Hoofdstuk 7

 

 

'Mijn zoon is dood! Het is de schuld van uw dochter!' Lady Ileana Ducas keek beschuldigend naar Eada. Haar donkere ogen lieten de pijn zien die ze voelde. 'O, Basil, ik hield van je,' huilde ze, 'maar je hebt nooit begrepen hoeveel ik van je hield. En nu ben je er niet meer!'

'De schuld van mijn dochter?' vroeg Eada gespannen. Ze was woedend. 'Het was niet mijn dochter die Basil vergiftigde. Het was zijn minnaar!'

'Als uw dochter mijn zoon werkelijk gelukkig had gemaakt, had hij nooit een minnaar genomen,' merkte Ileana bitter op. 'Wat voor een soort vrouw is uw dochter om mijn zoon in de armen van een minnaar te sturen? Wat heeft ze gedaan zodat hij bij Bellisarius zijn geluk moest gaan zoeken?'

'Mairin hield van Basil en hij hield van haar,' zei Eada ineens heel rustig. 'Zij heeft hier niets mee te maken. Maar u wel. Wat Basil ook was, een moeder is gedeeltelijk verantwoordelijk.'

'Wat bedoelt u precies?' vroeg Ileana koeltjes.

'Het was in heel Constantinopel bekend dat Basil een minnaar had en dat hij een half dozijn jonge knapen had om zich mee te vermaken. Gaf u uw echtgenoot de schuld van zijn gedrag zoals u nu probeert Mairin te beschuldigen van het gedrag van Basil? Wij kennen dit soort schandelijke verhoudingen niet in het land waar wij vandaan komen. Als we dit vóór het huwelijk hadden geweten, dan had het huwelijk tussen uw zoon en mijn dochter nooit plaatsgevonden. Hoe durft u naar mijn huis te komen en mijn dochter te beschuldigen van het overlijden van uw zoon! Sinds ze het nieuws hoorde, nu vier dagen geleden, is ze bewusteloos. Ze is verbijsterd door het nieuws dat haar man door zijn minnaar is vermoord. Wat treft haar voor blaam, lady Ileana? Mairin is nog zo onschuldig als een pasgeboren lammetje! Ik wilde dat Basil net zo onschuldig was geweest! Ik zal een vloek op uw familie leggen die pas zal worden opgeheven als onze Heer voor de tweede keer op aarde komt!'

Ze wachtte even om haar woorden te laten doordringen. 'En nu uit mijn ogen! Ik wil u nooit meer zien! U herinnert me alleen maar aan het verschrikkelijke verdriet dat Mairin is overkomen. Moge God en zijn gezegende Moeder u bijstaan! En als mijn dochter niet weer uit haar bewusteloosheid komt, dan vermoord ik u persoonlijk! Dat zweer ik!'

Ileana Ducas keek nog een keer woedend naar Eada, toen ze dit zei. Het was haar nog niet eerder opgevallen hoe groot de Saksische vrouw eigenlijk was. Maar nu zag ze het. Met haar donkerrode haren, die loshingen, torende Eada boven haar uit. Haar blauwe ogen schoten vuur. Ileana geloofde dat Eada meende wat ze zei. Met een kreet draaide ze zich om en vertrok.

'Die zijn we kwijt,' verzuchtte Eada. Haar echtgenoot klopte haar kalmerend op haar schouder.

'Ik denk niet dat we haar nog ooit terugzien,' zei Aldwine. 'Je hebt haar goed afgeschrokken, lieve. Dat doet me denken aan de tijd toen de vrouwen van ons volk net zo dapper meevochten als de mannen.'

'Dapperder,' zei Eada.

Hij lachte zacht en trok haar tegen zich aan. Toen barstte ze in snikken uit. 'Nee, nee, liefje, huil maar niet. Ik heb goed nieuws. Mairin is kort geleden wakker geworden. Voor dat ze zich iets kon herinneren heeft Demetrios haar een kalmerend middel gegeven. Nu slaapt ze een natuurlijke slaap.'

'God zij dank,' verzuchtte Eada uit de grond van haar hart, waarna ze nog harder begon te huilen.

Aldwine Athelsbeorn liet zijn vrouw rustig uithuilen. Dit waren tranen van opluchting. 'Als Mairin sterk genoeg is om te reizen, wil ik dat je haar meeneemt naar Engeland, lieve. Ik wil niet dat ze hier in Constantinopel blijft waar ze voortdurend aan Basil zal worden herinnerd. Vanaf het moment dat ze hier aankwam, heeft hij haar leven beheerst en trouwde ten slotte met haar. Onze dochter heeft daardoor geen tijd gehad om andere vrienden te maken en andere herinneringen aan deze stad op te bouwen. Constantinopel is voor haar Basil, en Basil is Constantinopel. Als ze blijft zal dat gevoel niet wegebben. Ik ben ervan overtuigd dat ze van hem heeft gehouden, maar het is nergens voor nodig dat ze de rest van haar leven om hem blijft treuren.' Aldwine wachtte even.

'Zijn bedoelingen met haar waren dan misschien wel goed, maar hij was haar niet waard, Eada. Prins of niet, maar hij was haar niet waard,' herhaalde hij.

'Ik had nooit toestemming voor dat huwelijk moeten geven. Mijn plannen voor Mairin hebben me verblind,' vervolgde hij even later. 'Het grootste gedeelte van haar verdriet is mijn schuld, maar ik wil niet dat ze nog meer verdriet krijgt. Dit is niet meer de stad uit mijn jeugd. Het kan ook zijn dat mijn toen nog jonge ogen bepaalde dingen anders zagen dan ze in werkelijkheid zijn. Nu zie ik in ieder geval het verval. Het zal spoedig voorjaar zijn, Eada. Neem onze dochter mee en reis met de groep Varangiaanse wachters die op het punt staat om naar Engeland te vertrekken. Ik zal alles voor jullie vertrek regelen.'

'Maar jij dan?' vroeg Eada. 'Kun je niet met ons mee naar huis gaan ? Onder deze omstandigheden ben je toch wel gerechtigd om te vertrekken? Je kunt iemand anders de leiding over de delegatie geven, Aldwine. Je werk hier is bijna klaar. Dat heb je me verteld.'

