9. Ik heb berouw van alles
Pastoor Owen was erg moe. Hij zat in de biechtstoel, met een hand voor zijn ogen en luisterde maar half, zoals helaas moet worden gezegd, naar de biecht van Jimmy Hathaway. Jimmy had gedurende de biecht, al zoveel jaren als pastoor Owen zich kon herinneren, dezelfde bekentenis gedaan. Het begon altijd met: 'Dronken geweest, drie keer verleden week, pastoor... veel berouw. ' Alleen het aantal malen dat hij gedwaald had varieerde wel eens: het kon oplopen tot zes of tot één keer beperkt blijven. Maar welk aantal hij ook te melden had, zijn reacties erop waren steeds dezelfde, en zijn manier van ze op te biechten veranderde ook nooit. 'Haar een beetje op haar falie geslagen, pastoor. ' Het was maar goed, dacht pastoor Owen soms, dat Peggy Hathaway onmogelijk nog verder kon afstompen. Jimmy Hathaway was een hopeloos geval, en jaren geleden had de priester het idee van enigerlei aardse verlossing voor hem al opgegeven. Maar dat had hem er niet van weerhouden te trachten alsnog zijn ziel te redden. Vanavond echter zond hij hem zelfs zonder de gebruikelijke raadgevingen weg, met alleen een kort: 'Een onze vader en tien weesgegroetjes', zich afvragend of die ooit zouden worden gebeden. Pastoor Owen zuchtte toen hij Jimmy uit de biechtstoel hoorde stommelen, en toen hem daarop een soort gejammer bereikte, herhaalde hij zijn zucht. Het was een slechte avond, alle hopeloze gevallen van de parochie schenen bij elkaar te zijn gekomen. Deze boetelinge, dat wist hij, was mevrouw Leggatt. Ofschoon hij niet wist wat de biecht van mevrouw Leggatt ditmaal zou behelzen, kende hij haar toch goed genoeg om niet veel anders te verwachten dan een relaas van kleine boosaardigheden en kruimeldiefstallen, en bij zichzelf zuchtte hij: 'O hemel, o hemel!' Alles bijeengenomen, was het een dag vol beproevingen geweest. Pastoor Beany had zichzelf overtroffen in aanmatiging, gewichtigdoenerij en betweterij. Hij wist natuurlijk wel dat deze houding van zijn superieur veroorzaakt was door de jonge kapelaan. De nieuweling had ook zijn eigen zenuwen op de proef gesteld, want wat is er nu vermoeiender voor een man van in de zestig dan optrekken met een warmbloedige enthousiasteling die erop uit is OnzeLieveHeer zelf de loef af te steken... erop uit om alle menselijke natuur op zijn eigen manier te hervormen en die manier was natuurlijk de beste, omdat ze de nieuwste was. O ja, door pastoor Beany én door Gods laatste voorvechter was hij vandaag zwaar beproefd. En niet alleen vandaag, maar de hele week al. En dat had zijn eigen dwaling veroorzaakt. Alleen in uiterste noodgevallen stond hij zichzelf een dubbele dosis van zijn 'hoestdrank' toe voor hij naar bed ging. Zijn zwakke wil had hem ertoe verleid zichzelf wijs te maken dat de gebeurtenissen van deze week zeer wel tot de noodgevallen konden worden gerekend. Zijn beschermheilige, zijn huishoudster juffrouw Honeysett en de goede God stonden hem gezamenlijk één glaasje toe, maar zo af en toe was hij geneigd hen alle drie te negéren en een tweede portie van zijn medicijn te nemen. Zijn geweten bezorgde hem die avond niet zoveel last, want het vlees was dan door en door warm en zwak. Maar de volgende morden stonden de zaken er anders voor, want dan stond dat geweten aan zijn bed, keek hem aan, knikte met het hoofd en zei: 'De linoleumpenitentie voor jou, m'n jongen de linoleumpenitentie voor jou!' Voor een buitenstaander kon de linoleumpenitentie zo licht lijken dat ze nauwelijks een penitentie was, maar als een van de dingen die je gedurende je hele leven nooit hebt kunnen verdragen is: met blote voeten op koud linoleum staan, wat zou dan een geweten aan hardere behandelingen voor je kunnen verzinnen dan van je te eisen dat je zó uit je warme bed je voeten op ijsschotsen zet en ze daar houdt terwijl je je aankleedt en dat terwijl het bloed in je aderen toch al bijna gestold is. O, het was een dag van beproevingen geweest. Wat was dat? Hij spitste de oren toen de stem van mevrouw Leggatt jammerde: 'En hij was niet eens van goud, Vader, en daarom vond ik het niet eens zo erg. Vijf gulden heb ik ervoor gekregen, meer niet. ' 'Heb je hem teruggebracht?' 'Nee, Vader. '
'En dan kom je hier en denk je absolutie te krijgen?'
Er kwam geen antwoord van mevrouw Leggatt. 'Maak nu dat je wegkomt, ga die broche van de Bank van Lening halen, en als je hem bij de eigenaar hebt teruggebracht, kun je terugkomen, dan zullen we verder praten, ingerukt mars!'
De stem van pastoor Owen klonk boos. Hij was ook boos. Zouden ze het dan nooit leren?
Hij hoorde mevrouw Leggatt zwaar ademen en merkte, niet zonder voldoening, dat ze hevig struikelde bij het verlaten van de stoel. God wist zijn mensen wel te vinden! Zijn hand rustte weer over zijn ogen toen de deur opnieuw openging en het gebruikelijke geschuifel naar het knielbankje klonk. Hij werd een beetje ongeduldig toen hij geen stem hoorde die de biecht begon. Een weinig scherp zei hij: 'Ja? Begin maar. '
'Vader, geef mij uw zegen, want ik heb gezondigd. Mijn laatste biecht was een week geleden... maar niet hier. ' Een gevoel dat enigszins te vergelijken viel met de warmte van een goed glas whisky op een koude avond schoot door pastoor Owen heen. Het was Mary Ann! Nu, hij had haar al verwacht — het zou prettig zijn dat kind weer te zien. O zeker, maar hij mocht het haar niet laten merken, hij moest haar een stevige uitbrander geven. Ze was ditmaal werkelijk alle perken te buiten gegaan. Een paar uur lang heel het land op stelten gezet en bovendien de kans van haar leven vergooid. Altijd even eigenwijs en eigenzinnig! En die kans zou zich niet nog eens voordoen, als hij er iets van wist. Die oude Lord was er de man niet naar om ooit een tweede kans te geven, zelfs niet aan zo'n innemende kleine heks als Mary Ann. Hij onderdrukte de blijheid in zijn stem en zei toonloos: 'Ga verder. '
Mary Anns stem klonk helder en zacht door de tralies naar hem op. 'Ik heb nooit de mis overgeslagen, Vader, of de communie, en ik heb me morgengebeden en me avondgebeden ieder dag opgezegd, maar ik ben heel slecht geweest, Vader. ' Even heerste er stilte. 'Ik ben van school weggelopen. ' Weer heerste er stilte, die hij niet verbrak, maar toen ze voortging, klonk haar stem veel beslister. 'Er was daar een kind... dat was werkelijk de duivel, zoals u had gezegd, dus het was mijn schuld niet. ' Er klonk even een vreemd geluid en de pastoor mompelde: 'We zullen het er nu niet over hebben wiens schuld het was. Ga verder. '
Haar stemmetje beefde nu een beetje toen ze zei: ik heb er berouw van, Vader, ik heb het niet met opzet gedaan, maar Ik zat zo in angst. Me moeder zat in de narigheid. Allemaal over me vader. '
O, die vader! Dat kind en haar vader! Wat had die man nu weer gedaan, dat ze van school was weggelopen en de kans van haar leven had vergooid? 'Wat was er met je vader aan de hand?'
