- 13 -
Nog diezelfde middag vloog Mornajay naar Marrakesj. Hij was nog steeds een beetje geïrriteerd omdat hij zijn vakantie in Spanje moest onderbreken, maar daarnaast begon hij steeds nieuwsgieriger te worden naar wat hij zou ontdekken en eventueel klaarspelen in Marokko. Hij voelde het als een uitdaging, net als in zijn jeugd, toen hij zich opwerkte in een groeiende CIA en hij meer dan eens in een onvriendelijke stad was aangekomen met niets dan de naam van een contactadres, waar hij misschien iets, maar misschien ook niets aan had, sterker nog, dat misschien niet eens te vinden zou zijn. Hij had het lijstje bij zich van zeven stadjes, dat Carstairs hem telefonisch gegeven had, plus de bijbehorende namen van de zeven informanten. Verder beschikte hij, dankzij zijn bronnen, over de naam van een jongeman in Marrakesj die hij waarschijnlijk vragen zou kunnen stellen zonder te moeten vertellen wat de reden was voor zijn komst. Dat was één reden waarom hij Marrakesj als zijn uitvalsbasis had gekozen. De andere was dat Marrakesj vlakbij de Hoge Atlas lag, en bij het land daarachter.
Hij droeg een wit maatkostuum, dat mooi afstak bij zijn grote hoofd met de lange, dikke, grijze manen erboven. Hij was zeer trots op zijn haardos en gaf toe dat hij ijdel was. Zijn zes dagen in Spanje hadden zijn gezicht een kleur gegeven die een beetje warmte gaf aan zijn kille grijze ogen. Het was een heel jaar geleden dat een onverwacht bericht uit Thailand hem achter zijn bureau vandaan had gehaald om hem in een persoonlijke tragedie terecht te laten komen, die hem enigszins ontdooid had, al bleef hij een koele persoonlijkheid, die slechts een haar minder onaangenaam overkwam, en een klein beetje minder egoïstisch. Binnen de CIA was hij in elk officieel opzicht de meerdere van Carstairs, maar het was een teken van de verandering die hij doorgemaakt had, dat hij zijn autoriteit, waar het om de Atlasgroep ging, met vier andere mensen deelde.
Vanaf het vliegveld nam hij een taxi naar het Hotel Mamounia, waar hij een kamer had gereserveerd. Hij voelde zich weer helemaal opleven. Hij hield van luxe en het hotel, dat onlangs was gerestaureerd, dompelde hem onder in een wereld van Duizend-en-een-nacht, met een vleugje Art Deco. Eenmaal op zijn kamer belde hij ene Kenneth Bartlett op en kondigde aan dat hij er was en binnen een uur zou langskomen. Vervolgens bestelde hij een huurauto, waarin hij, zogenaamd als toerist, een weekje door het land wilde toeren. Alvorens de sleuteltjes in ontvangst te nemen, trok hij eerst iets nonchalantere kleren aan en pakte hij een kleinere tas uit zijn koffer, waarin hij een verrekijker deed, twee truien, laarzen, een windjack en een wollen muts, scheergerei en een apparaatje dat in alles op een fototoestel leek, maar in feite een pistool was. Een tweede camera hing hij iets openlijker over zijn schouder. Met zijn tas slenterde hij door de enorme hal vol spiegels, banken en beeldhouwwerken. Hij tekende de papieren voor de Renault, bekeek de kaart en vertrok om zijn contactman Kenneth Bartlett op te zoeken.
Aangezien de aanwezigheid van de CIA in Marokko in de praktijk geheim was - het Congres zou er niet blij mee zijn - vond hij zijn man in een stoffig kantoor vlak bij de Avenue Mohammed V, op de verdieping boven een café. De deur naar het kantoor droeg het nietszeggende opschrift IMPORTS. Hij deed hem open en zag overal archiefkasten en computers, wandkaarten, boeken en twee bureaus, kriskras door elkaar. Slechts een van de bureaus was bezet. Een dichte deur leidde naar een tweede kamer, waarvan hij vermoedde dat het de communicatiekamer was. De jonge Bartlett stond op van het dichtstbijzijnde bureau en stak zijn hand uit. 'Meneer Mornajay, het is een eer u te mogen ontvangen,' zei hij. Zijn besproete gezicht straalde.
