12. Waar lach je zo om?

Wat mankeerde iedereen? Mary Ann had nog geen manier gevonden om voor zichzelf uitdrukking te geven aan dat lege gevoel dat op te veel opwinding volgt. Gedurende de afgelopen twee weken was de opwinding op de boerderij intens geweest. Mensen die kwamen en gingen — twee van hen helemaal uit Londen. En meneer Lords accountant uit Newcastle kwam bijna iedere dag, wel een week lang. En mannen van de werf iedereen liep maar in en uit bij meneer Lord, en Tony was daar bijna aldoor. Als hij daar niet was, zat hij bij haar vader, om te praten. Ze praatten en praatten maar, haar vader en Tony, over dingen die zij volstrekt niet interessant kon vinden over vee en meer land kopen en een modelstal bouwen, wat dat dan ook mocht zijn.

De dag die op haar laatste krijgslist volgde, was ze natuurlijk niet op de gewone tijd naar meneer Lord gegaan, want dat zou oerstom zijn geweest, zoals ze zichzelf voorhield. Ze was er niet op uit zich moeilijkheden op de hals te halen — die had ze heus al genoeg gehad! Daarom was ze maar liever bovenop een hooiberg gaan spelen... alleen om er door haar moeder te worden afgesleept. Haar haren en haar kleren werden in orde gebracht en alweer werd ze haastig de heuvel opgestuurd. Maar daar had haar geen rustige verzoening gewacht! Toen ze de zitkamer was binnengegaan, had meneer Lord haar een vreselijke uitbrander gegeven, zoals zij wel had gevreesd. Ze zei bij zichzelf dat het niet eerlijk was. Tegen Tony, over wie hij toch al die tijd tekeer was gegaan, kon hij wél aardig zijn en nu, enkel en alleen omdat zij de zaken voor hem in orde had gemaakt, voer hij tegen haar uit! Dat was niet eerlijk. Toen het oneerlijke van zijn optreden te veel voor haar werd, begon ze een beetje te huilen, en toen werd hij opeens weer aardig en trok haar naar zich toe. Maar hij bracht haar nog meer van streek toen hij met zijn hese, vriendelijke stem zei: 'Laat niemand jou ooit veranderen, Mary Ann. Doe altijd wat je hart je ingeeft. '

Het eerste stukje van wat hij zei, begreep ze heel goed, maar het tweede niet. Wat ze nu ook deed, bedacht ze, ze kreeg er altijd voor op haar kop, het scheen altijd net verkeerd te zijn.

Toen kwam de opwinding van Tony's verhuizing naar het grote huis. Hij had eigenlijk niet weg gewild, hij had gezegd dat alles toch wel bij het oude kon blijven. Maar haar vader had gezegd dat hij moest gaan. Hoe dan ook, het had niet veel verschil gemaakt, want hij liep hun keuken in en uit om een pannekoek of een stuk appeltaart mee te eten. Haar moeder was op Tony gesteld. En hun Michael ook. Tot op zekere hoogte leek de hele boerderij te zijn veranderd. De Polinski's waren weg en in hun plaats was een nieuwe hulp gekomen, een zekere meneer Johnston, en er was ook een mevrouw Johnston en een groot meisje, dat Lorna heette. Lorna was zestien en werkte in Newcastle. Mary Ann wist niet goed of zij Lorna aardig vond of niet. Maar tot nu toe was Lorna nog niet voldoende binnen haar gezichtskring gekomen om een ernstig opinieonderzoek bij zichzelf te ondernemen.

Verleden week had meneer Lord buiten gezeten en toegekeken hoe de mannen zijn tuin aanlegden. Er waren er een heleboel, en hij was tegen een van hen flink uitgevaren, wat bewees dat hij een stuk beter was. Gisteren was hij tegen iedereen uitgevaren, dat wil zeggen: met uitzondering van Tony. Deze merkwaardige houding ten opzichte van Tony gaf haar te denken. Hij schreeuwde nooit tegen Tony; telkens als hij tegen hem sprak, was zijn stem zacht, en zelfs al kon ze het woord zelf bijna niet geloven lief, zo leek het wel. Wat Tony betreft verliep het optreden van meneer Lord niet volgens het gewone patroon en als ze hen zo samen zag, vroeg ze zich af en toe af: 'Wat is er met hem aan de hand?'