'Niets, Vader. Maar er was een mevrouw bij ons op de boerderij en onze Michael heeft me daarover geschreven. Ze liep me vader aldoor achterna, en dat vond me moeder zo akelig, en toen kreeg ik een brief en ze had zitten huilen, en toen wou ik naar huis. '
Grote God! Drank, en nu weer vrouwen. Kon die man dan nooit eens iets goed doen? En dan terwijl hem zo maar zo'n prachtige baan in de schoot was gevallen! En die nu om een vrouw te gaan verspelen!
'Vader?'
'Ja, mijn kind?'
'Weet u dat ik het ben, Vader? Mary Ann Shaughnessy?' 'Ja, ik weet dat jij het bent, Mary Ann. ' Mary Ann zuchtte. De pastoor was stellig blind, maar doof was hij niet! Ze zei nog eens: 'Het spijt me zo, Vader, ik was het echt niet van plan. Ik heb er echt berouw van. ' De klank van oprechtheid in haar stem deed pastoor Owen zeggen: 'Ja, dat geloof ik wel, mijn kind. Maar je hebt een ernstige fout begaan, en wat moet er nu van je worden?' 'Ik weet het niet, Vader. '
'Meneer Lord zal je niet voor de tweede keer een kans geven. '
'Nee, Vader. '
Het werd zacht gefluisterd, en pastoor Owen zei: 'Nee, ik denk dat we het daarover tenminste eens zijn... Nu, je zult toch terug naar school moeten. '
Een lange stilte volgde, en in die stilte voelde pastoor Owen Mary Anns weerzin om naar haar oude school terug te gaan. Wat haar dan ook had doen weglopen, een deel van haar had het zonder enige twijfel prettig gevonden op het pensionaat, en nu zouden er geen pensionaten meer voor haar volgen. O, wat was dat jammer, wat was dat ontzettend jammer. Hij had grote verwachtingen van haar gekoesterd. Nu ja, dat was uit. Misschien had God het zo niet gewild. Zijn wegen waren ondoorgrondelijk. Hijzelf mocht niet te hard over haar oordelen. Nee, nee, hij kon niet hard zijn tegen dit kind. Wie kon er hard zijn tegen iemand die zozeer liefhad? Zij had die grote, zware, roodharige lastpost lief met een hart dat even groot was als haar hele lijfje — zo niet groter.
Toen hij een licht gesnuif en gesnik hoorde, werd zijn stem zacht, en vriendelijk zei hij: 'Kom, kind, tob er nu maar niet meer over. Het is gebeurd, we kunnen nu alleen nog maar vooruitzien. Vertrouw op God en bid maar veel. En intussen bid je iedere avond een rozenhoedje, een week lang... Op je knieën, hoor, en niet in bed!' 'Ja, Vader... Vader?' 'Ja, wat is er?'
'Ik heb nóg iets ergs gedaan, Vader. ' 'Wat was dat dan?'
'Ik heb me oma gisteren geslagen en gekrabd. ' 'Wat zeg je?'
Na een geladen stilte herhaalde Mary Ann, met nauwelijks hoorbare stem: ik heb me oma geslagen en gekrabd, Vader. ' 'O, dat was heel slecht van je, heel slecht een oud mens! Hoe kon je zo iets doen, Mary Ann? Dat is nog het ergste van allemaal! Ik vertrouw dat je er van harte berouw over hebt. '
Hij wachtte, maar er klonk geen woord van berouw door de tralies. Hij herhaalde: 'Heb je gehoord wat ik zei? Ik vertrouw dat je er van harte berouw over hebt. Héb je berouw?' Na een lange pauze kreeg de priester de waarheid te horen. 'Nee, Vader. '
Dit antwoord scheen pastoor Owen volkomen van de kaart te brengen. Hij uitte ongearticuleerde geluiden en vroeg toen streng maar zacht: 'Heb ik goed gehoord? Heb je er géén berouw van dat je je oma hebt geslagen en gekrabd?' 'Ik heb geprobeerd het te krijgen, Vader. Ik heb Onze LieveVrouw gebeden gisteravond dat ik berouw zou mogen voelen, maar toen ik vanmorgen wakker werd, had ik het nog niet, want ze zei dat alles wat ze voor mij deden paarlen voor de zwijnen gooien zou zijn. Weet u nog wel, Vader, dat u vertelde dat u ook zo'n zwijn was geweest waar ze paarlen voor gestrooid hadden, dat is toch waar?' Pastoor Owen bevestigde dit verhaal omtrent zijn afkomst niet, en in de zwaarwegende stilte ging Mary Ann voort: 'Maar het kwam eigenlijk doordat ze iets van me vader zei dat ik het gedaan heb. Ze zei... '
'Ik wil helemaal niet horen wat ze zei. Zeg je akte van berouw op. '
'O God, ik heb er berouw van dat ik tegen U heb gezondigd, omdat Gij zo goed zijt, en met de hulp van Uw heilige Genade zal ik nooit weer zondigen. Amen... Goedenavond, Vader. '
'Goedenacht, mijn kind, en God zegene je. Ik zie je nog weleens. ' In de stem klonk nu geen vermaning meer door en Mary Ann zei: 'Ja, Vader. Goedenacht. ' De priester zuchtte diep. God helpe haar, want alleen Hij kon dit nu nog. Geen aards argument dat hij zou kunnen bedenken, zou de oude Lord ertoe kunnen bewegen ten bate van haar met nog meer geld op de proppen te komen, en als hij ook maar iets van de oude man afwist, zou Mike Shaughnessy het ook moeten voelen dat zijn plannen voor het kind waren misgelopen. Hij moest daar op een dag in de niet te verre toekomst maar eens heen stappen en zien hoe de zaken ervoor stonden... En ze had die ouwe mevrouw McMullen geslagen! Hij wreef zich met de hand over het gezicht. Nog niet zo heel lang geleden had hij de sterke aandrang gevoeld precies hetzelfde te doen. Maar nu moest hij voor haar bidden... voor al die mensen bidden... Toen Mary Ann haar gebeden opzegde bij het zijaltaar en met vochtige ogen naar de Heilige Familie opkeek, daalde er voor het eerst sinds haar thuiskomst iets van vrede in haar neer. Ze nam niet weer die hele geschiedenis van haar reis met hen door dat wisten ze immers allemaal wel en evenmin bracht zij haar aanval op haar grootmoeder ter sprake, want ze wist nog wel dat ze het, evenals pastoor Owen, niet altijd helemaal met haar eens waren waar het haar oma betrof. Wat ze wél deed, was het hele gamma van haar dwalingen gedurende de afgelopen dagen samenvatten door, heel zacht en heel nederig te zeggen: 'Ik heb berouw van alles. ' Dat aanvaardden zij en ze keken haar vriendelijk aan, maar door de met wierook beladen atmosfeer kwam er geen woordje tot haar. Ze voelde dat ze weinig te zeggen zouden hebben voor en aleer ze haar berouw bewezen had. Ze beidden hun tijd, dat voelde ze wel, maar ze waren niet geërgerd of boos, en de aanblik van hun dierbare gezichten was als balsem voor haar hart en had een kalmerende invloed op de bibberende verwachting van zelfs nog ernstiger aard dan het feit dat ze naar de school in Jarrow terug zou moeten: de verwachting dat haar vader van de boerderij zou weggaan.
