en dat stelde haar gerust. 'Denk je eens in - samenwerking met de maffia en de regering. Dat was een onweerstaanbare combinatie voor de Yakuza.' Ze bewoog haar rechterhand, voelde het leer onder haar vingers. 'Maar wat denk je dat de Godaishu met jou en Caesare zou hebben gedaan, wanneer ze hier eenmaal goed ingeburgerd waren?'

'Ik heb me ingedekt tegen die mogelijkheid. Via informatie die ik krijg uit betrouwbare bron, een zekere -' Johnny zweeg, maar zei toen: 'Ach, waarom zou ik het je ook niet vertellen? Je kunt er tóch niets meer mee. Straks ben je dood.' Hij probeerde te glimlachen, en Faith huiverde. 'De codenaam van mijn bron is Nishiki. Dank zij zijn informatie ben ik opgeklommen, ben ik het hoofd van de Toverspiegel geworden.'

'Idioot. Nishiki is Mikio Okami. Hij heeft je alleen maar die informatie doorgespeeld waarvan hij en Dominic vonden datje ze mocht hebben.'

'Nee! Dat kan niet! Leugenaarster!'

De Magnum kwam omhoog, maar Faith had de oude revolver uit het gehavende leren holster al te pakken; de Colt die ze gebruikte voor het geval een van haar paarden een been brak.

Ze rook de olie, voelde de notehouten kolf tegen haar handpalm. Ze richtte en schoot, één keer, twee keer, de stank van cordiet drong in haar neus.

Later zou zij zich Johnny Leonfortes verbaasde gezicht herinneren, de uitgerekte O van zijn mond, net als van een kleine jongen. Hij deed een wankele stap naar achteren, viel tussen de steigerende, stampende, hinnikende paarden en ging door zijn knieën. Faith vuurde recht in zijn gezicht en hij sloeg naar achteren op de met stro bedekte houten vlonder.

'Uiteindelijk toch niet zó moeilijk je dood te krijgen,' zei ze, op hem neerkijkend.

Alleen omdat je bijzonder veel talent hebt, had Kansatsu gezegd, wil dit nog niet zeggen datje in staat bent dat talent volledig te begrijpen. Hoe ironisch hij toen was geweest, wist Nicholas nu pas. En nu dat misschien wel al diverse malen had plaatsgevonden, net als de kringen in het water van een vijver. En nu dat net zo onvermijdelijk was als zijn volgende inademing.

Wat had Seiko op Narita, tijdens dat laatste moment vóór zijn vertrek naar Venetië, met iets van paniek in haar ogen tegen hem gezegd? U zult veranderd zijn — zó veranderd dat niemand u zal herkennen. Ja. Dat gebeurde nu.

Celestes hart bonkte in haar keel bij de gedachte dat de Messulethe eraan kwam. Ze hield Nicholas' hand vast, maar hij kon het niet voelen. Al zijn zintuigen waren naar binnen gericht om die ene grote sprong in het diepe te kunnen maken. Hij moest alles opgeven wat Kansatsu hem had geleerd. Hij moest nu vertrouwen hebben - niet in zijn opleiding, 398

niet in hen die hem hadden opgeleid, te goeder ofte kwader trouw, maar in zijn eigen aangeboren talent.

Met behulp van haragei trok hij zich helemaal in zichzelf terug, waarbij zijn ademhaling en zijn hartslag bijna tot nul daalden. Alle kleur trok weg uit zijn gezicht, maar Geleste maakte geen geluid, hoewel haar hart oversloeg. Hij had haar gewaarschuwd.

Bloed en energie verenigden zich in ham, het innerlijke energiecentrum van het lichaam, terwijl hij terugging naar dat moment in de kooi toen hij en de Messulethe een fysieke zowel als een psychische strijd voerden; toen de Messulethe de hulp van de heilige witte ekster had aangeroepen en zo de opening naar de Zesde Poort had opgeroepen. Nicholas had de toverformule in zich opgenomen, en met behulp van haragei kon hij die formule nazeggen, de vreemde lettergrepen op precies dezelfde wijze uitspreken als de Messulethe in die robotfabriek had gedaan. De poort ging open en Nicholas, nu helemaal bevrijd van Tau-tau, ging de verboden Zesde Poort binnen.

'Lieve God! Hij is hier!'

'Margarite!'

Maar ze rende de gang al door, gooide de voordeur open en verdween naar buiten terwijl Croaker haar achternaliep.

Een paar honderd meter verder, uit een groepje bomen, zag hij die andere vrouw als uit de grond te voorschijn komen en naar Margarite staan kijken. Terwijl hij achter Margarite aan holde, kon hij haar steeds beter onderscheiden. Het dikke, rode haar, het ovalen gezichtje met die mooie, agressieve uitstraling, en instinctief wist hij wie die vrouw was.

'Celeste!'

Hij kon Margarite de naam van de vrouw horen roepen en even later zag hij de twee zusters elkaar in de armen vliegen.

Hij twijfelde er geen moment aan dat Celeste met het rode haar de zus moest zijn over wie Margarite had gesproken. Toen hij hen bereikte, stonden ze nog steeds met de armen om elkaar heen terwijl de tranen over hun gezicht rolden.

'Lew,' zei Margarite, 'Celeste, mijn zus, is al die tijd bij jouw vriend Nicholas geweest.'

'Nick! Waar is hij?'

Nu zag hij de wanhoop in Margarites blik, terwijl ze de tranen van haar wangen veegde.

'Nick en Do Duc -'

'Welke kant op?'