Mornajay was tevreden dat zijn intuïtie hem niet bedrogen had: Bartlett zag er inderdaad uit of hij nog niet lang geleden was afgestudeerd. Hij was nog niet op de proef gesteld en had waarschijnlijk meer belangstelling voor statistieken en computers dan voor waaghalzerij. Hij schudde de uitgestoken hand, liet zich in de stoel naast het bureau vallen en herhaalde zo nonchalant mogelijk dat hij gewoon met vakantie was, en alleen maar even kwam binnenvallen voor een babbeltje, en om eventueel wat tips in ontvangst te nemen over waar hij het beste kon eten en wat er allemaal te zien was. 'Nou, er is allereerst de Djemma-el-Fna,' zei Bartlett enthousiast, 'hoewel u erop bedacht moet zijn dat ze geld willen zodra u ergens blijft staan om iets te bekijken. Dat is ook waar Jenkins . . .' en hij gebaarde naar het lege bureau, ' . . . door een zakkenroller is bestolen, maar ik kan u aanbevelen om er een keer op een avond langs te rijden. Dan zijn alle stalletjes met lantaarns verlicht en is het net of u een heel veld vol vuurvliegjes ziet.'
Niet alleen statistieken en computers, stelde Mornajay zijn conclusie bij.
'En dan is er natuurlijk de Koutoubia. De toren is heel beroemd, maar u kunt er niet in.'
Mornajay deed of hij wat aantekeningen maakte en zei minzaam: 'Ik kan wel merken dat u hier niet hebt stilgezeten. Hebben ze u interessant werk gegeven? Is er nog iets opwindends aan de gang momenteel?'
Bartlett keek bezorgd. 'Ja, het is plotseling heel druk . . . dat is ook waarom Jenkins er niet is. Het is een beetje moeilijk om erachter te komen wat er precies aan de hand is, maar de politie heeft onze assistentie gevraagd, hoewel ik niet helemaal zeker weet of het de politie wel is,' benadrukte hij. 'Als u begrijpt wat ik bedoel, meneer.'
Mornajay verzekerde hem dat hij het begreep.
'Het schijnt dat er een man dood is aangetroffen in een moskee, of bij een moskee, in de buurt van Erfoud. Hij was doodgeschoten en zijn auto was achtergelaten. Hij reisde met een vrouw, een Amerikaanse vrouw . . .'
Uit niets bleek dat Mornajay opeens zeer geïnteresseerd was.
'Een Amerikaanse, zei u?' vroeg hij op luchtige toon.
' . . . en ze denken dat zij degene is die hem vermoord heeft.
Hoe dan ook, ze is verdwenen, wat niet bepaald makkelijk is in Marokko, zeker niet voor een Amerikaanse, een vrouw nog wel. Nog afgezien van het feit dat er in dat deel van het land weinig toeristen zijn. Vooral in januari. Het is allemaal nogal mysterieus, maar wat mij niet lekker zit, meneer . . .'
'Was er ook sprake van een eventuele handlanger? Of van de identiteit van de dode man?' vroeg Mornajay, iets scherper nu.
Bartlett schudde zijn hoofd. 'Nee, meneer, maar wat mij niet lekker zit . . . nou ja, ik stond erop dat ik hier op kantoor zou achterblijven, dus Jenkins is eropuit gegaan om met de autoriteiten te gaan overleggen, maar wat ik u graag zou willen vragen is of ik mijn plicht ook verzaakt heb. De politie klonk nogal wanhopig, maar ik begreep niet goed waarom wij . . . nou ja, ik had er gewoon geen zin in, om een vrouw te helpen opsporen die Amerikaanse is.'
'Het opvolgen van bevelen is natuurlijk altijd geboden,' zei Mornajay vroom, 'maar in dit geval geloof ik dat u er goed aan hebt gedaan op uw gevoel af te gaan. Het is hun zaak. Pas als ze de vrouw gevonden hebben, wordt het onze zaak.'
'Dank u wel, meneer,' zei Bartlett dankbaar. 'Maar het is nog steeds een beetje beangstigend. Ze hebben in het hele land de jacht geopend op die Mrs. Pollifax.'
Mornajay kneep zijn ogen half dicht. 'Pollifax?' Carstairs had wel over een vrouwelijke agent gesproken, maar had haar naam niet genoemd. 'Hoorde ik u Pollifax zeggen?' Bartlett knikte. 'Eigenaardige naam, vindt u ook niet?'
Mornajay was geschrokken. Dat kan niet, dacht hij, dat is onmogelijk. Het moest iemand anders zijn. Hij hoorde Bartlett zeggen dat als ze ver genoeg naar het zuiden zou weten te komen, ze met een beetje geluk Amerikanen zou kunnen tegenkomen, bijvoorbeeld de technische ploegen van Westinghouse, die aan de elektronische muur werkten waarmee de Polisario's uit de Spaanse Sahara gehouden moesten worden, maar dat was wel een heel eind zuidelijker dan Erfoud. Mornajay onderbrak hem. 'Hebt u ook een signalement van die vrouw?'
