Een jaartje vrijaf
Haar moeder woonde nog steeds in het kleine huis aan Holly Road in Dublin waarin Frankie was opgegroeid, hoewel het ouder en kleiner was dan ze zich dat herinnerde. Vooral de keuken met het ouderwetse fornuis en de crème geschilderde houten kast leek nu zo klein dat Frankie zich bijna niet meer kon voorstellen dat daar zo lang drie kinderen en twee volwassenen bij elkaar hadden gezeten. Als zijzelf aan tafel ijverig haar huiswerk zat te maken hadden haar twee oudere broers zitten bekvechten om het laatste stukje cake.
In het rare tijdsbesef dat je herinnering erop na scheen te houden, was het heel lang geleden dat Frankie daar had gewoond, maar tegelijkertijd leek het net gisteren. Die twintig jaar verdwenen als bij toverslag of ze leken nooit voorbij te gaan, dat hing af van haar stemming of van de plek waar ze zich bevond.
Als ze bij Michael was, haar achttienjarige zoon, voelde Frankie zich eerst en vooral moeder en vroouw, een slanke vrouw van tweeënveertig die er nog fantastisch uitzag in haar verschoten spijkerjack. Ze werkte parttime bij een reisbureau, woonde in een prachtig huis en had een man die het nog steeds fijn vond als ze voordat ze opstonden haar armen om hem heen sloeg terwijl ze slaperig naar het weerbericht luisterden. Dan was ze volwassen en had ze haar jeugd ver achter zich gelaten.
Maar binnen tien meter van Holly Road voelde Frankie zich een smoezelig tienjarig meisje dat nooit iets goed kon doen.
Vrijwel alle oorspronkelijke bewoners van Holly Road hadden al jaren geleden, voordat de prijzen de pan uit rezen, hun huis van de gemeente gekocht. Maar er waren niet veel oorspronkelijke bewoners over: in de meeste roodstenen rijtjeshuizen woonden nu jonge stellen met kleine kinderen en op zomeravonden hoorde je overal in de straat het geluid van spelende kinderen.
Frankies moeder, Noreen, was inmiddels waarschijnlijk een van de oudste bewoners.
‘Eenenzestig plus btw,’ zei Sam, Frankies man, vaak plagend.
‘Ach, ga toch weg,’ zei Noreen dan verrukt, terwijl ze een gebaar met haar arm maakte.
Je kon Noreen geen mooier complimentje geven dan haar te vertellen dat ze niet zo oud leek als ze in werkelijkheid was.
Ze was inmiddels zevenenzeventig en hoewel niet meer het dartele persoontje dat ze zo lang was geweest, was ze geestelijk nog zo scherp als een scheermes.
Of als een stiletto, zoals haar oudste zoon Luke altijd zei.
Nee, als een laser, wierp Matthew tegen, de volgende in de familiehiërarchie.
Frankie, of Frances, was meer dan tien jaar jonger dan haar broers en een volkomen onverwacht nakomertje. Haar moeder had van apostolische namen gehouden, maar het lot had bepaald dat ze er maar drie zou mogen geven, met een Frances in plaats van een Francis.
‘God heeft me niet meer kinderen toevertrouwd,’ zei Noreen altijd weemoedig bij gelegenheden als Kerstmis of bruiloften, als ze haar spreekwoordelijke vingerhoedje sherry ophad en haar levensverhaal aan iedereen vertelde die haar de kans gaf. ‘Ik was vijfendertig toen ik Frances kreeg en in die tijd was dat bijna een wonder. Maar ik had er graag meer willen hebben.’
Frankie was er niet echt van overtuigd dat haar moeder een boel kinderen leuk zou hebben gevonden, maar er waren momenten waarop ze wenste dat ze echt elf broertjes en zusjes had. Dan zouden ze tenminste allemaal een steentje moeten bijdragen aan het zorgen voor moeder.