'Dat is waar, lief,' beaamde hij. 'Maar de puntjes moeten nog op de i worden gezet. Uiteindelijk heb ik de opdracht gekregen en zal ik hem moeten afmaken. Ik kan dus nog niet vertrekken. De laatste berichten van Brand zeggen dat als de koning zwakker wordt, de koningin alles op alles zal zetten om haar broer te bevoordelen. Ik zou het prettig vinden als jij en Mairin veilig op Aelfleah zijn als de koning sterft. Brand heeft het goed gedaan, maar tijdens mijn afwezigheid zal hij jouw leiding nodig hebben als het erop aankomt om ons bezit te verdedigen.'

'Maar als de koning sterft, kom je dan naar Engeland?'

'Alleen kom ik gemakkelijker en sneller naar Engeland dan met twee vrouwen in mijn kielzog,' legde hij haar uit. 'Het heeft ons twee maanden gekost om in Constantinopel te komen, reken maar dat ik er in mijn eentje slechts een maand over doe.

'Ik vind het helemaal niet prettig om gescheiden van je te zijn, lieveling, maar ik maak me nu de meeste zorgen om onze dochter, Mairin. Zij heeft mij nu meer nodig. Als ze sterk genoeg is om te reizen, zullen we vertrekken.'

Maar het duurde tot de tweede week van april voor ze gereed waren om Constantinopel te verlaten. Toen Mairin helemaal uit haar bewusteloosheid was ontwaakt, bleek ze zich niets meer te herinneren van wat er was gebeurd. Ze was half kind, half vrouw. En dat, zei Demetrios, was geen goed teken. Het verdriet blokkeerde haar herinneringen aan Basil en aan het huwelijk. Op die manier vermeed ze de waarheid en dat kon in een nog ernstiger trauma overgaan. Mairin moest zich alles herinneren om het verdriet te kunnen verwerken.

De keizer stond erop dat Demetrios in het Garden Palace ging wonen zodat hij Mairin voortdurend kon behandelen. Eerst begreep ze helemaal niet waarom de arts aanwezig was. Toen begon het langzaam in haar te dagen dat ze achttien maanden in Constantinopel was en dat ze zich niets van die maanden herinnerde. Dat maakte haar angstig om met Demetrios samen te werken. Heel langzaam begonnen de herinneringen terug te komen. En daarmee kwam het verdriet.

Mairin, met haar haren gevlochten en opgestoken, werd door Eada en Demetrios vergezeld toen ze bezoeken bracht aan de plaatsen waar ze met Basil was geweest. Op een middag naderden ze de Hagia Eirene en gingen naar binnen. Mairin keek rond in het zachtgouden schijnsel en barstte in tranen uit. Verschrikt en hulpzoekend keek ze naar haar moeder. Deze nam haar dochter in haar armen en troostte haar. Enkele avonden later, toen ze allen aan het avondmaal zaten, vroeg Mairin: 'Mijn echtgenoot is dood, is het niet?'

Iedereen aan tafel bevroor, geschokt door haar onverwachte vraag.

Demetrios herstelde zich het eerst. 'Ja, hoogheid. Prins Basil is nu twee maanden dood.'

'Hoe is hij gestorven?' vroeg ze, uiterlijk kalm.

'Hij werd vermoord. Vergiftigd door zijn oude vriend Bellisarius, de acteur, die zich zelf ook van het leven beroofde.'

'Waarom?' klonk het scherp.

Er viel een diepe stilte in het vertrek. Het was Eada die sprak. 'Wat doet het ertoe, liefje? Arme Basil is dood en begraven. Je bent weduwe. Ik dank God dat je het je eindelijk herinnert. Nu is de tijd aangebroken dat je leert het te vergeten. Je moet een nieuw leven beginnen.'

'Waarom heeft Bellisarius mijn man vermoord!' gilde ze schril. 'Ik wil het weten waarom mijn man dood is!'

Aldwine Athelsbeorn keek naar zijn dochter en zag plotseling dat het kind dat hij zo had liefgehad en beschermd, was verdwenen. Ze was ineens volwassen en keek hem recht aan. Het waren volwassen, vragende ogen die een antwoord eisten op haar vragen.

'Zeg haar de waarheid,' zei hij.

'Nee,' fluisterde Eada. Er blonken tranen in haar ogen. 'Doe haar niet nog meer verdriet. Geef haar niet nog meer te dragen.'

'Wil je dat ze eeuwig om hem zal rouwen ?' vroeg Aldwine boos. 'Ik niet! Ik wil dat ze vrij is om een nieuw leven te beginnen en aan haar toekomst te denken. Dat kan ze niet als ze de waarheid niet weet.'

'Ja, vertel me de waarheid!' zei Mairin.

'Eens, voordat jullie getrouwd waren, waren Basil en Bellisarius minnaars,' begon Demetrios. 'Er zijn mannen die alleen van vrouwen houden, er zijn ook mannen, zoals je echtgenoot, die van vrouwen houden, maar af en toe eens naar een mannelijke minnaar verlangen. Toen prins Basil met je trouwde, werd hij verliefd op je. Daarom verliet hij Bellisarius. Naar ons weten, is hij in de maanden van jullie huwelijk niet meer bij zijn vriend op bezoek gegaan.' De arts wachtte een ogenblik en vervolgde toen: 'We kunnen alleen maar raden waarom hij op de dag van zijn dood naar zijn oude vriend is gegaan. We denken dat hij Bellisarius wilde vertellen dat hun verhouding was beëindigd. Natuurlijk heeft Bellisarius zich verraden gevoeld en toen heeft hij kennelijk besloten de prins te vermoorden en eveneens de hand aan zichzelf te slaan. Hij heeft vergif in de wijnbokalen gedaan waarna ze samen een laatste dronk namen. Beiden zijn zeer snel gestorven en zonder veel pijn.'

Mairin knikte alsof de verklaring van de arts volkomen aannemelijk en aanvaardbaar voor haar was. 'Dank u,' zei ze uiterlijk onaangedaan.

'Moet u niet huilen, prinses?' vroeg Demetrios vriendelijk.

Ze schudde haar hoofd. 'Nee, ik kan niet huilen om Basil. Uw verklaring over zijn dood is pure veronderstelling. U was er immers niet bij? U kunt niet zeker weten dat mijn man zijn geliefde om ons huwelijk verliet. We hebben nooit gemeenschap gehad. Ik zal me mijn hele leven afvragen of Basils bedoelingen wel eerlijk waren. Was het omdat hij me echt te jong vond en wilde sparen, of was er een andere reden waarom we geen gemeenschap hadden?'