En nu, na veertien dagen van opwinding en met de nieuwe school in het vooruitzicht, was het leven opeens saai en kleurloos geworden. Er viel niets meer te praten. Iedereen op de boerderij wist alles, natuurlijk — er was niemand van haar eigen leeftijd om tegen op te snijden. Ze had Sarah Flannagan in de afgelopen twee dagen een keer gezien, en weer in gezelschap ditmaal van één jongen. Het was de jongen die met gebogen hoofd had gelopen. Sarah Flannagan scheen in een andere sfeer terechtgekomen te zijn, een benijdenswaardige sfeer. Al zou Mary Ann liever gestorven zijn dan het toe te geven, zij moest nu veel over deze kwestie nadenken, want Sarah Flannagans leven leek nu fleurig en prettig vergeleken bij het hare.

Ze had moed gevat toen haar moeder haar gisteravond had gezegd dat ze vandaag naar mevrouw McBride zou moeten, om haar een helemaal panklare kip te brengen en een dozijn eieren. Ze had dit als een goede gelegenheid beschouwd om het verhaal over Tony te vertellen, natuurlijk met de nodige verfraaiingen. Bovendien zou er zich, als ze toch in Burton Street was, misschien een gelegenheid voordoen om Sarah Flannagan op het glorieuze verhaal van de nieuwe school te trakteren. In elk geval, dat wist ze, zou mevrouw McBride met het grootste genoegen het nieuwtje aan mevrouw Flannagan overbrengen, als zij Sarah soms niet zou tegenkomen.

Opgeruimd was ze met de kip en de eieren op weg getogen en ze was, één en al weldadigheid, in Mulhattans Hall aangekomen, maar daar moest ze horen dat mevrouw McBride uit was en alleen haar kleinzoon aanwezig was. Die kleinzoon heette Knelis, en ze was niet erg op Knelis gesteld. Hij was groter dan zij en trok haar altijd aan het haar. Toch bekeek ze hem bij deze ontmoeting uit een andere gezichtshoek: kwam hij in aanmerking als... een jongen voor haar? Nee. Zijn grove, rode gezicht en zijn loopneus beledigden haar fijnere gevoelens en deden haar van het idee afzien. Hoezeer het haar ook speet om weg te moeten zonder dat zij mevrouw McBride had gesproken, ze kon het er niet op wagen met hem in dezelfde kamer te blijven, als ze tenminste geen lust in een robbertje vechten had. En ze wist wel wie er dan aan het langste eind zou trekken! Ze liet dus haar goede gaven met een boodschap voor mevrouw McBride achter en trok zich haastig uit de keuken en uit Mulhattans Hall terug.

Burton Street was nagenoeg leeg, wat heel ongewoon was. Ze keek naar de overkant, naar het huis van de Flannagans. De vensters waren schoon en keurig als altijd, maar er viel niets te bekennen van Sarah of van mevrouw Flannagan. Dus verliet ze in een zeer terneergeslagen stemming de buurt en ging op weg naar de kerk, om daar een bezoek af te leggen voor ze de bus naar huis nam.

De kerk was, net als al het andere, veranderd. De Heilige Familie had weinig of geen troost te bieden. Ze vertelde hun over alles wat er gebeurd was, maar ze keken alsof het hen geen sikkepit kon schelen. Het was gek met hen, dacht ze. Soms kwamen ze zo helemaal vlak bij je, en andere keren deden ze gewoon of je er niet was.

