- 1 -
Carstairs zat achter zijn bureau, hoog in het CIA gebouw, en bestudeerde de foto die voor hem lag. 'Ik vertrouw hem niet, Bishop,' zei hij chagrijnig. 'Ik ben helemaal niet blij met de keuze die ze voor ons in Cairo gemaakt hebben. Ik vind het een verdomd onprettig idee om deze man alleen op Marokko los te laten. Het is een veel te belangrijke klus . . . er staan zeven mensenlevens op het spel, verdomme!'
Zijn assistent, die aan de andere kant van het bureau zat, zei beleefd: 'Cairo is altijd betrouwbaar geweest in het verleden, meneer; hebt u een speciale reden om zo tekeer te gaan? Ik geef toe dat de snor van Janko mij een beetje te sierlijk is, maar verder . . .'
Carstairs fronste zijn voorhoofd. 'Je gaat aan zijn gezicht voorbij, Bishop, de ogen, de mond. Hij kijkt te onbeschaamd voor een islamitisch land, hij kijkt arrogant. Ik besef wel dat hij de enige op korte termijn beschikbare persoon is die Arabisch spreekt, maar toch . . .' Zijn stem stierf weg en hij fronste zijn voorhoofd nog dieper. 'Je weet hoe kwetsbaar de Atlasgroep is, er hoeft maar iets fout te gaan, één overhaaste beslissing, één verkeerde man . . .' Hij schudde zijn hoofd. 'Plotseling, na jaren van vijandelijkheden, knopen Marokko en Algerije diplomatieke betrekkingen aan en wie weet wat er gaat gebeuren, welke stroppen er worden aangetrokken of -als je me wilt excuseren voor het mengelmoesje van metaforen - welke hel er losbreekt voor onze Atlasgroep, vooral als we ontmaskerd worden. En nu dit.'
Geduldig probeerde Bishop het nog eens. 'Het zou best een heel slechte foto kunnen zijn, weet u. Jammer dat hij in Cairo zit en dat u hem niet kunt spreken, want dan zou u er misschien anders tegen aankijken. Ik begrijp niet goed wat u dwars zit, meneer.'
'Ik ook niet,' gromde Carstairs, 'maar het is een heel duidelijke foto en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat deze Janko niet de juiste man is. Ik begrijp wel dat we aan hem vastzitten, maar ik zou me een heel stuk beter voelen -gezien zijn uiterlijk - als hij met iemand samen kon reizen, iemand om hem in de gaten te houden, om zijn toeristenimage te completeren; hij ziet er domweg niet uit als een toevallige toerist. Iemand die zijn persoonlijkheid zou kunnen afzwakken, want die wekt op mij een superieure en agressieve indruk, iemand om hem . . . ja . . .'
'On-onbeschaamd te laten lijken?'
'Maar, Bishop!'
'Sorry,' zei Bishop deemoedig.
Carstairs grinnikte. 'Oké, ik geef toe dat ik akelig onduidelijk ben, maar ik kan je wel vertellen wat hij nodig heeft: een Mrs. Pollifax.'
Opeens begreep Bishop het. De slimheid van Carstairs vervulde hem met ontzag. Carstairs had de neiging om dingen in beelden te zien en toen hij Mrs. Pollifax noemde, maakte een schandelijke opgewektheid over zoveel creativiteit zich van Bishop meester. Hij keek weer naar de foto op het bureau, naar de felle zwarte wenkbrauwen, de dikke zwarte snor en het hooghartige gezicht van Janko. In gedachten zette hij de vrolijke, vriendelijke Mrs. Pollifax ernaast - zo onschuldig en betrouwbaar om te zien - en hij schoot in de lach. 'Ik begrijp precies wat u bedoelt,' zei hij. 'Vooral dat van dat afzwakken. Emily zou een zeer heilzame werking op hem hebben en ze zou hem zonodig uit de nesten kunnen halen waar hij zich misschien in werkt.'
Carstairs knikte. 'Deze Max Janko hier mag dan een talenwonder zijn - dat is kennelijk zijn specialiteit - maar aan zijn uiterlijk te zien betwijfel ik of hij er het flauwste benul van heeft wat het woord tact inhoudt.' Zijn glimlach verdween. 'Helaas is er maar één Emily Pollifax en we kunnen Cyrus moeilijk vragen of we zijn vrouw even mogen lenen om haar met een andere man op reis te sturen.'
Er verscheen langzaam een glimlach op het gezicht van Bishop. Heel achteloos en met iets ondeugends, zei hij: 'Ik weet toevallig dat Cyrus drie dagen geleden vertrokken is om zijn nieuwe kleinzoon op te zoeken in Kenia, waar zijn dochter en haar man momenteel wonen . . .'
Carstairs staarde hem aan. 'Alleen? Is Mrs. Pollifax niet met hem mee?'
De glimlach van Bishop verbreedde zich. 'Nee, meneer.'
'Waarom niet?' vroeg Carstairs. 'Er is toch hoop ik niks mis tussen hen.'