Omdat ze de jongste was, een dochter, en de enige van het gezin die op minder dan anderhalve kilometer van hun ouderlijk huis woonde, werd Frankie automatisch opgescheept met het merendeel van die plicht.
Elke dinsdag ging Frankie na het werk naar Noreen toe en vervolgens met haar de stad in. Als Sam de auto niet nodig had, reed Frankie en dan namen ze de auto om Noreens boodschappen te doen. Anders gingen ze met de bus, wat resulteerde in regelmatig opgetrokken wenkbrauwen waarmee Noreen niet alleen de toestand van de bussen beoordeelde, maar ook de kwaliteit van de mensen die er gebruik van maakten.
Vandaag had Frankie de auto niet bij zich en toen ze kwiek naar haar oude huis toe liep, kon ze zien dat de tuin gedaan was. Het minieme grasveldje was keurig gemaaid, de bloembedden gewied en de heg was geschoren alsof dat het hoofd van een marinier was.
Aangezien Noreen de tuin niet meer aankon, hadden Frankie en haar broers botje bij botje gelegd om iemand in te huren die één keer per maand de boel aan kant maakte.
De man heette Maurice en Frankie had echt medelijden met hem. Zij kon af en toe nog de benen nemen als haar moeder haar vertelde dat ze alles fout deed, maar die arme Maurice werd betaald om zich er niets van aan te trekken als mevrouw Brennan hem er weer eens luidkeels op wees dat elke idioot wist dat die geraniums het nooit zouden doen in die oude, van onkruid vergeven aarde onder het raam.
‘Hij is lelijk van ouderdom, dus hij zou beter moeten weten,’ zei Noreen altijd als Maurice iets deed wat haar niet beviel.
Frankie wist nooit precies wat ze daarmee bedoelde, maar ze vond het een walgelijke uitspraak.
Maar een van Frankies beste vriendinnen, Heather, moest erom lachen. Zij vond Frankies moeder een giller, voornamelijk omdat ze niet háár moeder was. ‘Het is gewoon een gezegde,’ zei Heather. ‘Maar ik schrijf het wel even op.’ Heather noteerde altijd van alles in een opschrijfboekje, voor de roman die ze op een dag absoluut zou gaan schrijven. ‘Het heeft niets te betekenen, Frankie. Ze is gewoon enig, die moeder van jou.’
‘Ja, vast.’ Frankies mond glimlachte maar haar ogen deden niet mee.
Noreen Brennan was in de keuken waar ze net de laatste hand legde aan haar toilet toen Frankie binnenkwam. Noreen was niet iemand die ten koste van alles vasthield aan de makeup die ze altijd had gebruikt, zoals sommige mensen die verknocht bleven aan knalrood, ook al stond ze dat helemaal niet meer. Nee hoor, Noreen hield zich aan het advies van de duurste schoonheidssalon in de buurt en ging nooit de deur uit zonder een volle lading Estée Lauder en een sloot Youth Dew.
Ze beschouwde zichzelf ook als een expert op het gebied van make-up en liet haar dochter daar graag van meeprofiteren.
‘Doe die oude zilveren oogschaduw nu eens weg,’ had Noreen Frankie de week ervoor aangeraden. ‘Die maakt je zo oud. Je kraaienpootjes worden er ontzettend door benadrukt. Ik gebruik Typically Taupe, is het niet beeldig? En dit koraalrood staat veel beter op je lippen als je een oudere huid hebt.’
Frankie en haar moeder leken uiterlijk erg veel op elkaar: ze waren allebei klein en tenger gebouwd, met grote donkere ogen en een matte huid. Het verschil was dat Frankies haar nog steeds glanzend donkerbruin was, waardoor ze jonger leek dan ze was, terwijl dat van haar moeder inmiddels zilver grijs was geworden. Frankie hoopte van harte dat alle andere verschillen ook duidelijk zichtbaar waren, want ze had haar leven lang ijverig geprobeerd om niet op Noreen te lijken.
