Madame Lucia
Stanley Maguire was niet van plan geweest om het kantoor boven te verhuren. De grote L-vormige kamer op de verdieping boven Maguire’s Travel, was net leeg komen te staan en Stanley had eindelijk besloten dat het hoog tijd was om zijn reisbureau uit te breiden met de eerste verdieping. De architect had al een plan getekend en Stanley zag zichzelf al zitten in een ruime kamer met uitzicht op Main Street, met mooie groene wanden en misschien zelfs een paar crèmekleurige leren banken waar goede klanten plaats op konden nemen. Het was tijd om te laten zien hoe succesvol Maguire’s Travel was.
En toen was die vrouw het reisbureau binnen gekomen en had hem op een rustige maar tegelijkertijd onverzettelijke toon gevraagd of ze dat kantoor niet een paar weken lang kon huren. Stanley had nee willen zeggen, hij had het echt geprobeerd, maar hij kreeg de woorden niet over zijn lippen. Er was iets met dat glimlachende ronde gezicht en die warme bruine ogen waardoor hij zichzelf niet meer in de hand had. Nee was ja geworden.
‘Geen probleem, hoor, zuster,’ had hij gezegd, omdat ze eruitzag als een non met dat nette grijze haar en dat sobere donkerblauwe pakje. Ach, het kon toch geen kwaad om een non in huis te hebben in de tijd dat hij op vakantie was? Hij hoorde zelf hoe hij haar aanbood om de ruimte te laten stofzuigen en afstoffen door zijn eigen schoonmakers.
‘Dank je wel, Stanley,’ had de vrouw met de bruine ogen gezegd terwijl ze zijn hand drukte. ‘Je bent een goed mens, dat merk ik meteen.’
Stanley straalde als een schooljochie, ook al was het minstens dertig jaar geleden dat hij over een schoolplein had gelopen. Pas toen ze weg was, drong het tot hem door dat ze hem niet had verteld hoe ze heette of waarvoor ze het kantoor wilde gebruiken.
De meisjes van Maguire’s Travel vonden het mateloos spannend toen het kleine kaartje boven de deurbel van het kantoor boven verscheen.
MADAME LUCIA, WAARZEGSTER
‘Ik dacht dat meneer de chef er een chic kantoor van wilde maken,’ zei Carmel die het langst van allemaal bij Maguire’s werkte en die de buik vol had van mannen en hun zakenimperiums. ‘Wacht maar tot hij van vakantie terug is en dit onder ogen krijgt! Ik neem aan dat ze zo’n flamboyant type is dat twinkelende lichtjes voor het raam hangt en constant een stroom idioten over de vloer heeft.’
Maar er was geen sprake van een stroom idioten. Tijdens kantooruren zagen ze alleen de keurige gestalte van Madame Lucia zelf rustig naar binnen en naar buiten gaan. En zij was allesbehalve flamboyant. Ze had zacht grijs haar, ze droeg onopvallende kleren en het enige wat opviel, was dat ze een voorkeur scheen te hebben voor verstandige veterschoenen.
Als er even geen klanten waren, zaten Carmel, Gwen en Selena elkaar te vertellen dat ze helemaal geen vertrouwen hadden in waarzegsters.
Carmel las zelfs haar horoscoop niet meer. Alle tijdschriften hadden haar voorgehouden dat Tweelingen en Weegschalen meestal goed bij elkaar pasten, maar zij en Michael hadden als kat en hond met elkaar gevochten en inmiddels woonde Michael weer bij zijn broer, terwijl Carmel in haar eentje in hun appartement zat.
Ze was vierendertig en haar moeder bleef maar snibbige opmerkingen maken over het feit dat toen zij nog jong was het vragen was om moeilijkheden als je met een man ging samenwonen voordat je getrouwd was.
‘Als je je gezond verstand weer terug hebt, kun je zo weer in je oude kamer,’ zei haar moeder, Phil, minstens één keer per week.
Carmel wist dat ze het niet veel langer meer kon uithouden om de huur in haar eentje te betalen, maar ze wilde onder geen beding weer bij haar moeder gaan wonen.