'Voor zover ik het begrepen heb,' zei Bishop, 'hebben ze er onlangs weer een nieuwe serie kleinkinderen bij gekregen en hebben ze besloten hun verantwoordelijkheden jegens de volgende generatie op te delen, voor ze allebei uitgeput raken. Hij blijft twee weken weg.'
'Hmmmm,' deed Carstairs bedachtzaam. 'En hij heeft Mrs. Pollifax achtergelaten om voor de geraniums te zorgen, neem ik aan.' Hij zweeg even, knikte vervolgens en knipte met zijn vingers. 'Eropaf, Bishop, alleen . . .' Hij aarzelde en fronste zijn wenkbrauwen. Hij vond het nog steeds een ironische speling van het lot dat een splintergroep die in 1976 was opgezet als experiment van 'checks and balances', al die jaren ongemerkt en zonder te worden lastig gevallen had voortbestaan. Het leek het ultieme voorbeeld van logge bureaucratie, dat als iets een keer was begonnen, het een heel eigen leven ging leiden en onzichtbaar werd: het bestond, en daarom was het . . . Zijn geloof in de Atlasgroep was onwankelbaar, maar hij bleef het amusant vinden dat in dit geval de rechterhand niet wist wat de linkerhand aan het doen was, zelfs niet bij Central Intelligence. 'Ik vraag me af hoeveel we haar moeten vertellen,' zei hij. 'Moeten we haar vertellen dat ze voor een onafhankelijke groep werkt, heel geheim, genaamd Atlas, en niet officieel voor de hoofdtak van de CIA?'
'Ik denk dat ze dat helemaal niet erg zal vinden, meneer,' zei Bishop droog. 'Tijdens de Irangate verhoren kreeg ik een zeer boze brief van haar met een uitputtende reeks citaten uit de grondwet.'
Carstairs glimlachte zwakjes. 'Niettemin kunnen we het ons niet veroorloven om haar te veel te laten weten. Dat zou gevaarlijk zijn.'
'Het zou haar ook kunnen beschermen,' merkte Bishop op. Carstairs zweeg en dacht na. Toen hij tot een conclusie was gekomen zei hij beslist: 'Ik denk het niet. Eigenlijk gaat het om een heel eenvoudige verkenningstrip. Het grootste gevaar is dat het doel van hun bezoek uitlekt, maar aangezien er geen persoonlijke contacten mogen plaatsvinden tijdens de trip is dat onwaarschijnlijk . . . als deze figuur Janko zich tenminste weet te gedragen,' voegde hij er op scherpe toon en met nadruk aan toe. 'Als Mrs. Pollifax kan, als ze beschikbaar is, dan kan benadrukt worden dat ze voor een aparte afdeling werkt, maar daar moet het bij blijven . . .'
'Ervan uitgaand dat ze de CIA op dit moment misschien niet vertrouwt, maar ons wel?' vroeg Bishop luchtig. Carstairs glimlachte. 'Onze handen zijn schoon . . . nou ja, bij wijze van spreken,' zei hij droog. 'Kijk of je haar telefonisch bereiken kunt, Bishop, en vraag of ze morgen het vliegtuig naar Marokko zou kunnen halen. Zo ja - en God sta ons bij als ze niet kan - dan ga je vanmiddag nog bij haar langs om haar te instrueren.'
'Het zal me een waar genoegen zijn,' zei Bishop blij, 'en als u me nu zou willen verontschuldigen, dan ren ik met gepaste haast naar mijn telefoon. Ik duim onderweg.'
'Een schietgebedje zou ook wel eens kunnen helpen,' riep Carstairs hem na, maar Bishop had de deur van zijn kantoor al achter zich dichtgeslagen.
-
Mrs. Pollifax was haar dag begonnen met het snoeien van een paar geraniums in haar nieuwe kas, maar na de derde betrapte ze zichzelf erop dat ze humeurig uit het raam stond te staren. Ik ben hier totaal niet in geïnteresseerd, dacht ze. Ze legde haar tuinschaar weg en liep naar de keuken, waar ze zich een kop koffie inschonk. Daarmee liep ze naar de eettafel, waar ze haar best deed om na te denken.
Er was iets mis, gaf ze toe en ze begon heel omzichtig te bekijken wat. Ze had er op geen enkele manier spijt van dat ze niet met Cyrus naar Kenia was gevlogen. Ze hadden de kerstdagen tenslotte doorgebracht bij haar zoon Roger in Chicago en oud en nieuw gevierd bij haar dochter Jane in Arizona en het was heel fijn geweest om weer thuis te komen, afgezien van het feit dat geen van beiden verwacht had dat de baby van Lisa een maand te vroeg zou zijn en dat het nieuws hen al zou bereiken voor ze hun koffers nog maar hadden uitgepakt.