Mairin keek de arts ernstig aan. 'Ik zal me altijd blijven afvragen waar hij was als hij zei dat hij bij de keizer moest zijn. Was hij daar of bij Bellisarius? Ik zal me ook altijd blijven afvragen of hij een nieuw huis voor me bouwde om daar alleen met me te zijn, of dat hij het een fraaie gevangenis voor me vond zodat hij rustig zijn gang kon gaan. Was de gedachte dat hij Bellisarius nooit meer zou zien zo onverdraaglijk voor hem dat hij liever samen met de acteur wilde sterven? Allemaal vragen waarop ik nooit een antwoord zal krijgen. Basil zei dat hij van me hield. In mijn onschuld geloofde ik hem. Er zijn andere dingen die ik me zal blijven herinneren. Ik zal zijn kussen nooit vergeten en zijn handen op mijn lichaam. Maar nu ik dit heb gehoord, vraag ik me af of hij wel genoot als we vrijden, Demetrios. Misschien hadden we nooit gemeenschap omdat hij van een vrouw walgde en in zijn hart liever bij die acteur wilde zijn. Misschien is op een dag mijn verdriet niet meer zo groot dat ik om mijn echtgenoot kan huilen, dokter. Misschien kan ik het hem zelfs vergeven, maar nu niet. Ik kan geen tranen verspillen over een man die mijn onschuld heeft vertrapt en mijn dromen heeft vernietigd.'

Demetrios knikte begrijpend. 'Op een dag zult u opnieuw liefhebben, prinses. Als dat zo is, dan zullen uw herinneringen vervagen en minder belangrijk voor u worden. Dan zult u om prins Basil kunnen huilen. Wat mij betreft is mijn taak hier nu afgelopen. U hebt de waarheid onder ogen gezien en nu kunt u zich herstellen. Verlaat Constantinopel en ga naar Engeland terug. Daar zult u op een goede dag nieuw geluk vinden.'

'Ja,' zei Mairin. 'Ik wil naar huis, naar Engeland. Ik zal Aelfleah nooit meer verlaten.'

'Je zult Aelfleah verlaten om naar het huis van je nieuwe man te gaan,' zei Aldwine.

'Trouwen?' riep ze vol afschuw. 'Ik zal nooit meer trouwen, vader!'

De leenheer legde zijn vrouw met een blik het zwijgen op. Hij sloeg een arm om zijn dochter en knuffelde haar even. 'We hoeven nu nog geen plannen te maken,' zei hij. 'Op een gegeven moment zul je van gedachten veranderen, Mairin. Het huwelijk met Basil heeft een rijke vrouw van je gemaakt. Die rijkdom verzekert je van een goede partij en een veilige toekomst.'

'Ik wil niets van Basils rijkdom hebben!' gilde ze.

'Doe niet zo dwaas,' antwoordde hij scherp. 'Als zijn wettige weduwe heb je recht op die rijkdom.'

'Geef het aan zijn moeder! Ik wil helemaal niets hebben. Ik wil nu alleen maar naar huis!'

'Breng onze dochter naar bed,'zei Aldwine streng tegen Eada. 'Ze is hysterisch en kennelijk niet zichzelf.'

Ten slotte legde de leenheer zich bij de wens van zijn koppige dochter neer. Hij nam zoveel goud uit de nalatenschap van Basil dat ze een prachtige bruidsschat had voor een volgend huwelijk. Daarnaast nam hij een grote hoeveelheid van de schitterende juwelen die Basil haar in de loop der maanden had geschonken. De rest schonk hij, op Mairins verzoek, aan prinses Ileana. Alles gaf hij weg, op het paleis na, dat de prins voor Mairin had laten bouwen. Mairin beval dat het tot de laatste steen moest worden afgebroken. Het land moest aan de Kerk worden gegeven.

'Waarom verkoop je het niet gewoon?' vroeg Eada aan haar dochter.

'Een monument verkopen van een liefde die nooit heeft bestaan?' vroeg Mairin verbitterd. 'Niemand zal daar wonen, moeder! Het is vervloekt!' Dat was het laatste dat ze erover zei. Haar resterende dagen in Constantinopel bracht ze op het terras door dat uitzicht bood op de zee, waar ze uren naar de afbraak van het paleis aan de overkant van de Bosporus stond te staren.

Ze huilde niet toen ze met Eada vertrok. Nadat ze teder afscheid van haar vader had genomen, reed ze Constantinopel uit zonder ook maar één keer om te kijken. Ze reed op een nieuw paard, een fantastische tweejarige hengst die de keizer haar bij wijze van afscheidscadeau had geschonken. Hij heette Thunderer en had Arabisch bloed in zijn aderen. Hij was schitterend gebouwd en had zelfs meer uithoudingsvermogen dan de grote dieren waarop ze gewend waren te rijden.

'Ik hoop,' schreef de keizer aan Mairin, 'dat je van Thunderer zult genieten en dat door hem je herinneringen aan Constantinopel minder verdrietig zullen zijn.'

'Een hengst,' zei Eada, die enigszins geschokt was. 'Waarom heeft hij haar een hengst gestuurd? Een merrie was toch passender geweest?'

'Maar een hengst is kostbaarder,' zei Aldwine. 'We kunnen met hem en onze merries verder fokken. Het is een heel royaal, schitterend cadeau.'

'Bloedgeld,' zei Eada. 'Hij voelt zich schuldig, omdat Basil zijn neef was.'

Het paard was fantastisch getraind. Bij de lichtste aanraking reageerde het dier gehoorzaam op wat Mairin van hem wilde. Toen ze hem op de ochtend van hun vertrek buiten Constantinopel de vrije teugel liet, galoppeerde hij in een prachtig tempo en binnen de kortste keren had ze het hele reisgezelschap achter zich gelaten. Een half dozijn Varangianen vergezelde haar voor het geval ze bescherming nodig had. Mairin vond het belachelijk, want de wegen van Byzantium waren de veiligste wegen van de hele wereld. Het praatje ging dat een maagd dwars door het land kon reizen zonder één keer te worden lastig gevallen.

Terwijl ze reed, besefte Mairin hoe strak haar leven in Constantinopel eigenlijk was geweest. Sinds bijna twee jaar reed ze voor het eerst in vrijheid. Nu kon ze met de wind in haar haren galopperen. Ze realiseerde zich hoe ze haar vrijheid had gemist. Ze was als een soort zeldzaam wezen door Basil gekoesterd. Ze had zich altijd gebonden gevoeld. Vol verrukking liet ze Thunderer een paar kilometer galopperen. Toen voelde ze dat het dier vermoeid raakte en liet ze hem langzamer lopen.