'Lew,' zei Margarite, 'ik moet met je mee.'

'Nee!' riep Celeste uit. 'Je weet niet waartoe de Messulethe in staat is, wat hij met Nick heeft gedaan.'

'Jij weet niet wat hij met mij heeft gedaan,' zei Margarite zacht. 'Celeste, hij heeft Dom vermoord.'

'O, God!' Het was een zachte jammerklacht, maar alle haren in Croaker's nek gingen ervan overeind staan. Celeste greep haar zus vast.

'Reden te meer dat jij uit zijn buurt moet blijven.'

399

Maar Margarite schudde haar hoofd. 'Hij zal mij niets doen. Er is iets dat gedaan moet worden.' Ze keek haar zus recht in het mooie gezicht.

'Begrijp je wat ik zeg?'

Croaker was zich bewust van een heel subtiele verandering in het licht en hij huiverde. Hij zag Geleste knikken. Toen zei ze: 'Als het moet... de twee mannen zijn gemaskerd. Dat heeft Do Duc gedaan. Hij heeft het gezicht van Nicholas, en Nicholas dat van hem. Volgens mij wil Do Duc op een of andere enge manier Nicholas worden.'

'Laten we gaan,' zei Croaker tegen Margarite, toen Geleste de richting aanwees die de twee mannen hadden genomen. En tegen Geleste: 'In Nicks huis zit een man die Tanzan Nangi heet. Dat is een vriend. Je kunt hem je leven toevertrouwen. Blijf bij hem.'

Geleste knikte wat onzeker. Ze keek hen na terwijl zij naar het groepje kale ginkgo-bomen liepen en wat daarachter op hen wachtte. Hoeveel zonden had hij in zijn leven begaan? Hij zou het niet kunnen zeggen. Of hij was de tel kwijtgeraakt, óf erkende niet langer de definitie van het woord zonde. Behalve één.

Hij had Ao vermoord.

Voor dat ene geheim dat Ao, in zijn wijsheid, niet aan zijn leerling wilde onthullen: de toverformule die de Zesde Poort zou openen. Ao had de dakloze, angstige jongen geaccepteerd. Ao, die hem had onderwezen, hem had ingewijd in de toverkracht van de Messulethe, die de macht van de eeuwen aan hem had onthuld. Ao, die van hem had gehouden, en nu tot stof was vergaan.

Do Duc had alles wat hij weten wilde uit de diepten van Ao's dro-mende geest gehaald en toen zijn bewusteloze lichaam naar de oever van de rivier gesleept. Daar had hij zijn ogen gesloten en het hoofd onder water geduwd. Meer had hij niet hoeven te doen. Hij had elke erecode van de Nungs geschonden. Hij was de geest van hun hoofdsjamaan binnengedrongen en had dus de dood verdiend. Daarom had hij Ao wel móeten vermoorden.

Nu hij de kleine, met gras begroeide heuvel oprende, voelde hij het gewicht op zijn schouder, hoorde hij de witte ekster het pad dat Nicholas had genomen in zijn oor fluisteren.

Bovenaan het heuveltje zag hij aan de voet het meer liggen. Aan de andere kant van het meer vlogen een paar kraanvogels op. Op dat moment sperde Do Duc zijn neusgaten wijd open en onzeker geworden, draaide hij zich om. Hij rook Margarite. Niet haar lichaam, maar haar ziel was vlakbij en kwam nóg dichterbij.

Als een in een hoek gedreven dier hurkte hij neer. Zijn geest werd verscheurd tussen wanhoop en een liefde die hij alleen maar kon zien als een slagersmes dat hem doorkliefde.

Hij zag haar tussen de hoge ginkgo-bomen vandaan komen. Toen ze hem zag, bleef ze komen, onbevreesd, en hij stond doodsangsten uit.

'Margarite,' fluisterde hij.

Hij huiverde toen ze dichterbij kwam. 'Ik wil,' zei hij. 'Ik wil...'

'Ik weet wat jij wilt,' zei Margarite. Ze was zó mooi, tegen die achter400

grond van de hoge, witte bomen, met het zonlicht in haar ogen. 'Dat heb ik altijd al geweten.'

'Jij bent de enige.'

Hij haalde moeilijk adem en snakte ernaar om het masker van zijn gezicht te trekken, zodat ze zijn echte gezicht kon zien. Maar het deed er niet toe; onder haar ogen was hij naakt, zoals hij steeds was geweest tijdens hun rit naar Minnesota, die dagen en nachten waaraan, wat hem betreft, nooit een einde had moeten komen.

'Vanaf het moment dat ik je zag, wist ik dat jij mijn einde zou zijn,'

zei hij. 'Ik zag jou en diep in mij wist ik niet langer te kunnen blijven waarvoor ik mijn hele leven hard heb gewerkt om het te worden.' Hij voelde dat hij zijn zelfbeheersing dreigde te verliezen. Hij worstelde met zóveel tegenstrijdige emoties dat hij het gevoel kreeg water in te ademen.

'Ik heb geleerd zo gemakkelijk te doden, maar de gedachte om jou iets te doen, is onverdraaglijk. Ik zou nog liever mezelf vernietigen.'

'Dat wist ik.'

Wankelend kwam hij dichter naar haar toe. 'Eerst dacht ik dat ik wilde dat jij bang voor me was, zoals iedereen bang voor mij is. Maar dat was je niet. Jij hebt mij verslagen, je hebt mijn wapenrusting doorboord, en nu zitten ze allemaal achter mij aan, de honden die mij zullen verscheuren.'

