4. Een tweede Sarah Flannagan

En nu was het haar vader die zei: 'Morgen zal er helemaal geen tijd zijn om te praten. ' Hij zat op de rand van haar bed en zijn stem klonk laag en zacht. Hij zag er moe uit, afgemat.

'Als je het daar niet prettig vindt, zeg je het me toch, hè? Dan schrijf je toch? Heel waarschijnlijk zullen ze je brieven wel lezen. Ik geloof wel dat ze dat doen, maar als je je ongelukkig voelt dan zorg je maar dat je een brief aan mij wegkrijgt. Kijk me eens aan? Kijk me aan!' Hij dwong haar hem weer aan te kijken. 'Wil je werkelijk naar die school? Zeg me de waarheid!'

Het was niet door eigen kracht dat haar hoofd een korte, duidelijke knik gaf en haar mond 'Ja, vader' zei; het waren de gecombineerde stemmen van haar moeder en van meneer Lord binnenin haar die dat tot stand brachten. Ze hoorde meneer Lord nog luchtig tegen haar vader zeggen: 'Maak je geen zorgen over haar. De conducteur zal een oogje op haar houden tot Londen, en daar komt een nonnetje aan de trein. Ik heb het allemaal geregeld. Dat ongeval treft nu wel heel ongelukkig! Ik zou haar zelf wel gaan wegbrengen, maar ik heb een vreselijke hekel aan treinen en' zijn stem had een toontje van beleefde spijt aangenomen 'en het is natuurlijk erg jammer dat jij hier niet gemist kunt worden. ' Toen had hij weer verder gepraat, gemakkelijk en luchtig: 'O, je hoeft je over haar echt niet bezorgd te maken. Hoe het ook zij, ze moet daar voor het begin van het nieuwe semester zijn. ' En ze hoorde ook haar moeder nog zeggen, terwijl deze haar zó hard in de hand kneep dat de botjes pijn deden: 'Meneer Lord heeft alles geregeld. En lieveling, als je vader je soms vraagt of je nog altijd graag wilt gaan, dan zeg je toch ja, hè? Je zegt ja!' Ze had ja gezegd.

Mike bleef haar strak aankijken; toen schudde hij als in verwarring het hoofd. 'Maar waarom doe je er dan niet een

beetje blijder over?'

'Nou... nou ja, ik wil niet graag bij u weg. ' Hij trok haar tegen zich aan en hield haar stevig vast. Hij streelde haar over het haar en zei: 'Tob maar niet over mij, ik zorg wel voor mezelf. '

Al had hij het niet met zoveel woorden gezegd, ze voelde toch dat hij haar beloofde dat hij niet... ziek zou worden. Zwijgend klemde ze zich aan hem vast, tot hij haar neerlegde en de dekens om haar heen instopte. Toen kuste hij haar zacht en zei: 'Ga nu maar slapen. ' Hij liep snel de kamer uit en vergat het licht uit te draaien. Ze had willen huilen, heel hard huilen, zodat hij haastig zou komen teruglopen, maar in plaats daarvan lag ze omhoog te staren naar de balk die middenin de zoldering begon en boven haar hoofd schuins naar omlaag helde om achter haar bed in de wand te verdwijnen. Methodisch telde ze de gaatjes erin, zoveel ze er kon zien, en toen ze bij tweeënzeventig was, kwam Michael binnen. Onhandig en verlegen ging hij aan het voeteneind van haar bed staan en zei: 'Dag!' 'Dag!' zei ze.

Deze vormelijke uitwisseling van groeten was te veel voor haar, ze draaide zich vlug op haar andere zij en begroef haar hoofd in het kussen.

Michael kwam snel naar haar toe en fluisterde: 'Wat is er?' Hij raakte even haar schouder aan en toen haar snikken luider werd, ging hij vlug de deur dichtdoen. Toen kwam hij weer naar het bed toe, ging op zijn hurken zitten en fluisterde opnieuw: 'Wat is er? Wou je liever niet gaan?' Langzaam draaide ze zich om; ze ging, steunend op een elleboog, half overeind zitten, drukte een punt van het laken stijf tegen haar mond en schudde krachtig van nee. 'Allemachtig!' Het werd bijna onhoorbaar gefluisterd. Maar hij vroeg niet: 'Waarom ga je dan?' Dit kleine zusje dat hem op zo talrijke manieren tot woede kon brengen was altijd buiten de sfeer van zijn begrip gebleven. Als hij aan de dingen dacht die ze deed zonder dat het kwade gevolgen had, deden die haar in zijn verbeelding ouder lijken dan hijzelf, eigenlijk helemaal volwassen, totaal verschillend van haar uiterlijke verschijning. Soms, als hij haar, volkomen tot wanhoop gebracht, bekeek, kon hij haar optreden absoluut niet met haar uiterlijk in overeenstemming brengen. Ze had gewoon zijn kleine zusje moeten zijn, maar 'zij' en 'dat kind' en 'dat kleine mirakel', zoals hij haar soms wel noemde, stonden in geen enkel verband met haar kleine en breekbare uiterlijk. Hij realiseerde zich, zij het wat onwillig, dat zij over vermogens beschikte die hem ontbraken. Brutaliteit, noemde hij ze soms hij had het stadium nog niet bereikt waarop hij ze met grotere nauwkeurigheid eenvoudigweg als facetten van een eigen karakter kon bestempelen. Nu keek hij haar in de ogen, die door tranen overstroomd waren, en al kon hij het niet precies peilen, hij wist toch dat ze niet naar die school ging, zoals hij eerst had gedacht, om aan haar behoefte zich te doen gelden tegemoet te komen, maar ze ging alleen en uitsluitend om meneer Lord een plezier te doen. En door meneer Lord een plezier te doen... Zijn gedachten wilden niet verder gaan, hij wilde niet denken: 'Dit heeft allemaal iets met mijn vader te maken, ' want in die gedachte lagen angst en onzekerheid. Het wonder dat zijn vader nu bedrijfsleider was op een hoeve was nog zó groots en nieuw voor hem, dat hij het nauwelijks kon bevatten. Maar het was toch al een geruststellende gedachte voor hem te weten dat hij geen angst meer hoefde te hebben voor drank en werkeloosheid en een uiteen gerukt gezin. Hij hoefde niet langer bang te zijn voor de dood, die voor hem zo dicht bij was geweest, toen hij zijn hoofd in de gasoven had gestopt... En daarom ging hij nu zo ver haar hand in de zijne te nemen, wat voor zijn doen heel ver was, en hij zei: 'Je zult het er best leuk vinden. En... en ik zal je schrijven. '

'Echt... doe je dat heus?' Zonder erbij na te denken snoot ze haar neus in de punt van het laken en toen hij haar dat zag doen, zei hij niet, zoals hij stellig onder andere omstandigheden zou hebben gedaan: 'Laat dat. Pak je zakdoek, viespeuk!' Maar hij zei zacht: 'Ja, dat doe ik echt, dan vertel ik je hoe alles hier gaat. '

'Doe je dat?' Ze keek op en haar gezichtje kreeg onder haar tranen een gretige trek toen ze fluisterde: 'Zal je me dan schrijven hoe het met vader gaat, en alles over hem schrijven, en of hij het wel goed maakt?'

Ze keken elkaar een ogenblik zwijgend aan, toen zei hij kort: 'Ja, '

'Beloof je het?' 'Ja. '

'En natuurlijk ook over moeder en haar voet... en de boerderij, en zo. Over alles. ' 'Ik beloof je dat ik je iedere week zal schrijven. ' Op dit ogenblik leek zulk een belofte maar een geringe prijs om haar te betalen voor wat ze ging doen, en opeens voelde hij dat hij haar niet wilde laten gaan. De angst overviel hem dat de band die hen allen te samen bond met haar vertrek zou worden verbroken en zij van elkaar los zouden raken. De angst gold niet zozeer zijn moeder als wel zijn vader, maar toch besefte hij maar al te goed dat wat de een raakte ook de ander trof.

Hij stond op en zei: 'Vooruit, ga nou maar slapen, het is al laat. Ik zal het licht voor je uitdoen. Ik ga morgenochtend met je mee naar het station. Slaap lekker!' Het licht ging uit en de deur werd zachtjes gesloten. Langzaam gleed zij onder de dekens; zij verborg haar hoofd opnieuw in het kussen en begon weer te huilen, maar zachtjes, opdat niemand het zou horen.