Misschien was ze moe van al die logeerkamers, dacht ze, of misschien kwam het wel gewoon doordat het januari was, met die onafzienbare grijze luchten, maar geen van die denkbeelden sloeg aan en ze zette ze ongeduldig opzij. Toen ze nog dieper begon te graven, ontdekte ze iets waardoor ze geschokt werd: ze verveelde zich . . . een afgrijselijke, uitputtende en ontmoedigende verveling.
O god, dacht ze, verveel ik mij?
En opeens wist ze . . . ergens in haar hart had ze het altijd wel geweten . . . wat er ontbrak aan haar leven. Het is al een heel jaar geleden, dacht ze. Hebben ze besloten dat ik te oud ben? 'Zij,' zei ze hardop, humeurig. Ze weigerde Carstairs, Bishop en de CIA met name te noemen en ze staarde wezenloos uit het raam, naar een tuin die door de dooi in een modderpoel was veranderd.
Het was nu al weer een paar jaar geleden dat Mrs. Pollifax, verveeld en eenzaam, een gewaagde trip naar het CIA hoofdkwartier had gemaakt om een bekentenis af te leggen over een oude kinderdroom: ze wilde spionne worden en bood haar diensten aan. Door stom toeval - maar dat was toch zeker een wonder geweest? - had Carstairs zijn oog op haar laten vallen toen ze in de wachtkamer zat. Hij was wanhopig op zoek naar een Onschuldige Toerist voor een belangrijk koeriersklusje. Niet veel later was ze op weg geweest naar Mexico. Sindsdien leek het haar toe alsof haar echte leven geleefd werd bij die gelegenheden, waarbij ze de comités en de tuindervereniging tijdelijk gedag kon zeggen, om de wijde wereld in te trekken in opdracht van Carstairs. Ten slotte had ze zo ook Cyrus ontmoet, evenals een heel assortiment andere fascinerende mensen, waarvan een paar eropuit waren geweest om haar te doden, maar waarvan ze niet één ooit op een tuindervereniging zou ontmoeten.
Ik ben verpest, dacht ze, ik ben gewend geraakt aan die interrupties in mijn leven die de adrenaline door mijn aderen jagen en mijn vecht-of-vlucht responsen op de proef stellen. Dat kan ik onmogelijk ervaren bij mijn geraniums of op de tuindervereniging en Cyrus is geweldig, maar ik verdenk hem ervan dat hij, na ons avontuur van een jaar geleden, toen we bijna vermoord zijn in de hooglanden van Thailand, heel blij is dat we rustig verder kunnen leven in plaats van dood te zijn.
Net als ik, voegde ze er snel en schuldbewust aan toe, maar toch zo . . . zo zonder enige uitdaging, dat zelfs haar wekelijkse karatelessen haar zinloos begonnen voor te komen. Ze gaf het mes een laatste draai en zei hardop: 'En misschien ben je wel te oud geworden voor avonturen, Emily Pollifax.' Ze schrok van het gerinkel van de telefoon. Het maakte haar op geen enkele manier vrolijker of minder mistroostig. Ze wist, ze wist absoluut zeker, dat het Amos was met de mededeling dat ze haar bestelling kunstmest kon komen ophalen, of anders mevrouw Tilliwit, die haar wilde helpen herinneren aan die milieubijeenkomst van woensdag. Met tegenzin liet ze haar koffie staan en legde de telefoon na de vijfde bel het zwijgen op.
'Met Emily Pollifax,' zei ze met een diepe zucht.
'Wat een begroeting,' zei een sympathieke en zeer bekende stem. 'Je bent toch hoop ik niet in rouw gedompeld?'
'B . . . Bishop?' haperde ze. 'Bishop?'
'Dezelfde,' verzekerde hij haar. 'Schort er iets aan?'
Ze lachte een beetje beverig. 'Alleen een ondraaglijke aanval van verveling.'
'Wat een geschikt moment dan,' zei hij vrolijk, 'om je te vragen of je morgen misschien het vliegtuig naar Marokko zou kunnen halen. Een klusje van Carstairs. Voor ongeveer een week, zodat . . .'
'Marokko,' zei ze. Ze snakte naar adem en had opeens weer dat luxueuze gevoel van verwachting, dat gevoel nuttig te zijn. De muren om haar heen leken af te brokkelen en in te storten en haar claustrofobische gevoelens verdwenen als sneeuw voor de zon. Niet te oud, dacht ze, en ze zong de woorden in zichzelf, niet te oud, niet te oud . . . 'Ja,' zei ze toen eenvoudig, 'ik kan morgen wel degelijk naar Marokko vliegen. Graag zelfs.'
'Prachtig! Ik ben halverwege de middag bij je om je alles te vertellen. Kijk je paspoort na, een visum en inentingen zijn niet nodig. Begin maar vast met pakken.'