‘Hoi, mam,’ zei Frankie opgewekt en begroette haar moeder met een vluchtig kusje ergens in de buurt van haar wang, zodat ze de zorgvuldig aangebrachte lagen make-up niet zou beschadigen.
‘Luke heeft gebeld, God helpe hem,’ zei haar moeder terwijl ze geroutineerd een beetje van het spul dat ze hardnekkig rouge bleef noemen op haar wangen wreef.
Frankie dacht vaak dat een buitenstaander meteen zou aannemen dat haar oudste broer niet gewoon Luke Brennan heette, maar Luke-God-helpe-hem-Brennan. Dat was haar moeders manier om iedereen duidelijk te maken dat niet alles op rolletjes liep in Lukes leven. Dat lag volgens Noreen voornamelijk aan zijn vrouw, oftewel Celia-wat-zou-ik-haar-graag-eensde-waarheid-willen-zeggen.
Luke kreeg als oudste de volle laag te verduren van het ‘Irish Mammy Syndroom’, dat inhield dat Noreen hem aanbad en dat geen enkele vrouw goed genoeg voor hem was. Met als mogelijke uitzondering die leuke prinses Caroline van Monaco, want die leek sprekend op haar dode moeder, prinses Gracia, God hebbe haar ziel, en ze had diezelfde koninklijke stijl, klasse en goede manieren. Prinses Gracia was Noreens idool geweest.
‘Celia en hij gaan twee hele weken naar Portugal. Zomaar ineens. Haar idee. God helpe hem, ik weet dat hij de zon haat. Maar zíj is er gek op. Ze is pas gelukkig als ze net zo doorstoofd is als een ouwe hagedis. Ik zei ik snap niet waarom jullie niet gewoon weer zo’n leuk huis in Kerry nemen, waar we allemaal langs kunnen komen en weer net als vroeger samen plezier kunnen maken,’ vervolgde haar moeder.
Frankie wist dat het tumult rond de laatste vakantie in Kerry, waar zijn moeder naartoe was gekomen voor een driedaags bezoek en uiteindelijk tien dagen was gebleven, de werkelijke reden was dat Luke en Celia nu naar Portugal gingen, maar ze hield haar mond en ging de afwas doen. Het was een prettig en vertrouwd werkje en ze kon tegelijkertijd uit het raam de tuin in kijken en aan andere dingen denken terwijl haar moeder tegen haar praatte. Of tegen haar aan praatte.
‘Ik zal je eens iets vertellen…’ Noreen had de smaak te pakken en begon enthousiast aan een verhaal over een meisje uit de straat dat met twee mannen tegelijk verkering had en over het verbitterde gevecht dat zich in het openbáár om haar had afgespeeld.
‘Hoewel ik daar echt niet van opkijk, hoor. Maar ja, ze is op straat opgegroeid. Wie zaait, zal oogsten of zoiets. Doe eens een beetje rustig aan met dat bord, Frankie. Als je niet uitkijkt, poets je het patroon er nog af.’
Frankie bedacht dat ze het heerlijk zou hebben gevonden om zo’n vrouw te zijn die met haar moeder kon opschieten. Een van die vrouwen die dingen zeiden als ‘ze is mijn beste vriendin’ of die hun moeders in tijdschriften nomineerden om een bos bloemen te ontvangen omdat ze elke dag opnieuw hun dochters leven redden. Zo’n relatie hadden Frankie en Noreen niet en zover zou het ook nooit komen. Ze hadden volkomen verschillende opvattingen.
Frankie deed aan yoga, speelde met het idee om samen met Sam de Inca-trektocht naar Machu Pichu te maken en voelde zich belachelijk blij als Michael haar een beetje onhandig knuffelde en zei dat ze een ‘toffe moeder’ was.
Noreen droeg altijd schoenen met een hakje, zelfs als haar enkels opgezwollen waren, bad elke avond en koesterde de hoop dat iedereen haar een echte dame vond, ondanks alles wat ze in haar leven had meegemaakt. En ze vond yoga pure kolder. Al dat gezeur over in contact komen met je gevoelens!