Phil pronkte met haar verbittering alsof het een olympische medaille was. Het was het enige wat ze had overgehouden toen Carmels vader tweeëndertig jaar geleden bij haar was weggegaan. Ze had bijna triomfantelijk gereageerd toen Michael vertrok uit het appartement dat hij met haar dochter deelde.
De geschiedenis herhaalt zich, had Phil grimmig opgemerkt. Gezien die omstandigheden had Carmel geen zin om te lezen dat rood haar gelukskleur was of dat zaterdag haar beste dag van de week was. Dat soort frivoliteiten interesseerde haar geen mallemoer meer.
Op de derde dag besloot Gwen de stoute schoenen aan te trekken.
Ze was helemaal klaar voor Madame Lucia, zei ze vol vertrouwen tegen haar collega’s. Waarzegsters waren slim en konden evenveel opmaken uit kleren, handtassen en sieraden als uit de kaarten die ze zogenaamd lazen. Gwens mooie leren handtas en haar verlovingsring zouden haar al verraden hebben.
Dus liet ze haar handtas en de ring achter bij Carmel en ontdeed zich ook van het donkerblauwe uniformjasje met de zak waarop MAGUIRE’S TRAVEL geborduurd stond, zodat er geen sprake zou zijn van kletspraatjes in de trant van ‘ik zie dat je een buitenlandse reis gaat maken’. Madame Lucia zou van haar niets te weten komen.
Boven stond een waxinelichtje onder een schaaltje aromatische citroenolie en in het kantoor hingen allerlei exotische luchtjes. Madame Lucia zat aan een tafel met een kristallen bol voor zich. Ze glimlachte zwijgend naar Gwen, die beleefd ging zitten en ook in de kristallen bol keek. Ze zaten er allebei een eeuwigheid naar te staren.
Gwen deed haar best om te zien wat mensen daar nu eigenlijk in zagen. Mist of een wervelende nevel. Dat zou je toch eigenlijk moeten zien? Gwen probeerde het echt, maar het enige wat ze zag, was een dikke bol die sterk rook naar het spul dat haar oma gebruikte om ramen te lappen. Madame Lucia leek trouwens wel een beetje op Gwens oma, nu ze erover nadacht.
Een verstandig beige vestje, een crèmekleurige, hooggesloten blouse, een vriendelijk glimlachend gezicht en geen bungelende zigeuneroorring te zien. Ze droeg zelfs net zo’n goudomrande bril als oma, alleen de gouden ketting ontbrak. De ogen van Madame Lucia flikkerden achter de brillenglazen, maar ze zei niets. Zou Madame Lucia iets zien? Misschien was het gewoon oplichterij.
‘Je zult nog binnen het jaar gaan trouwen,’ zei Madame Lucia. ‘Volgens mij zie ik San Francisco. Ja, dat klopt.’
Gwen sloeg haar ogen ten hemel. Waarzeggerij was dus toch onzin. Brian en zij zouden op huwelijksreis gaan naar Sardinië.
‘Nee, naar San Francisco,’ zei Madame Lucia vastberaden, alsof ze Gwens gedachten kon lezen.
Gwen knipperde met haar ogen.
‘Ik weet wel dat je een andere bestemming geboekt hebt, maar uiteindelijk zal het op San Francisco uitdraaien. Je krijgt een schok te verduren en je zult een besluit moeten nemen, maar uiteindelijk zul je volgens mij toch de juiste weg volgen. Dat is ook echt het beste, hoor. Je bent een sterke meid.’
‘Maar hoe zit het dan met andere dingen… geld, familie…?’ Gwen wilde meer dan die beperkte blik in de toekomst.
‘Je kwam hiernaartoe om me te vragen hoe het met de liefde zat,’ zei Madame Lucia eenvoudig. ‘En dat heb ik je verteld.’
