7
Zwetend als een gek haastte Nigel zich over Exmouth Market, die loom tot leven kwam in de frisse lentezon. Hij was aan de late kant. Het FRC zou al open zijn, en hij was bezig politietijd te verspillen. Ik zeg gewoon dat het aan de ondergrondse lag, dacht hij, en niet dat ik gisteravond vergeten ben de wekker op te winden.
Toen hij bij de markt kwam op de hoek van Myddleton Street, zag hij Heather met haar handen op haar heupen bij de trap annex helling staan die naar de ingang van het gebouw leidde. Hij versnelde zijn stap nog een tikkeltje, waardoor zijn pukkel ritmisch tegen zijn heup bonkte en hij tegen de tijd dat hij bij haar was zijn hemd tegen zijn lijf voelde plakken. Hij was buiten adem.
‘Sorry,’ bracht hij hijgend uit.
Ze keek hem geamuseerd aan. Ze had haar blik niet op zijn bezwete voorhoofd gericht, maar daaronder.
‘Je draagt tweed,’ zei ze alleen maar.
Dat was zo. Een grijs visgraat jasje met daaronder een hemd zonder boord, met marineblauwe streepjes. Hoewel het jasje tweedehands was, had hij in ieder geval zijn best willen doen en daarom zijn trui, spijkerbroek en houtje-touwtjesjas maar thuisgelaten.
‘Kan het ermee door?’
Ze knikte en schonk hem een glimlach. ‘Het staat je goed. Je bent nu zo’n type met sluik haar dat iets met boeken heeft.’
Ze had een kort zwart rokje aan, zwarte kousen en kniehoge laarzen. Nigel was bang dat een paar oudere heren in het FRC het hierdoor te kwaad zouden krijgen.
‘Zijn jullie klaar met het uitwisselen van kledingtips?’ Een jonge, zelfverzekerd ogende man van Aziatische afkomst en met achterovergekamd haar met gel erin, kwam bij hen staan.
‘Nigel, dit is rechercheur Khan,’ zei Heather.
De twee mannen schudden elkaar de hand. Ondanks haar geruststelling was hij zich door Heathers commentaar en blik toch een beetje opgelaten gaan voelen. Omdat hij het nog steeds warm had, vroeg hij zich af of hij geen rood hoofd had.
‘Na jou,’ zei hij, en hij wees naar de deur.
Toen ze binnen waren, werd Nigels tas door de beveiliging onderzocht en daarna liepen ze naar de hoofdruimte. Die zat al vol met mensen.
‘Ik had nooit gedacht dat het hier zo druk zou zijn,’ zei Khan terwijl hij de bedrijvigheid overzag. ‘Het lijkt wel Piccadilly Circus.’
Nigel knikte. ‘Moet je in het weekend komen. Dan vechten ze om de dossiers.’
‘Ze zien er niet naar uit dat je nou eens lekker met ze kunt touwtrekken om iets,’ merkte Khan op. ‘Eerder dat je je uit verveling maar overgeeft.’
Nigel lachte, maar voelde zich toch een beetje beledigd. Jawel, hij was ook vaak bezig het soort mensen af te kraken dat zo fanatiek op zoek was naar hun voorouders. Het type dat zich liever terugtrok in de rustige, stille wereld van de doden dan in het gevaarlijke, opdringerige heden te vertoeven. Maar tegenwoordig werd je overspoeld met informatie over rijke, beroemde en brallerige types. Iemand moest toch zijn best doen om de herinnering levend te houden aan de gewone mannen en vrouwen die alles draaiende hadden gehouden.
‘Nou, wat is de opdracht?’ vroeg Khan en hij wreef in zijn handen.
Ze liepen naar een van de afdelingen met ongeveer twintig jaargangen van gebonden, rode geboortebewijsregisters, die geschikt op jaartal op dikke houten planken stonden.
‘Ik ga door de geboortebewijzen, jij doet de huwelijken, en Heather, jij doet de doden.’
‘Reuze toepasselijk,’ mompelde Khan duister.
‘De methode om door de dossiers te gaan is voor allemaal hetzelfde,’ zei Nigel, die bij het vooruitzicht dat hij een paar uur door de geboorteregisters kon bladeren, stond te popelen om te beginnen.
Hij trok een dik dossier van de bovenste plank. Het dossier had een door veelvuldig gebruik versleten en verweerd leren omslag, en hij legde het neer op een houten lessenaar in een omgekeerde V-vorm met onderaan een rand om te voorkomen dat het boek eraf gleed.
‘Dit is het geboorteregister van 1879, eerste kwartaal, januari tot en met april,’ zei hij, en hij wees op de opdruk op de rug.