Nu ook de Heilige Familie aan de rest van de wereld een voorbeeld bleek te hebben genomen, keek Mary Ann in het rond, in de hoop dat ze pastoor Owen zou zien en met hem een praatje zou kunnen maken waarover, dat deed er niet toe, al was het over de duivel, als zij maar kon praten. Het zou natuurlijk niets uithalen met hem over de zaken op de boerderij te praten, want hij wist er evenveel van als zijzelf, zo niet meer. Hij was in de afgelopen week twee keer op de boerderij geweest en had lang met meneer Lord gesproken. Tot dan toe had zij niet geweten dat hij, toen hij nog een jongen was, een vriend van meneer Lord was geweest, want zij kon zich niet voorstellen dat meneer Lord ooit een jongen was geweest. Zij wist ook niet dat pastoor Owen Tony's grootmoeder had gekend. Dus over de zaken op de boerderij spreken, zou oude kost voor hem zijn. Toch zou zij op dat ogenblik wat voor kost dan ook hebben willen opdienen, als ze maar met hem had kunnen praten. Maar hij was nergens te zien. Ook uit de sacristie kwam geen geritsel of ander geluid dat erop zou kunnen wijzen dat hij daar was. Ze dacht er werkelijk een ogenblik over bij zijn huis te gaan aanbellen, maar ja, wat voor excuus kon zij daarvoor aan juffrouw Honeysett opgeven hij was toch niet ziek en hoefde niet bezocht te worden? Het leven was verschrikkelijk saai, zo saai dat ze, als ze mevrouw Flannagan en Sarah tegen het lijf was gelopen toen ze de kerk uitging, nog blijtoe zou zijn geweest. Ze dacht aan maandag, de nieuwe school en de vreemde meisjes. Nou ja, ze konden niet ingebeelder zijn dan de kinderen op het pensionaat. Ze maakte zich niet ongerust over haar positie op de nieuwe school. Het mocht dan misschien een deftige school zijn het was een deftige school en je kreeg er ook les van nonnen maar deftiger dan het pensionaat kon het er toch niet zijn. Ze keek reeds een heel klein beetje neer op die nieuwe school. Ze stak de straat over en wandelde langzaam naar de bushalte toen het toettoet van een autoclaxon haar met stralend gezicht deed omkijken. En daar stopte, aan de overkant van de straat, de auto van meneer Lord langs het trottoir, maar met Tony aan het stuur.

Zonder acht te slaan op het verkeer vloog ze erheen, ging aan het portier hangen en riep: 'Hee, wat doe jij hier?' Als enig antwoord zei Tony streng: 'Steek niet over zonder uit te kijken!'

Toen ze achterom de auto schoot, dacht ze: 'Hij is precies meneer Lord, altijd iets aan te merken. ' Toen ze naast hem zat, vroeg ze nog eens opgewonden: 'Wat voer je hier uit? Waar ga je heen?'

'Naar huis, natuurlijk. ' Hij drukte het gaspedaal in. 'Maar waarom ben je dan in Jarrow geweest?' 'Even een paar scharnieren kopen voor de deur van de nieuwe modelstal. '

'O. ' De modelstal... Haar vader en hij en Len waren een nieuwe stal aan het inrichten. Ze konden over niets anders meer praten, ze konden nooit meer eens met haar spelen of stoeien. Ze had meer dan genoeg van die modelstal, en binnen een kwartier zou ze thuis zijn en weer met al die dingen te maken krijgen. Dat leek haar op dit moment ondraaglijk toe. Ze wilde een tochtje in de auto gaan maken, ergens heen — het deed er niet toe waar. Opeens kwam er een prachtidee bij haar op. Ze schuifelde een beetje heen en weer op de bank en zei opgewonden: 'Me moeder heeft me met een kip en een paar eieren naar mevrouw McBride gestuurd en die was niet thuis en toen heb ik ze daar gelaten, maar ik moet nog terug om te kijken of ze ze heeft gekregen. Zou je me even willen brengen?'

'Waar woont ze?'

'O, je bent er zo. Het is maar vier straten en nog een heel klein eindje achterin Burton Street. ' 'Goed dan. ' Hij glimlachte haar van opzij toe. 'Maar denk erom, ik kan niet blijven, ik moet terug. Mike... je vader wacht op me. '

Ze ging weer recht zitten en keek uit het raampje. 'We hoeven helemaal niet te blijven, ik moet het haar alleen maar vertellen. '

Als Mary Ann ooit enige twijfel had gekoesterd omtrent de vraag of de aanhouder wel altijd wint, werd die twijfel nu verjaagd toen de auto Burton Street indraaide, want ofschoon ze die een half uur geleden bijna uitgestorven achter zich had gelaten, was hij nu vol mensen. Onmiddellijk begreep ze de oorzaak van die verandering: er was iets gaande, een ruzie. Ze wrong zich in bochten om uit het raampje te kunnen kijken, en toen ze op haar knieën op de bank was gaan liggen, ontwaarde ze in de verte mevrouw McBride. Gekleed in haar uitgaansspullen stond ze bovenaan de stoeptreden van Mulhattans Hall, met haar handen in haar zij en haar hoofd heftig knikkend in de richting van de rijweg, waar mevrouw Flannagan stond, met Sarah achter zich.

