2
AD(H)D, een begin
WORDT JE MIGRAINE minder door beter te weten hoe migraine werkt? Soms wel, maar vaak niet. In onze visie is ‘expert worden’ in het probleem meestal geen weg naar oplossingen. Om het anders te stellen: wanneer je heel goed weet hoe pijn in je rug ontstaat, kun je nog steeds flink krom lopen. Het levert veel meer op om expert te worden in hoe je rugpijn kunt verminderen of doen verdwijnen en hoe je de (veer)kracht in je rug kunt vergroten! Of om het voorbeeld in een andere context te plaatsen: we weten inmiddels echt wel hoe files ontstaan maar daarmee is het probleem nog niet opgelost.
Veel van onze cliënten weten al heel erg goed waarom hun leven niet naar wens verloopt. Dit inzicht blijkt niet altijd voldoende als basis voor verandering en verbetering. Meer (wetenschappelijke) kennis over de aard van AD(H)D biedt volgens ons niet altijd de oplossing.
Toch kunnen we ons geen boek over effectief leren omgaan met AD(H)D voorstellen zonder een gedeelte dat inzoomt op de vraag wat AD(H)D nu eigenlijk is. Vandaar dit hoofdstuk waarin in vogelvlucht de kenmerken van AD(H)D en de mogelijke behandelingen ervan besproken worden. Waarom in vogelvlucht? Er zijn legio boeken en websites waar je veel over AD(H)D kunt lezen. Er zijn voldoende andere verzamelplekken voor informatie over problemen en symptomen rondom AD(H)D.
Kortom, in dit boek weliswaar een hoofdstuk over symptomen, problemen en historie van AD(H)D maar dan ook niet meer dan één hoofdstuk!
Stuiterballen?
AD(H)D is een ‘ziektebeeld’ dat vooral geassocieerd wordt met stuiterende kinderen die her en der van alles kapotmaken, vaak zelfs zonder dat door te hebben. Toch is dat beeld zeer incompleet. Ook volwassenen kampen vaak nog steeds met AD(H)D. Het trieste is dat volwassenen vaak een rondgang van jaren door het medisch circuit nodig hebben om erachter te komen dat het om AD(H)D gaat. Eenmaal gediagnosticeerd is er vaak eerst op luchting. Wat dan volgt is lang niet voor iedereen hetzelfde, maar wordt door velen vaak wel getypeerd als een gevoel van onmacht om greep te houden op de zaken. Een diagnose is geen oplossing!
AD(H)D is een Engelse afkorting voor Attention Deficit Hyperactivity Disorder. In Nederland spreken we van een aandachtstekortstoornis. Binnen de aandachtstekortstoornissen onderscheiden we twee typen. Het type met hyperactiviteit (ADHD), en het type zonder hyperactiviteit (ADD). Omdat in onze visie ADHD en ADD twee kanten van dezelfde medaille zijn, zullen we vrijwel overal beide typen onder één noemer brengen met de term AD(H)D.
AD(H)D komt veel voor, bekend is dat 3 tot 5 procent van de kinderen het heeft en naar schatting minimaal 1 procent van alle volwassenen. Dat AD(H)D niet altijd overgaat na de puberteit en tot in de volwassenheid kan voortduren is een betrekkelijk nieuw inzicht. Dat betekent ook dat er nu nog veel volwassen mensen met AD(H)D rondlopen die niet gediagnosticeerd zijn en die vaak al lang lopen te zoeken en te tobben. In die jaren van zoeken kunnen zich allerlei klachten opstapelen zoals wisselende stemmingen, problematische relaties, slecht presteren in arbeidsrelaties, verslaving enzovoort.
De belangrijkste kenmerken van AD(H)D zijn de problemen met aandacht of concentratie, moeite met organiseren, impulsiviteit, hy peractief of overbeweeglijk zijn. Binnen de psychiatrie wordt gebruikgemaakt van een aantal formele criteria, die verwoord staan in een handboek. De DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Dis orders) is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen dat als standaard in de psychiatrie dient. Voor de volledigheid geef ik hier de definitie/omschrijving van AD(H)D zoals je die in DSM–IV–TR (dat is de laatste versie van de DSM) kunt lezen:
A Ofwel 1, ofwel 2
1 Zes (of meer) van de volgende symptomen van aandachtstekort zijn ge durende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die on aangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:
– Aandachtstekort
• Slaagt er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan details of maakt achteloos fouten in schoolwerk, werk of bij andere activiteiten;
• Heeft vaak moeite de aandacht bij taken of spel te houden;
• Lijkt vaak niet te luisteren als hij/zij direct aangesproken wordt;
• Volgt vaak aanwijzingen niet op en slaagt er vaak niet in schoolwerk, karweitjes af te maken of verplichtingen op het werk na te komen (niet het gevolg van oppositioneel gedrag of van het onvermogen om aanwijzingen te begrijpen);
• Heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten;
• Vermijdt vaak, heeft een afkeer van of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige aandacht (langdurige geestelijke in spanning) vereisen (zoals school- of huiswerk);
• Raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden (bijvoorbeeld speelgoed, huiswerk, potloden, boeken of gereedschap);
• Wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels;
• Is vaak vergeetachtig bij dagelijkse bezigheden.