Hij hing op en toen zij ook de hoorn op de haak legde, zag ze tot haar stomme verbazing dat de woonkamer eveneens tot leven was gekomen, dat de kleuren schitterend afstaken tegen de witte muren, inclusief het vlammende rood van de geranium die op tafel stond. En toch had het er een paar minuten geleden nog zo grauw uitgezien, dacht ze. Dat had niet aan de kamer gelegen, dat had aan haar gelegen, en ze had het laten gebeuren. 'Ja,' zei ze boos, 'en nu ik ja heb gezegd tegen Marokko, zal ik me plotseling wel herinneren wat voor risico's die opdrachten van Carstairs altijd met zich meebrengen en zal ik wel weer ontsteld zijn over mijn roekeloosheid.'
Ze lachte hardop. Hoe moeilijk was het leven, hoe moeilijk was het om consequent te zijn. Ze troostte zichzelf met de gedachte dat Emerson consequentie ooit het handelsmerk van bekrompen geesten had genoemd en toen ze zichzelf op die manier had bemoedigd, liep ze dolgelukkig naar boven om twee vliegtuigkoffertjes te gaan pakken.
Bishop arriveerde om half drie. De koffie begon net verontwaardigd te pruttelen toen ze een wagen over het grint van de oprijlaan hoorde rijden. Ze haastte zich naar de deur om hem open te doen. Het was maanden geleden dat ze hem voor het laatst gezien had en toen hij uit een glimmende rode auto was gestapt, begroette ze hem met een opgewekt: 'Bishop . . . een Jaguar?'
'Gehuurd,' zei hij. Hij grijnsde naar haar en pakte zijn onvermijdelijke koffertje. 'Toen ik achttien was, was het een jeep, toen ik in de twintig en in de dertig was, maakte het niet uit, maar als je je jeugd begint te verliezen ga je je met dit soort speelgoed afgeven.'
'Die dingen gebeuren,' knikte ze. 'Maar wat brengt jou tot dit soort diepzinnige overwegingen?'
'De middelbare leeftijd,' zei hij, terwijl hij het trapje op liep. 'Over twee maanden word ik veertig,' voegde hij er somber aan toe.
'Wat een schok,' zei ze. 'Kom binnen, verdrink je midlife crisis in koffie en zeg wat je te zeggen hebt.'
'Goed,' zei hij. Hij gooide zijn jas over de armleuning van een stoel. 'Laten we in de keuken praten, ik houd van keukens. Vrijgezellen krijgen zelden een keuken te zien en ik houd er zo van.'
'Laat ik dat nu nooit geweten hebben,' zei ze droog. 'Een van die onbekende dimensies van jou, Bishop!'
Hij liep de in heldere kleuren ingerichte keuken in, legde zijn koffertje op tafel, ging zitten en glimlachte tevreden naar haar.
'Ik zit vol dimensies die mensen verzuimen op te merken, ik word er wanhopig van.'
'Vooral de blondines waar jij zo dol op bent?'
'Vooral de blondines.'
'Ik weiger medelijden met je te hebben,' zei ze. Ze schonk twee kopjes koffie in en haalde een schaal met bosbessengebakjes te voorschijn.
'Mmrara,' zei hij verlekkerd. 'Heel verleidelijk, die gebakjes, ik denk dat ik er maar één probeer. Dank je.'
'Ga je gang,' zei ze met pretoogjes, want ze wist wel dat hij, voor hij wegging, alle zes verorberd zou hebben. 'Alles goed met Carstairs?'
Bishop knikte. 'Maar hij verlangt terug naar overzichtelijker tijden. Hij vindt dat de CIA te groot wordt, te bureaucratisch, te verkwistend, een slachtoffer van aderverkalking . . . Verder is hij nog steeds dezelfde briljante Carstairs. Om gek van te worden.
Maar laten we het over Marokko hebben.'
'Goed idee,' beaamde ze.
'Goed dan,' zei hij. 'Maar voor je akkoord gaat, is het van belang dat je begrijpt dat je gaat werken voor een heel kleine afdeling binnen de CIA, die helemaal apart staat, niet erkend is en waar maar weinig mensen ook maar iets van af weten.'
'Interessant,' mompelde ze. 'Heel interessant, maar nog niet afschrikwekkend . . . Ga verder.'
'Goed. We willen heel graag, nee, we hebben je absoluut nodig om een vent te begeleiden die een klusje voor ons heeft in Marokko. We hadden besloten, toen je eenmaal ja had gezegd, dat je met hem meereist als zijn tante.' Hij glimlachte. 'Tante Emily Pollifax.'
'Hem gewoon . . . begeleiden?'
Hij knikte. 'Er is verder toch weinig dat je doen kunt, want je spreekt geen Arabisch en je bent een vrouw. Het land is islamitisch en de meerderheid van de vrouwen, vooral op het platteland, krijg je wel te zien maar niet te horen, en als ze een sluier dragen, krijg je ze ook niet eens echt te zien. Ze leven gescheiden levens, dat heeft iets met de koran te maken, waarin staat dat vrouwen inferieur zijn.'
Mrs. Pollifax snoof minachtend.
'De waarde van Janko,' probeerde hij haar op te beuren, 'bestaat hieruit dat hij Arabisch spreekt. Max Janko, je metgezel.'