Hij sloeg de eerste bladzijde op. Zowel Heather als Khan bogen zich eroverheen om het beter te kunnen zien. De pagina was bevlekt en groezelig van de duizenden vingers die eroverheen waren gegaan, op zoek naar een naam. De rechterbenedenhoek was stijf en bros omdat mensen hun vingers nat hadden gemaakt om de pagina’s beter te kunnen omslaan.
‘We hebben geluk dat de gegevens voor 1879 allemaal getypt zijn, daardoor passen ze in één deel.’
‘Er staan bergen namen op deze pagina,’ zei Khan zonder veel animo.
Nigel haalde zijn schouders op. ‘De gegevens zijn alfabetisch gerangschikt: eerst de achternaam en dan de voornamen. Maar in dit geval zijn we geïnteresseerd in de kolommen met het district en paginanummer 1a137. Als jullie dat nummer tegenkomen, noteer dan de gegevens en in welk deel het zich bevindt. Is het zo duidelijk?’
‘Denk het wel,’ zei Heather. ‘Geldt dat voor alle registers?’
‘Min of meer. Leeftijd en datum van overlijden. Noteer die ook. Rechercheur Khan, uw huwelijksregister is hetzelfde als dit register.’
‘Met minder namen, mag ik hopen,’ was Khans enige reactie.
Drie uur later ging Nigel de trap af naar de kantine. Heather en Khan zaten al op hem te wachten. Ze waren allebei zo te zien opgewonden.
‘Hoe ging het?’ vroeg hij terwijl hij ging zitten.
‘Heather is helemaal geschokt,’ verklaarde Khan.
‘Hoezo?’
‘Niet te geloven hoeveel kinderen bij hun geboorte zijn gestorven,’ zei ze met grote ogen. ‘Op elke bladzijde stond bij “leeftijd bij overlijden” wel eentje met nul. Ongelooflijk. Jezus, wat hebben wij het dan makkelijk. Ik bedoel maar, mijn vriendin Claire heeft een halfjaar geleden een kind gekregen en de bevalling duurde wel veertig uur. Veertig uur! Uiteindelijk kreeg ze toch een keizersnee. Honderd jaar geleden zou zo’n baby zijn gestorven.’
‘En zij waarschijnlijk ook.’
Heather knikte en beet op haar lip. ‘Verbijsterend. En terwijl ik werd geconfronteerd met de gruwelijke realiteit van kindersterfte in victoriaans Engeland, zat onze Simon Schama hier alle gekke namen die hij tegenkwam op te schrijven.’
Khan pakte zijn notieboekje op. ‘Moet je horen: Smallegat, Schuifaars, Daas. Daas! Kom nou toch, als jij Daas heette zou je dat toch veranderen? Maar deze is de beste: Aarsman. Stop het in je aars, man!’
Khan schoot in de lach. Nigel glimlachte. Heather vertrok geen spier.
‘Je bent echt een groot kind, weet je dat?’ zei ze, hoewel er nu toch een glimlach om haar mond speelde. Ze richtte zich weer tot Nigel. ‘Hij is nog geen jaar rechercheur en nu is hij al zo. Wacht maar af, over tien jaar is hij net zo blasé en cynisch als Foster.’
‘Maar wel met meer haar.’
‘Ben je klaar met het doorzoeken?’ vroeg Nigel.
Heather schudde haar hoofd. ‘Ik ben wel al bij september, maar dat komt omdat april en juni ontbreken.’
‘Worden die gerestaureerd?’
‘Ja. Ik heb het gevraagd bij de informatiebalie en ze hebben het nagegaan. Als het meezit is het maandag weer terug. Laten we hopen dat wat we zoeken niet daarin staat.’
‘Dat gebeurt wel vaker,’ zei Nigel. ‘Ze gaan iedere dag door heel veel smoezelige handen.’
‘Net als…’
‘Haal het niet in je hoofd om met die mop te komen, Maj,’ viel Heather hem in de rede en ze stak waarschuwend haar vinger op.
Khan trok een zogenaamd onschuldig gezicht. ‘Dat zou ik toch nooit doen.’
Heather negeerde hem.
‘Ik ben bijna klaar,’ voegde hij eraan toe.
‘Nou, ik ben helemaal klaar, dus kan ik jullie allebei een hand geven,’ zei Nigel.
Heather keek hem met een opgetrokken wenkbrauw aan. ‘Dat ging snel.’
Nigel haalde zijn schouders op. Hij zei maar niet dat hij ooit honderddrieënzestig jaar registers had doorgespit in vijf uur; of dat hij een keer op één dag een stamboom had teruggebracht tot 1837, alleen maar door zijn snelheid en met maar een paar aanwijzingen.