Wat er gebeurd was nadat ze haar oma zo had geslagen en gekrabd, stond haar niet scherp voor de geest. Ze kon zich maar heel weinig herinneren tot aan het ogenblik dat ze in bed lag, alleen in de kamer met haar vader. Toen haar moeder de kamer uit was, had hij haar uit bed getild en op schoot genomen en hij had haar gezichtje tegen zijn hals aangedrukt. Zonder dat hij een woord hoefde te zeggen, wist ze dat alles weer goed tussen hen was. Zo had ze het tenminste aangevoeld toen ze ging slapen, met haar hand in de zijne. Maar vanmorgen was ze er zo zeker niet meer van, niet door en door zeker. Hij had aan het ontbijt tegen haar gelachen en zijn hand even op haar hoofd gelegd. Maar er was nog iets niet in de haak, en terwijl de eindeloze morgen zich voortsleepte, drong het tot haar door wat het was. Het was de boerderij de baan van haar vader; die stond op het spel. Ze zag het aan de manier waarop hij liep, met zijn schouders achteruitgetrokken; ze merkte het aan de manier waarop hij praatte, met een stem die overluid was en onnodig zelfverzekerd. Al met al voelde ze wel dat het hem niet langer kon schelen bij wie hij in de smaak viel en bij wie niet.
Voor ze de Heilige Familie verliet, keek ze een ogenblik strak naar hen op, en zonder haar gebruikelijke lange inleidingen zei ze eenvoudig: 'Passen jullie alsjeblieft op me vader, willen jullie? En laat hem zich niet kwaad maken. ' In dit korte pleidooi had ze alles gezegd wat er te zeggen viel, want ze wist wel dat haar vader zijn baan zou houden als hij zijn humeur maar niet verloor. Ze maakte een diepe kniebuiging voor het altaar, keerde zich om en liep langzaam de kerk door, voorbij de volwassen boetelingen die hier en daar in de banken zaten, en de portiek in.
Ze had opzettelijk de zaterdagavond uitgekozen om te gaan biechten, want dan waren er gewoonlijk geen kinderen. Die waren er allemaal al op donderdag, in een niet erg berouwvolle horde, van school uit heen gedreven, en dus zou het geen grote verrassing voor haar zijn geweest als ze mevrouw Flannagan tegen het lijf was gelopen, maar het zien van Sarah deed haar opschrikken. Daar stonden ze allebei op het randje van de stoep, vlak tegenover de kerkdeur en al stond mevrouw Flannagan met de rug naar haar toe, en Sarah en profil, ze voelde intuïtief dat die twee haar stonden op te wachten. Een onopvallend rukje van Sarah aan haar moeders mouw bewees Mary Ann, bij wie de moed in de schoenen zonk, dat het hier om een goed voorbereide aanval ging.
'Och... ' Mevrouw Flannagan draaide zich als toevallig om, en kwam nu met goed geveinsde verbazing recht tegenover Mary Ann staan. 'Kijk eens aan!'
Een paar woorden maar, maar zij deden Mary Ann als aan de grond genageld blijven stilstaan en ze keek, met iets als een smeekbede om genade in haar ogen, naar de lange vrouw op. Ze was gevangen, gevangen door haar vijandin Sarah en door de vijandin van haar moeder, mevrouw Flannagan, maar zelfs als ze lust had gehad een vechtpartij op touw te zetten, was ze hiertoe toch niet in staat geweest, want ze durfde niet zo brutaal te zijn tegen een groot mens, al was het dan zo'n vreselijk mens als mevrouw Flannagan. 'Ben je terug! Wel wel! Die schitterende loopbaan van jou was gauw voorbij, hè? Het heeft vast niet lang genoeg geduurd om in die tijd een dame van je te maken, zou ik zo zeggen. Je zou toch een dametje gaan worden, is het niet, Mary Ann?'
Mary Ann sprak geen woord, ze werd door een golf van vernedering overspoeld. Het luide gegniffel van Sarah deed haar een ogenblik de rug rechten, maar voor een ogenblik slechts, want mevrouw Flannagan zette opnieuw de aanval in.
'Nou, heb je je tong verloren? Krijgen we je keurige uitspraak niet eens te horen... of was dat wonderlijke pensionaat niet gewend zijn paarlen voor de zwijnen te strooien?'
Niets aan Mary Ann bewoog behalve haar ogen. Een seconde lang vluchtten die weg voor de scherpe, stekende blik, maar ze werden weer op haar kwelgeest gevestigd toen mevrouw Flannagan voortging: 'Maar ze hebben natuurlijk niet de tijd gehad je behoefte aan sensatie een beetje te temmen. Deze keer heb je het een heel eind geschopt, hè... over de radio omgeroepen.. door het hele land gezocht! Nou zeg, jij doet niet minder!'
Weer een gniffelen van Sarah.
'Nou, je moet er altijd maar aan denken, Mary Ann: hoe hoger je klimt, des te dieper is je val. Maar ik denk dat zo'n gelegenheid zich niet nog eens voor je zal voordoen, wel?' Weer even stilte, gedurende welke Sarah haar gewicht van de ene voet op de andere verplaatste en toen innig haar arm door die van haar moeder stak. Ze keek bewonderend naar haar op toen deze voortging: ik heb je grootmoeder gisteravond nog gezien. Ze had een paar lelijke krabben over haar gezicht er is meer voor nodig dan een pensionaat om jou te veranderen, is het niet?' Bij die laatste woorden had mevrouw Flannagan haar quasischertsende toon laten varen en haar bittere vijandigheid toonde zich open en bloot toen ze voortging: 'Ze vertelde me ook dat ze een lang gesprek met mevrouw Jones had gehad, in de bus terug. Je hebt voor iedereen de glazen ingegooid, hè? Je goede tovenaar heeft er genoeg van en wil niets meer met je te maken hebben, en als je vader zijn baantje op de boerderij niet door voortrekkerij kan vasthouden, zal hij het zeker niet door zijn ervarenheid vasthouden, want hij heeft net zoveel verstand van boeren als ik van ballet dansen. En als je niet wordt voorgetrokken door de mensen die iets te vertellen hebben, is niemand zo gek om een invalide man zo'n verantwoordelijk baantje te geven. Dat is toch logisch, nietwaar?'