Ze fronste haar voorhoofd. 'Als hij Arabisch spreekt, waarom heeft hij mij dan nodig?'
Bishop zuchtte. 'Het ligt allemaal nogal ingewikkeld, omdat niet hij je nodig heeft, maar wij. Carstairs heeft de man nog nooit ontmoet, Cairo heeft hem uitgekozen, maar zoals je weet heeft Carstairs van die absoluut paranormale voorgevoelens over mensen en ik heb hem nog nooit de plank zien misslaan. Deze figuur Janko is de enige beschikbare man op deze korte termijn die Arabisch spreekt en dat is belangrijk, omdat jullie zo'n beetje heel Marokko door moeten en het is de bedoeling dat jullie niet opvallen en niet de hele tijd de weg vragen. Janko spreekt niet alleen Arabisch, maar ook Urdu, Chinees, Russisch en Roemeens, en hij kan ook nog Sanskriet vertalen,' voegde hij eraan toe, 'maar als persoon of persoonlijkheid ontbreekt het hem volgens Carstairs aan . . . laten we zeggen de beleefdheid of de fijngevoeligheid om goed uit de voeten te kunnen in een islamitisch land, de tact om zich op slinkse wijze te redden uit allerlei benarde situaties die zich zouden kunnen voordoen.' Hij glimlachte. 'Als jij met hem meereist, nou ja, dan hopen we dat je een goede, tanteachtige invloed zult hebben. Als hij dan een olifant in een porseleinkast mocht blijken te zijn, als hij de gewoonten of tradities van het land geweld aan mocht doen, als hij zijn geduld verliest of brutaal wordt, dan kun jij de zaak gladstrijken. Bovendien kun je een oogje in het zeil houden. Het is niet de bedoeling dat je hem monddood maakt,' voegde hij eraan toe, 'maar Carstairs is bezorgd en het is een belangrijke klus.'
'En wat moet die meneer Janko dan wel niet doen?' informeerde ze voorzichtig.
'Zeven mensen controleren,' zei hij. Hij diepte een kleine envelop uit zijn koffertje op. 'We vonden het het veiligst als jij hem dit persoonlijk overhandigt. We hebben jouw foto naar hem getelegrafeerd, zodat hij je op het vliegveld van Fez kan oppikken, maar we zouden nooit geriskeerd hebben om hem deze te telegraferen. Als jij niet had meegedaan, hadden we een koerier genomen. Dit zijn foto's die we niet eens naar Cairo gestuurd hebben. Kijk,' zei hij, en hij overhandigde haar de envelop. 'Zeven foto's, zeven gezichten, elk met een adres op de achterkant. Om al deze mensen te controleren, moet je heel Marokko door, van Fez tot in het zuidwesten, dus je krijgt heel wat van het land te zien. Van het echte Marokko,' voegde hij er opgeruimd aan toe.
Ze keek naar de envelop en toen naar Bishop. 'En mag ik ook vragen wie deze mensen zijn?'
'Informanten,' zei hij.
'O, op die manier . . . er is zeker wel iets meer over te vertellen dan dat?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Er hebben ons bepaalde geruchten bereikt, maar ik weet niet of Carstairs het zo geschikt vindt om jou daarmee lastig te vallen.'
'Maar ik vind het juist heerlijk om te worden lastig gevallen met geruchten,' zei ze zo verleidelijk mogelijk. 'Dat weet ik . . .' Hij dacht even na, aarzelde en knikte toen. 'Goed, ik zal je dit vertellen: we zijn bang dat een van de zeven misschien niet meer bij zijn foto past.'
Ze sperde haar ogen open. 'Een bedrieger?'
'Ja,' zei hij grimmig. 'Iemand die misschien de identiteit van een van de mensen in het netwerk heeft overgenomen . . . ik durf er niet aan te denken hoe . . . en die wellicht van plan is de anderen in het netwerk te corrumperen, ontmaskeren of vernietigen . . . en meer dan dat, mijn beste mevrouw Pollifax, mag ik noch jou, noch Janko vertellen. Ik kan er alleen nog bij zeggen,' zei hij, 'dat jullie met een auto van dorp naar dorp zullen reizen en dat Janko opdracht heeft gekregen om geen contact met de zeven te zoeken, maar zich er alleen van te verzekeren dat de gezichten nog lijken op die van de foto, want namen kunnen veranderen, maar gezichten niet.'
'Een waarheid als een koe,' beaamde ze, 'maar als . . .'
'Als er een gezicht is dat niet klopt,' vervolgde hij, 'dan moet je naar het dichtstbijzijnde postkantoor gaan . . .'
'Postkantoor?'
'Ja, in Marokko worden telegrammen verstuurd vanuit de rijkspostkantoren . . . niet erg makkelijk te vinden in het land waar je reis doorheen voert . . . en als je eenmaal in een hotel bent aangeland, dan moet je je boodschap bevestigen met een telefoontje naar Baltimore, en aangezien alle internationale telefoontjes via Rabat gaan en uren duren, kun je maar het beste een beetje discreet verslag uitbrengen.'