'Zo hoeft het niet te gaan.' Ze stak haar hand naar hem uit. 'Het is nu voorbij. Ik kan je beschermen, redden. Als je met -'

Maar in een flits zag hij in dat hij haar nooit zou kunnen krijgen, dat hij nooit meer die onuitsprekelijke emotie zou kunnen ervaren die hij op dat moment voelde, en als een slang schoot hij op haar af. Een groot gewicht wierp hem met kracht opzij. Hij kreunde toen Margarite een scherpe gil gaf.

'Nee! Wacht! Ik kan-'

Hij kwam met een smak op de grond terecht, met stof in zijn ogen en in zijn neus. De nabijheid van Margarite verblindde hem. Hij wilde naar haar roepen, haar aanraken, haar zeggen dat - Het had maar zo weinig gescheeld of hij had haar hand gepakt, haar aangeraakt op dat moment toen alles voor hem zijn betekenis verloor, behalve zij. Wellicht dat dit het moment was dat hij moest kiezen tussen leven en dood. Maar hoe kon hij die keuze maken? Het leven was een wanhopige strijd om de gevoelens die hem zouden kunnen vernietigen op een afstand te houden, en de dood was voor een Messulethe onvoorstelbaar. Hij gilde het uit toen iets scherps zijn vlees doorboorde, en toen hij naar beneden keek, zag hij een mechanische hand, waarvan de gelede, metalen vingers stalen nagels hadden. Hij uitte nog een kreet en rukte zich los, waarna hij één, twee keer van zich af schopte. Hij hoorde een zwaar gekreun en het zware lichaam ging door de knieën toen hij zijn elleboog in het middenrif plantte. Daarna trok hij zich terug en liet zijn geest op zoek gaan naar Margarite.

Maar, zoals hij al had geweten, dat moment was voor altijd voorbij. De man met zijn gezicht kwam uit het niets te voorschijn, raakte hem met een slag vlak bij de halsslagader opzij in zijn nek en puur instinctief 401

reageerde hij met een zwaardslag tegen de spierbundel onder het borstbeen. Beide mannen raakten tegelijkertijd te water. De oever aan hun kant van het meer was vrij steil en kwam uit op een ondiepe strook van misschien een halve meter breed, waar de bodem van het meer omhoogkwam. Vanaf die richel vielen ze in het diepe gedeelte van het meer. Nicholas, half verdoofd door Do Ducs zwaardslag, ging meteen op het hoofd van zijn tegenstander af. Hij wist dat hij hem een fatale slag moest zien toe te brengen, maar het water werkte hen beiden tegen. Nicholas verstevigde zijn greep om Do Ducs hoofd en drukte met de rug van zijn ene hand met kracht tegen de plek waar belangrijke zenuwbanen bijeenkomen, Do Ducs bovenlip en neus. Aan elkaar gekluisterd, kwamen ze steeds verder van de kant af. Licht en duisternis wisselden elkaar af, tot zij zich in een schemerzone tussen lucht en land bevonden; nat, koud en donker.

Duizelig geworden door de druk op zijn gezicht sloeg Do Duc nogmaals naar Nicholas' borstbeen en greep hem stevig vast, terwijl ze rondtolden en onder het zilveren oppervlak van het meer wegzonken. Ze streden met elkaar en vochten om voldoende lucht in hun longen te krijgen, maar de extreme inspanning en de kou van het water begonnen hun tol te eisen.

Ondanks al hun beenbewegingen konden ze zich niet langer drijvend houden. Tezamen daalden ze af in de koude, donkere nacht. Ze leken vooruit te komen, al begreep Do Duc niet waarheen. Hij concentreerde zich op zijn houvast, op de druk die hij op Nicholas' luchtpijp uitoefende. Hij voelde Nicholas' handen aan zijn lichaam klauwen en misschien voelde hij wat pijn, maar hij strekte de macht van zijn geest uit om zich voor alles te kunnen afsluiten, behalve voor de druk die hij op die luchtpijp moest blijven uitoefenen. Terwijl ze zonken, nam de druk in zijn oren toe, maar daar had hij nu geen tijd voor. Zijn geest vulde zich met rood bloed, met de magie van de Messulethe, en de gedachte dat hij uit deze duisternis moest zien te komen om naar Margarite te gaan, die aan de oever op hem wachtte. Nicholas wist dat hij verdronk. In feite waren ze allebei aan het verdrinken, maar hij betwijfelde of de Messulethe zich dat bewust was. Hij voelde de concentratie van de Messulethe als een donkere ster met een abnormale zwaartekracht en een dodelijke straling.

Hij had de Messulethe moedwillig naar dat meer gelokt, want hij wist wat er in de diepte verborgen lag, wat hij er zelf zoveel jaren geleden had ingegooid. Justine en hij waren toen nog maar pas samen en nog vol liefde en hoop. Nu moest hij niet alleen de aanval op zijn lichaam en geest zien te overleven, maar hij moest Do Duc ook naar de plek zien te krijgen waar hetgeen dat daar op de bodem lag, op hem wachtte. Hij kon het bijna voelen. Hij kon...

Vaag, als door een droomsluier, had zijn geslagen geest de wanhoop van de Messulethe in de robotfabriek opgevangen. Hij had zijn snikken gehoord, en hij had bijna de vrouw kunnen zien die als een prehistorisch 402

dier in zijn hoofd ronddoolde. En nu gebeurde het wéér, maar deze keer heviger.