'U rijdt als een walkure, prinses,' zei een stem naast haar.

Ze wendde zich om en zag een van de Varangiaanse wachters die zijn paard naast de hare leidde.

'EricLongsword, prinses, 'beantwoordde hij haar onuitgesproken vraag.

Natuurlijk! Zijn gezicht was haar al bekend voorgekomen. Hij was de eerste man geweest die haar als een vrouw had bekeken. Toen ze in Constantinopel arriveerde was ze zich nog niet bewust geweest van het verdriet dat een man een vrouw kan bezorgen. Ze herkende hem en knikte kort. Eens had ze hem verleidelijk gevonden, maar nu realiseerde ze zich dat hij niet meer was dan een opportunist. Hij zou naar elk jong, onschuldig meisje lonken.

Hij liet zich echter niet zo snel ontmoedigen. 'Het speet me toen ik van uw verlies hoorde.'

'Ik hoef niet te worden beklaagd, Eric Longsword,' antwoordde ze. 'Ik ben blij dat ik naar huis, naar Engeland ga.'

'Ik bedoel de dood van uw echtgenoot.'

Mairin keek hem rechtaan en Eric Longsword vond haar werkelijk de mooiste vrouw die hij ooit had gezien. Ze was volmaakt. 'Ik weet wat u bedoelde,' zei ze.

Natuurlijk wilde ze niet aan haar tragedie worden herinnerd! Hij kon zichzelf wel slaan dat hij zo onnadenkend was geweest! 'Waar is uw huis?' vroeg hij nu. Hij wilde wanhopig graag van onderwerp veranderen om haar in een goede stemming te brengen. Hij dacht aan haar glimlach. Op dat moment had hij er alles voor over om die nog eens te zien.

'Ik ben Merciaans,' zei ze. 'Aelfleah ligt in een klein dal, bij de grens van de Welsen.'

'De Welsen zijn dappere strijders,' zei hij, 'maar dat weet u natuurlijk, want u bent daar opgegroeid. Ik kom uit Danelaw,' voegde hij eraan toe.

'Ja, met uw naam had ik zo iets al verwacht.'

'Het land van mijn vader ligt vlak bij York. Ik ga naar huis omdat mijn oudste broer is gestorven en nu ben ik mijn vaders erfgenaam, want Randwulf had geen kinderen. Ik had gedacht dat ik mijn hele leven soldaat zou zijn. Nu moet ik leren landeigenaar te zijn. Ik zal natuurlijk snel een vrouw zoeken,' besloot hij.

'Ik heb ontdekt,' zei Mairin, 'dat het leven je niet altijd geeft wat je hoopt of verwacht, Eric Longsword. Dat heb ik geleerd te accepteren en dat moet u ook doen.' Zonder nog iets te zeggen, gaf ze haar paard de sporen en galoppeerde er vandoor.

Hij was afgedankt en hij wist het. Binnen het Byzantijnse rijk was ze nog steeds een prinses, maar als ze eenmaal over de grens waren, lag de zaak anders. In Engeland was hij meer dan een nederige krijger. Daar was hij de erfgenaam van een leenheer en zij de dochter van een andere leenheer. Dan zouden ze op gelijke voet staan. Zeker als de rouwperiode voorbij was. Trouwen was de enige keus voor een vrouw. Dat rode haar van haar wees niet in de richting van het celibaat. Hij zou er wat onder durven te verwedden dat ze het bed van een man in de koudste winternacht zou weten te verwarmen. Vanaf het eerste moment dat hij haar had gezien, had hij haar willen hebben. Eric Longsword grinnikte voor zich heen. Hij zou alles doen wat binnen zijn vermogen lag om haar te krijgen. Hij zou zich zijn pleziertje niet laten ontnemen.

Ze reisden door West-Europa. Deze keer kreeg Eada niet met vermoeidheden te kampen. Ze zetten vaart achter de reis, want ze wilden zo snel mogelijk in Engeland terug zijn. De meeste soldaten waren jaren van huis geweest. Ze wilden bij hun families zijn voordat ze naar de keizerlijke dienst moesten terugkeren, maar anderen, zich bewust van het gevaar waarin Engeland zich bevond, wilden blijven om hun families te beschermen.

Iedere dag bleef het langer licht, waardoor ze langer konden reizen. Ze bereikten de Italiaanse koninkrijken en trokken er snel doorheen.

Ten slotte bereikten ze de Languedoc en weer enkele dagen later de zee. De Saksische soldaten schreeuwden van plezier.

'Het weer is zo helder dat je Engeland kunt zien,' riep Eada dolgelukkig uit. 'Als we vanavond aan boord gaan, zijn we morgenochtend in Engeland!'

Mairin lachte voor het eerst in al die maanden. 'O, moeder wat zou vader je plagen als hij je nu zou horen. Hij was zo trots dat hij je iets van de wereld kon laten zien en jij wilt alleen maar naar huis! Nou, ik ook!' Ze sloeg een arm om Eada heen en knuffelde haar.

Eada keek haar dochter aan. 'Wel, mijn kind, voor het eerst sinds tijden klink je weer eens blij. De hemel zij dank!'

'Ik weet niet of ik gelukkig ben, moeder. Maar ik weet wel dat ik blij ben dat we Constantinopel hebben verlaten. Met elke kilometer heb ik letterlijk meer afstand genomen, hoewel ik niet denk dat ik het verdriet ooit helemaal zal vergeten.' Ze slaakte een zucht. 'Ik haat Basil niet meer om wat hij mij heeft aangedaan en ik ben blij dat we binnenkort thuis zullen zijn.'

'Misschien heeft Eric Longsword iets met je opgewektheid te maken,' opperde Eada. 'Hij is een knappe man en ik heb gezien dat hij voortdurend moeite doet om bij jou in de buurt te rijden.'

Mairin glimlachte. 'Hij probeert met me te flirten, moeder. Ik heb hem niet aangemoedigd. Ik vind hem niet echt aardig. Als we eenmaal in Engeland zijn, zullen onze wegen zich scheiden. Dan zal ik niet meer door hem worden lastig gevallen.'

'Hij zou niet eens zo'n slechte vangst zijn,' mompelde Eada. 'Zijn vader heeft bijna net zo veel land als de jouwe. Je zou natuurlijk wel snel achter elkaar een paar zonen moeten krijgen om je positie te bestendigen. De mannen uit Danelaw zijn gewend om een paar keer te trouwen.'