‘Ik heb helemaal niet gezegd waarvoor ik naar u toe…’ begon Gwen, maar toen hield ze haar mond. Want ze was wel degelijk gekomen om uit te vissen hoe het met haar en Brian zat. Ze zou het nooit hebben toegegeven, zelfs niet aan haar beste vriendinnen, maar er klopte iets niet. Brian was tegenwoordig zo afwezig. Hij zag eruit alsof hij zich helemaal niet op zijn gemak voelde als ze haar bruiloftsboekje pakte, met de aantekeningen van alles wat ze al gedaan hadden en wat ze nog moesten doen. Gwen maakte zich zorgen over de bruidstaart. Zou het ongeluk brengen om een pyramide van profiteroles te nemen in plaats van de traditionele vruchtentaart?
Madame Lucia schonk haar een vriendelijke, oma-achtige glimlach. ‘Je zult de juiste keuze maken,’ zei ze.
‘En?’ vroegen Carmel en Selena nieuwsgierig toen Gwen weer terugkwam op kantoor. ‘Och, je weet wel, de gewone onzin,’ zei Gwen, terwijl ze haar mobieltje uit haar tas viste. Ze kon Brian maar beter een sms’je sturen over vanavond.
Na het werk hadden Gwen en Brian afgesproken in Mario’s Coffee Shop. Brian had een sweatshirt aangetrokken over het onopvallende overhemd-met-stropdasuniform van de bankbediende.
‘Wat is er nu weer aan de hand met de bruiloft van de eeuw?’ vroeg hij somber terwijl hij twee suikerklontjes door zijn koffie roerde. ‘Zeg maar niets. De bloemist kan natuurlijk niet precies de juiste tint rozen leveren waar jij je zinnen op hebt gezet en nu valt alles in duigen. Kunnen we het ergens anders over hebben?’
Gwen keek hem gekwetst aan.
‘Hoe kun je dat nou zeggen…’ begon ze, maar hield toen haar mond. Hij had gelijk. Tegenwoordig praatten ze eigenlijk alleen nog maar over de bruiloft. Gwen droomde al vanaf haar vijfde over haar trouwdag, vanaf het moment dat ze Barbie onder ogen had gekregen in haar prachtige, op een schuimtaart lijkende kanten jurk.
‘Je hebt echt meer dan genoeg van dat gezeur over de bruiloft, hè?’ zei ze.
Die opmerking overviel hen allebei.
‘Wel een beetje,’ gaf hij toe. ‘Ik heb het gevoel dat ik in een achtbaan zit en er niet meer uit kan.’
Brian keek Gwen aan om te zien hoe ze daarop reageerde. Ze zat niet bepaald te snakken naar adem, dus waagde hij het er maar op.
‘Ik heb altijd gedacht dat het ontzettend leuk zou zijn om ergens op een strand te trouwen of zo. Heel gewoon, zonder al die rompslomp.’
Gwen dacht aan de uitgebreide plannen voor een bruiloft die een vermogen zou gaan kosten en aan het koude zweet dat haar uitbrak als ze alleen maar aan de tafelindeling dacht. Stel je toch eens voor dat haar wilde ooms terecht zouden komen naast Brians mooie maar verlegen nichtjes? Of dat Brians broer, die getuige zou zijn, schuine moppen zou gaan vertellen die oma tot in het diepst van haar ziel schokten, zodat ze meteen een pil voor haar hart moest nemen?
‘Als we voor een snelle, rustige bruiloft zouden kiezen, met alleen de naaste familie erbij, zouden we het geld dat we hebben gespaard voor een fantastische vakantie kunnen gebruiken. Bijvoorbeeld naar…’ Ze zocht naar een bestemming, ‘…naar San Francisco. Dan zouden we daar in de buurt kunnen gaan rondzwerven, over Highway Number One naar L.A. rijden en naar al die andere plaatsen…’
Brian zei niets. Dat hoefde ook niet. De brede glimlach die op zijn gezicht was verschenen, zei genoeg.
Selena geloofde vurig in waarzegsters. Dat was altijd al zo geweest, maar ze had er niets over gezegd omdat de andere meisjes dan zouden roepen dat ze beslist moest gaan en als Madame Lucia één blik op haar wierp, zou ze al weten hoe de vork in de steel zat.
En Selena was doodsbang dat iemand erachter zou komen.