De straat was opgeleefd. De mensen stonden aan hun deuren en voor de ramen, kinderen verdrongen zich in de goot, terwijl een groep van de dappersten een barrière dwars over de rijweg vormde om het tafereel van nabij te bekijken.

'Er is ruzie!' Mary Ann verstrekte deze mededeling zonder Tony aan te kijken, en Tony, die niet veel belangstelling toonde, vroeg: 'Waar wou je heen?'

'Helemaal aan het eind van de straat, waar het is waar die ruzie is. Het is mevrouw McBride, ze heeft het met mevrouw Flannagan aan de stok. '

Deze inlichting noopte Tony de wagen snel af te remmen, zeer tot consternatie van Mary Ann. Ze draaide zich naar hem om en zei: 'Je wou hier toch niet stoppen! Rijd nou door naar het eind!'

'De straat is helemaal vol, ik kan daar niet komen. Je wilde trouwens toch zeker niet in die herrie gaan, is het wel?' Zijn gezicht en zijn stem toonden bezorgdheid, en ze keek hem verwonderd aan terwijl ze vlug zei: 'Dat is mevrouw McBride. Hè, toen nou, Tony!' Ze zweeg een ogenblik, toen veranderde ze van toon en ging tot een vleiend geflikflooi over, want het was opeens tot haar doorgedrongen dat het een stukje van meneer Lord was waarmee ze te maken had, en niet zo maar Tony. Ze had aan de vastberaden uitdrukking op zijn gezicht gezien dat hij niet van plan was zich in die herrie te begeven. 'Ach toe nou, rijd me erheen! Hè, toe nou, Tony! Ik zal je nooit weer vragen iets voor mij te doen, nooit en nooit, eerlijk waar. Voor deze ene keer dan! Toe, doe het nou maar!'

Tony keek haar aan, schudde langzaam het hoofd, haalde diep adem en gaf een heel klein beetje gas. De auto bewoog zich langzaam tot de buitenste rand van de menigte, en toen hij de motor afzette, drong de luide stem van mevrouw McBride tot hen door, die gilde: 'Haar een schop tegen haar schenen gegeven, zo, heeftie dat gedaan! Nou, dan heeft ze nog geboft dat-ie haar er niet ook nog een tegen haar achterste verkocht heeft! Dat zou ik zeker gedaan hebben, en jou erbij, fijne madam! En laat me je één ding zeggen: als je hem ook maar met een vinger aanraakt, dan ben je een kind des doods, zo waarachtig als ik leef! Onthoud goed wat ik je zeg. '

Tony ontdekte dat hij een eersterangs gezicht op de ruzie had. Hij zag een magere vrouw op de weg staan, met een gezicht dat vertrokken was van woede. Hij kende haar niet, maar de dikke oude vrouw op de stoep herkende hij wel. Er stond zoveel vlammende woede op haar gezicht te lezen dat hij Mary Ann, toen die aanstalten maakte uit te stappen, streng toevoegde: 'Jij blijft waar je bent!' 'Wat?' Ze draaide zich snel om en keek hem aan. Blijven waar je bent als er een ruzie gaande is! Ze voelde dat hij bezorgd voor haar was en ze moest lachen bij het idee dat er iemand bang zou zijn zich in een ruzie te mengen, speciaal in Burton Street, en in het bijzonder als een van de strijdenden mevrouw McBride was. Geen kwaad kon haar ooit deren als ze onder de banieren van mevrouw McBride streed.

'Ik heb je gezegd dat je niet uitstapt. Tenminste nóg niet!' Zijn hand hield stevig haar arm vast. 'Ach joh! Er overkomt me niets, hoor. Het is mevrouw McBride ze heeft het tegen mevrouw Flannagan. Die daar. ' Ze wees. 'Mevrouw McBride wint het altijd van haar. Hè, Tony, laat me nou los, het is zo afgelopen!' 'Het is al afgelopen. Kijk, ze heeft je gezien, ze komt naar ons toe. ' Hij knikte in de richting van mevrouw McBride, die nu de stoep afdaalde, met haar neus in de wind. Toen ze het trottoir had bereikt, riep ze tegen de kinderen: 'Uit de weg! Uit de weg, jullie allemaal!' 'Zie je nou wel?' De blik die Mary Ann Tony schonk, was niet zonder voldoening; er stond in te lezen dat hij nu zijn verdiende loon ging krijgen, want opeens was de auto omringd door kinderen, die allemaal riepen: ' 't Is Mary Ann!' 'Hallo Mary Ann!'