Het was de eerste keer dat ze 'de brug over' was geweest in het centraalstation van Newcastle, en nooit tevoren had ze zo'n prachtige trein als deze gezien, met keurig gedekte tafeltjes voor het ontbijt en alles. En ze zou om tien uur melk met een paar biscuitjes krijgen en om twaalf uur middageten het was allemaal al besproken en de conducteur zou op haar passen. Ze had vier kinderkranten en een doos bonbons, en een hele berg geld: zestien gulden vierentachtig. De opwinding om al die pracht, heerlijkheid en rijkdom had de scherpe kantjes van de komende afschuwelijke scheiding een beetje afgeslepen, tot Michael zei: 'Nog maar vijf minuten. '

Terwijl dit op haar de uitwerking had dat haar hart met een slag in haar schoenen scheen te tuimelen, leek het bij haar vader en bij meneer Lord een golf van energie te ontketenen. Mike liep snel de coupé binnen en keek naar de koffers in het bagagerek; toen wendde hij zich tot de twee mensen, een oud echtpaar, die de enige andere passagiers in de hele wagon waren en die zich geïnteresseerde toeschouwers hadden betoond, en zei een beetje moeizaam: 'Zoudt u... zoudt u een oogje op haar willen houden? Ze wordt in Londen afgehaald. '

De oude man schoof naar de rand van de bank en zei: 'Jawel, knaap, maak je maar niet bezorgd wij reizen nog verder dan zij. Moeder de vrouw en ik zullen wel opletten dat haar niks overkomt, hoor. '

De stem had een vertrouwd noordelijk accent, en een weinig gerustgesteld knikte Mike en zei: 'Dank u. Dank u wel. Het is de eerste keer dat zij alleen reist. ' 'Dat arme kleine ding!' Ook de vrouw was nu op het puntje van de bank komen zitten en ze legde nog eens de nadruk op wat zij had gezegd door eraan toe te voegen: 'Ze lijkt zo klein!'

'Jawel... ' Mike wendde zich af en de woorden bleven hem bijna in de keel steken: 'Ze is ook klein. ' Waarom voor den drommel had hij het zover laten komen! Waarom had hij het genomen! Hij had zich schrap moeten zetten en zeggen: 'Een school in de buurt of helemaal geen school. ' Toen hij weer op het perron stapte, stokte de adem hem in de keel: meneer Lord boog zich over Mary Ann heen en deed haar een horloge om haar pols. Een vlam van verzengende jaloezie schoot door hem heen, een jaloezie die hem woedend en vechtlustig maakte, alsof hij zwaar gedronken had. Daar kocht hij haar weer om, en nog wel in de laatste minuut, nu met een horloge dat wel helemaal van goud leek. En wat had hijzelf haar gegeven? Een paar krantjes en een doosje lekkers. En nu stopte die oude haar een envelop in haar mantelzak. Goede God, hij wou dat hij die gevoelens jegens hem maar kon overwinnen. Hij had het geprobeerd, en hij dacht dat het hem gelukt was. En toen, gisteravond, toen hij erop had gestaan dat ze tóch zou weggaan, had hij hem gewoonweg gehaat.

'Vader! Vader, kijk eens wat ik van meneer Lord heb gekregen? Is het niet beeldig?' Ze hield haar horloge op. De portieren werden langs de hele trein dichtgegooid, en meneer Lord zei zacht: 'Kom nu. ' Hierop wendde ze zich weer van Mike af en keek op naar dat gezicht dat in de laatste paar minuten opeens heel, heel oud leek te zijn geworden, en op haar onstuimige wijze liep ze op hem toe en stak hem haar armpjes en haar gezichtje toe. Mike wendde zich om naar Michael, en hij keek niet weer naar haar voor haar stem riep: 'O, vader... hij gaat weg!' Snel nam hij haar nu in zijn armen en terwijl hij haar gezicht met zijn goede hand omvat hield, scheen hij die trekken voorgoed in zijn geheugen te willen griffen. 'O, Mary Ann toch!'

'Vader... vader!'

'Niet huilen. ' Zijn stem was onvast. Zacht en haastig ging hij voort: 'Maar denk eraan wat ik je gisteravond heb gezegd: als je het daar niet prettig vindt, schrijf het me dan!' 'O, vader!'

'Allemaal instappen!'

'O, vader!' Ze begon in paniek te raken en toen Mikes armen haar stijf tegen zich aandrukten, werd ze van dodelijke angst vervuld, verteerd door angst... angst voor de trein, de school, het onbekende. 'Vader, vader, o, vader toch!'

'Stil nu maar. Ssst! Stil nu maar. Zeg Michael eens goedendag!'

'Dag Michael. ' De woorden werden zonder klank uitgesproken en toen Michael met zijn lippen haar wang aanraakte, sprongen de tranen te voorschijn en was ze helemaal verblind. Ze voelde hoe ze in de trein werd getild; ze hoorde het portier dichtslaan en het raampje omlaaggaan, ze voelde het gezicht van haar vader nog een keer vlak tegen het hare aan. Toen hoorde ze meneer Lord nog zeggen: 'Dag kindlief. Zul je leren... ', maar zijn woorden werden plotseling afgebroken. De wielen namen ze over en ratelden: 'Lerenleer, lerenleer, lerenlerenlerenleer. ' Sneller en sneller gingen ze. Haar vader was nog naast het raampje, hij rende met de trein mee. 'O, vader!'

'Voorzichtig, liefje. ' De oude vrouw had haar vastgegrepen. 'God zegene je, lieveling. ' 'Voorzichtig, wees toch voorzichtig!'

Weg was hij, hij was op de uiterste punt van het perron alleen blijven staan, en zij ontworstelde zich aan de greep van de oude vrouw en probeerde met haar hoofd uit het raam te blijven hangen. Maar ze kon er niet meer bij. Daarom strekte ze haar beide handen uit en wuifde daarmee als een waanzinnige.

'Zo, toe, kom nu maar, ' vleide de oude vrouw. Slap viel ze op de rand van de bank neer, en door een mist van tranen heen staarde ze wezenloos naar de wazige omtrekken van het oude echtpaar.

'Nou zeg! Jij bent een knappe meid hoor, dat je heel alleen die lange reis gaat maken! Kom eens naast me zitten, en vertel me eens hoe je heet. '

De oude man trok haar naar zich toe en met een 'hupsakee' tilde hij haar op de bank. 'Zo, ' zei hij. 'Droog nu je tranen eens en vertel ons hoe ze jou noemen. ' 'Mary Ann. '

'Mary Ann!' Hij glimlachte, en de oude vrouw zei: 'Wat een mooie naam! En zal ik je eens iets grappigs vertellen? Wij hebben twee kleindochters, en de ene heet Mary Elizabeth, en de andere Joan Elizabeth, dat is samen ook Mary Ann!'

Mary Ann snoof nog wat en wreef met haar zakdoek over haar ogen. 'Me moeder heet ook Elizabeth. Ze zzou meegekomen zijn, maar ze is gisteravond gevvallen en toen heeft ze haar enkel vverzwikt!'

'Zo!' Ze knikten tegen elkaar en toen zei de oude man: 'Nou, die vader van jou is een fijne kerel. Ik heb nog nooit zo'n mooie kop met rood haar gezien als hij erop nahoudt, in geen jaren, werkelijk niet. '

Ze keek van de een naar de ander, terwijl er af en toe nog een bevende snik kwam. Het waren aardige mensen. Die man leek op mevrouw McBride, in de manier waarop hij praatte, alleen was hij natuurlijk een man; de vrouw was ontzaglijk klein, maar ze had een vriendelijk gezicht. Er brak nog een diepe snik uit haar los en ze likte haar tranen weg; toen vroeg ze met een gebroken stemmetje: 'Wilt u een snoepje... een bonbon? Het zijn echte bonbons. Ik heb een doos van een heel pond, die heeft me vader voor me gekocht. '

Zonder hun antwoord af te wachten liet ze zich van de bank glijden om de doos te pakken, en toen ze zich weer op de bank had genesteld, zei de oude vrouw: 'Nou zeg, wat een reuzendoos. En wie was die oude heer? Je grootvader?' 'Nee, dat was meneer Lord. De boerderij is van hem; hij stuurt me naar die school. '

'Zo, zo. ' Over haar hoofd heen keken de oude mensen elkaar aan en de man vroeg: 'Die school waar je heen gaat, waar is die?'