‘Maar eigenlijk is het allemaal de schuld van haar ouders.’ Noreen had het nog steeds over het meisje uit de straat met het gecompliceerde liefdesleven. ‘Ze hebben nooit van hun leven een dag fatsoenlijk werk gedaan. Het arme kind zal vast zwanger worden en dan vragen ze zich nog af hoe dat kan. Hoezo? Met dat soort ouders is het een wonder dat ze niet in een plastic minirokje langs de haven loopt op zoek naar werk.’
Zonder zich ook maar een moment af te vragen hoe haar moeder zo goed wist waar de hardst werkende vrouwen uit de stad hun beroep uitoefenden, bleef Frankie hardnekkig afwassen.
‘Hoe is het met Michael?’
Haar moeder kon echt van de hak op de tak springen.
Frankie had ergens gelezen dat de CIA diezelfde tactiek wel eens gebruikte bij het ondervragen van gevangenen: dan begonnen ze ineens over een heel ander onderwerp, zodat je vergat waarover je zat te praten en het gevoel kreeg dat je niet goed wijs was.
‘Goed. Nogal druk met pakken.’ Nog maar vier nachtjes slapen, dan zou Michael een jaartje vrijaf nemen en gaan reizen. Hij zou samen met een vriend naar Frankrijk gaan en vandaar uit zouden ze wel verder kijken.
Frankies moederlijke radar maakte overuren en bedacht allerlei rampen terwijl ze zich afvroeg wat er zou gebeuren als er iets mis ging als Michael bijvoorbeeld in India was. Hoe kon ze daar dan gauw genoeg komen om alles op te lossen?
‘Ach, hij is gewoon geweldig.’ Als haar zoon Luke de eerste was om Noreen vochtige ogen te bezorgen, dan was haar kleinzoon de tweede. ‘Je moet niet bij de pakken neer gaan zitten zodra hij weg is, hoor,’ vervolgde Noreen. ‘Hij is volwassen. Hij kan niet voortdurend aan je rokken blijven hangen.’
‘Dat weet ik ook wel,’ zei Frankie tandenknarsend.
‘Ik zei het alleen maar,’ zei haar moeder terwijl ze het resultaat van al haar inspanningen in een klein spiegeltje bewonderde.
Hun eerste bestemming was de kapsalon om Noreens ‘speciale shampoo’ te kopen. Dat was een uitwasbare kleurspoeling en Noreen had het prettige idee dat niemand wist dat ze haar haar kleurde.
Bij wijze van uitzondering had Frankie ineens zin om te zeggen dat ze al jaren wist dat het geen gewone shampoo was, want die was niet zilverachtig paars van kleur en liet geen vlekken op je handen na.
Die hatelijke opmerking over Michael zat haar nog steeds dwars. Hij was wel eerder op vakantie geweest, maar hooguit voor een paar weken. Een jaar was zo lang.
Wortels en vleugels.
Als ouder werd toch van je verwacht dat je je kinderen die meegaf? Geen schuldgevoelens. Frankie dacht aan de sticker die iemand op haar werk op de muur had geplakt: Voor schuldgevoelens kun je altijd bij mijn moeder aankloppen. En zo wilde Frankie helemaal niet zijn.
Alleen had die reis van Michael haar volkomen uit haar evenwicht gebracht en haar het gevoel gegeven dat ze binnen de kortste keren wel zo zou kunnen worden. Haar schattebout ging weg. Het was de eerste stap op weg naar zijn toekomst en Frankie was haar houvast kwijt.
Waarom kon haar moeder dat toch niet begrijpen?
Toen ze achter haar moeder aan de kapsalon uitliep, was ze vast van plan om het tegen haar te zeggen.
‘Marietta weet waar ik van hou en met deze shampoo blijven mijn krullen echt goed zitten,’ zei Noreen, die een beetje verlegen over haar haar streek.