De tranen die Mary Ann niet uit haar ogen wilde laten stromen, leken haar keel te verstoppen en schenen zich een weg naar buiten te banen via haar huidporiën, want het zweet brak haar aan alle kanten uit en ze stond daar machteloos toen Sarah, met een stem vol ingehouden pret, voor het eerst iets zei. 'Ze zou ook nog Frans en Duits gaan leren, moeder. '
'Ja, zo iets heb ik ook gehoord, ' zei mevrouw Flannagan en ze schonk haar dochter een zuinig lachje. 'Je kunt in Jarrow ook wel Frans en Duits leren, maar het zou natuurlijk niet hetzelfde Frans en Duits zijn dat je op een deftig pensionaat leert, hè?'
Sarah giechelde en mevrouw Flannagan, die haar mantel dichter om zich heen trok als een voorbereidende maatregel voor haar vertrek, vuurde haar laatste schot af. 'De zolderkamers in Mulhattans Hall staan weer leeg, zeg dat maar aan je moeder. '
Zelfs nadat ze waren doorgelopen, Sarah blij voorthuppelend naast haar moeder, bleef Mary Ann staan waar ze haar hadden achtergelaten. Pas toen ze om de hoek waren verdwenen, kwam er beweging in haar, en toen was het alleen nog maar om te huiveren. Ze bleef nog een hele tijd in de goot naast het trottoir voor zich uit staan staren, terwijl ze op haar nagels beet in een poging een stormachtige huilbui te onderdrukken.
Eindelijk ging ze op weg naar de bushalte, en toen de bus kwam, klom ze er met gebogen hoofd in en ging helemaal voorin staan, waar geen bank was. Ze deed of ze veel belang in de chauffeur stelde, die ze door de glazen scheidingswand kon zien zitten. Pas toen ze bij de viersprong was uitgestapt en al bijna bij de boerderij was, hief ze het hoofd op en staarde niet langer naar de grond vlak voor haar voeten. Ze keek om zich heen en probeerde de pijn in haar hart wat te verlichten door hardop te zeggen: 'Het is mijn eigen schuld, het is allemaal mijn eigen schuld. ' Ditmaal dacht ze niet: O, die mevrouw Flannagan O, die Sarah! maar: Oei, oei, oei... wat heb ik gedaan? Een ogenblik kwam het wilde idee bij haar op om op de een of andere manier contact te zoeken met de moederoverste of met zuster Angélique, en hun te zeggen dat zij er berouw van had en graag terug wilde komen. Ze zag zichzelf hier al even stilletjes weggaan als uit het pensionaat als ze dan terug in het zuiden was, zou haar aanwezigheid daar automatisch de hele rampzalige episode uitwissen. Maar het beeld loste snel op. Zelfs al had het gekund, ze wilde niet terug niet zo vreselijk ver weg. Ze wilde graag weer naar een fijne school, o ja, dat wou ze wel, en ze voelde daaraan een behoefte die zo sterk was dat het haarzelf verbaasde. Maar ze wilde naar huis kunnen, al was het dan niet elke dag, dan toch in de weekeinden. Maar boven alles uit, wilde ze dat alles op de boerderij weer net als vroeger zou worden — haar vader rustig aan het werk en alles even heerlijk. En nu zou het nooit meer zo worden. Ze voelde dat dit waar was, want het was zoals mevrouw Flannagan had gezegd: zij, die het eerst allemaal zo heerlijk had gemaakt voor haar vader en moeder, had 'hun glazen ingegooid'.
Hoezeer dit de waarheid was, bleek duidelijk toen ze de poort van het erf naderde. Het geluid van een auto die eruit kwam rijden deed haar de weg afgaan en in het gras van de berm gaan staan, en toen meneer Lord, die aan het stuur van zijn auto zat, voorbijreed, vestigde ze haar blik vast op hem en probeerde hem in een wervelwind van schietgebedjes door haar wil te dwingen haar aan te kijken. Hij hoefde alleen maar te kijken het deed er niet toe of hij woedend zou kijken. Maar meneer Lord had geen oog van de weg af. Het was onmogelijk dat hij haar niet zag, maar tóch zag hij haar niet, hij was blind voor haar aanwezigheid. Ontzaglijk terneergeslagen liep ze door en ging het huis binnen, maar hier wachtte haar geen troost. Lizzie was, met hard gebons en gesmijt, aan het koken, maar de warmte en de gemengde geuren hadden haar niet, zoals gewoonlijk, in een staat van opgewekte, stille vreedzaamheid gebracht. In plaats daarvan blafte ze Mary Ann meteen af en snauwde haar toe dat ze een half uur had voor ze naar bed moest en geen minuut langer.
Michael zat aan de tafel bij het raam zijn huiswerk te maken; hij keek wel even naar haar op, maar hij lachte niet tegen haar, zoals vanmorgen het geval was geweest. Er lag een vreemde en toch bekende trek op zijn gezicht, en dat bracht haar nieuwe zorgen... er was iets gebeurd. Waren haar vader en meneer Lord elkaar in de haren gevlogen? O nee, nee toch!
Ze ging de keuken uit, terwijl ze haar best deed niet meteen te gaan hollen. Toen ze op het erf kwam, was er geen spoor van haar vader te bekennen en ze zag ook niemand anders. De uitdrukking op Michaels gezicht zei haar dat ze haar vader moest vinden, maar hij was niet in de koestal en ook niet in de grote schuur of op de vliering. Ze riep naar boven: 'Vader! Vader!' en toen ze niemand terug hoorde roepen, rende ze naar de heuvel waarop meneer Lords huis stond. Halverwege op de heuvel stond een kale paal voor een hek, en als je daarin klom en er bovenop ging zitten, kon je een heleboel velden en akkers in het rond overzien. Maar terwijl ze zich moeizaam op het kleine bovenvlak in evenwicht hield, zag ze nog niets dat op haar vader leek. Toen ze weer op de begane grond was, bleef ze met haar wijsvinger tussen haar tanden staan en zag in gedachten weer die uitdrukking op Michaels gezicht. Er was ruzie geweest... haar vader was weggelopen... naar Jarrow? Nee! Nee! Ze beet nog harder op haar nagel. Daarom had haar moeder zo wild met potten en pannen gerammeld en met alles gesmeten! Oei, nee! Dat zou hij toch niet gedaan hebben! Na al die tijd zou hij zich toch niet weer een stuk in zijn kraag zijn gaan drinken? Alles, maar dat niet! Opeens sloeg ze haar armen om de paal heen en klemde zich stevig vast. Het was of haar maag omhoogkwam en ze werd erg misselijk. Oei toch... waar was haar vader? Hij was uit, maar waarheen? Misschien was hij naar de markt, voor de koeien. Op zaterdagavond? Hoe lang was hij al weg? Zat hij misschien op dit ogenblik in het Gouden Paard of de Long Bar? Ze keek wanhopig rond. Ze kon niet naar Jarrow terug en hem gaan zoeken, dat zou haar moeder niet goedvinden, ze kon alleen maar wachten, wachten, wachten.