Hij was van plan geweest de macht te gebruiken die hij voorbij de Zesde Poort had gevonden; hij was er volledig op voorbereid geweest om de Messulethe met een vuurbal van psychische energie te vernietigen. Maar toen had hij al die emoties gevoeld.

Het medeleven had het één moment gewonnen van zijn woede en wraakzucht en hij had heel even geaarzeld. Nu betaalde hij de prijs voor die aarzeling. Hij verdronk.

Ze zonken dieper in het meer, waarbij Nicholas zo nu en dan met zijn benen zwembewegingen maakte om hen meer naar het midden van het meer te sturen. Tot hij eindelijk, terwijl ze traag ronddraaiden, de vage schaduw op de bodem kon ontwaren. Hij deed een schietgebedje terwijl hij zich met zijn benen afzette. Hij hoopte maar dat allemaal goed berekend te hebben, want dit was zijn enige kans om te overleven. Zijn enige kans om te voorkomen dat het water zijn neus en keel binnenstroomde, alle adem uit zijn longen zou verdrijven en aan alles een eind zou maken.

Daar was het.

Vaag verlicht zag hij de punt van de samoerai dai-katana, die zijn vader, de kolonel, aan hem had gegeven, als een opgeheven vinger Gods in het water staan. De naam van het zwaard was Iss-hogai, wat betekende: Voor het leven. Zijn ogen begonnen weg te draaien en de duisternis verscheen aan de rand van zijn gezichtsveld. Hij schopte met zijn benen, zodat ze dichter naar de lange, scherpe kling van het zwaard dreven. Het zwaard dat hij in het meer had gegooid omdat hij dacht het nooit meer nodig te hebben. Het zware gevest had zich in de bodem van het meer vastgezet, zodat de kling rechtop oprees uit de bodem.

Do Duc voelde Nicholas verzwakken en hij verstevigde zijn greep. Nu twijfelde Nicholas of hij de energie zou kunnen opbrengen om hen die laatste twee meter naar de punt van het zwaard te brengen. Zijn handen bewogen zich naar boven, klampten zich vast aan Do Ducs gezicht - zijn gezicht. Zijn vingertoppen zochten de rand van het masker en vonden het. Hij drukte zijn nagels in de lijmlaag, kreeg houvast en trok een heel klein stukje ervan omhoog, zodat de afsluiting werd verbroken. Het water weekte nu de lijmlaag los en hij kon een groot deel van het masker van het gezicht van de Messulethe wegtrekken. Hij trok het heen en weer, zodat de acrylhuid van de mond en de neusgaten van de Messulethe loslieten en het voor zijn ogen sloeg. De Messulethe reageerde meteen, en terwijl hij dat deed zette Nicholas zich af met een krachtige schaarbeweging van zijn benen.

Ze rolden verder, en één moment bevond Nicholas zich gevaarlijk dicht bij de punt van het zwaard. Toen rolden ze weer om en was de rug van de Messulethe vlak boven de punt.

Nicholas schopte nogmaals hard, zodat zij beiden naar de bodem van het meer werden gedreven. Hij zag - en voelde - het allemaal gebeuren, maar kon de uitdrukking op het gezicht van de Messulethe niet zien. Dat 403

was verborgen achter het omhooggeslagen masker, maar de punt van de dai-katana verscheen door het borstbeen van de Messulethe, zodat hij erop vastgespietst was.

De Messulethe schopte en draaide en zijn spieren trokken zich samen in wolken van bloed, die opstegen als vliegers op een zomerbries. Nicholas duwde naar beneden en de kling kwam nog verder omhoog, alsof het een levend iets was. Nicholas voelde de druk op zijn luchtpijp afnemen, en duizelig door het gebrek aan zuurstof zette hij zich af naar de oppervlakte.

Maar hij kwam niet vooruit.

Hij keek naar beneden, zag de hand van de Messulethe, die stevig zijn linkerenkel vastklemde. Hij probeerde zijn lichaam dubbel te vouwen, om die dodelijke greep los te maken, maar de hoek die hij moest maken was zó scherp dat het al zijn energie kostte om de vingers van de Messulethe te grijpen. Toen voelde hij dat hij zijn hand niet meer los kon krijgen.

Dus daar hing Nicholas, uitgeput, starend naar het grijnzende gezicht van de blauwe halvemaan die aan de binnenkant van die krachtige pols was getatoeëerd, en in zijn geest kwamen de laatste, verwarde herinneringen van zijn tegenstander op...

...de rivier in de jungle, het door het gebladerte sijpelende zonlicht, en een zwarte luipaard die zijn beloften en voortekenen in runen uitsprak... een oude man, zijn gezicht verweerd door de tijd en de magie, en daarna blauw-wit opgeblazen door de dood... krokodillen die in de zon lui een hun staarten heen en weer sloegen, hun bek opensperden om te eten... de smaak van mensenhersenen... een witte ekster die triomfantelijk krijste terwijl hij opvloog, de koperen zon tegemoet...

Hij hing daar, langzaam stervend met de Messulethe, van wie de desintegrerende geest vurige gedachten lekte, net als de luchtbelletjes die omhoogdreven naar het dak van dat natte kerkhof.