Bartlett stond op en liep naar het bureau van Jenkins. Hij pakte een stuk papier. 'Een heel nauwkeurig signalement,' zei hij.
Mornajay probeerde nog steeds zo luchthartig mogelijk te klinken. 'Je vraagt je af hoe de politie of de Marokkaanse inlichtingendienst zo'n nauwkeurig signalement kan geven van een vrouw die ze nog nooit gezien hebben.'
Bartlett keek hem opeens scherp aan, maar zei alleen maar: 'Hier is het.' En hardop las hij een heel goede beschrijving voor van de vrouw naar wie ze zochten.
Grote god, dacht Mornajay. Het was niet te geloven, het kon natuurlijk niet, maar het klonk precies als de vrouw die hij een jaar geleden in Thailand ontmoet had, de vrouw die daar door de bergen zwierf, op zoek naar haar man, alleen had niets er toen op gewezen dat ze iets anders zou kunnen zijn dan een toeriste. Het was onvoorstelbaar, het was onmogelijk, maar toch wilde hij dolgraag zekerheid hebben. 'Telefoontjes naar Amerika gaan geloof ik via Rabat, maar hebt u ook een directe verbinding met Virginia?'
'Ja,' zei Bartlett enigszins verrast.
Mornajay knikte. 'Nu ik hier toch ben,' zei hij beleefd, Vraag ik me af of u het erg zou vinden als ik even over een andere zaak bel, waar ik graag mee op de hoogte wil blijven.'
'Natuurlijk niet.' Bartlett ging hem voor naar de andere kamer, waar hij Mornajay alleen liet. Binnen een paar minuten had Mornajay Carstairs rechtstreeks aan de lijn.
'Ik zit in Marrakesj,' zei hij vriendelijk, 'en ik moet een belangrijke vraag stellen voor ik verder ga. Van de twee . . . eh . . . vrienden die ik hier moet opsporen, was één een vrouw wier naam je niet genoemd hebt en die ik nu ook niet zal noemen, begrijp je? Maar wat ik weten wil is dit: was die vrouw precies een jaar geleden in Thailand?'
Hij hoorde hoe Carstairs opeens diep inademde. 'Hoe weet jij in 's hemelsnaam . . . om precies te zijn, ja, maar hoe kun jij . . .' Hij was even stil. 'Mijn god,' vervolgde hij toen ontsteld, 'jij zat toen ook in Thailand, maar je gaat me toch niet vertellen dat jullie elkaar daar ontmoet hebben?' Mornajay gaf hier geen antwoord op. 'Werkte zij toen voor jou? Zat ze in opdracht van jou in Thailand?'
'Ja,' zei Carstairs, 'maar je geeft geen antwoord op mijn vraag.' Mornajay schoot in de lach. 'Het leven kan soms heel ironisch zijn. Ik dacht dat ze zo'n onnozele toeriste was en dat heb ik haar gezegd, terwijl zij veronderstelde dat ik iets met drugs te maken had. Als het dezelfde vrouw is - en ik kan je alvast wel verklappen dat ze hier heel populair is op het moment, als je begrijpt wat ik bedoel - dan weet ik tenminste wie ik zoeken moet en kan ik haar vindingrijkheid iets beter inschatten.'
'Het staat er niet best voor?' vroeg Carstairs. 'Absoluut niet. Speld in een hooiberg, zoiets.'
'Wat ga je doen?'
'Ik heb geen flauw idee,' zei Mornajay, en hij verbrak de verbinding.
Hij liep de andere kamer weer binnen. Bartlett keek op van zijn computer en zei: 'Is het gelukt, meneer?' Toen Mornajay knikte, vroeg hij: 'Meneer, mag ik u nog een vraag stellen die me bezighoudt?'
'Natuurlijk. Vraag maar raak.'
Hij fronste zijn voorhoofd. 'Nou, meneer, ik realiseer me dat dit land heel strategisch aan de Middellandse Zee ligt en ik heb me laten vertellen dat we niet kunnen hebben dat de koning hier, net als de sjah van Perzië, van zijn troon wordt gestoten. Daarom zijn we hier ook en steunen we hem zoveel mogelijk. Amerikaanse instructeurs trainen Marokkaanse piloten in antiraket-tactieken en iedereen is bang dat de oorlog de koning ondermijnt of verzwakt, maar wat ik nog steeds niet goed begrijp is waarom de Marokkanen deze oorlog eigenlijk voeren?'
'O?' zei Mornajay uitnodigend.