'Dag Mary Ann!' 'Het is Mary Ann, zeg!' 'Oei... Mary Ann. Is die auto van jou?' 'Ha, die Mary Ann!' 'Ooo, Mary Ann, Mary Ann! Ooo!' 'Uit de weg. ' Mevrouw McBrides gezicht vulde het geopende raampje, en haar glimlach deed haar woede wegsmelten. 'Kijk eens aan, dag liefje! Hoe kom jij hier zo?' 'Dag mevrouw McBride. ' Mary Ann lachte breed terug tegen Fanny. 'Ik ben er al eerder geweest. Ik heb een kip voor u meegebracht, van me moeder, en ook eieren. ' 'Een kip, zeg je? En dan nog eieren! Kijk eens aan!' 'Horen jullie dat?' Fanny trok haar hoofd uit de auto terug, keek er overheen en zond haar vijandin een doorborende blik toe. 'Een kip en ook nog eieren. Horen jullie dat? Die stuurt mijn vriendin me. '

Haar hoofd dook weer door het raam naar binnen en nu richtte ze zich tot Tony. Ze knikte hem toe en zei: 'Zo, me jongen!'

'Dag mevrouw, ' zei Tony.

Uit zijn hele optreden bleek dat Tony lichtelijk nerveus was en dat hij niet goed wist hoe hij zich moest houden. Aan kwantiteiten zoals die van mevrouw McBride moest je wel even wennen, in het bijzonder als ze op het oorlogspad was. 'Komen jullie niet even binnen een kopje thee drinken, samen?' Mary Ann wierp Tony een snelle blik toe en haar teleurstelling was groot toen hij met enige nadruk zei: 'Nee, dank u. Ik was maar even een boodschap gaan doen, ziet u. ' En met de bedoeling zijn weigering niet te onaangenaam te laten klinken, voegde hij eraan toe: 'Voor Mike een paar scharnieren. '

'Zo!' De uitroep schalde door de hele straat, tegen wie mevrouw McBride het nu trouwens meer scheen te hebben dan tegen Tony. 'Groot nieuws is me over Mike ter ore gekomen! Hij drijft nu de hele zaak daar, hè? Nou, heb ik soms niet altijd al gezegd dat hij het in zich had? Jawel, de rechtvaardigen zullen beloond worden. ' Boven over de auto heen knikte haar hoofd weer in de richting van mevrouw Flannagan, en die keurige dame, niet in staat haar vijandin ook nog maar een minuut te verdragen, evenmin trouwens als die andere doorn in haar vlees, die daar nu zo trots en opgeblazen in de auto zat, wendde zich om, stapte haar voordeur binnen en smeet die krachtig achter zich dicht. Het was duidelijk dat ze voor het ogenblik de aanwezigheid van Sarah was vergeten, die geen aanstalten maakte haar moeder te volgen, maar geboeid naar de auto staarde, en naar Mary Ann die aan de andere kant van die knappe jongeman zat. Opeens dodelijk verlegen bedacht Tony dat hij hier vandaan moest zien te komen, want nu trok zich van alle kanten een menigte om de auto samen, een beetje aarzelend, maar niettemin volhardend. Het waren de buren, blijkbaar allemaal benieuwd om Mary Anns verslag van de gebeurtenissen te vernemen. Toen dus Fanny opnieuw haar hoofd door het raampje naar binnen stak, zei hij vlug: 'Als u het ons niet kwalijk neemt, ik moet maken dat ik terugkom. ' 'Zeker, zeker, jongen, ik begrijp het. En doe mijn hartelijke groeten aan Mike. En... ' mevrouw McBrides mollige en niet al te schone hand werd naar binnen gestoken en greep die van Mary Ann, en ze mompelde, een beetje zachter nu: '... en bedank je moeder, liefje. Zeg maar: God zegene haar. '