Toen zag ze Tony. Hij stak het erf over. Ze zag hem rond de grote schuur lopen en op weg naar de kleine gaan. Die wist misschien wel waar haar vader zat! Haar vader was op Tony gesteld, hij was erg op hem gesteld misschien had hij het hém verteld.
Bij die gedachte droegen haar beentjes haar in razend tempo de heuvel af. Juist toen ze van het gras afliep en een stuk van het koolaspad bereikte, viel ze languit. Ze was aan vallen gewoon en herstelde zich gewoonlijk van een val met een: 'Stik, verrek, breek je nek!' Maar ditmaal bleef ze een hele tijd liggen, languit, terwijl de tranen uit haar ogen in het stof vloeiden, voor ze zich op de been hees. De palmen van haar handen en haar knieën waren geschaafd en bloedden, en de zwarte koolas kleefde eraan vast. Toen ze dat zag, werd haar huilen goed hoorbaar. Maar er was niemand in zicht om haar te troosten, dus haalde ze er tussen het snikken door de grootste stukken as af, spuwde toen op haar zakdoek en bette zo goed en zo kwaad het ging het bloed, eerst van de ene knie, toen van de andere. Toen begon ze aan haar handen en riep aldoor heel hard: 'Oei, oei, wat bloedt dat verschrikkelijk! Oei, oei, moeder, moeder!'
Ze was van plan naar huis, naar haar moeder te gaan, toen ze opeens weer bedacht dat er reden was geweest om zo hard te lopen. Ze vermande zich dus en toen ze bij het erf was gekomen, maakte ze een bocht en strompelde in de richting van de kleine schuur. Toen ze bij de hoek van de grote schuur was gekomen, begon het bloed uit haar ene knie langs haar been naar beneden te lopen.
Inwendig raakte ze bijna in paniek en slaakte onhoorbaar de kreet: 'O, ik bloed zo!'
Ze zou nog doodbloeden! Om deze ramp te voorkomen, boog ze zich voorover en duwde haar zakdoek tegen de plek. Terwijl ze dit deed, kreeg ze opnieuw Tony in het oog. Hij was bij de deur van de kleine schuur en stond daar uit te kijken, maar op de plaats waar zij stond, kon hij haar niet zien, en voor zij iets tegen hem had kunnen roepen, was hij weer verdwenen.
Ze hield haar zakdoek tegen haar knie gedrukt, en zo strompelde ze langzaam naar de deur van de schuur. Juist toen ze er was en zijn rug zichtbaar werd, gebeurde er iets dat haar ervan weerhield iets tegen hem te roepen. De aanblik van wat hij aan het doen was maakte zelfs dat ze voor het ogenblik haar wonden vergat, want Tony maakte een van meneer Lords koffers open!
Er stonden zes koffers in de schuur. Vier grote, die op hun smalle kant stonden en boven haar uitstaken, met ontzaglijk veel etiketten erop, en dan twee oude zwarte hutkoffers met gewelfde deksels en koperen banden. Het was een van deze twee die Tony had geopend en zijn handen woelden nu in de dingen die erin lagen. Ze zag dat hij een doosje opnam en het opendeed, toen zag ze het hem weer langzaam sluiten. Het volgende dat hij opnam was een blouse. Ze zag dat het een heel mooie was, helemaal met kant en zo, en van crèmekleurige zijde. Hij keek er lange tijd naar voor hij haar neerlegde. Toen zag ze dat hij zich nog dieper bukte en met zijn arm tot op de bodem van de koffer groef. Toen hij weer rechtop ging staan, had hij drie portretten in smalle lijstjes in zijn hand. Ze zag hoe hij ze als een waaier uitspreidde, zoals haar vader met speelkaarten deed. Toen koos hij er een uit en met de ogen er nog op gevestigd, legde hij de andere twee weer in de koffer. Op dit ogenblik moest ze even snuiven. Het klonk heel luid, want haar neus zat vol tranen en het leek wel of ze haar adem al een hele tijd had ingehouden. Het geluid maakte dat Tony zich omkeerde of het een pistoolschot was geweest. Hij bracht snel zijn hand met het portretje op zijn rug; zijn mager gezicht stond ontzettend strak en keek verre van vriendelijk. Hij zag er nu niet langer aardig uit, maar donker en angstwekkend. Toen haar ogen de zijne ontmoetten, huiverde ze en ze zou zich hebben omgedraaid en zijn weggelopen als ze zijn stem niet had gehoord, die haar meer geruststelde dan zijn uiterlijk had gedaan. Opgelucht zei hij: 'O, ben jij het, Mary Ann!' 'Ja. ' Ze maakte geen enkele beweging. 'Wat is er?' 'Ik ben gevallen. ' 'Laat me eens kijken. '
Het leek of hij helemaal niet in meneer Lords koffer aan het rommelen was geweest. Ze zag hoe hij zich omkeerde en de foto bovenop de andere twee in de koffer legde. Met zijn rug naar haar toe zei hij: 'Kom eens hier, en laat eens kijken. '
Langzaam ging ze de schuur binnen en hij kwam haar tegemoet. Toen tilde hij haar bovenop het deksel van de andere zwarte hutkoffer.
'Nou zeg, jij bent lelijk gevallen! Hoe kwam dat zo?' 'Ik liep hard de heuvel af. ' Ze hield haar blik op hem gevestigd terwijl hij met behulp van zijn zakdoek het vuil van haar knieën wreef. Toen hij met een schoon puntje het bloed wegdepte, zei hij: ik zou maar naar huis gaan, het moet schoongewassen worden. '
Er volgde een stilte, gedurende welke hij bleef deppen, zelfs toen er geen bloed meer was om weg te deppen. Toen zei hij zachtjes, zonder zijn ogen op te slaan: ik gapte niets, hoor ik zocht alleen iets. '
Mary Ann zei niets, en nu sloeg hij zijn ogen op naar de hare. Het waren weer vriendelijke ogen, niet zoals ze een ogenblik tevoren waren geweest. 'Geloof je me?' Ze zei geen ja of nee, en hij ging voort: 'Er valt niets te stelen in die oude koffers, er zijn alleen kleren en zulke dingen in. '
Mary Anns blik gleed langzaam zijwaarts naar de portretten en zacht mompelde ze: 'Die lijstjes zijn van zilver!' Ze herkende zilver heel goed als ze het zag, doordat meneer Lord er zoveel van had.