'Het hebben van zonen wil niet zeggen dat je je man aan je kunt binden,' zei Mairin wijs. 'Heeft Harold Godwinson Edyth Swansneck niet aan de kant gezet? En is zij niet de moeder van zijn drie enige zonen?'

'Ja,' beaamde Eada. 'Hij heeft Edyth Swansneck afgedankt om met de zuster van de graaf van Mercia te trouwen.'

'De moord op haar man was keurig geregeld. Nu denkt hij dat hij door dit huwelijk Mercia aan zich kan binden,' zei Mairin. 'Bedankt, moeder, mij niet gezien.'

'Je kunt het slechter treffen dan Eric Longsword,' drong Eada aan.

'Ik ben niet van plan te hertrouwen, moeder.'

'Wil je tegen de heilige orders ingaan?'

'Natuurlijk niet!'

'Dan zul je moeten trouwen, Mairin. Een vrouw heeft nu eenmaal geen andere keus. Het hoeft niet per se Eric Longsword te zijn, maar je moet toch een andere man nemen.'

'Waarom kan ik niet thuis bij jou en vader blijven?'

'Aldwine en ik zullen er niet eeuwig zijn. Dat weet je best. Wie Brand ook als vrouw zal nemen, eens zal er een andere vrouw in huis de scepter zwaaien. Wat moet er van jou terechtkomen als je niet hertrouwt?'

'Kan ik niet een huis voor mezelf krijgen, moeder, en alleen wonen?'

'Wat is dat nou voor geklets, Mairin! Wie zal je landerijen besturen en op jacht gaan ? Wie zal je in tijden van gevaar beschermen ? Begin niet over Dagda, want ook hij heeft niet het eeuwige leven. Je bent diep gekwetst door wat er in Constantinopel is gebeurd, maar laat dat verdriet om Basil niet je hele verdere leven beheersen. Hij hield van je, Mairin. Dat weet ik, omdat ik je moeder ben. Ik heb gezien hoe hij naar je keek. Hij zou niet willen dat je voor de rest van je leven verlamd was door deze tragedie. Er zullen huwelijkskandidaten komen die op een dag om je hand zullen vragen, Mairin.'

'Ja, huwelijkskandidaten die op mijn geld uit zijn,' zei ze verbitterd.

Eada knike. 'Ja,' antwoordde ze eerlijk. 'Maar ik weet zeker dat je de juiste man zult vinden om weer van te houden, mijn kind. Een man die ook van jou houdt én van je rijkdom.'

'Misschien,' zei Mairin, 'maar Eric Longsword is die man niet. Toen ik hem voor het eerst ontmoette, ontwaakten er gevoelens in me die ik tot dan toe niet had gekend. Hij was de eerste man die me als vrouw bekeek. In de afgelopen weken, tijdens de lange reis, heb ik hem beter leren kennen. Hij heeft iets dat me nerveus maakt. Hij zorgt er altijd voor dat ik me slecht op mijn gemak voel. En vooral de bezitterige manier waarop hij naar me kijkt, bevalt me niet. Met zo'n man zou ik nooit kunnen trouwen.'

Eada knikte. Ze hield altijd rekening met Mairins gevoelens. Haar dochter scheen een instinct te hebben om mensen op de juiste manier te kunnen beoordelen. Jammer genoeg had haar instinct haar niet voor Basil gewaarschuwd. Maar wanneer was liefde logisch? Eric Longsword was een zeer aantrekkelijke man, maar als Mairin hem niet mocht, dan hield alles op. Maar er zou zonder moeite een andere man voor Mairin worden gevonden, daarvan was Eada overtuigd.

Aan het eind van de middag gingen ze aan boord van een schip dat hen naar Engeland zou brengen. De wind stond gunstig en dat zou voorlopig zo blijven. Hoewel er hutten waren waarin ze de nacht konden doorbrengen om zich tegen de koude juninacht te beschermen, stond Mairin aan dek. Ze dacht aan de eerste keer dat ze dit water was overgestoken. Toen was ze een angstig klein meisje geweest dat voortdurend bescherming bij Dagda had gezocht. Ze was bang geweest voor wat haar te wachten stond. Ze herinnerde zich de slavenhandelaar die de slavinnen niet met rust had kunnen laten en hoe Dagda haar mee naar de andere kant van het schip had genomen.

Mairin sloot haar ogen, maar de dikke tranen sprongen toch naar buiten. O, Basil, dacht ze, ik hield van je! Ik geloofde dat je ook van mij hield. Hoewel het pijn deed toen ik er achter kwam dat dat niet zo was, kan ik misschien toch leren het te accepteren. Hield je meer van Bellisarius dan van mij? Zo veel meer dat je niet van hem kon scheiden? Lieve God, ik zal het nooit weten! Ze huiverde en verstijfde toen ze een arm om zich heen voelde.

'Heeft u het koud?' vroeg Eric Longsword.

'Nee.' Ze wachtte een poosje. 'Neem die arm weg, Eric Longsword. U heeft het recht niet om dit te doen.'

'Geef me dan het recht, Mairin. In de ochtend zullen we in Engeland arriveren. Daar zullen we elkaars gelijken zijn. Ik wil je het hof maken. Ik wil dat je mijn vrouw wordt.'

Tot zijn verbazing verzette ze zich. Ze worstelde zich los en keek hem woedend aan. Haar ogen zagen donkerpaars.

'Hoe durft u, Eric Longsword! Mijn echtgenoot is nog maar vier maanden dood! Ik ben nog in de rouw. Maar om uw vraag te beantwoorden: nee! Ik zal nooit uw vrouw worden. Nooit!'

Hij barstte in lachen uit. Het geluid weergalmde over het water. Hij stak zijn armen in haar richting en trok haar tegen zich aan. Met haar vuisten trommelde ze op zijn borst.

'Wat een kracht voor een vrouw,' sneerde hij. 'er zullen sterke zonen uit dat lichaam worden geboren. Wat een hartstocht!'

Mairin probeerde aan zijn greep te ontsnappen. Ze was bozer dan ze ooit in haar leven was geweest. Toen ze hem warm en stevig tegen haar dijbeen voelde drukken, drong de warmte van zijn lichaam door de stof van haar tuniek heen.

'Laat me ogenblikkelijk los!' beval ze hem. Maar hij had gezien hoe haar ogen iets groter werden toen hij zich tegen haar aandrukte. Hij dacht heel goed te begrijpen waarom dat was geweest. Hoewel ze natuurlijk zelf zou ontkennen dat ze naar hem verlangde.