'Ergens buiten, vlakbij een plaatsje dat St. Leonards heet. Het is het pensionaat van het Heilig Kind van Bethlehem. ' 'Een kloosterschool?'

De afschuw in de stem van de oude man leidde heel plotseling haar aandacht af van het losmaken van het cellofaan om de doos en ze keek naar hem op. Zijn wenkbrauwen waren nu samengetrokken en zijn kin stak strijdlustig vooruit toen hij herhaalde: 'Een kloosterschool?' 'Ja. ' Haar stemmetje klonk benepen alsof ze de een of andere daad van persoonlijk wangedrag moest bekennen. 'Grote goedheid! Zo ver weg en dan naar een kloosterschool! Dat deugt helemaal niet. '

'George!' De stem van het kleine vrouwtje klonk nu streng. Maar George scheen het niet te horen. 'Ben je dan katholiek?' wilde hij weten. 'Ja, meneer. ' 'George!'

'Zijn er geen scholen in de buurt? Ben je al eens eerder op een pensionaat geweest?' 'George! Hoor je me niet?'

'Nee... ik bedoel: ja, er zijn er wel een paar in de buurt. ' Mary Ann keek in verwarring van de een naar de ander. 'Maar ik ben nooit eerder op een pensionaat geweest. ' 'Kom kindje, doe je doos bonbons nu maar eens open. ' De oude vrouw, die zich blijkbaar erg opwond, begon haar met het openen van de doos te helpen, terwijl de oude man zich met een doffe bons tegen de kussens van de rugleuning liet zakken en in zijn zak naar zijn pijp begon te tasten. 'O, wat zien ze er lekker uit!' De vrouw keek naar de bovenste laag en Mary Ann zei: 'Neemt u er maar een!' 'Dank je wel. '

'Wilt u er ook een, meneer?' Mary Ann wendde zich tot de oude man. Maar opnieuw werd hij een wazige figuur voor haar ogen, ten gevolge van de tranen die zij niet kon inhouden.

'Nee, dank je, liefje, ik heb mijn pijp... nou ja, vooruit dan maar. Zo, ik zal deze nemen. ' Hij nam een klein bonbonnetje uit de hoek van de doos. 'Wij heten Wilson. Hoe oud ben jij?'

'Acht, bijna negen. ' 'Acht! Goeie genade!'

Om een voor Mary Ann onbegrijpelijke reden'scheen haar leeftijd hem te ergeren, want hij stopte de bonbon in zijn zak, schudde krachtig het hoofd en keek toen boos naar zijn vrouw. Maar mevrouw Wilson was juist bezig in de hoek van de bank een breiwerkje uit haar tas op te graven; dus opnieuw liet meneer Wilson zich achterover tegen de leuning zakken. Terwijl hij zijn pijp stopte begon hij in zichzelf te mopperen.

Mary Ann keek vragend van de een naar de ander, maar geen van beiden keek haar aan. Ze begreep er niets van. Ze vond hen aardig, ze vertegenwoordigden, door hun accent en door hun vriendelijkheid, alle mensen die ze moest achterlaten. Als ze zich niet zo door en door ellendig had gevoeld, zou ze een beetje met hen hebben gepraat en hun alles over de boerderij en over haar vader hebben verteld. Ze vonden haar vader aardig. 'Wilt u nog een bonbon?' 'Nee, dank je wel, kindje. ' Mevrouw Wilson lachte tegen haar. 'Eet jij ze zelf maar op, of bewaar ze voor op school; het is altijd prettig om iets lekkers, toffies of zo, achter de hand te hebben op school. '

Mary Ann zat naar de doos op haar schoot te staren. Ze had nog nooit zulke heerlijke bonbons gezien, maar ze had er geen trek in. Vader, o vader! O, moeder! O, moeder, ik ben zo bang. Een panische angst begon weer in haar op te komen, toen haar aandacht werd afgeleid doordat het gemopper van meneer Wilson luider werd.

'Zulke scholen! Vallen zijn het... ze leren je er niks... ik weet mijn weetje. '

'George, nu is het welletjes, hoor!' Het werd niet als een bevel geuit, maar als een smeekbede, en die zachte toon scheen een vreemde macht over meneer Wilson te hebben, want zij deed hem van houding veranderen. Nadat hij dan ook diep adem had gehaald, zei hij opgewekt: 'Zou je graag in het hoekje zitten, liefje, en uit het raam kijken?' 'Ja, alstublieft. ' 'Kom dan maar. '

Moeizaam stak Mary Ann over naar de andere bank en ging op haar knieën in het hoekje zitten. Toen vouwde ze haar benen onder zich dubbel en wendde zich bijna geheel af, zodat ze in die positie net kon doen of ze uit het raam keek, maar in werkelijkheid eens fijn kon uithuilen zonder dat zij het zagen.

De oude mensen wierpen elkaar een blik toe. Toen concentreerde mevrouw Wilson haar aandacht op haar breiwerk, terwijl hij zich aan de geneugten van zijn pijp overgaf. Hij mopperde nog steeds, maar zorgde ervoor dat het onhoorbaar bleef.

De eeuwigheid van de reis was bijna voorbij en Mary Ann voelde zich moe en anders. De boerderij en alles waarvan zij hield leek ver weg in de tijd, zoals Kerstmis van verleden jaar, en als zij erover probeerde te denken, gebeurde er iets vreemds: alles werd wazig en vloeide ineen, zelfs het gezicht van haar vader wilde geen vaste vorm aannemen en ze kon niet zien hoe hij eruitzag. Maar meneer en mevrouw Wilson schenen al altijd in haar leven te zijn geweest en ze had het gevoel dat ze alles over hen wist, alles over Mary Elizabeth en Joan Elizabeth, en zelfs over hun andere kleindochter. Maar als meneer Wilson over haar begon te praten, had mevrouw Wilson hem het zwijgen opgelegd door 'George!' te zeggen. Toch was hij bij tussenpozen gedurende de lange reis telkens weer op haar teruggekomen. Ze heette Theresia. Theresia was ook op een kloosterschool, maar zij hadden haar in jaren niet gezien, en haar vader evenmin. Zonder dat het haar gezegd was, begreep Mary Ann toch wel waarom dit zo was: hij was 'overgegaan'. Als mensen naar het Geloof overgingen, gebeurde er iets er kwam ruzie van, en zo. Ze wou dat haar vader overging. Ze bad dat hij het zou doen, elke avond bad ze erom omdat, zoals iedereen wist, alle protestanten in de hel terecht zouden komen...

Af en toe gedurende die reis kwamen de woorden van pastoor Owen haar weer voor de geest, en ze had zich afgevraagd of meneer Wilson weer de vermomde duivel was. Maar toen had ze dat idee laten varen, want daar zat toch ook mevrouw Wilson, en ze kon zich de duivel niet als getrouwd man voorstellen.

Maar nu begon ze toch ernstige twijfel te koesteren aangaande de ware identiteit van meneer Wilson, want nadat hij zijn jas had dichtgeknoopt en zijn pet netjes rechtgezet, ging hij opnieuw op de rand van de bank zitten, boog zich naar haar over en zei plechtig: 'Zo, m'n kind, luister nu eens goed naar wat ik te zeggen heb; er zit een verstandig koppetje op dat kleine lijf van jou. ' Hij zweeg even voor hij voortging: 'Kijk, als ze daar ook maar het minste of geringste ondernemen om je angst aan te jagen, dan schrijf je regelrecht naar je vader. Ze zullen je wel als een gevangene bewaken, maar je... '

'George!' Mevrouw Wilson, die haar eigendommen bijeenzocht, sprak dringend en op scherpe fluistertoon. 'Jij bent het zelf die aan bangmakerij doet. Dat kind is straks nog doodsbang!' ik doe gewoon mijn plicht. ' Meneer Wilson stond weer recht overeind. 'En als ik dat jaren geleden had gedaan en wat strenger tegen onze Jimmy was opgetreden, zouden de zaken er vandaag niet zo voorstaan. Een breuk in ons gezin, en... ' 'Houd je stil!'