2 Zes (of meer) van de volgende symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit zijn gedurende ten minste zes maanden aanwezig geweest in een mate die onaangepast is en niet past bij het ontwikkelingsniveau:
– Hyperactiviteit
• Beweegt vaak onrustig met handen of voeten, of draait in zijn/haar stoel;
• Staat vaak op in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat men op zijn plaats blijft zitten;
• Rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is (bij adolescenten of volwassenen kan dit beperkt blijven tot subjectieve gevoelens van rusteloosheid);
• Kan moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten;
• Is vaak ‘in de weer’ of ‘draaft maar door’;
• Praat vaak aan een stuk door.
– Impulsiviteit
• Gooit het antwoord er vaak al uit voordat de vragen afgemaakt zijn;
• Heeft vaak moeite op zijn/haar beurt te wachten;
• Verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op (bijvoorbeeld mengt zich zomaar in gesprekken of spelletjes).
B Enkele symptomen van hyperactiviteit-impulsiviteit of onoplettendheid die beperkingen veroorzaken waren voor het zevende jaar aanwezig.
C Enkele beperkingen uit de groep symptomen zijn aanwezig op twee of meer terreinen (bijvoorbeeld op school [of werk] en thuis).
D Er moeten duidelijke aanwijzingen van significante beperkingen zijn in het sociale, school- of beroepsmatig functioneren.
E De symptomen komen niet uitsluitend voor in het beloop van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, schizofrenie of een andere psy chotische stoornis en zijn niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis (bijvoorbeeld stemmingsstoornis, angststoornis, dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis).
Overigens zijn deze criteria, zoals je misschien opgemerkt had, op gesteld voor kinderen. Want voor de meeste volwassenen geldt natuurlijk niet dat ze overal op klimmen en niet stil kunnen zitten in de klas… Op dit moment is er nog geen officiële DSM-norm voor AD(H)D bij volwassenen. En natuurlijk kan er wel gediagnosticeerd worden door de criteria naar volwassen equivalent te interpreteren.
De criteria van de DSM vormen natuurlijk een gedrocht om te lezen. Om het naar een wat begrijpelijker overzicht te vertalen; volgens deze criteria is vereist dat er sprake is van:
– Aandachtstekort/concentratieproblemen;
– Hyperactiviteit;
– impulsiviteit.
Als aanvullende vereisten geldt dat deze symptomen:
– Vaker voorkomen dan bij leeftijdgenoten;
– Voor het zevende levensjaar zijn begonnen;
– De leerprestaties, het werk en het sociale contact met anderen beïn vloeden;
– Niet het gevolg zijn van een andere stoornis.
Dit is natuurlijk een vrij formele benadering en in het dagelijks leven leidt dit vaak tot zeer uiteenlopende klachten. Mogelijk dat meer of minder herkenbaar zijn:
– Woedeaanvallen;
– Chaotisch gedrag;
– Verslavingsproblemen;
– Relatieproblemen;
– Faalangst;
– Hang naar sensatie;
– Depressiviteit;
– Snel wisselende stemmingen;
– Mislukken op school of op het werk.
Het is goed om op te merken dat de DSM-benadering is opgesteld als reactie op onder meer de psychoanalyse en psychotherapie. De DSM is bedoeld om niet de interne drijfveren en emoties te achterhalen, maar objectief waarneembare gedragskenmerken te herleiden tot een psychische stoornis. Daar zit natuurlijk meteen al het probleem: gedrag is een resultante van interne processen. Die zitten bij niemand hetzelfde in elkaar. Gedrag is het gevolg van wat iemand in zijn hoofd allemaal ervaart, en dat is dus voor de waarnemer een black box. Een voorbeeld om dit te illustreren: stel je voor dat twee mensen op een terrasje geen fooi geven (gedrag) dan zou dat best bij de een kunnen zijn omdat hij enorm zuinig is en bij de ander omdat hij vindt dat hij slecht bediend is. Een tweede voorbeeld: neem twee kinderen die allebei niets zeggen in de kring op school. Bij de een kan dat gestuurd zijn doordat hij te laat is gaan slapen en nog wat zit te suffen terwijl de ander niets durft te zeggen omdat ‘we thuis toch nooit iets noemenswaardigs beleven’ en hij zich eigenlijk een beetje schaamt. Twee heel verschillende veroorzakers van hetzelfde gedrag. En hoe vaak denken we ten onrechte die oorzaak bij een ander te kennen!