Ze was verbaasd toen Tony in lachen uitbarstte, want zo vaak lachte hij niet, en haar verbazing werd nog groter toen hij op de koffer naast haar kwam zitten, zijn handen voor zijn gezicht sloeg en begon te schokschouderen ze zag niet in dat er iets te lachen viel.
'O, Mary Ann!' Hij keek haar aan en zijn ogen waren vochtig. 'Ik ben blij dat je terug bent. Je moet maar niet weer weggaan!'
Ze kon zijn lach niet met de hare beantwoorden, want haar handen en haar knieën staken en brandden o, vreselijk. Eigenlijk had ze het liefst weer gehuild en ze merkte dat ze onmogelijk alle aandacht aan deze situatie kon schenken. Ze voelde dat er iets merkwaardigs aan de hand was, iets ongewoons. Er was iets ongewoons aan Tony, maar niets geks of lelijks, vond ze nu, al was ze dan geschrokken van de manier waarop hij keek, een paar minuten geleden. En nu die manier waarop hij praatte hij sprong van de hak op de tak, net zoals zijzelf altijd deed waarom haar moeder haar dan in de rede viel en zei: 'Blijf bij één ding tegelijk' en haar vader begon dan te lachen en zei... Op dit ogenblik werden haar gedachten losgerukt van de gezegdes van haar vader doordat zijn stem nu werkelijk klonk. Ze verkilde tot in het merg, want hij liep te zingen. Niet hard en luidruchtig, zoals hij soms 's morgens in huis zong, maar zacht en treurig. Het, was die zachtheid, die treurigheid in zijn stem, die haar de ogen deed sluiten en wensen dat ze maar dood was.
Bij het eerste geluid was Tony overeind gevlogen. Hij liep naar de open koffer, streek haastig de inhoud glad en liet het deksel dichtvallen. Het kant van de blouse bleef aan het koperen slot hangen toen hij dat deed, en hij moest het deksel weer optillen in een poging het kant los te krijgen. Mary Anns ogen zagen wat er gebeurde, maar haar hersens namen niets op van wat hij deed. Ze deed geen enkele poging van haar zitplaats op te staan. Het was of het verdriet in haar hart het leven uit haar lichaam had verjaagd. Zelfs toen Mike al in de open deur stond, met zijn hand aan de deurpost, kwam ze nóg niet in beweging. Met een grenzeloos medelijden staarde ze hem aan. Hij was niet echt dronken, een heel klein beetje aangeschoten maar. Hij is maar een beetje ziek, zei ze in zichzelf. Het was maar een schrale troost, eigenlijk helemaal geen troost. Hij had meneer Lord beloofd... hij had in het huisje in de keuken gestaan en gezegd: 'Ik zal mijn best doen, meneer. ' En hij had zijn best gedaan, dat wist ze wel; maar nu was hij weer even ver als eerst, en allemaal door haar schuld. Nee, dat was het niet zij weigerde de uitsluitende verantwoordelijkheid voor deze ontzettende ramp op zich te nemen. Het kwam door mevrouw Polinski, het kwam doordat hun Michael haar had geschreven, het kwam door zuster Catherine. 'Hallo, hallo, hallo! Wat zullen we nu hebben, hè? Kijk eens naar je knieën!' Mike wees ernaar en lachte opgeruimd. 'Nou zeg, wacht jij maar eens tot je moeder dat ziet. Wat heb je uitgevoerd, meid?'
Hij liep op haar toe en zei intussen, als het ware terloops, tegen Tony: 'Hallo knaap!'
Tony gaf geen antwoord. Hij had een diepe frons tussen zijn wenkbrauwen en zijn blik liet Mike niet los. Mary Ann keek naar haar vader op en zei kleintjes: 'Ik ben gevallen, vader. '
'Ben je gevallen?' Hij liet zich zwaar op de koffer naast haar neervallen; toen zei hij zwaarwichtig: 'Jij zult altijd en eeuwig vallen, Mary Ann. Jij en ik zijn uit hetzelfde hout gesneden, we doen niets dan vallen. Maar we komen wel weer overeind, is het niet zo?' 'Ja, vader. '
'En we beginnen opnieuw, hè?' Hij boog zich tot haar over. 'Ja vader. '
'Op een plekje waar onze roep niet voor ons is uitgegaan, hè?'
'Ja, vader. '
'Goed, dat doen we. ' Hij knikte haar toe en keek toen naar Tony, die nog voor de andere koffer stond, en zei nog eens: 'Hallo knaap!' 'Dag meneer!'
Zelfs in haar ellende moest Mary Ann wel onder de indruk komen van de eerbied waarmee Tony haar vader bejegende ze had haar vader nog nooit zo eerbiedig horen toespreken. En dat zelfs nu vol te houden, dat was heel wat Tony was op haar vader gesteld, zij was op Tony gesteld. 'Je vindt ons een gek stel mensen, is het niet, m'n jongen? Er is heel wat dat je weleens zou willen weten, hè? Over mij zou je weleens iets meer willen weten, is het niet zo?' Mike wachtte geen antwoord af, maar ging met een handgebaar verder: 'O zeker, dat voel ik wel. Je hebt je afgevraagd hoe ik een boerderij kan beheren, terwijl ik zo verdraaid weinig weet; jij met je boekenwijsheid bent me aan alle kanten de baas. En je hebt me een hele hoop geleerd, knaap. Je hebt me geholpen mijn heer en meester in verbazing te brengen door vlotweg een paar van de dingen na te bauwen die jij had gezegd. Ja ja, ik heb bij hem de vent uitgehangen die ze op school zijn weetje hebben bijgebracht. De ziekte van Johne, daar had ik het over. We moeten dat lage veld een beetje draineren, zei ik. Dan hoeven we later geen spijt te hebben. En over opgeblazenheid ik herinnerde me ook nog de mooie Latijnse naam die jij daarvoor gebruikt! Niet dat ik niet alles van die opgeblazenheid afwist en er een eind aan had gemaakt door een mes in hun pens rond te draaien voor ik ooit van die Latijnse naam had gehoord! Maar dacht je dat ik dat tegen de ouwe heer zei? Nee, ik spoot het zo uit jouw boek op, woord voor woord 'De beste methode, ' zei ik, 'is een tampon en een canule in het rumen in te brengen. De oude methoden hebben afgedaan, ' zei ik. Hij was erg onder de indruk. En zal ik je eens wat zeggen? Dat was ik zelf ook. Ik was onder de indruk van alle dingen die jij uit boeken had geleerd... niet dat je er iets aan zult hebben zonder de nodige ervaring!' Mike zweeg even en keek naar Tony met zijn hoofd wat scheef gehouden. Toen zei hij langzaam: 'Er is een dingetje, knaap, dat ik je al lang had willen vragen, maar als ik goed nuchter ben, zou ik het voor geen geld durven doen. Maar nu ben ik... ' Hij zweeg even en keek spottend op Mary Ann neer: '... een beetje ziek... Ik ben toch een beetje ziek, is het niet, liefje? Nou, en nu ik een beetje ziek ben, ben ik zo brutaal als de beul. Je vader is altijd zo moedig als hij zo is, nietwaar?' Mary Ann had zich op de grond laten glijden en stond nu naast hem. Als enig antwoord slikte ze moeilijk, en hij wendde zich opnieuw tot Tony, met zijn hand aan zijn voorhoofd nu. 