Het kreng in Frankie stierf een voortijdige dood. Hoe haalde ze het in haar hoofd om zoiets akeligs tegen haar moeder te zeggen?
Ze waren gewoon anders. Frankie moest haar moeder accepteren zoals ze was. Per slot van rekening was het niet vreemd dat haar moeder zo’n taaie was. Ze had een zwaar leven achter de rug. Frankies vader was knap, charmant en een lammeling geweest. Iedereen was dol op hem, maar hij was nooit het soort vader geweest dat ervoor zorgde dat de rekeningen betaald werden. Frankie besloot dat ze pas echt iets bereikt zou hebben als zij op haar moeders leeftijd nog dezelfde kracht en levenslust kon opbrengen.
‘Vooruit Frankie, kop op. Michael zal nooit meer terug willen komen als je hem steeds op dat treurige gezicht trakteert. Straks blijft het altijd zo staan! Dat zou pas echt een mop zijn!’
Frankie griste iets heftiger dan noodzakelijk was de boodschappentas uit haar moeders hand. ‘Ik draag die speciale shampoo wel, mam,’ snauwde ze en liep de straat op.
De volgende halte was de banketbakkerij, waar Noreen het vreselijke nieuws te horen kreeg dat meneer Heron uit Stoneyville was overleden en in zijn huis opgebaard lag voor de begrafenis van die avond.
‘O, lieve hemel,’ zei Noreen, toen ze dat hoorde. ‘Ik dacht juist dat hij het ergste had gehad, jij niet, Antoinette?’
‘Ja, ik ook,’ antwoordde Antoinette die de bestelde eclairs omzichtig een voor een in een speciale verpakking deed. ‘Na die operatie is hij nooit meer de oude geworden, hè?’
‘Dat is waar.’
‘Over wie hebben jullie het?’ vroeg Frankie.
‘Eamonn Heron,’ zei haar moeder. ‘Woonde zo’n anderhalve kilometer bij ons vandaan en had zo’n ouderwetse fiets met een mand voorop. Hij woonde samen met zijn zus Josie en ze hadden een cockerspaniël.’
Haar ogen stonden geërgerd toen Frankie nog steeds niet thuis gaf.
‘Hij werkte bij de gemeente,’ vervolgde Noreen. ‘Ach, Frankie, je begint echt te malen als je nog steeds niet weet over wie we het hebben.’
‘Heel lang en kaal,’ zei Antoinette behulpzaam. ‘En nooit getrouwd.’
‘Nee, nooit getrouwd. Maar goed ook,’ vulde Noreen veelbetekenend aan.
‘Maar goed ook,’ beaamde Antoinette. ‘Wil je verder nog iets, Noreen?’
Het duurde tien minuten voordat hun aankopen ingepakt waren, omdat Antoinette niet alleen langzaam was maar ook voortdurend bleef kletsen.
Antoinette moest minstens zo oud zijn als haar moeder, dacht Frankie geïrriteerd terwijl ze stond te wachten. Waarom stond ze dan nog steeds in de bakkerij? Die vraag stelde ze aan haar moeder toen ze de winkel uit waren en met ferme pas op weg gingen naar het huis van meneer Heron met de Tipsycake die ze gekocht hadden voor de wake.
‘Waarom Antoinette nog steeds in de bakkerij staat?’ herhaalde Noreen verbaasd. ‘Daar blijft ze jong van. Daar draait het hele leven toch om?’
Bij de familie Heron was Frankie de jongste persoon die aanwezig was. De mensen die hem de laatste eer kwamen bewijzen waren ruim boven de zeventig, maar een gevoel van verdriet dat iemand van hun generatie was overleden ontbrak. Eamonn was dood, zijn zus Josie bleef alleen achter en de bezoekers waren gekomen om haar te troosten en haar te vertellen dat ze hem zouden missen, maar dat haar leven gewoon door moest gaan.