... toverformules van de aarde en de lucht... en een mooie vrouw met donker haar en amberkleurige ogen... Margarite, ik wil je vertellen... prachtig in die ontstellende schoonheid... je vertellen dat ik... net als Cir- ce... dat ik... machtiger zelfs dan de Gim, de Blauwe Halvemaan, al die oeroude rituelen van de Messulethe... ik kan je niet aanraken... dit is alles wat mij overblijft... in dit ene moment... dat ik van je h... En toen was Nicholas alleen in de stilte van de diepte. De tijd leek stil te staan; zijn hart leek stil te staan. Bloed veranderde in ijs. En toen, door de duisternis van de naderende dood, voelde hij beweging in het water tegen zijn koude wang. Traag, dodelijk vermoeid, draaide hij zijn hoofd om. Hij dacht een gestalte uit de duisternis te zien opduiken, een man die naar hem toe zwom, zijn wangen opgeblazen door de lucht die hij vasthield in zijn longen.

Lucht!

Hij knipperde met zijn ogen. Het was Croaker, die zich snel en efficiënt door het water voortbewoog. Hij stak zijn hand uit als in een groet - de biomechanische hand van roestvrij staal, titanium en polycarbonaat, de 404

vervanging voor de hand die hij had verloren toen hij Nicholas te hulp was gekomen.

Als door een waas zag hij dat Croakers hand de vingers van de Messulethe pakte en ze één voor één naar achteren boog, tot ze braken en hun prooi loslieten.

Croaker greep Nicholas vast om het middel en bracht hen beiden met krachtige zwemslagen door de steeds lichter wordende schemering uit de ijzige nacht, uit het kerkhof, omhoog naar de oppervlakte en het laatste daglicht.

405

EPILOOG: NIEUWJAARSDAG

Ah! Om een kind te zijn

op nieuwjaarsdag!

-ISSA

Tokio

Met een oorverdovend gerommel steeg de Jumbo 747 op, een grauwe wolk achterlatend die in de lucht leek te blijven hangen. De zon, die door de wolk heen scheen, had de kleur van opgedroogd bloed.

'Ik wil dat je één ding goed onthoudt,' zei Margarite. Haar amberkleurige ogen keken Croaker recht in het gezicht. 'Als ik je nooit meer zie, zal ik wegteren en sterven.'

'Misschien ben je werkelijk de sirene die Do Duc dacht dat je was.'

Hij glimlachte, probeerde er een grapje van te maken, maar ze draaide haar hoofd weg.

'Ik voelde het toen hij stierf,' fluisterde ze. 'Ik voelde dat hij mijn naam riep.'

'Waarom deed hij het, Margarite? Dom vermoorden, en al die anderen?'

'Ik denk dat dat het enige was wat hij wist. Voor hem was het leven de dood. Er was gewoon niets anders. Hij probeerde slechts in leven te blijven.'

'Arme stakker.'

'Ik vraag me af,' zei ze, haar stem verheffend omdat er weer een Jumbo de startbaan opreed, 'wat hij mij zou hebben gedaan als Nicholas en jij hem zijn gang had laten gaan.'

'Wie weet? Maar ik vermoed dat zelfs hij dat niet wilde weten. Hij maakte expres die beweging om ons tot ingrijpen te dwingen. Hij zag zelf geen andere uitweg meer. Hij zei dat de honden klaarstonden om hem te verscheuren, en daar had hij gelijk in.'

Ze draaide zich weer naar hem toe, en aan de blik in haar ogen zag hij dat ze het onderwerp Do Duc verder wilde laten rusten.

'Ik meende wat ik eerder zei.'

'Dat weet ik,' merkte Croaker op. 'Maar ik weet ook datje nu teruggaat

- terug naar Tony D.' Hij zweeg even. 'Het zou helpen als je mij de methode vertelde waarmee je contact opneemt met Nishiki.'

Margarite schudde haar hoofd. 'Dat was Doms enige erfenis, de voortzetting van al zijn macht. Dat wil ik niet in gevaar brengen - zelfs niet voor jou.' Ze wierp hem een mistroostige glimlach toe. 'Zaken,' zei ze, terwijl ze zijn gezicht in haar handen nam. Ze kuste hem hard op zijn mond, en hij hield die kus lang genoeg aan om haar tranen te proeven.

'Kom gauw naar huis,' zei ze, toen hij zich uiteindelijk van haar los409

maakte. 'Francie zal je vast al missen.' Ze tilde haar reistas op. 'Loopje met me mee naar de uitgang?'

Hij keek haar aan. 'Ik ben zover mogelijk met je meegekomen, Margarite. En dat is verder dan ik ooit dacht te zullen gaan.'

Ze knikte, draaide zich om naar de vertrekhal. Een moment later keek ze nog eens over haar schouder naar hem. 'Wanneer kom je naar huis?'

'Wanneer dit voorbij is,' antwoordde hij. 'Wanneer ik kan.'

'En dan?'

'Dat ligt in de hand van de goden, nietwaar?'

Heel even leek zij onzeker, toen glimlachte ze. 'Voor het moment wel, ja.'

'Ik had het nooit moeten weggooien,' zei Nicholas. 'Dat was een klap in het gezicht van mijn vader.'

Achter hem hing aan de muur van de woonkamer Iss-hogai, de grote dai-katana, in een tijdelijke leren schede. Een nieuwe, van handgemaakte lak, bewerkt zilver en de gelooide huid van een mantarog werd op traditionele wijze voor hem gemaakt door een man van negentig jaar die Nicholas een tijdje geleden had leren kennen.

'Het huis is nooit meer hetzelfde geweest zonder dat zwaard,' meende Croaker. Zijn blik ging van het lange zwaard naar de twee armaturen die Nicholas zelf had gemaakt om de maskers van Do Duc op te hangen. In eerste instantie leek het hem een grotesk idee dat Nicholas die gruwelijke herinneringen aan de man die hem bijna had vermoord, wilde bewaren. Maar zoals hij van Margarite had geleerd, niets in het leven was zuiver zwart-wit; het kwade zowel als het goede had vaak verschillende gezichten. Ten slotte vroeg hij: 'Ben je nog naar het graf gegaan?'