Mary Ann keek snel naar mevrouw Wilson. Die praatte op dezelfde toon als haar moeder, als haar geduld op de proef werd gesteld door oma.

'Je hebt evenveel schuld als wie dan ook. Jij moet nodig over starheid praten. Wat dat aangaat, ben jij onovertrefbaar. '

'Nou zeg!' Behalve verbazing, klonk er in de toon van meneer Wilson alle gekrenktheid en onbegrip ter wereld door. Hij staarde zijn vrouw aan; toen rekte hij zijn magere nek uit zijn boord, keerde zich om en keek uit het raampje. Opnieuw liet Mary Ann haar blikken tussen die twee heen en weer gaan. Ze hadden ruzie, en over het pensionaat. Maar waarom? Kloosters, al had ze er nog nooit een bezocht, joegen haar geen angst aan, eerder het tegendeel. Ze had altijd graag naar een kloosterschool gewild. Het enige vreselijke dat eraan was, was dat juist deze zo ver van Newcastle lag als hij ergens in de omtrek had gelegen, zou deze eerste dag er een van vreugde zijn geweest, want dan had ze 's avonds naar huis kunnen gaan en er haar vader alles over vertellen.

'Ben je helemaal kant en klaar, liefje?' Mevrouw Wilson glimlachte nu alsof er niets aan de hand was geweest. 'Heb je al je zaakjes bij elkaar? Goed zo, trek je mantel maar vast aan. Voel je wel dat de trein langzamer gaat rijden? Nou, het is ook een hele tocht geweest, zelfs zo'n locomotief is er moe van!'

Toen Mary Ann haar mantel had aangetrokken, gingen haar handen als vanzelf naar haar zakken en in een ervan kwam ze voor het eerst met de brief in aanraking. Ze haalde hem te voorschijn en uitte een lichte kreet van verbazing. 'Kijk eens!' riep ze, 'kijk eens wat ik daar in mijn zak vind!' 'Wist je dan niet dat die erin zat? We zagen dat hij hem erin stopte de oude heer is het niet, George?' George, die blijkbaar vergeving had ontvangen, keek niet langer naar buiten en zei: 'Ja, jawel, we zagen het hem doen. Kom, maak eens open. '

Mary Ann opende de envelop en haalde er twee velletjes papier uit. Daar tussenin zat een opgevouwen tientje. Snel sloeg ze even de ogen op naar de oude mensen. Toen spelde ze langzaam de enkele woorden die op het papier stonden geschreven:

Lieve Mary Ann,

Als je me een plezier wilt doen, let dan heel goed op onder alle lessen en leer goed. Leer alles wat je maar kunt. Ik weet dat je me niet zult teleurstellen. Je bent een flink en dapper meisje, en als je aan me denkt, doe dat dan onder de naam waarbij je me eens hebt genoemd,

Je opa.

Er schoot opnieuw een brok in haar keel. O, wat was hij toch aardig. Echt aardig! En haar een brief te schrijven! Als haar vader er ook aan had gedacht haar een brief mee te geven, zou het heerlijk zijn geweest, nog prettiger dan dit zelfs. Maar die had toch krantjes voor haar gekocht, nietwaar, en bonbons.

'Kijk eens aan, nog meer geld! Nou, jij boft, hoor. ' Mevrouw Wilson zei het geestdriftig, maar de aanblik van het tientje dreef meneer Wilson terug naar zijn natuurlijke afkeer, die draaide om al wat katholiek was. 'Als je het wilt houden, ' zei hij, 'verstop het dan ergens. Weet je een plekje om het weg te stoppen?' 'Me portemonnaie!' 'O, die kijken ze goed na, hoor. '

'Ik heb mijn medaillon. ' Van onder haar jurk vandaan haalde ze een dun kettinkje te voorschijn, waaraan een medaillon hing, met een heiligenprentje op iedere kant geschilderd. Toen ze het open liet klappen en een klein rozenkransje liet zien, maakte meneer Wilson een geluid diep in zijn keel dat moeilijk te interpreteren viel. Toen deed hij zichtbaar een poging zich te beheersen en hij zei rustig: 'Stop dat ding in je koffer en doe er je tientje voor in de plaats, en dat andere uit je portemonnaie ook. ' Niet alleen dat meneer Wilson haar raad gaf omtrent een geschikte bergplaats, maar tot zijn kennelijke voldoening voerde hij de operatie ook uit, en toen het medaillon weer veilig in zijn schuilplaats onder Mary Anns jurk was teruggekeerd, zei hij: 'Zo, dat is dat!'

Zonder twijfel had hij het gevoel dat hij een overwinning op alle kloosters en hun starre regels had behaald, en tevens over het hele katholicisme.

Toen de trein met zo'n ruk tot stilstand kwam dat Mary Ann bijna van de bank vloog, riep meneer Wilson: 'Zo, nu is het zover, m'n kind, we moeten elkaar goedendag zeggen, maar we zullen elkaar nog weleens tegen het lijf lopen de wereld is ten slotte maar klein, hè? En als we aan het eind van deze maand teruggaan, zal ik je vader gaan opzoeken; ja, dat zal ik doen. '

'Doet u het heus? Fijn, dank u wel!'

'Heus. Dag kindlief, wees maar braaf, hoor. '

'Dag liefje!'

'Dag mevrouw Wilson!' Mary Ann keek naar de oude vrouw op, toen wendde ze langzaam haar blik naar de oude man. Dit waren de allerlaatste banden met thuis, en ze liet ze maar node los. Haar stem beefde een beetje toen ze zei: 'Ik wou dat ik met u meekon!'

Mevrouw Wilson kneep haar in de wang, toen boog ze zich voorover en gaf haar haastig een zoen. 'Nou, dat ga je toch min of meer!' zei ze. 'We zullen wel de hele verdere weg in dezelfde trein zitten, en als we in St. Leonards zijn, zullen we naar je uitkijken als je uitstapt. Kom nou. Toe nou, niet huilen. Je moet een flinke meid zijn. Kom, laten we je spullen vast in de gang zetten, de conducteur zal wel zo om je komen. '

Bijna voor mevrouw Wilson was uitgesproken, verscheen de conducteur voor het gangraampje, vergezeld door twee nonnen in zwarte gewaden.

'Vooruit, liefje, daar zijn ze al. Ga nu maar. Dag! Er komt wel iemand om je spullen te halen. '

Mevrouw Wilson scheen opeens haast te hebben om Mary Ann te zien verdwijnen. Ze wist zich in zo'n positie te plaatsen dat haar man de gang niet in zou kunnen en duwde Mary Ann voort. Toen Mary Ann bij de deur kwam, keek ze recht in het gezicht van de non en meteen beleefde ze haar eerste teleurstelling.

Nonnen waren niets anders dan engelen die op aarde rondwandelden, ze waren jong en mooi en heilig, en ze glimlachten altijd zacht. Het gezicht daar voor haar was wel aan de jonge kant, maar het was bebrild en volstrekt niet glimlachend. En het vertoonde het grootste stel paardetanden dat Mary Ann ooit had gezien.

Gedurende de reis van Londen naar St. Leonards kon Mary Ann maar een enkel prettig ding aan ieder van haar begeleidsters ontdekken. De ene, die tegen haar praatte, sprak vriendelijk — een beetje deftig, maar toch vriendelijk, maar glimlachen deed ze niet. De andere non lachte wel, maar sprak niet, en Mary Ann zat verlaten en eenzaam uit het raampje te kijken. Werkelijk alleen nu. Af en toe voelde ze de vurige wens bij zich opkomen dat meneer Wilson nog tegenover haar zat. Het zou haar niet eens veel kunnen schelen als hij tegen alle kloosterscholen tekeerging. Het voorbijglijdende landschap interesseerde haar niet ze had vandaag al te veel natuurschoon gezien. De enige indruk die ze ervan kreeg, was dat het groener was, en dat de heuvels op en neer golfden, steeds maar op en neer. In haar brein werd het een verwarde doolhof; haar gedachten wervelden rond haar vader, meneer Lord, meneer Wilson, haar horloge, haar moeder, hun Michael, en om de een of andere reden ook om die aardige jongeman die op de boerderij was komen werken. Toen klutste het ritme van de wielen al die vage gedachten dooreen, tot er nog maar een enkel ding haar moede denken en haar bedroefde hart vervulde, en het ging van: 'Rommeldebom, rommeldebom vaderokom, vaderokom. ' Dat sleet af tot 'vaderkom, vaderkom, vaderkomkomkom', en op dit eentonig dreunen zakte haar hoofd zijdelings tegen de arm van de non aan, en ze viel vast in slaap.