‘Wie gaat het doorbellen naar Southport als we klaar zijn?’ vroeg hij.
‘Ik fax ze vanuit het kantoor hier,’ verklaarde Heather. ‘Ik doe ze allemaal tegelijk, dus wachten we tot we alle drie klaar zijn.’
‘Hallo, Nigel.’
De stem kwam van rechts achter hem, en hij wist onmiddellijk wie het was.
‘Hoi, Dave,’ zei hij zonder zelfs maar om te kijken.
Het was inderdaad Dave Duckworth. De te dikke, eeuwig bezwete Dave Duckworth met de doorlopende wenkbrauwen. Totdat de oude man die het bureau runde de geest had gegeven, had hij daar met Nigel samengewerkt.
‘Zo zo, Nigel. Ik hoorde dat Branches Agency net als Lazarus uit de dood is herrezen.’
In de drie weken dat Nigel weer terug was, hadden hun paden elkaar nog niet gekruist.
‘Dat heb je dan goed gehoord, Dave.’
Dave keek zogenaamd verrast. ‘Dus ik mag hieruit afleiden dat een zekere N. Barnes met al zijn geleerdheid niet in staat is geweest de academische wereld stormenderhand te veroveren?’
‘Zoiets.’
Dave lachte breed, en knikte toen naar Heather en Khan. ‘Maar zo te zien heb je genoeg schadeloosstelling ontvangen om je personeel te kunnen veroorloven.’
Nigel zag dat Heathers ogen zich verkleinden. Ze had het soort gezicht waarop de emoties ogenblikkelijk waren af te lezen. Hij voelde zowel ontzag voor haar als fascinatie.
Voordat Nigel iedereen aan elkaar kon voorstellen, kwam Dave ertussen. ‘Ik maak maar een grapje, natuurlijk.’
Heathers glimlach was allesbehalve oprecht. Nigel kon zien dat ze Dave een engerd vond, en hij kon niet zeggen dat ze het qua oordeel bij het verkeerde eind had.
‘Ik weet dat jullie van de politie zijn,’ voegde Dave eraan toe.
Niemand zei iets.
‘Iedereen bij het FRC heeft het erover dat je met het halve Criminal Investigation Department kwam binnen zetten. Waar zijn jullie mee bezig?’
‘Volgens mij is dit vertrouwelijk, meneer…’ zei Heather
‘Duckworth. Dave Duckworth,’ zei hij, en hij stak zijn hand uit. ‘Als u nog deskundige hulp nodig heeft, aarzel dan niet me een belletje te geven.’ Hij trok een paar visitekaartjes uit een bruinleren portefeuille.
‘Dank u, meneer Duckworth,’ reageerde Heather ijzig. ‘Meneer Barnes doet het uitstekend, maar we zullen uw aanbod in gedachten houden.’
‘Graag,’ zei hij met een glimlach, en vervolgens richtte hij zich weer tot Nigel. ‘Kan ik eventjes met je babbelen?’
‘Ik ben bezig, Dave.’
‘Tien seconden. Meer niet.’
‘Excuseer me,’ zei Nigel tegen de rechercheurs.
Hij liep achter Duckworth aan naar de muur bij de kluisjes, en vroeg zich af wat hij van hem wilde. Iets met geld, dacht hij. Geld was Dave Duckworths afgod. Zijn hele carrière, zijn hele leven stond in het teken van geld verdienen. Opdrachten werden niet beoordeeld naar de kwaliteit van het onderzoek, maar door de hoeveelheid geld die ze opleverden. Nigel had Dave nog nooit op liefde voor het verleden kunnen betrappen, de opwinding van het onderzoek, interesse in het verhaal van de dode mensen. Hij was alleen maar uit op zo veel mogelijk werk om zo veel mogelijk geld binnen te kunnen halen. Niemand wist waaraan Dave dat geld uitgaf. Hij droeg goedkope kleren, had geen noemenswaardig sociaal leven, en stond bekend om zijn zuinigheid. Nigel zag hem al voor zich in zijn meurende flat, bezig met het tellen van geld met een vingerhoedje.
‘Ik ben echt ergens heel erg mee bezig, Dave,’ zei Nigel vermoeid.
‘Weet ik. Je bent heel erg met een moordzaak bezig.’
Nigel was heel even sprakeloos. ‘Hoe weet je dat?’
Dave werd kwaad en tikte tegen zijn neus. ‘Dat is voor mij een weet, Nigel, en voor jou en je vrienden een vraag. Maar zonder dollen, wat we gaan doen?’
‘Hoe bedoel je?’
Dave boog zich heel dicht naar hem toe. Nigel vond dat niet prettig; Daves adem stonk naar koffie.