Ze had het geld nog steeds, verstopt in een envelop in haar bureaula onder het pakje met een reservepanty, zodat iedereen die de panty zag meteen zou begrijpen dat dit haar privéla was en niet verder zou kijken. Want tweeduizend euro was een boel geld en iedereen die ook maar een beetje bij de tijd was, zou beseffen dat Selena, die een gat in haar hand had, nooit van haar leven zoveel bij elkaar had kunnen sparen.
Het was niet haar bedoeling geweest om het in te pikken, echt niet. Ze had nog nooit iets gestolen, zelfs geen kladblok uit de voorraadkast met kantoormiddelen, maar toen Stanley Maguire een maand geleden had vergeten het geld in de safe te leggen was dat toevallig op dezelfde dag gebeurd dat Selena die afschuwelijke brief van de creditcardmensen had gekregen.
Hoe kon ze hun nou zoveel geld schuldig zijn? Ja, ze had die schoenen gekocht en die lange suède rok die iedereen zo mooi vond, maar die waren samen toch geen tweeduizend euro geweest?
Ze had de bedragen met trillende vingers opgeteld op haar telmachine. Ongelooflijk genoeg waren al die kleine bedragen (€19,99 voor een zonnebril die sprekend leek op het model dat al die Hollywoodsterren hadden, een dvd over yoga, een nieuwe portemonnee…) bij elkaar toch evenveel als het adembenemende bedrag dat onder aan de afrekening stond.
En daardoor leek het alsof het zo had moeten zijn toen Stanley, die verstrooidheid tot een kunst had verheven, de safe had opengemaakt om het geld dat ze die ochtend hadden geïnd erin te leggen en één bundeltje op zijn bureau had laten liggen.
Hij was meteen daarna gaan lunchen en Serena had het geld opgepakt om hem dat later terug te geven, maar toen haar vingers de koele gladde bankbiljetten aanraakten, wist ze gewoon dat ze hiermee al haar problemen kon oplossen.
Alleen was dat helemaal niet waar. De schuldgevoelens brandden als hellevuur in haar ziel en sinds die dag had ze bijna niet meer kunnen slapen.
‘Ik weet dat je niet in waarzeggerij gelooft,’ zei Gwen, die er bijzonder zelfingenomen uitzag sinds ze haar bruiloft had afgezegd, ‘maar Madame Lucia is heel anders. Ze begrijpt dingen. En ze vertelt je geen nare dingen, alleen goed nieuws.’
Maar als er nou helemaal geen goed nieuws was om door te geven, dacht Selena mistroostig.
Rond elf uur werd het even heel rustig op kantoor en Gwen drong opnieuw aan.
‘Toe nou maar, Selena, ik wed dat je niet zult geloven wat ze je te vertellen heeft. Je hoeft alleen maar naar mij en Brian te kijken om te zien dat alles ineens op zijn pootjes terecht is gekomen.’
Selena hield haar bril op. Die had ze eigenlijk alleen nodig bij de computer, maar ze dacht dat als ze een soort veiligheidslaagje glas tussen haar ogen en de doordringende blik van Madame Lucia droeg de waarzegster niet zou kunnen zien hoeveel schuldgevoelens en ellende daarachter schuilgingen.
‘Je hoeft echt niet zenuwachtig te zijn, hoor,’ zei Madame Lucia terwijl ze in haar kristallen bol tuurde. ‘Het leven stelt ons voortdurend op de proef met allerlei kleine verleidingen om te zien wat voor soort mensen we zijn. En jij weet best dat je bij het goeie soort hoort.’
De tranen sprongen Selena in de ogen. Ze was niet goed, helemaal niet. Als dat wel zo was, had het geld haar nooit in verleiding kunnen brengen.
‘Je moet maar eens met iemand gaan praten over een soort afbetalingsschema,’ ging Madame Lucia door. ‘Bijvoorbeeld dat je elke week iets weglegt. Banken zijn al blij als je met een klein bedrag begint.’
Selena besefte dat de waarzegster het over de creditcardschuld had. Ze wist niets van dat andere geld.