'Ja. Ik vraag het aan mensen - in cafés en op markten en zo. Marokkanen, bedoel ik. Een van hen zei dat de Polisario's huurlingen in dienst van Algerije zijn, omdat Algerije een haven aan de oceaan wil. Maar dat klinkt niet erg logisch, want Algerije heeft al havens aan de Middellandse Zee. Een andere man zei dat het is omdat de Spaanse Sahara ooit deel uitmaakte van Marokko . . .' Hij fronste zijn wenkbrauwen nog dieper, terwijl hij worstelde met zijn probleem.
'Ik denk dat ik het u iets beter kan uitleggen,' zei Mornajay met een glimlachje. 'Het is allemaal begonnen in 1956, toen Marokko onafhankelijk werd van Frankrijk. In een opwelling van nationalistische gedrevenheid verkondigde het hoofd van de Istiqlal-partij, ene Allal el-Fassi, dat Marokko nooit echt één zou kunnen zijn als het niet alle landen veroverde waar sultans en Marokkaanse legers sinds de vijftiende en zestiende eeuw ooit doorheen waren gemarcheerd.' Hij vertelde het op droge toon. 'Gezien de honderden uitstapjes de woestijn in, op zoek naar goud en slaven, en gezien al die handelsposten die ooit zijn opgezet en toen weer verlaten, ging het om een aanzienlijk gebied. In 1959 bijvoorbeeld hebben de Marokkanen Timboektoe bezet, maar na een paar jaar was el-Fassi zo verstandig om Timboektoe te schrappen: het was te arm en te afgelegen. Hij publiceerde zijn kaart van "Groot Marokko".
De mensen mochten zijn extravagante eisen aanvankelijk belachelijk vinden, de koning dacht er anders over, want sinds 1958 was zijn populariteit steeds verder afgenomen. Hij had een zaak als deze nodig en ondersteunde de eisen van el-Fassi. Ook hij vond dat Marokko eigenlijk drie keer zo groot hoorde te zijn.
Ik zou er nog aan kunnen toevoegen,' zei hij toonloos, 'dat die kaart van "Groot Marokko" niet alleen de Spaanse Sahara omvatte, maar ook een heel groot deel van Algerije, heel Mauritanië en de helft van Mali. Dat zat Algerije niet lekker, zoals u zich kunt voorstellen, en Marokko en Algerije werden vijanden van elkaar. Daarom steunt Algerije de Polisario's ook. Want als Marokko de Spaanse Sahara inpikt, wat volgt er dan?'
Bartlett staarde hem ontsteld aan. 'Maar dat is waanzin. U bedoelt dat daar die oorlog om gevoerd wordt die de mensen hier zo arm houdt?'
Mornajay gaf hem een schouderklopje. 'U moet de begeerte naar macht nooit, nóóit onderschatten, mijn beste. Die begeerte maakt pionnen van ons en heerst in alle uithoeken van de aarde. Als u me nu zou willen excuseren, dan ga ik weer vakantie vieren. Duizendmaal dank voor uw goede raad.' Bartlett knikte. 'Het was me een genoegen. Waar denkt u dat u eerst heen gaat?'
'O, ik denk dat ik, als het weer een beetje meezit, eerst de Hoge Atlas in duik. Dan neem ik de Tizi Pas en bekijk eerst Zagora, voor ik de luxe restaurants van Marrakesj ga uitproberen.'
Bartlett fronste opnieuw zijn voorhoofd. 'De Tizi Pas was gisteren nog afgesloten voor alle verkeer, wegens zware sneeuwval. Maar hij kan vandaag natuurlijk weer zijn opengesteld.' Hij klaarde weer op. 'Wanneer u in Ouarzazate zit, dan kunt u Jenkins aantreffen in het Hotel Riad Salaam, als u zin hebt hem op te zoeken.'
Dat was interessant. 'Dus vanuit Ouarzazate hebben ze hun jacht op touw gezet?' Toen Bartlett knikte, besloot hij dat het wel héél interessant was. Hij wuifde en vertrok. Zijn bezoek aan deze jongeman had hem een aardige hoeveelheid nuttige informatie opgeleverd. Hij zou de zaak eens goed overwegen op weg naar de Tizi N'Tichka Pas, voor hij zijn speurtocht naar Mrs. Pollifax daadwerkelijk begon. Mrs. Pollifax . . . Hij schudde zijn hoofd. Hij was stomverbaasd dat ze een agente van Carstairs was en nog een klusje voor Atlas deed ook. Hij vond het nog steeds moeilijk te geloven, maar toch besefte hij dat, als ze een beroeps zoals hij ertussen had kunnen nemen, ze misschien ook wel in staat zou zijn om de mensen hier, die haar op de hielen zaten, te slim af te zijn. Haar kansen waren gering, maar het was nu aan hem om een manier uit te vogelen om haar kansen te vergroten. Hij vroeg zich eveneens af welke Max Janko in Erfoud doodgeschoten was.