Je kunt dus wel proberen het gedrag van een ander te beïnvloeden (in de voorbeelden: het niet betalen van de fooi/het zwijgen bij het kringgesprek) maar wanneer je de aansturing van dat gedrag niet kent, zul je de plank vaak misslaan. Met andere woorden: hoe kun je afgaan op gedrag en beïnvloeding nastreven wanneer je niet weet wat de sturing achter het gedrag is! In dit boek gaan we ervan uit dat wanneer je de sturing achter het gedrag beïnvloedt, het gedrag mee verandert. De vraag is hoe en dat is voor niemand precies hetzelfde, althans in onze visie. In feite zeggen we dat je gedrag het resultaat is van:
– Gedachten en gevoelens die je nu hebt;
– Je ideeën en wensen met betrekking tot de toekomst;
– Je ervaringen uit het verleden.
Dus vanuit wat je hebt opgebouwd in het verleden en wat je doelen zijn in de toekomst ontstaat actie.
Interne processen, de black box van je brein, beïnvloeden dus je gedrag. En andersom geldt ook dat je gedrag weer nieuwe interne processen oproept. Misschien is het zo dat een jongetje van vijf erg druk doet. Door de feedback die hij verbaal en non-verbaal veel van zijn omgeving krijgt, gaat hij misschien steeds meer aan zichzelf twijfelen. En door die twijfel gaat hij bijvoorbeeld steeds meer overschreeuwen omdat hij bevestiging zoekt. Daardoor wordt hij voor zijn omgeving steeds drukker en irritanter en… draai de vicieuze cirkel maar verder door!
We realiseren ons steeds meer dat gedrag de processen in je hoofd beïnvloedt en de processen in je hoofd je gedrag.
Als het al zo is dat kinderen een beetje te druk zijn en zich niet goed kunnen concentreren, dan is dat vaak in de kiem te smoren. Echter, door alle processen eromheen wordt het als het ware steeds groter. Kortom: communicatie is een heel belangrijke factor als het gaat om het hanteerbaar maken en houden van AD(H)D. Zélfs al ga je ervan uit dat AD(H)D erfelijk is, dan nog is de invloed van communicatie, omgeving en levenswijze dermate groot dat je ook met een aanleg tot AD(H)D prima kunt functioneren. Met een (genetische) aanleg voor een hoog cholesterolgehalte hoef je dat niet per se te krijgen, dat weten we allemaal. Vaak hangt dat samen met hoe je leeft. Hoe zit dat dan met AD(H)D?
Onze zoon was wat dromeriger dan andere kinderen. En veel creatiever dan mijn man en ik van onszelf kenden. Omdat we bang waren dat hij niet goed mee zou komen, hebben we hem laten testen. Hij bleek ADD te hebben. Als postpuber heeft hij nog steeds het idee dat zijn dromerige en creatieve kant juist zijn tekortkoming is. Ik wilde dat we indertijd minder de nadruk op de grote gemene deler hadden gelegd en hem geprezen hadden om zijn onorthodoxe invallen. Nu ondermijnt het zijn zelfvertrouwen en anders was het een groot talent geweest!
Behandeling
Behandeling van AD(H)D is op verschillende manieren mogelijk, waarbij het gouden ei, de ultieme genezing, dé remedie die voor iedereen de oplossing biedt, (nog) niet gevonden is. Wat al wel, in wisselende mate, effectief is gebleken is onder andere:
– Medicatie;
– Cognitieve therapie (onder andere RET);
– Gedragstherapie;
– Neurofeedback;
– Dieet;
– Visolie;
– Homeopathie.
Afgezien van medicatie wordt over de andere zaken vooral gezegd voor wie het niet werkt, en dat het niet wetenschappelijk bewezen is. We zouden ieder die dit leest willen uitnodigen zich NIET door de wetten van de statistiek te laten leiden. Als het voor jou werkt: doen!
Met de wetten van de statistiek bedoelen we dat uit onderzoek kan blijken dat iets voor een te kleine groep werkt om representatief te zijn. En fijn als jij in die kleine groep zit voor wie het werkt, toch?
Dit boek gaat niet over neurofeedback, visolie, medicatie of dieet. Wel gaat het over de manier waarop in je hoofd met informatie wordt omgegaan en hoe je dit zelf kunt aansturen. Dit boek gaat over de ma nier waarop jij je eigen mentale processen kunt beïnvloeden.
Hoe je de drukte uit je hoofd kunt halen, vereist in elk geval kennis van de manier waarop je hoofd informatie verwerkt. In de volgende hoofdstukken introduceren we daarom een aantal informatie- en communicatieconcepten.