Toen ze precies een uur later wakker werd, wist ze niet waar ze was. Ze keek naar de non op, die over haar heen gebogen stond. 'Kom, we zijn er. '

Slaapdronken stond ze op en de non streek met handige vingers haar haar glad en zette haar hoed recht. Toen stopte de trein en ze stond op het perron. Ze was de afspraak met meneer en mevrouw Wilson vergeten, tot hun opgeruimde gezichten en wuivende handen haar aandacht trokken, en ze had maar net tijd voor een enkele wuivende handbeweging als antwoord vóór de trein in de tunnel verdween. 'Dag kind! Daar ben je dan. ' Ze wendde zich om en zag weer een andere non, die wel van de stationsoverkapping scheen te zijn neergedaald, zo snel was ze verschenen. 'Je ziet er moe uit. Ben je moe?' 'Ja, juf. '

'Ja, juf! Ha! Ha!' De lach schalde over het lege perron. 'Zuster, kind. Ik ben zuster Agnes Maria. ' De stem klonk laag, bijna als die van een man.

'Zuster!' Het was een van haar begeleidsters die het zei, en het woord werd op streng vermanende toon geuit. Mary Ann, die haar ogen nu iets wijder had geopend, bewoog zich onder zachte druk van de haar geleidende nonnenhand in de richting van de uitgang voort, en voor hen uit, allebei haar koffers dragend, stapte zuster Agnes Maria. Geboeid keek Mary Ann toe toen ze regelrecht koers zette naar een auto een oude auto, een ontzaglijk oude auto en na de koffers in de bergruimte gegooid te hebben het portier opende, zich naar binnenwrong en de motor startte.

Niets had haar op dat ogenblik meer kunnen verrassen. Nog nooit had ze een non in een auto gezien, laat staan aan het stuur van een auto. Al haar vastgewortelde ideeën omtrent nonnen werden met de kracht van een mokerslag aan diggelen geslagen.

'Instappen, jongedame!' Dit kwam van zuster Agnes. 'Schuif die kist maar opzij, maar doe het zachtjes. Je bent toch niet bang voor hamstertjes, wel?'

Mary Ann, die in gebogen houding op de treeplank stond, bleef als aan de grond genageld staan en staarde naar de met gaas afgedekte kist vol muizen, zoals ze dacht. 'Nou ja, het geeft niet, ik zet ze wel voorin... ' Ze tilde de kist over de leuning van de voorbank. 'Houd eens vast, zuster!'

Zuster Catherine nam de kist met kennelijk onbehagen over, duwde Mary Ann achter in de auto en beduidde haar zwijgende gezellin Mary Ann te volgen. Ze sloot het portier en ging zonder een woord zelf voorin zitten naast zuster Agnes.

Er klonk een schrapend geluid ergens onder de bank van Mary Ann; toen schoten ze vooruit met een ruk die haar achterover deed tuimelen. De jonge non hielp haar weer overeind en glimlachte.

Ze had wel bij meneer Lord in de auto gezeten als hij hard reed, maar dat was op een andere manier hard rijden geweest, en ook was er niet al dat lawaai en gerammel aan te pas gekomen. Dat zelfs de onverstoorbare chauffeuse last van het lawaai had, werd duidelijk toen Mary Ann haar stem vernam, die boven het kabaal uit schreeuwde: 'Ik zal vanavond het inwendige van Zijne Eminentie eens onder handen moeten nemen!'

'Ik dacht dat je dat vanmiddag zou doen?' Zuster Catherines stem, al klonk ze luid, bleef stijfjes.

'Ging niet. Ik had net mijn oefeningen klaar toen ik naar de wasserij moest. Zuster Thérèse heeft kiespijn. Je zou denken dat ze reumatiek kreeg, en geen kiespijn, op die natte vloer, hè?' Even heerste er stilte.

'Wat is ze nog klein. Hoe heet ze?'

'Mary Ann Shaughnessy. '

'Ha! "Ons dierb're groene Ierland!" ' De woorden werden met een volle altstem gezongen. 'Dat zal de harten van zuster Angélique en van zuster Monique wel verheugen!' 'Zuster!' Weer die streng vermanende toon en toen... Kon Mary Ann haar oren geloven, of, kwam het door het gerammel van de auto dat zuster Agnes Maria's antwoord iets had van: 'Och, houd je toet!'

Het moest wel door het gerammel van de auto komen, geen enkele non zou ooit zo iets zeggen. Nonnen kenden zulke woorden als toet houden niet eens, het waren engelen. Op dit punt gekomen, en op zo'n vroeg tijdstip van haar kennismaking met de hemelse wezens, moest Mary Ann zich dit feit opnieuw voor ogen houden. Haar verdere kennismaking met deze stukjes van de hemelopaarde kwam erdoor op een heel onzekere basis te rusten. Feiten, zoals dat nonnen engelen waren, zoals ieder wist, behoorden buiten kijf te zijn, net als het feit dat de zon opging en de regen neerkwam. Ze hadden nu de stad achter zich gelaten en de, wagen denderde voort over de smalle, tussen hoge heggen ingeklemde landwegen. Maar met een onverwachtheid waarvan je schrok, en die het voornaamste kenmerk van zijn karakter of van de chauffeuse? scheen uit te maken, was hij de smalle weg af en reed met donderend geweld een brede oprijlaan door. Het volgende ogenblik stopte hij, en opnieuw kwam Mary Ann achterover op de bank te liggen, met haar benen in de lucht.

'Vooruit, uitstappen, juffrouw Mary Ann Shaughnessy!' Zuster Agnes Maria hield het portier open en lachte. 'Het is wel een geweldige naam voor zo'n kleine kabouter, hè?'

'Ja, juf... zuster. '

Mary Ann kwam uit de auto en besefte onmiddellijk dat ze een nieuwe wereld was binnengestapt of er misschien was ingegooid. Voor haar lagen brede stoeptreden die omhoogleidden naar een huis dat zo groot was, dat de muur zich naar beide kanten eindeloos ver scheen uit te strekken. En overal in het rond, voor het huis, waren mensen meisjes van alle leeftijden, en volwassenen, en nonnen — en boven dit alles scheen zich een baldakijn van blijde opwinding uit te strekken.

Voor de hand van zuster Catherine op haar schouder neerdaalde, zag ze een glimp van een balustrade achter haar, en lussen de grijze stenen pilaren door afdalende terrassen vol bloemen in gloeiende kleuren.

Met zuster Catherines hand nu stevig op haar schouder werd ze de stoep opgeleid en door de wijd openstaande deuren een reusachtige hal binnengebracht. Aan het andere einde daarvan voerden brede eiken traptreden omhoog. Slechts twee indrukken deed ze hier in haar verbluftheid op. De ene was dat de vloer zo glimmend geboend was dat haar witte sokjes erin weerspiegelden, en de andere dat een school wel een gekke plaats was om zulke schilderijen in op te hangen. Terwijl ze de hoofdtrap beklom, keek ze met een wat angstig respect op naar de kolossale oude schilderijen die de wanden bedekten. Maar toen ze eenmaal op de eerste verdieping was aangeland, werden zelfs deze naar de achtergrond gedrongen door het labyrint van gangen die zich van de lange galerij aftakten. Als een aanhangsel van de zwijgende non keerde en wendde ze zich en ontweek de voortsnellende gedaanten van meisjes. Ten slotte kwamen ze ergens ver naar rechts in een gang, aan het einde waarvan ze door een deur gingen en een slaapzaal vol bedden binnengingen. De indruk die ze bij het binnengaan kreeg was, dat niemand, niemand ook maar de minste of geringste notitie van haar had genomen. Als ze in haar eigen school was geweest, had ze niet minder nieuwsgierigheid kunnen wekken! En, vreemd genoeg, maakte dit de last van haar eenzaamheid nog zwaarder.