‘Een grote schoonmaak,’ ging Madame Lucia verder.
Selena keek haar verbijsterd aan.
‘Het kantoor is al tijden niet meer goed schoongemaakt. Je zou ervan staan te kijken als je wist hoe vaak dingen in een la vallen of achter een kast en op die manier verdwijnen. Een flinke voorjaarsschoonmaak zal ervoor zorgen dat alles weer op de juiste plaats terechtkomt.’
Er schoot een gevoel van opwinding door Selena heen. Natuurlijk. Het was alweer maanden geleden dat het kantoor eens goed overhoop was gehaald. Het achterste kantoor stond altijd vol dozen en achter Stanleys bureau lag een berg paperassen die zo hoog was als de Mount Everest.
Tussen al die troep had best een bundeltje bankbiljetten kunnen belanden. Een bundeltje bankbiljetten waarvan niemand ooit zou vermoeden dat het een maand lang in Selena’s la verstopt had gelegen.
‘En je gaat wel met de bank praten, hè?’
Madame Lucia keek haar strak aan en Selena begreep ineens dat de vrouw wel degelijk op de hoogte was van dat andere geld. Maar in Madame Lucia’s ogen was geen spoor van een oordeel te bekennen. Ze bood haar een uitweg aan, een oplossing.
Selena keek Madame Lucia stralend aan. ‘Ja, ik ga met de bank praten. En hartelijk bedankt. Voor alles.’
Ze huppelde de trap af, terwijl er van alles door haar hoofd schoot. Een flinke voorjaarsschoonmaak was echt een goed idee. Ze mochten dan de laatste tijd erg druk zijn geweest, dat was nog geen reden om het kantoor te laten verslonzen.
Halverwege Selena’s grote schoonmaak kreeg Carmel last van een astma-aanval.
‘Er mag dan geld achter Stanleys bureau hebben gelegen, maar in die hoek ligt alleen stof,’ zei ze snuivend terwijl Selena als een gek aan het poetsen was.
Selena had al twee vuilniszakken vol en ze had ook een nieuwe methode bedacht om duplicaten van documenten meteen in de computer op te slaan.
‘Als we een back-up maken van de files op de harddisk, hoeven we geen papieren kopieën meer te bewaren,’ verkondigde ze.
‘Ik ga even naar buiten om een frisse neus te halen,’ zei Carmel.
Buiten keek ze naar de deur die toegang gaf tot het kantoor boven. Waarom ook niet, besloot ze. Ze had toch een paar minuten over.
Ze verspilde haar tijd niet aan de kristallen bol, maar keek Madame Lucia recht aan, die haar kalm en vastberaden in de ogen keek. Daarna pakte Madame Lucia Carmels hand en draaide die voorzichtig om, met de handpalm naar boven.
Haar ongemanicuurde hand voelde koel en stevig aan en Carmel merkte dat iets van de spanning wegvloeide.
‘De bol is voor de toekomst, de hand voor het verleden,’ zei de waarzegster.
Carmel wachtte, nog steeds ongelovig.
‘Je gaat gebukt onder het verdriet van iemand anders,’ zei Madame Lucia nuchter. ‘Het is niet jouw last. Die moet je van je afzetten, dan pas kun je je eigen leven weer oppakken.’
Carmel hield haar adem in. Dit had ze niet verwacht.
‘Er zijn twee goede mannen in je leven. Een is ver weg, maar hij is je nooit vergeten. Hij bidt voor je.’
‘Dat kan niet,’ zei Carmel geschrokken, maar ze wist precies over wie Madame Lucia het had. ‘Mijn vader is weg, die is jaren geleden vertrokken. Hij heeft me nooit geschreven; hij geeft helemaal niets om mij.’
‘Jawel, hij geeft wel om je, en heeft dat altijd gedaan,’ hield Madame Lucia stug vol. ‘Die andere man geeft ook heel veel om je, maar er staat een soort…’ Ze zweeg even nadenkend. ‘Een soort muur om je hart die hem op afstand houdt. Dat komt door het verdriet dat je meesleept, de last van iemand anders. Die moet je loslaten.’