Nicholas wist dat hij het graf van Justine bedoelde. 'Nee, nog niet. Het kost tijd om me mentaal neer te leggen bij haar dood. Ik wil daar niet heen gaan voor dat geregeld is, tot er een soort vrede tussen ons heerst.' Nicholas legde zijn handen tegen elkaar. 'Een deel van haar ziel waart hier rusteloos rond. Ik voel haar bij het aanbreken van de dag, wanneer ik opsta om mijn oefeningen te gaan doen. Ik geloof dat zij er behoefte aan heeft vrij te komen van dit huis, Lew.'

Croaker knikte begrijpend. 'Gun het de tijd, Nick,' zei hij, met een diepe zucht. 'Senator Bane vormt tenminste geen bedreiging meer. Toen de Rode Koningin stierf, stortte de basis van zijn macht in. Het heeft Faith Goldoni niet veel moeite gekost om degenen die hem vreesden bij het kamp van zijn tegenstanders te voegen.'

'Maar de Godaishu bestaat nog steeds,' zei Nicholas. 'En wat we ook hebben bereikt, ik heb zo'n voorgevoel dat we alleen nog maar het topje van de ijsberg hebben gezien. Waar is Okami? Wat is er met hem gebeurd? Nangi is ervan overtuigd dat hij nog leeft. De dreiging die boven zijn hoofd hing, bestaat in elk geval nog - en hij heeft nu een aantal vragen te beantwoorden.'

Buiten lag er sneeuw op de grond. De volgende dag zou het nieuw410

jaarsdag zijn, een tijd van vernieuwing, wanneer alles weer mogelijk was.

'Wat ik zou willen weten,' zei Croaker, 'is wat Okami en Dominic Goldoni van plan waren.'

'Om daarachter te komen, hoeven we alleen deze doolhof maar te volgen,' zei Nicholas.

'Als we zover kunnen komen.'

'Ik ga beginnen met Tetsuo Akinaga, Akira Chosa en Tomoo Kozo, de drie hoofd-oyabun in de centrale raad van de Kaisho. Eén van hen is verantwoordelijk voor het beramen van zijn dood. En dan hebben we Avalon Ltd. nog. Zij levert elk soort oorlogsmaterieel dat je maar kunt bedenken. Het is relatief gemakkelijk om aan Chinese en Russische wapen te komen, maar Avalon Ltd. kan je ook aan een Amerikaans F-15

straalgevechtsvliegtuig helpen.'

' Waxman - de Rode Koningin - was in staat om aan dat soort spullen te komen,' zei Croaker.

Nicholas knikte. 'Inderdaad. Ik hoop alleen maar dat hij de enige was.'

Croaker schonk zich nog een kop koffie in uit een thermoskan. 'Waarom denk je dat Dominic jouw naam aan Do Duc gaf als de ware identiteit van Nishiki?'

Nicholas haalde zijn schouders op. 'Wie zal het zeggen? Misschien heeft Okami Dominic laten geloven dat ik Nishiki was, juist voor het geval er zo'n ramp zou gebeuren. Okami wist dat ik de enige was die het tegen Do Duc zou kunnen opnemen.'

Nicholas keek uit het raam naar de dikke laag sneeuw. De stilte van de winter lag als een mist over het landschap.

'Wat mij nu het meeste zorgen baart, is Toorts Drie Vijftien, het codewoord dat ik in de Avalon-software in Parijs heb gevonden.'

'Ik heb erover lopen denken vanaf het moment datje mij dat vertelde. Ik wil wedden dat het een soort experimenteel wapen is dat ze in handen proberen te krijgen. Als dat zo is, kun je er vergif op innemen dat het één van ons is. Dat zal ik laten nagaan.'

Nicholas zweeg enige tijd. 'Ik geef toe dat dat de meest voor de hand liggende mogelijkheid is. Maar er is nog een mogelijkheid die we niet over het hoofd mogen zien.' In gedachten legde hij zijn vingertoppen tegen elkaar. 'Stel dat drie vijftien geen nummer is, maar een deadline?

Dat zou over zo'n tweeëneenhalve maand zijn. Half maart.'

Nicholas schudde somber het hoofd. 'Was Okami maar hier. Ik heb het gevoel dat hij ons wel zou kunnen zeggen wat Toorts Drie Vijftien is.'

'Nangi schijnt te denken dat Okami ons aanwijzingen geeft die we moeten volgen.'

'Oké. Avalon Ltd. En dan is er nog die internationale wapenhandelaar, Timothy Delacroix, uit dat rapport van Harley Gaunt. Volgens Harley beweerde Delacroix dat Sato één van zijn leveranciers was. Dat betekent dat wijlen Vincent Tinh één van zijn leveranciers was.'

De twee mannen keken elkaar aan, en de blik die ze wisselden riep geen woorden op, maar herinneringen.

'Heb jij Margarite op het vliegtuig gezet?' vroeg Nicholas.

'Gisteravond laat.'

Hij keek Croaker vragend aan. 'Weetje zeker datje de juiste beslissing hebt genomen?'

'Nee, dat niet.' Croaker grinnikte naar hem en keek toen weer ernstig.