Naast alle bedden op een na stonden koffers, en naast elke koffer stond of knielde een kind, en met uitzondering van twee van hen babbelden en lachten ze allemaal over en weer tegen elkaar. Van die twee lag er een stilletjes naast haar koffer op de grond neergeknield en de andere stond bij de hare te huilen, en het was juist naar het bed tussen die beiden in dat zuster Catherine haar leidde. Daar aangekomen riep ze op gebiedende toon tegen een meisje aan het eind van de zaal: 'Beatrice!'

Beatrice, een lang, mager meisje van ongeveer elf jaar, kwam hard door de zaal aanlopen. 'Ja, zuster Catherine?' 'Moet ik je alweer helpen onthouden dat je in de slaapzaal niet zo hard mag rennen? Netjes lopen ik dacht dat we dat allemaal voor de vakantie al hadden uitgepraat!' 'Ja, zuster Catherine, ik dacht er niet aan. ' In Mary Anns oren klonk de stem schel, aanstellerig en brutaal.

'Dit is Mary Ann Shaughnessy. Vertel haar al het nodige en breng haar dan mee naar beneden om thee te drinken. ' 'Ja, zuster Catherine. '

Zuster Catherine wendde zich nu tot Mary Ann en zei: 'Als je koffers boven komen zal Beatrice je zeggen wat je moet doen. Na de thee wenst de moederoverste je te spreken; meld je maar bij moeder Francisca. ' 'Jawel, juf... zuster Catherine. '

De non liep de zaal uit, de deur sloot zich achter haar, en toen zag Mary Ann iets dat haar mond deed openvallen van verbazing, ja van afschuw. Het gezicht van Beatrice vertrok zich tot haar bovenlip in een halve maan haar boventanden ontblootte, haar ogen werden half toegeknepen alsof zij door brilleglazen heen tuurden, en met haar armen afhangend als de vleugels van een pinguïn deed ze een paar stappen in de richting van de deur, terwijl ze door haar vertrokken mond uitstiet: 'Kattige Kaatje! Kattige Kaatje!' Er klonk wat angstig gegiechel, hier en daar werd gelachen, er klonk ook wat afkeurend gemompel, maar dit laatste zacht, bedeesd en niet al te openlijk. 'Heeft zij je afgehaald?' Beatrice stond nu recht tegenover Mary Ann. 'Ja. '

'Stakkerd, je had Aggie moeten hebben. Waar kom je vandaan?' 

'Uit Jarrow. Nee, ik bedoel van ergens buiten Jarrow... in de buurt van Pelaw. ' 'Nou, een van tweeën, zeg!'

Mary Ann staarde het meisje aan. Een ogenblik geleden had ze verstomd gestaan over haar durf; een ogenblik daarvoor had ze zich slecht op haar gemak gevoeld door haar aanstellerige stem en manier van doen; nu ergerden die stem en die manier van doen haar alleen maar en maakten enkel maar dat ze dacht: ik vind haar niet aardig, het is een brutaal nest. Bovendien was er iets bekends aan dat kind. 'Wat voer je nu uit?' Beatrice had zich van Mary Ann afgewend en sprak nu tegen het meisje aan haar rechterkant, dat een van haar koffers op het bed had gehesen. 'Haal dat ding eraf! Je weet best dat ze niet op het bed mogen staan. ' Het meisje, dat bijna even groot was als Beatrice, rechtte haar rug en keek haar aan; toen zei ze langzaam en met een accent dat Mary Ann nooit eerder had gehoord: 'Als jai dat niet prettig viendt, tiel 'em er dan maar af, ja, of ga 'et gauw aam zuster vertellen!'

De twee meisjes keken elkaar over het bed heen aan, toen knikte Beatrice langzaam en nadrukkelijk en zei: 'Heel goed, wacht maar tot morgen, als we met de aantekeningen beginnen!' Hierop stapte ze weg, en gedurende enkele seconden heerste er een drukkende stilte in de zaal. Toen werd deze verbroken door het luiden van een bel en een aantal stemmen riep opgewonden dooreen: 'Theedrinken! Theedrinken! Vooruit!'

Er ontstond haastig geloop tussen de koffers, en Mary Ann zag de benen de slaapzaal doorrennen. De meisjes liepen nu allemaal hard, maar bij de deur stond Beatrice een ogenblik stil en riep achterom naar Mary Ann: 'Kom mee, vooruit. ' Maar ze wachtte niet op haar, en toen Mary Ann aanstalten maakte ook op weg te gaan, zei het meisje van het bed naast het hare: 'Doe jai maar eerst je 'oed en mantel uit. '

Het werd op vriendelijke toon gezegd en Mary Ann deed haar hoed af en mantel uit en keek het meisje aan. Het kind stak haar hand uit en zei: 'Kom. '

Met haar hand in die van het vreemde meisje liep Mary Ann de lege slaapzaal door, en ze had het gevoel dat ze met een 'groot mens' liep. Voor het meisje de deur opendeed, stond ze even stil en zei: 'lek 'eet Lola en 'eet jai Mary Ann?' 'Ja. '

Het meisje knikte en een glimlach lichtte haar ernstige gezichtje op.

Aan de andere kant van de deur verrasten zij het meisje van het tweede bed. Ze stond heftig over haar gezicht te wrijven en Lola zei nonchalant: 'Jai maakt 'et erger, Louise. Jai bent niet de enige die 'uilt vandaag!'

Louise ging aan de andere kant van Mary Ann lopen. Ze sniffelde nog een paar keer en praatte toen voor haar langs tegen Lola. 'Ik huilde niet omdat ik weer terug ben echt niet! Het kwam doordat zuster Angélique me vertelde dat ik bij Beatrice op de slaapzaal moet. Dat is zo'n vreselijk kind. Ze is echt akelig. Ik wou maar dat ik geen negen was!' Mary Ann, misschien in een poging om iemand te troosten die wel even bedroefd leek als zijzelf, zei: 'Ik ben pas acht!' Nu genoot ze de belangstelling van hen beiden. 'Acht?' zei Lola. 'Maar dan 'ad jai beneden in de lagere klassen moeten zain! Dit zain de "middelste klassen" fan negen tot dertien. '

'Maar ik word gauw negen in augustus. ' Ze leverde hierop geen nader commentaar, maar sloeg een richting in die tegengesteld was aan die waarin de hoofdtrap lag. Ze voegden zich bij een groep meisjes die zich nu, zonder bepaald te rennen, haastig voortbewoog en liepen naar een smallere trap aan het eind van de galerij. Mary Ann kon niets anders zien dan gymnastiekbroekjes en witte bloesjes tot ze, weer op de begane grond aangekomen, haar eerste blik in de eetzaal kon werpen. In de grote zaal stonden aan alle kanten tafels met de korte kant tegen de muur geschoven, behalve aan het verste eind, waar de ruimte werd ingenomen door een lange tafel die in de lengterichting van de zaal stond. Zich nog aan Lola vastklemmend, werd ze naar een tafel geleid die een eindje de zaal in stond en daar op een stoel neergeduwd. Toen zag ze een bordje voor zich staan waarop drie gesmeerde sneetjes brood lagen, een plak koek en een likje jam. Ertegen stond een kaartje dat haar naam droeg: Mary Ann Shaughnessy. Ze zat naar het kaartje te staren toen al het geschuifel plotseling ophield. Zo plotseling viel die stilte, dat ze omkeek om de oorzaak te ontdekken, en juist toen ze daarvan een glimp opving, werd haar hoofd weer naar voren gericht door een stomp van Lola. Maar door haar ogen zo ver mogelijk zijdelings. te draaien, kon ze toch zien hoe door een zijdeur, in de richting van het midden van de zaal en verder naar de lange tafel, een stroom van nonnen kwam binnenvloeien. Ze beschouwde het inderdaad als een hele stroom: ze telde tien in zwarte gewaden gehulde gedaanten met een witte kraag, daarop volgden er tien in ongebroken zwart, en dan, een eindje achteraan, een kleine gedaante, zo klein dat Mary Ann even de grappige gedachte had dat de kleren op hun eentje voortliepen. Ze keek geboeid toe hoe ze op de rij af allemaal plaats namen. De zitplaats precies in het midden, met het gezicht naar de zaal, werd ingenomen door het kleine, geheel door zwart omsloten figuurtje.