Hij boog zijn blonde hoofd en drukte zijn lippen hard op de hare. Hij greep haar steviger vast zodat ze hem niet kon ontsnappen en hij liet zijn tong in haar mond glippen.

'Je wilt je tegen me verzetten, hè, Mairin ? Je wilt bijten en krabben, maar het zal je allemaal niets helpen. Je zult me niet ontsnappen. Ik zal je hart met mijn liefde doorboren totdat je me smeekt om op te houden. Daarna zal ik mijn zaad in je storten. Ik houd wel van een vrouw die zich verzet. Christus, je hebt me opgewonden! Ik zou je hier en nu kunnen nemen! Dan zou je wel met me móeten trouwen, is het niet?'

Ze voelde zijn grote hand die haar borst omvatte en gedurende een ogenblik raakte ze in paniek. Daarna won de woede het. Met een snelle beweging trok ze haar knie op en raakte hem gevoelig tussen de benen. Prompt liet hij haar los en snakte naar adem.

Opgelucht dat hij haar had losgelaten deed ze een stapje naar achteren. In zijn blauwe ogen stonden de schok en de pijn te lezen. Zijn ademhaling kwam gejaagd. Ze haalde uit en gaf hem een klinkende oorvijg.

'Raak me nooit meer aan, Eric Longsword,' siste ze hem toe. 'Als je dat wel doet, zal ik het eerste de beste wapen grijpen en je doden!' Toen draaide ze zich om en verliet met grote stappen het dek van het schip, liep naar de achtersteven en voegde zich bij de anderen van haar gezelschap.

Eric Longsword masseerde voorzichtig zijn getroffen delen waarbij zich een glimlach rond zijn lippen vormde. Ze was absoluut fantastisch! Zij was precies wat hij altijd in een vrouw had gezocht. Ze was sterk en had temperament. Daarbij was ze intelligent. Hij wilde haar hebben en hij zou haar tegen welke prijs dan ook krijgen. Hij was niet zo dom om aan te nemen dat de dochter van Aldwine Athelsbeorn niet een heel stel huwelijkskandidaten zou hebben. Maar velen van hen zou hij met gemak kunnen ontmoedigen. Hij was zelfs bereid om voor haar te vechten; hij zou het winnen.

Ze was de mooiste vrouw van de wereld. Hij wist dat ze door haar eerste huwelijk een rijke vrouw was geworden en daardoor zou zijn familie meer macht krijgen. Haar vader zou geen enkele reden kunnen aanvoeren waarom hij geen toestemming voor het huwelijk zou geven. Mairin zou weinig in te brengen hebben, want vrouwen hadden in dit soort kwesties nu eenmaal niets te zeggen. Hij wist, omdat hij met haar bediende Nara had gepraat, dat ze een oudere broer had die spoedig zou trouwen. Geen enkele man wilde een huis vol vrouwen. Ze was zo goed als de zijne, hoewel ze het nu nog niet wist.

Het zou geen kwaad kunnen om haar familie aan zijn kant te krijgen. Daarom besloot hij om haar naar Aelfleah te begeleiden, hoewel het voor hem een grote omweg betekende. Dan zou hij haar broer ontmoeten en bevriend met hem raken. Als haar vader dan zou thuiskomen, kon hij om haar hand vragen. Zo zou het gaan en zij zou er niets tegen kunnen doen. Ze was nu eenmaal verplicht om zich naar haar vaders wensen te schikken.

Langzaam verdween de pijn uit zijn onderlichaam. Nu kon hij weer vrijuit ademhalen. Hij bevochtigde zijn lippen en in zijn borst groeide reeds de vreugde om de victorie die hij zou behalen. Hij fantaseerde over haar. Ze had mooie borsten. Ze vulden precies zijn hand. Hij vroeg zich af hoe ze eruit zouden zien. Hij voelde dat hij weer opgewonden raakte. Hij gedroeg zich net als een jongetje dat op het punt staat om voor het eerst met een vrouw naar bed te gaan. Het was lang geleden dat een vrouw hem zo had opgewonden.

 

De wind bleef de hele nacht met dezelfde kracht waaien. Nu de zon opkwam konden ze de haven van Dover zien. Hun schip werd afgemeerd en ze gingen snel aan wal om vervolgens op hun paarden te wachten. Op dat moment voegde Eric Longsword zich bij hen. Er speelde een glimlach op zijn gezicht.

'Geen land ruikt zo heerlijk als Engeland, vindt u niet, lady Eada? Het is heerlijk om weer thuis te zijn!' Hij keek naar Mairin. 'Heeft u goed geslapen, prinses?'

'Heel goed, Eric Longsword,' zei Mairin zuurzoet.

Hij grinnikte naar haar en zijn blauwe ogen glansden ondeugend. Hij was zo met zichzelf ingenomen, dacht ze woedend. Hij zal er wel spoedig achterkomen dat ik het enige ben dat hij wil hebben en nooit zal krijgen.

'Ik zal u naar Aelfleah vergezellen, lady Eada. Er zijn niet genoeg Mercianen in de groep om u van een veilige thuisreis te verzekeren. De wegen in Engeland zijn nu eenmaal niet zo veilig als de wegen van Byzantium. Heer Aldwine zou willen dat ik dat deed, net als de keizer.'

Eada glimlachte naar hem. 'U bent heel vriendelijk, Eric Longsword. Maar ik weet dat het voor u een grote omweg betekent.'

'Mijn vrienden en ik zijn nu al zo lang van huis geweest dat zo'n paar extra dagen echt niets uitmaken.' Hij lachte al zijn tanden bloot. 'We zijn in Engeland en dat is het belangrijkste. Als u in staat was geweest om uw zoon precies te laten weten hoe laat u hier zou zijn, dan had hij wellicht mannen kunnen sturen om u te vergezellen. Maar ik kan niet drie vrouwen aan een enkele man overlaten. We zullen één van de Mercianen vooruit sturen om uw zoon van uw komst op de hoogte te stellen en hem te vertellen over welke weg u zult rijden.'

'Ik voel me veiliger als ik weet dat u ons begeleidt, Eric Longsword,' zei Eada. Ze voelde zich altijd meer op haar gemak als er iemand was op wie ze kon rekenen.