'Ik kan haar niet uit mijn leven laten verdwijnen, Nick, maar wat had ik anders kunnen doen? Ik ben politieman, verdomd nog aan toe, en ik heb altijd aan de goede kant van de wet gestaan.'

'En weet je zeker dat zij aan de verkeerde kant zit?'

Croaker keek zijn vriend stomverbaasd aan. 'Waar heb je het over?'

'Dit is een geweldig vrouw, Lew.'

'Ze is bij de maffia, makker.'

Nicholas zei zachtjes: 'Mikio Okami is de Kaisho van alle Yakuza. Twee maanden geleden zou ik hem zó aangegeven hebben als ik er de kans voor had gehad. Nu ben ik van veel dingen niet zo zeker meer.' Hij keek van het sneeuwlandschap buiten naar het wit weggetrokken gezicht van zijn vriend. 'Laat me je iets vragen, Lew. Is Margarite een immorele vrouw?'

'Ik -' Croaker stopte, niet wetend wat hij wilde gaan zeggen. In welk grijs landschap lag de waarheid?

'Wij dragen allemaal maskers,' zei Nicholas, 'om te verbergen wat het allerbelangrijkste voor ons is.'

Er viel weer een stilte, en de twee mannen hoorden het geknars van voetstappen buiten. Nicholas schrok op en zei: 'Je weet wat je te doen staat.'

'Ja. Nangi en Faith Goldoni zijn ervan overtuigd dat Okami Nishiki is. Als dat het geval is, weet Margarite hoe zij met hem in contact kan komen. Zelfs de omslachtige route die hij met Dominic Goldoni heeft bedacht, is beter dan wat we nu hebben - niets.'

Croaker liet de koffie in zijn beker ronddraaien. 'Stel dat ze ongelijk hebben? Stel dat Okami Nishiki niet is?'

'Dan moeten we nóg proberen Okami te vinden. Denk je dat je dat aan kunt?'

Croaker bestudeerde zijn biomechanische hand alsof hij die nog nooit eerder had gezien. Hij wist wat er van hem werd gevraagd: hij moest Margarite net zolang bespioneren tot hij de ingewikkelde omwegen terug naar de bron had gevonden. Terug naar Nishiki. 'Nick, ik hou van haar. Maar allebei kennen we de regels. We weten wie we zijn en welke weg we hebben gekozen te gaan.' Hij keek in de donkere ogen van zijn vriend.

'Het is niet eenvoudig, maar het is alles wat wij hebben.'

De voordeur ging open en zachtjes weer dicht. Croaker kwam overeind en liep naar de keuken. 'Over een uur eten?'

'Prima,' antwoordde Nicholas, terwijl hij zijn winterjack pakte. 'Op-ruimen is niet nodig. Dat komt Sashiko morgenochtend vroeg doen.'

Geleste stond in de gang op hem te wachten. Zwijgend wachtte zij terwijl hij zijn laarzen aantrok, waarna ze haar vingers door die van hem stak en ze samen de schemering ingingen.

Overal lagen blauwe schaduwen. Onder een ceder zagen ze de sporen van een konijntje, en bolletje bont vloog voorbij, het struikgewas in. Ze liepen door het bosje kale ginkgo-bomen, het heuveltje op, en weer naar beneden, naar de oever van het meer, dat bijna helemaal was dichtgevroren.

'In de lente duik ik ernaar,' zei Nicholas

'Ben je dan niet bang dat hij er niet zal liggen?'

'Nee. Maar zijn ziel heeft behoefte aan gezelschap. Dat heeft hij tijdens zijn leven nooit gehad.'

Geleste kneep in zijn hand. 'Die man was een kille moordenaar. Ik begrijp jouw houding - of die van mijn zus -jegens hem niet.'

'Dan kan ik het je ook niet uitleggen.'

'Dat kon zij óók niet. En dat is misschien maar goed ook.'

Ze draaiden zich om en liepen de heuvel weer op. Ergens blafte een hond.

'Hoe zit het nu met koryoku, de Verlichtende Kracht?' vroeg Geleste.

'Denk je nog steeds dat het belangrijk is?'

'Dat moet ik Okami vragen wanneer ik hem zie. Maar ja, ik denk dat het belangrijker is dan ooit.' Nicholas had nagedacht over de gave die hij voorbij de Zesde Poort had gevonden. Wat die precies inhield, kon Nicholas nog niet zeggen, behalve dat, zoals Seiko had voorspeld, hij niet langer dezelfde was.

Hij brak zijn gedachtengang af en keek Geleste aan. 'Jij bent niet met je zus vertrokken.'

'Wij zijn twee verschillende Goldoni's. Ik moet eerst Okami vinden vóór ik mijn herinneringen en verplichtingen van me af kan zetten.' De wind vanaf het meer blies haar haren in de war. 'Trouwens, ik zou nooit in Amerika kunnen aarden. Ik zou het water missen en het licht - Venetië, en zijn geschiedenis. Nu, in de winter, worden alle kleuren gedempt door wolken en regen, tot dat magische moment van de dag, wanneer laat in de middag de zon door de wolken breekt en de piazze met een laag Byzantijns goud overdekt.' Er kwam een verlangende blik in haar ogen.

'Weldra is het weer carnaval en zullen de maskers weer opgezet worden.'

In stilte liepen zij langzaam terug naar het huis.

Schaduwen in de nacht. Het maanlicht gleed over Nicholas, die op zijn futon lag. Hij had uren geleden al moeten slapen, maar zijn lichaam werkte niet mee. Daar joeg het bloed en de hitte doorheen, in verlangen naar de vrouw in de kamer ernaast.