'Ja,' zei ze knikkend. 'En dat is het?'
Hij glimlachte. 'Ik denk dat het uitdaging genoeg is om deze zeven mensen te vinden zonder dat iemand weet wat jullie aan het doen zijn. Daarom is dat Arabisch van Janko zo belangrijk. Twee westerlingen die de weg vragen naar een obscuur persoon in een obscuur dorp, zouden wel heel erg opvallen. Dat zou vragen om moeilijkheden zijn.'
Daar kon Mrs. Pollifax volkomen mee instemmen. Ze knikte. 'En hoe herken ik meneer Janko?'
Bishop schoot in de lach. 'Dat hoefje niet, want hij vindt jou wel, maar je kunt een man verwachten met, zoals Carstairs dat noemt, een felle zwarte snor en felle zwarte wenkbrauwen en meer dan een tikkeltje arrogantie. Hoe dan ook, mocht je hem, om wat voor reden dan ook, niet op het vliegveld aantreffen, dan kun je naar het Palais Jamal Hotel in Fez gaan. We hebben daar voor jou een kamer naast hem geboekt.'
'Het Palais Jamal,' herhaalde ze.
'Ik heb ook een boekje met Arabisch voor beginners meegenomen,' zei hij, terwijl hij het opzocht in zijn koffertje. 'Een Frans boekje. Marokko is tot 1956 een Frans protectoraat geweest. Maar ik denk dat je we! een behoorlijk aantal mensen zult treffen die Engels verstaan, in elk geval in de grotere steden en natuurlijk ook in Fez. Er staat ook nog een leuke, korte introductie in over Marokko en een kaart.' Hij zocht verder in zijn koffertje. 'En hier zijn je vliegtickets. Er zijn maar drie vluchten per week vanaf J.F.K., dus je moet wel op tijd zijn. Hier heb je Marokkaans en Amerikaans geld, reischeques en je hotelreservering in Fez. Daarna moeten jullie het zelf regelen. En hier zijn het gebruikelijke adres en telefoonnummer in Baltimore, voor het geval dat . . .'
'Voor het geval dat,' herhaalde ze ernstig.
'Ja, voor het geval dat . . . We hopen dat alles in orde is, maar de informatie die we tegenwoordig ontvangen is plotseling heel verward en klopt domweg niet met wat andere beschikbare bronnen melden, Is er nog iets anders? Nee, ik geloof dat ik alles wel gehad heb.' Hij leunde achterover, glimlachte naar haar en beboterde zijn vierde gebakje. 'Heb je nog vragen?'
'Ja,' zei ze. 'Wat is Marokko voor land?'
'Een arm land,' zei hij. 'Het zag er na de onafhankelijkheid in 1956 allemaal heel veelbelovend uit, maar het land is nu al weer veertien jaar in een oorlog verwikkeld die een miljoen dollar per dag opslokt, dus een heleboel plannen zijn onder een laag stof terechtgekomen. Je zult het wel arm vinden.'
'Oorlog?' vroeg ze verrast. 'Met wie? Wat voor oorlog?'
Hij pakte het boekje dat hij voor haar had meegenomen en sloeg het open bij de kaart. 'Zie je dit gebied in het zuiden van Marokko?'
Ze knikte. 'Allemaal geel, en dat betekent woestijn, of niet?'
'Precies. Dat is de Spaanse Sahara, zo ongeveer het meest naargeestige en onherbergzame land waar je om vechten kunt, maar het thuisland van de nomaden die daar altijd gewoond hebben. Het was een Spaans protectoraat,' legde hij uit, 'tot Spanje er in 1975 uit weggetrokken is. De nomaden kregen toen de belofte dat er een referendum onder hen zou worden gehouden, onder toezicht van de Verenigde Naties. Ze mochten dan kiezen tussen onafhankelijkheid en aansluiting bij een ander land. Helaas is het nooit zover gekomen, want Marokko viel meteen binnen en eiste de Spaanse Sahara voor zich op.'
'Dat klinkt wel erg gulzig,' prevelde Mrs. Pollifax. 'Ik neem aan dat die nomaden besloten voor hun vrijheid te vechten?' Hij knikte. 'Ze noemen zich de Polisario's, die mensen uit de Spaanse Sahara die nu al veertien jaar lang vechten om hun land terug te krijgen. En ze hebben heel lang een zeer succesvolle guerrilla gevoerd. Niet vanuit hun eigen land -want dat moesten ze verlaten - maar vanuit Algerije, dat hun humanitaire en militaire hulp geboden heeft. Ze vechten vanuit een basis in de Algerijnse woestijn, in de buurt van Tindouf. En ik mag wel zeggen,' voegde hij er droog aan toe, 'dat ze ook op het diplomatieke vlak onophoudelijk oorlog voeren. Ze hebben een regering in ballingschap, die een onafhankelijke republiek heeft uitgeroepen. Die republiek is lid van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid en is erkend door negenenzestig niet-gebonden landen . . . en dat allemaal zonder dat ze een eigen land hebben.'