'Wat zei ik ook alweer?' Hij kneep de huid van zijn voorhoofd stevig tussen vinger en duim, alsof hij op die wijze zijn denken helderder wilde maken. 'O ja. Je vroeg je af hoe ik aan deze baan gekomen ben, hoe ik die oude heer zo voor de gek heb kunnen houden. Nou, ik hoefde hem niet voor de gek te houden. Hij heeft me gewonnen in een soort loterij, zullen we maar zeggen. Waarachtig waar. Ik was de cent die tussen twee gokkers werd opgegooid en de oude heeft me gewonnen. Waarachtig. Maar weet je, het is ook een feit dat gokkers uiteindelijk altijd verliezen, want wat hebben ze ten slotte aan hun winst? De oude heer had me gewonnen en kijk nou eens watie aan me heeft. En hier heb je de verliezer. ' Hij legde zijn hand op Mary Anns hoofd, zonder haar aan te kijken. 'Zij kreeg het gelag te betalen aan de ouwe heer een kind. En hij liet haar betalen. Wat vind je daarvan, hè? Dat ik er maar wat op losklets, hè, dat zie ik wel aan je gezicht, maar het is toch allemaal waar. Nee, je zegt niks, hè, dat is niks voor jou, zo spraakzaam ben je niet. Zoveel heb ik wel van je door, knaap, en ik weet ook dat je net zo dol op de ouwe heer bent als ik. Maar wat heeft hij jou aangedaan behalve tegen je snauwen? Hij heeft je kind niet gestolen, hij heeft je niks gedaan. En toch zou je hem levend kunnen villen! Daarom kunnen we het zo goed samen vinden, hè? Zo, en nou wat ik je vragen wou. Ja, ik weet wel dat het iets anders is dan waar ik het nu steeds over gehad heb. Waarom heb je deze hoeve uitgepikt? Je kunt hier niets leren dat je niet al lang wist. Waarom zit je hier? Dat is nou wat ik je aldoor had willen vragen... Wat was dat?'
Tony had het deksel van de koffer met de achterkant van zijn been tegengehouden hij had geen kans gezien die te sluiten voor Mike binnen was. Maar bij Mikes laatste woorden was er een soort ruk door zijn lichaam gegaan en het deksel klapte met een klik in het slot. Wat nu duidelijk zichtbaar was, bijna wit afstekend tegen de zwarte koffer, was een stukje van de blouse, alleen maar een eindje kant, en daarop viel Mikes oog. Al was zijn geest dan ook lichtelijk beneveld, dat verhinderde hem niet het stukje kant met de klik van het slot in verbinding te brengen. Aha! Wat gebeurt hier?' Hij stond even zwaar op als hij was gaan zitten en liep op Tony toe. Toen hij tegenover hem stond, keek hij neer op de door de jaren vergeelde kant, toen weer naar het gezicht van de jongen, en herhaalde: 'Wat gebeurt hier?' Zijn stem klonk niet langer vriendschappelijk. 'Dat kan ik hier niet gebruiken, knaap! Ik ben nog altijd bedrijfsleider, vergeet dat niet, en ik heb in mijn hele leven nog nooit iets gegapt. Ik heb heel wat op mijn kerfstok, maar ik ben nooit van die soort geweest van 'wat van jou is, is ook van mij'. Dat zijn spullen van de oude heer. Wat heb je eruit gehaald?'
'Niets, Mike, niets. Eerlijk waar. Je begrijpt er niets van. ' Tony had haar vader Mike genoemd, geen meneer. Mary Ann staarde naar zijn krijtwitte, vertrokken gezicht. 'Dacht je soms van niet! Ik begrijp dat jij die koffer hebt opengemaakt en ik wens te weten waarom. Uit de weg!' Met een zwaai van zijn arm veegde Mike de jongen naar de wand van de schuur, zo heftig dat hij hem bijna deed neertuimelen. Toen tilde hij het deksel op en keek naar de dooreengeworpen inhoud van de koffer. Het eerste dat zijn oog trof waren de portretten. Maar die legde hij terzijde als zijnde niet de moeite van het stelen waard. Hij roerde in de inhoud alsof hij zijn hand in een trog met zemelen had, toen Mary Ann een benauwde kreet slaakte. Eigenlijk was het maar een soort gepiep, want het geluid bleef in haar keel steken bij de aanblik van meneer Lord, die in de deuropening van de schuur stond. Alleen de duivel zelf kon zo stilletjes zijn verschenen en haar wildwervelende, dodelijk angstige gedachten opperden dat het die boze macht zelf was die daar nu stond, want nog nooit had zij meneer Lord zo zien kijken als hij nu deed. Hij zag er vreselijk uit, als een, als een... Haar brein schrok voor een juiste omschrijving terug, en toen de stem donderde: 'Zo! En wat voer je uit, als ik vragen mag, Shaughnessy?' scheen de hele schuur zich met duivels te vullen. Ze zag hoe haar vader zich woedend omdraaide, met gloeiende ogen en opeengeklemde kaken, en ze zag op Tony's gezicht, in de schaduw bij de wand van de schuur, dezelfde uitdrukking die haar al eerder zo had laten schrikken. Het leken alle drie wel duivels. 'Nu, én!'
Het leek of de woorden Mike in het gezicht werden gespuwd, en als het ware uitlokten dat hij een woedend antwoord zou geven. Zijn hoofd werd met een ruk in zijn nek gegooid en hij knipte een keer met de ogen voor hij met dikke tong zei: 'Hij was omgevallen, het slot was kapotgegaan. Ik was de zaak in orde aan het maken. ' Als zijn slappe mond en zijn traag knippende ogen hem niet hadden verraden, zouden zijn stem en zijn dikke tong het wel hebben gedaan, en Mary Ann, die transpireerde van angst, zag meneer Lords mond tot een dunne, grimmige lijn samentrekken en zijn ogen tot staalkleurige spleetjes vernauwen. Maar wat hij ook van plan was geweest tegen haar vader te zeggen, het bleef ongezegd, want Tony riep: 'Ik heb hem opengemaakt. ' Snel vestigden haar blikken zich op hem toen hij uit de schaduwen bij de wand te voorschijn kwam en naast de koffer ging staan, met een hand op zijn rug.
Meneer Lords ogen wendden zich langzaam naar hem toe, alsof hij eigenlijk niet van zins was ze van Mike af te wenden, en bleven toen op Tony rusten. 'Ik heb dat ding opengemaakt, hoort u ik!' Mary Anns met bloed en koolas besmeurde hand ging naar haar mond toen ze Tony een stap in de richting van meneer Lord zag doen, en binnen haar riep een stem hem luid toe: 'Oei toch! Niet doen. Wees niet brutaal tegen hem of je vliegt eruit!' Toen deed de uitdrukking op Tony's gezicht zelfs haar denken bevriezen. Hij keek alsof hij meneer Lord diep haatte, alsof hij van plan was hem te lijf te gaan. Ze zag dat haar vader zijn arm vastgreep. Het was de arm die Tony tot nu toe op zijn rug had gehouden en toen zijn hand naar voren werd getrokken had hij er een van de zilveren portretlijstjes in.