Hij wist dat hij op moest staan en bij haar moest gaan liggen. Hij wist dat zij dat ook wilde - dat ze dat allebei wilden, maar hij had het gevoel of hij verlamd was.

Beelden van Justine spookten door zijn hoofd. Hij wist - niet omdat iemand hem dat had verteld, maar omdat hij gewoon voelde dat het zo was - dat zij gestorven was omdat hij er niet was geweest om haar te beschermen. En hij wist ook dat als zij in de afgelopen jaren uit elkaar waren gegroeid, als hun liefde het in feite niet had overleefd, dat óók door hem kwam - door hem en door Japan.

Hij hoorde een zacht geluid toen de shoji, het scherm van rijstpapier dat toegang tot zijn slaapkamer gaf, langzaam opzij werd geschoven. Hij zag een schaduw zachtjes en geluidloos de kamer binnenkomen. Die schaduw bleef in de duisternis even naar hem staan kijken. Toen gleed de kimono met een zachte zucht van haar schouders en glipte zij onder de futon. Hij rook haar geur, even opwindend als hij zich uit Venetië en Parijs herinnerde. Wat er van nu af aan ook gebeurde, hij wist dat hij zich haar altijd zou herinneren als in dat eerste moment, gemaskerd in de schola cantorum van de kerk van San Belisario, gehuld in geheimen en macht, de valuta van Venetië.

'Ik kan haar niet zijn.'

'Ik zou dat ook niet willen,' zei Nicholas.

'Meen je dat?'

'Kijk maar in mij.'

'Dat wil ik nooit meer doen - nooit meer.'

Dit was een van de dingen waarom hij van haar hield. 'Ik wil je alleen maar zien wanneer ik naar je kijk.'

Weer zuchtte ze, maar deze keer was het omdat hij zijn armen om haar heen sloeg. Zijn mond daalde neer op de hare, haar trillende lippen gingen uiteen en haar tong draaide zich om de zijne. Toen was alles goed en hun lichamen smolten samen alsof ze voor elkaar waren geschapen. Bij het aanbreken van de dag stond Nicholas op. Hij wilde Geleste niet alleen laten, maar zowel zijn lichaam als zijn geest had behoefte aan beweging. Het was nieuwjaarsdag. Buiten sneeuwde het weer zó hevig dat alleen de hoge bomen vlak bij het huis nog te zien waren. Nicholas mediteerde; sinds hij van Nangi over de dood van Justine had gehoord, had hij zich niet zó vredig gevoeld. Hij ademde diep in en uit, in en uit. Prana. Hij wist dat zij het niet erg vond dat Geleste hier was; dat zij, indien ze nog had geleefd, ingenomen zou zijn geweest met deze relatie. Waar zou zijzelf in dat geval dan nu geweest zijn? Wat zou haar gelukkig hebben gemaakt ? Adem in en uit. Dat was het meest trieste, dacht hij, dat hij er geen idee van had van alles wat haar gelukkig zou hebben gemaakt.

Op de achtergrond hoorde hij dat de shoji zachtjes opzij werd geschoven, maar hij lette er verder niet op. Sashiko was op feestdagen altijd vroeg. Dan deed zij haar werk en vertrok dan tegen de middag om bij haar gezin te kunnen zijn.

Hij hoorde een lade openschuiven toen ze haar schoonmaakspullen pakte. Eén, twee, de trippelpasjes van de kleine vrouw. Toen hoorde Nicholas een fluisterstem in zijn hoofd en met een ruk draaide hij zich om naar links, waarbij hij gebruik maakte van zijn vaart om de gestalte omver en tegen de grond te werpen.

Zijn aanvaller belandde plat op de rug, de pruik viel af, de kimono viel open en het scherpe blad van de wakizashi schitterde gemeen. Hij herkende hem ogenblikkelijk van de foto die Geleste hem in Venetië had laten zien. Tomoo Kozo.

Nicholas probeerde een zwaardslag te maken, maar hij was in het nadeel omdat hij met gekruiste benen zat, en Kozo was plotseling binnen zijn verdediging. De punt van het lange mes naderde zijn keel tot op enkele centimeters, en bij het zien van de haat in de ogen van de oyabun wist Nicholas dat hij geen andere keus had.

Hij dreef zijn uitgestrekte vingertoppen in een dodelijke stoot in het zachte plekje net onder Kozo's borstbeen, dwars door de huid, het vlees, en de inwendige organen heen, tot in het warme, kloppende hart. Hij keek Tomoo Kozo in het gezicht terwijl het leven uit hem weggleed en luisterde gespannen naar vreemde geluiden in het huis. Toen zocht hij naar de stem in zijn hoofd, maar hij wist dat Justine - als het Justine was geweest - voor de laatste keer had gesproken.

Zijn waakzaamheid verslapte. Maar niet voor lang, wist hij. Dus het was al begonnen. De centrale raad van de Kaisho had zich tegen hem gekeerd. Maar hij was nog in leven. Mikio Okami - zijn zorg en prooi - was in leven en trok aan de touwtjes in een nog onbekende schaduwdans. Nicholas ademde in, uit, en voelde de overvloed van adrenaline in zijn aderen langzaam afnemen.

Nogmaals was hij zó dicht bij de dood geweest dat hij de smaak ervan in zijn mond kon proeven. Bedekt met het bloed van een ander, liep hij naar buiten, de ongerepte sneeuw in. Hij boog zijn hoofd en begroette nieuwjaarsdag met een gebed.