'Erkennen wij ze ook?' vroeg ze. 'De Verenigde Staten?' Hij glimlachte zwakjes. 'Integendeel, onze regering steunt Marokko. We hebben geld, wapens en adviseurs in Marokko gepompt. Helikopters, tanks, raketten, munitie en zelfs een elektronische muur om de Polisario's uit de Spaanse Sahara te houden.'
Hij zag de verbaasde uitdrukking op haar gezicht en vroeg: 'Wist je dat niet? Ik geloof dat er niet veel Amerikanen zijn die weten wat er met hun belastingcenten gebeurt . . . jammer.
Het Congres heeft af en toe wel geprotesteerd vanwege de kosten, maar het is te belangrijk. De theorie is dat als de Marokkaanse koning zijn oorlog verliest, hij ook zijn troon kan verliezen . . . er zijn al verscheidene pogingen gedaan om een coup te plegen. En hij heeft de voorkeur, zoals gewoonlijk, boven het onbekende, begrijp je wel?' Hij glimlachte. 'Maar ik denk dat we verder maar van deze geschiedenisles moeten afzien. Waar het om gaat is het leven van zeven mensen, of van zes, als er één bedrieger tussen zit, maar ik wilde je gewoon even uitleggen waarom het land zo arm is en waarom het het beste is om goed op je geld te letten - je zult heel veel bedelaars te zien krijgen - en waarom je elke avond je deur goed op slot moet doen.' Hij zweeg en keek haar scherp aan. 'Wat is er aan de hand, is er iets?'
'Ja, er is iets.' Ze knikte. 'Ik geloof dat ik mij toch niet in deze klus zal kunnen vinden, Bishop, ik vind het niet goed klinken. Nu ik dit gehoord heb, gaat mijn oprechte sympathie uit naar de Polisario's, en een opdracht om zeven mensen te controleren die hen bespioneren . . .' Ze schudde haar hoofd. 'Het spijt me, dat kan ik gewoon niet.'
Hij leunde achterover en keek haar vol ontzetting aan. 'Verdorie, ik zie dat ik het verkeerd heb aangepakt.'
'Ik zie niet hoe je het beter had kunnen doen,' antwoordde ze.
'Het enige wat ik gedaan heb is je uitleggen waarom je je geld in de gaten moest houden . . .'
'Ja, precies, waarom.'
'En daarbij ben ik de kluts kwijtgeraakt en heb ik de zaak verkeerd aangepakt.' Hij streek met een hand door zijn haar. 'Kijk eens hier,' zei hij, terwijl hij haar weer aankeek. 'Ik heb intimiderend strikte orders gekregen van Carstairs om je niets meer te vertellen - dat is zowel voor jouw als onze veiligheid - en ik kan je ook niets meer vertellen. Het enige dat ik kan vragen is, of je me zou vertrouwen als ik je vertelde dat deze opdracht, onder de juiste omstandigheden, juist iets zou kunnen bijdragen aan het dichterbij brengen van een oplossing?'
Ze keek hem argwanend aan. 'Ik begrijp niet hoe.'
Hij zuchtte. 'Nou ja, ik zou kunnen uitleggen dat informanten informatie geven en dat het vaak om informatie gaat die regeringen verborgen proberen te houden. Dat zou ik kunnen doen, maar uiteindelijk is het gewoon een kwestie van vertrouwen.'
'Vertrouwen?'
'In Carstairs,' zei hij. Hij keek moe en gespannen.
Bishop had de zaak tot de eenvoudigst mogelijke proporties teruggebracht en ze vond dat niet helemaal eerlijk, maar ze kon er niet omheen dat ze Carstairs vertrouwde. Ze had zijn integriteit leren respecteren. Hij had haar nog nooit een opdracht gegeven waarvan hij op zijn vingers had kunnen natellen dat ze er niet achter zou staan. Als hij het idee had dat dit reisje daadwerkelijk een bijdrage kon leveren aan de oplossing van dit probleem, dat de oorlog erdoor bekort zou kunnen worden, dan was het heel wel mogelijk dat dat inderdaad het geval zou blijken te zijn.
'Je dwingt me om toe te geven dat ik Carstairs vertrouw,' zei ze behoedzaam. 'Natuurlijk vertrouw ik hem.'
'Wil je er dan nog eens over nadenken?' vroeg Bishop bijna klaaglijk.
Hij zag er zo somber uit dat ze moest glimlachen. 'Ik vertrouw jou ook, Bishop.'
'Dank je.'
'Ik heb er nog eens over nagedacht en ik heb besloten te gaan.'
Hij haalde opgelucht adem. 'God zij dank,' zei hij vol vuur. 'Je hebt me wel in de piepzak laten zitten, het zal wel even duren voor ik daar overheen ben. Maar ja,' hij wierp een versufte blik op zijn horloge. 'O Jezus,' riep hij uit, 'het is laat, ik moet er als de sodemieter vandoor, het is niet alleen laat, ik ben laat.'