‘Ga maar gezellig met ons mee naar de bingo,’ zei Noreen tegen de vrouw die het verlies had geleden, een sterke dame van tachtig met een dikke bos prachtig wit haar dat opgestoken was met behulp van paarlemoeren kammetjes.
‘Je blijft niet alleen thuiszitten, hoor,’ voegde een andere oude dame eraan toe terwijl ze een vinger met een knalrood gelakte nagel opstak. ‘Dat zou Eamonn nooit hebben gewild.’
‘Die arme stakker wist al niet wat hij wilde toen hij nog leefde,’ fluisterde Noreen Frankie stiekem toe. ‘Hij was echt niet goed snik. Maar daar schiet zij niets mee op. Je kunt haar beter het gevoel geven dat ze hem een gunst bewijst door gewoon verder te leven.’
Frankie onderdrukte een glimlach. Haar moeder kon ontzettend geestig zijn. Haar vriendin, Heather, had gelijk. Het kon alleen flink aankomen als die scherpe humor op jou gericht was.
‘Frankie, wat enig om je te zien,’ zei mevrouw Stanley, een van haar moeders vazallen en een vrouw van wie ze nooit zou overwegen om haar bij haar voornaam te noemen. ‘Waarom ga jij nooit met ons mee naar de bingo?’ informeerde mevrouw Stanley.
‘Nou ja, ik heb het nogal druk, hoor,’ zei Frankie. God, bingo. Ze hakte nog liever haar rechterarm af. Zonder verdoving.
‘Ach welnee, je hebt het helemaal niet druk,’ drong mevrouw Stanley aan. ‘Je moeder vertelde ons dat die knul van je nu echt volwassen is en op wereldreis gaat. Met Lovely Planet of Lonely Planet of zo’n soort naam. Hij is nu groot en je mag weer aan jezelf gaan denken. Wat een vrijheid! Je zult je weelde niet op kunnen.’
‘Ik… maar ik moet…’ Frankie hield verward op. Want mevrouw Stanley had de spijker op de kop geslagen. Ze had niets meer te doen, afgezien van de drie ochtenden dat ze werkte. Aan haar baan als moeder die altijd klaarstond, was een abrupt einde gekomen.
Dat ze de moeder was van een sterke zoon had haar het gevoel gegeven dat ze nog jong was en nu Michael aan een volgende fase in zijn leven toe was, besefte Frankie ineens dat ze behept was met wat psychiaters het lege-nestsyndroom noemden.
Ze was niet zo’n type dat naar de bingo ging en een blauwe spoeling nam, maar deze mensen vonden dat kennelijk wel. Ze was van een energieke moeder veranderd in een vrouw die bijna aan een 65+-kaart toe was en dat was allemaal gekomen doordat iemand anders op wereldreis ging.
Nu ze hier zat tussen een groep veel oudere mensen die kennelijk met volle teugen van het leven genoten voelde Frankie zich de oma van Methusalem.
‘Een dubbeltje voor je gedachten.’ Dat was haar moeder die met een kopje thee in de hand terugkwam van haar ronde door het vertrek om de laatste buurtroddels te horen.
‘Niets,’ zei Frankie.
De strakke blik waarmee alle ondeugende streken die ze als kind had uitgehaald meteen doorzien waren, werd weer op Frankie gericht.
‘Frances?’
‘Hè, mam, zeur nou niet zo,’ smeekte Frankie. Zoiets zei ze nooit tegen haar moeder, maar vandaag voelde ze zich triest en weerloos. Ze had geen zin om het vrolijke masker op te zetten dat als schild diende tegen de scherpe opmerkingen van haar moeder.
Noreen ging op de armleuning van Frankies stoel zitten.
‘Trek je maar niets aan van Anna Stanley, lieverd,’ zei ze. ‘Ze weet best dat je een hekel hebt aan bingo. Dat heb ik haar vaak genoeg verteld. Ze probeerde alleen maar te helpen.’
‘Het lag niet aan wat mevrouw Stanley zei…’ begon Frankie. Ineens barstte ze in tranen uit en begon zo hard te snikken, dat iedereen ineens opschrok.