'Ik zal het doen, mevrouw McBride!' Mary Anns gezicht straalde. Zij was nu de weldadige dame die links en rechts kippen en eieren uitdeelde. Op dit ogenblik zou ze het heerlijk hebben gevonden als ze een vrachtauto volgeladen met kippen en eieren had gehad de kippen natuurlijk in staat van onbeweeglijkheid — om onder de gehele bevolking van Burton Street te verdelen. Met één uitzondering, dat sprak vanzelf: de Flannagans zouden niets krijgen. 'Dag liefje. '

'Dag mevrouw McBride. '

Toen Tony de auto startte en langzaam vooruitkroop, had Mary Ann een eenvoudige mededeling voor hem. 'De straat loopt dood, je zult hier moeten keren, ' zei ze. Hij haalde even diep adem voor hij langzaam de neus van de wagen wendde en enige malen voor en achteruit reed, onder luide aanwijzingen van Mary Ann in de auto en van mevrouw McBride erbuiten, en hij stond, na een duidelijke zucht van verlichting te hebben geslaakt, op het punt vol gas weg te rijden toen Mary Ann zijn hand greep, zodat ze bijna het trottoir opvlogen. 'Wat doe je nu! Wees toch voorzichtig!' Hij remde en scheen flink boos te zijn. 'Stop nog even. O, een minuutje maar. Heel eventjes, Tony!' 'Hoor eens even, Mary Ann... ' Hij praatte tegen haar rug, want ze hing nu uit het raampje en praatte tegen een lang opgeschoten meisje met een nijdig gezicht. Sarah Flannagan had nu geen jongen bij zich en ook geen moeder. Ze liep daar zonder bescherming, en nu stond er op haar gezicht geen vredige overgave aan de gevoelens van een eerste liefde te lezen, en evenmin een grijns, zoals wanneer ze zich onder moeders vleugels bevond... ze was alleen. Mary Ann telde de andere kinderen op het trottoir niet mee. En zoals ze al eens eerder haar vijandin door het raampje van deze zelfde auto had toegesproken, deed ze het nu weer. Haar tong ratelde in snel tempo voort, in de hoop het allemaal te kunnen zeggen voor hij gas zou geven, en ze riep: 'Jullie dachten zeker dat ik weer op die school van jullie zou terugkomen, hè, jij en die moeder van je! Nou, dat gebeurt niet, hoor! Ik ga lekker naar een andere school, veel groter en fijner. En me vader heeft me daarop gedaan, hoor! Van zijn eigen centen, hoor!' Dit bericht deed Sarah's gezicht absoluut niet van uitdrukking veranderen. Haar lippen bleven opeengeklemd, haar ogen smal toegeknepen, haar hele gezicht stond nog even nors. Hierdoor was Mary Ann vanzelfsprekend gedwongen iets te ondernemen om die onverschilligheid te doorbreken. Dus ging ze snel op een onderwerp over dat de laatste tijd dikwijls in haar gedachten was geweest: jongens. 'En jij bent heus niet de enige die een jongen kan krijgen, hoor!' Dit ging vergezeld van een overtuigd hoofdgeknik. ik heb er ook een, en een betere dan jij ooit zult kunnen krijgen, meid!' Ze wees met haar duim in de richting van Tony, en ze duidde hem niet alleen met haar duim aan, maar ook met haar ogen.

De manier waarop Sarah haar ogen opensperde toen ze de jongeman opnam, was als een teug koppige wijn voor Mary Ann, en hierdoor aangevuurd, kon niets haar ervan weerhouden de zaak nu compleet op te dienen. 'En me moeder zegt dat ik met hem uitmag als ik vijftien ben en mag trouwen op m'n negentiende, dus nou zie je het. '

De uitdrukking op Sarah's gezicht veranderde nu van verbazing in openlijke minachting en ongeloof, en dat temperde Mary Anns blijde opwinding een beetje. Ze voelde dat ze alle perken, zelfs van de fantasie, te buiten was gegaan, en niets kon nu haar gelijk nog bewijzen behalve een verklaring van het slachtoffer zelf. Dus wendde ze snel haar gezicht naar Tony toe. Hij zat haar aan te kijken met een gelaatsuitdrukking die heel veel leek op die van Sarah. Het prikkelde haar nogal, en als ze tijd had gehad erover na te denken, zou ze dezelfde gedachtengang als Mike hebben gevolgd en tot de conclusie zijn gekomen: 'In sommige dingen komt hij niet zo gauw op gang. ' En als iemand uit zichzelf niet zo gauw op gang komt, moet hij worden aangepord.