Carmel probeerde nog steeds dat eerste stukje informatie te bevatten. ‘Wat bedoelt u met “hij heeft dat altijd gedaan”?’ vroeg ze langzaam.
‘Hij heeft je geschreven,’ antwoordde Madame Lucia.
Ze kneep even in Carmels hand bij wijze van troost.
‘Dit is goed nieuws voor je,’ zei ze. ‘Het is een nieuw begin en dat heb je helemaal zelf in de hand. Jíj, niet iemand anders, niet iemand die boos is op de hele wereld.’
Het was zo’n goede omschrijving van haar moeder dat Carmel wrang glimlachte.
‘Wat moet ik dan doen?’
Om Madame Lucia’s mond verscheen een ontspannen glimlach. ‘Dat moet je helemaal zelf beslissen. De toekomst bepaal je altijd zelf.’
Carmels moeder stond het koperen beslag van de deur te poetsen toen Carmel het pad op liep. Alles aan nummer 9 van The Crescent was glanzend gepoetst. Phil zei altijd dat het kwam doordat die nietsnut maar weinig voor haar had achtergelaten, dus dat ze daar goed voor moest zorgen. Carmel probeerde zich voor te stellen hoe het voor haar moeder was geweest, al die jaren geleden. Om alleen achter te blijven met een klein kind en vrijwel geen geld. Was die harde bolster haar enige verdediging geweest?
‘Wat kom jij hier doen?’ wilde Phil weten, alsof Carmel niet minstens tweemaal per week thuis kwam.
‘Ik wil met je over mijn vader praten,’ zei Carmel effen. Ze noemde hem nooit papa. Papa hoorde bij iemand die er altijd was.
‘Wat is er met hem?’ Haar moeder bleef grimmig doorpoetsen.
‘Het gaat om de brieven.’
De oude gele stofdoek bewoog ineens niet meer.
‘Hoe weet je dat?’
‘Dat doet er niet toe. Ik wil ze zien.’
Carmel bleef buiten wachten tot haar moeder weer opdook met een bruine map, propvol enveloppen, waarvan sommige open waren, maar de meeste niet.
‘Ik wilde niet dat hij nog langer deel uitmaakte van ons leven,’ zei haar moeder benepen terwijl ze haar de map overhandigde.
Carmel zei niets. Daar was ze in de loop der jaren goed in geworden. Als Phil weer eens tekeerging over Carmels vader, had Carmel geleerd haar mond te houden tot haar moeder uitgeraasd was.
‘Waar ga je naartoe?’ vroeg Phil bezorgd toen Carmel het tuinpad af liep, met haar kostbare lading brieven in de hand.
‘Naar huis,’ zei Carmel vriendelijk. ‘Ik spreek je later nog wel.’ Het had geen zin om beschuldigingen te uiten of bittere woorden te wisselen. Ze wist immers heel goed dat je daar niets mee opschoot.
De meest recente brief was van afgelopen kerst. Haar vader schreef elke kerst, ook al had hij in tweeëndertig jaar nooit één keer antwoord gekregen. Maar hij wist precies waarom. Hij wist dat zijn vrouw hem nooit zou vergeven dat hij bij haar was weggegaan.
Ik hoop dat ze je op een dag deze brieven zal geven, zodat je weet dat ik je nooit vergeten ben, had hij geschreven. Ik zou je dolgraag willen zien, maar alleen als jij dat ook wilt en misschien is dat niet het geval, omdat ik weg ben gegaan. Je moeder was een moeilijke vrouw om mee samen te leven, maar ik had jou niet in de steek mogen laten. Ik was jong en dom en ik heb daar nog elke dag spijt van. Ze wilde mijn geld niet, ze wilde helemaal niets meer met me te maken hebben.
Hij woonde in Londen, een stad waar Carmel al heel vaak was geweest zonder te weten dat haar vader vlak bij het Hammersmith-viaduct woonde en nog steeds een foto van haar als baby op zijn nachtkastje had staan. Toen ze die laatste brief had gelezen belde ze Michael. Hij kwam meteen naar haar toe en hield haar dicht tegen zich aan gedrukt terwijl zij tranen met tuiten huilde om al die verloren jaren. Michael zei dat ze haar vader moest schrijven, maar Carmel wilde naar hem toe. Meteen.