'Heer, zegen ons en deze gaven, die wij door uw mildheid ontvangen. Door Christus onzen Heer. Amen. ' 'Amen. '

De echo die de school op de stem van de moederoverste terugzond, scheen het sein te zijn waarop alles in actie kwam. Zes witgekraagde zusters verlieten de tafel en gingen een voor een naar een lift in de wand. Ze tastten in de diepte, haalden er grote geëmailleerde theepotten uit te voorschijn en begonnen de tafels te voorzien. Het tafelgebed dat zo juist was opgezegd, schonk Mary Ann op dit ogenblik een klein beetje troost, want was het niet precies hetzelfde gebed dat zij en hun Michael iedere dag opzeiden? Ten slotte zou het best kunnen zijn dat deze school, afgezien dan van de grootte, net eender was als die in Jarrow. Dat het gebed het enige was dat het pensionaat met haar vorige school gemeen had, werd op genadige wijze op dit ogenblik nog voor haar verborgen gehouden. 'Eet je boterhammen op. ' Er stond een non bij haar stoel. Ze keek op. 'Ik heb geen trek, zuster. ' 'Eet tóch je boterhammen op. ' De stem klonk zacht, met een zwaar Iers accent, maar de toon scheen geen tegenspraak te dulden. Vele bordjes om haar heen waren in een oogwenk leeg. Toch was het moedgevend om te zien dat er op een aantal, net als op het hare, nog een hele portie brood lag. Ze was zo geboeid door de activiteiten van de nonnen die aan tafel bedienden, en ook door de schijnbare onbeweeglijkheid van al de in het zwart gehulde gedaanten aan de hoofdtafel, dat toen er een belletje rinkelde en ze het fijne stemmetje weer hoorde dat nu dankte, de vijftien minuten die de theemaaltijd had geduurd haar als een enkele minuut voorkwamen.

Het was stil terwijl de hoofdtafel ontruimd werd, maar zodra de laatste non door de zijdeur was verdwenen werd de zaal als een bijenkorf vol gezoem en geschuifel. Vreemd genoeg werd er niet gebabbeld.

Toen Mary Ann aanstalten maakte haar plaats te verlaten, verscheen de zuster die haar gezegd had dat ze haar boterhammen moest opeten weer bij haar, maar nu had ze een brede glimlach op haar gezicht. Ze hurkte en dat was op zichzelf al een verrassing, daar Mary Ann nooit goed voor zichzelf had kunnen uitmaken of er nu al dan niet echte benen onder de rokken van nonnen zaten en ze zei met een stem vol innige pret: 'Mary Ann Shaughnessy! Wat een mooie Ierse naam! Kom je uit Ierland, kind?' 'Nee, nee zuster. ' Hoe kon je anders doen, ook al drukte alle leed van de hele wereld op je schouders, dan teruglachen tegen dat ronde, stralende gezicht? 'Nee? Maar je vader wel?'

'Nee. Nou, eigenlijk wel... ' Er had hieromtrent altijd twijfel bestaan, maar hoe kon ze nu zéggen: 'Me vader was een vondeling, helemaal zonder naam, en die naam Shaughnessy hebben ze hem zo maar gegeven. Die hadden ze van de portier, die hem bij de poort had opgeraapt. ' Ze had nog nooit gezegd, zelfs niet bij zichzelf: 'Bij de poort van het armenhuis. '

'Aha! Maak me nu niet wijs dat je uit Wales komt of zo, met zo'n Ierse naam als Shaughnessy! Shaughnessy! O, wat hoor ik zo'n naam graag. En wat praat ze met een noordelijk accent!' Ze tikte Mary Ann tegen de wang terwijl ze weer rechtop ging staan. 'Kom, ga nu maar... O, hoor je bij Lola? Mooi zo. Lola zal wel op je passen. ' De zuster tikte nu Lola tegen de wang, en voor de eerste keer kwam er werkelijk een glimlach op Lola's gezicht. Ze is aardig, dacht Mary Ann, ik vind haar lief. Waarmee ze in dit geval een van beiden of allebei kon bedoelen. 'Ik zal je naar moeder Francisca brengen. ' 'Fijn. ' Ze waren nu in de benedenhal. 'Hoe heette die zuster?'

'Zuster Angélique. '

'O. ' Er kwam een nieuwe vraag bij Mary Ann op. 'Waarom noemen ze sommigen moeder en sommigen zuster?' vroeg ze.

'De moeders zain meestal lerares, de zusters, zai doen 'et werk. Dat zain die met die witte kragen. '

'O... Is de moederoverste aardig?'

'Ze ies best aardig. Je kraaigt 'aar niet vaak te zien. Deze kant uit. '

Alweer vele gangen.

'Wil je op me wachten? Ik verdwaal nog als ik terug moet. ' 'Goed. '

'En wil jij me zeggen wat ik doen moet? Ik wil niet dat die Beatrice me alles moet zeggen. ' 'Dat zou ze toch niet doen!'

'Maar die zuster heeft het tegen haar gezegd!' De ogen van Mary Ann sperden zich wijd open.

'O, zuster Catherine laat 'aar altaid van alles doen. Ze probeert 'aar klain te kraigen door 'aar van allerlai op te dragen, maar 'et 'elpt 'elemaal niet. Je zult 'et allemaal wel zien over een poosje. ' 'Kom je uit een ander land?'

'Ja. ' Lola lachte nu tegen haar. 'Uit Frankraik en Duitsland. ' 'Twee!'

'Ja, main moeder ies een Franse en main vader een Duitser. Maar jai komt ook uit een ander land. ' 'Ikke!' Mary Ann stond plotseling stil, half verontwaardigd. 'Ikke, nee hoor! Ik kom uit Engeland, uit Jarrow. ' 'Zo! Ha ha!' Het was een zacht lachje en het hinderde Mary Ann in het minst niet, evenmin trouwens als de belediging van haar dierbare noorden die nu volgde. 'Toch praat je erg raar zo in je keel! Er zain in Frankraik ook wel mensen die zo spreken. Je zult het 'ier wel gauw afleren. Ik ben 'ier pas drie semesters, en iek 'eb main uitspraak al veel verbeterd. '

Mary Ann wist op dit ogenblik niet of ze haar uitspraak wel wou laten verbeteren die laten verbeteren, begreep ze, zou haar praten deftig doen klinken, misschien aanstellerig. En toch, dat was nu juist waarvoor ze hier was, daarvoor had meneer Lord haar hierheen gestuurd. 'Daar ies moeder Francisca. '

Ze waren vlak bij een non. Ze had een rond dik gezicht en ook een rond, dik lichaam, wat zich niet door haar habijt liet verbloemen. Ze zag eruit alsof ze omstreeks de zestig was, maar het scheen Mary Ann toe dat ze minstens honderd was.

'Moeder Francisca, ier ies Mary Ann Shaughnessy. Ze moet bij de moederoverste op bezoek. '

'O juist. Dag kind!'

'Dag, zuster... moeder Francisca!'

'Wat ben je nog klein! Je bent in de middelste klassen, hè? Ja, nu weet ik het weer. Ik ben de penningmeesteres ik zorg voor je geld. ' Ze lachte. 'En voor je brieven en voor alles voor alles. Begrijp je? Ga maar met me mee. Je komt uit de streek van de Tyne, uit het noorden, hè? Ik ken de Tynestreek wel... o ja. Hierheen. Wacht je op haar, Lola?' Het was Mary Ann heel duidelijk dat moeder Francisca helemaal geen antwoorden nodig had, ze gaf ze allemaal zelf al. Ze sprak vlug terwijl ze voortwaggelde. 'Hoor eens, als de moederoverste je iets vraagt, dan antwoord je met 'Ja', of 'Nee, eerwaarde moeder. ' Begrepen? En spreek niet als je niets wordt gevraagd. Begrepen? Zo, hier, we zijn er. '

Een klop op de deur, die door een zacht stemmetje werd beantwoord, en ze waren binnen. En daar zat het kleine vrouwtje, achter een grote schrijftafel. Toen Mary Ann dichterbij werd geduwd, zag ze steeds minder van haar tot ze, eenmaal vlak bij de schrijftafel aangeland, alleen nog haar hoofd en een klein stukje van de schouders kon zien.

'Jij bent dus Mary Ann?'

'Ja, zuster... eerwaarde moeder. '

'En je hebt die heel lange reis alleen gemaakt?'

'Ja, eerwaarde moeder. '

'En denk je dat je het hier prettig zult vinden?' 'Nee, eerwaarde moeder!'