'Ga ik nou niet trouwen als ik negentien ben?' Dat haar geavanceerde ideeën Tony een ogenblik van zijn stuk hadden gebracht, viel duidelijk te constateren, want hij gaf geen antwoord, tot een schop van haar stevig verzoolde, en daardoor keiharde sandaaltje tegen zijn enkel hem weer tot zichzelf bracht. Toen verklaarde hij overluid: 'Ja, ja zeker... dat is zo. '

De rest van zijn woorden werd gemompeld en ze gingen voor haar verloren, want ze hing nu halverwege uit het raampje. Het leek wel of ze niet dicht genoeg bij Sarah kon komen om de rest van het sprookje te spuien. 'Zie je nou wel? En hij geeft me dikwijls... ' ze was van plan om 'snoep' te zeggen, maar haar verstand verwierp dit als ordinair en ze veranderde het in 'lekkers'. Maar zelfs dit woord werd in een onderdeel van een seconde verworpen voor iets veel mooiers, en ze eindigde ten slotte met: '... bonbons. Heel grote, in een doos, zoals je soms met Kerstmis ziet. Dus je snapt wel, hè?'

Er klonk een scherp, metaalachtig geluid toen Tony's voet krachtig het gaspedaal raakte, en haar woorden werden door een stokkende ademhaling weggevaagd toen ze naar binnen werd getrokken en op de bank neergeplompt, waar hij haar een seconde lang met een arm tegen zich aangedrukt vasthield. Hij lachte nu, hij lachte zo hard dat ze het geluid van haar eigen stem niet kon horen toen ze riep: 'Schei uit. Hè, schei nou uit, joh! Waar lach je zo om?' Toen ze de grote weg bereikten, zat Tony nog te lachen; hij lachte zo hard dat de tranen hem over de wangen rolden, en ze voelde zich een beetje geprikkeld worden. Misschien was het wel gek geweest, maar moest hij daarom blijven lachen? En ze zei nog eens: 'Vooruit, schei nou uit. ' Ze vond het niet zo erg prettig als er om haar werd gelachen. Ze vond het prettig mensen aan het lachen te maken, maar ze moesten niet om haar lachen, en maar blijven lachen. Nu keek hij haar aan, en zijn gezicht stond vrolijker en levendiger dan ze het ooit had gezien, zelfs die morgen toen hij bij meneer Lord vandaan was gekomen. Hij deed haar manier van praten en haar accent na toen hij zei: 'Mag een jongen niet eens om zijn meisje lachen?'

Langzaam wendde ze haar blik van de zijne af. Ze keek neer op haar schoot, ging netjes recht op de bank zitten en trachtte een glimlach te onderdrukken. Hij had gezegd dat zij zijn meisje was! Opeens kreeg ze een visioen van zichzelf, door hem terugbegeleid naar Burton Street maar te voet ditmaal, want auto's gingen voor het doel dat haar voor ogen stond veel te snel. Ze zouden natuurlijk onder de verzengende blikken van Sarah Flannagan voortwandelen. En dan zag ze zichzelf nog steeds met de ogen van haar van jaloezie barstende vijandin op zich gevestigd, door het middenpad van de stampvolle kerk schrijden, in haar zondagse kleren, en gevolgd door haar begeleider... en ten slotte op weg naar de bioscoop. Maar bij die gedachte hernam haar gezond verstand zijn rechten en zei ronduit: 'Doe niet zo idioot! Dat kan nog in geen eeuwen!' Ze keek schuins omhoog naar Tony. Hij glimlachte nog een beetje, maar hij was nu weer normaal en chauffeerde met zijn volle aandacht bij de weg. Een gevoel van eigendomsrecht welde in haar op, even sterk als dat wat ze ooit ten opzichte van meneer Lord had gekoesterd. Ze was pas negen en ze had een jongen! 'Daar heb je het weer... ik zeg toch dat het allemaal echt is gebeurd. Oei, jullie geloven ook niks!'