Tot haar stomme verbazing zei haar moeder niet tegen haar dat dit niet de juiste plek was om te gaan zitten janken, zoals ze vroeger misschien had gedaan. In plaats daarvan sloeg Noreen haar arm om Frankie heen en zei monter tegen de mensen om hen heen: ‘Ze is echt een lieve meid, met zó’n klein hartje. Ze vindt het vreselijk om bij mensen te zijn die net een verlies hebben geleden.’
‘Het spijt me,’ mompelde Frankie.
‘Maak je geen zorgen,’ zei Noreen die haar een papieren zakdoekje gaf. ‘Als er één ding is waar je op mijn leeftijd wel achter bent, dan is het dat niemand ooit let op wat andere mensen doen. Als je je hier tot op je ondergoed uitkleedt, zal niemand dat in de gaten hebben. Ze zitten allemaal verstrikt in hun eigen drama’s. Maar hoor eens, lieverd, ik weet best wat er met je aan de hand is. Het gaat om Michael, maar die komt heus wel weer terug, hoor. Je bent een fantastische moeder. Veel zachtaardiger en liever dan ik ben geweest. Nou ja,’ voegde Noreen daar nadenkend aan toe, ‘dat was voor je eigen bestwil. Jouw Sam is een fatsoenlijke vent, maar als je zo’n man had gekregen als je vader was, God hebbe zijn ziel, dan moet je sterk zijn. Ik probeerde je daarop voor te bereiden.’ Ze zuchtte. ‘Ik denk dat ik de plank heb misgeslagen, maar een mens kan alleen maar haar best doen, hè?’
En ze glimlachte tegen Frankie, met glanzende grote donkere ogen die om geruststelling leken te vragen.
Frankie moest het even in stilte verwerken en wreef over haar gezicht. Het was een dag vol verrassingen. Haar moeder praatte eigenlijk nooit zo tegen haar. En ze hoefde ook nooit gerustgesteld te worden.
Noreen hoorde niet bij die moeders die hun kinderen precies uitlegden waarom ze iets deden. Tot nu.
En toen drong het ineens tot Frankie door. Ondanks alles, ondanks het feit dat ze over zoveel dingen heel anders dachten, leken haar moeder en zij toch ontzettend veel op elkaar. Ze hielden allebei van hun kinderen en wilden het beste voor hen. Ze hanteerden alleen een andere aanpak.
Frankie behoorde tot een generatie waarbij je best mocht toegeven dat je je achttienjarige zoon zou missen. Haar generatie was zich bewust van zijn gevoelens en had van alles gelezen over emotionele intelligentie. Ze hadden begrip voor het kind in zichzelf.
Noreen Brennan had nooit tijd gehad voor het kind in zichzelf, het kostte haar al moeite genoeg om te overleven en haar gezin te voeden, naar school te sturen en te verzorgen. De anderen moesten zelf maar voor het kind in zichzelf zorgen.
Maar toen haar volwassen kind in tranen uitbarstte, had Noreen precies geweten wat er aan de hand was.
‘Je bent echt geweldig, mam,’ zei Frankie ineens met een scheut van liefde voor deze taaie vrouw die zoveel tegenslag had gehad. ‘Je hebt het hartstikke goed gedaan, hoor. Door ons in je eentje groot te brengen.’
‘Ach, hou toch op,’ zei Noreen, terwijl ze dat op haar bekende manier wegwuifde. Maar ze keek toch blij. Om de koraalrode Estée Lauder-lippen speelde een glimlach.
‘Wat zou je ervan zeggen als we volgende week eens samen naar de schoonheidsspecialiste gingen voor een make-over? Dan heb je ook iets om Michael te vertellen als hij belt, zodat hij niet gaat denken dat je thuis in zijn kamer zit te kniezen.’
Frankie lachte. Wat kende haar moeder haar toch goed. Raar, dat ze zich dat nooit eerder had gerealiseerd.