'O, moeder we hebben Eric Longsword niet nodig. Er rijden wel een dozijn Mercianen met ons mee. Het weer is goed en de wegen zijn goed begaanbaar. We volgen gewoon de weg die door vele voorgangers is bereden en misschien gaat er nog wel een koopman met zijn mannen in onze richting. Ik weet wel bijna zeker dat we Brand ergens halverwege zullen ontmoeten. Eric Longsword verlangt er vast naar om zich bij zijn familie te voegen en zijn ouders te troosten in hun verdriet om zijn gestorven broer Randwulf. Ik weet ook zeker dat zijn moeder er hevig naar verlangt om hem te zien.'

Eada keek besluiteloos. Erics moeder had haar oudste zoon verloren. Mairin had absoluut gelijk toen ze zei dat zijn moeder erg naar hem verlangde. Een dozijn Mercianen zou meer dan genoeg zijn om hen, naast Dagda, te vergezellen. Want Dagda gold voor zes mannen tegelijk.

Hij kon zien dat ze aarzelde en Eric zei snel: 'Ik zal een boodschapper naar mijn eigen familie sturen om hen te laten weten dat ik u vergezel, want dat zal gebeuren. Ik zou het mezelf nooit vergeven als er onderweg iets met u zou gebeuren.'

'Laat hem maar,' fluisterde Dagda tegen Mairin die op het punt stond om er iets tegenin te brengen.

Ze perste haar lippen op elkaar en zweeg. Toen Eric triomfantelijk glimlachte, verlangde ze ernaar om hem weer een klap in zijn gezicht te geven. 'Blijf bij me in de buurt,' zei ze tegen Dagda. 'Gisteravond werd ik gedwongen om die idioot van me af te slaan. Ik wil dat niet nog eens meemaken.'

'Heeft hij het gewaagd je te benaderen?' vroeg Dagda gespannen.

'Ja, en ik wil hem niet,' antwoordde Mairin. 'Maar hij is een beetje moeilijk te overtuigen. Hij begrijpt niet waarom ik zijn aanbod om met hem te trouwen niet wil aanvaarden. In zijn ogen ben ik een weduwe en rijp om te worden geplukt."

'Heb je het tegen je moeder gezegd?'

'Nee, daarvoor heb ik nog geen kans gezien. Maar ik wil haar ook niet van streek maken, Dagda.' Ze zag dat de paarden aan wal werden gebracht. 'Misschien ben ik voor altijd van Eric Longsword verlost als we eenmaal op Aelfleah zijn,' voegde ze er berustend aan toe.

'Niet als hij je werkelijk wil hebben,' zei Dagda grimmig. Hij hielp haar in het zadel. 'Ik zal hem misschien moeten doden.'

Ze nam de teugels. 'Zover zal het wel niet komen. Vader zal me heus niet dwingen om met hem te trouwen. Hij zal een veel betere partij voor me zoeken.'

Ze bleven lang genoeg in Dover om de ochtendmis mee te maken. Eada stond erop om naar de kerk te gaan. Ze wilde de Heer danken dat ze de reis veilig hadden afgelegd.

Na de mis gingen ze in westelijke richting en hielden Londen ten zuiden. Het weer bleef prachtig. Ze reden door Guilford met zijn kasteel dat aan graaf Harold behoorde en vervolgens door Lam-bourne Downs grote uitgestrektheid waar ze af en toe dorpjes passeerden en een enkel groot huis.

Het was nodig dat enkele leden van hun groep vooruit reden om voor iedere nacht een redelijk onderkomen te zoeken, want niet alle herbergen waren geschikt voor de dames. Af en toe logeerden ze bij verre verwanten of vreemdelingen van hun eigen klasse.

Op een middag toen ze door de Cotswolds reden, ontmoetten ze Brand en een groepje mannen van Aelfleah. Mairin zag haar broer het eerst. Ze gaf Thunderer de sporen en galoppeerde naar hem toe. Vlak voor hem hield ze haar paard in en lachte om de verbaasde uitdrukking op zijn gezicht.

'Je bent een mooie vrouw geworden!' riep hij uit.

'Dat hoeft je toch niet zo te verbazen, broer?' zei ze. 'Op Samhein word ik al vijftien.' Ze liet haar blik over hem heen dwalen. 'Jij bent ook knap geworden,' merkte ze op. 'Je baard verbergt je pukkeltjes,' voegde ze er even later giechelend aan toe.

Brand bromde wat. 'De meisjes schijnen zich er anders niet zo veel van aan te trekken.'

'Het deel waarin ze geïnteresseerd zijn heeft ook geen last van pukkeltjes, hoop ik.'

Brand grinnikte. 'Laat moeder je maar niet horen, zusje,' waarschuwde hij haar.

'Ik ben een weduwe, Brand. Het is toch iets natuurlijks? Ik weet nu alles.'

'Het spijt me van je echtgenoot, Mairin, maar ik ben blij dat je naar Engeland bent teruggekomen. Ik zou de rest van mijn leven niet graag zonder jou hebben doorgebracht. Ik heb je gemist, hoe problematisch je soms ook bent.'

Ze voelde de tranen achter haar oogleden prikken. Dit was Brands manier om haar te zeggen dat hij van haar hield. Haar gezicht verzachtte toen ze aan haar eigen liefde voor haar broer dacht. Ze stak haar hand uit en streelde zijn wang. 'O, lieve broer, ik heb jou ook gemist en ik ben blij dat ik weer thuis bij jou ben.'

Hij greep haar hand voordat ze hem kon terugtrekken en drukte er een kus op. Toen keek hij haar aan. 'Ik ga op zoek naar moeder.'

Voordat ze echter hun paarden konden keren, naderde Eric Long-sword. Zijn gezicht stond strak. 'Wie is deze man die je zo schaamteloos informeel behandelt, Mairin. Vergeet niet dat je mijn vrouw zult worden!'

'Wie is dat?' vroeg Brand.

'Dat is een idioot,' antwoordde Mairin woedend, 'die in sprookjes gelooft. Hoe durf je je zo tegenover mij te gedragen, Eric Longsword? We zijn niets overeengekomen. Ik heb je al verteld dat ik niet met je zal trouwen.'

'Ik ben Brand Aldwineson,' zei Brand. 'Mairins broer.' Hij slaagde erin zijn lachen in te houden, want de verbazing op het gezicht van Eric Longsword had een lachwekkend effect.

'Haar broer? Natuurlijk!' Eric herstelde zich snel. 'Ik ben Eric Longsword. Ik was een Varangiaanse wacht in dienst van keizer Constantine X.'

'U bent geen Merciaan,' stelde Brand vast.