‘Wat zou je ervan vinden als we een van mijn contacten bij de pers vertellen wat er speelt en dan een honorarium vangen voor onze moeite?’ fluisterde hij.
‘Wat weet je allemaal, Dave?’
‘Dat het iets te maken heeft met de moord in Notting Hill, een paar dagen geleden.’
‘Ik snap nog steeds niet hoe je dit weet.’
‘Maakt niet uit. Het gaat erom wat de volgende stap is.’
Nigel ging rechtop staan. Hij wierp een blik op Heather die naar hen zat te kijken.
‘De volgende stap is dat je van mij kan opdonderen, Dave. Ik moet aan het werk.’ Hij liep bij Duckworth vandaan en ging terug naar het tafeltje.
Heather wierp hem een bezorgde blik toe. ‘Alles in orde?’ vroeg ze.
Nigel haalde even diep adem. ‘Ja hoor, gewoon een vroegere collega.’
‘Zo te zien zijn jullie niet zulke goede maatjes.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘De professionele genealogie is een klein wereldje. Iedereen zit achter hetzelfde geld aan, en dan heb je nog wel eens last van concurrentie.’
Hij zei maar niet tegen haar dat Duckworth tegenwoordig het grootste deel van zijn inkomsten ontving via de diensten die hij landelijke kranten aanbood. Wanneer iemand in het nieuws kwam, hingen de tabloids meteen aan de telefoon met de vraag of hij de familiegeschiedenis van diegene wilde nagaan, om te kijken of er geen lijken in de kast waren, of om andere familieleden op te sporen met wie kon worden gesproken. Voordat Nigel was weggegaan van de universiteit, had hij ook een aantal keer voor de pers gewerkt, hoewel hij daardoor een hekel aan zichzelf kreeg. Maar het geld maakte veel goed.
‘Hoe wist hij dat we van de politie waren?’
‘Weet ik niet. Misschien heeft iemand bij het GRO of iemand hier van het FRC iets gezegd.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Behalve het team weet niemand iets over de verwijzing. Alleen jij.’
Heather was er heel snel in geslaagd om Nigel zich onbehaaglijk te laten voelen. Alsof ze zich daarvan bewust werd, verzachtten haar trekken zich en schonk ze hem een warme glimlach.
‘Maak je geen zorgen, Nigel. We gaan er niet van uit dat jij het hun hebt verteld. Jezusmina, we hebben je pas anderhalve dag geleden op de hoogte gesteld en sindsdien ben je bijna voortdurend in ons gezelschap geweest. Misschien kun je je overredingskracht gebruiken om na te gaan wie zijn bron is?’
‘Reken maar,’ zei hij ernstig. ‘Ik denk niet dat hij iets weet over dat verwijzingsteken, anders had hij dat wel gezegd. Hij is het soort type dat niks voor zich kan houden, zeker niet als hij denkt dat hij je daarmee de baas is.’
‘Maar wat moest hij dan?’
‘Een beetje over het werk praten.’
Khan kwam tussenbeide. ‘We moeten dit tegen Foster zeggen. Hem waarschuwen dat de pers dit zal oppikken.’
‘Wat oppikken?’ vroeg Heather. ‘Het enige wat hij te melden heeft, is dat er rechercheurs in het FRC waren. Dat zegt niks. We kunnen wat dat betreft net zo goed onze eigen stamboom aan het navorsen zijn. Vanwege de kick die politiemensen van genealogie krijgen of zoiets. Laat dat griezeltje maar lekker zijn best doen.’
Inspecteur Khan stond op en ging naar het herentoilet. Heather keek Nigel aan.
‘Hoe zit dat met “de academische wereld”?’
Hij vond het fijn dat ze interesse in hem toonde, maar nu kwam ze te dicht in de buurt van iets waar hij het niet over wilde hebben. Blijkbaar had ze alles geregistreerd wat Duckworth had gezegd.
‘Anderhalf jaar geleden ben ik met dit werk opgehouden. Het werd niet het succes dat ik ervan had verwacht. Ik kreeg een aanbieding van de universiteit van Middlesex om een studie familiegeschiedenis op te zetten. Het liep niet zoals het moest,’ legde hij uit, zonder in verdere details te willen treden.
‘Had je genoeg van genealogie?’
‘Ik had er genoeg van een bureau te runnen dat genealogisch onderzoek doet voor andere mensen.’
‘Maar dat doe je nu dus weer.’
Ja, dat is zo, dacht hij. Behalve dat ik nu voor de politie werk aan een moordzaak, en dat als een soort bevrijding voelt.
‘Kom op,’ zei hij. ‘We gaan de rest van de aktes zoeken.’