'Jij hebt ook altijd haast,' zei Mrs. Pollifax.
'Nou ja, op het hoofdkwartier verslijt ik de ene stoel na de andere, maar als ik eenmaal op pad ben, dan is dat altijd met enorme waslijsten met klusjes van Carstairs. Ik moet om vier uur weer in Manhattan zijn.' Hij keek smachtend naar de schaal waarin tot voor kort nog zes gebakjes hadden gelegen, maar die nu leeg was. 'Heerlijk zeg, die gebakjes, jammer dat ik weg moet. Maar luister, je gaat Janko toch wel met ferme hand de mond snoeren, hè, als hij mensen beledigt?'
Ze glimlachte. 'Ik heb geen etiquetteboek, maar ik zal hem aansporen om regelmatig te glimlachen.'
'Heel veel succes,' zei hij droog. Met een klikkend geluid deed hij zijn koffertje dicht. Hij leunde voorover en drukte een kus op haar hoofd. 'En hartstikke bedankt dat je ja hebt gezegd. Duizendmaal dank.'
Toen Bishop weer weg was, nam Mrs. Pollifax de envelop met foto's mee naar boven. Ze probeerde te bedenken wat ze allemaal over Marokko wist, terwijl ze de foto's op bed legde, naast haar bagage. Ze wist dat het land helemaal linksboven in Noord-Afrika lag, met een kustlijn aan de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, en dat Algerije er in het oosten aan grensde, en had ze niet ook eens gelezen dat algebra in Marokko was uitgevonden? Of ontdekt, of geschapen, of wat je maar met algebra doet, dacht ze een beetje humeurig. Algebra had haar in haar jeugd al genoeg hoofdbrekens bezorgd. Ze had natuurlijk de film Casablanca gezien, was er zelfs bij weggezwijmeld, maar Bishop had het alleen maar over Fez gehad . . . en hadden de Romeinen Noord-Afrika lang geleden niet bezet?
'Maar ik ben mijn geschiedenis vergeten,' jammerde ze. Ze ging op het bed zitten, naast de envelop met de foto's, en gaf toe aan haar nieuwsgierigheid. Ze haalde de foto's te voorschijn en bekeek ze één voor één. Toen bekeek ze ze nog eens en uiteindelijk legde ze ze op een rijtje op bed, zodat ze de gezichten bestuderen kon.
De foto's waren heel attent genummerd van een tot zeven. Ze legde ze op volgorde en volgde op de kaart in het taalgidsje de route die zij en Janko door Marokko zouden volgen. Op elke foto zag ze weer een andere achtergrond, van de smalle steegjes in de bazaar van Fez tot aan bruine vlakten met daarachter bergen, één ervan bedekt met sneeuw.
De foto's van de informanten waren scherp, maar ze had het idee dat ze door een amateur gemaakt waren, mogelijk buiten medeweten van de informanten, want geen van de zeven poseerde en slechts een van hen had in de richting van de camera gekeken. De gezichten toonden ook aan wat Bishop bedoeld had toen hij benadrukte dat Marokko een islamitisch land was: ze keek naar zeven mannen in lange gewaden, van wie drie een baard droegen. Eén had een fez op en de anderen een tulband. Achter op de foto's vond ze de bijbehorende namen en adressen, die haar vreemd in de Amerikaanse oren klonken: Hamid ou Azu, Ibrahim Atubi, Youssef Sadrati, Omar Mahbuba, Mohammed Tuhami, Khaddour Nasiri, Sidi Tahar Bouseghine. Ze woonden in stadjes genaamd Er-Rachidia en Ouarzazate, Tinehir, Zagora, M'Hamid, Rouida . . . Alleen hun beroepen klonken vertrouwd, met één uitzondering: de uitbater van een zogenaamd badhuis. De anderen waren respectievelijk handelaar in koperwaren, kelner in een theehuis, ober in een hotel, winkelier, kapper en tapijtenhandelaar.
Ze bestudeerde hun gezichten een hele tijd, maar toen ze de foto's weer in de envelop had gestopt, deed ze die niet in haar tas. In plaats daarvan ging ze op zoek naar de oude geldriem, waar Cyrus zo aan verknocht was en die hij met tegenzin vervangen had door een nieuwe. Ze vond hem in een la onder zijn sokken en zag dat haar geheugen haar niet in de steek had gelaten: elk van de drie zakken was precies groot genoeg om foto's te bevatten. Ze haalde ze uit de envelop en deed twee foto's in de eerste zak, twee in de volgende en drie in de laatste. Ze zou de riem in het vliegtuig omhouden en hem pas afdoen wanneer ze de foto's veilig aan Janko kon overhandigen.
Ze glimlachte in het besef dat zeven gezichten nu zeven echte mensen waren geworden, en dat ze een nieuwe verbintenis was aangegaan.