'Nee, mijn huis staat vlak bij York. Mijn mannen en ik vonden het beter om lady Eada en haar dochter naar huis te escorteren. Er waren slechts een dozijn Mercianen bij onze groep.'

'Ik ben u heel dankbaar, Eric Longsword,' zei Brand. Toen ving hij de donkere blik van zijn zuster en vervolgde: 'Maar nu is uw aanwezigheid niet meer nodig. Ik heb mijn eigen mannen bij me om op mijn moeder en zuster te passen en ze veilig thuis te brengen. Hoe lang bent u weggeweest?'

'Zeven jaar. Ik verliet Engeland toen ik vijftien was.'

'Dan zult u ongetwijfeld graag naar huis willen gaan,' zei Brand liefjes. 'Wilt u me nu excuseren, ik wil naar mijn moeder om haar te begroeten. Kom, Mairin.' Ze lieten Eric achter.

Hij glimlachte, maar in zijn binnenste woedde een brandende kwaadheid. Die jonge blaag had hem afgedankt alsof hij een bediende was, en niet zijn gelijke. De Aethelsbeorn-kinderen hadden allemaal last van een overmatige trots, peinsde hij.

'Brand!' Eada steeg van haar paard af en stak haar beide armen naar haar zoon uit.

'Moeder!' Hij gleed van zijn eigen paard en omhelsde haar. Terwijl hij dat deed voelde hij zich weer een kleine jongen. Haar geur bracht vele herinneringen in hem naar boven. Tot dat moment had hij zich niet gerealiseerd hoe erg hij haar had gemist.

Zijn ogen dwaalden gretig over haar gezicht, maar toen glimlachte ze warm naar hem. 'Je bent een man geworden,' zei ze. 'Wat ben ik trots op je!'

'Waar is vader?'

'Hij komt zodra de delegatie zijn doel heeft bereikt. Maar het was het beste om Mairin naar huis te brengen en daarom zijn we nu hier.'

'Geef mij niet alleen de schuld van onze thuiskomst, moeder,' zei Mairin lachend. 'Vanaf het moment dat we Aelfleah verlieten heb je ernaar verlangd om terug te gaan.'

'Dat kan ik niet ontkennen,' zei lady Eada. Haar twee kinderen lachten hartelijk om haar duidelijke opluchting. Op dat moment voegde Eric Longsword zich bij hen.

'Heb je al met Eric kennisgemaakt, Brand? Ik zou niet weten hoe we zonder hem hadden moeten reizen. Hij was zo vriendelijk om ons vanaf Dover te vergezellen en hij heeft telkens redelijke overnachtingsplaatsen voor ons kunnen vinden. Ik hoop dat je hem op Aelfleah gastvrijheid zult bieden.'

'Eric Longsword zal altijd welkom zijn, moeder, maar hij wil nu ongetwijfeld het liefst naar zijn eigen familie.'

Eric glimlachte joviaal. 'Uw huis is nog maar een dag reizen. Ik heb mijn mannen al weggestuurd om u niet te veel overlast te bezorgen. Voor mezelf geldt dat ik maar al te graag gebruik maak van uw gastvrijheid. Hoe graag ik ook naar mijn eigen ouders wil, een paar dagen extra zal me geen kwaad doen. Dan pas weet ik ook helemaal zeker dat lady Eada en haar dochter veilig zijn thuisgekomen.'

Mairin onderdrukte een kreet van frustratie. Ze had gehoopt dat ze Eric Longsword die dag voor het laatst zou zien. Maar ze kon niets doen zonder grof te worden en dus was ze gedwongen zijn gezelschap nog wat langer te aanvaarden. Vreemd genoeg viel hij haar de komende dagen niet meer lastig omdat hij zich volledig op Brand concentreerde.

Ze arriveerden op Aelfleah en Eada huilde van vreugde toen ze haar huis weer zag. Binnen een dag was het net of ze nooit was weggeweest. Ze bemoeide zich meteen met de huishouding en constateerde hoofdschuddend dat er nogal wat dingen verkeerd waren gedaan.

Mairin realiseerde zich al snel dat ze niets te doen had. Aelfleah was van Eada en op een dag zou het van Brands vrouw zijn. Ze glipte naar buiten en ging naar 'The Forest'. Al die maanden in Byzantium had ze er niet meer aan gedacht, maar nu kwamen plotseling alle herinneringen uit haar kindertijd in haar naar boven.

In het bos scheen niets veranderd en ze voelde zich er veilig. Tot haar vreugde leefde de vos nog en hoewel hij wat schrikachtig deed, leek hij Mairin toch te herkennen. Toen ze Aelfleah had verlaten, was ze een kind geweest, nu was ze een vrouw. Ze slaakte een zucht. Het was zo onredelijk dat je, wilde je een huis hebben, eerst moest trouwen. Maar er zat niets anders op, besefte ze. Maar Eric zou die man niet zijn!

Die avond sprak Eric haar aan. 'Je broer heeft me toestemming gegeven om je het hof te maken.'

'Brand heeft dat recht niet.'

'Zolang je vader weg is, heeft hij dat wel. Je zult toch moeten hertrouwen.'

'Dat weet ik, maar niet met jou. Ik hield van prins Basil en ik houd niet van jou.'

'De prins hield van Bellisarius,' zei hij wreed. 'Hoe kun je hem trouw blijven, terwijl hij je bedroog? Ik kan je leren om van mij te houden.' Hij trok haar overeind. 'Je hebt me betoverd, Mairin. Ik zal je krijgen! Je bent van mij!' Hij kuste haar hartstochtelijk.

Ze was stomverbaasd over deze aanval. Ze beefde van woede en afkeer. Basils kussen waren zacht en liefdevol geweest. Het volgende moment gebruikte ze het enige wapen dat ze tot haar beschikking had. Ze haalde uit, zette haar nagels in zijn wangen en krabde de huid open. Het bloed drupte langzaam langs zijn gezicht.

Ze draaide zich om en liep bij hem weg.

'Hellekat!' schreeuwde hij haar na. 'Nu heb je me een merkteken gegeven!'

Ze stond stil en keek hem aan. 'Als je morgen wegrijdt, Eric Long-word, kom dan niet meer terug. Voor jou zal er nooit een warm welkom zijn. Ik zal mezelf liever doden dan dat ik je bruid wordt. Nee! Ik zal jou doden!'

Zijn diepe lach weergalmde door het vertrek. 'Vrouw, zei hij, 'je maakt me alleen nog gretiger!'