Het was de aanblik van het portret die meneer Lord geheel scheen te doen veranderen. Terwijl hij eerst een donkere, woedende duivel was geweest, leeftijdloos in zijn toorn, scheen nu zijn gehele lichaam ineen te schrompelen; hij werd oud, ontzettend oud. Een ogenblik lang vertrok zijn gezicht zich in rimpels van mateloze verbazing, toen vlamde er een onmachtige woede in hem op en hij stotterde toen hij uitriep: 'Wwat vvoer je ddaarmee uit? Wou je het stelen? Stelen? Wie ben jij eigenlijk, zeg?'
Ofschoon Tony zich nog in de stevige greep van Mike bevond, boog hij zich voorover en bracht zijn gezicht zo dicht mogelijk naar dat van meneer Lord toe. Met zijn ogen op de bevende en trekkende mond gevestigd en langzaam en op bittere toon sprekend zei hij: 'Wie ik ben? Ik heb een nieuwtje voor u, ik zal het u zeggen: ik ben uw kleinzoon!' Er heerste stilte in de schuur; de hele boerderij was stil, geen koe loeide, geen kip kakelde, geen hond blafte; geen voetstappen, geen stemmen, zelfs niet het zachte geschuifel van een van de vele katten in de grote schuur verstoorden de ontzagwekkende stilte. Toen riep meneer Lord met een vreemde stem, bijna als een schreeuw: 'Dat lieg je! Je liegt het! Ik heb geen zoon gehad. Ik heb nooit een zoon gekregen... nooit een kind! Nooit... nooit!' Zijn stem brak plotseling af. Hij zag eruit als iemand die zo juist uit een al te diepe slaap ontwaakt. Zijn ogen sperden zich open, zijn mond rekte zich en zijn onderkaak hing slap, alsof hij eraf zou gaan vallen.
Door en door van streek stond Mary Ann ernaar te kijken, en toen viel ook haar eigen mond van verbazing open, want ze zag opeens wat meneer Lord op dat ogenblik zag, eigenlijk iets dat ze onbewust had opgemerkt op de eerste dag dat deze man en deze jongen elkaar hadden ontmoet: zij leken op elkaar! Ze zag meneer Lords handen eerst naar zijn voorhoofd gaan en toen naar zijn keel, en hij maakte hetzelfde gorgelende geluid dat de koeien maakten als het gras in het verkeerde keelgat terechtkwam. Toen hoorde ze zichzelf gillen terwijl hij omviel. Hij zakte zijdelings ineen, en ofschoon haar vader snel naar voren schoot, kon hij hem niet meer opvangen.
Het gillen vulde haar hele hoofd, net als op de dag dat haar vader zijn hand in de machine had gekregen. Maar nu werd er door een fikse klap een eind aan gemaakt. Haar vader had haar opnieuw geslagen, hij had haar een klap om haar oren gegeven.
'Hou op! Hou ogenblikkelijk op, hoor je!' Haar vader schreeuwde het haar toe, en zijn tong sloeg niet meer dubbel. 'Ga je moeder halen. Zeg haar dat ze naar boven, naar het huis moet. '
'O, vader! Vader! O... O! Hij is... ' 'Vooruit, doe wat ik je zeg! Ga je moeder waarschuwen. ' Moeizaam hief ze haar ogen van de ineengezakte gedaante naar Tony op. Toen mompelde ze: 'Ja, vader, goed, vader!' en rende de schuur uit, terwijl ze niet zozeer de indruk van de op de grond gegleden gedaante met zich meenam als wel die van Tony, die daar stokstijf, spierwit en bang was blijven staan.
'Moeder! Moeder!' Ze liep roepend het erf over. 'Moeder! Moeder!' De weg op en naar hun hek, er doorheen en het voetpaadje op. 'Moeder! Moeder! Moeder!'
Nog voor ze bij de deur was, kwam Lizzie al naar buiten, de angst stond op haar gezicht te lezen. Ze maakte een eind aan Mary Anns dolle ren.
'O, moeder, het is, het is... '
'Bedaar. Is het je vader?'
Mary Ann kon hierop gemakkelijk ja hebben gezegd, maar ze schudde het hoofd en hijgde: 'Meneer Lord. Hij is gevallen. Hij is niet goed geworden. In de schuur. Kom mee. Me vader zegt: Kom mee. '
Lizzie liep nu hard het paadje af, met Mary Ann naast zich, en toen ze het erf opkwamen, zagen ze daar Mike al lopen. Hij droeg meneer Lord in zijn armen. En degene die het hoofd van de oude man steunde om te zorgen dat het niet slap omlaag zou hangen, was Tony. Toen Lizzie bij hen was, zei Mike kort: 'Ga Ben waarschuwen. Telefoneer om de dokter. '
Zonder commentaar liep Lizzie hard vooruit, maar Mary Ann rende niet met haar mee, ze bleef waar ze was. Ze trachtte niet eens het drietal te volgen tegen de heuvel op naar het huis. Ze voelde zich ziek en ellendig, meneer Lord zou gaan sterven. Ze onderging een groot, bodemloos diep gevoel van verlies. Als ze maar weer goed met elkaar waren geweest! Als hij stierf en ze waren nog niet goed met elkaar, wat moest ze dan doen? Haar liefde voor de oude man vaagde op dit ogenblik al het andere weg en smoorde zelfs het verdriet over haar vader en de laatste moeilijkheid: zijn terugval.
Ze stond daar zonder een traan te laten; het hoofd was haar op de borst gezonken en ze dacht na. Ze had een theorie dat je God nooit om twee belangrijke dingen tegelijk kon vragen. Vijf minuten geleden had ze maar één ding in de wereld gewild: het welzijn van haar vader. En terwijl ze bij andere gelegenheden met OnzeLieveHeer een koop had trachten te sluiten om dit tot stand te brengen, besloot ze nu dat, als er maar één enkel verzoek kon worden ingewilligd, dit het leven van meneer Lord zou betreffen. Als dat zich alleen zou laten betalen met verwaarlozing van haar vader en een dergelijke verwaarlozing zou, naar zij zich voorstelde, zijn algehele val veroorzaken dan moest dat maar zo zijn.
Ze draaide zich langzaam om en ging weer naar de kleine schuur. Ze knielde bij de open koffer neer, want om de een of andere reden voelde ze zich daar dicht bij hem. Daar begon ze de Heilige Familie om het leven van meneer Lord te smeken, en in ruil daarvoor bood ze hun haar eigen onberispelijk en volkomen leugenloos leven in de toekomst aan.