Daar had je het nu, het was haar uit de mond gevallen voor ze het had kunnen verhinderen! Het werd gevolgd door een zacht geluidje van haarzelf en een luid naar lucht happen door iemand ergens achter haar, maar van achter de tafel klonk een lachje, een zacht tinkelend lachje, dat haar op de een of andere manier aan het belletje deed denken dat rinkelde vlak voor je te communie ging. 'Kom eens hier!'

Ze gehoorzaamde de wenkende vinger en liep langs de zijkant van de schrijftafel. Daar aangekomen voelde ze hoe twee kleine, droge handen de hare grepen. 'Laat me eens naar je kijken!'

De moederoverste keek naar Mary Ann, en Mary Ann keek naar haar, verbaasd over het feit dat iemand die zo klein was, zich in zulk een majesteitelijke positie kon bevinden van dichtbij gezien leek ze werkelijk niet veel groter dan zijzelf!

"Vertel me eens, kind, hoe gaat het met mijn broer?' Haar broer? Mary Anns mond viel van verbazing open, maar ze sloot hem weer vlug toen haar te binnen schoot dat deze vrouw de zuster van meneer Lord was. Hoe dit zo kon zijn, begreep ze eigenlijk niet precies, want meneer Lord was niet katholiek en ze had het gevoel dat hij niet bijzonder op katholieken gesteld was. Ze kon een 'bekering' niet in verband brengen met de vrouw tegenover haar — niemand kon zich tot moederoverste 'bekeren'. 'Hij maakt het best. ' is hij gezond?'

'Hij is wel eens verkouden, maar dat komt doordat hij in dat grote ouwe huis woont en alleen maar Ben heeft om voor hem te zorgen. Als hij bij de boerderij komt wonen, zal me moeder... ' 'Ahum!'

Het geluid klonk weer van achter haar, en ze eindigde tam: 'Die zal er wel voor zorgen dat alles goed met hem gaat eerwaarde moeder. '

'Hij stelt erg veel belang in je, mijn kind. ' Ze gaf hierop geen antwoord, want als er iemand wist dat dit zo was, was zijzelf het wel. En kijk nu eens waar ze daardoor terecht was gekomen! Ze vergat alweer waar, eveneens daardoor, haar vader en moeder en Michael terecht waren gekomen.

'En hij wenst dat je zult leren, en goed zult leren. Ben je van plan dat te doen?' 'Ja, eerwaarde moeder. '

'Lief kind, ga nu maar met moeder Francisca mee, en God zegene je en make je hier gelukkig. '

Haar handen werden losgelaten, ze werd door haar geleide in de richting van de deur gedraaid en het volgende ogenblik stond ze alweer in de gang en werd aan Lola overgedragen. 'Zo, dat heb je gehad, dat is achter de rug, zie je wel? En nu, naar de slaapzaal met jullie. Zorg dat je al wat je nodig hebt in de laden bergt en breng dan alles wat overblijft naar beneden, naar het magazijn. Je koffers moeten leeg. Vooruit! Als je klaar bent, kom je bij mij je geld brengen, dan zal ik daarvoor zorgen. Dag kinderen. ' Niet voor ze in de gang waren die naar de slaapzaal leidde, sprak Mary Ann; toen vroeg ze: 'Krijg je echt je geld terug?' 'Ja natuurlijk wel, als we op een fraie middag uitgaan; of naar het strand. '

Mary Ann zweeg weer ze had niet veel zin afstand van haar geld te doen, van geen cent. Ze was blij dat meneer Wilson die bankbiljetjes in haar medaillon had gepropt. Ze raakte even haar borst aan en ze voelde zich getroost. Haar hand lag nog vlak uitgestrekt tegen haar borst toen ze de slaapzaal binnenging, maar werd opeens tot een vuist gebald toen ze de stem van Beatrice vernam, die op dat ogenblik merkwaardig veel op de hare leek, en die met een typisch noordelijk accent zei: 'Ik kom uit Jaaaarrow, ergens buiten. Uit Peeeelaw. '

Beatrice stond midden in de slaapzaal en verwekte heel wat hilariteit met haar imitatie, maar toen Mary Ann langzaam dichterbij kwam stierf het gelach weg. Bij haar eigen bed, en binnen een meter afstand van Beatrice, stond Mary Ann stil. Haar mond was tot een stuivertje geknepen, en uit halfdichte ogen keek ze woedend naar Beatrice. Ze wist nu aan wie ze haar had doen denken: aan Sarah Flannagan!

Een school mocht dan al in een magnifiek buitenhuis zijn gehuisvest, met uitgestrekte terreinen en terrassen en sportvelden; ontzagwekkende nonnen en zusters mochten door het rijkgemeubileerde interieur zweven, rijkeluisdochtertjes mochten bij tientallen in slaapzalen met airconditioning worden gestouwd wat waren die kinderen ten slotte anders dan precies dezelfde typen die de scholen in Jarrow en dergelijke stadjes vulden? Het enige verschil was dat zij hier zo netjes praatten. Dit zou Mary Anns gedachten in het kort hebben weergegeven als ze in staat was geweest ze onder woorden te brengen, maar alles waarvan ze zich bewust was op het ogenblik, was het gevoel dat zowel eenzaamheid als vrees had verjaagd. Het was een gevoel dat haar niet vreemd was, en het zei haar nu dat die Beatrice een brutale meid was, ja, zelfs een brutale hond! 'Wie sta je daar voor mal te zetten?' Was er iets in de vraag dat ontzag afdwong of dat als een elektrische schok werkte? Zonder twijfel leek het erop, want nooit tevoren was er in het schoolleven van de tien toeschouwsters iets gebeurd dat een dergelijke gezichtsuitdrukking nodig maakte als nu bij hen te constateren viel.

Dat nieuwe kind had brutaal durven optreden tegen een monitor, een kind dat de baas was over de hele slaapzaal en dan nog wel zo'n monitor! Ze moest stapelgek zijn. De monden hingen wijd open van verbazing, de ogen puilden uit de hoofden. Als zuster Angélique aanwezig was geweest, zou ze hebben gedacht dat niets minder dan een tweede nederdaling van de Heilige Geest waarvan ze altijd beweerde dat het het enige was dat in staat zou zijn hen wakker te schudden zich nu in werkelijkheid had voorgedaan. Bijna met zekerheid viel te zeggen dat voor hen iets van gelijke betekenis was voorgevallen, want alleen een bezoek door de Godheidzelf kon een naarluchthappen hebben veroorzaakt als nu in de zaal hoorbaar werd. 'Je bent een brutaal nest! En als je het niet laat, schrijf ik lekker aan me vader over jou, reken maar!' De situatie ging absoluut alle erkende perken te buiten. Het was zonder twijfel de eerste keer dat Beatrice zo iets overkwam, en hoe pienter ze ook was, ze kon geen tegenzet bedenken. Alle ongeschreven gedragsregels tussen monitors al zou haar werkelijke macht dan ook niet eerder beginnen dan morgenochtend kwart voor zeven en de kruipende, slaafse vazallen die als 'leerlingen' bekend stonden, waren weggevaagd door dit... dit... Het woord 'ordinair' kwam Beatrice snel te hulp en ze maakte er gebruik van op een manier die de nederlaag in een overwinning zou omzetten. Ze rimpelde haar neus alsof ze iets heel vies rook, gooide het hoofd in de nek en wendde zich af, maar liet eerst haar gezaghebbend oordeel aan de anderen horen! 'Ordinair schaap!' zei ze.

De sprong die Mary Ann op het punt stond te maken, werd krachtig onderdrukt door de hand van Lola, en zo pijnlijk was de greep op haar arm dat het gezond verstand in haar zegevierde. Ze voelde zich als het ware leeglopen. Ze schudde de vermanende hand van Lola af, ging naar haar bed en knielde met een plof naast de koffers neer. Ze draaide de sleutel om in het slot van de grootste en tilde het deksel omhoog. Toen ging ze achterovergehurkt op haar hielen zitten en keek door omfloerste ogen naar de keurig opgevouwen kleren die haar moeder nog pas gisteren had ingepakt. Het hoofd zonk haar op de borst, zodat niemand de neerdruppelende tranen zou zien, en onhoorbaar huilde ze: 'Moeder, o moeder, ik wil naar huis! O, moeder!'