‘Ik zou dolgraag willen dat je met me mee ging…’ zei ze aarzelend, omdat ze niet zeker wist of Michael daar wel zin in had, want per slot van rekening had zij niets meer van hem willen weten. Ze waren ook eigenlijk uit elkaar.
‘Waarom gaan we morgen niet?’ vroeg Michael die haar tegen zich aantrok.
Stanleys vakantie in Florida was fantastisch geweest.
‘De mooiste vakantie van mijn leven,’ zei hij treurig en hij klopte op zijn buik bij de herinnering aan de pannenkoeken bij het ontbijt waar hij echt dol op was geworden. ‘Maar twee weken zijn niet genoeg. Twee maanden zouden beter zijn geweest.’
Hij was verrukt over het opgeruimde kantoor en nog blijer met de vondst van de vermiste tweeduizend euro.
‘Eerlijk is eerlijk, Selena,’ zei hij. ‘Je hebt ontzettend je best gedaan op het kantoor en dat nieuwe filingsysteem op de harddisk bevalt me ook uitstekend. Ik neem aan dat je er wel op rekent dat je een gedeelte van die tweeduizend ballen mag houden als loonsverhoging?’
‘Nee,’ zei Selena haastig.
Hij was minder vergenoegd toen hij hoorde dat Gwen drie maanden onbetaald verlof wilde om naar Amerika te gaan.
‘Ach, Gwen, wat moeten we nou zonder jou beginnen?’ klaagde hij. ‘En trouwens, ik dacht dat je het Central Hotel had geboekt voor een grootse bruiloft?’
Gwen grinnikte. ‘We hebben het al helemaal voor elkaar. Carmel heeft vijf sollicitaties gehad van mensen die op zoek zijn naar vakantiewerk nu het studiejaar voorbij is en volgens haar en Selena zullen ze zich best redden als we een van die mensen aannemen.’
‘Waar is Carmel?’ Het drong ineens tot Stanley door dat zijn officemanager schitterde door afwezigheid.
‘Ze moest met Michael naar Londen,’ zei Gwen. ‘Het ging om iets dringends.’
‘Ik dacht dat het uit was met Michael?’ Stanley begon nu echt in de war te raken.
‘Het is weer aan,’ zei Selena.
Nou ja, Stanley snapte er echt geen bal van, maar als de meiden tevreden waren dan hoefde hij zich ook niet druk te maken. Hij keek op zijn horloge. Halftien. Hij had straks een afspraak met de architect over het kantoor boven. Het was tijd om de plannen voor het Stanley Maguire Imperium weer van stal te halen. Toen herinnerde hij zich ineens de vriendelijke vrouw die het kantoor gedurende een paar weken had willen huren.
‘Zit die non nog steeds boven?’
Alle telefoons gingen tegelijkertijd over.
‘Ze is helemaal geen non,’ zei Gwen en rende naar een van de telefoons.
‘Ze is een waarzegster,’ vulde Selena aan, voordat ze met haar professionele stem zei: ‘Hallo, met Maguire’s Travel, waarmee kan ik u van dienst zijn?’
Stanley liep naar buiten en ging vervolgens de deur van het kantoor boven binnen. Hij liep de trap op en voelde het gewicht van die extra pondjes. Er was niemand binnen, er stond alleen een tafel met aan weerskanten een stoel midden in het vertrek. Stanleys oog viel op een kaartje dat op de tafel lag en hij pakte het op.
Aan een kant was de tekst gedrukt van een kindergebed aan een beschermengel en aan de andere kant stond een tekening van een engel die in een wijd gewaad en met grote vleugels op een wolkje zat. Stanley glimlachte bij zichzelf en stopte het kaartje in zijn zak. Een waarzegster? Vergeet het maar. Hij wist zeker dat ze een non was. Maar goed, ze was godzijdank weer verdwenen en hij kon weer gewoon aan het werk gaan.